Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werknemers. door: drs. T.M.C.E. Zeegers
Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Postbus 16070 2500 BB Den Haag Tel. 070 312 04 00 www.stivoro.nl / www.rokenendewerkplek.nl c
Den Haag, 2005
Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan.
PARA-meter onderzoek werknemers 1
Inhoudsopgave Voorwoord Management Summary
3 4
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Sectorindeling Doelstelling Onderzoeksvragen
6 6 6 6
2 2.1 2.2 2.1 2.2
Materialen en methoden Dataverzameling Steekproef Weging Instrument: Vragenlijst
8 8 8 9 10
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5
Resultaten Achtergrondkenmerken Kenmerken respondenten Bedrijfskenmerken en functie kenmerken Overlast Blootstelling Hinder Rookbeleid Rookbeleid Planmatige aanpak Kennis werknemers Wettelijke bepalingen Schadelijkheid tabaksrook Assertiviteit Gedrag Betrokken partijen Attitude Subjectieve norm Eigen effectiviteit
12 12 12 18 24 24 28 30 30 35 39 39 41 43 43 46 48 48 50
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.4 4.5 4.5.1
Vergelijking 2002 - 2004 Kenmerken respondenten Overlast Rookbeleid Reden voor rookregels Kennis werknemers Assertiviteit Eigen effectiviteit
55 55 60 69 74 77 84 87
Bijlage I: Sectoren Bijlage II: Vragenlijst 2 PARA-meter onderzoek werknemers
91 94
Voorwoord 1 januari 2004 is de Tabakswet ingevoerd. Voor zowel werkgevers als werknemers betekende deze nieuwe wetgeving een omslag. Werkgevers zijn per 1 januari 2004 verplicht om hun werknemers te beschermen tegen tabaksrook van anderen en rokende werknemers mogen niet langer in het bijzijn van niet-rokende collegae roken. Met behulp van het PARA-meter onderzoek heeft STIVORO geïnventariseerd in hoeverre bedrijven de nieuwe wetgeving hebben doorgevoerd. Dit rapport bespreekt de resultaten van twee onderzoeken onder werknemers in Nederland. In navolging op het eerste werknemersonderzoek, dat in 2002 is uitgevoerd, is in 2004 een tweede meting uitgevoerd met als doel het inventariseren van de stand van zaken met betrekking tot de aanpassingen van rookbeleid en de blootstelling aan en hinder van tabaksrook voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten Dit rapport is tot stand gekomen door de bijdrage van diverse personen. De auteur van dit rapport wil de volgende personen bedanken: Dewi Segaar, Marc Willemsen en Dominique Hamerlijnck van STIVORO, Yvette Teeboom en Cyrille Koolhaas van TNS NIPO en Hollandse Meesters (voor de vormgeving van het rapport).
PARA-meter onderzoek werknemers 3
Management Summary Het in dit rapport beschreven onderzoek onder werknemers naar roken en de werkplek is een vervolg op eerder onderzoek uit 2002 in Nederland dat alle bedrijfssectoren omvat en waarin ook bedrijven die onder de tabakswet vallen zijn opgenomen. Een tweede uniek element aan dit onderzoek is dat er onderscheid is gemaakt tussen bedrijfssectoren én tussen kleine (1-10), middelgrote (10-100) en grote (100+) bedrijven. Er zijn veel significante verschillen gevonden in de werknemerssamenstelling van bedrijven uit verschillende sectoren. Ook tussen bedrijven van verschillende grootte zijn significante verschillen gevonden, echter aanzienlijk minder dan tussen sectoren. Bedrijven uit verschillende sectoren verschillen sterk wat betreft personeelssamenstelling. Zowel wat betreft de persoonlijke eigenschappen van werknemers als het soort werk dat werknemers uitvoeren. Ook de bedrijfskenmerken verschillen sterk per sector. Verder zijn er sterke sectorverschillen in blootstelling van werknemers aan tabaksrook en rookbeleid. De bedrijfsgrootten verschillen vooral sterk in het rookbeleid.
Belangrijkste resultaten • 69% van de werknemers rookt niet. Van de rokers, rookt 35% niet op het werk, variërend van 47% dat niet rookt in de sectoren zorg en verhuur, zakelijke dienstverlening tot 14% in de horeca. • Het percentage werknemers dat tijdens zijn of haar werk in aanraking komt met tabaksrook varieert van 22% bij financiële instellingen tot 72% in de horeca. • In alle sectoren is het percentage werknemers dat in zijn of haar werkomgeving te maken krijgt met tabaksrook significant gedaald ten opzichte van 2002. • Indien men in aanraking komt met tabaksrook op het werk, komt respectievelijk 33% en 28% hiermee in aanraking in de kantine of werkruimte van anderen. • Het probleem van tabaksrook op de werkplek is momenteel het grootst in de sectoren horeca, bouwnijverheid en vervoer, opslag en communicatie en het kleinst in de sectoren financiële instellingen, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. • 43% van de werknemers in het onderzoek ondervond wel eens hinder van tabaksrook in de werkomgeving. Van de niet rokers was dit 52% en van de rokers 15%. • Of een werknemer tabaksrook in de werkomgeving als hinderlijk ervaart, hangt voor een groot deel af van de mate waarin een werknemer denkt dat roken en meeroken schadelijk zijn voor de gezondheid. • 69% van de werknemers werkt in een bedrijf waar een adequaat rookbeleid wordt gevoerd, variërend van 47% in de bouwnijverheid tot 87% in het onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Dit rookbeleid is conform de gewijzigde tabakswet. • 74% van alle werknemers ziet een adequaat rookbeleid als het ideale rookbeleid variërend van 52% in de sectoren horeca en landbouw en visserij tot 90% in het onderwijs. • 33% van alle werknemers die niet (op het werk) roken vraagt wel eens aan een rokende collega om niet te roken. Hiervan doet slechts 4% dit regelmatig tot vaak. • 9% van de werknemers heeft wel eens een probleem dat te maken had met roken bij een leidinggevende of ander aanspreekpersoon aangekaart. • 79% van de werknemers denkt dat hun werkgever verplicht is om een rookvrije werkplek aan te bieden. Over de nieuwe tabakswet heeft maar liefst 99% van alle werknemers wel eens iets gehoord.
4 PARA-meter onderzoek werknemers
• Volgens 91% van de werknemers is roken schadelijk voor de gezondheid. Daarentegen denkt ‘slechts’ 72% denkt dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid.
Aanbevelingen 69% van alle werknemers werkt inmiddels in een bedrijf met een adequaat rookbeleid. Toch zijn er een aantal sectoren waar beduidend minder vaak sprake is van adequaat rookbeleid. In de sectoren bouwnijverheid, landbouw en visserij, industrie en horeca* is er volgens respectievelijk 52%, 49%, 45% en 37% van de werknemers nog geen sprake van adequaat rookbeleid. Het is met name ook in deze sectoren waar werknemers nog in grote mate worden blootgesteld aan tabaksrook. Echter, volgens alle werknemers in deze ‘probleemsectoren’ is het ideale rookbeleid stricter dan het huidige rookbeleid. Aangezien werknemers nog steeds minder overtuigd zijn van het feit dat een rokerige werkomgeving schadelijk is dan dat roken schadelijk is (72% versus 91%), lijkt het zaak de voorlichting op dit punt te continueren. Doel is om kennis over de schadelijkheid van meeroken verder te vergroten, en met name in die sectoren waar nog niet sprake is van adequaat rookbeleid en werknemers in grote mate nog steeds worden blootgesteld aan tabaksrook.Werkgevers spelen een grote rol bij het invoeren van adequaat rookbeleid en de naleving van rookregels en daarom dienen zij verder gestimuleerd te worden om het huidige rookbeleid aan te scherpen indien er nog geen sprake is van adequaat rookbeleid. Voorlichting kan hier een grote rol in spelen. De nadruk van voorlichting zal gelegd dienen te worden op de hierboven genoemde ‘probleemsectoren’ waarbij (meestal) meer dan de helft van de bedrijven nog geen adequaat rookbeleid heeft. Tegelijkertijd dienen zowel werkgevers als ook werknemers (nog) meer overtuigd te raken van het feit dat ook meeroken schadelijk is voor de gezondheid en voorlichting kan ook hier een grote rol bij spelen om deze kennis over te dragen. Met de nadruk van de voorlichting op zowel werkgevers als ook werknemers, ontstaat er een zogenaamde push- en pull-strategie. Aan de ene kant worden werkgevers gestimuleerd om te voldoen aan de Tabakswet aan de andere kant worden werknemers gestimuleerd om te vragen om een rookvrije werkplek (met als argument dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid).
*In de horeca is er sprake van een andere definitie van adequaat rookbeleid. Adequaat rookbeleid is in deze een rookbeleid met uitzonderingen, met speciale rookruimten of een volledig rookverbod.
PARA-meter onderzoek werknemers 5
1. Inleiding 1.1 Sectorindeling In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfssectoren. De sectoren zijn afgeleid uit de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS. Deze indeling is de Nederlandse afleiding van de Classificatie van Economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE). De SBI onderscheidt de volgende 15 sectoren: - Landbouw - Delfstofwinning - Openbare voorzieningsbedrijven - Reparatie consumentenartikelen, handel - Vervoer, opslag en communicatie - Verhuur, zakelijke dienstverlening - Onderwijs - Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
- Visserij - Industrie - Bouwnijverheid - Horeca - Financiële instellingen - Openbaar bestuur; sociale verzekeringen - Gezondheids- en welzijnszorg
De sectoren landbouw en visserij zijn samengevoegd in verband met het sterk overeenkomstige karakter van de twee sectoren. Aangezien de delfstofwinning in 2000 slechts werk verschafte aan 8.600 werknemers ofwel 0,1% van alle Nederlandse werknemers, is deze sector in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Bovendien is van deze sector bekend dat er in de meeste gevallen een streng rookbeleid heerst, omdat men er vaak met brandbare stoffen werkt. In BIJLAGE I: Sectoren is van iedere sector een beschrijving gegeven om een beter beeld te kunnen vormen van de verschillende sectoren. Hierin is een typering gegeven van de bedrijven die tot de sector behoren. Verder is het aantal bedrijven, het aantal vestigingen (een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben) en het aantal werknemers per sector aangegeven.
1.2 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is op te splitsen in twee delen. Het eerste doel was het inventariseren van de huidige stand van zaken, na invoering van de Tabakswet per 1 januari 2004, met betrekking tot rookbeleid en blootstelling, hinder en assertiviteit in kaart brengen, voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Het tweede doel was de meningen van werknemers inventariseren met betrekking tot rookbeleid en een planmatige aanpak bij de invoering hiervan.
1.3 Onderzoeksvragen Met het onderzoek is geprobeerd de onderzoeksvragen die hierna genoemd worden te beantwoorden. Bij beantwoording van de eerste 8 onderzoeksvragen zal onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten.
6 PARA-meter onderzoek werknemers
Overlast: 1. Hoe groot is de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving? 2. Hoeveel hinder is er van tabaksrook in de werkomgeving? Rookbeleid: 3. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid? 4. Wat vinden werknemers een goed rookbeleid? 5. Wat vinden werknemers van een planmatige aanpak bij de invoering van rookbeleid? Kennis werknemers: 6. Zijn werknemers op de hoogte van de wettelijke stand van zaken op het gebied van roken en de werkplek? 7. Wat weten werknemers over de schadelijkheid van (mee)roken? Assertiviteit: 8. Hoe assertief zijn werknemers ten aanzien van roken op hun werkplek?
PARA-meter onderzoek werknemers 7
2. Materialen en methoden 2.1 Dataverzameling De dataverzameling is uitbesteed aan TNS NIPO en heeft plaatsgevonden van 22 januari t/m 1 februari 2004. Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van NIPOBase (voorheen NIPO Capi@home) NIPOBase is een database van circa 200.000 respondenten. Binnen NIPOBase zijn verschillende methoden van ondervraging mogelijk. Evenals bij de voorgaande meting is gebruik gemaakt van de CASI-methode (Computer Assisted Self completion via de computer door de respondent). Via hun eigen PC hebben de geselecteerde respondenten meegewerkt aan het onderzoek. De vragenlijst is via modem of internet naar de respondenten verstuurd. De vragen zijn met behulp van NIPO software doorlopen en teruggestuurd via de centrale computer bij TNS NIPO. Van de personen uit huishoudens die deelnemen aan NIPOBase zijn zeer veel gegevens bekend, waaronder de sector waarin men werkzaam is. Hierdoor was het mogelijk zonder screening een steekproef te trekken uit werknemers van de verschillende sectoren. In 2001 werd het Casi onderzoek uitgevoerd in NIPO Capi@home. De NIPO Capi@home database is geïntegreerd in de NIPOBase.
2.2 Steekproef De onderzoekspopulatie bestond uit werknemers uit de 13 verschillende sectoren. Deze personen moesten 18 jaar of ouder zijn en minimaal 2 dagen per week betaald werkzaam zijn. De steekproef is op een gestratificeerde disproportionele wijze getrokken. Hiervoor is gekozen aangezien de aantallen mensen die per sector werkzaam zijn te ver uit elkaar liggen om middels een representatieve steekproef uit de gehele Nederlandse beroepsbevolking voldoende gegevens per sector te krijgen om een uitspraak te doen over elke afzonderlijke sector. De steekproef is per sector getrokken uit de werknemers in NIPOBase die in de betreffende sector werkzaam waren. Er is gestreefd naar 100 (Landbouw en Openbare voorzieningsbedrijven) of 150 werknemers (de overige 11 sectoren) per sector. Uiteindelijk hebben 2.122 werknemers de vragenlijst ingevuld. In tabel 2.1 is het aantal respondenten per sector én bedrijfsgrootte weergegeven.
8 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 2.1 Aantal respondenten per sector per bedrijfsgrootte Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie Totaal
klein 36 45 21 27 44 12 48 14 2 4 49 32 19 353
middelgroot 90 64 55 62 79 73 38 99 38 36 80 70 84 868
groot 39 47 121 97 24 117 14 60 96 75 36 78 87 891
onbekend 1 2 1 1 1 1 2 1 10
totaal 166 156 197 188 148 203 100 174 137 115 167 181 190 2122
2.3 Weging In tabel 2.2 is het aantal respondenten per sector én bedrijfsgrootte weergegeven. In werkelijkheid liggen de verhoudingen echter heel anders. Om uitspraken te doen over het totaal van de sectoren zijn de sectoren in 2004 herwogen naar de verhoudingen in de arbeidsmarkt. Hiervoor zijn de meest recente CBS data gebruikt (CBS 2002). In 2002 zijn er geen wegingsfactoren meegenomen. Door dit verschil in weging is een vergelijking op totaalniveau tussen 2002 en 2004 niet mogelijk. Met totaalniveau wordt bedoeld het gemiddelde per vraag over alle sectoren of bedrijfsgrootten.
Tabel 2.2 Aantal respondenten per sector gewogen en ongewogen Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare vz.bedrijven Reparatie consumenten artikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie Totaal
Gewogen 121 83 79 308 81 276 32 138 157 8 361 342 136 2122
Ongewogen 166 156 197 188 148 203 100 174 137 115 167 181 190 2122
PARA-meter onderzoek werknemers 9
2.4 Instrument: Vragenlijst De steekproef van werknemers is ondervraagd door middel van een vragenlijst. In deze vragenlijst zijn vragen gesteld waarmee de eerder genoemde onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden. De vragenlijst is bijgevoegd als bijlage II. In deze bijlage is per vraag weergegeven in welke paragraaf deze aan de orde komt. De vragen in de vragenlijst zijn op basis van de onderzoeksvragen ingedeeld in een aantal categorieën, namelijk persoonskenmerken, kenmerken van bedrijf waar men werkt, overlast, rookbeleid, kennis werknemers en assertiviteit. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven waarin per onderzoeksvraag is weergegeven welke vragen in de vragenlijst daarop betrekking hebben. Overlast: 1. Hoe groot is de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving? Om de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving te meten is gevraagd of er in de werkomgeving werd gerookt (vraag 17) en hoeveel tabaksrook er gemiddeld gedurende dag in de werkomgeving aanwezig was (vraag 18). Ook is gevraagd in welke ruimte de werknemers wel eens in aanraking kwamen met tabaksrook (vraag 21). De resultaten hiervan zijn weergegeven in §3.2.1. 2. Hoeveel hinder is er van tabaksrook in de werkomgeving? Om de mate van ervaren hinder te bepalen is gevraagd hoe hinderlijk werknemers tabaksrook in de werkomgeving vonden (vraag 19) en hoe vaak men hinder van tabaksrook ondervond (vraag 20). De resultaten voor deze vragen zijn weergegeven in §3.2.2. Met betrekking tot blootstelling en hinder is bij de weergave van de resultaten ook een splitsing gemaakt naar rokers en niet-rokers. Rookbeleid: 3. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid? Om een beeld te krijgen van de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid is naar een aantal aspecten van rookbeleid in het bedrijf gevraagd. In de eerste plaats is gevraagd wat voor rookbeleid er in het bedrijf was (vraag 29), verder is gevraagd wat volgens de werknemers in het bedrijf waar zij werkten de belangrijkst reden voor het hebben van rookbeleid was (vraag 30). Ook is gevraagd naar de naleving van het rookbeleid (vraag 31)en naar de partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling, invoering en handhaving van het rookbeleid (vraag 32). De resultaten zijn weergegeven in §3.3.1. 4. Wat vinden werknemers een goed rookbeleid? Aan werknemers is gevraagd welk rookbeleid volgens hen het meest ideale rookbeleid is (vraag 33). Het antwoord op deze vraag is ook weergegeven in § 3.3.1. Met betrekking tot het meest ideale rookbeleid van werknemers is eveneens een splitsing gemaakt naar rokers en niet-rokers. 5. Wat vinden werknemers van een planmatige aanpak bij de invoering van rookbeleid? Om achter de houding van werknemers ten aanzien van een planmatige aanpak te komen is ze een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de stappen van het stappenplan (vraag 35 t/m 37). Hiervan moesten de werknemers aangeven in hoeverre ze het ermee eens waren. Ook is gevraagd naar de ver-
10 PARA-meter onderzoek werknemers
wachte tijd die het kost om een succesvol rookbeleid in te voeren (vraag 34), dit is een indicatie voor het beeld dat werknemers hebben van de complexiteit van het invoeren van een succesvol rookbeleid. De resultaten voor deze vragen zijn weergegeven in § 3.3.2. Kennis werknemers: 6. Zijn werknemers op de hoogte van de wettelijke stand van zaken op het gebied van roken en de werkplek? Werknemers is een aantal stellingen voorgelegd met betrekking tot de wettelijk verplichting van werkgevers ten aanzien van rookbeleid (vraag 40 t/m 43). Ook is gevraagd of ze al iets gehoord hadden over de nieuwe tabakswet (vraag 58). De resultaten zijn weergegeven in § 3.4.1 7. Wat weten werknemers over de schadelijkheid van (mee)roken? Aan de werknemers is gevraagd aan te geven in hoeverre roken (vraag 22) en meeroken (vraag 23) schadelijk zijn voor de gezondheid. Tevens is een aantal ziekten genoemd, waarbij gevraagd is of meeroken door deskundigen als een belangrijke risicofactor voor deze ziekten wordt gezien (vraag 24 t/m 27). De antwoorden van werknemers op deze vragen zijn weergegeven in § 3.4.2 Assertiviteit: 8. Hoe assertief zijn werknemers ten aanzien van roken op hun werkplek? Met betrekking tot assertief gedrag is aan werknemers gevraagd of en hoe vaak ze aan rokende collega’s vragen om niet te roken (vraag 50), of en hoe vaak ze het probleem van roken op het werk aankaarten bij een leidinggevende (vraag 56) en hoe vaak collega’s aan anderen vragen om niet te roken (vraag 49). Deze resultaten zijn weergegeven in § 3.5.1.
PARA-meter onderzoek werknemers 11
3. Resultaten De namen van de sectoren zullen in de tabellen worden afgekort. Tabel 3.1 geeft een toelichting bij de afkortingen.
Tabel 3.1 Afkortingen voor sectoren Afkorting bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw en visserij Onderwijs Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie Totaal
3.1 Achtergrondkenmerken 3.1.1 Kenmerken respondenten De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 41 jaar (SD= 13 jaar). In de sectoren horeca en reparatie consumentenartikelen en handel waren de werknemers significant jonger dan gemiddeld en in de sectoren industrie, onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven waren de werknemers gemiddeld ouder (zie tabel 3.2.).
Tabel 3.2 Gemiddelde leeftijd werknemers, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv Gemiddelde leeftijd 40 42 40 42 36 43 41 Standaard deviatie 13 11 11 11 12 11 11 ( p<0,05) Licht gearceerd= significant jongere werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant oudere werknemers dan gemiddeld
12 PARA-meter onderzoek werknemers
ond 45 12
obsv 42 10
ovz 44 11
rch 37 11
vzd 40 10
voc tot 42 41 11 13
De gemiddelde leeftijd per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.3. Er waren geen significante verschillen tussen de drie bedrijfsgrootten.
Tabel 3.3 Gemiddelde leeftijd werknemers, per bedrijfsgrootte Gemiddelde leeftijd Standaard deviatie ( p<0,05)
klein 40 15
middelgroot 40 13
groot 41 12
In de totale steekproef was 62% van de werknemers man en 38% vrouw. Tussen de sectoren waren grote verschillen in de man / vrouw verdeling. In tabel 3.4 zijn de percentages mannelijke werknemers per sector weergegeven. In de sectoren bouw, industrie, landbouw en visserij, openbare voorzieningsbedrijven en vervoer, opslag en communicatie was het aandeel mannelijke werknemers significant hoger dan gemiddeld en in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, gezondheidszorg, horeca en onderwijs was het aandeel mannelijke werknemers lager dan gemiddeld.
Tabel 3.4 Percentage mannelijke werknemers, per sector bouw cult fin zorg 87 50 64 27
hor 41
ind 90
lv ond 76 44
obsv 69
ovz 77
rch 56
% mannelijke werknemers ( p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage mannelijke werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger percentage mannelijke werknemers dan gemiddeld
vzd voc 68 83
tot 62
Ook tussen de bedrijfsgrootten verschilde het aandeel mannelijke werknemers significant. In de grote bedrijven waren significant meer mannelijke werknemers dan in kleine en middelgrote bedrijven. In tabel 3.5 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven.
Tabel 3.5 Percentage mannelijke werknemers, per bedrijfsgrootte % mannelijke werknemers
klein 55
middelgroot 60
groot 65
96% van de respondenten is in Nederland geboren. Dit geeft een indicatie van het percentage werknemers in de steekproef met een Nederlandse nationaliteit. Het gevonden percentage komt overeen met het percentage van de totale in Nederland wonende bevolking dat in 2003 de Nederlandse nationaliteit had (Bron: CBS). In de sectoren onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven was het aandeel Nederlandse werknemers hoger dan gemiddeld. Er waren geen significante verschillen tussen de bedrijfsgrootten. Wat opleiding betreft verschilden de bedrijfssectoren significant. In de sectoren bouw, horeca, landbouw en visserij, reparatie consumentenartikelen en handel en vervoer, opslag en communicatie waren de werknemers gemiddeld lager opgeleid dan gemiddeld over alle sectoren. In de financiële sector, de
PARA-meter onderzoek werknemers 13
gezondheidszorg, het onderwijs, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en de verhuur en zakelijke dienstverlening waren de werknemers gemiddeld hoger opgeleid. MBO en HAVO/VWO zijn voor de berekening van het gemiddelde in één categorie samengenomen, omdat geen van beide categorieën boven de ander gesteld kan worden. De resultaten zijn weergegeven in tabel 3.6.
Tabel 3.6 Hoogst genoten opleiding, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv LBO of lager 33 11 4 6 22 15 22 2 6 MAVO 13 18 15 9 22 10 7 2 11 MBO 27 21 24 38 33 37 44 10 25 HAVO/VWO 9 11 20 9 6 8 11 7 11 HBO 14 26 23 31 14 24 12 55 27 Universiteit 4 13 15 8 2 6 3 24 19 Licht gearceerd= werknemers significant lager opgeleid dan gemiddeld, Donker gearceerd= werknemers significant hoger opgeleid dan gemiddeld
ovz 11 13 39 8 21 8
rch 17 14 41 14 10 4
vzd 7 14 23 7 28 22
voc 24 20 38 7 7 4
tot 13 12 31 10 23 11
In kleine en middelgrote bedrijven was het gemiddelde opleidingsniveau significant lager dan in grote bedrijven (zie tabel 3.7).
Tabel 3.7 Hoogst genoten opleiding, per bedrijfsgrootte (%) LBO of lager MAVO MBO HAVO/VWO HBO Universiteit
klein 17 13 41 6 17 6
middelgroot 14 13 29 12 24 8
groot 10 11 30 9 25 14
Er waren significante verschillen tussen sectoren met betrekking tot het rookgedrag van werknemers. In de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie rookten significant meer werknemers (dagelijks) dan gemiddeld en in de sectoren gezondheids- en welzijnszorg en onderwijs rookten significant minder werknemers (dagelijks) dan gemiddeld. In tabel 3.8 is per sector de verdeling dagelijkse rokers, af en toe rokers en nooit rokers weergegeven.
Tabel 3.8 Rookgedrag werknemers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv Dagelijks 23 25 20 17 39 21 16 13 24 Af en toe 11 7 7 9 7 9 2 8 7 Nooit 66 69 74 74 55 70 81 79 68 Licht gearceerd= significant minder rokende werknemers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant meer rokende werknemers dan gemiddeld
14 PARA-meter onderzoek werknemers
ovz 25 7 68
rch 28 6 67
vzd 23 7 70
voc 31 7 62
tot 23 7 69
In kleine bedrijven waren significant meer rokers (dagelijks) dan in middelgrote bedrijven. In tabel 3.9 is per bedrijfsgrootte de verdeling van werknemers naar rookgedrag weergegeven.
Tabel 3.9 Rookgedrag werknemers, per bedrijfsgrootte (%) Dagelijks Af en toe Nooit
klein 28 8 64
middelgroot 22 7 71
groot 23 7 70
Ook het percentage ex-rokers onder de niet-rokers verschilde tussen sectoren. In de sectoren financiële instellingen en reparatie consumentenartikelen en handel waren significant minder ex-rokers dan gemiddeld. In tabel 3.10 zijn de percentages ex-rokers per sector weergegeven.
Tabel 3.10 Percentage ex-rokers, per sector (van de niet-rokers) bouw cult fin zorg hor ind lv % van niet-rokers 45 54 37 52 42 51 43 Licht gearceerd= significant minder ex-rokers dan gemiddeld Donker gearceerd= significant meer ex-rokers dan gemiddeld
ond Obsv 52 44
ovz 57
rch 35
vzd 47
voc 54
tot 46
Het percentage ex-rokers onder de niet-rokers verschilde niet significant tussen bedrijfsgrootten. Het percentage per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.11.
Tabel 3.11 Percentage ex-rokers, per bedrijfsgrootte (van de niet-rokers) % van niet-rokers
klein 42
middelgroot 46
groot 48
Er waren significante verschillen tussen sectoren in het gebruik van de drie voornaamste soorten rookwaar, te weten: sigaretten, shag en sigaren. In de sectoren financiële instellingen en horeca was het percentage sigarettenrokers hoger dan gemiddeld. In de sectoren bouwnijverheid, industrie, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie werd significant minder vaak sigaretten gerookt dan gemiddeld. In de bouw werd wel meer shag en sigaren gerookt en in de industrie meer shag dan gemiddeld. Het percentage sigarenrokers was lager dan gemiddeld in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, gezondheidszorg, horeca en onderwijs. In tabel 3.12 is per sector het percentage rokers dat sigaretten, shag of sigaren rookt weergegeven.
Tabel 3.12 Soort rookwaar, per sector (%) (basis : indien rookt) bouw cult* fin zorg* hor ind lv* ond* obsv* ovz* Sigaretten 44 65 78 72 73 45 29 71 61 61 Shag 63 39 33 40 41 59 65 23 44 52 Sigaren 26 5 8 7 4 20 15 4 14 23 Licht gearceerd= rookwaar significant minder gerookt dan gemiddeld Donker gearceerd= rookwaar significant meer gerookt dan gemiddeld * = percentage indicatief door lage n
rch 64 53 9
vzd 62 35 17
voc 48 56 16
tot 61 46 13
PARA-meter onderzoek werknemers 15
In kleine en middelgrote bedrijven was het aantal rokers dat sigaretten rookte significant hoger dan in grote bedrijven (zie tabel 3.13).
Tabel 3.13 Soort rookwaar, per bedrijfsgrootte (%) (basis : indien rookt) klein 70 45 9
Sigaretten Shag Sigaren
middelgroot 64 46 13
groot 53 47 15
Van de rokers rookte 65% op het werk. Tussen de sectoren waren grote verschillen. In de horeca en landbouw en visserij rookte een significant groter percentage rokers op het werk dan gemiddeld in de overige sectoren. In tabel 3.14 zijn de resultaten per sector weergegeven.
Tabel 3.14 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per sector bouw cult* fin zorg* hor ind lv* ond* obsv* ovz* rch Percentage 75 70 65 53 86 70 95 54 56 79 72 Licht gearceerd= significant lager percentage rokende werknemers dat op het werk rookt Donker gearceerd= significant hoger percentage rokende werknemers dat op het werk rookt * = percentage indicatief door lage n
vzd 53
voc 72
tot 65
De bedrijfsgrootten verschilden niet significant van elkaar in percentage rokers dat op het werk rookt. In tabel 3.15 zijn de percentages naar bedrijfsomvang weergegeven.
Tabel 3.15 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per bedrijfsgrootte klein 69
Percentage
middelgroot 63
groot 65
De hoeveelheid tabak die gemiddeld per dag op het werk gerookt werd, was acht eenheden. Een eenheid kan één sigaret, één shagje, één sigaar of één portie pijptabak zijn. In de sectoren zorg en openbaar bestuur en sociale verzekeringen werd per roker op het werk gemiddeld minder eenheden tabak gerookt dan gemiddeld. In tabel 3.16 is per sector weergegeven hoeveel tabak er gemiddeld per roker op het werk werd gerookt.
Tabel 3.16 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt op het werk, per sector (basis : indien rookt op het werk) bouw* cult* 11 7
fin* zorg* 7 6
hor Ind* 10 8
lv* ond* obsv* ovz* rch* vzd* 8 8 6 8 8 9
Eenheden per roker Licht gearceerd= significant lagere hoeveelheid tabak op het werk gerookt * = percentage indicatief door lage n
16 PARA-meter onderzoek werknemers
voc 13
tot 8
In kleine bedrijven werden door rokers significant grotere hoeveelheden tabak op het werk gerookt dan in grote bedrijven. Dit is te zien in tabel 3.17.
Tabel 3.17 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt op het werk, per bedrijfsgrootte (basis : indien rookt op het werk) Eenheden
klein 10
middelgroot 8
groot 8
Buiten het werk werden eveneens gemiddeld acht eenheden tabak per roker gerookt. Geen van de sectoren verschilde significant van het gemiddelde. De waarden per sector zijn weergegeven in tabel 3.18.
Tabel 3.18 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt buiten het werk, per sector (basis : indien rookt) bouw cult fin zorg Eenheden 7 10 8 8 * = percentage indicatief door lage n
hor 11
ind 7
lv* ond* obsv* ovz* 7 7 9 7
rch 9
vzd 8
voc 11
tot 8
Tussen bedrijfsgrootten waren geen significante verschillen in de hoeveelheid tabak die gemiddeld per roker per dag buiten het werk werd gerookt. In tabel 3.19 zijn de hoeveelheden per bedrijfsgrootte weergegeven.
Tabel 3.19 Hoeveelheid tabak gemiddeld per dag gerookt buiten het werk, naar bedrijfsgrootte (basis : indien rookt) Eenheden
klein 8
middelgroot 9
Groot 8
Aan de werknemers die op het werk rookten is gevraagd waarom zij dit doen. De betreffende vraag was meervoudig en bevatte voorgecodeerde antwoorden. De antwoorden zijn weergegeven in tabel 3.20. Doordat de werknemers meer dan één antwoord konden geven, komt het totaal percentage boven de 100 procent uit. De bedrijfssectoren en bedrijfsgrootten verschilden op enkele redenen significant van elkaar. In de bouw wordt er minder vaak dan gemiddeld gerookt “om te kunnen pauzeren” of “omdat de meeste van de directe collega’s roken”. In de sector zorg worden “om de concentratie te verhogen” en “omdat de meeste van de directe collega’s roken” minder vaak als reden genoemd. In de industrie is “omdat de meeste van mijn directe collega’s roken” eveneens minder vaak een motivatie om te gaan roken en in de sector reparatie van consumentenartikelen is “om mijn concentratie te verhogen” een minder voorkomende reden dan gemiddeld.
PARA-meter onderzoek werknemers 17
Tabel 3.20 Redenen om op het werk te roken (basis : indien rookt op het werk) Redenen Ik rook regelmatig, dus ook op m’n werk Om te ontspannen Reden om te pauzeren Voor de gezelligheid Om mijn concentratie te verhogen De meeste van mijn directe collega’s roken
% genoemd (n=451 ongewogen/n=424 gewogen) 77 24 17 11 8 7
3.1.2. Bedrijfskenmerken en functie kenmerken De verdeling van de respondenten naar bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.21. In deze tabel staat zowel de gewogen als ongewogen n vermeld. Voor uitleg over de weging zie paragraaf 2.1.
Tabel 3.21 Verdeling respondenten naar bedrijfsgrootte Klein (1-10 werknemers) Middelgroot (10-100 werknemers) Groot (100 + werknemers) Weet niet Totaal
n in steekproef 332 gewogen / 353 ongewogen 868 gewogen / 845 ongewogen 891 gewogen / 930 ongewogen 10 gewogen / 15 ongewogen 2122
% gew. 16 41 42 0
De sectoren verschilden significant van elkaar wat betreft het gemiddeld aantal werkuren per werknemer per week. In de sectoren bouw, financiële instellingen, industrie, landbouw en visserij, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijke dienstverlening werkten werknemers significant meer uren dan gemiddeld. In de sectoren gezondheidszorg, horeca en reparatie consumentenartikelen en handel werkten werknemers significant minder uren dan gemiddeld. In tabel 3.22 is voor iedere sector het gemiddeld aantal werkuren per week weergegeven.
Tabel 3.22 Gemiddeld aantal werkuren per week, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv Werkuren per week 39 34 36 29 32 39 44 33 36 Standaard deviatie 8 11 8 9 12 6 15 9 7 Licht gearceerd= werknemers werken significant minder uren dan gemiddeld Donker gearceerd= werknemers werken significant meer uren dan gemiddeld
ovz 37 9
rch 33 11
vzd 37 8
voc 39 11
tot 35 10
Bedrijven van verschillende bedrijfsgrootte verschilden significant van elkaar wat betreft het aantal uren dat werknemers er gemiddeld werkten. In kleine bedrijven maken werknemers gemiddeld meer uren dan in middelgrote of grote bedrijven. Het aantal uren per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.23.
Tabel 3.23 Gemiddeld aantal werkuren per week, naar bedrijfsgrootte klein middelgroot groot Werkuren per week 36 35 35 Standaard deviatie 13 9 8 Het percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een door de overheid gesubsidieerde instelling
18 PARA-meter onderzoek werknemers
is verschilde sterk tussen sectoren. Vooral in de sectoren onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen behoorden vrijwel alle bedrijven tot deze groep. Verder behoorde van de sectoren zorg, openbare voorzieningsbedrijven en cultuur, recreatie en overige dienstverlening een aanzienlijk deel tot deze groep. In tabel 3.24 is per sector weergegeven welk percentage bedrijven een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is.
Tabel 3.24 Percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is, per sector Ja Nee Weet niet
bouw cult fin 1 35 5 94 63 92 5 2 3
zorg 59 31 9
hor 5 90 6
ind lv 2 9 95 90 3 1
ond 92 7 1
obsv 91 8 1
ovz 37 59 5
rch 2 97 1
vzd voc 6 13 93 81 1 5
tot 26 71 3
Het percentage overheidsinstellingen of door de overheid gesubsidieerde instellingen verschilde significant tussen de bedrijfsgrootten. Van de grote bedrijven behoorden significant meer bedrijven tot de overheidsinstellingen of door de overheid gesubsidieerde instellingen dan van de kleinere bedrijven. In tabel 3.25 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven.
Tabel 3.25 Percentage bedrijven dat een overheidsinstelling of een overheidsgesubsidieerde instelling is, per bedrijfsgrootte klein 7 91 2
Ja Nee Weet niet
middelgroot 24 73 3
groot 34 62 4
In tabel 3.26 is per sector de verdeling van werknemers over bedrijven met één vestiging en bedrijven met meerdere vestigingen weergegeven. Bij bedrijven met meerdere vestigingen werd tevens onderscheid gemaakt tussen hoofdvestigingen en nevenvestigingen.
Tabel 3.26 Verdeling van bedrijven naar hoofd, neven- en enige vestiging van een bedrijf, per sector (%) Hoofdvestiging Nevenvestiging Enige vestiging
bouw 37 31 31
cult 43 27 28
fin 56 35 8
zorg hor ind lv 43 46 48 53 40 28 36 19 15 25 16 28
ond 59 24 16
obsv ovz 50 40 37 56 13 4
rch 35 45 19
vzd 37 41 20
voc 42 44 14
tot 43 38 18
In tabel 3.27 is per bedrijfsgrootte de verdeling van werknemers over bedrijven met één vestiging en bedrijven met meerdere vestigingen weergegeven, met bij bedrijven met meerdere vestigingen onderscheid tussen hoofdvestigingen en nevenvestigingen.
PARA-meter onderzoek werknemers 19
Tabel 3.27 Verdeling van bedrijven naar hoofd-, neven en enige vestiging van een bedrijf, per bedrijfsgrootte (%) klein 37 24 37
Hoofdvestiging Nevenvestiging Enige vestiging
middelgroot 38 40 21
Groot 51 40 8
In 60% van de bedrijven met meerdere vestigingen werd het rookbeleid volledig centraal geregeld voor alle vestigingen. In 16% van de gevallen waren er centrale regels, maar werden vestigingen voor de exacte uitvoering vrijgelaten en in 18% van de gevallen bepaalden de vestigingen volledig zelf hun eigen rookbeleid. Zes procent van de werknemers wist niet of het rookbeleid centraal of decentraal geregeld werd. Er waren significante verschillen tussen sectoren in de mate van centralisatie van rookbeleid. In de sectoren horeca, landbouw en visserij en industrie werd het rookbeleid minder vaak dan gemiddeld centraal uitgevoerd. De vrijheid van de vestigingingen in de vaststelling van het rookbeleid was in deze sectoren het grootst. In de sectoren openbaar bestuur en openbare voorzieningsbedrijven was juist in sterkere mate sprake van een centraal rookbeleid. In de sectoren financiële instellingen, gezondheidszorg, onderwijs, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven hadden de vestigingen relatief weinig de mogelijkheid het rookbeleid zelf te bepalen. In tabel 3.28 zijn de resultaten per sector weergegeven.
Tabel 3.28 Mate waarin vestigingen het rookbeleid centraal hebben geregeld, per sector (%) (Basis: bedrijven met meerdere vestigingen) bouw cult fin 53 64 67 17 15 16
zorg 65 19
hor 40 15
ind lv 51 36 15 16
ond 67 14
obsv 80 16
Centraal rookbeleid Centrale regels, vrije uitvoering Vestiging eigen 25 16 12 10 40 30 35 12 1 rookbeleid Weet niet 5 5 5 7 4 4 13 7 3 Licht gearceerd= rookbeleid significant minder centraal geregeld dan gemiddeld Donker gearceerd= rookbeleid significant meer centraal geregeld dan gemiddeld
ovz 75 14
rch 53 17
8
24
3
6
vzd voc tot 60 62 60 17 13 16 15 20 9
5
18 6
In tabel 3.29 is de mate van centralisatie in de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. De mate van centralisatie is significant voor de verschillende bedrijfsgrootten: hoe groter het bedrijf des te vaker het rookbeleid centraal is geregeld.
Tabel 3.29 Mate waarin vestigingen het rookbeleid centraal hebben geregeld, naar bedrijfsgrootte (%)(Basis: bedrijven met meerdere vestigingen) Centraal rookbeleid Centrale regels, vrije uitvoering Vestiging eigen rookbeleid Weet niet
20 PARA-meter onderzoek werknemers
klein 45 7 41 8
middelgroot 55 19 20 5
groot 66 16 11 6
In tabel 3.30 is per sector het percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt weergegeven. In de sectoren gezondheidszorg, industrie en vervoer, opslag en communicatie werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan gemiddeld. In de sectoren bouwnijverheid, financiële instellingen, landbouw en visserij, onderwijs, reparatie consumentenartikelen en handel en verhuur en zakelijke dienstverlening werkten significant minder werknemers in ploegendiensten dan gemiddeld.
Tabel 3.30 Percentage werknemers dat in een ploegendienst werkt, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch Ploegendienst 2 17 1 18 17 26 2 1 11 11 4 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt
vzd voc 5 28
tot 12
In tabel 3.31 is het percentage werknemers dat in ploegendiensten werkt per bedrijfsgrootte weergegeven. In middelgrote bedrijven werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan in kleine bedrijven en in grote bedrijven werkten significant meer werknemers in ploegendiensten dan in middelgrote bedrijven.
Tabel 3.31 Percentage werknemers dat in een ploegendienst werkt, naar bedrijfsgrootte Ploegendienst
klein 4
middelgroot 10
groot 16
In tabel 3.32 is per sector weergeven op welke plaatsen de werknemers het grootste deel van hun tijd doorbrachten; deze plaatsen verschilden sterk tussen sectoren.
Tabel 3.32 Plaats waar werknemers tijdens hun werk het grootste deel van hun tijd doorbrengen, per sector (%) bouw cult Kantoor 35 55 Vervoermiddel 3 4 Buiten 24 6 Balie/toonbank/kassa 1 5 Werkplaats/productiehal 9 2 Horecagelegenheid 2 Bij mensen thuis 7 0 Klaslokaal 1 Wisselend 19 13 Anders 11
fin zorg 93 30 0 0 0 2 3 5 1 2 18 5 2 20 17
hor 11 2 8 7 64 4 4
ind 46 0 4 2 34 0 12 2
lv 20 3 23 1 36 2 14 3
ond 38 0 1 1 1 38 17 4
obsv ovz rch vzd voc 78 69 28 79 40 6 5 1 3 42 4 8 1 1 4 0 3 35 2 2 1 3 19 8 1 4 2 0 1 9 12 11 10 4 1 2 3 -
tot 47 4 3 8 10 3 4 3 12 4
In tabel 3.33 is per bedrijfsgrootte weergeven op welke plaatsten de werknemers het grootste deel van hun tijd doorbrachten, deze plaatsten verschilden significant tussen bedrijfsgrootten. Hoe groter het bedrijf hoe significant vaker werknemers in een kantoor werkten. Het tegenovergestelde is waar bij het werken achter een toonbank, balie of kassa en in een horeca gelegenheid.
PARA-meter onderzoek werknemers 21
Tabel 3.33 Plaats waar werknemers tijdens hun werk het grootste deel van hun tijd doorbrengen, naar bedrijfsgrootte (%) Kantoor Vervoermiddel Buiten Balie/toonbank/kassa Werkplaats/productiehal Horecagelegenheid Bij mensen thuis Klaslokaal Wisselend Anders
klein 32 2 5 21 13 6 4 2 11 4
middelgroot 43 6 4 8 10 3 3 6 14 3
groot 57 4 2 2 10 1 6 2 11 5
In tabel 3.34 is per sector weergegeven welk soort functie de werknemers hadden. Er waren significante verschillen tussen sectoren. In de sectoren cultuur en overige dienstverlening, openbaar bestuur en openbare voorzienings-bedrijven hadden werknemers significant vaker een beleidsmatige functie. Werknemers in de zorg en horeca hadden daarentegen significant minder vaak een beleidsfunctie. Commerciële functies waren significant vaker dan gemiddeld aanwezig in de sectoren financiële dienstverlening en reparatie consumentenartikelen en handel en in verhouding minder vaak in de zorg, de industrie, het onderwijs en het openbaar bestuur. Leidinggevende functies kwamen significant vaker dan gemiddeld voor in de horeca en minder vaak in de sector reparatie consumentenartikelen en handel. In de sector verhuur en zakelijke dienstverlening werkten vaker werknemers met een ondersteunende functie en in de sectoren bouw, horeca, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie waren relatief weinig werknemers met een ondersteunende functie werkzaam. De sectoren zorg, horeca, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie kenden in verhouding significant meer werknemers met uitvoerende taken terwijl er in de sectoren financiële dienstverlening, openbaar bestuur en verhuur en zakelijke dienstverlening minder werknemers met uitvoerende taken dan gemiddeld werkzaam waren.
Tabel 3.34 Soort functie van werknemers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Cstand p Beleidsmatig 6 10 4 2 1 3 3 4 18 12 3 5 3 5 0,33 <0,01 Commercieel 5 5 22 6 3 6 1 5 21 12 5 8 0,37 <0,01 Leidinggevend 22 20 12 14 25 19 20 21 19 14 11 16 12 16 0,19 <0,01 Ondersteunend 18 21 31 29 13 30 14 23 28 29 22 33 15 25 0,24 <0,01 Uitvoerend 47 43 30 54 54 43 56 51 35 41 43 33 64 44 0,30 <0,01 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers met betreffende functie Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers met betreffende functie
22 PARA-meter onderzoek werknemers
In tabel 3.35 is het soort functie van werknemers per bedrijfsgrootte weergegeven; op leidinggevende functies na waren er significante verschillen tussen bedrijfsgrootten. In grote bedrijven werkten significant meer werknemers met een beleidsmatige of ondersteunende functie dan in middelgrote of kleine bedrijven. Commerciële functies werden daarentegen significant vaker in kleine bedrijven gevonden. In middelgrote bedrijven is vaker sprake van werknemers met een uitvoerende functie dan in grote bedrijven.
Tabel 3.35 Soort functie van werknemers, per bedrijfsgrootte (%) Beleidsmatig Commercieel Leidinggevend Ondersteunend Uitvoerend
klein 4 15 17 18 44
middelgroot 3 8 16 23 48
groot 7 5 16 31 41
Cstand 0,09 0,11 n.s. 0,21 0,08
p <0,05 <0,01 <0,01 <0,01
De mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk verschilde niet significant tussen sectoren.
Tabel 3.36 Mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Veel invloed 21 14 13 13 15 9 Een beetje invloed 42 38 36 40 37 38 Geen invloed 29 41 46 38 40 48 Weet niet 8 7 5 10 8 6 Donker gearceerd = significant meer invloed dan gemiddeld Licht gearceerd = significant minder invloed dan gemiddeld
lv ond obsv ovz 34 14 8 10 37 38 29 37 24 42 58 48 6 6 4 5
rch 12 36 46 5
vzd 13 36 46 4
voc 8 37 48 7
tot 13 37 44 6
Ook tussen bedrijfsgrootten waren significante verschillen in de mate van invloed die de werknemers hebben. Hoe kleiner het bedrijf hoe meer invloed werknemers hadden. De resultaten voor de bedrijfsgrootten zijn weergegeven in tabel 3.37.
Tabel 3.37 Mate waarin werknemers invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per bedrijfsgrootte (%) Veel invloed Een beetje invloed Geen invloed Weet niet
klein 31 33 28 8
middelgroot 13 41 42 5
groot 6 35 52 7
De sectoren verschilden significant van elkaar in de mate waarin werknemers invloed wilden uitoefenen op beslissingen in het bedrijf. In de sectoren onderwijs en reparatie en verhuur van consumenten artikelen willen werknemers significant meer invloed uitoefenen dan gemiddeld en in de sectoren industrie en openbaar bestuur juist minder. In tabel 3.38 zijn de resultaten per sector weergegeven.
PARA-meter onderzoek werknemers 23
Tabel 3.38 Mate waarin werknemers invloed willen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Veel invloed 32 30 39 33 39 26 Een beetje invloed 45 48 39 47 42 50 Geen invloed 22 22 21 19 19 24 Donker gearceerd = significant meer invloed dan gemiddeld Licht gearceerd = significant minder invloed dan gemiddeld
lv 40 50 10
ond 41 38 21
obsv 24 55 22
ovz 31 49 19
rch 30 53 18
vzd voc tot 34 31 32 43 47 47 23 23 21
Tussen bedrijven van verschillende grootte waren wel significante verschillen in de mate waarin werknemers invloed willen kunnen uitoefenen. In kleine bedrijven wilden significant meer werknemers invloed uitoefenen dan in middelgrote of grote bedrijven. In tabel 3.39 zijn de resultaten voor de bedrijfsgrootten weergegeven.
Tabel 3.39 Mate waarin werknemers invloed willen uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk, per bedrijfsgrootte (%) Veel invloed Een beetje invloed Geen invloed
klein 43 39 18
middelgroot 32 48 20
groot 28 50 23
3.2 Overlast 3.2.1. Blootstelling Sinds 1 januari 2004 is de nieuwe tabakswet van kracht. Door deze wet hebben alle werknemers vanaf 1 januari recht op een rookvrije werkplek. Om vast te stellen in hoeverre werknemers na 1 januari op het werk in aanraking komen met tabaksrook zijn een aantal vragen gesteld. Uit deze vragen blijkt dat bij 38% van de werknemers in de werkomgeving werd gerookt. Bij 6% van de ondervraagden was gemiddeld genomen tamelijk veel tot zeer veel tabaksrook in de werkomgeving aanwezig. In tabel 3.40 is het percentage werknemers per sector weergegeven, dat in de werkomgeving in aanraking kwam met tabaksrook. In de sectoren horeca, bouw en vervoer, opslag en communicatie was het percentage werknemers dat in hun werkomgeving in aanraking komt met tabaksrook significant hoger dan gemiddeld. In de sectoren financiële instellingen, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, onderwijs, verhuur en zakelijke dienstverlening en gezondheids- en welzijnszorg was dit juist lager dan gemiddeld.
24 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.40 Percentage werknemers dat in hun werkomgeving in aanraking kwam met tabaksrook, per sector. Sector Tabaksrook in werkomgeving Horeca 72 Bouwnijverheid 61 Vervoer, opslag, communicatie 51 Landbouw, visserij 44 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 43 Industrie 42 Openbare voorzieningsbedrijven 38 Reparatie consumenten artikelen/handel 35 Gezondheids-, welzijnszorg 33 Verhuur/zakelijke dienstverlening 33 Onderwijs 27 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 27 Financiële instellingen 22 Totaal 38 Licht gearceerd= significant lager percentage werknemers in aanraking met tabaksrook Donker gearceerd= significant hoger percentage werknemers in aanraking met tabaksrook De mate van blootstelling verschilde significant tussen sectoren. In de financiële instellingen, het onderwijs, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en in de sector verhuur en zakelijke dienstverlening was de gemiddelde hoeveelheid tabaksrook waaraan werknemers werden blootgesteld significant lager dan gemiddeld onder de overige sectoren. In de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie was de blootstelling significant hoger dan gemiddeld. In tabel 3.41 is de gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook weergegeven per sector.
Tabel 3.41 Blootstelling aan tabaksrook: Gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook in werkomgeving (% genoemd), per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv Helemaal geen 39 56 79 67 25 58 53 73 73 Zeer weinig 27 11 10 11 13 15 13 16 10 Weinig 14 16 4 10 8 9 13 9 11 Niet weinig, 10 10 4 7 22 12 13 1 4 niet veel Tamelijk veel 7 6 3 3 13 3 6 1 1 Veel 2 1 2 8 2 0 1 Zeer veel 1 1 5 0 1 Weet niet 1 1 0 4 Licht gearceerd= significant kleinere hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving Donker gearceerd= significant grotere hoeveelheid tabaksrook in werkomgeving
ovz 63 13 13 13
rch 65 11 12 7
vzd 66 14 12 4
voc 46 12 18 11
tot 61 13 11 8
-
3 2 1 -
2 0 1
6 2 3 2
4 2 1 1
De blootstelling aan tabaksrook is voor rokers over het algemeen hoger dan voor niet-rokers. De hoeveelheid blootstelling per sector is voor de rokers weergegeven in tabel 3.42 en voor de niet rokers in tabel 3.43.
PARA-meter onderzoek werknemers 25
t
Tabel 3.42 Blootstelling aan tabaksrook door rokers: Gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook in werkomgeving van dagelijkse rokers (% genoemd), per sector. bouw Helemaal geen 25 Zeer weinig 32 Weinig 25 Niet weinig, 11 niet veel Tamelijk veel 7 Veel Zeer veel Weet niet * indicatief door lage n
cult 48 10 19 14
fin zorg 73 60 7 10 0 14 7 6
5 5 -
7 7 -
8 4 -
hor 23 13 10 26
ind 59 9 19 10
lv 20 20 0 40
10 13 3 3
2 2 -
0 0 0 20
ond obsv 68 92 16 3 11 5 5 -
ovz 100 -
rch 59 11 13 7
vzd 66 13 8 9
voc 48 5 10 12
tot 58 11 12 9
-
2 6 2 -
4 1
10 5 7 5
4 3 1 1
-
Tabel 3.43 Blootstelling aan tabaksrook door niet-rokers: Gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook in werkomgeving van niet-rokers (% genoemd), per sector. bouw Helemaal geen 41 Zeer weinig 26 Weinig 11 Niet weinig, 10 niet veel Tamelijk veel 8 Veel 3 Zeer veel Weet niet 1 * indicatief door lage n
cult 60 9 16 7
fin zorg 81 71 12 8 3 9 2 8
7 2
2 -
2 1 1 -
hor 30 13 7 20
ind 58 17 7 13
lv 58 12 15 8
15 7 4 4
4 2 1 -
8 -
ond obsv 73 68 16 13 9 11 0 4 2 -
ovz 80 20 -
rch 68 9 12 8
vzd 67 13 14 3
voc 48 16 20 10
tot 64 13 11 7
-
4 -
2 0 2
5 1 1 -
4 1 1 1
2 1 1 -
Ook bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met de blootstelling aan tabaksrook. De hoeveelheid tabaksrook per bedrijfsgrootte is weergegeven in tabel 3.44. In grote bedrijven was de gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook significant lager dan in middelgrote bedrijven.
Tabel 3.44 Blootstelling aan tabaksrook: Gemiddelde hoeveelheid aanwezige tabaksrook in werkomgeving (% genoemd), per sector.
Helemaal geen Zeer weinig Weinig Niet weinig, niet veel Tamelijk veel Veel Zeer veel Weet niet
Klein (n=332/353) 61 12 10 8 4 3 1 1
26 PARA-meter onderzoek werknemers
Middelgroot (n=845/868) 56 15 13 8 4 2 1 0
Groot (n=930/891) 66 12 10 7 3 1 1 0
Werknemers kwamen op het werk in diverse ruimten in aanraking met tabaksrook. De kantine werd het meest genoemd, gevolgd door werkruimten van anderen. De mate waarin werknemers in de verschillende ruimten in contact kwamen met tabaksrook verschilde significant tussen sectoren en bedrijfsgrootten. In tabel 3.45 is per sector weergegeven hoeveel procent van de werknemers die op het werk in aanraking komen met tabaksrook in de verschillende ruimten te maken hadden met tabaksrook. Aan tabaksrook blootgestelde werknemers in de sectoren bouw, horeca en landbouw en visserij hadden significant vaker dan gemiddeld in de kantine te maken met tabaksrook. In de horeca was dit eveneens vaker dan gemiddeld het geval in de eigen werkruimte en in de vergaderruimte. In de sector openbaar bestuur en sociale zekerheid kwamen significant meer werknemers in de werkruimte van anderen en in de toiletten in contact met tabaksrook. Werknemers in de sector verhuur en zakelijke dienstverlening kwamen in de gangen significant vaker in aanraking met tabaksrook. In de buitendienst werden werknemers uit de sectoren zorg en vervoer, opslag en communicatie significant vaker aan tabaksrook blootgesteld. Tot slot kwamen werknemers in de financiële dienstverlening significant vaker dan gemiddeld bij de koffieautomaat in aanraking met tabaksrook.
Tabel 3.45 Ruimten waar werknemers tijdens hun werk in aanraking komen met tabaksrook (% genoemd), per sector (Basis: indien ondervind wel eens hinder) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv* ovz rch vzd voc tot Kantine 47 34 24 25 50 31 50 24 22 24 43 27 37 33 Werkruimte anderen22 20 32 17 15 36 19 30 45 23 24 32 28 28 Gangen 15 18 24 16 15 15 9 13 31 28 21 31 7 19 Buitendienst 30 16 10 35 6 11 25 13 23 17 15 6 28 18 Koffieautomaat 20 17 31 7 18 22 11 3 26 19 14 21 23 17 Eigen werkruimte 16 17 10 7 30 14 27 6 7 10 21 10 11 13 Toiletten 6 5 8 3 10 14 5 2 24 9 10 13 7 10 Vergaderruimte 8 8 13 6 14 7 12 7 3 5 6 14 5 8 In/bij rookruimte 4 10 15 14 1 9 10 9 11 9 6 8 Kleedruimten 4 2 14 2 3 2 1 1 2 3 2 Bij mensen thuis Opmerking bij tabel: n=896 en bestaat uit de respondenten die ooit wel eens hinder ondervinden van tabaksrook. Licht gearceerd = significant minder vaak dan gemiddeld ruimte waar werknemers in aanraking komen met tabaksrook. Donker gearceerd = significant vaker dan gemiddeld ruimte waar werknemers in aanraking komen met tabaksrook. * = percentage indicatief door lage n In de kantine kwamen werknemers uit middelgrote bedrijven vaker in aanraking met tabaksrook dan werknemers uit grote bedrijven. In de werkruimten van anderen was het omgekeerde het geval. Werknemers uit middelgrote bedrijven kwamen in de gangen vaker in aanraking met tabaksrook dan werknemers uit kleine bedrijven en in de buitendienst was dit wederom precies andersom.
PARA-meter onderzoek werknemers 27
Bij de koffieautomaat werden werknemers uit grote bedrijven significant vaker aan tabaksrook blootgesteld dan werknemers uit kleine bedrijven. In kleine bedrijven kwamen werknemers in de eigen kamer vaker in contact met tabaksrook dan in middelgrote of grote bedrijven. In vergaderruimten en toiletten was de blootstelling aan tabaksrook in verhouding het sterkst in grote bedrijven.
Tabel 3.46 Ruimten waar werknemers tijdens hun werk in aanraking komen met tabaksrook (% genoemd), naar bedrijfsgrootte (Basis: indien ondervind wel eens hinder) klein middelgroot groot Kantine 28 38 29 Werkruimte anderen 23 25 32 Gangen 13 22 19 Buitendienst 26 14 18 Koffieautomaat 10 17 20 Eigen werkruimte 29 13 7 Toiletten 2 9 14 Vergaderruimte 4 9 9 In/bij rookruimte 2 7 11 Kleedruimten 0 4 1 Bij klanten thuis Opmerking bij tabel: n=896 en bestaat uit de respondenten die ooit wel eens hinder ondervinden van tabaksrook.
3.2.2. Hinder Van de respondenten heeft 64% aangegeven het hinderlijk te vinden als er in hun werkomgeving werd gerookt; 20% vond het een beetje hinderlijk en 44% vond het hinderlijk tot zeer hinderlijk. Tussen de sectoren waren significante verschillen. In de industrie omschreef een significant kleiner deel van de werknemers dan gemiddeld rook in hun werkomgeving als hinderlijk. In tabel 3.47 is per sector de mate waarin werknemers het hinderlijk vonden als er in hun werkomgeving werd gerookt weergegeven.
Tabel 3.47 Mate waarin werknemers het hinderlijk vinden als er in hun werkomgeving wordt gerookt (% genoemd), per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Helemaal niet 30 19 13 13 36 19 14 11 18 14 25 18 28 20 Niet 16 19 13 12 16 19 28 12 16 23 17 12 21 15 Een beetje 23 19 17 21 16 23 23 13 13 23 16 22 23 20 Hinderlijk 14 18 23 20 15 22 16 19 22 14 16 20 10 19 Zeer 14 25 33 33 16 16 19 46 29 26 25 28 19 26 Weet niet 2 0 1 2 1 0 1 Licht gearceerd= significant minder hinderlijk dan gemiddeld, Donker gearceerd= significant hinderlijker dan gemiddeld
28 PARA-meter onderzoek werknemers
Tussen de bedrijfsgrootten waren geen significante verschillen in de mate waarin werknemers het hinderlijk vonden als in hun werkomgeving werd gerookt. In tabel 3.48 zijn de waarden weergegeven voor de verschillende bedrijfsgrootten.
Tabel 3.48 Mate waarin werknemers het hinderlijk vinden als er in hun werkomgeving wordt gerookt (% genoemd), naar bedrijfsgrootte. Helemaal niet Niet Een beetje Hinderlijk Zeer Weet niet
Klein 25 17 19 16 21 3
Middelgroot 19 17 19 17 27 0
Groot 19 14 19 21 27 0
Van de ondervraagden gaf 57% aan nooit hinder te ondervinden van tabaksrook, 36% ondervond soms hinder en 6% ondervond regelmatig tot vaak hinder van tabaksrook. Tussen de sectoren waren significante verschillen in de frequentie waarmee hinder werd ondervonden. In de sectoren financiële instellingen, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen werd significant minder vaak hinder ondervonden dan gemiddeld. In de sectoren horeca en verhuur en zakelijke dienstverlening werd significant vaker hinder ondervonden dan gemiddeld (zie tabel 3.49).
Tabel 3.49 Frequentie waarmee werknemers in hun werkomgeving hinder ondervinden van tabaksrook, (% genoemd), per sector bouw cult* fin* zorg* hor ind lv* ond* obsv* ovz* rch vzd voc tot Nooit 49 61 70 59 53 50 48 64 66 53 63 52 55 57 Soms 42 33 26 36 28 41 45 34 30 39 31 44 38 36 Regelmatig 5 4 2 4 8 6 7 1 3 5 4 3 4 4 Vaak 1 2 2 0 5 1 1 1 1 3 1 0 2 1 Zeer vaak 1 1 3 1 0 0 1 0 1 1 Weet niet 2 3 0 0 0 0 Licht gearceerd= significant minder vaak hinder dan gemiddeld, Donker gearceerd= significant vaker hinder dan gemiddeld * = percentage indicatief door lage n Niet rokende werknemers ondervonden significant vaker hinder van tabaksrook dan rokende werknemers. Ruim de helft (52%) van de niet-rokende werknemers gaf aan wel eens hinder te ondervinden van tabaksrook. Onder rokende werknemers lag dit percentage op 14%. In tabel 3.50 is de frequentie van hinder van tabaksrook door rokende werknemers weergegeven en in tabel 3.51 is de frequentie van hinder door niet-rokende werknemers weergeven.
PARA-meter onderzoek werknemers 29
Tabel 3.50 Frequentie waarmee dagelijks rokende werknemers in hun werkomgeving hinder ondervinden van tabaksrook, (% genoemd), per sector Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet
bouw 82 18 -
cult 78 22 -
fin zorg 77 87 18 13 -
hor 74 22 2 1 2
ind 74 21 3 2
lv 77 23 -
ond obsv 88 96 12 4 -
ovz 66 34 -
rch 87 11 2 -
vzd 92 8 -
voc 84 14 2 -
tot 85 14 0 0 0 1
Tabel 3.51 Frequentie waarmee niet-rokende werknemers in hun werkomgeving hinder ondervinden van tabaksrook, (% genoemd), per sector Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet
bouw 36 51 8 1 1 3
cult 56 36 5 3 -
fin zorg 68 54 28 39 2 5 2 0 2 -
hor 39 32 12 9 5 3
ind 43 47 7 2 -
lv 41 50 8 1 -
ond obsv 58 53 41 41 1 5 2 1 -
ovz 46 42 7 4 1 1
rch 51 40 7 1 0 1
vzd 38 56 4 1 0 1
voc 39 51 7 3 -
tot 48 44 6 1 1 0
Ook tussen bedrijfsgrootte werden significante verschillen gevonden in de frequentie van hinder. Door werknemers van middelgrote bedrijven werd significant vaker hinder van tabaksrook ondervonden dan door werknemers van kleine of grote bedrijven. Dit is te zien in tabel 3.52.
Tabel 3.52 Frequentie waarmee werknemers in hun werkomgeving hinder ondervinden van tabaksrook, (% genoemd), per bedrijfsgrootte Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet
klein 63 31 2 1 0 2
middelgroot 53 39 5 1 1 0
groot 59 35 4 1 1 0
3.3 Rookbeleid 3.3.1 Rookbeleid Gemiddeld zag de helft van de respondenten een algemeen rookverbod met rookruimten als ideaal. Door 23% van de respondenten werd de voorkeur aan een volledig rookverbod gegeven. 5% van de werknemers vond een beleid zonder rookbeperking de beste oplossing. De verschillen tussen de sectoren, met betrekking tot het rookbeleid dat werknemers als ideaal voor het
30 PARA-meter onderzoek werknemers
bedrijf waar men werkt ziet, waren groot en significant. In tabel 3.53 zijn de resultaten per sector weergegeven. In de sectoren bouw, horeca, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie was het gemiddelde rookbeleid dat werknemers ideaal noemden significant minder streng dan gemiddeld. In de sectoren financiële instellingen, zorg, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen was het ideale rookbeleid van werknemers significant strenger dan gemiddeld.
Tabel 3.53 Het ideale rookbeleid van werknemers, per sector (%) bouw cult
fin zorg
hor
ind
lv
ond obsv
ovz
rch
vzd
voc
tot
Geen 13 4 5 1 13 3 9 1 rookbeperkingen Beperkt rookverbod 12 7 3 7 19 9 16 5 5 Algemeen met 16 18 7 8 17 18 24 4 10 uitzonderingen Algemeen met 41 46 60 58 41 52 22 47 64 speciale rookruimten Volledig rookverbod 18 24 25 25 11 18 30 43 20 Licht gearceerd= significant minder streng rookbeleid als ideaal dan gemiddeld Donker gearceerd= significant strenger rookbeleid als ideaal dan gemiddeld
3
4
7
9
5
2 19
8 17
7 9
8 17
8 13
58
45
58
47
51
18
27
19
19
23
Rokers en niet-rokers verschillen significant van mening over welk rookbeleid ideaal is. In tabel 3.54 is het ideale rookbeleid van rokers per sector weergegeven en in tabel 3.55 het ideale rookbeleid van niet-rokers per sector. Door de uitsplitsing naar rokers en niet rokers is de steekproefgrootte voor een aantal sectoren in onderstaande tabellen aan de lage kant. Percentages per betreffende sector zijn daardoor indicatief (zie *).
Tabel 3.54 Het ideale rookbeleid van rokende werknemers, per sector (%) bouw* cult* Geen 28 10 rookbeperkingen Beperkt rookverbod 22 18 Algemeen met 27 uitzonderingen Algemeen met 23 speciale rookruimten Volledig rookverbod -
fin* zorg* 17 4
hor 14
ind 10
lv* ond* obsv* ovz* 26 3 8
rch vzd* 12 12
voc 20
tot 12
4
17
33
20
18
14
8
7
24
15
17
19
21
8
22
16
11
39
17
24
30
17
23
22
19
48
67
55
33
54
11
57
59
53
34
43
34
44
4
4
2
4
5
6
11
6
2
13
8
7
7
PARA-meter onderzoek werknemers 31
Tabel 3.55 Het ideale rookbeleid van niet-rokende werknemers, per sector (%) bouw Geen 5 rookbeperkingen Beperkt rookverbod 8 Algemeen met 13 uitzonderingen Algemeen met 49 speciale rookruimten Volledig rookverbod 25
cult 2
fin zorg 2 -
hor 11
ind 0
lv 5
ond obsv 1
ovz -
rch 0
vzd 4
voc 4
tot 2
3 18
2 5
5 6
6 16
6 19
16 19
2 3
5 3
1 15
2 17
5 5
3 14
4 11
47
60
58
49
51
24
49
66
59
48
65
53
54
30
31
31
17
24
35
47
25
25
33
21
26
28
Het ideale rookbeleid van werknemers in de middelgrote en grote bedrijven was significant strenger dan in kleine bedrijven. Werknemers uit middelgrote bedrijven wilden vaker een volledig rookverbod. De resultaten per bedrijfsgrootte zijn weergegeven in tabel 3.56.
Tabel 3.56 Het ideale rookbeleid van werknemers, per bedrijfsgrootte (%) Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Algemeen met speciale rookruimten Volledig rookverbod
klein 9 17 14 32 27
middelgroot 3 8 14 48 27
groot 4 5 12 61 18
Er zijn veel significante verschillen tussen de sectoren met betrekking tot het huidige rookbeleid van het bedrijven. In tabel 3.57 zijn de resultaten per sector weergegeven. In de sectoren bouw, horeca, industrie en landbouw en visserij was het rookbeleid significant minder streng dan gemiddeld. In de sectoren financiële instellingen, zorg, onderwijs, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijke dienstverlening was het rookbeleid significant strenger dan gemiddeld.
Tabel 3.57 Het rookbeleid in het bedrijf waar men werkzaam is, per sector (%) bouw
cult
fin zorg
hor
ind
lv
ond obsv
Geen 22 10 3 3 30 5 18 rookbeperkingen Beperkt rookverbod 14 6 3 6 15 8 17 Algemeen met 16 21 15 14 25 24 24 uitzonderingen Algemeen met 30 33 51 38 18 50 17 speciale rookruimten Volledig rookverbod 17 31 29 39 11 14 25 Licht gearceerd= significant minder streng rookbeleid dan gemiddeld Donker gearceerd= significant strenger rookbeleid dan gemiddeld
32 PARA-meter onderzoek werknemers
ovz
rch
vzd
voc
tot
-
-
3
4
5
9
6
1 13
1 12
4 11
10 18
5 15
11 20
7 17
33
62
66
27
50
41
40
54
25
16
41
26
19
29
Het rookbeleid in de grote bedrijven was significant strenger dan in middelgrote bedrijven. Het rookbeleid in middelgrote bedrijven was op zijn beurt significant strenger dan dat van kleine bedrijven. De resultaten per bedrijfsgrootte zijn weergegeven in tabel 3.58.
Tabel 3.58 Het rookbeleid in het bedrijf waar men werkzaam is, per bedrijfsgrootte (%) Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Algemeen met speciale rookruimten Volledig rookverbod
klein 20 14 15 14 37
middelgroot 6 8 19 31 36
groot 2 3 17 58 20
Begin 2004 waren wettelijk bepalingen de belangrijkste reden voor het hebben van rookregels. Op redelijke afstand volgen gezondheidsrisico’s en het voorkomen van hinder bij medewerkers. Er waren veel verschillen tussen sectoren en tussen bedrijfsgrootten in de mate waarin de redenen als belangrijkste voor het hebben van regels over roken werden gezien. Wel was in alle sectoren de wettelijke bepaling veruit de belangrijkste reden. In de sector openbaar bestuur was deze reden belangrijker dan gemiddeld over alle sectoren. De op een na belangrijkste reden (gezondheidsrisico’s) werd in de sector financiële instellingen belangrijker dan gemiddeld gevonden. De derde reden: “Hinder bij medewerkers” werd met name in de sector verhuur en zakelijke dienstverlening van belang gevonden. In de zorgsector wordt hinder bij klanten vaker dan gemiddeld als belangrijkste reden genoemd. Hygiëne speelt in de horeca een relatief belangrijke rol en veiligheid wordt vaker dan gemiddeld als reden door werknemers uit de industrie opgegeven. In tabel 3.59 zijn de resultaten per sector weergegeven en in tabel 3.60 de resultaten per bedrijfsgrootte.
Tabel 3.59 Belangrijkste reden voor het hebben van regels over roken, per sector (%) bouw 43
cult 51
fin zorg 43 48
hor 40
ind 55
lv 41
Wettelijke bepalingen Gezondheids 18 19 26 20 9 19 12 risico’s Hinder 15 13 21 10 3 12 17 medewerkers Hinder klanten 1 6 5 12 6 0 2 Hygiëne 0 1 3 18 2 8 Veiligheid 2 2 1 1 6 3 Licht gearceerd= significant minder vaak genoemd dan gemiddeld Donker gearceerd= significant vaker genoemd dan gemiddeld
ond obsv 45 70
ovz 55
rch 47
vzd 53
voc 53
tot 50
19
16
17
18
16
16
18
14
9
21
18
22
16
15
6 1 1
1 1
0 2
5 1 4
1 1 -
1 1 3
4 2 2
PARA-meter onderzoek werknemers 33
Tabel 3.60 Belangrijkste reden voor het hebben van regels over roken, naar bedrijfsgrootte (%) klein 30 20 12 12 4 3
Wettelijke bepalingen Gezondheidsrisico’s Hinder medewerkers Hinder klanten Hygiëne Veiligheid
middelgroot 54 15 17 3 2 2
groot 55 19 14 3 1 2
Volgens 87% van de werknemers die werkzaam waren in een bedrijf waar rookbeperkingen golden, werd het rookbeleid in het algemeen goed tot zeer goed nageleefd. De sectoren verschilden significant van elkaar in naleving van het rookbeleid. In de industrie en verhuur en zakelijke dienstverlening werd het rookbeleid significant minder goed nageleefd dan gemiddeld. In de sector reparatie consumenten-artikelen en handel werd het rookbeleid significant beter nageleefd. In tabel 3.61 zijn de resultaten per sector weergegeven.
Tabel 3.61 Hoe goed leeft men op uw werk in het algemeen de regels over roken na, per sector (%) (Basis: indien rookbeperking) bouw 31 45 15
cult 42 47 9
fin zorg 59 47 37 43 2 7
hor 32 50 13
Ind 37 51 9
lv 31 51 10
Zeer goed Goed Niet goed/ niet slecht Slecht 3 2 1 1 3 1 2 Heel slecht 2 1 1 0 Licht gearceerd= significant slechtere naleving dan gemiddeld, Donker gearceerd= significant betere naleving dan gemiddeld
ond obsv 57 31 34 52 6 12 2 -
4 -
ovz 31 55 10
rch 57 30 7
vzd 38 51 9
voc 32 48 13
tot 43 44 9
2 1
4 1
0 1
4 1
2 1
Ook tussen bedrijfsgrootten waren significante verschillen met betrekking tot naleving van het rookbeleid. In kleine bedrijven werden de regels over roken gemiddeld significant beter nageleefd dan in grote bedrijven. De resultaten zijn weergegeven in tabel 3.62.
Tabel 3.62 Hoe goed leeft men op uw werk in het algemeen de regels over roken na, per bedrijfsgrootte (%)(Basis: indien rookbeperking) Zeer goed Goed Niet goed/niet slecht Slecht Heel slecht
34 PARA-meter onderzoek werknemers
klein 52 35 8 3 0
middelgroot 43 43 10 2 1
groot 42 47 8 2 0
De mate waarin verschillende partijen zijn betrokken bij de ontwikkeling, invoering en handhaving van rookbeleid op het werk verschilt significant tussen de sectoren. Dit is te zien in tabel 3.63.
Tabel 3.63 Partijen betrokken bij ontwikkeling, invoering en handhaving van rookbeleid op het werk, per sector (%) meerdere antwoorden mogelijk bouw 32 57
cult 32 73
fin zorg 57 44 73 70
hor 34 54
ind 39 78
lv 25 69
ond obsv 34 52 72 72
ovz 49 76
rch 32 68
vzd 35 79
voc 35 67
tot 38 71
1 38
1 31
7 34
3 28
1 30
4 32
4 52 8 10 31
6 49 15 10 33
5 19 3 5 35
1 39 14 7 40
4 30 8 8 36
4 32 8 7 38
Arbo-dienst Bestuur/ directie/eig. Branchevereniging 2 4 6 6 12 3 8 3 Directe 28 33 20 33 38 33 31 33 leidinggevende GGD 3 1 3 5 5 5 4 3 MZR/OR 16 21 36 36 16 37 20 39 PZ 7 7 8 6 3 14 4 4 Vakbond 6 4 12 9 4 8 6 4 Werknemers 44 31 45 39 39 37 42 47 Licht gearceerd= significant vaker genoemd dan gemiddeld Donker gearceerd= significant minder vaak genoemd dan gemiddeld
In tabel 3.64 zijn de resultaten voor de bedrijfsgrootten weergegeven, deze verschillen ook significant van elkaar.
Tabel 3.64 Partijen betrokken bij ontwikkeling, invoering en handhaving van rookbeleid op het werk, per bedrijfsgrootte (%) meerdere antwoorden mogelijk Arbo-dienst Bestuur/directie/eigenaar Branchevereniging Directe leidinggevende GGD MZR/OR PZ Vakbond Werknemers
klein 23 48 7 32 1 10 3 3 37
middelgroot 34 74 4 36 4 24 6 7 43
groot 47 76 4 28 4 47 13 9 35
3.3.2 Planmatige aanpak Een eerste indicatie van het beeld dat werknemers hebben van de complexiteit van het invoeren van een succesvol rookbeleid is de verwachte tijd die het een bedrijf kost om met succes een rookbeleid te ontwikkelen en in te voeren. De variatie in de gegeven antwoorden op deze vraag is groot: 31% van de werknemers ging er vanuit dat een (nieuw) rookbeleid binnen een maand te realiseren is, een bijna even groot percentage (33%) dacht dat er 1 maand tot een half jaar voor nodig is, 14% was in de veronderstelling dat het een half jaar tot een jaar zou duren en 11% was van mening dat het langer dan een jaar zou duren. In tabel 3.65 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven. Werknemers uit de sectoren
PARA-meter onderzoek werknemers 35
bouwnijverheid, zorg en horeca gingen ervan uit dat de ontwikkeling en invoering van een succesvol rookbeleid langer duurt, terwijl werknemers in de industrie verwachtten dat het minder tijd kost dan gemiddeld.
Tabel 3.65 Verwachte duur van de ontwikkeling en invoering van een succesvol rookbeleid, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv < dan 1 week 13 21 17 13 11 13 16 8 11 1 week - 1 maand 19 13 18 9 18 21 20 13 20 1 - 3 maanden 17 16 18 17 13 23 21 20 20 3 - 6 maanden 9 11 17 18 6 14 12 22 16 6 maanden - 1 jaar 13 18 16 18 22 13 11 19 13 > dan 1 jaar 17 10 10 15 14 6 6 10 12 Weet niet 12 11 4 9 17 11 14 9 8 Licht gearceerd= verwachte benodigde tijd significant korter dan gemiddeld Donker gearceerd= verwachte benodigde tijd significant langer dan gemiddeld
ovz 11 18 21 24 14 7 5
rch 20 17 22 8 10 10 13
vzd 13 20 22 11 15 8 12
voc 16 18 19 12 13 13 10
tot 14 17 20 13 14 11 11
In tabel 3.66 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. In grote bedrijven verwachtten de werknemers dat er een significant langere periode nodig was voor de ontwikkeling en invoering van een succesvol rookbeleid dan in middelgrote of kleine bedrijven. In kleine bedrijven was de verwachtte duur significant korter dan in middelgrote bedrijven.
Tabel 3.66 Verwachte duur van de ontwikkeling en invoering van een succesvol rookbeleid, naar bedrijfsgrootte (%) < dan 1 week 1 week - 1 maand 1 - 3 maanden 3 - 6 maanden 6 maanden - 1 jaar > dan 1 jaar Weet niet
klein 16 16 21 9 11 8 18
middelgroot 18 18 19 13 12 10 11
groot 11 16 20 14 17 13 8
Voor de acceptatie van een rookbeleid is het van belang dat er draagvlak is voor het rookbeleid. Om de acceptatie van het rookbeleid te vergroten is het zaak aandacht te besteden aan het onderwerp “roken op het werk” voordat het rookbeleid daadwerkelijk wordt ingevoerd. Zo kunnen werknemers zich al een beetje voorbereiden op wat er gebeuren gaat en hun mening uiten alvorens het rookbeleid van kracht is. In tabel 3.67 is per sector aangegeven in hoeverre werknemers het eens waren met de stelling “Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat er vóór invoering van een rookbeleid op het werk al veel aandacht aan “roken op het werk” is besteed”. In deze tabel is te zien dat circa vier van de vijf werknemers het helemaal tot een beetje belangrijk vonden dat dit gebeurt. 12% was neutraal in zijn oordeel en 8% was het niet eens met deze stelling. De werknemers uit de verschillende sectoren verschilden wat betreft hun mening op dit punt niet significant van elkaar. De bedrijfsgrootten verschilden ook niet significant van elkaar, de waarden per bedrijfsgrootten zijn dan ook niet in een tabel weergegeven.
36 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.67 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; .. er vóór invoering van een rookbeleid op het werk al veel aandacht aan “roken op het werk” is besteed. Per sector (%) bouw Helemaal eens 50 Een beetje eens 29 Niet eens/oneens 12 Een beetje oneens 1 Helemaal oneens 6 Weet niet 2
cult 49 29 15 3 2 1
fin zorg 51 56 30 26 12 12 5 1 3 5 1
hor 53 23 14 3 4 4
ind 50 30 10 4 4 2
lv 48 33 10 5 5 -
ond obsv 48 58 29 19 9 16 6 2 6 4 2 -
ovz 56 28 7 2 6 2
rch 53 24 13 4 6 0
vzd 46 31 14 5 4 -
voc 48 30 9 3 7 3
tot 51 27 12 3 5 1
Om de situatie met betrekking tot tabaksrook in het bedrijf goed in beeld te krijgen is het van belang dat de werknemers om hun mening over roken op het werk wordt gevraagd. Met de stelling “Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat het personeel een vragenlijst over roken op het werk krijgt (of op een andere manier wordt ondervraagd)” was 69% van de werknemers het een beetje tot helemaal eens. In tabel 3.68 zijn de resultaten per sector weergegeven. Er waren significante verschillen tussen sectoren in de mate waarin de werknemers het met de stelling eens zijn. In de sectoren horeca en landbouw en visserij vonden werknemers een vragenlijst over roken op het werk significant vaker van belang, terwijl werknemers in de openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijke dienstverlening er minder dan gemiddeld het nut van inzagen.
Tabel 3.68 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; .. het personeel een vragenlijst over roken op het werk krijgt (of op een andere manier wordt ondervraagd), om een goed beeld te krijgen van hoe het in het bedrijf is gesteld met roken en rookoverlast. Per sector (%) bouw Helemaal eens 43 Een beetje eens 30 Niet eens/oneens 11 Een beetje oneens 6 Helemaal oneens 10 Weet niet 1
cult 46 26 12 5 10 0
fin zorg 41 49 27 22 15 13 10 4 7 11 1
hor 50 26 10 4 6 5
ind 50 21 16 4 9 0
lv 49 31 13 2 5 -
ond obsv 36 36 29 25 12 13 8 8 14 16 1 1
ovz 50 21 13 3 12 1
rch 48 24 10 7 10 1
vzd 36 30 10 7 17 0
voc 50 19 13 3 0 4
tot 44 25 12 6 12 1
Tussen de verschillende bedrijfsgrootten waren eveneens significante verschillen. In de kleine bedrijven waren werknemers het significant meer eens met de stelling dan in middelgrote en grote bedrijven. In tabel 3.69 zijn de resultaten per bedrijfsgrootte gegeven.
PARA-meter onderzoek werknemers 37
Tabel 3.69 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; .. het personeel een vragenlijst over roken op het werk krijgt (of op een andere manier wordt ondervraagd), om een goed beeld te krijgen van hoe het in het bedrijf is gesteld met roken en rookoverlast. Per bedrijfsgrootte (%) Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens Weet niet
klein 52 25 13 2 6 2
middelgroot 44 24 13 6 12 1
groot 42 25 11 7 13 1
Een derde stelling die ter beoordeling aan de respondenten is voorgelegd was ”Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat zowel rokers als niet-rokers kunnen meedenken over hoe het rookbeleid er precies uit zal komen te zien.” Uit tabel 3.70 blijkt dat werknemers het erg belangrijk vonden dat bij de ontwikkeling en invoering van het rookbeleid zowel rokers als niet-rokers worden betrokken. 64% van alle werknemers was het helemaal met de stelling eens en nog eens 20% was het er een beetje mee eens. Er waren significante verschillen tussen sectoren. De grootste voorstanders waren de werknemers uit de horeca en landbouw. In het onderwijs was men het minder vaak dan gemiddeld met de stelling eens.
Tabel 3.70 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; ..zowel rokers als niet-rokers kunnen meedenken over hoe het rookbeleid er precies uit zal komen te zien, per sector (%) bouw cult fin zorg hor Ind Helemaal eens 73 63 60 70 70 67 Een beetje eens 18 23 24 13 14 18 Niet eens/oneens 2 7 3 7 5 6 Een beetje oneens 3 2 8 3 4 3 Helemaal oneens 4 5 5 7 4 7 Weet niet 0 0 3 Licht gearceerd=significant minder eens dan gemiddeld, Donker gearceerd= significant meer eens dan gemiddeld
lv 75 17 3 2 2 -
ond obsv 63 59 16 19 3 9 4 6 13 7 0 -
ovz 62 19 4 3 9 2
rch 60 25 6 1 8 0
vzd 60 25 6 2 7 -
voc 64 20 5 1 7 3
tot 64 20 6 3 7 0
Tussen de bedrijfsgrootten waren eveneens significante verschillen. In kleine bedrijven konden werknemers zich meer vinden in deze stelling dan in middelgrote of grote bedrijven.
38 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.71 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; ..zowel rokers als niet-rokers kunnen meedenken over hoe het rookbeleid er precies uit zal komen te zien, per bedrijfsgrootte (%) Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens Weet niet
klein 72 16 4 3 4 1
middelgroot 63 21 4 3 9 0
groot 62 20 7 3 7 0
3.4 Kennis werknemers 3.4.1 Wettelijke bepalingen Circa acht van de tien werknemers dacht terecht dat hun werkgever wettelijk verplicht was om ze een rookvrije werkplek aan te bieden als daar behoefte aan is. In de sectoren financiële dienstverlening en landbouw en visserij werd dit door een significant hoger percentage werknemers dan gemiddeld gedacht. In het onderwijs dacht een significant lager percentage werknemers dan gemiddeld dit (zie tabel 3.72).
Tabel 3.72 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om ze een rookvrije werkplek aan te bieden als ze daar behoeften aan hebben en percentage dat denkt dat het niet zo is, per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Ja 83 80 86 74 76 77 90 68 78 73 82 83 76 79 Nee 10 17 11 18 16 17 8 27 17 24 16 14 19 16 Weet niet 8 3 3 8 9 6 2 5 5 4 3 3 5 5 Licht gearceerd=denkt significant minder vaak dan gemiddeld dat werkgever een rookvrije werkplek moet bieden Donker gearceerd= denkt significant vaker dat werkgever een rookvrije werkplek moet bieden Ook tussen de bedrijfsgrootten zijn er verschillen. Uit tabel 3.73 valt af te leiden dat werknemers uit grote bedrijven significant vaker dachten dat werkgevers een wettelijke verplichting heeft om, indien gewenst, voor een rookvrije werkplek te zorgen dan dat werknemers uit kleine bedrijven dachten.
Tabel 3.73 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om ze een rookvrije werkplek aan te bieden als ze daar behoeften aan hebben en percentage dat denkt dat het niet zo is, per bedrijfsgrootte. Ja Nee Weet niet
klein 74 20 7
middelgroot 78 18 5
groot 81 15 4
PARA-meter onderzoek werknemers 39
Het percentage werknemers dat dacht dat werkgevers wettelijk verplicht zijn regels in te stellen over waar wel en niet gerookt mag worden is significant hoger dan het percentage werknemers dat bevestigend antwoordde op voorgaande vraag naar de verplichte rookvrije werkplek. Gemiddeld was 94% van de respondenten in de veronderstelling dat hun werkgever verplicht was om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden. In de horeca werd dit door significant minder werknemers gedacht dan gemiddeld en in de sectoren onderwijs en openbare dienstverlening dacht een significant hoger percentage werknemers dat hun werkgever deze wettelijke verplichting heeft.
Tabel 3.74 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden en percentage dat denkt dat het niet zo is, per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd Ja 89 94 94 94 80 96 91 99 99 97 93 95 Nee 7 3 4 2 12 2 5 1 0 2 5 2 Weet niet 4 3 3 4 8 1 4 0 0 1 2 3 Licht gearceerd=denkt significant minder vaak dan gemiddeld dat werkgever regels moet instellen Donker gearceerd= denkt significant vaker dat werkgever regels moet instellen
voc 96 2 2
tot 94 3 3
In tabel 3.75 is te zien dat in grotere bedrijven meer werknemers dachten dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden dan in middelgrote en kleinere bedrijven.
Tabel 3.75 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden en percentage dat denkt dat het niet zo is, naar bedrijfsgrootte. Ja Nee Weet niet
klein 91 5 4
middelgroot 94 3 3
groot 96 2 1
Circa twee op de vijf werknemers (39%) dachten ten onrechte dat werkgevers verplicht waren om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken. De kennis omtrent dit punt verschilt per sector. De resultaten zijn in tabel 3.75 weergegeven. In de sector bouwnijverheid dachten werknemers significant vaker dan gemiddeld dat hun werkgevers verplicht is om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken. In de sectoren openbaar bestuur en verhuur en zakelijke dienstverlening werd dit door een significant lager percentage werknemers gedacht. Tussen de bedrijfsgrootten werden geen significante verschillen geconstateerd.
Tabel 3.76 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever verplicht is om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken en percentage dat denkt dat het niet zo is, per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Ja 57 37 46 45 44 39 42 32 31 39 38 31 44 39 Nee 32 53 47 41 46 50 48 57 55 48 53 54 49 49 Weet niet 11 10 7 14 9 11 10 11 14 13 10 14 7 11 Donker gearceerd=denkt significant vaker dan gemiddeld dat werkgever rokers een plaats moeten geven waar ze kunnen roken
40 PARA-meter onderzoek werknemers
Zeven procent van de werknemers dacht dat hun werkgever hen kon ontslaan als ze werk weigerden omdat ze ziek werden van de tabaksrook op de werkplek. Zesenzeventig procent van de werknemers dacht van niet en achttien procent wist het niet. In de sectoren industrie en openbaar bestuur werd dit door een significant kleiner percentage werknemers gedacht dan gemiddeld. De bedrijfsgrootten verschilden niet significant van elkaar. De resultaten per sector zijn in tabel 3.77 weergegeven.
Tabel 3.77 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever hen kan ontslaan als ze werk weigeren omdat ze ziek worden van tabaksrook op de werkplek en percentage dat denkt dat het niet zo is, per sector Ja Nee Weet niet
bouw 8 75 17
cult 5 74 20
fin zorg 9 5 78 77 13 18
hor 12 67 21
ind 4 83 13
lv 5 78 17
ond obsv 5 5 83 79 12 16
ovz 2 79 18
rch 8 70 22
vzd 9 73 18
voc 5 74 20
tot 7 76 1
Sinds 1 januari 2004 is de nieuwe tabakswet in werking getreden. Het veldwerk voor dit onderzoek heeft eind januari 2004 plaats gevonden. Op het moment van ondervragen hadden zo goed als alle ondervraagden (99%) van de nieuwe tabakswet gehoord. In de sectoren gezondheidszorg en openbaar bestuur was de bekendheid van de nieuwe wet zelfs 100% en daarmee significant hoger dan in de overige sectoren. Tussen bedrijfsgrootte en het op de hoogte zijn van de wet was geen significante associatie. In tabel 3.78 zijn de waarden per sector weergegeven.
Tabel 3.78 Percentage werknemers dat wel eens iets gehoord heeft over de nieuwe tabakswet en het percentage dat nooit iets heeft gehoord over deze nieuwe wet, per sector. Wel Niet
bouw 96 4
cult 97 3
fin zorg 99 100 1 0
hor 98 2
ind 98 2
lv 99 1
ond obsv 96 100 4 -
ovz 98 2
rch 99 1
vzd 99 1
voc 99 1
tot 99 1
3.4.2 Schadelijkheid tabaksrook Volgens 91% van de werknemers was roken schadelijk voor de gezondheid. Het percentage werknemers dat van mening was dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid ligt significant lager, namelijk op 72%. In de sectoren zorg en onderwijs waren werknemers zich meer bewust van de schadelijkheid van roken terwijl men er in de horeca minder sterk van overtuigd was. Over de mate waarin een rokerige werkomgeving schadelijk is bestond ook verschil van mening tussen de sectoren. In de industrie dachten werknemers dat het schadelijker is dan gemiddeld in de overige sectoren en in de sectoren bouwnijverheid en verhuur en zakelijke dienstverlening waren werknemers zich minder dan gemiddeld bewust van de schadelijkheid van een rokerige werkomgeving. De meningen van de werknemers over de schadelijkheid van roken en meeroken per sector zijn weergegeven in tabel 3.79 en tabel 3.80.
PARA-meter onderzoek werknemers 41
Tabel 3.79 Mate waarin werknemers denken dat roken schadelijk is voor de gezondheid, per sector (%) bouw
cult 2
fin zorg 0 -
hor -
ind -
lv -
Helemaal niet 0 Niet 1 0 1 0 1 1 Een beetje 7 12 6 5 10 6 7 Schadelijk 45 40 37 43 55 45 42 Zeer schadelijk 42 47 56 52 33 47 48 Weet niet 2 1 1 1 2 Licht gearceerd=significant minder schadelijk dan gemiddeld Donker gearceerd=significant schadelijker dan gemiddeld
ond obsv 3 33 64 -
0 6 39 54 -
ovz -
rch 1
vzd -
voc -
tot -
11 43 43 1
10 43 47 0
10 39 51 -
0 15 42 42 1
0 8 42 49 0
Tabel 3.80 Mate waarin werknemers denken dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv Helemaal niet 3 1 1 1 1 0 1 Niet 9 3 3 7 2 3 Een beetje 17 21 14 20 23 22 29 Schadelijk 50 49 43 41 49 48 42 Zeer schadelijk 19 23 37 36 19 26 22 Weet niet 2 3 2 2 1 2 3 Licht gearceerd=significant minder schadelijk dan gemiddeld Donker gearceerd=significant schadelijker dan gemiddeld
ond obsv 2 1 3 20 20 39 41 40 33 1
ovz 1 1 24 45 26 3
rch 2 3 23 46 26 0
vzd 2 6 25 46 21 1
voc 1 2 27 37 27 5
tot 1 3 22 44 28 2
De grootte van het bedrijf waarin men werkt is ook van invloed op de mening over de schadelijkheid van een rokerige werkomgeving; in kleine bedrijven was men minder overtuigd van de schadelijkheid dan in middelgrote bedrijven. Tussen bedrijfsgrootte en de mate van schadelijkheid van roken werden geen significante verschillen gevonden.
Tabel 3.81 Mate waarin werknemers denken dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid, per bedrijfsgrootte (%) Helemaal niet Niet schadelijk Een beetje Schadelijk Zeer schadelijk Weet niet
klein 2 4 25 43 24 3
middelgroot 1 3 21 47 28 1
groot 1 3 22 42 30 2
Het merendeel van de werknemers bleek te weten dat meeroken door deskundigen wordt gezien als een belangrijke risicofactor voor luchtwegaandoeningen, hart- en vaatziekten en longkanker. Slechts 8% denkt(onterecht) dat de kans op reuma door meeroken toeneemt. Tussen de sectoren worden enkele significante verschillen gevonden. Zo is volgens werknemers in de gezondheidszorg het risico op lucht-
42 PARA-meter onderzoek werknemers
wegaandoeningen significant groter terwijl men er in de horeca minder van overtuigd was. Tot slot waren medewerkers uit het onderwijs zich in verhouding meer bewust van het feit dat deskundigen meeroken een risicofactor voor longkanker vinden.
Tabel 3.82 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor…(%) Waar Niet waar Weet niet
Luchtwegaandoeningen 87 4 8
Reuma 8 39 54
Hart- en vaatziekten 76 10 14
Longkanker 83 7 11
3.5 Assertiviteit 3.5.1 Gedrag Door de nieuwe tabakswet hebben alle werknemers vanaf 1 januari 2004 recht op een rookvrije werkplek. Om vast te stellen wat voor actie werknemers ondernemen bij aanwezigheid van tabaksrook of rokende collega’s zijn een aantal vragen gesteld. In deze paragraaf komt de mate waarin werknemers mondeling iets proberen te doen aan het roken van anderen op het werk aan de orde. Werknemers kunnen bijvoorbeeld aan rokende collega’s vragen niet te roken. Eénderde van de ondervraagden die zelf niet op het werk roken heeft dit wel eens gevraagd; 29% vroeg het soms en 4% regelmatig tot vaak. 64% vroeg nooit aan een rokende collega om niet te roken en 1% weet het niet. Tussen de sectoren waren significante verschillen. De frequentie waarin deze vraag aan rokende collega’s werd gesteld was significant lager in de sectoren financiële dienstverlening, zorg en reparatie consumentenartikelen en handel. In de industrie werd deze vraag frequenter dan gemiddeld gesteld. In tabel 3.83 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven.
Tabel 3.83 Frequentie waarmee door werknemers aan hun rokende collega’s wordt gevraagd om niet te roken, per sector (%) (Basis: indien rookt niet op het werk) bouw cult fin zorg hor ind lv Nooit 50 64 77 67 58 59 60 Soms 41 30 19 26 36 36 32 Regelmatig 5 4 1 1 4 3 6 Vaak 1 2 1 3 Zeer vaak 2 Weet niet 4 2 1 5 3 Licht gearceerd=significant minder gevraagd dan gemiddeld Donker gearceerd=significant vaker gevraagd dan gemiddeld
ond obsv 66 58 27 37 2 3 0 5 2
ovz 55 38 7 1 -
rch 71 23 3 1 2
vzd 65 27 2 1 1 4
voc 61 33 3 2 1
tot 64 29 3 1 0 3
In kleine bedrijven werd deze vraag significant minder frequent gesteld dan in middelgrote en grote bedrijven.
PARA-meter onderzoek werknemers 43
Tabel 3.84 Frequentie waarmee door werknemers aan hun rokende collega’s wordt gevraagd om niet te roken, per bedrijfsgrootte (%) (Basis: Indien rookt niet op het werk) Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet
klein 70 20 2 1 6
middelgroot 63 30 3 1 2
groot 63 31 3 0 1 2
Een andere optie is het rookgedrag van collega’s bespreken met een leidinggevende. Van alle respondenten had 9% wel eens een probleem dat te maken had met roken aangekaart bij een leidinggevende, 91% had dat nooit gedaan. In de zorgsector had een significant lager percentage werknemers een aan roken gerelateerd probleem met de leiding besproken dan gemiddeld over alle sectoren. Dit is te zien in tabel 3.85.
Tabel 3.85 Heeft u wel eens een probleem dat te maken had met roken aangekaart bij een leidinggevende of een ander aanspreekpersoon? Per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc Ja 11 10 8 5 7 8 8 9 13 11 12 9 9 Nee 89 90 92 95 93 92 92 91 87 89 88 91 91 Licht gearceerd=significant minder vaak een aan roken gerelateerd onderwerp aangekaart dan gemiddeld Donker gearceerd=significant vaker een aan roken gerelateerd onderwerp aangekaart dan gemiddeld
tot 9 91
Tussen bedrijfsgrootten was eveneens een significant verschil. In middelgrote bedrijven werd significant vaker met een leidinggevende over een probleem met betrekking tot roken gesproken dan in kleine en grote bedrijven. In tabel 3.86 zijn de percentages per bedrijfsgrootte weergegeven.
Tabel 3.86 Heeft u wel eens een probleem dat te maken had met roken aangekaart bij een leidinggevende of een ander aanspreekpersoon? Per bedrijfsgrootte (%) Ja Nee
klein 7 93
middelgroot 12 88
groot 8 92
Aan alle respondenten is gevraagd of men personen die roken op plaatsen waar dat niet is toegestaan aanspreekt op hun rookgedrag. Op deze vraag antwoordden vier op de tien ondervraagden dat zij er zeker iets van zouden zeggen. Daarnaast zou een derde van de werknemers de roker er waarschijnlijk wel op aanspreken. Er zijn significante verschillen tussen sectoren. In de sectoren bouwnijverheid en vervoer, opslag en communicatie waren werknemers minder geneigd rokers hier op aan te spreken dan gemiddeld in de andere sectoren. In tabel 3.87 is per sector weergegeven hoeveel procent van de respondenten een reactie zou geven.
44 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.87 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u deze persoon daar dan op aanspreken? Per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Zeker wel 35 39 38 49 37 42 35 54 44 31 37 39 35 41 Waarschijnlijk wel 29 38 36 28 36 32 34 29 30 35 34 34 28 32 Misschien wel/niet 12 11 10 9 12 14 19 9 14 18 12 12 16 12 Waarschijnlijk niet 14 8 8 8 8 5 8 5 8 12 11 14 12 9 Zeker niet 9 3 6 5 6 7 4 3 4 3 4 0 9 5 Weet niet 1 1 1 0 2 1 1 2 1 1 Licht gearceerd=significant minder geneigd om een persoon aan te spreken op rookgedrag op plaatsen waar dat niet mag dan gemiddeld Donker gearceerd= significant meer geneigd om een persoon aan te spreken op rookgedrag op plaatsen waar dat niet mag dan gemiddeld Ook de omvang van het bedrijf hangt samen met de assertiviteit van werknemers. In kleine en grote bedrijven waren werknemers meer geneigd om collega’s op hun rookgedrag aan te spreken dan in middelgrote bedrijven.
Tabel 3.88 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u deze persoon daar dan op aanspreken? Per bedrijfsgrootte (%) Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien wel / niet Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet
klein 41 28 14 10 5 3
middelgroot 42 34 11 9 4 0
groot 40 31 13 10 5 0
Als iemand rookt op een plaats waar dat niet is toegestaan dan zal men significant vaker de betreffende persoon er op aanspreken dan dat men het tegen zijn of haar leidinggevende zegt. Van alle ondervraagden gaf slechts 8% te kennen het zeker aan de leidinggevende te melden. Per sector waren er geen significante verschillen; tussen bedrijfsgrootten wel. In kleine bedrijven werd het roken van collega’s in mindere mate dan in middelgrote bedrijven aan een leidinggevende gemeld. In grote bedrijven werd het vervolgens weer in mindere mate doorgegeven dan in kleine bedrijven. In tabel 3.89 en 3.90 is per sector en per bedrijfsgrootte weergegeven hoeveel mensen aan de leidinggevende zouden melden dat iemand rookt waar dat niet is toegestaan.
PARA-meter onderzoek werknemers 45
Tabel 3.89 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u daar dan tegen uw leiding iets van zeggen? Per sector (%) bouw Zeker wel 9 Waarschijnlijk wel 8 Misschien wel / niet19 Waarschijnlijk niet 28 Zeker niet 33 Weet niet 2
cult 11 10 27 25 25 1
fin zorg 7 8 20 14 27 25 17 28 28 24 1 1
hor 8 12 18 25 35 3
ind 11 8 19 31 29 1
lv 6 7 27 25 34 1
ond obsv 8 6 16 14 26 20 29 30 19 29 1 1
ovz 2 12 22 32 30 3
rch 8 17 20 29 24 1
vzd 7 11 22 34 24 2
voc 6 12 18 32 32 1
tot 8 13 22 29 27 1
Tabel 3.90 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u daar dan tegen uw leiding iets van zeggen? Per bedrijfsgrootte (%) klein 11 15 16 26 31 2
Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien wel /misschien niet Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet
middelgroot 9 11 23 29 25 1
groot 6 13 22 31 26 2
3.5.2 Betrokken partijen Eénentachtig procent van de werknemers wist bij wie ze op het werk terecht kunnen met een probleem dat te maken heeft met roken. Er waren geen significante verschillen tussen sectoren. De resultaten voor de sectoren zijn weergegeven in tabel 3.91.
Tabel 3.91 Weet u bij wie u terecht kunt als u op het werk een probleem zou hebben dat te maken heeft met roken, per sector (%) Ja Nee
bouw 85 15
cult 83 17
fin zorg 81 83 19 17
hor 83 17
ind 78 22
lv 82 18
ond obsv 81 81 19 19
ovz 76 24
rch 85 15
vzd 79 21
voc 78 22
tot 81 19
In middelgrote bedrijven wist een significant hoger percentage werknemers bij wie ze terecht konden met problemen over roken dan in grote bedrijven. De resultaten voor de bedrijfsgrootten zijn weergegeven in tabel 3.92.
Tabel 3.92 Weet u bij wie u terecht kunt als u op het werk een probleem zou hebben dat te maken heeft met roken, per bedrijfsgrootte (%) Ja Nee
46 PARA-meter onderzoek werknemers
klein 83 17
middelgroot 84 16
groot 78 22
Op de vraag waar men op het werk terecht kan met problemen met betrekking tot roken antwoordde zeventig procent van degenen die weten waar zij dit moeten melden met “bij het afdelingshoofd of leidinggevende”. En andere relatief vaak gegeven antwoord was bij de directie (42%). Werknemers uit zowel bedrijven uit verschillende sectoren als uit bedrijven van verschillende grootte verschilden significant van elkaar in de plaats die ze noemden. In tabel 3.93 en tabel 3.94 zijn de resultaten voor de sectoren en bedrijfsgrootten weergegeven.
Tabel 3.93 Waar kunnen werknemers terecht als ze op het werk een probleem hebben dat maken heeft met roken, per sector (%) (Basis: indien bekend, meer antwoorden mogelijk) bouw Afdelingshoofd/ 50 leidinggevende Arbo-dienst 8 Bedrijfsarts 2 Beheerder gebouw 4 Directie 47 Klachten-commissie 2 MZR/OR 15 Geen van deze 9
cult 66 12 6 5 46 5 21 2
fin zorg 77 83 27 14 4 36 11 26 1
23 10 3 30 14 23 3
hor 64
ind 71
lv 55
7 1 6 43 5 11 4
15 12 4 45 7 21 4
5 5 4 55 2 6 4
ond obsv 49 88 9 7 5 66 7 21 -
24 18 13 32 10 35 1
ovz 81
rch 66
vzd 73
voc 66
tot 70
20 15 14 22 14 28 -
7 4 1 46 3 11 2
13 5 7 38 7 20 4
12 11 4 44 9 21 2
14 8 5 42 7 20 3
Tabel 3.94 Waar kunnen werknemers terecht als ze op het werk een probleem hebben dat maken heeft met roken, per bedrijfsgrootte (%)(Basis: indien bekend, meer antwoorden mogelijk) Afdelingshoofd/leidinggevende Arbo-dienst Bedrijfsarts Beheerder gebouw Directie Klachtencommissie MZR/OR Geen van deze
klein 49 5 1 4 47 3 5 10
middelgroot 66 10 5 2 53 5 15 1
groot 80 22 14 7 29 12 30 2
Negen procent van de werknemers heeft ooit een probleem dat te maken had met roken aangekaart bij een leidinggevende of ander aanspreekpersoon. Hierdoor konden slechts 194 personen aangeven of en bij wie het voorleggen van het probleem succesvol was. In 21% van de gevallen had de melding geen succes. De grootste kans op een positieve uitkomst leek te zijn verkregen bij de directie of afdelingshoofd / leidinggevende. Dit kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld omdat er niet bekend is bij wie de niet-succesvolle meldingen zijn gedaan. Er blijven te weinig personen over om betrouwbare uitspraken te doen over de afzonderlijke sectoren en bedrijfsgrootten. Om deze reden zijn alleen de totalen weergegeven. Dit is te zien in tabel 3.95.
PARA-meter onderzoek werknemers 47
Tabel 3.95 Bij wie is het aankaarten van een probleem dat te maken had met roken wel eens succesvol geweest(%) Bij niemand Afdelingshoofd/ leidinggevende Arbo-dienst Directie MZR/OR
totaal (n=194) 21 37 3 39 6
3.5.3 Attitude Een overgrote meerderheid van de werknemers (91%) vond het een goede zaak als een collega aan een andere collega vraagt om niet te roken. Slecht één procent vond het niet zo’n goed idee en zeven procent stond er neutraal tegenover. Er waren significante verschillen tussen sectoren in de mate waarin werknemers dit goed vonden. In de bouwnijverheid en reparatie consumentenartikelen en handel waren werknemers minder positief over een dergelijk verzoek dan gemiddeld in de overige sectoren. Dit is te zien in tabel 3.96. De omvang van een bedrijf was niet van invloed op de mening over deze vraag.
Tabel 3.96 Mening van werknemers over het door een collega aan een rokende collega vragen om niet te roken, per sector (%) bouw 46 40 7
cult 50 41 8
fin zorg 55 56 38 36 5 7
hor 28 54 13
ind 44 47 6
lv 37 57 5
ond obsv 60 55 36 41 1 3
ovz 56 37 5
rch 37 53 9
vzd 48 44 7
Heel goed Goed Niet goed/ niet slecht Niet zo goed 2 1 1 0 0 1 1 1 Helemaal niet goed 4 3 0 1 1 1 Weet niet 1 0 2 2 1 1 1 1 1 Licht gearceerd = significant minder positief over assertiviteit ten aanzien van rokers dan gemiddeld Donker gearceerd = significant positiever over assertiviteit ten aanzien van rokers dan gemiddeld
voc 33 50 12
tot 47 44 7
2 1 3
1 1 1
3.5.4 Subjectieve norm De vraag “Hoe vaak wordt er op uw werk door collega’s aan een rokende collega gevraagd om niet te roken” is gesteld aan alle respondenten. Dit in tegenstelling tot de vraag naar de eigen assertiviteit die alleen werd beantwoord door mensen die niet op hun werk roken. Bij de helft van de werknemers kwam het op het werk niet voor dat door niet-rokers aan rokende collega’s werd gevraagd niet te roken. In tabel 3.97 zijn de resultaten per sector weergegeven. Er was een significante associatie tussen sector en de frequentie waarmee collega’s aan rokers op het werk vragen om niet te roken. In de sectoren openbaar bestuur en sociale verzekeringen en vervoer, opslag en communicatie gebeurde dit significant vaker dan gemiddeld en in de sectoren financiële dienstverlening, zorg, onderwijs en reparatie consumentenartikelen en handel gebeurde dit significant minder vaak dan gemiddeld.
48 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.97 Frequentie waarmee door collega’s aan rokers wordt gevraagd om niet te roken, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv Nooit 46 51 61 59 58 41 45 62 35 Soms 33 36 22 21 28 36 32 22 36 Regelmatig 4 4 1 2 5 4 10 3 5 Vaak 0 2 0 1 Zeer vaak 2 1 1 Weet niet 16 9 15 17 10 17 13 13 21 Licht gearceerd= minder vaak dan gemiddeld gevraagd niet te roken Donker gearceerd=vaker dan gemiddeld gevraagd niet te roken
ovz 29 46 5 2 0 18
rch 56 31 2 1 11
vzd 44 32 2 1 1 21
voc 42 34 3 1 2 17
tot 50 30 3 1 0 16
Ook bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met de mate waarin aan rokende collega’s werd gevraagd niet te roken. In middelgrote en grote bedrijven werd dit significant vaker gevraagd dan in kleine bedrijven. In tabel 3.98 zijn de waarden per bedrijfsgrootte weergegeven.
Tabel 3.98 Frequentie waarmee door collega’s aan rokers wordt gevraagd om niet te roken, naar bedrijfsgrootte (%) Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet
klein 63 18 4 0 15
middelgroot 50 33 3 1 1 13
groot 45 32 3 1 0 18
Zes op de tien werknemers gaven aan dat de meerderheid van hun collega’s het goed tot zeer goed vond als aan rokende collega’s gevraagd wordt om niet te roken. Slechts 4% was van mening dat de meerderheid van hun collega’s het niet zo tot helemaal niet goed vond en 15% stond er neutraal tegenover. Er waren significante verschillen tussen sectoren. In de sectoren openbaar bestuur en verhuur en zakelijke dienstverlening vond de meerderheid van de collega’s het significant beter als aan een rokende collega gevraagd werd om niet te roken dan gemiddeld. In de horeca, industrie en vervoer, opslag en communicatie vond de meerderheid het minder goed dan gemiddeld. Dit is in tabel 3.99 te zien.
Tabel 3.99 Wat vindt de meerderheid van uw collega’s ervan als aan rokende collega’s gevraagd wordt om niet te roken? per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc Heel goed 18 24 27 32 8 16 21 31 17 15 14 17 15 Goed 44 36 41 33 36 48 42 41 50 47 41 44 32 Niet goed/niet slecht 12 21 15 14 20 11 17 10 10 22 20 11 22 Niet zo goed 1 3 1 2 4 4 2 1 4 4 2 2 9 Helemaal niet goed 5 1 6 1 3 0 1 1 1 3 Weet niet 19 17 16 19 25 21 15 17 17 13 20 25 19 Licht gearceerd = significant minder goed gevonden dan gemiddeld, Donker gearceerd is significant beter gevonden dan gemiddeld.
tot 20 41 15 3 1 20
PARA-meter onderzoek werknemers 49
Op dit punt verschilden alle bedrijfsgrootten significant van elkaar. Hoe kleiner het bedrijf hoe positiever de meerderheid van de collega’s tegenover een dergelijk verzoek stond.
Tabel 3.100 Wat vindt de meerderheid van uw collega’s ervan als aan rokende collega’s gevraagd wordt om niet te roken? Naar bedrijfsgroottte (%) Heel goed Goed Niet goed/niet slecht Niet zo goed Helemaal niet goed Weet niet
klein 23 31 13 3 3 28
middelgroot 20 41 16 3 1 19
groot 19 45 14 3 1 18
3.5.5 Eigen effectiviteit Zevenenvijftig procent van de rokers die op het werk roken zou naar eigen zeggen zeker zijn of haar sigaret uitmaken als een collega daar om zou vragen. Ruim een kwart (27%) maakte zijn/haar sigaret waarschijnlijk wel uit, tien procent twijfelde en vijf procent zou dit zeker of waarschijnlijk niet doen. Zowel tussen sectoren als bedrijfsgrootten waren er significante verschillen. In de zorg, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en vervoer en zakelijke dienstverlening waren rokers meer bereid hun sigaret uit te maken dan gemiddeld terwijl rokers in de sector reparatie consumenten artikelen en handel juist minder bereidwillig waren.
Tabel 3.101 Zou u uw sigaret uitmaken als een collega daar om zou vragen? Per sector (%) (Basis: Indien rookt op het werk, n=451) bouw* cult* fin* zorg* hor ind* lv* ond* obsv* ovz* rch* vzd* voc Zeker wel 50 60 61 66 42 66 62 65 84 81 49 61 38 Waarschijnlijk wel 24 22 38 22 31 23 31 19 10 10 28 36 36 Misschien 20 15 1 6 13 8 7 4 3 5 14 3 15 Waarschijnlijk niet 3 10 1 3 4 6 6 Zeker niet 3 3 2 1 7 3 4 Weet niet 5 2 5 1 Licht gearceerd=significant minder geneigd een sigaret uit te maken als collega daar om zou vragen Donker gearceerd=significant meer geneigd een sigaret uit te maken als een collega daar om zou vragen * = percentage indicatief door lage n In grote bedrijven zou men eerder een sigaret voor een collega uitmaken dan in kleine of middelgrote bedrijven.
50 PARA-meter onderzoek werknemers
tot 57 27 10 3 2 1
Tabel 3.102 Zou u uw sigaret uitmaken als een collega daar om zou vragen? Per bedrijfsgrootte (%) (Basis: Indien rookt op het werk, n=451) Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet
klein 48 29 14 7 2 1
middelgroot 51 29 13 3 2 1
groot 67 24 5 1 1 2
Ruim zes van de tien niet op het werk rokende werknemers vonden het (heel) makkelijk om aan een rokende collega te vragen om niet te roken. Negentien procent van de niet-rokers had er moeite mee. Tussen de sectoren werden de volgende verschillen geconstateerd: in de sector reparatie consumentenartikelen en handel vonden niet-rokende werknemers het relatief moeilijk en in de sector vervoer, opslag en communicatie vond men het makkelijker dan gemiddeld. De resultaten per sector zijn weergegeven in tabel 3.103.
Tabel 3.103 Hoe makkelijk of moeilijk zou u het vinden om een rokende collega te vragen om niet te roken? per sector (%) (Basis: indien rookt niet op het werk) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc Heel makkelijk 36 31 27 24 19 28 21 26 29 29 29 22 22 Makkelijk 30 27 31 33 35 35 33 35 36 25 32 43 44 Niet makkelijk/ 17 22 21 27 29 21 23 14 18 27 14 131 20 niet moeilijk Moeilijk 16 17 16 14 10 14 22 20 12 16 21 18 11 Heel moeilijk 1 3 3 2 5 3 1 5 3 4 3 3 3 Weet niet 1 2 1 1 1 1 Licht gearceerd=significant minder moeilijk om te vragen aan een rokende collega om niet te roken Donker gearceerd=significant moeilijkerer om te vragen aan een rokende collega om niet te roken
tot 26 35 19 16 3 1
Tussen bedrijfsgrootten waren eveneens significante verschillen. In kleine bedrijven vonden werknemers het makkelijker om deze vraag te stellen dan in middelgrote of grote bedrijven.
Tabel 3.104 Hoe makkelijk of moeilijk zou u het vinden om een rokende collega te vragen om niet te roken? Per bedrijfsgrootte (%) (Basis: indien rookt niet op het werk) Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk Weet niet
klein 28 37 20 12 2 2
middelgroot 30 34 16 16 3 0
groot 22 36 21 17 3 0
PARA-meter onderzoek werknemers 51
Door bijna tweederde van de werknemers die niet op het werk roken werd aangegeven dat zij het (heel) makkelijk vonden om aan de leiding om een rookvrije werkplek te vragen. In de sectoren zorg, industrie en openbaar bestuur en sociale verzekeringen vond men het significant minder moeilijk om een rookvrije werkplek te vragen dan gemiddeld. In de sector reparatie consumentenartikelen en handel vond men het significant moeilijker om dit te vragen. In tabel 3.105 zijn de resultaten per sector weergegeven.
Tabel 3.105 In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om bij de leiding om een rookvrije werkplek te vragen? per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd Heel makkelijk 29 35 28 27 13 26 26 32 30 23 25 24 Makkelijk 33 38 37 41 40 39 42 34 44 33 32 37 Niet makkelijk/ 25 15 20 16 27 20 16 19 10 25 16 17 niet moeilijk Moeilijk 10 8 12 10 12 11 12 7 9 12 19 15 Heel moeilijk 2 2 2 2 3 1 2 5 2 3 7 4 Weet niet 2 2 2 4 5 3 2 2 4 3 1 3 Licht gearceerd=significant moeilijker om bij de leiding een rookvrije werkplek te vragen Donker gearceerd=significant minder moeilijk om bij de leiding een rookvrije werkplek te vragen
voc 24 38 23
tot 26 37 18
11 0 4
12 3 3
Ook tussen bedrijfsgrootten waren significant verschillen in de mate waarin werknemers het moeilijk vonden om aan hun leidinggevende een rookvrije werkplek te vragen. In middelgrote bedrijven vonden werknemers dit gemiddeld significant moeilijker dan in kleine of grote bedrijven. Dit is te zien in tabel 3.106.
Tabel 3.106 In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om bij de leiding om een rookvrije werkplek te vragen? per bedrijfsgrootte (%) Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk Weet niet
klein 21 44 15 13 2 4
middelgroot 28 33 18 14 5 2
groot 27 39 18 11 2 3
Volgens ruim zeven op de tien werknemers die niet op het werk roken zouden rokende collega’s hun sigaret zeker of waarschijnlijk uitmaken als ze daar om zouden vragen. De mening van een aantal sectoren verschilde significant van de gemiddelde mening op dit punt. In de zorg en verhuur en zakelijke dienstverlening achtte men de kans groter dat rokende collega’s op verzoek hun sigaret uitmaken, terwijl de verwachting in de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie lager is dan gemiddeld. Tussen bedrijfsgrootten waren geen significante verschillen.In tabel 3.107 zijn de resultaten voor de sectoren weergegeven.
52 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 3.107 Zouden rokende collega’s hun sigaret uitmaken als u er om zou vragen? per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Zeker wel 26 28 21 26 17 18 15 26 29 19 18 21 19 22 Waarschijnlijk wel 45 46 49 49 47 56 55 52 48 53 52 51 45 50 Misschien wel/ 24 15 20 19 15 13 15 13 16 16 17 18 19 17 misschien niet Waarschijnlijk niet 4 7 5 3 12 8 10 6 4 9 8 5 12 6 Zeker niet 3 2 1 3 4 3 1 1 2 1 Weet niet 1 1 2 2 6 2 2 3 2 2 4 5 4 3 Licht gearceerd=significant hogere verwachting dat collega’s sigaret uitmaken als men daar om zou vragen Donker gearceerd=significant lagere verwachting dat collega’s sigaret uitmaken als men daar om zou vragen Tweederde van de niet op het werk rokende werknemers verwachtte zeker of waarschijnlijk een rookvrije werkplek te krijgen als daarom werd gevraagd. Tien procent dacht dat dit verzoek zeker of waarschijnlijk niet ingewilligd zou worden. Sectoren verschilden significant van elkaar. In de industrie dachten significant meer werknemers dan gemiddeld een rookvrije werkplek te krijgen. In de sectoren reparatie consumentenartikelen en handel en verhuur en zakelijke dienstverlening dachten significant minder werknemers dan gemiddeld een rookvrije werkplek te krijgen. In tabel 3.108 zijn de resultaten per sector weergegeven.
Tabel 3.108 Als u uw leidinggevende zou vragen om een rookvrije werkplek zou u die dan ook krijgen? per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz Zeker wel 29 40 39 35 15 31 34 46 46 26 Waarschijnlijk wel 32 35 36 39 28 42 38 26 29 51 Misschien wel/ 28 10 16 13 31 16 18 11 8 13 misschien niet Waarschijnlijk niet 8 10 7 4 13 5 5 8 8 2 Zeker niet 1 2 1 5 6 2 1 3 1 2 Weet niet 3 3 2 5 7 5 4 7 8 6 Licht gearceerd=significant lagere verwachting over verkrijgen rookvrije werkplek Donker gearceerd=significant hogere verwachting over verkrijgen rookvrije werkplek
rch 27 27 24
vzd 23 46 18
voc 23 30 25
tot 32 35 18
11 6 5
5 2 7
7 4 8
7 3 5
Ook tussen bedrijfsgrootten waren significante verschillen. In grote bedrijven was de bereidheid om werknemers te voorzien van een rookvrije werkplek hoger dan in kleine of middelgrote bedrijven.
PARA-meter onderzoek werknemers 53
Tabel 3.109 Als u uw leidinggevende zou vragen om een rookvrije werkplek zou u die dan ook krijgen? per sector (%) Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien wel / misschien niet Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet
54 PARA-meter onderzoek werknemers
klein 25 32 22 6 5 10
middelgroot 32 32 17 8 4 6
groot 33 40 15 6 1 4
4 Vergelijking 2002 - 2004 Het onderzoek van 2004 is grotendeels een herhaling van het eerste PARAMETER onderzoek uit 2002. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van 2004 vergeleken met 2002. De vergelijking wordt steeds per sector en per bedrijfsgrootte gemaakt. De opbouw van dit hoofdstuk is vergelijkbaar met hoofdstuk 3.
4.1 Kenmerken respondenten In de afgelopen twee jaar is het rookgedrag per sector zo goed als niet veranderd. In onderstaande tabel is zichtbaar dat het percentage dagelijkse rokers in 2004 in vrijwel alle sectoren gelijk is aan dat van 2002. De enige significante verschillen worden gevonden in de sectoren openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningen; in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen is het percentage werknemers dat af en toe rookt toegenomen en het percentage werknemers dat nooit rookt afgenomen. In de sector openbare voorzieningen wordt eveneens een toename van het percentage werknemers dat af en toe rookt geconstateerd.
Tabel 4.1 Rookgedrag werknemers, per sector (percentage) 2002 Dagelijks Af en toe Nooit bouw 31 5 64 cult 29 9 62 fin 22 7 71 zorg 23 7 70 hor 36 8 56 ind 25 6 69 lv 19 7 75 ond 15 8 77 obsv 19 1 81 ovz 27 1 72 rch 25 7 68 vzd 27 6 67 voc 35 4 60 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Dagelijks 23 25 20 17 39 21 16 13 24 25 28 23 31
2004 Af en toe 11 7 7 9 7 9 2 8 7* 7* 6 7 7
Nooit 66 69 74 74 55 70 81 79 68* 68 67 70 62
Ook per bedrijfsgrootte zijn de verschillen beperkt; ten opzichte van 2002 is alleen het percentage dagelijks rokende werknemers in middelgrote bedrijven significant gedaald.
PARA-meter onderzoek werknemers 55
Tabel 4.2 Rookgedrag werknemers, per bedrijfsgrootte (percentage) 2002 Dagelijks Af en toe Nooit klein 30 6 64 middelgroot 27 7 66 groot 22 5 73 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Dagelijks 28 22* 23
2004 Af en toe 8 7 7
Nooit 64 71 70
Het percentage ex-rokers (van de niet-rokende werknemers) is in 2004 zowel op sector- als op bedrijfsgrootte-niveau gelijk aan dat van 2002. Dit is zichtbaar in tabel 4.3 en 4.4.
Tabel 4.3 Percentage ex-rokers, per sector (van de niet-rokers) Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 42 44 35 50 45 50 34 48 40 51 43 44 60
2004 45 54 37 52 42 51 43 52 44 57 35 47 54
Tabel 4.4 Percentage ex-rokers, per bedrijfsgrootte (van de niet-rokers) 2002 2004 klein 43 42 middelgroot 46 46 groot 45 48 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) Het percentage rokers dat op het werk rookt is vergeleken met 2002 in vrijwel alle sectoren gedaald. Er heeft een significante daling plaatsgevonden in de sectoren industrie, verhuur en zakelijke dienstverlening en vervoer, opslag en communicatie. In de landbouw en visserij is het percentage rokers dat op het werk rookt gestegen. Door de kleine steekproefgrootte dient deze stijging echter als zeer indicatief te worden beschouwd.
56 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.5 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ Financiële instellingen+ Gezondheids-, welzijnszorg+ Horeca Industrie Landbouw, visserij+ Onderwijs+ Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ Openbare voorzieningsbedrijven+ Reparatie consumentenartikelen/handel+ Verhuur/zakelijke dienstverlening+ Vervoer, opslag, communicatie + = percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 89 69 73 64 87 91 74 44 86 81 83 80 91
2004 75 70 65 53 86 70* 95* 54 56 79 72 53* 72*
De significante afname van het percentage rokende werknemers dat op het werk rookt geldt voor alle bedrijfsgrootten.
Tabel 4.6 Percentage rokende werknemers dat op het werk rookt, per bedrijfsgrootte 2002 2004 klein 84 69* middelgroot 79 63* groot 76 65* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) In de sector verhuur en zakelijke dienstverlening is er een significante daling in het percentage werknemers dat op het werk rookt. In veruit de meeste overige sectoren is het percentage werknemers dat op het werk rookt indicatief gedaald (niet significant). Door het verschil in weging tussen 2002 en 2004 (zie paragraaf 2.1) kunnen geen vergelijkingen op totaalniveau tussen beide jaren worden gemaakt maar uit bovenstaande kan min of meer worden afgeleid dat er in Nederland vergeleken met 2002 percentueel minder werknemers op het werk roken.
PARA-meter onderzoek werknemers 57
Tabel 4.7 Percentage werknemers dat op het werk rookt, per sector (basis: rokers en nietrokers) Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 32 26 21 20 39 28 19 10 17 23 27 27 36
2004 26 22 17 14 39 21 18 12 18 25 24 16* 27
In middelgrote bedrijven wordt er in 2004 door significant minder werknemers op het werk gerookt dan in 2002.
Tabel 4.8 Percentage werknemers dat op het werk rookt, per bedrijfsgrootte (basis: rokers en niet-rokers) 2002 2004 klein 30 25 middelgroot 27 18* groot 20 20 *= significant hoger of lager percentage dan in 2002 (p<0,05) Vergeleken met 2002 is in 2004 de hoeveelheid tabak die gemiddeld per dag op het werk wordt gerookt in verschillende sectoren gedaald. Een eenheid kan één sigaret, één shagje, één sigaar of één portie pijptabak zijn. In de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, zorg, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven wordt per roker op het werk gemiddeld minder eenheden tabak gerookt dan in 2002. In tabel 4.9 is per sector voor beide jaren weergegeven hoeveel tabak er gemiddeld per roker op het werk wordt gerookt. Zoals eerder vermeld kan er door een verschil in weging geen vergelijking op totaalniveau tussen beide jaren worden gemaakt. Uit onderstaande tabel valt echter af te leiden dat de hoeveelheid tabak die per roker op het werk wordt gerookt gelijk is gebleven danwel licht is gedaald.
58 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.9 Eenheden tabak op het werk per roker, per sector Eenheden per roker Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ Financiële instellingen+ Gezondheids-, welzijnszorg+ Horeca Industrie Landbouw, visserij+ Onderwijs+ Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ Openbare voorzieningsbedrijven+ Reparatie consumentenartikelen/handel+ Verhuur/zakelijke dienstverlening+ Vervoer, opslag, communicatie + = percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002
2004
11 10 7 9 10 9 9 7 10 13 8 10 12
11 7* 7 6* 10 8 8 8 6* 8* 8 9 13
Uit een analyse per bedrijfsgrootte blijkt dat de hoeveelheid tabak die in 2004 gemiddeld per dag op het werk wordt gerookt niet verschilt van het aantal eenheden dat in 2002 werd gerookt.
Tabel 4.10 Eenheden tabak op het werk per roker, per bedrijfsgrootte 2002 Eenheden per roker klein 11 middelgroot 10 groot 8 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2004 10 8 8
Het aantal sigaretten en/of shagjes dat in 2004 gemiddeld per dag per roker buiten het werk wordt gerookt verschilt niet van 2002. Alleen in de sector openbare voorzieningsbedrijven worden vergeleken met 2002 significant minder eenheden tabak buiten het werk gerookt.
PARA-meter onderzoek werknemers 59
Tabel 4.11 Eenheden tabak buiten het werk per roker, per sector Eenheden per roker Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ Financiële instellingen+ Gezondheids-, welzijnszorg+ Horeca Industrie Landbouw, visserij+ Onderwijs+ Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ Openbare voorzieningsbedrijven+ Reparatie consumentenartikelen/handel+ Verhuur/zakelijke dienstverlening+ Vervoer, opslag, communicatie + = percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002
2004
8 8 7 10 11 9 7 7 10 11 9 8 11
7 10 8 8 11 7 7 7 9 7* 9 8 11
Per bedrijfsgrootte zijn er geen significante verschillen in de gemiddelde hoeveelheid rookwaar die een roker gemiddeld buiten het werk rookt.
Tabel 4.12 Eenheden tabak buiten het werk per roker, per bedrijfsgrootte Eenheden per roker klein middelgroot groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002
2004
9 9 9
8 9 8
4.2 Overlast In alle sectoren is het percentage werknemers dat in zijn of haar werkomgeving te maken heeft met tabaksrook significant gedaald. Aangenomen kan worden dat het totaal aantal werknemers in Nederland dat last heeft van tabaksrook in 2004 lager is dan in 2002.
60 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.13 Percentage werknemers dat in hun werkomgeving niet in aanraking kwam met tabaksrook, per sector. Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 16 39 49 59 16 29 41 54 40 34 31 43 24
2004 39* 57* 79* 77* 26* 58* 52* 73* 74* 66* 65* 66* 46*
In tabel 4.14 en 4.15 is het verschil in blootstelling aan tabaksrook tussen 2002 en 2004 voor respectievelijk rokers en niet-rokers weergegeven.
Tabel 4.14 Percentage rokers dat in hun werkomgeving niet in aanraking kwam met tabaksrook, per sector. Sector 2002 2004 Bouwnijverheid 13 34* Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ 21 50* Financiële instellingen+ 47 70* Gezondheids-, welzijnszorg+ 36 54 Horeca 8 20 Industrie 26 58* Landbouw en visserij+ 29 22 Onderwijs+ 47 76* Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ 45 87* Openbare voorzieningsbedrijven+ 26 66* Reparatie consumentenartikelen/handel+ 24 59* Verhuur/zakelijke dienstverlening+ 35 63* Vervoer, opslag, communicatie 20 46* + = percentage indicatief door lage n, *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
PARA-meter onderzoek werknemers 61
Tabel 4.15 Percentage niet-rokers dat in werkomgeving niet in aanraking kwam met tabaksrook, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 18 49 50 45 22 30 45 56 39 37 34 46 26
2004 42* 60 82* 71* 31 58* 59 72* 67* 66* 68* 67* 47*
Het percentage werknemers dat op het werk gemiddeld te maken heeft met een relatief grote hoeveelheid tabaksrook (tamelijk tot zeer veel) is in de verschillende sectoren ten opzichte van 2002 gelijk gebleven of gedaald. Het blijkt dat significant minder werknemers in de zorg, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, openbare voorzieningsbedrijven, reparatie consumentenartikelen en handel en verhuur en zakelijke dienstverlening worden blootgesteld aan tamelijk tot zeer grote hoe-veelheden tabaksrook. In het algemeen lijkt er sprake van een dalende trend in het percentage werknemers dat te maken heeft met tamelijk tot zeer veel tabaksrook. Tabel 4.16 geeft hier een indicatie voor.
Tabel 4.16 Percentage werknemers dat gemiddeld te maken heeft met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in werkomgeving, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
62 PARA-meter onderzoek werknemers
2002 15 12 5 14 32 16 7 3 12 14 16 9 17
2004 9 6 4 5* 27 6* 7 1 3* 6* 6* 2* 11
Voor rokers en niet-rokers geldt hetzelfde. In veel sectoren hebben beide groepen werknemers in 2004 significant minder vaak te maken met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in de werkomgeving. Rokers hebben minder te maken met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, zorg, industrie en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Voor niet-rokers geldt dat er minder vaak tamelijk tot zeer veel tabaksrook is in de sectoren zorg, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, reparatie consumentenartikelen en handel, verhuur en zakelijke dienstverlening en vervoer, opslag en communicatie. De verschillen per sector zijn voor rokers weergegeven in tabel 4.17 en voor de niet rokers in tabel 4.18.
Tabel 4.17 Percentage rokers dat gemiddeld te maken heeft met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in werkomgeving, per sector Sector 2002 2004 Bouwnijverheid 17 8 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ 19 5* Financiële instellingen+ 7 11 Gezondheids-, welzijnszorg+ 23 8* Horeca 35 29 Industrie 21 6* Landbouw en visserij+ 10 3 Onderwijs+ Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ 17 -* Openbare voorzieningsbedrijven+ 22 8 Reparatie consumentenartikelen/handel+ 19 8 Verhuur/zakelijke dienstverlening+ 7 3 Vervoer, opslag, communicatie 14 17 + = percentage indicatief door lage n, *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Tabel 4.18 Percentage niet-rokers dat gemiddeld te maken heeft met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in werkomgeving, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 15 8 4 11 29 13 5 4 11 10 15 9 20
2004 10 7 2 4* 25 6* 8 2 4* 4 4* 2* 7*
PARA-meter onderzoek werknemers 63
In middelgrote bedrijven is het percentage werknemers dat tamelijk tot zeer veel tabaksrook in de werkomgeving heeft ten opzichte van 2002 significant gedaald.
Tabel 4.19 Percentage werknemers dat gemiddeld te maken heeft met tamelijk tot zeer veel tabaksrook in werkomgeving, per bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte 2002 2004 klein 20 19 middel 22 14* groot 16 12 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) Zoals eerder in het rapport vermeld is aan alle werknemers die wel eens hinder van tabaksrook ondervinden gevraagd in welke van de in de vragenlijst genoemde ruimten men in aanraking komt met tabaksrook. De basis voor de onderstaande resultaten vormen alle werknemers die in de werkomgeving wel eens hinder ondervinden van tabaksrook. In tabel 4.20 wordt per sector weergegeven in hoeverre de blootstelling in de 6 meest genoemde rookruimten is gewijzigd. Gezien de beperkte hinder van tabaksrook in de overige ruimten is de keuze gemaakt alleen de 6 meest genoemde ruimten te rapporteren. Het percentage werknemers dat in de kantine in aanraking komt met tabaksrook is ten opzichte van 2002 gedaald. Kijken we naar de verschillende sectoren dan blijkt een significante daling voor zes van de dertien ondervraagde sectoren te gelden, te weten voor de zorg, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, openbare voorzieningsbedrijven, reparatie consumentenartikelen handel en vervoer, opslag en communicatie. Ook in de werkruimte van anderen worden minder werknemers blootgesteld aan tabaksrook. In de volgende zes sectoren is de verbetering significant: bouwnijverheid, zorg, horeca, industrie, onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven. Ten opzichte van 2002 is er weinig veranderd aan de blootstelling aan tabaksrook in de gangen van een bedrijf. Alleen in de sector vervoer, opslag en communicatie is er sprake van een significante daling. In de buitendienst is er in de meeste sectoren juist sprake van een stijging van de blootstelling aan tabaksrook. De stijging is significant in de sectoren zorg, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie. Het percentage werknemers dat bij de koffie-automaat in aanraking komt met tabaksrook is in de meeste sectoren onveranderd gebleven of gedaald. Significante dalingen hebben zich voorgedaan in de sectoren zorg, onderwijs, openbare voorzieningsbedrijven en vervoer, opslag en communicatie. Ook in de eigen werkruimte is de blootstelling aan tabaksrook minder. In de sectoren bouwnijverheid, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijke dienstverlening hebben significant minder werknemers die er hinder van ondervinden te maken met tabaksrook.
64 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.20 Ruimten waar werknemers tijdens hun werk in aanraking komen met tabaksrook (percentage genoemd), per sector (Basis: indien ondervindt wel eens hinder) Sector
bouw ’02 Kantine 58 Werkruimte anderen 41 Gangen 10 Buitendienst 22 Koffie-automaat 24 Eigen werkruimte 29
’04 47 22* 15 30 20 16*
cult ’02 49 35 19 9 24 27
’04 34 20 18 16 17 17
fin ’02 39 41 31 8 41 15
ond obsv ovz ’02 ’04 ’02 ’04 ’02 Kantine 35 24 42 22* 55 Werkruimte anderen58 30* 58 45 47 Gangen 23 13 36 31 27 Buitendienst 6 13 12 23 10 Koffie-automaat 29 3* 29 26 52 Eigen werkruimte 3 6 30 7* 23 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
’04 24 32 24 10 31 10
zorg ’02 53 36 20 7 19 13
’04 24* 23* 28 17 19* 10
rch ’02 71 30 19 10 26 33
Sector
’04 25* 17* 16 35* 7* 7
hor ’02 53 32 18 3 15 30
’04 43* 24 21 15 14 21
vzd ’02 38 47 33 11 24 28
’04 50 15* 15 6 18 30
ind ’02 63 54 24 7 32 38
’04 31* 36* 15 11 22 14*
’04 27 32 31 6 21 10*
voc ’02 80 27 24 13 48 22
’04 37* 28 7* 28* 23* 11
lv ’02 ’04 66 50 31 19 20 9 8 25* 18 11 18 27
Uit tabel 4.21 blijkt dat in kleine bedrijven de blootstelling aan tabaksrook in de kantine significant is gedaald. Daarentegen hebben meer werknemers (zie definitie) in de buitendienst te maken met tabaksrook. In middelgrote bedrijven worden eveneens significant minder werknemers blootgesteld aan tabaksrook in de kantine. Daarnaast is de blootstelling lager in de werkruimte van anderen, bij de koffie-automaat en in de eigen werkruimte. In grote bedrijven is de situatie in alle genoemde ruimten veranderd ten opzichte van 2002. Vergeleken met 2002 komen minder werknemers in de kantine, werkruimte van anderen, gangen, koffie-automaat en eigen werkruimte in aanraking met tabaksrook. In de buitendienst is de blootstelling juist hoger.
Tabel 4.21 Ruimten waar werknemers tijdens hun werk in aanraking komen met tabaksrook (percentage genoemd), per bedrijfsgrootte (Basis: indien ondervindt wel eens hinder) Sector
klein middel ’02 ’04 ’02 ’04 Kantine 43 28* 60 38* Werkruimte anderen 29 23 40 25* Gangen 10 13 23 22 Buitendienst 12 26* 11 14 Koffie-automaat 12 10 27 17* Eigen werkruimte 34 29 25 13* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
groot ’02 ’04 55 29* 47 32* 30 19* 7 18* 39 20* 20 7*
PARA-meter onderzoek werknemers 65
Het percentage werknemers dat roken in de werkomgeving een beetje tot zeer hinderlijk vindt is in de afgelopen twee jaar in geen van de sectoren gewijzigd. Wel vinden werknemers in sectoren horeca en reparatie consumentenartikelen tabaksrook in 2004 gemiddeld significant minder hinderlijk dan in 2002.
Tabel 4.22 Hoe hinderlijk vinden werknemers het als er in hun werkomgeving wordt gerookt, per sector (percentage) Sector
bouw ’02 Helemaal niet 23 Niet hinderlijk 21 Een beetje 28 Hinderlijk 13 Zeer hinderlijk 13 Totaal beetje - zeer 55 Weet niet 0
’04 30 16 23 14 14 52 2
cult ’02 18 23 18 19 22 59 -
’04 19 19 19 18 25 62 -
fin ’02 10 18 23 21 28 72 -
ond obsv ovz ’02 ’04 ’02 ’04 ’02 Helemaal niet 10 11 14 18 13 Niet hinderlijk 12 12 14 16 25 Een beetje 18 13 22 13* 22 Hinderlijk 21 19 18 22 16 Zeer hinderlijk 39 46 32 29 24 Totaal beetje - zeer 77 78 72 64 62 Weet niet 2 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
’04 13 13 17 23 33 74 -
zorg ’02 11 15 22 17 34 74 -
’04 14 23 23 14 26 63 -
rch ’02 17 21 22 20 20 62 -
Sector
’04 13 12 21 20 33 75 0
hor ’02 22 32 11 12 24 46 -
’04 25 17 16 16 25 57 1
vzd ’02 18 21 24 15 22 61 -
’04 36* 16* 16 15 16 46 1
ind ’02 19 22 23 18 19 60 -
’04 19 19 23 22 16 62 -
’04 18 12* 22 20 28 70 0
voc ’02 22 25 21 14 17 52 1
’04 28 21 23 10 19 52 -
lv ’02 15 26 22 17 20 59 1
’04 14 28 23 16 19 58 -
Gemiddeld genomen wordt roken in de werkomgeving in middelgrote bedrijven significant hinderlijker gevonden dan in 2002 (P<0,05). Voor alle drie de bedrijfsgroottes geldt dat er tussen 2002 en 2004 geen verschil is in het percentage werknemers dat roken in de werkomgeving een beetje tot zeer hinderlijk vindt.
Tabel 4.23 Hoe hinderlijk vinden werknemers het als er in hun werkomgeving wordt gerookt, per bedrijfsgrootte (percentage) Omvang
klein middel ’02 ’04 ’02 ’04 Helemaal niet 18 25 19 19 Niet hinderlijk 22 17 22 17* Een beetje 22 19 22 19 Hinderlijk 15 16 17 17 Zeer hinderlijk 23 21 20 27* Totaal beetje - zeer 59 55 59 63 Weet niet 0 3* 0 0 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
66 PARA-meter onderzoek werknemers
groot ’02 ’04 13 19* 19 14* 22 19 18 21 28 27 68 67 0 0
In 2004 is het percentage werknemers dat geen last heeft van tabaksrook in acht van de dertien sectoren significant hoger dan in 2002. In de vijf overige sectoren, te weten bouwnijverheid, industrie, landbouw en visserij en onderwijs en verhuur en zakelijke dienstverlening is sprake van een min of meer gelijk percentage of een indicatieve stijging.
Tabel 4.24 Percentage werknemers dat in werkomgeving geen hinder ondervindt van tabaksrook, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 39 42 52 48 38 49 47 60 34 35 41 51 43
2004 49 61* 70* 59* 53* 50 48 64 66* 53* 63* 52 55*
Het percentage rokers met last van tabaksrook is gedaald in de sectoren bouwnijverheid en reparatie consumentenartikelen. Een stijging van de overlast onder rokers is te vinden in de industrie. Uit een analyse per sector tussen 2002 en 2004 voor rokers en niet-rokers afzonderlijk, komt naar voren dat in 2004 vooral niet-rokers significant minder vaak overlast ondervinden van tabaksrook. Vergeleken met 2002 lijkt het percentage rokers dat in de werkomgeving geen hinder ondervindt van roken eveneens te stijgen maar deze stijging is vaak niet significant. Dit wordt (deels) veroorzaakt doordat de steekproef minder rokers dan niet-rokers bevat waardoor verschillen tussen rokers minder snel significant zijn dan verschillen tussen niet-rokers. In 2004 is het percentage rokers dat geen hinder ondervindt van tabaksrook significant hoger in de industrie en reparatie consumentenartikelen en handel.
PARA-meter onderzoek werknemers 67
Tabel 4.25 Percentage rokers dat in werkomgeving geen hinder ondervindt van tabaksrook, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening+ Financiële instellingen+ Gezondheids-, welzijnszorg+ Horeca Industrie Landbouw, visserij+ Onderwijs+ Openbaar bestuur/sociale verzekeringen+ Openbare voorzieningsbedrijven+ Reparatie consumentenartikelen/handel+ Verhuur/zakelijke dienstverlening+ Vervoer, opslag, communicatie + = percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 70 53 80 62 63 85 77 75 79 63 65 80 67
2004 75 72 75 72 69 67* 76 87 93 67 85* 84 81
Vergeleken met 2002 ondervinden minder niet-rokers hinder van tabaksrook in de sectoren bouwnijverheid, cultuur, recreatie, overige dienstverlening, financiële instellingen, horeca, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, openbare voorzieningsbedrijven en reparatie consumenten artikelen en handel.
Tabel 4.26 Percentage niet-rokers dat in werkomgeving geen hinder ondervindt van tabaksrook, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
68 PARA-meter onderzoek werknemers
2002 21 35 40 42 18 33 37 55 23 24 30 37 28
2004 36* 56* 68* 54 39* 43 41 58 53* 46* 51* 38 39
4.3 Rookbeleid Vergeleken met 2002 lijkt het huidig rookbeleid strenger te zijn geworden. In alle sectoren is er significant vaker sprake van een volledig rookverbod. Een algemeen rookverbod met rookruimten komt eveneens vaker naar voren in de meeste sectoren. Alleen in de sectoren zorg en landbouw en visserij is er ten opzichte van 2002 geen significante stijging van het percentage werknemers met een algemeen rookverbod met rookruimten, in de overigen sectoren wel.
Tabel 4.27 Huidig rookbeleid, per sector (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 45
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 31 Algemeen met 15 uitzonderingen Algemeen met 6 speciale rookruimten Volledig rookverbod 3 Sector
ond ’02 1
’04 22*
cult ’02 20
’04 10*
fin ’02 8
zorg ’04 ’02 3* 4
14* 16
16 38
6* 21*
9 44
3* 15*
30*
15
33*
36
17*
12
31*
4
obsv ’04 ’02 4
ovz ’02 14
’04 Geen -* rookbeperkingen Beperkt rookverbod 1 1 6 1* 14 Algemeen met 25 13* 42 12* 45 uitzonderingen Algemeen met 45 33* 42 62* 25 speciale rookruimten Volledig rookverbod 29 54* 6 25* 2 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
’04 3
hor ’02 26
’04 30
ind ’02 14
’04 5*
lv ’02 39
’04 18*
6 39
6 14*
33 31
15* 25
27 31
8* 24
24 20
17 24
51*
37
38
6
18*
25
50*
11
17
29*
14
39*
4
11*
3
14*
’04 3*
rch ’02 27
’04 4*
vzd ’02 26
’04 5*
voc ’02 25
’04 9*
4* 11*
18 37
10* 18*
14 28
5* 15*
20 11* 30 20*
66*
9
27*
16
50*
20
41*
16*
8
41*
16
26*
6
19*
7 25*
Vergeleken met 2002 hebben zowel rokers als niet-rokers uit verschillende sectoren significant vaker te maken met een volledig rookverbod. Voor rokers zijn dit de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, financiële dienstverlening, zorg, onderwijs, reparatie consumentenartikelen en handel en vervoer, opslag en communicatie.
PARA-meter onderzoek werknemers 69
Tabel 4.28 Huidig rookbeleid, per sector voor rokers (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 52
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 31 Algemeen 9 met uitzonderingen Algemeen met 4 speciale rookruimten Volledig rookverbod 4
’04 33
cult+ ’02 24
’04 15
fin+ ’02 7
’04 7
zorg+ ’02 2
’04 9
hor ’02 32
’04 36
ind ’02 13
’04 6
lv+ ’02 39
’04 22
16 12
22 34
8* 14
9 40
5 20*
6 42
8 17*
31 31
18 21
32 25
9* 20
26 19
13 23
29*
14
37*
40
50
38
28
5
17*
26
54
13
24
10
5
26*
4
18*
13
38*
2
7
4
11
3
18
’04 1 11* 59
ovz+ ’02 15 15 44 22
’04 3* 8 11* 70*
rch+ ’02 37 13 35 9
’04 11* 12 16* 31*
vzd+ ’02 30 15 26 19
’04 9* 5 13 52*
voc ’02 ’04 36 14* 20 13 20 20 19 30
29
4
7
6
31*
11
22
5 24*
Sector
ond+ obsv+ ’02 ’04 ’02 Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 3 Algemeen met uitzonderingen 28 7* 45 Algemeen met 47 36 41 speciale rookruimten Volledig rookverbod 25 57* 10 += percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Voor de niet rokers geldt dat in 2004 in bijna alle sectoren, uitgezonderd horeca en vervoer en zakelijke dienstverlening, significant vaker een volledig rookverbod van kracht is.
70 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.29 Huidig rookbeleid, per sector voor niet-rokers (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 42
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 30 Algemeen 18 met uitzonderingen Algemeen met 7 speciale rookruimten Volledig rookverbod 3 Sector
’04 16*
cult ’02 17
’04 8
fin ’02 8
’04 1*
zorg ’02 5
’04 1
hor ’02 22
’04 26
ind ’02 14
’04 5*
lv ’02 39
’04 17*
13* 19
12 40
5 24*
9 45
2* 13*
6 38
5 14*
35 31
12* 28
24 34
7* 25
23 20
18 24
31*
16
31*
34
52*
37
41
8
19*
24 48*
10
15
21*
16
33*
4
32*
14
39*
5
14
3
15*
ond ’02 1
’04 -
obsv ’02 5
’04 -*
ovz ’02 13
’04 2*
rch ’02 23
’04 1*
vzd ’02 24
’04 3*
voc ’02 18
13 46
1* 11*
21 9* 38 20*
13 30
5 16*
20 10 36 20*
26
65*
10
25*
15
49*
21 48*
1
21*
9 46*
19
27
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 2 1 7 1* Algemeen met 24 14 41 13* uitzonderingen Algemeen met 44 32 42 64* speciale rookruimten Volledig rookverbod 30 53* 5 23* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
6
9 26*
’04 5*
16*
In 2004 geven werknemers uit zowel kleine, middelgrote als grote bedrijven significant vaker aan dat ze werkzaam zijn in een bedrijf waar een algemeen rookverbod met rookruimten of een volledig rookverbod geldt. In tabel 4.30 staat het huidige rookbeleid per bedrijfsgrootte vermeld.
Tabel 4.30 Huidig rookbeleid, per bedrijfsgrootte (percentage genoemd) Sector
klein ’02 ’04 Geen rookbeperkingen 42 20* Beperkt rookverbod 18 14 Algemeen met uitzonderingen 20 15 Algemeen met speciale rookruimten 7 14* Volledig rookverbod 14 37* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
middel ’02 ’04 20 6* 19 8* 32 19* 19 31* 10 36*
groot ’02 ’04 6 2* 13 3* 39 17* 36 58* 5 20*
Ten opzichte van 2002 zijn binnen elf van de dertien sectoren verschuivingen waar te nemen in de omschrijving van het ideale rookbeleid. De meest opvallende is een stijging van het percentage werknemers dat de voorkeur geeft aan een volledig rookverbod in de sectoren bouwnijverheid, financiële instellingen, zorg, industrie, landbouw en visserij, onderwijs en reparatie consumentenartikelen en handel. In een aantal sectoren zijn er vergeleken met 2002 opmerkelijke verschuivingen in het ideale rookbeleid.
PARA-meter onderzoek werknemers 71
Zo is het ideale rookbeleid in de bouw verschoven van geen of een beperkt rookverbod naar met name een algemeen rookverbod met rookruimten. In de horeca en het openbaar bestuur en sociale verzekeringen kiezen werknemers significant vaker voor een een algemeen rookverbod met rookruimten en ten opzichte van 2002 minder vaak voor een algemeen rookverbod met uitzonderingen. In de landbouw en visserij en het onderwijs geeft men in 2004 minder vaak de voorkeur aan algemeen rookverbod met rookruimten en vaker aan een volledig rookverbod dan in 2002. In tabel 4.31 staat het ideale rookbeleid van werknemers per sector vermeld.
Tabel 4.31 Ideaal rookbeleid, per sector (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 17
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 29 Algemeen met 19 uitzonderingen Algemeen met 26 speciale rookruimten Volledig rookverbod 9
’04 13
cult ’02 7
’04 4
fin ’02 3
12* 16
10 20
7 18
6 18
3 7*
41*
47
46
57
18*
16
24
15
ond obsv ’02 ’04 ’02 Geen rookbeperkingen 1 Beperkt rookverbod 2 5 3 Algemeen met uitzonderingen 6 4 25 Algemeen met 59 47* 52 speciale rookruimten Volledig rookverbod 32 43* 18 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
zorg ’04 ’02 5 2
’04 1
hor ’02 13
’04 13
ind ’02 6
3 16
7 8*
22 31
19 17*
60
62
58
24
25*
16
25*
9
’04 1 5 10* 64*
ovz ’02 4 12 26 43
20
15
Sector
’04 3
lv ’02 11
’04 9
20 22
9* 18
20 20
16 24
41*
42
52
37 22*
11
10
18*
11 30*
’04 3 2* 19 58*
rch ’02 9 11 27 39
’04 4* 8 17* 45
vzd ’02 9 10 17 45
18
14
27*
19
’04 7 7 9 58*
voc ’02 11 12 22 42
’04 9 8 17 47
19
13
19
Ook het ideale rookbeleid van rokers en niet-rokers is in de afgelopen twee jaar in een aantal sectoren gewijzigd. Rokers uit de sectoren reparatie consumentenartikelen en handel en vervoer, opslag en communicatie kiezen significant vaker dan in 2002 voor een volledig rookverbod. Deze voorkeur wordt ook vaker aangegeven door niet-rokers in de sectoren financiële dienstverlening, zorg, industrie, landbouw en visserij en reparatie consumentenartikelen en handel. Uit tabel 4.32 blijkt eveneens dat rokers in de bouwnijverheid in 2004 minder vaak voor een beperkt rookverbod kiezen. Zij neigen naar een strenger rookbeleid. In de financiële dienstverlening zijn rokers minder overtuigd van een algemeen rookverbod met uitzonderingen dan in 2002. Ook zij zijn vaker voorstander van een strenger beleid (indicatief). In de industrie en openbare voorzieningsbedrijven kiezen rokers minder vaak voor een beperkt rookverbod. Dit in het voordeel van een algemeen rookverbod met rookruimten.
72 PARA-meter onderzoek werknemers
Overige significante verschillen tussen 2002 en 2004 voor rokers en niet-rokers zijn gevisualiseerd in tabel 4.32 en 4.33 tabel.
Tabel 4.32 Ideaal rookbeleid, per sector voor rokers (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 33
Geen rookbeperkingen Beperkt 46 rookverbod Algemeen met 9 uitzonderingen Algemeen met 9 speciale rookruimten Volledig rookverbod 2
’04 29
cult+ ’02 12
’04 8
fin+ ’02 9
’04 12
zorg+ ’02 4
’04 3
hor ’02 23
’04 14
ind ’02 9
’04 10
lv+ ’02 26
’04 22
19*
21
17
9
3
9
14
24
34
32
15*
26
16
22
22
20
36
14*
21
14
32
17
23
16
19
41
25
43
45
42
60
58
59
19
31
30
54*
26
13
6
2
10
4
10
8
10
2
4
6
5
3
7
’04 2 6 23 60
ovz+ ’02 7 26 37 26
’04 10 5* 27 57*
rch ’02 20 17 28 35
’04 10 20 16 39
vzd ’02 13 20 24 37
’04 13 11 20 43
voc ’02 22 20 25 33
’04 17 17 23 35
9
4
2
-
15*
6
13
-
7*
Sector
ond+ obsv+ ’02 ’04 ’02 Geen rookbeperkingen 3 Beperkt rookverbod 6 17 10 Algemeen met uitzonderingen 17 11 45 Algemeen met speciale 56 43 38 rookruimten Volledig rookverbod 22 29 3 + = percentage indicatief door lage n *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Tabel 4.33 Ideaal rookbeleid , per sector voor niet-rokers (percentage genoemd) Sector
bouw ’02 8
’04 5
cult ’02 3
’04 2
fin ’02 1
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod 19 8* 4 3 6 Algemeen met 24 13 18 18 11 uitzonderingen Algemeen met 35 49 49 47 63 speciale rookruimten Volledig rookverbod 14 25 25 30 19 Sector bouw cult fin ’02 ’04 ’02 ’04 ’02 Geen 1 rookbeperkingen Beperkt rookverbod 1 2 2 Algemeen met uitzonderingen 3 3 21 Algemeen met speciale 61 49 55 rookruimten Volledig rookverbod 35 47 21 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
’04 2
zorg ’02 2
’04 -
hor ’02 5
’04 11
ind ’02 4
’04 0
lv ’02 5
’04 5
2 5
1 14
5 6*
21 31
6* 16*
14 22
6* 19
18 21
16 19
60
64
58
28
49*
47
51
41 24*
20 zorg ’04 ’02 1 3
31*
17
’04 -
15 hor ’02 4
’04 0
13 24* ind ’02 ’04 24 3* 13 5 30 16* 15 49*
5 5 13 5* 49 65*
19
26
31*
5 3* 66
6 22 50
1 15 59
8 26 41
2* 17 48
25
19
25
21
33*
27
14 lv ’02 7
35* ’04 4
21
PARA-meter onderzoek werknemers 73
Per bedrijfsgrootte zijn eveneens significante verschillen tussen 2002 en 2004 in het ideale rookbeleid. In kleine en middelgrote bedrijven kiezen werknemers significant vaker voor een volledig rookverbod dan in 2002. In grote bedrijven wordt een algemeen rookverbod met speciale rookruimten vaker als ideaal gezien in vergelijking met 2002 (zie ook tabel 4.34)
Tabel 4.34 Ideaal rookbeleid, per bedrijfsgrootte (percentage genoemd) Sector
klein ’02 ’04 Geen rookbeperkingen 17 9* Beperkt rookverbod 14 17 Algemeen met uitzonderingen 21 14* Algemeen met speciale rookruimten 32 32 Volledig rookverbod 16 27* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
middel ’02 ’04 7 3* 15 8* 21 14* 41 48* 16 27*
groot ’02 ’04 3 4 7 5* 20 12* 56 61* 15 18
4.3.1 Reden voor rookregels In 2002 is de vraag “Wat is op uw werk de belangrijkste reden voor het hebben van rookregels” voorgelegd aan werknemers die te maken hebben met een rookbeperking. In 2004 is deze vraag aan alle werknemers gesteld. Om een vergelijking te kunnen maken tussen beide jaren zijn alle percentages in tabel 4.35 berekend op basis van het aantal werknemers dat te maken heeft met rookregels op het werk. De resultaten van 2004 op deze vraag hebben dus betrekking op minder respondenten dan in hoofdstuk 3 en wijken daardoor iets af van die in het voorgaand hoofdstuk. In de volgende tabel wordt voor de zes meest genoemde redenen een vergelijking gemaakt tussen 2002 en 2004. De overige redenen zijn niet in de analyse meegenomen omdat zij door relatief weinig respondenten zijn genoemd. In 2004 zijn wettelijke bepalingen de belangrijkste reden voor het hebben van rookregels. In bijna alle sectoren, uitgezonderd zorg en onderwijs, worden wettelijke bepalingen significant vaker dan in 2002 als hoofdreden voor het hebben van rookregels genoemd. Het percentage werknemers dat gezondheidsrisico’s als belangrijkste reden voor het hebben van rookregels noemt is in de diverse sectoren vergelijkbaar met 2002. Het percentage werknemers dat “hinder van medewerkers” als voornaamste reden voor het hebben van rookregels noemt is in bijna alle sectoren significant lager dan in 2002. Uitzondering vormen de bouwnijverheid, het onderwijs, openbare voorzieningsbedrijven en reparatie consumentenartikelen en handel waar het percentage vergelijkbaar is met 2002. Indien naar de afzonderlijke sectoren wordt gekeken dan zijn er verschuivingen zichtbaar wat betreft “hinder voor klanten”. In de sectoren bouwnijverheid en reparatie consumentenartikelen en handel is het belang van deze reden significant gedaald, terwijl het belang in de sectoren zorg en onderwijs significant is toegenomen. In 2004 wordt hygiëne door werknemers in het algemeen minder vaak als voornaamste reden genoemd
74 PARA-meter onderzoek werknemers
dan in 2002. Uit een analyse per sector blijkt dat het belang van deze reden in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, horeca, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en reparatie consumentenartikelen en handel significant is gedaald. Veiligheid is eveneens een significant minder belangrijk issue geworden in het kader van het vaststellen van rookregels. In 2004 wordt veiligheid significant minder vaak als voornaamste reden genoemd in de sectoren bouwnijverheid, cultuur, recreatie en overige dienstverlening, industrie, landbouw en visserij en vervoer, opslag en communicatie.
Tabel 4.35 Belangrijkste reden voor het hebben van regels over roken, per sector (percentage) (Basis: Indien rookregels**) Sector Wettelijke bepalingen Gezondheidsrisico’s Hinder medewerkers Hinder klanten Hygiëne Veiligheid Sector
bouw ’02 ’04 11 53*
cult ’02 25
’04 55*
fin ’02 15
’04 45*
zorg ’02 42
’04 49
hor ’02 18
’04 50*
ind ’02 20
’04 58*
lv ’02 ’04 13 46* 17 10 36 19*
29 29
19 17
15 35
19 14*
21 55
26 21*
23 21
21 10*
8 13
9 3*
20 28
19 12*
11 2 10
1* 0 2*
7 3 11
5 -* 2*
3 1 1
4 1 -
5 5 1
12* 3 0
14 43 2
8 18* 2
3 10 13
0 2* 5*
’04 70* 16 9* 1 -* 1
ovz ’02 33 28 30 1 2
’04 55* 18 20 1 2
rch ’02 13 20 28 19 9 7
’04 48* 18 19 5* 2* 4
vzd ’02 17 19 47 3 3 1
’04 55* 17 21* 1 1 -
ond ’02 44 23
obsv ’04 ’02 Wettelijke bepalingen 45 49 Gezondheidsrisico’s 19 20 Hinder medewerkers18 14 23 Hinder klanten 6* Hygiëne 1 1 3 Veiligheid 1 1 1 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
9 16
2 10 3*
voc ’02 ’04 16 56* 23 16 31 17* 3 0 3 1 9 3*
In de volgende tabel wordt per bedrijfsomvang weergegeven in hoeverre het belang van de 6 meest genoemde redenen bij het vaststellen van het rookbeleid is gewijzigd. In 2004 spelen wettelijke bepalingen in kleine, middelgrote en grote bedrijven vaker een doorslaggevende rol bij het vaststellen van het rookbeleid dan in 2002. Het belang van gezondheidsrisico’s is voor alle drie de bedrijfsgrootten onveranderd gebleven. “Om hinder van medewerkers te beperken” wordt in 2004 minder vaak als belangrijkste reden voor het hebben van rookregels genoemd dan in 2002. Dit geldt voor alle drie de bedrijfsgrootten. In middelgrote bedrijven wordt de reden “hinder van klanten beperken” minder vaak doorslaggevend genoemd dan in 2002.
PARA-meter onderzoek werknemers 75
In 2004 worden zowel in kleine, middelgrote als grote bedrijven rookregels significant minder vaak als vastgesteld om reden van hygiëne en veiligheid dan in 2002.
Tabel 4.36 Belangrijkste reden voor het hebben van regels over roken, per bedrijfsgrootte (percentage) (Basis: indien rookregels) Sector
klein ’02 ’04 Wettelijke bepalingen 16 35* Gezondheidsrisico’s 20 22 Hinder medewerkers 24 13* Hinder klanten 11 14 Hygiëne 12 4* Veiligheid 10 3* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
middel ’02 ’04 23 56* 19 15 31 17* 6 2* 9 2* 5 2*
groot ’02 ’04 32 55* 21 20 31 14* 2 3 3 1* 4 2*
Vergeleken met 2002 worden rookregels in het algemeen beter nageleefd. Uit een analyse per sector blijkt dat werknemers uit de sectoren bouwnijverheid, cultuur, recreatie en overige dienstverlening, financiële instellingen, zorg, industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven in 2004 significant vaker aangeven dat de rookregels goed tot zeer goed worden nageleefd.
Tabel 4.37 Percentage werknemers waarbij op het werk in het algemeen de regels over roken (zeer) goed worden nageleefd, per sector (Basis: indien rookbeperking) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Top 2 (Zeer) goed 2002 2004 61 76* 77 89* 87 96* 77 90* 74 82 74 88* 83 81 86 91 67 83* 65 87* 80 87 88 89 70 80
Uit een analyse naar bedrijfsgrootte blijkt dat bij middelgrote en grote bedrijven in 2004 de regels over roken vaker goed tot zeer goed worden nageleefd dan in 2002.
76 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.38 Percentage werknemers waarbij op het werk in het algemeen de regels over roken (zeer) goed na worden geleefd, per bedrijfsgrootte (Basis: indien rookbeperking) Bedrijfsgrootte klein middel groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
Top 2 (Zeer) goed 2002 2004 80 86 79 86* 74 89*
4.4 Kennis werknemers Het percentage werknemers dat weet dat het recht heeft op een rookvrije werkplek lijkt in het algemeen te zijn gestegen. Uit een analyse per sector blijkt dat de kennis van deze wettelijke regel in 2004 significant is toegenomen in de sectoren bouwnijverheid, financiële instellingen, horeca, landbouw en visserij en reparatie consumenten artikelen en handel. In het onderwijs is de bekendheid van deze regel vergeleken met 2002 significant gedaald.
Tabel 4.39 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om hen een rookvrije werkplek aan te bieden als ze daar behoeften aan hebben, per sector. Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 72 71 62 77 64 74 75 80 85 67 67 74 70
2004 83* 80 86* 74 76* 77 90* 68* 78 73 82* 83 76
Uit tabel 4.40 blijkt dat het percentage werknemers dat weet dat hun werkgever wettelijk verplicht is hen een rookvrije werkplek aan te bieden significant is gestegen in middelgrote en grote bedrijven.
PARA-meter onderzoek werknemers 77
Tabel 4.40 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om hen een rookvrije werkplek aan te bieden als ze daar behoeften aan hebben, per bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte klein middel groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 68 72 74
2004 74 78* 81*
Ook het percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels op te stellen over waar wel en niet gerookt mag worden is gestegen. De bekendheid van deze regel is toegenomen in alle sectoren. Alleen in de sector zorg is de stijging niet significant.
Tabel 4.41 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden, per sector. Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 60 78 67 90 67 69 62 93 94 85 62 67 67
2004 89* 94* 94* 94 80* 96* 91* 99* 99* 97* 93* 95* 96*
In zowel kleine als middelgrote en grote bedrijven is men eveneens significant vaker bekend met deze regel dan in 2002.
Tabel 4.42 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden, per bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte 2002 2004 Klein 64 91* Middel 73 94* Groot 80 96* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
78 PARA-meter onderzoek werknemers
In vergelijking met 2002 denken per sector hetzelfde percentage of zelfs minder werknemers ten onrechte dat de werkgever verplicht is rokers op het werk een plaats te geven waar ze kunnen roken. In twee van de dertien sectoren, te weten openbaar bestuur en sociale verzekeringen en vervoer, opslag en communicatie zijn significant minder werknemers van mening dat de werkgever deze verplichting heeft.
Tabel 4.43 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever verplicht is om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken, per sector. Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 53 44 42 47 44 45 53 43 45 49 44 41 56
2004 57 37 46 45 44 39 42 32 31* 39 38 31 44*
In middelgrote en grote bedrijven zijn eveneens minder werknemers van mening dat werkgevers rokers een rookplaats dienen te bieden dan in 2002.
Tabel 4.44 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever verplicht is om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken, per bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte klein middel groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 45 49 43
2004 41 40* 38*
In 2004 denken werknemers in alle sectoren even vaak als in 2002 ten onrechte dat werkgevers het recht hebben werknemers te ontslaan bij het weigeren van werk omdat ze ziek worden van tabaksrook. Ook per sector zijn er geen significante verschillen tussen beide jaren.
PARA-meter onderzoek werknemers 79
Tabel 4.45 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever hen kan ontslaan als ze werk weigeren omdat ze ziek worden van tabaksrook op de werkplek, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 7 9 5 4 11 3 7 5 3 6 9 9 8
2004 8 5 9 5 12 4 5 5 5 2 8 9 5
Ook per bedrijfsgrootte is er geen verschil in verwachting op dit punt tussen 2002 en 2004.
Tabel 4.46 Percentage werknemers dat denkt dat hun werkgever hen kan ontslaan als ze werk weigeren omdat ze ziek worden van tabaksrook op de werkplek, per bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte 2002 2004 klein 9 8 middel 6 6 groot 6 7 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) De bekendheid van de nieuwe tabakswet is drastisch toegenomen. Dit geldt voor werknemers van alle sectoren. De bekendheid van deze wet ligt in elke sector op minimaal 96%.
Tabel 4.47 Percentage werknemers dat wel eens iets gehoord heeft over de nieuwe tabakswet, per sector. Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) 80 PARA-meter onderzoek werknemers
2002 31 33 31 36 28 37 35 39 41 27 33 33 34
2004 96* 97* 99* 100* 98* 98* 99* 96* 100* 98* 99* 99* 99*
Ook in kleine, middelgrote en grote bedrijven hebben werknemers significant vaker van de nieuwe tabakswet gehoord dan in 2002.
Tabel 4.48 Percentage werknemers dat wel eens iets gehoord heeft over de nieuwe tabakswet, per bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte klein middel groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 30 35 35
2004 98* 98* 99*
Gemiddeld genomen denken werknemers in de sectoren zorg, horeca, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en vervoer en zakelijke dienstverlening in 2004 dat tabaksrook minder schadelijkheid is vergeleken met 2002. Het percentage werknemers dat van mening is dat een rokerige werkomgeving een beetje tot zeer schadelijk is voor de gezondheid blijft wel hoog; de percentages van de verschillende sectoren liggen tussen de 86% (bouwnijverheid) en 99% (onderwijs). In de horeca is dit percentage in de afgelopen twee jaar significant gedaald, maar is nog steeds hoog (92%).
Tabel 4.49 Hoe schadelijk denken werknemers dat een rokerige werkomgeving is voor de gezondheid, per sector (percentage) Sector
bouw ’02 Helemaal niet 3 Niet schadelijk 5 Een beetje 23 Schadelijk 54 Zeer schadelijk 15 Totaal beetje - zeer 92 Weet niet 1
’04 3 9 17 50 19 86 2
cult ’02 1 1 21 48 27 97 1
’04 1 3 21 49 23 93 3
fin ’02 1 1 20 47 30 97 1
ond obsv ovz ’02 ’04 ’02 ’04 ’02 Helemaal niet 1 1 2 1 Niet schadelijk 1 1 2 3 6 Een beetje 15 20 15 20 22 Schadelijk 50 39 56 41* 46 Zeer schadelijk 33 40 25 33 24 Totaal beetje - zeer 98 99 96 94 93 Weet niet 1 1 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
’04 1 3 14 43 37 95 2
zorg ’02 1 11 58 29 99 1
’04 1 20 41* 36 97 2
hor ’02 1 29 56 14 99 -
’04 1 7* 23 49 19 92* 1
ind ’02 1 2 29 45 23 97 1
’04 0 2 22 48 26 96 2
’04 1 1* 24 45 26 96 3
rch ’02 1 1 25 49 23 97 1
’04 2 3 23 46 26 95 0
vzd ’02 3 25 47 23 95 2
’04 2 6 25 46 21 92 1
voc ’02 2 27 48 20 96 2
’04 1 2 27 37 27 91 5
Sector
lv ’02 1 1 25 43 29 98 1
’04 1 3 29 42 22 93 3
Vergeleken met 2002 zijn werknemers in middelgrote bedrijven zich meer bewust van de schadelijkheid van roken in de werkomgeving. In kleine en grote bedrijven denken werknemers daarentegen dat roken in de werkomgeving gemiddeld schadelijker is dan in 2002. Het percentage werknemers dat roken in de
PARA-meter onderzoek werknemers 81
werkomgeving een beetje tot zeer schadelijk vindt is in grote bedrijven eveneens significant lager dan in 2002, maar nog steeds erg hoog.
Tabel 4.50 Hoe schadelijk denken werknemers dat een rokerige werkomgeving is voor de gezondheid, per bedrijfsgrootte (percentage) Omvang
klein middel ’02 ’04 ’02 ’04 Helemaal niet 1 2 1 1 Niet schadelijk 2 4 2 3 Een beetje 22 25 22 21 Schadelijk 51 43 52 47 Zeer schadelijk 23 24 23 28 Totaal beetje - zeer 96 92 96 95 Weet niet 1 3 1 1 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
groot ’02 ’04 0 1 2 3 23 22 47 42 27 30 97 94* 1 2
In tabel 4.51 is zichtbaar dat het percentage werknemers dat denkt dat meeroken een belangrijk risico vormt voor luchtweg aandoeningen de afgelopen twee jaar niet is gestegen. Dit geldt voor alle sectoren.
4.51 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor luchtweg aandoeningen (percentage waar) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 84 88 90 93 85 89 89 92 92 81 89 88 84
2004 88 83 92 92 79 87 90 91 88 85 86 87 83
In 2004 wordt meeroken door een bijna even groot percentage werknemers omschreven als risicofactor voor hart-en-vaatziekten als in 2002. Het percentage werknemers in de sector openbare voorzieningsbedrijven dat niet weet of meeroken nu wel of geen risicifactor is voor hart- en vaatziekten is ten opzichte van 2002 significant gedaald van 27% naar 14% (niet in tabel 4.52 vermeld)
82 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.52 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor hart-envaatziekten (percentage waar) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 74 76 79 78 74 71 77 81 75 65 73 70 71
2004 72 76 80 78 73 75 75 81 71 77 79 76 73
In 2004 zijn circa vier op de vijf werknemers zich bewust van het feit dat deskundigen meeroken een risicofactor voor longkanker vinden. Op sector-niveau worden geen significante verschillen gevonden in het verwachte risico tussen beide jaren.
Tabel 4.53 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor longkanker (percentage waar) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 75 82 84 82 76 75 84 84 80 78 81 80 76
2004 79 78 84 86 77 83 86 89 78 81 85 81 83
PARA-meter onderzoek werknemers 83
4.5 Assertiviteit Vergeleken met 2002 vragen werknemers even vaak aan rokende collega’s of zij niet willen roken. Per sector zijn er geen significante verschillen tussen 2002 en 2004.
Tabel 4.54 Percentage werknemers dat soms - zeer vaak aan hun rokende collega’s vraagt om niet te roken, per sector (basis: indien rookt niet op het werk**) Sector 2002 2004 Bouwnijverheid 53 51 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 48 51 Financiële instellingen 44 31 Gezondheids-, welzijnszorg 44 40 Horeca 47 43 Industrie 45 45 Landbouw, visserij 40 49 Onderwijs 50 33 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 52 49 Openbare voorzieningsbedrijven 60 61 Reparatie consumentenartikelen/handel 54 34 Verhuur/zakelijke dienstverlening 58 50 Vervoer, opslag, communicatie 53 42 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05), ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3 In 2004 is het percentage werknemers dat wel eens een rookprobleem heeft aangekaart bij een leidinggevende even groot als in 2002. Per sector zijn er geen significante verschillen.
Tabel 4.55 Percentage dat wel eens een probleem dat te maken had met roken heeft aangekaart bij een leidinggevende of een ander aanspreekpersoon, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
84 PARA-meter onderzoek werknemers
2002 7 7 9 10 7 11 8 13 16 16 9 9 11
2004 11 10 8 5 7 8 8 9 13 11 12 9 9
Per bedrijfsgrootte wijkt het percentage werknemers dat met een rookprobleem bij een leidinggevende terecht is gekomen alleen in grote bedrijven significant af van 2002; zij doen dit nu minder vaak dan een jaar geleden.
Tabel 4.56 Percentage dat wel eens een probleem dat te maken had met roken heeft aangekaart bij een leidinggevende of een ander aanspreekpersoon, per bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte klein middel groot *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 6 10 13
2004 7 12 8*
In 2004 worden rokende collega’s die roken op plaatsen waar niet gerookt mag worden even vaak op hun rookgedrag aangesproken als in 2002.
Tabel 4.57 Percentage werknemers dat een collega zeker of waarschijnlijk zou aanspreken op roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, per sector Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 71 76 72 75 76 76 72 81 69 72 77 72 70
2004 64 77 74 78 73 73 69 83 74 66 71 74 63
In financiële instellingen wordt roken vaker aan een leidinggevende gemeld dan in 2002 en in de landbouw en visserij juist minder vaak.
PARA-meter onderzoek werknemers 85
Tabel 4.58 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u daar dan tegen uw leiding iets van zeggen? Per sector (percentage zeker/waarschijnlijk wel) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 13 16 18 20 19 23 24 21 19 18 24 15 23
2004 17 21 27* 22 20 19 13* 24 20 14 25 18 18
In de sectoren bouwnijverheid en financiële instellingen zijn in vergelijking met 2002 significant minder collega’s aan hun rokende collega’s gaan vragen of zij niet op het werk willen roken. De overige sectoren vertonen geen verschil ten opzichte van 2002.
Tabel 4.59 Percentage werknemers waarbij door collega’s op het werk aan rokers wordt gevraagd om niet te roken, naar sector (basis: indien wordt in werkomgeving gerookt) Sector Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids-, welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw, visserij Onderwijs Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumentenartikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05)
2002 54 49 57 48 37 57 51 49 65 71 43 55 48
2004 33* 59 32* 39 34 48 53 37 57 72 38 51 48
De meerderheid van de collega’s oordeelt in 2004 niet anders over het aan rokende collega’s vragen niet te roken dan in 2002; de gemiddelde mening per sector en bedrijfsgrootte wijkt niet significant af van de mening in 2002. In alle sectoren en bedrijfsgrootten wordt het vragen om niet te roken even vaak goed tot zeer goed gevonden.
86 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.60 Wat vindt de meerderheid van uw collega’s ervan als aan rokende collega’s gevraagd wordt om niet te roken? Per sector (basis: indien wordt in werkomgeving gerookt**) Sector
bouw ’02 Totaal (heel) goed 48 Heel goed 7 Goed 42 Niet goed/ 22 niet slecht Niet zo goed 4 Helemaal niet goed 2 Weet niet 24
’04 68 13 55 17
zorg ’02 54 16 38 18
21
2 12
ond obsv ’02 ’04 ’02 ’04 Totaal (heel) goed 65 74 70 66 Heel goed 18 27 16 12 Goed 47 46 54 54 Niet goed/niet slecht 15 13 18 18 Niet zo goed 2 3 4 Helemaal niet goed 3 Weet niet 17 12 9 12 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
ovz ’02 60 9 51 22 5 14
Sector
’04 58 14 45 14
cult ’02 59 9 49 19
2 5 20
4 18
’04 50 12 38 27
fin ’02 62 10 52 17
5 18
’04 64 22 42 18
hor ’02 37 3 34 20
’04 43 5 37 18
ind ’02 56 8 48 22
10 18
3 3 13
’04 65 12 53 23 5 7
rch ’02 40 5 35 24 9 3 24
’04 53 10 43 17
lv ’02 42 5 36 19
’04 51 13 39 26
6 8 29
5 7 28
7 2 14
5 1 24
7 3 30
3 6 13*
’04 46 8 38 18 6 1 29
vzd ’02 50 10 40 19 3 28
’04 56 12 44 18 3 23
voc ’02 48 9 39 19 4 3 27
’04 37 8 29 30 11 4 17
Tabel 4.61 Wat vindt de meerderheid van uw collega’s ervan als aan rokende collega’s gevraagd wordt om niet te roken? Per sector (basis: indien wordt in werkomgeving gerookt**) Omvang
klein middel groot ‘02 ‘04 ‘02 ‘04 ‘02 ‘04 Totaal (heel) goed 45 47 51 53 57 59 Heel goed 7 13 9 12 11 14 Goed 38 33 42 42 47 45 Niet goed/niet slecht 18 19 21 21 19 16 Niet zo goed 5 5 5 4 5 5 Helemaal niet goed 3 4 2 2 1 1 Weet niet 29 26 21 20 18 19 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05), ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
4.5.1 Eigen effectiviteit In 2004 vinden werknemers uit bijna alle sectoren het gemiddeld even makkelijk om aan een rokende collega te vragen niet te roken als in 2002. Alleen in de sector vervoer, opslag en communicatie vinden werknemers het significant minder makkelijk om deze vraag te stellen. Overige verschillen per sector zijn beperkt.
PARA-meter onderzoek werknemers 87
Tabel 4.62 Hoe makkelijk of moeilijk zou u het vinden om een rokende collega te vragen om niet te roken? Per sector (percentage) (basis: indien rookt niet op het werk en er wordt in werkomgeving gerookt**) Sector Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk Sector
lv ’02 18 37
bouw ’02 21 36 25
’04 35 28 19
cult ’02 17 36 25
’04 30 29 25
fin ’02 17 38 22
16 1
16 2
’04 18 51
ond ’02 20 29
13 8
9 6
’04 18 29
obsv ’02 18 32
Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk 30 15 24 17 22 Moeilijk 16 15 26 32 26 Heel moeilijk 2 2 3 1 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05) ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
’04 25 37 19
zorg ’02 21 27 23
’04 14 38 32
hor ’02 21 31 25
17 3
14 5
’04 27 28 33 7* 2
’04 17 37 26
ind ’02 23 30 25
’04 21 37 25
27 1
12* 5
19 4
13 4
16 7
15 2
ovz ’02 20 18
’04 33 23
rch ’02 20 22
’04 27 40*
vzd ’02 23 36
’04 23 40
voc ’02 21 36
’04 11 48
31 22 7
28 14 2
27 23 7
11* 19 3
25 11 5
16 20 1
21 14 8
28 8 5
In 2004 vinden werknemers in de zorg het gemiddeld genomen moeilijker om de leiding om een rookvrije werkplek te vragen dan in 2002. In de sector reparatie consumentenartikelen en handel vinden werknemers het gemiddeld genomen makkelijker om deze vraag te stellen. Werknemers uit deze sector geven eveneens significant vaker aan dat ze het heel makkelijk vinden om dit aan de orde te stellen.
88 PARA-meter onderzoek werknemers
Tabel 4.63 In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om bij de leiding om een rookvrije werkplek te vragen? Per sector (percentage) (basis: indien wordt in werkomgeving gerookt**) Sector Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk Moeilijk Heel moeilijk Sector
bouw ’02 15 38
’04 28 39
cult ’02 16 45
’04 27 36
fin ’02 19 44
zorg ’04 ’02 21 22 36 40
25 18 -
20 10 2
17 14 8
19 12 2
22 8 3
20 15 7
lv ’02 11 37
’04 12 47
ond ’02 32 45
’04 24 41
obsv ’02 22 32
’04 23 48
’04 17 42
hor ’02 15 32
’04 12 41
ind ’02 19 38
’04 23 35
28 7 -
21 16 5
28 16 6
25 15 4
24 15 2
28 12 1
ovz ’02 20 31
’04 23 36
Rch ’02 10 26
’04 27* 26
vzd ’02 17 38
’04 24 32
voc ’02 23 44
’04 13 39
22 21 1
19 9 5
31 14 1
Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk 33 23 12 20 27 16 27 30 26 14 28 Moeilijk 14 11 6 11 12 7 11 3 25 26 13 Heel moeilijk 2 4 3 2 4 3 9 6 9 5 3 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05), ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
In middelgrote bedrijven geldt dat werknemers gemiddeld genomen significant minder moeite hebben met het stellen van deze vraag dan in 2002.
Tabel 4.64 In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om bij de leiding om een rookvrije werkplek te vragen? Per bedrijfsgrootte (percentage) Sector
klein ’02 ’04 19 15 27 40
middel ’02 ’04 18 24 38 33
groot ’02 ’04 19 21 42 40
Heel makkelijk Makkelijk Niet makkelijk/ niet moeilijk 31 18* 26 21 20 22 Moeilijk 12 22 13 15 13 15 Heel moeilijk 7 2* 3 5 4 1* *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05), ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3 In 2004 schatten werknemers de kans om een rookvrije werkplek te krijgen in het algemeen hoger in dan in 2002. In de sectoren industrie, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, openbare voorzieningsbedrijven en reparatie consumentenartikelen en handel verwachten significant meer werknemers zeker tot waarschijnlijk een rookvrije werkplek te krijgen als zij daar om zouden vragen.
PARA-meter onderzoek werknemers 89
Tabel 4.65 Percentage werknemers dat zeker tot waarschijnlijk een rookvrije werkplek verwacht te krijgen als er bij de leidinggevende om wordt gevraagd, per sector Sector 2002 2004 Bouwnijverheid 52 60 Cultuur, recreatie, overige dienstverlening 59 69 Financiële instellingen 59 70 Gezondheids-, welzijnszorg 62 68 Horeca 35 37 Industrie 43 71* Landbouw, visserij 54 62 Onderwijs 74 77 Openbaar bestuur/sociale verzekeringen 65 82* Openbare voorzieningsbedrijven 47 72* Reparatie consumentenartikelen/handel 30 48* Verhuur/zakelijke dienstverlening 50 66 Vervoer, opslag, communicatie 46 50 *= significant hoger of lager dan in 2002 (p<0,05), ** 2004 andere basis dan in hoofdstuk 3
90 PARA-meter onderzoek werknemers
Bijlage I: Sectoren Voor het aantal werknemers en het aantal bedrijven in de sector zijn CBS-cijfers gebruikt van het jaar 2000 en 2002. Een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben.
Bouwnijverheid In 2000 en 2002 waren er respectievelijk in Nederland 63.380 en 69.44 bedrijven in de bouwnijverheid. Er waren zo’n 387.000 in 2002 en 403.000 in 2002 mensen werkzaam (dit is exclusief de eigenaren). De bouwnijverheid omvat vrijwel alle bedrijven die betrokken zijn bij het bouwproces. Het gaat om bedrijven die ervoor zorgen dat een terrein bouwrijp wordt gemaakt (slopen oude bouwwerken, proefboren e.d.), en de bouw zelf, waaronder de grond-, water- en wegenbouw. Ook verhuur van voor de bouw benodigde machines inclusief bedienend personeel valt onder de bouwnijverheid. Tot slot vallen ook de bedrijven die zich bezig houden met de bouwinstallatie (elektrotechnische bouwinstallatie, loodgieters e.d.) en met het afwerken van gebouwen in deze sector.
Cultuur, recreatie en overige dienstverlening In 200o waren er respectievelijk in Nederland 44.165 in 2000 en 47.775 in 2002 bedrijven in deze groep. Ze hebben tezamen zo’n 242.000 in 2000 en 272.000 in 2002 mensen in dienst. Onder deze sector vallen alle organisaties (bedrijven) die iets met sport te maken hebben. Verder vallen radio en televisie, de pers, film en video en alles wat te maken heeft met kunst en cultuur hieronder en recreatiefaciliteiten zoals kermissen en dierentuinen. Ook werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties en organisaties op het levensbeschouwelijke, politieke en ideële vlak vallen in deze groep. Onder ‘overige dienstverlening’ vallen onder meer milieudienstverlening, kledingreiniging, kappers, schoonheidsverzorging en uitvaartverzorging.
Financiële instellingen In 2000 en 2002 waren er in Nederland respectievelijk 16.065 en 14.535 bedrijven in deze groep, met gezamenlijk zo’n 243.000 in 2000 en 264.000 in 2004 werknemers.Tot de financiële instellingen behoren onder andere banken, fondsen en kredietverlenende instellingen, verder beleggingsinstellingen, pensioenfondsen, het verzekeringswezen en de optie- en effectenbeurzen.
Gezondheids- en welzijnszorg In de gezondheids- en welzijnszorg waren in respectievelijk 2000 en 2002 zo’n 863.000 en 1.024.000 werknemers werkzaam bij 41.665 in 2000 en 34.011 in 2004 bedrijven of instellingen . Tot deze sector behoren alle medische instellingen (ook tandartsen en dierenartsen), welzijnszorg met huisvesting (bejaarden-, verpleeghuizen) en maatschappelijke dienstverlening, maar ook jeugd- en jongerenwerk en andere welzijnszorg zoals wijkcentra en clubhuizen.
Horeca In de horeca waren in respectievelijk 2000 en 2002 zo’n 217.000 en 265.000 werknemers werkzaam bij respectievelijk 39.745 en 37.140 bedrijven. Tot de horeca behoren alle op verstrekking van logies en op maaltijden- en drankenverstrekking voor directe consumptie gerichte ondernemingen. Dit zijn ondernemingen als hotels, pensions, conferentieoorden, campings, vakantiehuisjes, restaurants, snackbars, eetkramen, cafés, kantines en catering.
PARA-meter onderzoek werknemers 91
Industrie In de industrie waren in respectievelijk 2000 en 2002 zo’n 927.000 en 921.000 werknemers werkzaam bij 45.425 en 46.440 bedrijven. Tot de industrie behoren alle bedrijven die zich bezig houden met de vervaardiging van producten (en de verwerking van grondstoffen). Van voedingsmiddelen tot elektrische apparaten, van glas tot meubels. Ook uitgeverijen en drukkerijen vallen in deze sector.
Landbouw en visserij In 2000 en 2002 waren er respectievelijk in Nederland 104.500 en 98.695 bedrijven en in deze sector die samen zo’n 97.000 werknemers en 101.800 in dienst hadden. Tot deze sector behoren akkerbouw, tuinbouw, veeteelt, jacht en dienstverlening voor de landbouw (met uitzondering van veterinaire diensten). Ook de bosbouw, visserij en kwekerijen van vis en schaaldieren vallen hier onder.
Onderwijs In 2000 en 2002 waren er respectievelijk in Nederland 16.385 en 17.790 onderwijsinstellingen met samen zo’n 407.000 en 457.000 werknemers. Tot het onderwijs behoren het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs, maar ook rijscholen en bedrijfsopleidingen/trainingen.
Openbaar bestuur en sociale verzekeringen In 2000 en 2002 waren er in Nederland respectievelijk 1.145 en 1.130 organisaties in deze sector met samen zo’n 452.000 en 520.000 werknemers. Tot deze sector behoren openbaar bestuur, overheidsdiensten, zoals buitenlandse zaken, defensie, politie en brandweer en de verplichte sociale verzekeringen.
Openbare voorzieningsbedrijven In Nederland zijn in respectievelijk 2000 en 2002 in deze sector ongeveer 37.000 en 30.200 werknemers werkzaam, bij 340 en 395 bedrijven. In deze sector vallen alle bedrijven die zich bezig houden met de productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas en water.
Reparatie consumentenartikelen en handel Deze sector is met zo’n 1.130.000 in 2000 en 1.135.000 in 2002 werknemers bij 164.265 en 134.290 bedrijven de grootste sector in Nederland, zowel qua aantal werknemers als wat betreft het aantal bedrijven. Het is een tamelijk brede sector. De sector omvat namelijk de groothandel en handelsbemiddeling in alle mogelijke waren. Verder behoren tot deze sector de detailhandel (dit zijn alle soorten winkels), de markthandel, de straathandel en de reparatie van consumentenartikelen (onder meer auto’s, fietsen, elektrische apparatuur, schoenen).
Verhuur en zakelijke dienstverlening Deze sector is met 1.031.000 in 2000 en werknemers bij 128.740 bedrijven de op één na grootste sector. Tot deze sector behoren de verhuur van en de handel in onroerende goederen, zoals woningen en zalen en de bemiddeling in dezen. Verder behoren hiertoe de verhuur van transportmiddelen, machines en werktuigen zonder bedienend personeel en van overige roerende goederen (video’s, leesmap, kleding, huisraad enz.). Dan vallen verder de computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke in deze sector evenals research- en development. Tenslotte vallen in deze sector nog de zakelijke dienstverlening zoals accountants, advocaten, architecten, keuringsdiensten, reclamebureaus, uitzendbureaus, beveiliging, reiniging van gebouwen en transportmiddelen, veilingen en de misschien iets minder voor de
92 PARA-meter onderzoek werknemers
hand liggende fotografie en ontwikkelen van foto’s en films.
Vervoer, opslag en communicatie In respectievelijk 20oo en 2002 telde Nederland 27.585 en 27.885 bedrijven met samen zo’n 423.000 en 451.000 werknemers in de sector Vervoer, opslag en communicatie. De tot deze sector behorende bedrijven zijn te onderscheiden in vervoer over land (spoor, weg, pijpleidingen), vervoer over water, vervoer door de lucht, dienstverlening voor het vervoer (laden en lossen, parkeerbedrijven, reisbemiddeling) en post en telecommunicatie (telefoon, internet, radio/tv-distributie).
PARA-meter onderzoek werknemers 93
Bijlage II: Vragenlijst QUESTION 1
FORM QUESTION
De volgende vragen gaan over uw werk. Hoeveel uren werkt u in een gemiddelde werkweek?
QUESTION 2
IF [ AANTAL1 = 0 ] CONTINUE AT QUESTION 999 Als u meerdere werkgevers heeft dienen de vragen te worden beantwoord voor het werk waar u in een gemiddelde werkweek het meeste tijd aan besteed. Is dit voor meerdere banen gelijk beantwoord de vragen dan voor het werk dat u al het langst doet. 9 ❍ Doorgaan
QUESTION 3 In welke branche bent u (het grootste deel van uw werkweek) werkzaam? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Bouwnijverheid 2 ❍ Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 3 ❍ Financiële instellingen 4 ❍ Gezondheids- en welzijnszorg 5 ❍ Horeca 6 ❍ Industrie 7 ❍ Landbouw en visserij 8 ❍ Onderwijs 9 ❍ Openbaar bestuur; sociale verzekeringen 10 ❍ Openbare voorzieningsbedrijven 11 ❍ Reparatie consumentenartikelen, handel 12 ❍ Verhuur, zakelijke dienstverlening 13 ❍ Vervoer, opslag en communicatie 14 ❍ Anders 19 ❍ Weet niet continue at question 998
QUESTION 301 Hoeveel uren werkt u in deze branche in een gemiddelde werkweek?
94 PARA-meter onderzoek werknemers
FORM QUESTION
QUESTION 4 Werkt u (het grootste deel van uw werkweek) bij een overheidsinstelling of bij een door de overheid gesubsidieerde instelling? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
QUESTION 5 Hoeveel werknemers zijn er werkzaam op de vestiging waar u werkt? (slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Minder dan 10 werknemers 2 ❍ 10-100 werknemers 3 ❍ Meer dan 100 werknemers 9 ❍ Weet niet
QUESTION 6 Werkt u op de hoofdvestiging van het bedrijf of bij een nevenvestiging? 1 ❍ Hoofdvestiging 2 ❍ Nevenvestiging 3 ❍ Er is maar 1 vestiging 9 ❍ Weet niet
QUESTION 7
IF [ Q6 , 1 TO 2 ] Hebben de vestigingen een centraal rookbeleid of bepaalt elkevestiging zelf het rookbeleid? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Centraal rookbeleid; Iedere vestiging heeft hetzelfde rookbeleid 2 ❍ Centrale regels, maar de exacte uitvoering bepalen vestigingen zelf 3 ❍ Vestigingen bepalen zelf het rookbeleid 9 ❍ Weet niet
QUESTION 8 Werkt u in ploegendiensten? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
PARA-meter onderzoek werknemers 95
QUESTION 9 Waar brengt u tijdens het werk het grootste deel van uw tijd door? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ In een kantoorruimte 2 ❍ In vervoermiddelen voor personen 3 ❍ In vervoermiddelen voor goederen 4 ❍ In de open lucht\buiten 5 ❍ Achter een balie\toonbank\kassa 6 ❍ In een werkplaats\productiehal 7 ❍ In een horecagelegenheid 8 ❍ In een recreatieruimte anders dan horeca 9 ❍ In een ontvangstruimte 10 ❍ Bij mensen thuis 11 ❍ Wisselende locaties 18 ❍ Anders
QUESTION 10 Welke van de volgende omschrijvingen past het beste bij uw functie? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Beleidsmatige functie 2 ❍ Commerciële functie 3 ❍ Leidinggevende functie 4 ❍ Ondersteunende functie 5 ❍ Uitvoerende functie 6 ❍ Andere functie 9 ❍ Weet niet
QUESTION 11 Rookt u wel eens? 1 ❍ Ja, dagelijks 2 ❍ Ja, af en toe 3 ❍ Nee, helemaal niet
QUESTION 12
MULTIPLE IF [ Q11 , 1 , 2 ]
Welke soorten rookwaar rookt u wel eens? (Meer antwoorden mogelijk) 1 ❍ Sigaretten 2 ❍ Shag 3 ❍ Sigaren \ cigarillos 4 ❍ Pijp
96 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 13
IF [ Q11 , 1 , 2 ]
Rookt u op uw werk? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
QUESTION 14
FORM QUESTION IF [ Q13 , 1 ]
Hoeveel sigaretten, shagjes, sigaren of pijp rookt u gemiddeld per dag op uw werk?
QUESTION 141
MULTIPLE IF [ Q13 , 1 ]
Wat zijn voor u de redenen om op uw werk te roken? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 ❍ Ik rook regelmatig, dus ook op m’n werk 2 ❍ Om te ontspannen 3 ❍ Voor de gezelligheid 4 ❍ Om mijn concentratie te verhogen 5 ❍ Reden om te pauzeren 6 ❍ De meeste van mijn directe collega’s roken 8 ❍ Anders 9 ❍ Weet niet
QUESTION 15
FORM QUESTION
IF [ Q11 , 1 TO 2 ] Hoeveel sigaretten, shagjes, sigaren en\of pijp rookt u gemiddeldper dag buiten uw werk?
QUESTION 16
IF [ Q11 , 3 ]
Heeft u vroeger gerookt? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
QUESTION 17 De volgende vragen gaan over uw werkomgeving. Met werkomgeving worden alle plaatsen bedoeld waar u komt tijdens het uitvoeren van uw werkzaamheden. Hieronder vallen ook alle openbare ruimten in het bedrijf (zoals een kantine, receptie, vergaderruimte, etc.) waar u tijdens een werkdag gebruik van maakt. Wordt er in uw werkomgeving gerookt? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
PARA-meter onderzoek werknemers 97
QUESTION 18
IF [ Q17 , 1 ]
Denkt u eens aan de hoeveelheid tabaksrook die u gedurende uw werkdag in uw werkomgeving ziet \ ruikt. Hoeveel tabaksrook is erdan gemiddeld op een dag in uw werkomgeving? 1 ❍ Helemaal geen tabaksrook 2 ❍ Zeer weinig tabaksrook 3 ❍ Weinig tabaksrook 4 ❍ Niet weinig, maar ook niet veel tabaksrook 5 ❍ Tamelijk veel tabaksrook 6 ❍ Veel tabaksrook 7 ❍ Zeer veel tabaksrook 9 ❍ Weet niet
QUESTION 19 Hoe hinderlijk vindt u het als er in uw werkomgeving gerookt wordt? 1 ❍ Helemaal niet hinderlijk 2 ❍ Niet hinderlijk 3 ❍ Een beetje hinderlijk 4 ❍ Hinderlijk 5 ❍ Zeer hinderlijk 9 ❍ Weet niet
QUESTION 20 Hoe vaak ondervindt u in uw werkomgeving hinder van tabaksrook? 1 ❍ Nooit 2 ❍ Soms 3 ❍ Regelmatig 4 ❍ Vaak 5 ❍ Zeer vaak 9 ❍ Weet niet
98 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 21
MULTIPLE IF [ Q20 , 2 TO 5 ]
In welke ruimte(n) komt u tijdens uw werk wel eens in aanraking met tabaksrook? (meerdere antwoorden mogelijk) 2 ❍ Bij koffie-automaat 3 ❍ Eigen werkruimte \ kamer 4 ❍ Kantine 5 ❍ Gangen 6 ❍ Kleedruimten 7 ❍ Tijdens buitendienst 8 ❍ Toiletten 9 ❍ Vergaderruimten 10 ❍ Werkruimte of kamer van anderen \ collega’s 18 ❍ Anders
QUESTION 22 Hoe schadelijk denkt u dat een rokerige werkomgeving is voor de gezondheid? 1 ❍ Helemaal niet schadelijk 2 ❍ Niet schadelijk 3 ❍ Een beetje schadelijk 4 ❍ Schadelijk 5 ❍ Zeer schadelijk 9 ❍ Weet niet
QUESTION 23 Hoe schadelijk denkt u dat roken is voor de gezondheid? 1 ❍ Helemaal niet schadelijk 2 ❍ Niet schadelijk 3 ❍ Een beetje schadelijk 4 ❍ Schadelijk 5 ❍ Zeer schadelijk 9 ❍ Weet niet
QUESTION 24 Er volgen nu een aantal stellingen over meeroken. Wilt u steeds voor elke stelling aangeven of u denkt dat deze stelling waar is of niet. 9 ❍ Doorgaan
PARA-meter onderzoek werknemers 99
QUESTION 241 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor aandoeningen aan de luchtwegen 1 ❍ Waar 2 ❍ Niet waar 9 ❍ Weet niet
QUESTION 241 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor reuma 1 ❍ Waar 2 ❍ Niet waar 9 ❍ Weet niet
QUESTION 241 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor hart en vaatziekten 1 ❍ Waar 2 ❍ Niet waar 9 ❍ Weet niet
QUESTION 241 Volgens deskundigen is meeroken een belangrijke risicofactor voor longkanker 1 ❍ Waar 2 ❍ Niet waar 9 ❍ Weet niet
QUESTION 28 Dit onderdeel gaat over regels rond roken op het werk. In de komende vragen zullen we het vaak hebben over rookbeleid. Met rookbeleid bedoelen we: een combinatie van alles wat op uw werk geregeld is rond roken. Hierin zijn de regels rond roken opgenomen, maar ook alles wat te maken heeft met de invoering van deze regels. Ook ondersteunende zaken als voorlichting en stoppen-met-roken cursussen die uw werkgever u kan aanbieden vallen onderrookbeleid. 9 ❍ Doorgaan
100 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 29 Welke van de volgende omschrijvingen geeft het beste de regels weer die er op uw werk zijn over waar gerookt mag worden? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Geen rookbeperkingen; het wordt volledig aan de werknemers zelf overgelaten waar en wanneer ze op het werk willen roken 2 ❍ Beperkt rookverbod; in bepaalde (delen van) openbare ruimten mag NIET worden gerookt, verder mag overal gerookt worden. 3 ❍ Algemeen rookverbod met uitzonderingen; er mag alleen gerookt worden op aangewezen plaatsen. Dit zijn bestaande plaatsen in het bedrijf waar gewoonlijk ook niet-rokers gebruik van maken, bv. de koffiehoek of een deel van de gang. 4 ❍ Algemeen rookverbod met speciale rookruimten: er mag alleen gerookt worden in afgesloten speciaal voor roken bestemde ‘rookruimten’, waar niet-rokers nooit hoeven te komen. 5 ❍ Volledig rookverbod: er mag zonder uitzondering nergens in het bedrijf worden gerookt.
QUESTION 30 Wat is op uw werk de belangrijkste reden voor het hebben van regels over roken? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Gezondheidsrisico’s van medewerkers beperken 2 ❍ Hygiëne 3 ❍ Schaderisico aan apparatuur voorkomen 4 ❍ Veiligheid 5 ❍ Voldoen aan wettelijke bepalingen 6 ❍ Voorkomen van hinder van tabaksrook bij medewerkers 7 ❍ Voorkomen van hinder van tabaksrook bij klanten 8 ❍ Anders 9 ❍ Weet niet
QUESTION 31 IF [ Q29 , 2 TO 5 ] Hoe goed leeft men op uw werk in het algemeen de regels over roken na? 1 ❍ Zeer goed 2 ❍ Goed 3 ❍ Niet goed\niet slecht 4 ❍ Slecht 5 ❍ Heel slecht 9 ❍ Weet niet
PARA-meter onderzoek werknemers 101
QUESTION 32
MULTIPLE
Wie zijn volgens u betrokken bij de ontwikkeling, invoering en handhaving van rookbeleid op uw werk? (Meerdere antwoorden mogelijk) 2 ❍ Arbo-dienst 3 ❍ Bestuur\directie\eigenaar 4 ❍ Branchevereniging 5 ❍ Directe leidinggevende 6 ❍ Extern advies bureau 7 ❍ GGD 8 ❍ Medezeggenschapsraad\OR 9 ❍ PZ 10 ❍ Vakbond 11 ❍ Werknemers 18 ❍ Anders 19 ❍ Weet niet
QUESTION 33 Welke van de volgende regels over waar wel \ niet gerookt mag worden is volgens u de meest ideale? (Slechts 1 antwoord mogelijk) 1 ❍ Geen rookbeperkingen; het wordt volledig aan de werknemers zelf overgelaten waar en wanneer ze op het werk willen roken 2 ❍ Beperkt rookverbod; in bepaalde (delen van) openbare ruimten mag NIET worden gerookt, verder mag overal gerookt worden. 3 ❍ Algemeen rookverbod met uitzonderingen; er mag alleen gerookt worden op aangewezen plaatsen. Dit zijn bestaande plaatsen in het bedrijf waar gewoonlijk ook niet-rokers gebruik van maken, bv. de koffiehoek of een deel van de gang. 4 ❍ Algemeen rookverbod met speciale rookruimten: er mag alleen gerookt worden in afgesloten speciaal voor roken bestemde ‘rookruimten’, waar niet-rokers nooit hoeven te komen. 5 ❍ Volledig rookverbod: er mag zonder uitzondering nergens in het bedrijf worden gerookt.
QUESTION 34 Hoe lang denkt u dat het duurt om bij een bedrijf\organisatie met succes een rookbeleid te ontwikkelen en in te voeren? 1 ❍ korter dan 1 week 2 ❍ Van 1 week tot 1 maand 3 ❍ 1 tot 3 maanden 4 ❍ 3 tot 6 maanden 5 ❍ 6 maanden tot 1 jaar 6 ❍ Langer dan 1 jaar 9 ❍ Weet niet
102 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 35 Er volgen weer een aantal stellingen. Wilt u bij iedere stelling aangeven in hoeverre u het met deze stelling eens bent. U kunt steeds kiezen uit de volgende antwoordmogelijkheden: 1. Helemaal mee eens 2. Een beetje mee eens 3. Niet mee eens\niet mee oneens 4. Een beetje mee oneens 5. Helemaal mee oneens 9
❍
Doorgaan
QUESTION 36 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; ... er vóór invoering van een rookbeleid op het werk al veel aandacht aan ‘roken op het werk’ is besteed 1 ❍ Helemaal mee eens 2 ❍ Een beetje mee eens 3 ❍ Niet mee eens\niet mee oneens 4 ❍ Een beetje mee oneens 5 ❍ Helemaal mee oneens 9 ❍ Weet niet
QUESTION 36 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; ... het personeel een vragenlijst over roken op het werk krijgt (of op een andere manier wordt ondervraagd), om een goed beeld te krijgen van hoe het in het bedrijf is gesteld met roken en rookoverlast. 1 ❍ Helemaal mee eens 2 ❍ Een beetje mee eens 3 ❍ Niet mee eens\niet mee oneens 4 ❍ Een beetje mee oneens 5 ❍ Helemaal mee oneens 9 ❍ Weet niet
QUESTION 36 Om een rookbeleid met succes te ontwikkelen en in te voeren is het belangrijk dat; ...zowel rokers als niet-rokers kunnen meedenken over hoe het rookbeleid er precies uit zal komen te zien. 1 ❍ Helemaal mee eens 2 ❍ Een beetje mee eens 3 ❍ Niet mee eens\niet mee oneens 4 ❍ Een beetje mee oneens 5 ❍ Helemaal mee oneens 9 ❍ Weet niet
PARA-meter onderzoek werknemers 103
QUESTION 38 Kunt u als werknemer invloed uitoefenen op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk? 1 ❍ Ja, veel invloed 2 ❍ Ja, een beetje invloed 3 ❍ Nee, geen invloed 9 ❍ Weet niet
QUESTION 39 Zou u als werknemer invloed willen hebben op beslissingen die door het bedrijf worden genomen over zaken als roken op het werk? 1 ❍ Ja, veel invloed 2 ❍ Ja, een beetje invloed 3 ❍ Nee, geen invloed
QUESTION 40 Denkt u dat uw werkgever wettelijk verplicht is om regels in te stellen over waar wel en waar niet gerookt mag worden? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
QUESTION 41 Denkt u dat uw werkgever wettelijk verplicht is om rokers een plaats te geven waar ze kunnen roken? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
QUESTION 42 Denkt u dat uw werkgever wettelijk verplicht is om u een rookvrije werkplek te geven als u daar behoefte aan heeft? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
104 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 43 Denkt u dat uw werkgever u kan ontslaan als u werk weigert omdat u ziek wordt van de tabaksrook op de werkplek? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee 9 ❍ Weet niet
QUESTION 44
IF [ # Q13 , 1 ] In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om een rokende collega te vragen om niet te roken? 1 ❍ Heel makkelijk 2 ❍ Makkelijk 3 ❍ Niet makkelijk\ niet moeilijk 4 ❍ Moeilijk 5 ❍ Heel moeilijk 9 ❍ Weet niet
QUESTION 45
IF [ # Q13 , 1 ] In hoeverre zou u het makkelijk of moeilijk vinden om bij de leiding om een rookvrije werkplek te vragen? 1 ❍ Heel makkelijk 2 ❍ Makkelijk 3 ❍ Niet makkelijk\ niet moeilijk 4 ❍ Moeilijk 5 ❍ Heel moeilijk 9 ❍ Weet niet
QUESTION 46
IF [ # Q13 , 1 ]
Zouden rokende collega’s hun sigaret uitmaken als u er om zou vragen? 1 ❍ Zeker wel 2 ❍ Waarschijnlijk wel 3 ❍ Misschien wel\misschien niet 4 ❍ Waarschijnlijk niet 5 ❍ Zeker niet 9 ❍ Weet niet
PARA-meter onderzoek werknemers 105
QUESTION 47
IF [ # Q13 , 1 ]
Als u uw leidinggevende zou vragen om een rookvrije werkplek zou u die dan ook krijgen? 1 ❍ Zeker wel 2 ❍ Waarschijnlijk wel 3 ❍ Misschien wel\misschien niet 4 ❍ Waarschijnlijk niet 5 ❍ Zeker niet 9 ❍ Weet niet
QUESTION 48 Vindt u het goed als er door een collega aan een rokende collega gevraagd wordt om niet te roken? 1 ❍ Heel goed 2 ❍ Goed 3 ❍ Niet goed\ niet slecht 4 ❍ Niet zo goed 5 ❍ Helemaal niet goed 9 ❍ Weet niet
QUESTION 49 Hoe vaak wordt er op uw werk door collega’s aan een rokende collega gevraagd om niet te roken? 1 ❍ Nooit 2 ❍ Soms 3 ❍ Regelmatig 4 ❍ Vaak 5 ❍ Zeer vaak 9 ❍ Weet niet
QUESTION 491 Wat vindt de meerderheid van uw collega’s ervan als aan rokende collega’s gevraagd wordt niet te roken? 1 ❍ Heel goed 2 ❍ Goed 3 ❍ Niet goed\ niet slecht 4 ❍ Niet zo goed 5 ❍ Helemaal niet goed 9 ❍ Weet niet
106 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 50
IF [ # Q13 , 1 ]
Hoe vaak vraagt u zelf aan een rokende collega om niet te roken? 1 ❍ Nooit 2 ❍ Soms 3 ❍ Regelmatig 4 ❍ Vaak 5 ❍ Zeer vaak 9 ❍ Weet niet
QUESTION 51
IF [ Q13 , 1 ]
Zou u uw sigaret uitmaken als een collega daarom zou vragen? 1 ❍ Zeker wel 2 ❍ Waarschijnlijk wel 3 ❍ Misschien wel\misschien niet 4 ❍ Waarschijnlijk niet 5 ❍ Zeker niet 9 ❍ Weet niet
QUESTION 52 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waarvolgens de regels niet gerookt mag worden, zou u deze persoon daar dan op aanspreken? 1 ❍ Zeker wel 2 ❍ Waarschijnlijk wel 3 ❍ Misschien wel\misschien niet 4 ❍ Waarschijnlijk niet 5 ❍ Zeker niet 9 ❍ Weet niet
QUESTION 53 Als iemand, bijvoorbeeld een collega, zou roken op plaatsen waar volgens de regels niet gerookt mag worden, zou u daar dan tegen uw leiding iets van zeggen? 1 ❍ Zeker wel 2 ❍ Waarschijnlijk wel 3 ❍ Misschien wel\misschien niet 4 ❍ Waarschijnlijk niet 5 ❍ Zeker niet 9 ❍ Weet niet
PARA-meter onderzoek werknemers 107
QUESTION 54 Weet u bij wie u op uw werk terecht kan als u op het werk een probleem zou hebben dat te maken heeft met roken? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
QUESTION 55
MULTIPLE IF [ Q54 , 1 ]
Bij wie zou u op uw werk dan terecht kunnen als u op het werk een probleem zou hebben dat te maken heeft met roken? (meerdere antwoorden mogelijk) 1 ❍ Afdelingshoofd\leidinggevende 2 ❍ Arbo-dienst 3 ❍ Bedrijfsarts 4 ❍ Beheerder gebouw 5 ❍ Directie 6 ❍ Klachtencommissie 7 ❍ Medezeggenschapsraad\ OR 8 ❍ Geen van deze QUESTION 56 Heeft u wel eens een probleem dat te maken had met roken aangekaart bij een leidinggevende of een ander aanspreekpersoon? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
QUESTION 57
MULTIPLE IF [ Q56 , 1 ]
Bij wie was het aankaarten van dit probleem succesvol? (meerdere antwoorden mogelijk) 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 19
❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍ ❍
Bij niemand Bij het afdelingshoofd\leidinggevende Bij de arbo-dienst Bij de bedrijfsarts Bij de beheerder van het gebouw Bij de directie Bij een instelling buiten het bedrijf Bij een Klachtencommissie Bij de medezeggenschapsraad\ OR Geen van deze Weet niet
108 PARA-meter onderzoek werknemers
QUESTION 58 Sinds 1 januari is de nieuwe Tabakswet in werking getreden. Alle werknemers hebben vanaf 1 januari recht op een rookvrije werkplek. Heeft u daar wel eens iets over gehoord? 1 ❍ Ja 2 ❍ Nee
QUESTION 998
IF [ Q3 , 19 ] Omdat u niet weet in welke branche u werkt, kunnen we u helaas geen vragen stellen over dit onderwerp. 9 ❍ Afsluiten
QUESTION 999
IF [ AANTAL1 = 0 ]
Omdat u niet werkt, kunnen we u helaas geen vragen stellen over dit onderwerp. 9 ❍ Afsluiten
PAGE 12 PARA-meter onderzoek werknemers PAGE 13 PARA-meter onderzoek werknemers
EMBED PBrush
PARA-meter onderzoek werknemers 109