Tabaksrook in de werkomgeving Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werkgevers Ir. D. Segaar & Dr. M. C. Willemsen
Dit is een publicatie van STIVORO voor een rookvrije toekomst Correspondentieadres Postbus 16070 2500 BB Den Haag Telefoon + 31 (0)70.312 04 00 Internet www.stivoro.nl www.rokenendewerkplek.nl © Den Haag, 2003 Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan
Leeswijzer In dit rapport zijn de resultaten weergegeven van het werkgeversdeel van het PARA-meter onderzoek (inventarisatie Planmatige Aanpak Roken op de Arbeidsplaats). Het rapport is bedoeld om een beeld te krijgen van de huidige situatie op het gebied van rookbeleid in bedrijven. Er is speciaal aandacht besteed aan verschillen tussen bedrijfssectoren en tussen bedrijfsgrootten. Om de verschillende sectoren goed te kunnen vergelijken, gecorrigeerd voor verschillen in bedrijfsgrootte, zijn in de tabellen in paragrafen 3.1 t/m 3.7 de ongewogen resultaten weergegeven. De steekproef bestond namelijk uit een even groot aantal bedrijven per bedrijfsgrootte voor iedere sector. Hetzelfde geldt voor het vergelijken van de verschillende bedrijfsgrootten. In de steekproef was voor iedere bedrijfsgrootte een vrijwel even groot aantal bedrijven uit iedere sector aanwezig. De ongewogen gegevens geven echter een vertekend beeld van verhoudingen in de werkelijke populatie. De percentages in paragraaf 3.1 t/m 3.7 mogen dan ook niet als “de waarden in de Nederlandse populatie” worden geïnterpreteerd! Ze zijn enkel bedoeld om een goede vergelijking van de sectoren en de bedrijfsgrootten mogelijk te maken. In paragraaf 3.9 zijn van een aantal kernvariabelen evenwel gewogen waarden gepresenteerd. Deze geven wél een goede schatting van de waarde in de Nederlandse populatie. De betreffende variabelen zijn: ‘aanwezige tabaksrook’, ‘heersende rookbeleid’ en ‘het hebben uitgevoerd van de eerste twee stappen van het stappenplan: creëren van een draagvlak en instellen van een werkgroep’. Deze variabelen zijn de meest directe maten voor de grootte van het probleem “tabaksrook op de werkplek” en voor hoe ver men is met het oplossen van dit probleem. De waarden voor sectoren zijn gewogen naar bedrijfsgrootte, de waarden voor bedrijfsgrootte zijn gewogen naar sector en de waarden voor de totale populatie zijn gewogen naar sector en bedrijfsgrootte. Lezers die geïnteresseerd zijn in populatieschattingen worden geadviseerd alleen paragraaf 3.9 te bekijken. Lezers die geïnteresseerd zijn in de verschillen tussen bedrijfssectoren of tussen bedrijfsgrootten kunnen dit vinden in de paragrafen 3.1 t/m 3.7. Lezers die op zoek zijn naar een specifiek onderwerp kunnen hiervoor gebruik maken van de inhoudsopgave en van vragenlijst die in BIJLAGE II is opgenomen. In deze vragenlijst is per vraag aangegeven in welke paragraaf de resultaten voor deze vraag zijn terug te vinden. Paragraaf 2.3 kan hierbij als leidraad gebruikt worden, aangezien in deze paragraaf de vragen zijn gegroepeerd naar bijbehorende onderzoeksvraag.
PARA-meter onderzoek werkgevers
1
2
PARA-meter onderzoek werkgevers
Inhoudsopgave Leeswijzer
1
Management Summary
5
1
7
Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3 3.1
3.2 3.3
3.4
3.5
Het probleem Aanleiding van het onderzoek Wettelijk kader Theoretisch model Rookbeleid Stappenplan Sectorindeling Doelstellingen Onderzoeksvragen
7 7 8 8 9 10 10 11 11
Materialen en methoden
13
Steekproef Dataverzameling De vragenlijst Determinantenanalyse Statistische analyse
13 14 15 18 19
Resultaten
21
Achtergrondkenmerken 3.1.1 Respondenten 3.1.2 Bedrijfskenmerken Blootstelling Rookbeleid 3.3.1 Rookbeleid van bedrijven 3.3.2 Partijen die een rol kunnen spelen bij ontwikkeling rookbeleid. Planmatige aanpak 3.4.1 Invoeren van rookbeleid op een planmatige manier. 3.4.2 Draagvlak bij werkgevers Attitude 3.5.1 Beste rookbeleid volgens werkgevers 3.5.2 Voor- en nadelen van rookbeleid 3.5.3 Wettelijke bepalingen 3.5.4 Schadelijkheid tabaksrook
21 21 23 26 28 28 33 40 40 45 50 50 51 54 56
PARA-meter onderzoek werkgevers
3
3.6 3.7 3.8
3.9
4
3.5.5 Overige attitude Subjectieve norm Eigeneffectiviteit Determinantenanalyses 3.8.1 Blootstelling aan tabaksrook 3.8.2 Rookbeleid Populatieschattingen 3.9.1 Blootstelling aan tabaksrook 3.9.2 Rookbeleid 3.9.3 Uitvoering stappenplan
57 59 62 65 65 67 70 70 71 72
Conclusie en discussie
75
Literatuur
81
Bijlage I: Sectoren
83
Bijlage II: Vragenlijst
87
4
PARA-meter onderzoek werkgevers
Management Summary Het in dit rapport beschreven onderzoek onder werkgevers naar roken en de werkplek is het eerste onderzoek in Nederland dat alle bedrijfssectoren omvat en waarin ook bedrijven die onder de tabakswet vallen zijn opgenomen. Een tweede uniek element aan dit onderzoek is dat er onderscheid is gemaakt tussen bedrijfssectoren én tussen kleine (1-10), middelgrote (10-100) en grote (100+) bedrijven. Zowel tussen bedrijven uit verschillende sectoren als tussen bedrijven van verschillende bedrijfsgrootten zijn veel significante verschillen op het gebied van roken op het werk gevonden. Sectoren verschillen het meest van elkaar in de mate van blootstelling, het heersende rookbeleid en de redenen voor het rookbeleid. Bedrijven van verschillende grootten verschillen het meest met betrekking tot de partijen die worden betrokken bij de ontwikkeling en de invoering van rookbeleid en in de mate waarin de stappen van het stappenplan worden uitgevoerd bij ontwikkeling en invoering van rookbeleid. Bij voorlichting dient rekening gehouden te worden met deze verschillen. Belangrijkste resultaten: • In 57% van de Nederlandse bedrijfsvestigingen komen werknemers tijdens hun werk in aanraking met tabaksrook. • Het probleem van aanwezige tabaksrook is momenteel het grootst in de sectoren horeca en bouwnijverheid en het kleinst in de sectoren onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg. • In kleine bedrijven is minder vaak tabaksrook aanwezig dan in middelgrote en grote bedrijven. • De kans op een lage blootstelling aan tabaksrook in een bedrijf het grootst is als het rookbeleid streng is, dit rookbeleid goed wordt nageleefd en het percentage rokende werknemers laag is. • Van de Nederlandse bedrijfsvestigingen heeft 75% een vorm van rookbeperking. • In slechts 46% van de bedrijfsvestigingen wordt een adequaat rookbeleid gevoerd, variërend tussen sectoren van 12% in de horeca tot 89% in de gezondheids- en welzijnszorg. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. • Grotere bedrijven hebben vaker een vorm van rookbeperking dan kleinere bedrijven. Het percentage bedrijven met een adequaat rookbeleid verschilt echter nauwelijks tussen bedrijfsgrootten. • In grote bedrijven is de ondernemingsraad of medezeggenschapsraad in de helft van de gevallen betrokken bij de ontwikkeling van rookbeleid in kleine bedrijven is dat zelden (8%) het geval. • Er is een sterke relatie tussen het percentage rokende werknemers en het rookbeleid van een bedrijf. Het rookbeleid is over het algemeen strenger in bedrijven met een laag percentage rokende werknemers. • Als een bedrijf onderdeel is van een bedrijf met meerdere vestigingen is het heersende rookbeleid meestal strenger dan wanneer het bedrijf zelfstandig is. • De kans op een streng rookbeleid is het grootst indien werkgevers een streng rookbeleid goed vinden, de subjectieve norm onder werknemers en collega werkgevers positief is, het realiseren van een rookvrije werkomgeving de werkgever makkelijk lijkt én de werkgevers
PARA-meter onderzoek werkgevers
5
• • •
denkt dat een adequaat rookbeleid goed mogelijk is in zijn bedrijf. Verschillen tussen bedrijven op deze aspecten verklaren voor 44,7% de verschillen tussen het heersende rookbeleid in bedrijven. Slechts 6% van de bedrijven heeft de belangrijkste stappen van het stappenplan, namelijk het creëren van draagvlak en het instellen van een werkgroep, uitgevoerd. Alle stappen van het stappenplan worden vaker uitgevoerd door grotere bedrijven dan door kleinere bedrijven. De stappen die het minst vaak worden uitgevoerd zijn het instellen van een werkgroep en het houden van een enquête.
Aanbevelingen Om bedrijven te helpen bij het ontwikkelen en invoeren van adequaat rookbeleid is voorlichting nodig. Het is in de eerste plaats van belang de intentie van werkgevers te vergroten om een adequaat rookbeleid in te voeren. De attitude ten aanzien van rookbeleid verbeteren is de beste manier om dit te doen. In de eerste plaats kan de attitude worden verbeterd door voordelen van een adequaat rookbeleid aan te reiken. Er kan hierbij gebruik worden gemaakt van de gewijzigde Tabakswet. Het gehoorzamen aan deze wet zal voor veel werkgevers een belangrijk voordeel zijn. Als een werkgever de voordelen van een adequaat rookbeleid ziet kan aandacht worden besteed aan het wegwerken van nadelen. Sectorspecifieke voorlichting zal in deze fase de effectiviteit vergroten. Zodra werkgevers de intentie hebben een adequaat rookbeleid in te voeren is voorlichting met betrekking tot de praktische uitvoering van belang. In deze fase van de voorlichting kan het 7stappenplan als hulpmiddel voor de praktische uitvoering onder de aandacht worden gebracht. Het is verstandig om naast het geven van algemene informatie over het 7-stappenplan de aandacht te vestigen op een goede onderbouwing voor het advies om een werkgroep samen te stellen en op praktische adviezen voor het uitvoeren van de enquête. Omdat het stappenplan in zijn huidige vorm vooral geschikt is voor grote bedrijven is het in deze fase van de voorlichting verstandig om onderscheid te maken tussen bedrijfsgrootten. Om ook kleine bedrijven te kunnen ondersteunen bij het invoeren van rookbeleid op een planmatige wijze, zou een aangepaste versie van het stappenplan moeten worden ontwikkeld. Aangezien het deel van de gewijzigde Tabakswet dat betrekking heeft op de werkplek per 1 januari 2004 in werking zal treden en voor het proces van het doorlopen van het stappenplan een duur van ongeveer een jaar wordt gerekend is het aan te bevelen het bestaande stappenplan te ontwikkelen naar een vorm waarmee sneller resultaat behaald kan worden. Intermediairs zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Zij zullen moeten worden getraind in het voorlichten over het stappenplan, zodat werkgevers de stappen effectiever en sneller kunnen doorlopen. Voor het verstrekken van informatie over rookbeleid is het voor alle sectoren, met uitzondering van de horeca, verstandig om samen te werken met de Arbo-diensten. Voor de horeca kan het beste samengewerkt worden met de branchevereniging. Om alle Nederlandse bedrijven op een effectieve wijze te kunnen benaderen zal in de toekomst verdere differentiatie nodig zijn binnen sectoren en bedrijfsgrootten.
6
PARA-meter onderzoek werkgevers
1 Inleiding 1.1
Het probleem
Tabaksrook bestaat uit een grote hoeveelheid chemische verbindingen. Ruim 50 van deze verbindingen in tabaksrook behoren tot de carcinogenen (Repace et al., 1999). Door de toxische componenten kan tabaksrook ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken. Jaarlijks ontwikkelen duizenden mensen door het roken van tabak longziekten, kanker en hart- en vaatziekten (Jaarverslag STIVORO, 2002). Ook passief roken kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid (Janssen et al., 1994; White, 1998). Per jaar sterven in Nederland ongeveer 200 mensen aan longkanker door het inademen van rook van anderen (Janssen et al., 1994). Verder zijn er sterke aanwijzingen dat meeroken van invloed is op het ontstaan van hart- en vaatziekten (Repace J., et al., 1999, Bonita R., et al., 1999). Tabaksrook veroorzaakt in het bijzonder problemen voor mensen met astma en COPD (Withers et al., 1998; Oryszczyn et al., 2000; Rasmussen et al., 2000) en voor mensen die om andere redenen overgevoelig zijn voor tabaksrook. Met name bij deze mensen zal een rokerige omgeving dikwijls ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid tot gevolg hebben (Jacobs-van der Bruggen et al., 2002). Aangezien veel mensen een groot deel van hun tijd doorbrengen op hun werk is het van belang dat ze daar beschermd worden tegen ongewenste blootstelling aan tabaksrook. Omdat tabaksrook een direct risico voor de gezondheid betekent kan het niet worden vergeleken met andere vormen van ongemak zoals lawaai of stank. Een groot deel van de Nederlandse werknemers komt tijdens het werk in aanraking met tabaksrook. Dit kan komen door het ontbreken van een rookbeleid of door het op onjuiste wijze voeren van rookbeleid. Om blootstelling van werknemers aan tabaksrook te voorkomen is het noodzakelijk dat bedrijven een adequaat rookbeleid voeren. Als het (in)voeren van een rookbeleid door bedrijven op een planmatige manier gebeurt, kunnen veel problemen die vaak bij de invoer van rookbeleid ontstaan worden voorkomen.
1.2
Aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was de constatering in het najaar van 2001 dat in een groot aantal bedrijven nog geen afdoende maatregelen waren genomen ter bescherming van de gezondheid van werknemers. Om werkgevers te stimuleren tot en te helpen bij het ontwikkelen, invoeren en handhaven van een adequaat rookbeleid is STIVORO voornemens om in 2003 een voorlichtingscampagne te voeren. Deze campagne kan op verschillende groepen worden gericht: werkgevers, werknemers en intermediairs als Arbo-diensten en belangenverenigingen. Om de campagne nauwer aan te laten sluiten bij de doelgroepen is differentiatie binnen de doelgroepen nodig. Er zijn aanwijzingen uit de praktijk dat bedrijfssector en bedrijfsgrootte een belangrijke rol spelen bij de situatie in een bedrijf ten aanzien van tabaksrook op de werkplek. Ten behoeve van het afstemmen van de voorlichtingscampagne op de situatie in het veld heeft STIVORO onderzoeken uitgevoerd onder werkgevers en werknemers. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen bedrijven uit verschillende bedrijfssectoren en bedrijven van verschillende bedrijfsgrootte. De
PARA-meter onderzoek werkgevers
7
onderzoeken kunnen tevens dienen als voormeting om op een later tijdstip campagne-effecten te meten. Het onderhavige rapport heeft betrekking op het onderzoek onder werkgevers. De resultaten van het onderzoek onder werknemers worden in een ander rapport beschreven (Segaar D., Willemsen M.C., 2003).
1.3
Wettelijk kader
Op 16 april 2002 is een wetsvoorstel tot wijziging van de tabakswet door de Eerste Kamer aangenomen (Stb. 201, 2002). Het onderdeel van de wet dat betrekking heeft op de werkplek luidt als volgt: “Werkgevers zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden”. Dit onderdeel van de wet zal met ingang van 1 januari 2004 in werking treden (Stb. 362, 2002). Bij algemene maatregelen van bestuur kunnen beperkingen op deze verplichting worden aangebracht voor bepaalde categorieën van werkgevers, ruimten in gebouwen of andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht. Wanneer de Tabakswet niet wordt nageleefd, kunnen er bestuurlijke boetes worden opgelegd. De Tabakswet vóór de wetswijziging (Stb.342 aangenomen op 10 maart 1988), gaf een rookverbod aan voor openbare en gemeenschappelijk gebruikte ruimten in alle openbare gebouwen die door het Rijk, de provincies of de gemeenten worden beheerd. Onder deze wet vielen lang niet alle arbeidsorganisaties. De vraag naar een rookvrije werkplek werd echter wel ondersteund door andere vormen van wetgeving, namelijk, het recht op bescherming van de lichamelijke integriteit uit de Grondwet; Artikel 7: 658 lid 1 BW, de Arbeidsomstandighedenwet; Artikel 3 en het Arbeidsomstandighedenbesluit; Artikel 4.9. Deze wetten kennen echter geen sancties op het niet naleven. Door de nieuwe wet zullen veel bedrijven hun rookbeleid ingrijpend moeten veranderen.
1.4
Theoretisch model
Het theoretische model dat als basis voor het onderzoek is gebruikt, is ontwikkeld op basis van het ASE-model ter voorspelling van gedrag (De Vries & Mudde, 1998). Volgens het ASE-model zijn de redenen die mensen geven voor hun gedrag, of gedragsintentie, te verdelen in drie componenten, namelijk (1) de attitude, ofwel wat iemand zelf van het gedrag vindt, (2) de sociale invloeden, ofwel invloeden afkomstig van anderen in de omgeving en (3) de eigen effectiviteit, ofwel het vertrouwen van de persoon in het eigen kunnen met betrekking tot het gedrag. Het gedrag dat in het onderzoek centraal staat is “het rookbeleid dat gevoerd wordt”. Dit rookbeleid is op zijn beurt van invloed op de hoeveelheid tabaksrook waaraan werknemers staan blootgesteld. In figuur 1 is het model weergegeven dat in het onderzoek wordt getoetst. De intentie tot het voeren van een bepaald type rookbeleid ontbreekt in de figuur. Deze component wordt in het onderzoek buiten beschouwing gelaten, aangezien het voornaamste doel ligt in het bekijken van de huidige stand van zaken en niet in het voorspellen van toekomstig gedrag.
8
PARA-meter onderzoek werkgevers
Attitude
Achtergrondvariabelen: persoons- en bedrijfskenmerken
Sociale invloeden
Rookbeleid
Blootstelling tabaksrook
Eigen effectiviteit Figuur 1 Model voor gedrag (rookbeleid) De attitude is het resultaat van een afweging van affectieve en cognitieve componenten (kennis), hierbij speelt de afweging van voor- en nadelen een belangrijke rol. De sociale invloeden komen voort uit het gedrag van anderen, de sociale norm en de steun of druk die men van anderen ontvangt. De verwachtingen ten aanzien van de eigeneffectiviteit kunnen betrekking hebben op het kunnen uitvoeren van het gedrag, het kunnen weerstaan van negatieve sociale druk en het kunnen blijven uitvoeren van het gedrag onder moeilijke omstandigheden (De Vries, 1993).
1.5
Rookbeleid
Onder rookbeleid werd in het onderzoek verstaan: een combinatie van alles wat er door een bedrijf geregeld is rond roken. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Een adequaat rookbeleid laat oplossingen niet afhangen van onderlinge afspraken. Indien ergens in het gebouw gerookt mag worden is dit in afgesloten separaat geventileerde rookruimten. In dit onderzoek zijn vijf varianten gedefinieerd, waarvan er theoretisch twee aan deze eis voldoen, namelijk het algemene rookverbod met speciale rookruimten (er mag alleen gerookt worden in afgesloten, speciaal voor roken bestemde “rookruimten”, waar niet-rokers nooit hoeven te komen) en het volledige rookverbod (er mag zonder uitzondering nergens in het bedrijf worden gerookt). De overige drie vormen van rookbeleid voldoen niet aan de eis dat geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook, tenzij het bedrijf geen enkele medewerker heeft die op het werk rookt. De eerste is geen rookbeperkingen (het wordt volledig aan de werknemers zelf overgelaten waar en wanneer ze op het werk willen roken),de tweede is een beperkt rookverbod (alleen in bepaalde (delen van) openbare ruimten mag niet gerookt worden, verder mag overal gerookt worden) en de derde is een algemeen rookverbod met uitzonderingen (er mag alleen gerookt worden op plaatsen die zijn aangewezen om te mogen roken, dit zijn bestaande plaatsen in het bedrijf waar gewoonlijk ook niet-rokers gebruik van maken, bijvoorbeeld de koffiehoek of een deel van de gang).
PARA-meter onderzoek werkgevers
9
1.6
Stappenplan
Om zoveel mogelijk problemen bij de invoer van rookbeleid te voorkomen wordt gestreefd naar het (in)voeren van een rookbeleid door bedrijven op een planmatige manier. Een model voor planmatige aanpak is het door Zeeman, Willemsen en Haartsen ontwikkelde 4-fasenplan (Willemsen et al, 1996). Dit model is afgeleid van organisatieveranderingsmodellen (Cummings & Huse, 1989) en vervolgens uitgewerkt tot een 7-stappenplan, gebaseerd op praktijkervaring en op theoretische overwegingen (De Vries et al., 1996, Willemsen et al., 1993, Willemsen et al., 1995). Het 7-stappenplan bestaat uit de volgende stappen: het creëren van draagvlak voor rookbeleid, het opzetten van structuren voor rookbeleid, een probleeminventarisatie, het ontwikkelen van een plan, het uitvoeren van het plan, het evalueren van het rookbeleid en het aanpassen en verankeren van het plan (Stivoro, 1999). Er is in Nederland inmiddels veel ervaring met het stappenplan opgedaan. In de praktijk is gebleken dat bedrijven die door middel van het stappenplan een rookbeleid invoeren succesvoller zijn en minder problemen met handhaving hebben, hoewel uitzonderingen mogelijk zijn afhankelijk van de besluitvormingsstijl (Willemsen et al, 1999).
1.7
Sectorindeling
In het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijfssectoren. De sectoren zijn afgeleid uit de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS. Deze indeling is de Nederlandse afleiding van de Classificatie van Economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE). De SBI onderscheidt de volgende 15 sectoren: A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. O.
Landbouw Visserij Delfstofwinning Industrie Openbare voorzieningsbedrijven Bouwnijverheid Reparatie consumentenartikelen, handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur, zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur; sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
De sectoren landbouw en visserij zijn samengevoegd in verband met het sterk overeenkomstige karakter van de twee sectoren. Aangezien de delfstofwinning in 2000 slechts werk verschafte aan 8.600 werknemers ofwel 0,1% van alle Nederlandse werknemers, is deze sector in het onderzoek
10
PARA-meter onderzoek werkgevers
buiten beschouwing gelaten. Bovendien is van deze sector bekend dat er in de meeste gevallen een streng rookbeleid heerst, omdat men er vaak met brandbare stoffen werkt. In BIJLAGE I: Sectoren is van iedere sector een beschrijving gegeven om een beter beeld te kunnen vormen van de verschillende sectoren. Hierin is een typering gegeven van de bedrijven die tot de sector behoren. Verder is het aantal bedrijven, het aantal vestigingen (een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben) en het aantal werknemers per sector aangegeven.
1.8
Doelstellingen
De doelstelling van het onderzoek was tweeledig. Het eerste doel was het voor de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten inventariseren van de huidige stand van zaken met betrekking tot alle in figuur 1 weergeven elementen en met betrekking tot de invoer van rookbeleid volgens een planmatig aanpak. Het gaat hier vooral om het in beeld krijgen van verschillen tussen sectoren en bedrijfsgrootten. Het tweede doel was bepalen wat de belangrijkste determinanten waren van de mate van blootstelling van werknemers aan tabaksrook in de werkomgeving en wat de belangrijkste determinanten waren van het rookbeleid dat bedrijven voeren. Het overkoepelende doel van het onderzoek was het bieden van aanknopingspunten voor de voorlichting over het invoeren van een adequaat rookbeleid aan werkgevers.
1.9
Onderzoeksvragen
Met het onderzoek is geprobeerd de onderstaande onderzoeksvragen te beantwoorden. De eerste 11 onderzoeksvragen hebben betrekking op het eerste doel: de inventarisatie van de huidige stand van zaken in de verschillende sectoren en bedrijfsgrootten. Bij beantwoording van deze onderzoeksvragen werd onderscheid gemaakt tussen sectoren en bedrijfsgrootten. Blootstelling: 1. Hoe groot is de overlast van tabaksrook op de werkplekken? Rookbeleid: 2. Hoe is de huidige stand van zaken met betrekking tot het rookbeleid in bedrijven ? 3. Wie spelen naast de werkgever mogelijk een rol in het traject van de ontwikkeling en uitvoering van rookbeleid? Planmatige aanpak: 4. Hoe ver zijn bedrijven met het (in)voeren van rookbeleid op een planmatige manier? 5. Is er draagvlak voor een planmatige aanpak (volgens het stappenplan) bij invoering van een rookbeleid?
PARA-meter onderzoek werkgevers
11
Attitude: Wat vinden werkgevers een goed rookbeleid? Welke voor- en nadelen zien werkgevers aan het voeren van rookbeleid? Zijn werkgevers op de hoogte van wettelijke bepalingen op het gebied van roken op de werkplek? Hoe denken werkgevers over de schadelijkheid van tabaksrook? Subjectieve norm: 6. Wat is de mening van collega werkgevers over bescherming van werknemers tegen tabaksrook? Eigen effectiviteit: 7. Hoe schatten de werkgevers hun eigen mogelijkheden tot het invoeren van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook? De bij het tweede onderzoeksdoel (bepalen determinanten) behorende onderzoeksvragen (12 en 13) zijn hieronder weergegeven. Determinanten: 8. Welke determinanten zijn bepalend voor de blootstelling aan tabaksrook in de werkomgeving? 9. Welke determinanten zijn bepalend voor het type rookbeleid dat in bedrijven gevoerd wordt?
12
PARA-meter onderzoek werkgevers
2 Materialen en methoden 2.1
Steekproef
Het onderzoek is uitgevoerd op vestigingsniveau. Dit betekent dat de onderzoekspopulatie bestond uit alle vestigingen van alle bedrijven in Nederland. Iedere vestiging werd als het ware als los bedrijf gezien. Dit is gedaan, omdat het aantal mensen dat in een werkomgeving bij elkaar zit van grotere invloed is op de hoeveelheid tabaksrook in de werkomgeving dan het totaal aantal mensen dat in alle vestigingen van een bedrijf samen werkt. Er is wel vastgesteld of er meerdere vestigingen van het bedrijf waartoe de vestiging behoorde bestonden. Als er meerdere vestigingen bestonden is verder gekeken of het een hoofd- of nevenvestiging betrof en of het rookbeleid centraal geregeld was of per vestiging. Er is een steekproef getrokken uit de totale populatie van vestigingen. De eenmansbedrijven zijn buiten beschouwing gelaten aangezien rookoverlast door collega’s daar niet aan de orde is. Deze steekproef is op een gestratificeerde disproportionele wijze getrokken. Dat wil zeggen, dat ervoor gezorgd is dat uit elke sector evenveel vestigingen betrokken werden. Een representatieve (proportionele) steekproef uit de gehele Nederlandse bedrijfspopulatie was ongeschikt, omdat de aantallen vestigingen per sector zeer sterk verschillen (zie tabel 2.1). Tabel 2.1 Aantal bedrijfsvestigingen per sector , naar SBI-indeling en grootte (bestand KvK , 2001) SBI-indeling AB. Landbouw en visserij C. Delfstoffenwinning
Klein Middelgroot Groot (1-9 werknemers) (10-99 werknemers) (>100 werknemers) 24 699
1 804
42
241
77
17
44 562
10 862
1 603
172
132
83
71 448
9 425
530
207 019
18 371
658
H. Horeca
43 452
2 417
71
I.
Vervoer, opslag en communicatie
32 807
5 497
510
J.
Financiële instellingen
81 554
4 670
402
K.
Verhuur en zakelijke dienstverlening
D. Industrie E. Openbare voorzieningsbedrijven F.
Bouwnijverheid
G. Reparatie van consumentenartikelen en handel
188 294
11 775
1 016
68 (8691)
42 (19591)
53(9501)
M. Onderwijs
12 224
1 588
351
N. Gezondheids- en welzijnszorg
13 592
2 255
679
64 476
2 993
390
L . Openbaar bestuur; sociale verzekering
O. Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 1
.
cijfers afkomstig van LISA
PARA-meter onderzoek werkgevers
13
Een ongestratificeerde steekproef zou leiden tot sterke oververtegenwoordiging van de sectoren met veel vestigingen en vrijwel ontbreken van de sectoren met weinig vestigingen. Bij bedrijfsgrootte is om dezelfde reden gekozen voor een gestratificeerde disproportionele steekproef. De bedrijven werden opgedeeld in drie categorieën: klein bedrijf (1-9 werknemers), middelgroot bedrijf (10-99 werknemers) en groot bedrijf (>100 werknemers). Er is een netto steekproef van werkgevers getrokken, waarbij uit iedere afzonderlijke bedrijfssector op aselecte wijze 75 respondenten werden geselecteerd, waarvan uit iedere bedrijfsgroottecategorie 25 werkgevers. De adressen en telefoonnummers van de werkgevers zijn verkregen uit het DM-CDbestand van Marktselect. De bedrijfsinformatie van bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijven (in principe alle bedrijven) en al hun nevenvestigingen staan aan de basis van dit bestand. Alleen bedrijven in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen zijn voor een groot deel niet opgenomen in het DM-CD-bestand. De adressen van bedrijven in deze sector zijn daarom apart aangekocht bij LISA (Landelijk Informatie Systeem Arbeidsplaatsen). Bruto is, waar beschikbaar per sector*grootteklasse drie maal het aantal te voeren gesprekken aan telefoonnummers getrokken. Door de gekozen wijze van steekproeftrekking is het makkelijk om sectoren (gecorrigeerd voor bedrijfsgrootte) en bedrijfsgrootten (gecorrigeerd voor sector) met elkaar te vergelijken. De cijfers uit rechte tellingen kunnen echter niet gezien worden als gemiddelden van de Nederlandse bedrijfspopulatie. Om toch een schatting te maken voor de Nederlandse bedrijfspopulatie zijn van een aantal kernvariabelen de waarden gewogen naar sector en bedrijfsgrootte. Dit is gedaan voor de variabelen: ‘aanwezige tabaksrook’, ‘heersende rookbeleid’ en ‘het hebben uitgevoerd van de eerste twee stappen van het stappenplan (creëren van een draagvlak en instellen van een werkgroep)’. Aanwezige tabaksrook is een maat voor de grootte van het probleem van tabaksrook op de werkplek. De overige twee zijn maten voor hoe vestigingen zijn met het oplossen van dit probleem. De gewogen waarden zijn weergegeven in §3.9.
2.2
Dataverzameling
De onderzoeksgegevens werden verkregen middels het afnemen van een vragenlijst bij het vestigingshoofd (directeur, eigenaar) of de persoon verantwoordelijk voor arbo, veiligheids- en gezondheidsbeleid van de vestigingen in de steekproef. De vragenlijsten zijn door middel van computergestuurde telefonische ondervraging afgenomen. De afname van de vragenlijsten is uitbesteed aan onderzoeksbureau Survey@ dat gespecialiseerd is in bussiness-to-bussiness onderzoek. De ervaren interviewers die het veldwerk uitvoerden zijn kort voor aanvang van het veldwerk mondeling geïnstrueerd. Daarbij hebben zijn een toelichting op schrift ontvangen. Het veldwerk vond plaats in de periode van 7 tot en met 25 februari 2002. In totaal zijn 991 voltooide gesprekken gevoerd met een gemiddelde gespreksduur van 15 minuten. De gehaalde participatie (gesprek / gesprek + weigering) was 68%. Voor het begin van de definitieve interviews is een pilot gehouden waarin de vragenlijst is gepretest op duidelijkheid, begrijpelijkheid en telefonische hanteerbaarheid. Op grond daarvan is de vragenlijst op een aantal punten aangescherpt.
14
PARA-meter onderzoek werkgevers
2.3
De vragenlijst
De vragen in de vragenlijst zijn op basis van het in figuur 1 (§1.4) gepresenteerde model ingedeeld in een aantal categorieën, namelijk persoonskenmerken van de werkgever, bedrijfskenmerken, blootstelling aan tabaksrook, rookbeleid, attitude, subjectieve norm, eigen effectiviteit, en determinanten van houding en gedrag ten aanzien van rookbeleid. De vragenlijst is opgenomen als Bijlage II: Vragenlijst. In deze bijlage is per vraag aangegeven in welke paragraaf deze aan de orde komt. De onderzoeksvragen die betrekking hebben op de inventarisatie van de situatie ten aanzien van roken en de verschillen tussen sectoren en bedrijfsgrootten op dit gebied konden rechtstreeks beantwoord worden uit een combinatie van vragen uit de vragenlijst. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven waarin per onderzoeksvraag is weergegeven welke vragen in de vragenlijst daarop betrekking hebben. Blootstelling: 1. Hoe groot is de overlast door tabaksrook op de werkplekken? Om de overlast door tabaksrook te meten is de werkgevers gevraagd naar de hoeveelheid tabaksrook in de werkomgeving van de werknemers (vraag 9) en de frequentie waarin door werknemers hinder wordt ervaren in hun werkomgeving (vraag 10). De resultaten hiervan zijn weergegeven in § 3.2 Rookbeleid: 2. Hoe is de huidige stand van zaken met betrekking tot het rookbeleid in bedrijven ? Om een beeld te krijgen van de huidige stand van zaken met betrekking tot rookbeleid in bedrijven is naar een aantal aspecten van het rookbeleid in het bedrijf gevraagd. In de eerste plaats is gevraagd wat voor rookbeleid er in het bedrijf was (vraag 14), verder is gevraagd naar de naleving (vraag 18) , wat de belangrijkste reden van het rookbeleid was (vraag 17) of het rookbeleid onderdeel van een breder beleid was (vraag 19) en zo ja van welk beleid (vraag 20). Ook is gevraagd of de werkgever van plan was het rookbeleid binnen een jaar te verscherpen (vraag 15) en of medewerkers door het bedrijf werden gestimuleerd om samen afspraken te maken over roken (vraag 16). De resultaten zijn weergegeven in § 3.3.1 3. Wie spelen naast de werkgever mogelijk een rol in het traject van de ontwikkeling en uitvoering van rookbeleid? De partijen die een rol kunnen spelen in het traject van de ontwikkeling van rookbeleid zijn in te delen in twee groepen, namelijk interne partijen en externe partijen. Tot de interne partijen behoren bijvoorbeeld het bestuur, de werknemers, de medezeggenschapsraad (MZR) of ondernemingsraad (OR) en de afdeling personeelszaken (PZ). Externe partijen zijn bijvoorbeeld een Arbo-dienst, de overheid, een ondernemersvereniging, een branchevereniging, een vakbond of een gespecialiseerd bureau. Afhankelijk van hun rol kan het zinvol zijn voorlichting op deze partijen te richten. Aan werkgevers van bedrijven waar reeds regels ten van aanzien roken waren ingevoerd is gevraagd wie er betrokken waren geweest bij de ontwikkeling van deze regels (vraag 21). Hierbij werd aangegeven dat zowel aan interne als aan externe partijen gedacht kon worden. Indien een bedrijf van plan was in het komende jaar de regels rond roken in het bedrijf aan te passen is gevraagd welke partijen daarbij waarschijnlijk betrokken zullen worden (vraag 22). Verder is gevraagd bij welke
PARA-meter onderzoek werkgevers
15
instanties de werkgevers informatie over rookbeleid zouden vragen als ze daar behoefte aan hadden (vraag 28) en van welke instanties de werkgevers al eens informatie over rookbeleid hadden ontvangen (vraag 29). Er is specifiek gevraagd of werkgevers de aanbeveling “De lucht geklaard” van de Stichting van de Arbeid kenden (vraag 27), dit is een aanbeveling met betrekking tot rookbeleid die via de vakbonden is verspreid. Hier is naar gevraagd om een beeld te krijgen van het aantal werkgevers dat via deze weg wordt bereikt. Tot slot is gevraagd door wie werkgevers normaliter geïnformeerd worden over wetten en regels (vraag 41). Planmatige aanpak: 4. Hoe ver zijn bedrijven met het (in)voeren van rookbeleid op een planmatige manier? Om te kunnen bepalen hoe ver bedrijven zijn met het invoeren van rookbeleid op een planmatige manier is van iedere stap uit het stappenplan gevraagd of die was uitgevoerd of op dit moment uitgevoerd werd. Over de stap die doorgaans vooraf gaat aan het stappenplan, namelijk oriëntatie, is ook gevraagd of deze was/werd uitgevoerd (vraag 26a). De overige activiteiten waarvan naar de uitvoering gevraagd is zijn het creëren van draagvlak voor rookbeleid (vraag 26b), het instellen van een werkgroep(vraag 26c), het houden van een enquête (vraag 26d), het ontwikkelen van een plan van aanpak (vraag 26e), het uitvoeren van rookbeperkende maatregelen (vraag 26f), het evalueren van het rookbeleid (vraag 26g) en het aanpassen van rookbeleid naar aanleiding van evaluatie (vraag 26h). De resultaten voor de uitvoering van het stappenplan zijn weergegeven in § 3.4.1. 5. Is er draagvlak voor een planmatige aanpak (volgens het stappenplan) bij invoering van een rookbeleid? Per stap van het stappenplan is aan de werkgevers een stelling voorgelegd in de trant van “om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet….” (vraag 31 t/m 36). Werkgevers moesten aangeven in hoeverre ze het met de stelling eens waren. Alleen voor de stap “uitvoering maatregelen” is dit niet gedaan, omdat het voor zich spreekt dat dit gedaan moet worden. De resultaten zijn weergegeven in § 3.4.2. Attitude: 6. Wat vinden werkgevers een goed rookbeleid? Om erachter te komen hoe de houding (attitude) van werkgevers ten aanzien van rookbeleid was, is gevraagd welk van de 5 vormen van rookbeleid (§1.5) de werkgever in het algemeen de beste vond (vraag 13). In §3.5.1 zijn de resultaten van deze vraag weergegeven. 7. Welke voor- en nadelen zien werkgevers aan het voeren van rookbeleid? Om erachter te komen wat ten grondslag ligt aan de attitude van de werkgevers ten aanzien van adequaat rookbeleid is gevraagd wat zij zien als de voor- en nadelen van een adequaat rookbeleid voor hun bedrijf (vraag 24 en 24b). De resultaten zijn weergegeven in §3.5.2. 8. Zijn werkgevers op de hoogte van wettelijke bepalingen op het gebied van roken op de werkplek? De mate waarin werkgevers denken/weten dat ze wettelijk verplicht zijn om regels over roken in te stellen kan een rol spelen bij de vorming van attitude. Dit aspect is gemeten door het stellen van vier vragen. Er is in de eerste plaats gevraagd of de werkgever wettelijk verplicht is om regels rond roken in te stellen (vraag 37), verder is er gevraagd of hij wettelijk verplicht is om een werknemer een rookvrije
16
PARA-meter onderzoek werkgevers
werkplek aan te bieden als deze daar behoefte aan heeft (vraag 39). Er is ook gevraagd of de werkgever wettelijk verplicht is om rokende werknemers een gelegenheid te bieden waar ze kunnen roken(vraag 38). Dit laatste is nooit het geval, maar mogelijk denken werkgevers ten onrechte dat het wel zo is. Tot slot is de werkgevers gevraagd of ze op de hoogte waren van de komst van een nieuwe tabakswet (vraag 40). De resultaten zijn weergeven in §3.5.3. 9. Hoe denken werkgevers over de schadelijkheid van tabaksrook? De mate waarin werkgevers denken dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid van niet-rokers kan een rol spelen bij de attitude die de werkgever heeft ten aanzien van beschermende maatregelen tegen tabaksrook. Er is gevraagd in welke mate werkgevers dachten dat roken respectievelijk meeroken schadelijk zijn voor de gezondheid van werknemers (vraag 11 en 12). De resultaten zijn weergegeven in §3.5.4. Subjectieve norm: 10. Wat is de subjectieve norm? Om de subjectieve norm in beeld te krijgen bekijken we twee groepen waar de werkgever in zijn omgeving direct mee te maken heeft. Dit zijn de werknemers en de collega werkgevers. Indien er regels waren ten aanzien roken, die voorkómen dat niet-rokers worden blootgesteld aan tabaksrook is gevraagd of de werknemers deze regels als positief of als negatief ervoeren (vraag 48). Als deze regels er niet waren is gevraagd hoe werknemers ze zouden ervaren als ze er wel zouden zijn (vraag 49). Over de collega werkgevers is gevraagd welk deel van hen het volgens de werkgever belangrijk vindt dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook (vraag 23). De resultaten zijn in §3.6 weergegeven. Eigen effectiviteit: 11. Hoe schatten de werkgevers hun eigen mogelijkheden in tot het invoeren van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook? De eigeneffectiviteit is gemeten door te vragen naar de mate waarin de werkgevers denken dat het al dan niet moeilijk is om een adequaat rookbeleid te realiseren (vraag 25) en naar de mate waarin werkgevers het in hun bedrijf mogelijk achten een adequaat rookbeleid te ontwikkelen (vraag 47). Ook is gevraagd naar de verwachte termijn die werkgevers nodig dachten te hebben voor het invoeren van een adequaat rookbeleid (alleen als ze dat nog niet hadden) (vraag 30). De resultaten staan in §3.7 Verder zijn in de vragenlijst nog vragen opgenomen met betrekking tot achtergrondeigenschappen van zowel de werkgevers; leeftijd (vraag 50), geslacht (vraag 51) en rookgedrag (vraag 7a t/m d), als van de vestiging: is de vestiging hoofdvestiging/nevenvestiging of enige vestiging? (vraag 1), omgaan met roken door vestiging zelf bepaald? (vraag 3), overheidsinstelling? (vraag 4), percentage rokende werknemers (vraag 8), standaardisatie (vraag 5) en centralisatie (vraag 6). Als er in een bedrijf een hoge mate van standaardisatie is betekent dit dat zaken meestal opgelost worden door middel van vaste procedures. Is er een lage mate van standaardisatie dan zullen werknemers vaker zelf oplossingen bedenken voor ‘problemen’. Standaardisatie is gemeten door aan werkgevers te vragen of in het bedrijf voornamelijk wordt gewerkt volgens vaste procedures (hoge standaardisatie), dat problemen voor oplossingen in het algemeen door werknemers zelf worden bedacht (lage
PARA-meter onderzoek werkgevers
17
standaardisatie) of dat af en toe vaste procedures worden gevolgd en af en toe eigen oplossingen worden bedacht (matige standaardisatie). Is een bedrijf gecentraliseerd dan wordt het personeel niet of nauwelijks betrokken bij de besluitvorming in het bedrijf. Is een organisatie gedecentraliseerd dan wordt het personeel sterk betrokken bij de besluitvorming.
2.4
Determinantenanalyse
De determinanten voor de hoeveelheid tabaksrook waaraan werknemers in hun werkomgeving zijn blootgesteld worden bepaald aan de hand van figuur 2. In deze figuur is te zien dat de potentiële determinanten van blootstelling bestaan uit het rookbeleid van een bedrijf, de naleving van dit rookbeleid en de achtergrondeigenschappen van de vestiging en van de werkgever. Persoonskenmerken (vr 7a, 50, 51) Bedrijfskenmerken (vr 1, 3,4,5,6,8, grootte, sector)
Rookbeleid (vr 14)
Blootstelling (vr 9)
Naleving rookbeleid(vr 18) Figuur 2 Model mogelijke determinanten blootstelling aan tabaksrook Van deze potentiële determinanten zal getoetst worden of ze samenhangen met blootstelling. Tevens zal gekeken worden wat het beste voorspellende model is voor blootstelling. De determinantenanalyse voor rookbeleid is gedaan aan de hand van figuur 3. Dit model is afgeleid uit figuur 1 in §1.4. De ‘potentiële’ determinanten zijn onderverdeeld in drie blokken. Blok A bestaat uit de directe determinanten volgens het ASE-model: de attitude, de subjectieve norm en de eigeneffectiviteit. Blok B bestaat uit de determinanten van de attitude en blok C bestaat uit achtergrondeigenschappen. De determinanten uit blok B en C hebben volgens het model geen directe invloed op rookbeleid, maar alleen een indirecte invloed via blok A. In de eerste plaats zal getoetst worden of dit het geval is. Vervolgens zal van de ‘potentiële’ determinanten in blok A worden bekeken of en in welke mate zij samenhangen met het rookbeleid dat in een bedrijf gevoerd wordt. Tevens zal een voorspellend model voor rookbeleid worden opgesteld, waarbij de variabelen voor elkaar zijn gecorrigeerd. De determinanten in blok A zijn brede begrippen en daardoor lastig beïnvloedbaar door voorlichting zonder dat er verdere kennis beschikbaar is. Vooral de attitude verlangt kennis van de achtergronden.
18
PARA-meter onderzoek werkgevers
Daarom wordt van de “potentiële” determinanten van de attitude (blok B) ook bekeken of en in welke mate zij samenhangen met het rookbeleid en wordt ook hier een voorspellend model gemaakt. Bepalers attitude (vr 24a, vr 24b, 37, 38, 39, 11, 12, 44, 45, 46)
B
Attitude (vr 13) Persoonskenmerken (vr 7a, 50, 51) Bedrijfskenmerken (vr 1, 3,4,5,6,8, grootte, sector)
C
Subjectieve norm (vr 23, 48,49)
Rookbeleid (vr 14)
Eigen effectiviteit (vr 25, 47) A
Figuur 3: Model mogelijke determinanten rookbeleid Naar de samenhang met rookbeleid en voorspellende waarden van de achtergrondeigenschappen (blok C) wordt gekeken, omdat kennis van de invloed van achtergrondeigenschappen gebruikt kan worden als aanknopingspunt om doelgroepen voor voorlichting te selecteren.
2.5
Statistische analyse
Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van het statistisch analyseprogramma SPSS versie 10.0. Als significantieniveau is voor alle analyses p<0,05 genomen. Om te testen of er significante verschillen waren tussen sectoren, respectievelijk bedrijfsgrootten is de contingency test gebruikt binnen de procedure Crosstabs. De contingency coëfficiënt C is direct gerelateerd aan
C=
χ 2 namelijk
χ2 met n=steekproefgrootte. De contingency coëfficiënt meet naast de aanwezigheid n+ χ2
van associatie de sterkte van de associatie. De minimale waarde van C is 0, de maximale waarde (perfecte associatie) hangt af van het aantal rijen en kolommen in de Crosstab: C max =
(r − 1) r ,
waarbij r = de kleinste van het aantal rijen of het aantal kolommen. Om de interpretatie te vergemakkelijken hebben we C omgerekend naar een gestandaardiseerde C, door C te delen door Cmax. De gestandaardiseerde C heeft een schaal die loopt van 0 tot 1 en wordt hierna aangeduid met Cstand. Met de contingency coëfficiënt hebben we dus de associatie tussen sector en variabele en tussen bedrijfsgrootte en variabele gemeten. Als deze associatie significant is betekent dit dat er significante verschillen tussen sectoren respectievelijk tussen bedrijfsgrootten zijn. Indien voor sectoren de Cstand significant was zijn t-tests op het gemiddelde uitgevoerd voor iedere afzonderlijke sector (dus 13
PARA-meter onderzoek werkgevers
19
t-tests per variabele), indien mogelijk en indien dit de interpretatie vergemakkelijkte. Met de t-tests is getoetst of een afzonderlijke sector significant verschilde van de algemene situatie (van het gemiddelde). Op basis daarvan konden sectoren worden aangewezen die significant hoger dan wel significant lager dan het gemiddelde scoorden op de betreffende variabele. Het vergelijken van gemiddelden tussen groepen (sectoren of bedrijfsgrootten) is gedaan met een one-way ANOVA-test. Voor incidentele één-op-één vergelijking van bedrijfsgrootten is deze opgevolgd door Tukey’s t-test. Bij deze analyses werden alle respondenten die op de betreffende variabele een missende waarde hadden, uit de analyse verwijderd. Voor de determinantenanalyses is gebruik gemaakt van correlatiecoëfficiënten en lineaire regressieanalyses, waarbij de missende waarden zijn vervangen door gemiddelden. Alle onafhankelijke variabelen zijn indien nodig hergecodeerd tot intervalvariabelen. Van de variabele sector zijn dummyvariabelen gemaakt. Voor het bepalen van de determinanten van blootstelling zijn eerst de correlatiecoëfficiënten berekend van de potentiële determinanten met de blootstelling. Omdat de determinanten onderling vaak met elkaar samenhangen is vervolgens een lineaire regressie-analyse uitgevoerd, met blootstelling als afhankelijke variabelen en alle potentiële determinanten als onafhankelijke variabelen. Bij lineaire regressie-analyse wordt de invloed van de afzonderlijke variabelen berekend, gecorrigeerd voor de overige variabelen in het regressiemodel. De procedure die gevolgd is, is de stapsgewijze procedure. Hierbij worden de variabelen in volgorde van belangrijkheid in het regressiemodel ingevoerd zolang toevoeging van een variabele nog een significante toename van de verklaarde variantie tot gevolg heeft. Om te bepalen of blok B en C (§ 2.4 figuur 3) alleen een indirecte invloed via blok A op de afhankelijke variabele rookbeleid hadden of dat ze ook een directe invloed hadden op rookbeleid zijn trapsgewijze regressie-analyses uitgevoerd. Bij de eerste trapsgewijze regressie is blok A als eerste stap en blok B als tweede stap ingevoerd, de invloed van de tweede stap geeft dan de invloed van de determinanten in blok B gecontroleerd voor de determinanten in blok A. Bij de tweede trapsgewijze regressie is blok A als eerste stap en blok C als tweede stap ingevoerd. Hiermee is de directe invloed van de determinanten in blok C gemeten, gecontroleerd voor de determinanten in blok A. Vervolgens zijn voor ieder blok afzonderlijk de correlatiecoëfficiënten bekeken en zijn lineaire regressie-analyses uitgevoerd met rookbeleid als afhankelijke variabele. Ook hier is voor toevoeging van de onafhankelijke variabele in het model gebruik gemaakt van de stapsgewijze procedure. Om populatieschattingen te berekenen voor blootstelling, rookbeleid en uitvoering stappenplan zijn deze gewogen naar bedrijfsgrootte en bedrijfssector (§3.9). De wegingsfactoren zijn berekend aan de hand van de in tabel 2.1 (§2.1) weergegeven aantallen bedrijven per sector en bedrijfsgrootte.
20
PARA-meter onderzoek werkgevers
3 Resultaten De namen van de sectoren zullen in de tabellen worden afgekort. Tabel 3.1 geeft een toelichting bij de afkortingen. Tabel 3.1 Afkortingen voor sectoren Afkorting
Sector
bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc
Bouwnijverheid Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw en visserij Onderwijs Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie
tot
Totaal
3.1
Achtergrondkenmerken
3.1.1 Respondenten Het aantal respondenten per bedrijfsgrootte en per sector is weergegeven in respectievelijk tabel 3.2 en tabel 3.3. Tabel 3.2 Aantal respondenten per bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte
n respondenten
Klein bedrijf Middelgroot bedrijf Groot bedrijf
337 326 328
Totaal
991
PARA-meter onderzoek werkgevers
21
Tabel 3.3 Aantal respondenten per sector Sector
n respondenten
Bouwnijverheid Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw en visserij Onderwijs Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie
76 76 79 76 75 76 75 75 76 76 78 76 77
Totaal
991
Van de respondenten was 66% man (vraag 50). De leeftijd van de respondenten lag tussen de 20 en de 75 jaar met een gemiddelde van 42 jaar (sd = 10) (vraag 51). Van alle werkgevers gaf 36% aan wel eens te roken. De percentages rokende werkgevers per sector zijn weergegeven in tabel 3.4 (vraag 7a). Tabel 3.4 Percentage (wel eens) rokende werkgevers bouw cult fin % rokende werkgevers
43
51
33
zorg hor ind 39
53
lv ond
32 20
28
obsv ovz rch vzd voc tot 30
25
40
41
36
(Cstand =0,27, p<0,01) Licht gearceerd = significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
De contingency-coëfficiënt was significant, hetgeen betekent dat er significante verschillen waren tussen de sectoren. Uit t-tests op het gemiddelde bleek dat er significant minder rokende werkgevers dan gemiddeld waren in de sectoren landbouw en visserij en openbare voorzieningsbedrijven en significant meer in de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening en horeca. In de tabel is dit weergegeven met een arcering. De waarde van de gestandaardiseerde contingency-coëfficiënt Cstand en de bijbehorende p-waarde is onder de tabel weergegeven. Voor bedrijfsgrootte was de contingency-coëfficiënt niet significant, hetgeen betekent dat er geen significante verschillen waren tussen de bedrijfsgrootten wat betreft percentage rokende werkgevers. De afzonderlijke waarden voor de bedrijfsgrootten zijn daarom niet in een tabel weergegeven. Van de werkgevers die “wel eens” rookten, rookte 84% dagelijks (vraag 7b) en rookte 74% op het werk (vraag 7c). De contingency coëfficiënten voor dagelijks roken en roken op het werk waren niet significant voor zowel sector als bedrijfsgrootte. Van alle niet-rokende werkgevers was 47% ex-roker. In tabel 3.5 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven (vraag 7d).
22
PARA-meter onderzoek werkgevers
36
Tabel 3.5
Percentage ex-rokers onder de werkgevers bouw cult lv ond obsv ovz fin zorg hor ind rch vzd voc tot n=43 n=37 n=53 n=46 n=35 n=52 n=60 n=54 n=53 n=57 n=46 n=45 n=49 n=630
% ex-rokers
23
41
55
46
57
44
32
50
70
54
43
44
51
47
(Cstand =0,36, p<0,01) Licht gearceerd = significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
De contingency-coëfficiënt was significant, hetgeen betekent dat er significante verschillen waren tussen de sectoren wat betreft percentage ex-rokers onder de werkgevers. Uit de t-tests van de afzonderlijke sectoren op het gemiddelde bleek dat er significant minder ex-rokers dan gemiddeld waren in de sectoren landbouw en visserij en bouwnijverheid en significant meer in de sector openbaar bestuur en sociale voorzieningen. Dit is in de tabel weergegeven met een arcering. De waarden van de gestandaardiseerde contingency-coëfficiënt Cstand en de bijbehorende p-waarden zijn onder de tabel weergegeven. De contingency-coëfficiënt voor bedrijfsgrootte was niet significant.
3.1.2 Bedrijfskenmerken Van de 991 bedrijven in het onderzoek waren 322 een hoofdvestiging, 208 een nevenvestiging en 460 een bedrijf waarvan maar één vestiging bestond (vragenlijst: vraag 1). Eén bedrijf had een missing value. Indien de vestiging onderdeel was van een bedrijf met meerdere vestigingen, was het omgaan met roken in 45% van de gevallen centraal geregeld en in 54% werd het rookbeleid door de vestiging zelf geregeld. (vraag 3). Van alle werkgevers gaf 19% aan verantwoordelijk te zijn voor een overheidsinstelling of een door de overheid gesubsidieerde instelling. In tabel 3.6 is per sector het percentage bedrijven in de steekproef weergegeven dat behoorde tot de overheidsinstellingen of tot de door de overheid gesubsidieerde instellingen (vraag 4). Tabel 3.6 Percentage overheidsinstellingen in steekproef per sector Sector
% overheidsinstelling
Bouwnijverheid Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Financiële instellingen Gezondheids- en welzijnszorg Horeca Industrie Landbouw en visserij Onderwijs Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie
0 26 0 36 3 1 5 47 90 29 1 3 1
Totaal
19
PARA-meter onderzoek werkgevers
23
De manier waarop besluiten genomen worden kan sterk verschillen tussen bedrijven. Standaardisatie en centralisatie zijn aspecten van besluitvorming. In tabel 3.7 is de mate van standaardisatie bij bedrijven weergegeven per sector (vraag 5). De mate van standaardisatie verschilde tussen bedrijfssectoren, hetgeen bleek uit een significante Cstand. De mate van standaardisatie was in de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening significant lager dan gemiddeld en in de sector openbare voorzieningsbedrijven hoger dan gemiddeld. Dit is in de tabel weergegeven met een arcering. De waarden van de gestandaardiseerde contingencycoëfficiënt Cstand en de bijbehorende p-waarden zijn onder de tabel weergegeven. Tabel 3.7
Mate van standaardisatie, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind
Hoge standaardisatie Matige standaardisatie Lage standaardisatie
25 50 25
22 35 47 44 30 20
28 57 15
48 25 27
lv ond
35 28 45 49 20 23
obsv ovz rch vzd voc tot
19 65 16
43 51 5
30 57 13
26 49 25
25 54 21
33 31 46 49 21 20
(Cstand =0,28, p<0,01) Licht gearceerd = significant minder standaardisatie dan gemiddeld Donker gearceerd = significant meer standaardisatie dan gemiddeld
In tabel 3.8 is de mate van standaardisatie weergegeven per bedrijfsgrootte. De mate van standaardisatie verschilde tussen bedrijfsgrootten, hetgeen bleek uit een significante Cstand. Tabel 3.8 Mate van standaardisatie, naar bedrijfsgrootte (%) klein
middelgroot
groot
23 48 30
30 51 19
40 49 11
Hoge standaardisatie Matige standaardisatie Lage standaardisatie (Cstand=0,25, p<0,01)
In tabel 3.9 is de mate van centralisatie bij bedrijven weergegeven (vraag 6) per sector. Er was een significante associatie tussen sector en de mate van centralisatie. Centralisatie was hoger dan gemiddeld in de sectoren bouwnijverheid en horeca en lager dan gemiddeld in de sectoren onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen. Tabel 3.9 Mate van centralisatie, per sector (%) Helemaal geen Een beetje Tamelijk sterk Sterk
bouw
cult
fin
zorg
hor
ind
lv
ond
obsv
ovz
rch
vzd
voc
tot
7 45 37 11
5 42 38 14
13 32 35 20
3 29 50 18
9 47 31 12
7 37 44 12
4 36 41 19
0 27 57 16
3 25 49 23
1 29 53 17
5 42 31 22
1 32 50 17
5 40 45 9
5 36 43 16
(Cstand =0,29, p
24
PARA-meter onderzoek werkgevers
In tabel 3.10 is de mate van centralisatie bij bedrijven weergegeven per bedrijfsgrootte. Er was een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en de mate van centralisatie. Tabel 3.10 Centralisatie van besluitvorming in bedrijven, naar bedrijfsgrootte (%) Helemaal geen Een beetje Tamelijk sterk Sterk
klein
middelgroot
groot
7 37 37 19
5 38 42 14
2 32 51 15
(Cstand =0,18, p<0,01)
De verschillende bedrijfsgrootten verschilden zeer weinig (en niet significant) van elkaar wat betreft het door de werkgevers geschatte percentage rokers (klein=31%, middelgroot=30% en groot=32%) . Tussen de sectoren waren echter wel significante verschillen aanwezig. In tabel 3.11 zijn de percentages rokers per sector weergegeven (vraag 8). Er werkten in de sector horeca significant meer rokers dan gemiddeld. In de sectoren onderwijs, openbaar bestuur en sociale verzekeringen, gezondheidszorg en openbare voorzieningsbedrijven werkten significant minder rokers dan gemiddeld. Het verschil van landbouw en visserij met het gemiddelde was niet significant door de grote spreiding in percentage rokers tussen bedrijven in deze sector. Tabel 3.11 Percentage rokers per sector, zoals geschat door werkgevers Sector
% rokers
Horeca Bouwnijverheid Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie Industrie Reparatie consumenten artikelen en handel Verhuur en zakelijke dienstverlening Financiële instellingen Openbare voorzieningsbedrijven Landbouw, visserij Gezondheids-, welzijnszorg Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Onderwijs
49 38 35 35 34 32 30 28 26 26 25 24 20
Totaal
31
Licht gearceerd = significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
PARA-meter onderzoek werkgevers
25
3.2
Blootstelling
61% van de werkgevers gaf aan dat er in de werkomgeving van hun medewerkers tabaksrook aanwezig was (vraag 9). Er waren significante verschillen tussen sectoren in de hoeveelheid tabaksrook die aanwezig was. In tabel 3.12 is per sector weergegeven hoeveel tabaksrook er gemiddeld gedurende de dag in de werkomgeving van de medewerkers was (vraag 9). Blootstelling aan tabaksrook was hoger dan gemiddeld in de horeca en lager dan gemiddeld in de sectoren zorg, landbouw en visserij en onderwijs. Voor berekening van de contingency coëfficiënt is de categorie weet niet/wil niet zeggen buiten beschouwing gelaten, dit is aangegeven door de excl. wn achter de waarden van Cstand en p. Tabel 3.12 Hoeveelheid tabaksrook gemiddeld gedurende de dag in de werkomgeving van de medewerkers, per sector (%) Hoeveelheid tabaksrook
bouw cult fin zorg hor ind
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
Helemaal geen Zeer weinig
22 41
43 44 20 25
51 24
17 15
32 35 29 36
57 19
30 34
36 26
45 22
36 21
35 37 25 26
Weinig Niet weinig, niet veel
17 9
15 11 15 10
13 1
13 19
18 23 13 4
16 5
16 8
14 17
23 6
21 14
21 12
17 10
Tamelijk veel Zeer veel
8 0
5 3
4 3
8 0
24 9
4 1
1 0
1 0
8 1
3 0
1 3
7 0
5 1
6 2
Weet niet/wil niet zeggen
3
0
3
3
3
3
1
1
3
4
0
1
1
2
(Cstand= 0,42, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Licht gearceerd = significant minder tabaksrook dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant meer tabaksrook dan gemiddeld
Blootstelling aan tabaksrook in de verschillende bedrijfsgrootten is weergegeven in tabel 3.13. Er was een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en aanwezige hoeveelheid tabaksrook. Het percentage werknemers dat in hun werkomgeving wordt blootgesteld aan tabaksrook was het kleinst in de kleine bedrijven. Het verschil tussen klein bedrijf en de ander twee bedrijfsgrootten zat vooral in de verdeling tussen helemaal geen en zeer weinig tabaksrook. Verder zeiden werkgevers in grote bedrijven significant minder vaak dat er tamelijk veel of zeer veel tabaksrook in de werkomgeving van hun medewerkers was dan werkgevers in de overige twee bedrijfsgrootten. Tabel 3.13 Hoeveelheid tabaksrook gemiddeld gedurende de dag in de werkomgeving van de medewerkers, naar bedrijfsgrootte (%). Helemaal geen Zeer weinig Weinig Niet weinig, niet veel Tamelijk veel Zeer veel Weet niet/wil niet zeggen (Cstand =0,18, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
26
PARA-meter onderzoek werkgevers
klein
middelgroot
groot
45 18 18 9 7 2 1
33 28 18 11 7 2 1
33 31 16 11 5 0 4
In tabel 3.14 is per bedrijfsgrootte het percentage bedrijven weergegeven waar tabaksrook in de werkomgeving aanwezig is. De kleine bedrijven verschillen hierin significant van de middelgrote en grote bedrijven. Tabel 3.14 Percentage bedrijven waar werknemers in hun werkomgeving in aanraking komen met tabaksrook, naar bedrijfsgrootte. Bedrijfsgrootte
%
Klein bedrijf (1-9 wn) Middelgroot bedrijf (10-99 wn) Groot bedrijf (100+ wn)
54 66 66
(F=6,73, p<0,01)
In tabel 3.15 is per sector het percentage bedrijven weergegeven waar werknemers in hun werkomgeving worden blootgesteld aan tabaksrook. Hiertoe zijn de antwoorden zeer weinig tot en met zeer veel uit vraag 9 samen genomen en is de categorie weet niet/wil niet zeggen als missing beschouwd. De sectoren zijn gerangschikt naar percentage. In de sectoren onderwijs en gezondheidszorg was het percentage bedrijven waar tabaksrook in de werkomgeving aanwezig was significant lager dan gemiddeld. In de sectoren horeca en bouwnijverheid was het percentage bedrijven waar tabaksrook aanwezig was in de werkomgeving significant hoger dan gemiddeld . Tabel 3.15 Percentage bedrijven waar werknemers in hun werkomgeving in aanraking komen met tabaksrook, per sector. Sector
%
Horeca Bouwnijverheid Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Industrie Landbouw en visserij Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag en communicatie Openbare voorzieningsbedrijven Cultuur, recreatie en overige dienstverlening Financiële instellingen Reparatie consumenten artikelen en handel Gezondheids-, welzijnszorg Onderwijs
82 77 69 68 65 64 64 63 57 55 55 47 42
Totaal
62
(F=4,02, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Naast blootstelling is ook gevraagd naar de hoeveelheid ondervonden hinder van tabaksrook. In tabel 3.16 is de frequentie van ervaren hinder voor de afzonderlijke sectoren weergegeven (vraag 10). Indien
PARA-meter onderzoek werkgevers
27
er helemaal geen tabaksrook in de werkomgeving aanwezig was is deze vraag niet gesteld en gecodeerd als nooit hinder. Er was geen significante associatie tussen sector en frequentie van hinder. Tabel 3.16
Frequentie van hinder van tabaksrook door werknemers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet/wil niet zeggen.
49 42 7 1 0 1
59 63 37 23 3 10 0 3 0 0 1 1
59 32 7 1 0 1
41 45 7 4 1 1
47 61 42 33 11 4 0 1 0 0 0 0
64 31 5 0 0 0
45 42 8 1 0 4
49 45 4 1 0 1
67 27 4 3 0 0
51 43 1 3 1 0
53 35 9 3 0 0
55 37 6 2 0 1
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Uit tabel 3.17, die de waarden voor de verschillende bedrijfsgrootten weergeeft, blijkt dat werknemers in kleine bedrijven minder vaak enige mate van hinder ondervinden van tabaksrook dan werknemers in grotere bedrijven. Er was een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en frequentie van hinder. Tabel 3.17
Frequentie van hinder van tabaksrook door werknemers, naar bedrijfsgrootte (%)
Nooit Soms Regelmatig Vaak Zeer vaak Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
66 27 5 1 1 0
52 41 4 2 0 1
46 42 9 2 0 1
(Cstand=0,23, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
3.3
Rookbeleid
3.3.1 Rookbeleid van bedrijven In tabel 3.18 is het actuele rookbeleid van bedrijven in de verschillende sectoren weergegeven (vraag 14). Er bleken erg grote verschillen tussen sectoren in het heersende rookbeleid. Tabel 3.18 Huidige rookbeleid in de organisatie, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Alg. met speciale rookruimten Volledig rookverbod Weet niet/wil niet zeggen
41 21 8 18 12 0
17 18 16 16 18 9 33 44 16 13 0 0
(Cstand=0,43, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
28
PARA-meter onderzoek werkgevers
3 8 11 42 37 0
21 35 13 28 3 0
17 26 24 22 11 0
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot 23 24 20 24 8 1
7 12 15 44 23 0
8 14 26 46 5 0
12 14 21 41 11 1
14 17 14 45 10 0
26 17 14 28 14 0
29 18 16 18 12 16 27 34 16 14 1 0
De associatie tussen sector en rookbeleid was significant. Voor berekening van de contingency coëfficiënt is de categorie weet niet/wil niet zeggen buiten beschouwing gelaten, dit is aangegeven door de exclusief weet niet/wil niet zeggen achter de waarden van Cstand en p. Ook tussen bedrijfsgrootte en rookbeleid was een significante associatie. In tabel 3.19 is te zien dat het verschil tussen bedrijven van verschillende grootte vooral zat in het feit dat de extremen (volledig rookverbod en geen rookbeperkingen) minder vaak voorkomen naarmate de bedrijven groter worden. Tabel 3.19 Huidige rookbeleid in de organisatie, naar bedrijfsgrootte (%) Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitz. Alg. met spec. roker. Volledig rookverbod weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
26 16 12 24 22 0
19 23 15 30 12 0
9 16
20 48 6 0
(Cstand=0,34, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
In tabel 3.20 is per sector aangegeven hoeveel procent van de bedrijven een rookbeleid heeft dat tot de in §1.5 gegeven definitie van adequaat rookbeleid behoort (algemeen rookverbod met speciale rookruimten of volledig rookverbod). De categorie weet niet/wil niet zeggen is hierbij als missing beschouwd. Tabel 3.20 Percentage bedrijven met een ‘adequaat rookbeleid’, per sector % Bouwnijverheid Horeca Landbouw, visserij Industrie Verhuur en zakelijke dienstverlening Vervoer, opslag, communicatie Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Openbaar bestuur en sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen en handel Financiële instellingen Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg
30 31 32 33 42 43 49 50 51 55 57 67 79
Totaal
48
(F=7,02, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
PARA-meter onderzoek werkgevers
29
Uit de significante contingency coëfficiënt blijkt dat er significante verschillen zijn tussen sectoren. In de sectoren bouwnijverheid, horeca, landbouw en visserij en industrie hebben significant minder bedrijven een adequaat rookbeleid dan gemiddeld. In de sectoren onderwijs en gezondheidszorg hebben significant meer bedrijven een rookbeleid. In tabel 3.21 is per bedrijfsgrootte aangegeven hoeveel procent van de bedrijven een adequaat rookbeleid heeft. Grote bedrijven hadden significant vaker een ‘adequaat rookbeleid’ dan middelgrote bedrijven (p<0,05). Tabel 3.21 Percentage bedrijven met een ‘adequaat rookbeleid’, naar bedrijfsgrootte % Klein Middelgroot Groot
46 43 54
(F=4,61, p<0,05)
De helft van de werkgevers (50%) stimuleerde hun werknemers om onderling afspraken over roken te maken (vraag 16). Er waren op dit gebied geen significante verschillen tussen sectoren en tussen bedrijfsgrootten. De naleving van de regels ten aanzien van roken werd door 88% van de werkgevers goed tot zeer goed genoemd. Er was een significante associatie tussen zowel sector als bedrijfsgrootte en naleving van regels. In tabel 3.22 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven en in tabel 3.23 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven (vraag 18). In de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen was de naleving van het rookbeleid significant minder goed dan gemiddeld. In de sector verhuur en zakelijke dienstverlening was de naleving significant beter dan gemiddeld. Tabel 3.22 Naleving van rookbeleid, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=45 n=63 n=65 n=74 n=59 n=63 n=58 n=68 n=68 n=66 n=65 n=56 n=55 n=807 Heel goed Goed Niet goed /niet slecht Slecht
33 53 11
56 37 8
57 34 6
54 34 7
49 41 10
46 41 5
40 45 12
51 41 7
37 41 18
55 29 14
54 37 9
52 48 0
40 44 11
48 40 9
2
0
3
5
0
8
3
0
4
3
0
0
5
3
(Cstand=0,28, p<0,05) Licht gearceerd = significant betere naleving dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant slechtere naleving dan gemiddeld
In tabel 3.23 is te zien dat de naleving in kleine bedrijven beter is dan in grote bedrijven.
30
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.23 Naleving van rookbeleid, naar bedrijfsgrootte (%)
Heel goed Goed Niet goed/niet slecht Slecht
klein n=245
middelgroot n=265
groot n=297
59 32 7 2
49 41 8 3
40 45 11 4
(Cstand=0,20, p<0,01)
Van de werkgevers in een bedrijf dat nog geen adequaat rookbeleid had zei 19% van plan te zijn in het komende jaar het rookbeleid in de organisatie aan te scherpen. Sector was significant geassocieerd met het al dan niet van plan zijn dit te doen. In tabel 3.24 zijn de resultaten per sector weergegeven en in tabel 3.25 per bedrijfsgrootte (vraag 15). In de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen waren werkgevers significant vaker dan gemiddeld van plan binnen één jaar het rookbeleid in het bedrijf aan te scherpen, in de sectoren bouw, landbouw en visserij en reparatie consumentenartikelen en handel waren werkgevers het significant minder vaak van plan. Tabel 3.24 Percentage werkgevers dat van plan is het komende jaar het rookbeleid in de organisatie aan te scherpen (indien nog geen adequaat rookbeleid aanwezig), per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=53 n=39 n=34 n=16 n=52 n=51 n=50 n=25 n=37 n=36 n=35 n=44 n=43 n=515 Ja Nee Weet niet
9 83 8
18 77 5
24 73 3
44 56 0
12 88 0
22 75 4
6 90 4
20 80 0
38 59 3
36 58 6
9 86 6
18 75 7
19 79 2
19 77 4
(Cstand=0,33, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Ook bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met het al dan niet van plan zijn in het komende jaar het rookbeleid in de organisatie aan te scherpen. In grote bedrijven was men significant vaker van plan het komende jaar het rookbeleid aan te scherpen dan in middelgrote en kleine bedrijven (p<0,01). Tabel 3.25 Percentage werkgevers dat van plan is het komende jaar het rookbeleid in de organisatie aan te scherpen (indien nog geen adequaat rookbeleid aanwezig), naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet
klein n=181
middelgroot n=185
groot n=149
12 85 3
16 80 4
31 64 5
(Cstand=0,23, p<0,01)
In tabel 3.26 is per sector weergegeven wat werkgevers als belangrijkste reden voor het voeren van rookbeleid noemden (vraag 17).
PARA-meter onderzoek werkgevers
31
Tabel 3.26 Belangrijkste reden voor het voeren van rookbeleid in de organisatie (indien rookbeperkingen aanwezig), naar sector (%) (n) Veiligheid Hygiëne Klantvriendelijkheid Gezondheidsrisico’s wn beperken Hinder en klachten voorkomen Wet gehoorzamen Sociaal oogpunt Overige
bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot (49) (64) (66) (75) (61) (64) (59) (70) (72) (70) (67) (60) (58) (835) 12 2 8 37
3 0 6 36
3 3 0 35
0 5 16 40
2 23 11 21
5 6 2 42
7 15 0 24
3 1 4 36
1 0 1 35
4 3 1 46
9 6 1 25
0 3 8 40
7 2 7 40
4 5 5 35
24
42 44
17
31
33
36
34
21
24
33
37
29
31
9 0 12
0 0 12
5 2 6
5 0 11
13 1 7
38 1 3
7 3 11
9 4 12
3 3 5
5 3 7
9 2 9
6 2 8
3 3 6
5 3 8
(Cstand=0,51, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Beperking van het gezondheidsrisico voor medewerkers (35%) en het voorkomen van hinder en klachten (31%) werden in het algemeen het vaakst genoemd als belangrijkste reden voor rookbeleid. Er waren zeer grote significante verschillen tussen sectoren. De significante afwijkingen van het gemiddelde zijn door middel van arcering in tabel 3.26 aangegeven. De belangrijkste worden hier genoemd. In de horeca en de landbouw en visserij werd hygiëne vaker als belangrijkste reden voor rookbeleid genoemd dan gemiddeld. In de zorg werd klantvriendelijkheid significant vaker genoemd en in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen werd de wet significant vaker genoemd. Ook tussen bedrijfsgrootten waren significante verschillen met betrekking tot de belangrijkste reden voor rookbeleid. In tabel 3.27 is te zien dat deze verschillen niet zo groot waren als de verschillen tussen sectoren. Tabel 3.27 Belangrijkste reden voor het voeren van rookbeleid in de organisatie (indien rookbeperkingen aanwezig), naar bedrijfsgrootte (%)
Veiligheid Hygiëne Klantvriendelijkheid Gezondheidsrisico’s medewerkers beperken Hinder en klachten voorkomen Wet gehoorzamen Sociaal oogpunt Overige (Cstand=0,22, p<0,05)
32
PARA-meter onderzoek werkgevers
klein n=252
middelgroot n=271
groot n=312
5 9 8 33
3 4 4 39
4 4 4 34
29 6 2 8
32 8 1 10
32 12 3 7
Rookbeleid maakte in bijna de helft van de bedrijven (48%) deel uit van een breder beleid (vraag 19), meestal het algemene gezondheidsbeleid. Maar rookbeleid kon ook deel uitmaken van het veiligheidsbeleid, het Arbobeleid of het personeelsbeleid (vraag 20). Naarmate de bedrijfsgrootte toenam maakte rookbeleid vaker deel uit van een breder beleid, dit is in tabel 3.28 te zien. Bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met het percentage werkgevers dat aangaf dat hun rookbeleid onderdeel was van een breder beleid. Sector was hiermee niet significant geassocieerd, de verschillen tussen sectoren waren niet groot en er waren geen opvallende uitschieters. De waarden per sector zijn om deze reden niet afzonderlijk in een tabel opgenomen. Tabel 3.28 Rookbeleid onderdeel van een breder beleid, naar bedrijfsgrootte (%)
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=249
middelgroot n=266
groot n=297
totaal n=812
37 63 0
44 55 2
61 38 1
48 51 1
(Cstand=0,29, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
3.3.2 Partijen die een rol kunnen spelen bij ontwikkeling rookbeleid. Aan werkgevers van bedrijven waar reeds regels ten aanzien van roken waren ingevoerd is gevraagd wie er betrokken waren geweest bij de ontwikkeling van deze regels. Interne partijen bleken veel vaker een rol gespeeld te hebben dan externe partijen. In tabel 3.29 is voor de verschillende partijen aangegeven hoeveel procent van de werkgevers deze partij als betrokkene bij de ontwikkeling van het rookbeleid genoemd heeft (vraag 21). Tabel 3.29 Partijen die betrokken zijn geweest bij ontwikkeling van regels over roken in de organisatie Partij
% genoemd (n=812)
Bestuur/directie/eigenaar Werknemers Medezeggenschapsraad/ondernemingsraad Arbo Personeelszaken Extern bureau GGD Landelijke instelling Branchevereniging Ondernemersvereniging Vakbond/vakcentrale Overheid Anders
74 44 27 8 6 1 0 1 1 1 0 3 7
Het voert te ver om voor iedere mogelijke betrokken partij een uitsplitsing te maken naar bedrijfssector. Dit is alleen gedaan voor de partijen waarvoor significante verschillen tussen de sectoren bestonden. Dit was het geval voor de partijen bestuur/directie/eigenaar (Cstand=0,25, p<0,01),
PARA-meter onderzoek werkgevers
33
medezeggenschapsraad/ondernemingsraad (Cstand=0,34, p<0,01) en overheid (Cstand=0,36, p<0,01). De resultaten voor deze partijen zijn weergegeven in tabel 3.30. Vooral de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen week sterk af van de overige sectoren. In deze sector waren significant minder vaak het bestuur/directie/eigenaar betrokken bij de ontwikkeling van rookbeleid en veel vaker de medezeggenschapsraad of ondernemingsraad en de overheid. Verder was het bestuur/directie/eigenaar significant vaker betrokken in de sectoren horeca en industrie. De medezeggenschapsraad/ondernemingsraad was naast in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen significant vaker betrokken in de sectoren horeca en vervoer, opslag en communicatie. Tabel 3.30 Partijen die betrokken zijn geweest bij ontwikkeling van regels over roken in de organisatie, per sector Sector
% genoemd bestuur
Bouwnijverheid (n=45) Cultuur, recreatie, overige dienstverlening (n=63) Financiële instellingen (n=65) Gezondheids-, welzijnszorg (n=58) Horeca (n=59) Industrie (n=63) Landbouw, visserij (n=58) Onderwijs (n=70) Openbaar bestuur/sociale verzekeringen (n=70) Openbare voorzieningsbedrijven (n=67) Reparatie consumenten artikelen/handel (n=67) Verhuur/zakelijke dienstverlening (n=41) Vervoer, opslag, communicatie (n=55)
% genoemd % genoemd medezeggenschapsraad/ overheid ondernemingsraad
78 78 80 78 86 83 74 70 56 73 82 73 78
18 24 29 24 8 27 19 27 51 42 21 32 16
0 2 3 1 0 2
5 7 16 0 0 0 0
Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Tussen bedrijfsgrootte waren er significante verschillen voor de partijen werknemers (Cstand=0,21, p<0,01), medezeggenschapsraad/ondernemingsraad (Cstand=0,48, p<0,01), arbo (Cstand=0,18, p<0,01) en PZ (Cstand=0,31, p<0,01). De resultaten voor deze partijen zijn weergegeven in tabel 3.31. In kleine en middelgrote bedrijven werden de individuele werknemers significante vaker betrokken bij de ontwikkeling van rookbeleid dan in grote bedrijven. Tabel 3.31 Partijen die betrokken zijn geweest bij ontwikkeling van regels over roken in de organisatie, naar bedrijfsgrootte % genoemd werknemers
% genoemd medezeggenschapsraad/ ondernemingsraad
% genoemd arbo
% genoemd personeelszaken
51 48 34
8 21 47
4 6 12
1 3 13
Klein (n=249) Middelgroot (n=266) Groot (n=297)
34
PARA-meter onderzoek werkgevers
Hoe groter het bedrijf hoe vaker er sprake was van betrokkenheid van een medezeggenschapsraad of ondernemingsraad, alle bedrijfsgrootten verschilden significant van elkaar. Ook de betrokkenheid van een Arbo-dienst en personeelszaken namen toe met de bedrijfsgrootte, de verschillen tussen klein en middelgroot bedrijf zijn niet significant, de overige verschillen wel. In totaal waren 98 werkgevers van plan om binnen een jaar het rookbeleid in hun bedrijf aan te scherpen. Aan deze werkgevers is gevraagd welke partijen daarbij zouden worden betrokken. In tabel 3.32 zijn de mogelijke partijen weergegeven met het percentage bedrijven dat deze partij heeft genoemd (vraag 22). Tabel 3.32 Partijen die waarschijnlijk betrokken worden bij de ontwikkeling van regels over roken in de organisatie Partij
% genoemd (n=98)
Bestuur/directie/eigenaar Werknemers Medezeggenschapsraad/ondernemingsraad Arbo Personeelszaken Extern bureau Overheid Anders Weet niet
80 45 56 18 14 1 2 9 1
Door de kleine n waren er geen significante verschillen tussen sectoren. Tussen bedrijfsgrootten was er alleen een significant verschil voor medezeggenschapsraad/ondernemingsraad (Cstand=0,35, p<0,05). In grote bedrijven was men significant vaker van plan om de medezeggenschapsraad/ondernemingsraad bij de ontwikkeling van de regels over roken te betrekken dan in middelgrote en kleine bedrijven, namelijk in 70% van de grote bedrijven tegenover 47% van de middelgrote bedrijven en 41% van de kleine bedrijven. Een onderdeel van de ontwikkeling van rookbeleid is het inwinnen van informatie. Om erachter te komen waar de werkgevers hun informatie met betrekking tot rookbeleid vandaan halen/krijgen zijn daar een aantal vragen over gesteld. In de eerste plaats is gekeken naar waar de werkgevers om informatie zullen vragen over het invoeren van rookbeleid zullen vragen indien die willen hebben (vraag 28). Hierbij gaat het om externe organisaties zoals STIVORO, het Bureau Voorlichting Tabak (BVT) en de Arbo-dienst. In tabel 3.33 is per instantie weergegeven welk percentage van de werkgevers daar informatie vandaan zou halen. Voor een aantal instanties is aan de werkgevers gevraagd of ze van deze instantie ooit informatie over rookbeleid hadden ontvangen, gevraagd maar ook ongevraagd (vraag 29). Ook de resultaten hiervan zijn in tabel 3.33 weergegeven. De plaatsen waar de meeste werkgevers om informatie zouden vragen waren de Arbo-dienst en de overheid. De plaatsen waar de
PARA-meter onderzoek werkgevers
35
meeste werkgevers informatie vandaan hadden gekregen waren de Arbo-dienst en het Bureau Voorlichting Tabak (voor de overheid is deze vraag niet gesteld). Tabel 3.33 Instelling waar werkgevers informatie vandaan halen/krijgen over rookbeleid
STIVORO Bureau Voorlichting Tabak Centrum GBW Cicon Arbo-dienst Overheid Stichting van de Arbeid Branchevereniging Ondernemersvereniging Vakbond/vakcentrale N.v.t. Anders Weet niet Geen van allen
% genoemd vragen
% genoemd gekregen
5 2 1 0 25 18 0 4 1 2 11 16 28 -
10 18 3 30 4 9 5 5 11 43
De sectoren verschilden voor een aantal instanties significant van elkaar wat betreft het aantal bedrijven dat bij deze instanties om informatie over rookbeleid zou vragen. De instanties waarvoor er significant verschillen waren tussen sectoren zijn STIVORO (Cstand=0,20, p<0,05), Arbo-dienst (Cstand=0,30, p<0,01), overheid (Cstand=0,27, p<0,05), branchevereniging (Cstand=0,25, p<0,01) en vakbond/vakcentrale (Cstand=0,22, p<0,05). In tabel 3.34 zijn de percentages gegeven van werkgevers in een sector die de betreffende instantie hebben genoemd. De sectoren die significant verschilden van het gemiddelde zijn gearceerd. STIVORO werd significant vaker dan gemiddeld genoemd als bron waar men informatie over roken zou vragen door de sectoren onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven en significant minder vaak door de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, horeca en reparatie consumentenartikelen en handel. De overheid werd door significant meer werkgevers uit de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening genoemd en significant minder door werkgevers uit de sectoren bouwnijverheid en landbouw en visserij. De branchevereniging werd in de sector horeca significant vaker genoemd als informatiebron. In de sectoren openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven zouden werkgevers significant minder vaak bij de branchevereniging aankloppen dan gemiddeld. De vakbond werd in de sector industrie significant vaker genoemd dan gemiddeld.
36
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.34 Percentage werkgevers dat de betreffende instantie noemt als instantie waar men zou aankloppen als men informatie wil hebben over rookbeleid, per sector Sector Bouw Cult Fin Zorg Hor Ind Lv Ond Obsv Ovz Rch Vzd Voc
% genoemd STIVORO
% genoemd arbo-dienst
% genoemd overheid
% genoemd branchevereniging
% genoemd vakbond
3 7 6 12 1 5 9 9 7 1 1 5 3
36 16 29 17 8 30 37 20 24 38 12 30 25
11 29 15 22 15 13 9 20 26 25 13 18 13
4 4 6 3 16 4 4 3 1 1 6 3 3
1 1 1 0 1 8 1 4 0 0 3 3 0
Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Tussen de verschillende bedrijfsgrootten zijn de verschillen in percentage werkgevers dat de instantie heeft genoemd als informatiebron significant voor STIVORO , de Arbo-dienst en de overheid. Indien de werkgever aangaf absoluut nooit informatie over rookbeleid te willen is dit geregistreerd als niet van toepassing. Ook op het niet van toepassing zijn van de vraag waren significante verschillen tussen de bedrijfsgrootten. STIVORO, overheid en ‘niet van toepassing’ werden door werkgevers van grote bedrijven significant vaker genoemd dan door werkgevers van kleine en middelgrote bedrijven. Tussen kleine en middelgrote bedrijven waren geen significante verschillen. Arbo-dienst werd door werkgevers van kleine bedrijven significant minder vaak genoemd dan door werkgevers van middelgrote en grote bedrijven. Tussen middelgrote en grote bedrijven was voor Arbo-dienst geen verschil. In tabel 3.35 zijn de percentages voor de verschillende instanties en de verschillende bedrijfsgrootten gegeven. Tabel 3.35 Percentage werkgevers dat de betreffende instantie noemt als instantie waar men zou aankloppen als men informatie wil hebben over rookbeleid, naar bedrijfsgrootte Klein Middelgroot Groot
STIVORO
Arbo-dienst
Overheid
Niet van toepassing
2 4 10
14 30 30
13 16 24
16 13 5
De Stichting van de Arbeid heeft in maart 2001 een aanbeveling gedaan over rookbeleid met de naam “De lucht geklaard”. Op de vraag of werkgevers de aanbeveling met deze naam kenden gaf slechts 12% aan deze aanbeveling te kennen, de overige werkgevers kenden de aanbeveling niet.
PARA-meter onderzoek werkgevers
37
Met betrekking tot het hebben ontvangen van informatie van een bepaalde instantie waren er significante verschillen tussen sectoren voor de instanties BVT, STIVORO, Arbo-dienst, branchevereniging, vakbond/centrale en voor “geen van de genoemde instanties”. De percentages werkgevers die aangaven van de betreffende instanties wel eens informatie te hebben gekregen zijn weergegeven in tabel 3.36. Tabel 3.36 Percentage werkgevers dat van de betreffende instanties wel eens informatie heeft ontvangen over rookbeleid, per sector BVT
STIVORO
Arbo-dienst
Branchevereniging
Vakbond/centrale
Geen
14 14 18 28 20 17 9 24 33 17 15 11 17
5 7 8 20 5 5 7 13 16 8 10 11 13
21 21 38 29 25
9 4 10 12 32
4 3 9 4 4
46 57 43 42 36
Bouw Cult Fin Zorg Hor Ind Lv Ond Obsv Ovz Rch Vzd Voc
32
8
5
43
35 21 39 50 23 32 23
11 4 5 7 10 1 10
1 4 7 14 1 1 6
44 36 36 25 51 58 43
Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
De percentages voor de instanties waarvoor de bedrijfsgrootten significant van elkaar verschilden zijn weergegeven in tabel 3.37. Het betreft hier de instanties BVT, STIVORO, Arbo-dienst en de Stichting van de Arbeid. Ook voor “geen van allen” zijn er significante verschillen tussen bedrijfssectoren, deze is dus ook in de tabel weergegeven. Met de bedrijfsgrootte nam het aantal bedrijven dat informatie had ontvangen over rookbeleid significant toe. Tabel 3.37 Percentage werkgevers dat van de betreffende instanties wel eens informatie heeft ontvangen over rookbeleid, naar bedrijfsgrootte Klein Middelgroot Groot
BVT 9 20 26
STIVORO 4 9 17
Arbo-dienst 21 31 38
Stichting van de Arbeid 1 5 5
geen van allen 59 42 28
Verder is aan de werkgevers gevraagd op welke wijze en door wie ze in het algemeen werden geïnformeerd over nieuwe wetten en regels. In tabel 3.38 zijn de resultaten hiervan weergegeven (vraag 41). De branchevereniging speelde voor de informatievoorziening op het gebied van wetten een belangrijke rol. De vakbladen waren het grootste kanaal waarlangs werkgevers informatie over de wet ontvingen. In de categorie anders namelijk werden vaak interne afdelingen genoemd, zoals personeelszaken en hoofdkantoor. Ook internet werd vaak genoemd.
38
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.38 Wijze waarop werkgevers over het algemeen worden geïnformeerd over wetten en regels Informatiebron
% genoemd
Vakbond/vakcentrale Branchevereniging Ondernemersvereniging Vakbladen Publieke media Gerichte informatie overheid Arbo-dienst Anders, namelijk.. Weet niet/ wil niet zeggen
6
27 7 31 22 18 9 21 6
Sector was significant geassocieerd met het aantal werkgevers dat de branchevereniging als informatiebron (Cstand=0,31, p<0,01) noemde en met het aantal werkgevers dat de publieke media (Cstand=0,23, p=0,01), de Arbo-dienst (Cstand= 0,23, p=0,01) en de overheid als informatiebron noemde (Cstand=0,41, p<0,01). In tabel 3.39 zijn voor deze bronnen de percentages per sector weergegeven. De branchevereniging werd in de sectoren bouwnijverheid en gezondheids- en welzijnszorg significant vaker genoemd als informatiebron over regels en wetten dan gemiddeld. In de sectoren onderwijs, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en verhuur en zakelijk dienstverlening werd de branchevereniging significant minder vaak genoemd. De publieke media werd significant vaker genoemd in de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening en in de sector verhuur en zakelijke dienstverlening. Significant minder vaak werd de publieke media genoemd in de sector vervoer, opslag en communicatie, deze sector had significant vaker dan gemiddeld de Arbo-dienst als bron van algemene informatie. In de horeca werd de Arbo-dienst significant minder vaak genoemd. Tot slot werd de overheid in de sector onderwijs significant vaker genoemd dan gemiddeld en in de financiële sector minder vaak. Tabel 3.39 Bronnen van algemene informatie over wetten en regels per sector (% genoemd) bouw cult fin zorg Branchevereniging Publieke media Overheid Arbo-dienst
43 17 13 7
26 33 18 8
33 25 5 5
39 21 16 5
hor
ind
33 17 13 1
36 25 14 9
lv ond 33 17 13 15
12 24 36 5
obsv
ovz rch
7 14 51 12
24 17 18 16
23 26 13 6
vzd
voc tot
16 37 9 8
29 13 12 18
27 22 18 9
Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met het aantal werkgevers dat de ondernemersvereniging als informatiebron noemde en met het aantal werkgevers dat de overheid als informatiebron noemde. In tabel 3.40 zijn voor deze bronnen de percentages per bedrijfsgrootte weergegeven. Tabel 3.40 Bronnen van algemene informatie over wetten en regels naar bedrijfsgrootte (% genoemd) Ondernemersvereniging Gerichte informatie overheid
klein
middelgroot
groot
Cstand
p
5 12
7
10 23
0,10 0,16
<0,05 <0,01
19
PARA-meter onderzoek werkgevers
39
3.4
Planmatige aanpak
3.4.1 Invoeren van rookbeleid op een planmatige manier. De vragen over het stappenplan zijn niet gesteld aan werkgevers van bedrijven die helemaal geen rookbeperkingen hadden en niet van plan waren om die het komende jaar in te gaan voeren. Deze werkgevers is wel gevraagd of zij zich hadden georiënteerd op het gebied van rookbeleid of daar mee bezig waren. Van alle werkgevers had 44% zich georiënteerd op het gebied van rookbeleid. Sector was significant geassocieerd met het al dan niet bezig zijn met of hebben uitgevoerd van oriëntatie op het gebied van rookbeleid. In de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen en in de openbare voorzieningsbedrijven had een significant hoger percentage werkgevers dan gemiddeld zich georiënteerd. In de sector reparatie consumentenartikelen en handel had een significant lager percentage zich georiënteerd. In tabel 3.41 zijn de resultaten per sector weergegeven (vraag 26a). Tabel 3.41 Percentage werkgevers dat zich heeft georiënteerd op het gebied van rookbeleid of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
36 63 1
41 47 59 53 0 0
51 47 1
35 65 0
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
42 39 58 61 0 0
44 55 1
68 28 4
67 33 0
28 71 1
41 59 0
36 44 64 55 0 1
(Cstand=0,33, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Licht gearceerd= significant hoger percentage georiënteerd dan gemiddeld Donker gearceerd = significant lager percentage georiënteerd dan gemiddeld
Ook bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met oriëntatie. In tabel 3.42 is te zien dat naarmate de bedrijfsgrootte toenam, men zich vaker had georiënteerd op het gebied van rookbeleid. Tabel 3.42 Percentage werkgevers dat zich heeft georiënteerd op het gebied van rookbeleid of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
23 76 1
41 58 0
68 31 1
(Cstand=0,50, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Een meerderheid van de bedrijven die een vorm van rookbeperking hadden, hadden daar draagvlak voor gecreëerd of waren daar mee bezig (59%) (vraag 26b). Sector en bedrijfsgrootte waren significant geassocieerd met het al dan niet creëren van draagvlak. In de sector openbare voorzieningsbedrijven en de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen hadden significant meer bedrijven draagvlak gecreëerd dan gemiddeld en in de sector reparatie consumenten artikelen en handel hadden significant minder bedrijven draagvlak gecreëerd. In tabel 3.43 zijn de resultaten per sector weergegeven.
40
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.43 Percentage werkgevers dat draagvlak heeft gecreëerd voor rookbeleid of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=65 n=67 n=75 n=61 n=64 n=60 n=70 n=72 n=70 n=68 n=61 n=61 n=844 Ja Nee Weet niet/ wnz
60 40 0
52 48 0
67 31 1
61 37 1
49 49 2
48 52 0
62 37 2
61 37 1
71 24 6
76 21 3
46 53 1
62 38 0
54 44 2
59 39 2
(Cstand=0,27, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Licht gearceerd= significant hoger percentage draagvlak dan gemiddeld Donker gearceerd = significant lager percentage draagvlak dan gemiddeld
In tabel 3.44 die de resultaten naar bedrijfsgrootte weergeeft is te zien dat voor het creëren van draagvlak geldt dat het vaker was gebeurd/gebeurde naarmate de bedrijfsgrootte toenam. Tabel 3.44 Percentage werkgevers dat draagvlak heeft gecreëerd voor rookbeleid of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=256
middelgroot n=274
groot n=314
43 57 1
58 41 1
74 23 3
(Cstand=0,38, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Voor de overige stappen van het stappenplan waren er wel verschillen tussen sectoren, maar deze waren niet significant, dit is onder de tabellen aangegeven met Cstand=n.s.. Voor bedrijfsgrootte waren er wel significante associaties, behalve voor de stappen ‘evaluatie’ en ‘aanpassing van rookbeleid naar aanleiding van evaluatie’. 16% van de werkgevers had een werkgroep ingesteld of was ermee bezig. In tabel 3.45 zijn de resultaten per sector weergegeven (vraag 26c). Er zijn geen significante verschillen tussen sectoren. Tabel 3.45 Percentage werkgevers dat een werkgroep heeft ingesteld die adviseert over rookbeleid of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=65 n=67 n=75 n=61 n=64 n=60 n=70 n=72 n=70 n=68 n=61 n=61 n=844 Ja Nee Weet niet/ wnz
18 82 0
14 86 0
24 76 0
20 77 3
11 87 2
16 84 0
8 92 0
16 84 0
18 81 1
24 73 3
12 88 0
11 89 0
11 87 2
16 83 1
(Cstand=n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
41
In tabel 3.46 zijn de resultaten naar bedrijfsgrootte gegeven. Kleine en middelgrote bedrijven hadden zelden een werkgroep ingesteld die adviseert over rookbeleid. Van de grote bedrijven had een significant groter (p<0,01) percentage dit gedaan. Tabel 3.46 Percentage werkgevers dat een werkgroep heeft ingesteld die adviseert over rookbeleid of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=256
middelgroot n=274
groot n=314
4 95 0
10 90 0
31 68 2
(Cstand =o,42, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Van alle werkgevers van bedrijven met rookbeperkingen had 19% een enquête gehouden onder werknemers of was daar mee bezig (vraag 26d). De sectoren verschilden op dit punt niet significant van elkaar. In tabel 3.47 zijn de resultaten per sector weergegeven. Tabel 3.47 Percentage werkgevers dat een enquête heeft gehouden onder werknemers over roken op het werk of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=65 n=67 n=75 n=61 n=64 n=60 n=70 n=72 n=70 n=68 n=61 n=61 n=844 Ja Nee Weet niet/ wnz
16 84 0
18 80 2
21 79 0
16 83 1
16 84 0
19 81 0
22 77 2
14 83 3
21 75 4
23 74 3
16 81 3
31 69 0
16 82 2
19 79 2
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Er was een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en het houden van een enquête. Hoe groter het bedrijf hoe vaker een enquête was gehouden. De resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten zijn weergegeven in tabel 3.48. Tabel 3.48 Percentage werkgevers dat een enquête heeft gehouden onder werknemers over roken op het werk of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=256
middelgroot n=274
groot n=314
11 88 0
19 80 1
26 71 3
(Cstand=0,22, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Een plan van aanpak was/werd ontwikkeld door 31% van de werkgevers (vraag 26e). Er waren geen significante verschillen tussen sectoren. Bedrijfsgrootte was wel significant geassocieerd met het als dan niet ontwikkelen van een plan van aanpak, hoe groter het bedrijf hoe vaker een plan van aanpak
42
PARA-meter onderzoek werkgevers
was ontwikkeld. In tabel 3.49 zijn de resultaten per sector weergegeven en in tabel 3.50 zijn de resultaten naar bedrijfsgrootte weergegeven. Tabel 3.49 Percentage werkgevers dat een plan van aanpak heeft ontwikkeld voor het invoeren van rookbeleid of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=65 n=67 n=75 n=61 n=64 n=60 n=70 n=72 n=70 n=68 n=61 n=61 n=844 Ja Nee Weet niet/ wnz
28 72 0
31 69 0
40 60 0
39 61 0
21 79 0
23 75 2
28 72 0
26 73 1
36 61 3
41 56 3
24 75 1
31 69 0
31 67 2
31 68 1
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Tabel 3.50 Percentage werkgevers dat een plan van aanpak heeft ontwikkeld voor het invoeren van rookbeleid of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=256
middelgroot n=274
groot n=314
15 84 0
28 71 1
46 52 2
(Cstand=0,38, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
In 73% van de bedrijven waar iets was geregeld t.a.v. roken of waar men van plan was dit binnen 1 jaar te doen waren of werden rookbeperkende maatregelen uitgevoerd (vraag 26f). Er waren geen significante verschillen tussen sectoren. In tabel 3.51 zijn de resultaten per sector weergegeven. Tabel 3.51 Percentage werkgevers dat rookbeperkende maatregelen heeft uitgevoerd of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=65 n=67 n=75 n=61 n=64 n=60 n=70 n=72 n=70 n=68 n=61 n=61 n=844 Ja Nee Weet niet/ wnz
76 22 2
71 29 0
79 21 0
69 31 0
70 30 0
67 33 0
65 35 0
79 20 1
86 14 0
74 26 0
68 32 0
70 30 0
72 26 2
73 27 0
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
In tabel 3.52 is per bedrijfsgrootte weergegeven in hoeverre rookbeperkende maatregelen waren/werden uitgevoerd. Er was een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en uitvoering van rookbeperkende maatregelen. Hoe groter het bedrijf, hoe vaker rookbeperkende maatregelen werden uitgevoerd.
PARA-meter onderzoek werkgevers
43
Tabel 3.52 Percentage werkgevers dat rookbeperkende maatregelen heeft uitgevoerd of daar nu mee bezig is, naar bedrijfsgrootte
Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein n=256
middelgroot n=274
groot n=314
61 39 0
70 30 0
85 14 1
(Cstand=0,31, p
Indien rookbeperkende maatregelen waren ingevoerd is gevraagd of men het meest recent ingevoerde rookbeleid had geëvalueerd of daar mee bezig was (vraag 26g). 37% van de werkgevers antwoordde hierop bevestigend. Het onderwijs scoorde opvallend, doch niet significant, lager dan de overige sectoren. Sector was niet significant geassocieerd met evaluatie. In tabel 3.53 zijn de resultaten per sector weergegeven. In grote en middelgrote bedrijven werd vaker (38% en 40%) geëvalueerd dan in kleine bedrijven (31%), de verschillen waren echter niet significant. Tabel 3.53 Percentage werkgevers dat hun meest recent ingevoerde rookbeleid heeft geëvalueerd of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=38 n=46 n=53 n=52 n=43 n=43 n=39 n=55 n=62 n=52 n=46 n=43 n=44 n=616 Ja Nee Weet niet/ wnz
45 55 0
30 65 4
43 57 0
38 62 0
35 63 2
35 65 0
38 62 0
25 69 5
37 63 0
40 52 8
33 65 2
40 58 2
36 64 0
37 61 2
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Indien evaluatie had plaatsgevonden is tenslotte gevraagd of het rookbeleid was/werd aangepast naar aanleiding van deze evaluatie (vraag 26h). Dit was in 50% het geval. Onderwijs stak ook hier boven de rest uit, maar ook hier was het verschil niet significant. In grote bedrijven (55%) werd het rookbeleid vaker aangepast na evaluatie dan in middelgrote (47%) en kleine (44%) bedrijven. Door de inmiddels kleinere n bij deze vraag waren de associaties tussen sector of bedrijfsgrootte en aanpassing n.a.v. evaluatie niet significant. In tabel 3.54 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven. Tabel 3.54 Percentage werkgevers dat hun meest recent ingevoerde rookbeleid heeft aangepast naar aanleiding van evaluatie of daar nu mee bezig is, per sector bouw cult fin zorg hor n=17 n=14 n=23 n=20 n=15 Ja Nee Weet niet/ wnz
47 53 0
36 64 0
48 52 0
55 45 0
(Cstand=n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
44
PARA-meter onderzoek werkgevers
47 53 0
ind lv ond n=15 n=15 n=14 33 60 7
47 53 0
79 21 0
obsv ovz rch vzd voc tot n=23 n=21 n=15 n=17 n=16 n=225 48 52 0
43 57 0
60 40 0
65 35 0
50 50 0
50 49 0
3.4.2 Draagvlak bij werkgevers In deze paragraaf wordt voor de stappen van het stappenplan bekeken of werkgevers daar wel of niet achter staan. Creëren draagvlak Het grootste gedeelte van de werkgevers, namelijk 83% was het geheel of gedeeltelijk eens met de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er voor dat het rookbeleid wordt ingevoerd al veel aandacht zijn besteed aan roken op het werk” (vraag 31). Er was geen significante associatie tussen sector en de mate waarin men het eens was met deze stelling. Ook tussen de gemiddelde mate waarin werkgevers het eens waren met de stelling waren geen significante verschillen tussen sectoren, hetgeen blijkt en uit een non-significante F-waarde. Tabel 3.55 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er voor dat het rookbeleid wordt ingevoerd veel aandacht zijn besteed aan roken op het werk”, per sector (%) Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
bouw
cult
fin
zorg
hor
75 9 4 1 11
67 17 5 4 7
62 11 9 4 14
68 16 5 7 4
68 13 5 7 7
ind
lv ond
72 67 13 19 7 3 1 3 7 9
68 13 8 4 7
obsv
ovz
rch
vzd
voc
tot
83 9 3 0 5
79 8 4 1 8
62 13 10 5 10
64 24 5 3 4
65 10 8 4 13
69 14 6 3 8
(Cstand=n.s.) (F=n.s)
In tabel 3.55 zijn voor deze stelling de resultaten per sector weergegeven. Ook tussen de bedrijfsgrootten waren geen significante verschillen, de resultaten hiervan zijn dan ook niet in een tabel weergegeven. Opzetten structuren Aan werkgevers uit middelgrote en grote bedrijven is gevraagd in hoeverre ze het eens waren met de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er een werkgroep worden gevormd, die de werkgever adviseert over het rookbeleid” (vraag 33). 42% van deze werkgevers was het geheel of gedeeltelijk met de stelling eens. Aan werkgevers van kleine bedrijven was een stelling voorgelegd waarin “werkgroep worden gevormd” in de stelling was veranderd in “persoon worden aangewezen” (vraag 34). 41% van de werkgevers in kleine bedrijven was het geheel of gedeeltelijk met deze stelling eens. Hoewel er wel grote verschillen tussen sectoren zichtbaar zijn en de contingency coëfficiënten voor associatie tussen sector en de mate waarin men het met de stelling eens is vrij hoog zijn (middelgrote en grote bedrijven Cstand=0,32 en kleine bedrijven Cstand=0,44) , zijn deze niet significant vanwege het kleinere aantal respondenten per sector die door de opsplitsing is ontstaan. Er waren wel significante verschillen tussen sectoren in de gemiddelde mate waarin werkgevers het met de stelling eens waren, voor zowel middelgroot/groot bedrijf als voor klein bedrijf. Dit blijkt uit significante F-waarden. Uit ttests op het gemiddelde bleek dat werkgevers uit de middelgrote en grote bedrijven in de sectoren onderwijs en openbare voorzieningsbedrijven het gemiddeld significant meer eens waren met de stelling dan gemiddeld over alle sectoren het geval was. Werkgevers uit kleine bedrijven in de sector
PARA-meter onderzoek werkgevers
45
zorg waren het gemiddeld significant meer eens met de stelling. In de sector horeca waren ze het gemiddeld significant minder eens met de stelling. In tabel 3.56 zijn de resultaten voor het middelgroot en groot bedrijf weergegeven per sector en in tabel 3.57 de resultaten van het klein bedrijf. Tabel 3.56 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er een werkgroep worden gevormd, die de werkgever adviseert over het rookbeleid” (middelgroot en groot bedrijf), per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=50 n=51 n=51 n=50 n=50 n=50 n=50 n=50 n=50 n=51 n=50 n=50 n=51 n=654 Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
22 16
29 12
25 18
32 16
16 20
26 12
18 14
32 24
36 16
41 18
30 18
24 6
24 8
27 15
6
6
6
6
8
8
8
16
2
4
12
4
10
7
4
10
8
16
14
4
8
2
8
8
10
18
6
9
52
43
43
30
42
50
52
26
38
29
30
48
53
41
(Cstand=n.s.) (F=2,07, p<0,05) Donker gearceerd= gemiddelde mate van eens zijn significant hoger dan gemiddeld
Tabel 3.57 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er iemand worden aangewezen die de werkgever adviseert over het rookbeleid” (klein bedrijf), per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv n=26 n=25 n=28 n=26 n=25 n=26 n=25 Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
ond obsv ovz rch vzd voc tot n=25 n=26 n=25 n=28 n=26 n=26 n=337
15
52
25
35
12
31
16
20
46
36
11
35
15
27
15
4
18
27
8
8
24
20
4
12
14
12
19
14
8
4
14
15
4
8
4
8
8
12
18
4
0
8
12
36
4
0
8
12
4
16
4
8
11
4
8
7
50
4
39
23
68
42
52
36
38
32
46
46
58
44
(Cstand=n.s.) (F=1,94, p<0,05) Donker gearceerd= significant meer eens dan gemiddeld Licht gearceerd= significant minder eens dan gemiddeld
In tabel 3.58 is te zien dat werkgevers uit grote bedrijven vaker vinden dat een werkgroep belangrijk is dan werkgevers uit een middelgroot bedrijf, dit verschil is significant.
46
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.58 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet er een werkgroep worden gevormd, die de werkgever adviseert over het rookbeleid “ (%) middelgroot bedrijf n=326
groot bedrijf n=328
22 13 9 11 46
33 18 6 7 37
Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens (Cstand=0,18, p<0,01)
Probleeminventarisatie 61% van de werkgevers was het geheel of gedeeltelijk eens met de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet het personeel op een gestructureerde wijze ondervraagd worden om de meningen over roken in de hele organisatie goed in beeld te krijgen” (vraag 32). Er was geen significante associatie tussen sector en de mate waarin men het eens is met deze stelling. In tabel 3.59 valt wel op dat werkgevers in de bouw het veel vaker dan de andere werkgevers eens zijn met de stelling, toch is dit niet significant. Ook tussen de gemiddelde mate waarin werkgevers het met de stelling eens waren, waren geen significante verschillen tussen sectoren. Tabel 3.59 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet het personeel op een gestructureerde wijze ondervraagd worden om de meningen over roken in de hele organisatie goed in beeld te krijgen”, naar sectoren (%) bouw Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
57 16 4 4 20
cult
fin
zorg
hor
45 46 18 8 4 9 7 9 26 29
43 17 5 5 29
47 15 8 9 21
ind
lv
ond
obsv
49 48 14 19 5 5 5 9 26 19
39 23 12 8 19
45 13 5 9 28
ovz rch 45 16 7 12 21
46 19 10 5 19
vzd
voc
tot
38 24 7 13 18
42 9 8 9 32
45 16 7 8 24
(Cstand=n.s.) (F=n.s.)
De bedrijfsgrootte was wel significant geassocieerd met de mate waarin men het eens was met de stelling dat het personeel op een gestructureerde wijze moet worden ondervraagd om de meningen over roken in de hele organisatie goed in beeld te brengen. In tabel 3.60 is te zien dat werkgevers in kleine bedrijven het vaker belangrijk vonden dat personeel op een gestructureerde wijze werd ondervraagd over roken dan in middelgrote of grote bedrijven.
PARA-meter onderzoek werkgevers
47
Tabel 3.60 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet het personeel op een gestructureerde wijze ondervraagd worden om de meningen over roken in de hele organisatie goed in beeld te krijgen”, naar bedrijfsgrootte (%) klein
middelgroot
groot
54 14 8 6 19
43 16 9 8 24
39 17 4 11 29
Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens (Cstand=0,18, p<0,05)
Ontwikkelen plan Er waren zowel tussen de sectoren als tussen de verschillende bedrijfsgrootten significante verschillen in de mate waarin werkgevers het eens waren met de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet de ontwikkeling en uitvoering van het rookbeleid gebeuren op basis van een van tevoren opgesteld plan”(vraag 35). Het grootste deel van de werkgever, namelijk 59% was het er helemaal mee eens dat een vooraf opgesteld plan belangrijk is voor de realisatie van een effectief rookbeleid. In tabel 3.61 zijn de resultaten voor de sectoren weergegeven. In de zorg was men het gemiddeld in significant hogere mate eens met de stelling dan gemiddeld over alle sectoren. In tabel 3.62 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten gegeven. Tabel 3.61 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet de ontwikkeling en uitvoering van het rookbeleid gebeuren op basis van een van tevoren opgesteld plan”, per sector (%). bouw Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
58 13 4 4 21
cult fin 63 12 5 3 17
53 22 4 9 13
zorg
hor
64 17 7 4 8
60 16 11 4 9
ind
lv
ond
obsv
47 59 16 19 8 8 5 0 24 15
64 13 13 4 5
66 12 3 4 16
ovz rch 66 16 1 7 11
60 15 8 1 15
vzd
voc
tot
53 16 4 8 20
58 8 5 0 29
59 15 6 4 16
(C=0,28, p<0,05) Donker grijs = Significant meer eens dan gemiddeld
Tabel 3.62 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren moet de ontwikkeling en uitvoering van het rookbeleid gebeuren op basis van een van tevoren opgesteld plan”, per bedrijfsgrootte (%). Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens (Cstand=0,16, p=0,01)
48
PARA-meter onderzoek werkgevers
klein
middelgroot
groot
58 14 8 3 18
53 18 6 6 17
67 12 5 4 12
Evaluatie De laatste stelling die is gerelateerd aan het stappenplan was: “om een effectief rookbeleid te handhaven is het van belang dat het met een zekere regelmaat wordt geëvalueerd” (vraag 36). De meeste werkgevers, 62%, waren het helemaal eens met deze stelling. Nog eens 15% was het er een beetje mee eens. De mate waarin men het met de stelling eens was, was niet significant geassocieerd met sector of bedrijfsgrootte. Ook tussen de gemiddelde mate waarin werkgevers het met de stelling eens waren, waren geen significante verschillen tussen sectoren. In tabel 3.63 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven. De resultaten voor bedrijfsgrootte zijn niet in een tabel weergegeven. Tabel 3.63 Antwoord op de stelling: “Om een effectief rookbeleid te handhaven is het van belang dat het met een zekere regelmaat wordt geëvalueerd”, per sector (%). Helemaal eens Een beetje eens Niet eens/oneens Een beetje oneens Helemaal oneens
bouw
cult
fin
zorg
hor
66 12 7 3 13
68 11 7 3 12
56 18 6 8 13
68 16 4 4 8
57 17 9 5 11
ind
lv
53 67 24 15 9 5 5 4 9 9
ond obsv 60 13 7 4 15
66 13 5 1 14
ovz 72 11 5 5 7
rch
vzd
voc
tot
68 12 6 1 13
54 17 4 5 20
52 12 6 4 26
62 15 6 4 13
(Cstand=n.s.) (F=n.s.)
Gehele stappenplan De groep werkgevers die het met alle stellingen eens (zowel helemaal mee eens als een beetje mee eens)was, en dus van alle genoemde stappen van het stappenplan het belang inzag maakte in totaal 26% van alle werkgevers uit. Het percentage verschilde per bedrijfsgrootte en sector, deze verschillen waren echter niet significant. In tabel 3.64 en 3.65 staan de waarden voor de afzonderlijke groepen gegeven. De tabel met sectoren is gerangschikt naar percentage, van hoog naar laag. Tabel 3.64 Percentage werkgevers die het met alle stellingen over het stappenplan eens zijn, naar bedrijfsgrootte Bedrijfsgrootte
%
Klein bedrijf (1-9 wn) Middelgroot bedrijf (10-99 wn) Groot bedrijf (100+ wn)
28 22 29
(Cstand=n.s.)
PARA-meter onderzoek werkgevers
49
Tabel 3.65
Percentage werkgevers die het met alle stellingen over het stappenplan eens zijn, per sector
Sector
%
Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Bouwnijverheid Onderwijs Gezondheids-, welzijnszorg Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Openbare voorzieningsbedrijven Reparatie consumenten artikelen/handel Verhuur/zakelijke dienstverlening Horeca Landbouw, visserij Vervoer, opslag, communicatie Industrie Financiële instellingen Totaal
34 32 31 29 29 29 26 24 23 23 22 21 20 26
(Cstand=n.s.)
3.5
Attitude
3.5.1 Beste rookbeleid volgens werkgevers In paragraaf 1.5 is uitgebreid aan de orde gekomen welke vormen van rookbeleid er worden onderscheiden en welke vormen als adequaat rookbeleid worden gezien. Zowel sector als bedrijfsgrootte waren significant geassocieerd met het soort rookbeleid dat werkgevers aanwezen als het beste (vraag 14). De percentages zijn weergegeven in tabel 3.66 en 3.67. Tabel 3.66 Rookbeleid dat volgens de werkgever in het algemeen het beste is, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Algemeen met speciale rookruimten Volledig rookverbod
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
22 20 8 28
5 6 7 10 16 9 41 62
0 9 12 47
7 7 8 33 20 23 12 18 16 30 32 33
1 9 12 49
3 7 22 51
5 9 12 13 8 9 52 49
11 17 5 46
16 8 13 15 10 12 32 43
22
31 12
32
18
28
17
23 20
21
29 23
24 20
(Cstand=0,38, p<0,01)
Het verschil tussen klein, middelgroot en groot bedrijf zat vooral in het feit dat in het klein bedrijf de aanhang voor een volledig rookverbod veel groter is dan in het middelgroot en groot bedrijf, dit ten koste van de aanhang voor het algemeen rookverbod met speciale rookruimten.
50
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.67 Rookbeleid dat volgens de werkgever in het algemeen het beste is, per bedrijfsgrootte (%) Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Algemeen met speciale rookruimten Volledig rookverbod
klein
middelgroot
groot
11 16 7
10 17 11
8 15 12
34
42
43
32
20
23
(Cstand=0,29, p<0,01)
Gemiddeld wees 65% van de werkgevers een rookbeleid dat behoort tot de categorie adequaat rookbeleid aan als beste rookbeleid. In de zorg en het onderwijs kenden deze vormen significant meer aanhang dan gemiddeld en in de horeca en de bouw significant minder. In tabel 3.68 is per sector het percentage werkgevers weergegeven dat een adequaat rookbeleid als algemeen beste rookbeleid aanwees. Tabel 3.68 Percentage werkgevers dat een ‘adequaat rookbeleid’ als beste noemt, per sector Sector
%
Horeca Bouwnijverheid Landbouw, visserij Industrie Vervoer, opslag, communicatie Verhuur/zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur/sociale verzekeringen Reparatie consumenten artikelen/handel Cultuur, recreatie, overige dienstverlening Financiële instellingen Openbare voorzieningsbedrijven Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg
48 50 53 55 61 67 68 68 72 74 75 77 79
Totaal
66
(Cstand =o,30, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
3.5.2 Voor- en nadelen van rookbeleid Van alle werkgevers zag 88% voordelen van rookbeleid en zag 52% nadelen van rookbeleid. Welke voor- en nadelen er genoemd werden is weergegeven in respectievelijk tabel 3.69 en tabel 3.70 (vraag 24a en 24b).
PARA-meter onderzoek werkgevers
51
Tabel 3.69 Meest genoemde voordelen van rookbeleid Voordeel Ik zie geen voordelen Een gezondere werkomgeving Minder discussie/conflicten tussen rokers en niet-rokers Minder klachten over tabaksrook Hygiënischer Goed voor imago bedrijf Afname ziekteverzuim Verhoogd de productiviteit Vergroot de bedrijfsveiligheid Voorkomen hinder Duidelijkheid Mensen gaan minder roken/stoppen Voorkomen overtreding wet Tabel 3.70
n genoemd
% genoemd
118 544 212 210 109 58 52 49 36 27 27 24 17
12 55 21 21 11 6 5 5 4 3 3 2 1
Meest genoemde nadelen rookbeleid
Nadeel Ik zie geen nadelen Weerstand bij personeel/klachten van rokers Inperking van de vrijheid van het personeel Verlaagt de productiviteit Veroorzaakt scheiding tussen rokers en niet-rokers Problemen bij handhaven rookbeleid Praktische problemen bij creëren rookruimten Kosten die gemaakt moeten worden Slecht voor imago bedrijf
n genoemd
% genoemd
471 181 109 109 92 39 19 13 10
48 18 11 11 9 4 2 1 1
Bij de voordelen waren er meer significante verschillen tussen sectoren dan bij de nadelen. Alleen de aspecten waarop werkgevers uit verschillende sectoren significant van elkaar verschilden worden verder uitgelicht. Voor de overige aspecten worden de afzonderlijke waarden voor de verschillende sectoren buiten beschouwing gelaten. Bij de voordelen was er een significante associatie tussen sector en het noemen van een gezondere werkomgeving (Cstand= 0,31, p<0,01), vergroting van de bedrijfsveiligheid (Cstand=0,20, p<0,05) en voorkomen overtreding wet (Cstand=0,25, p<0,01) als voordeel van rookbeleid. In tabel 3.71 zijn voor de betreffende voordelen de percentages werkgevers waardoor ze genoemd zijn per sector weergegeven. Ook verschilden de werkgevers in de sectoren in of ze überhaupt voordelen zagen (Cstand =0,31, p<0,01), dit is ook in tabel 3.71 te zien. De cellen van de sectoren die significant afwijken van het gemiddeld zijn gearceerd. De belangrijkste afwijkingen van het gemiddelde waren dat werkgevers in de horeca in het algemeen significant minder voordelen van rookbeleid zagen, dat werkgevers in de zorg, het openbaar bestuur en sociale verzekeringen en de openbare voorzieningsbedrijven gezondheid
52
PARA-meter onderzoek werkgevers
vaker als voordeel van rookbeleid noemden en dat werkgevers in het openbare bestuur en sociale verzekeringen wet naleven vaker als voordeel noemden dan gemiddeld. Tabel 3.71 Percentage werkgevers dat voordeel van rookbeleid noemt, per sector. Geen voordelen Gezondheid Veiligheid Gehoorzamen wet
bouw
cult
fin
zorg
hor
18 42 11 3
16 49 3 0
4 58 3 1
3 72 1 1
29 35 1 0
ind
lv
ond
obsv
17 17 49 45 5 0 0 3
3 64 3 1
4 74 5 9
ovz rch 8 67 7 0
13 53 5 3
vzd
voc
tot
14 57 0 0
9 48 4 1
12 55 4 2
Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
Bij de nadelen was er alleen een significante associatie tussen sector en het percentage werkgevers dat een verlaagde productiviteit van de werknemers als nadeel van rookbeleid zag. De waarden voor de verschillende sectoren zijn in tabel 3.70 weergegeven. In de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen werd dit nadeel significant vaker genoemd dan gemiddeld. In de sectoren bouw en onderwijs werd verlaagde productiviteit minder vaak genoemd als nadeel dan gemiddeld. Tabel 3.72 Percentage werkgevers dat verlaagde productiviteit als nadeel van rookbeleid noemt, per sector. bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot Verlaagde productiviteit
5
8
10
9
13
12
7
5
25
13
10
11
14
11
(Cstand=0,22, p<0,01) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld, Donker gearceerd = significant hoger percentage dan gemiddeld
De bedrijfsgrootte was significant geassocieerd met de mate waarin een groot aantal voor- en nadelen werden genoemd. In tabel 3.73 en 3.74 is voor deze voor- en nadelen het percentage werkgevers per bedrijfsgrootte weergegeven dat het betreffende voor- of nadeel heeft genoemd. Ook is in deze tabel de gestandaardiseerde contingency coëfficiënt gegeven met de bijbehorend p-waarde. Tabel 3.73 Percentage werkgevers dat voordeel van rookbeleid noemt, naar bedrijfsgrootte Geen voordelen Gezondheid Hygiëne Veiligheid Discussie voorkomen Klachten voorkomen
klein
middelgroot
groot
totaal
18 45 15 4 17 17
14 54 7 2 21 20
3 66 12 5 26 27
12 55 11 4 21 21
PARA-meter onderzoek werkgevers
Cstand
p
0,25 <0,01 0,23 <0,01 0,14 <0,05 0,11 <0,05 0,13 <0,05 0,13 <0,05
53
Tabel 3.74
Percentage werkgevers dat nadeel van rookbeleid noemt, naar bedrijfsgrootte.
Geen nadelen Scheiding rokers/niet-rokers Handhavingproblemen Verlaagde productiviteit Slecht voor imago Kosten
klein
middelgroot
groot
totaal
Cstand
p
60 4 2 5 2 0
50 11 2 7 0 1
32 13 7 21 0 3
47 9 4 11 1 1
0,31 0,18 0,16 0,30 0,13 0,17
<0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,05 <0,01
3.5.3 Wettelijke bepalingen In tabel 3.75 zijn de percentages werkgevers per sector weergegeven die dachten wettelijk verplicht te zijn om regels rond roken in te stellen (vraag 37). Er was een significante associatie tussen sector en het al dan niet denken dat men verplicht is om regels in te stellen over roken. In de sectoren zorg, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen dachten significant meer werkgevers dan gemiddeld dat ze wettelijk verplicht waren om regels rond roken in te stellen. In de sector cultuur, recreatie en overige dienstverlening dachten significant minder werkgevers dit. Tabel 3.75
Bent u wettelijk verplicht om regels rond roken in te stellen? per sector (%)
Ja Nee Weet niet/w.n.z
bouw
cult
37 36 25
29 46 25
fin zorg 33 38 29
58 20 22
hor
ind
35 47 19
39 34 26
lv ond 40 29 31
60 20 20
obsv Ovz 79 12 9
43 35 23
rch
vzd
voc
tot
37 35 28
39 34 26
32 36 31
43 33 24
(Cstand=0,36, p<0,o1) Licht gearceerd= significant lager percentage dan gemiddeld Donker gearceerd= significant hoger percentage dan gemiddeld
Ook tussen de bedrijfsgrootten waren significante verschillen wat betreft het al dan niet denken verplicht te zijn om regels rond roken in te stellen. Dit is te zien in tabel 3.76. Tabel 3.76 Bent u wettelijk verplicht om regels rond roken in te stellen? naar bedrijfsgrootte (%) Ja Nee Weet niet/ wil niet zeggen
klein
Middelgroot
groot
30 43 27
41 33 25
58 21 21
(Cstand=0,29, p<0,01)
Er was geen significante associatie tussen zowel werkgevers uit verschillende sectoren als tussen werkgevers bij bedrijven van verschillende grootte en het al dan niet denken wettelijk verplicht te zijn om werknemers een gelegenheid te bieden om te kunnen roken (vraag 38). In tabel 3.77 zijn de percentages per sector weergegeven.
54
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.77 Bent u wettelijk verplicht om rokende werknemers een gelegenheid te bieden waar ze kunnen roken? per sector (%) Ja Nee Weet niet/w.n.z
bouw
cult
fin zorg
43 33 24
45 34 21
35 30 34
33 39 28
hor
ind
44 33 23
33 36 32
lv ond 39 32 29
39 30 31
Obsv
ovz
rch
vzd
voc
tot
34 36 30
44 36 20
41 32 27
46 24 30
36 30 34
39 33 28
(Cstand=n.s.)
65% van de werkgevers dacht wettelijk verplicht te zijn om een werknemer een rookvrije werkplek aan te bieden als deze daar behoefte aan heeft (vraag 39). Er was geen significante associatie tussen sector en het al dan niet denken verplicht te zijn om werknemers een rookvrije werkplek te bieden. In tabel 3.78 zijn de percentages per sector weergegeven. Er was wel een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en het al dan niet denken dat werknemers recht hebben op een rookvrije werkplek, zie tabel 3.79. Tabel 3.78 Bent u wettelijk verplicht om een werknemer een rookvrije werkplek aan te bieden als hij/zij daar behoefte aan heeft? per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
66 16 18
66 62 17 19 17 19
70 14 16
60 27 13
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
61 68 20 16 20 16
52 29 19
76 13 11
74 11 16
63 18 19
68 11 21
64 16 21
65 17 17
(Cstand =n.s.)
Tabel 3.79 Bent u wettelijk verplicht om een werknemer een rookvrije werkplek aan te bieden als hij/zij daar behoefte aan heeft? naar bedrijfsgrootte (%) Ja Nee Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
58 22 20
63 17 20
75 13 12
(Cstand=0,18, p<0,01)
Hoe groter het bedrijf hoe meer werkgevers een wettelijke verplichting tot het bieden van een rookvrije werkplek dachten te hebben. Zowel sector als bedrijfsgrootte waren niet significant geassocieerd met het al dan niet iets gehoord hebben over de nieuwe tabakswet (vraag 40). Toch werd in de grote bedrijven door bijna 10% meer werkgevers dan in de kleinere bedrijven aangegeven dat men al iets over de nieuwe tabakswet had gehoord, namelijk 42% in grote bedrijven t.o.v. 34% in kleine bedrijven en 33% in middelgrote bedrijven. Gemiddeld had 36% van de werkgevers al iets over de nieuwe tabakswet gehoord. In tabel 3.80 is per sector weergegeven hoeveel procent van de werkgevers al iets over de nieuwe wet had gehoord.
PARA-meter onderzoek werkgevers
55
Tabel 3.80 Mogelijk komt er binnenkort een nieuwe tabakswet. Heeft u daar al iets over gehoord? Per sector (%) Ja Nee
bouw
cult
fin
zorg
hor
ind
lv
ond
obsv
ovz
rch
vzd
voc
tot
37 63
38 62
34 66
39 61
33 67
32 68
40 60
35 65
37 63
41 59
38 62
34 66
33 67
36 64
(Cstand=n.s.)
3.5.4 Schadelijkheid tabaksrook Er was geen significant associatie van mate waarin werkgevers dachten dat een rokerige werkomgeving schadelijk was voor de gezondheid van hun niet rokende werknemers (vraag 11) met zowel sector als bedrijfsgrootte. Ook waren er geen significante verschillen tussen de gemiddelden. In tabel 3.81 zijn de resultaten per sector weergegeven. Voor het berekenen van de contingency coëfficiënt en overige toetsen is de categorie weet niet buiten beschouwing gelaten. Tabel 3.81 Mate waarin werkgevers denken dat een rokerige werkomgeving schadelijk is voor de gezondheid van hun niet-rokende medewerkers, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Niet schadelijk Beetje schadelijk Schadelijk Zeer schadelijk Weet niet/wil niet zeggen
4 14 52 21 8
3 3 15 15 44 53 36 29 3 0
3 16 45 33 3
1 20 44 26 9
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
6 4 17 23 50 43 25 23 3 7
1 13 45 39 1
5 14 46 28 7
1 17 45 36 1
3 25 40 29 4
11 23 43 24 0
4 4 20 18 39 45 32 29 5 4
(Cstand=n.s.) (F=n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen
In tabel 3.82 is weergegeven in welke mate werkgevers dachten dat roken schadelijk is voor de gezondheid van hun rokende werknemers (vraag 12). Er was geen significant associatie met sector als de categorie weet niet buiten beschouwing werd gelaten. Wel waren er significante verschillen tussen sectoren in gemiddelde schadelijkheid. In de sector openbare voorzieningsbedrijven dachten werkgevers gemiddeld dat roken schadelijker was voor hun rokende werknemers dan gemiddeld over alle sectoren het geval was. Tabel 3.82 Mate waarin werkgevers denken dat een roken schadelijk is voor de gezondheid van hun rokende medewerkers, per sector (%) bouw cult Niet schadelijk Beetje schadelijk Schadelijk Zeer schadelijk Weet niet/wil niet zeggen
3 9 37 47 4
3 10 31 55 1
fin
zorg
hor
ind
1 4 30 62 3
2 2 35 61 0
0 4 52 37 7
0 3 43 54 0
(Cstand=n.s.) (F=2,17, p=0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Donker gearceerd= significant hogere verwachte schadelijkheid dan gemiddeld
56
PARA-meter onderzoek werkgevers
lv ond obsv 2 5 48 42 5
0 8 33 59 0
1 1 33 60 4
ovz
rch
vzd
voc
tot
0 1 24 74 0
0 4 37 57 1
3 7 38 51 1
3 4 39 53 1
1 5 37 55 2
Tussen bedrijfsgrootte en mate waarin werkgevers denken dat een roken schadelijk is voor de gezondheid van hun rokende medewerkers was wel een significante associatie. In kleine bedrijven dacht men gemiddeld dat roken minder schadelijk was voor rokers, dan in grote bedrijven (p<0,05). In tabel 3.83 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. Tabel 3.83 Mate waarin werkgevers denken dat een roken schadelijk is voor de gezondheid van hun rokende medewerkers, naar bedrijfsgrootte (%) Niet schadelijk Beetje schadelijk Schadelijk Zeer schadelijk Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
3 6 35 52 3
1 6 39 52 2
1 2 36 59 2
(Cstand =0,15, p<0,05) exclusief weet niet/wil niet zeggen
3.5.5 Overige attitude In tabel 3.84 is weergegeven hoe belangrijk de werkgevers in de verschillende sectoren het vinden dat wordt voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook (vraag 44). Er was een significante associatie tussen sector en de mate waarin werkgevers het belangrijk vonden dat werd voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook. In de sectoren cultuur, recreatie en overige dienstverlening, zorg, openbaar bestuur en sociale verzekeringen en openbare voorzieningsbedrijven vonden werkgevers het significant belangrijker dan gemiddeld. In de sector horeca vonden werkgevers het significant minder belangrijk dan gemiddeld. Tabel 3.84 Mate waarin werkgevers het belangrijk vinden dat wordt voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Zeer belangrijk Belangrijk Niet belangrijk/niet onbelangrijk Onbelangrijk Zeer onbelangrijk Weet niet
41 41 8 4 4 3
53 52 37 38 11 8 0 3 0 0 0 0
57 36 7 1 0 0
36 37 15 7 1 4
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
41 36 42 52 9 11 1 1 3 0 4 0
59 32 5 1 1 1
63 29 5 1 0 1
55 37 7 1 0 0
38 45 13 4 0 0
45 34 16 4 1 0
39 47 40 38 16 10 4 3 0 1 1 1
(Cstand =0,29, p<0,05) exclusief weet niet Licht gearceerd = significant minder belangrijk dan gemiddeld, Donker gearceerd=significant belangrijker dan gemiddeld
In tabel 3.85 is weergegeven hoe belangrijk de werkgevers in de verschillende bedrijfsgrootten het vinden dat wordt voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook. Er was een significante associatie met bedrijfsgrootte.
PARA-meter onderzoek werkgevers
57
Tabel 3.85 Mate waarin werkgevers het belangrijk vinden dat wordt voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook, naar bedrijfsgrootte (%) Zeer belangrijk Belangrijk Niet belangrijk/niet onbelangrijk Onbelangrijk Zeer onbelangrijk Weet niet
klein
middelgroot
groot
41 41 13 3 1 1
49 34 11 3 1 2
52 41 6 2 0 0
(Cstand =0,16, p<0,05) exclusief weet niet
In tabel 3.86 en tabel 3.87 is weergegeven wat de werkgevers in de verschillende sectoren respectievelijk bedrijfsgrootten verwachtten dat de financiële gevolgen van een adequaat rookbeleid op lange termijn zouden zijn (vraag 45). Tabel 3.86 Verwachte financiële gevolgen van adequaat rookbeleid op lange termijn, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Levert veel geld op Levert een beetje geld op Levert niets op, kost niets Kost beetje geld Kost veel geld Weet niet/wil niet zeggen
5 16 51 16 9 3
14 9 21 15 30 37 8 14 14 14 12 11
5 18 39 12 8 17
5 11 41 17 21 4
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
5 5 11 21 47 45 12 16 11 5 14 7
9 16 31 20 3 21
14 21 22 25 9 8
7 33 25 16 9 11
6 19 32 18 10 14
4 29 32 17 9 9
5 16 47 9 8 16
7 19 37 15 10 11
(Cstand =0,35, p<0,01 inclusief weet niet/wil niet zeggen) (Cstand =0,33, p<0,01 exclusief wn/wnz) Licht gearceerd= verwacht significant negatievere financiële gevolgen dan gemiddeld
Er was zowel tussen sector en verwachtte financiële gevolgen als tussen bedrijfsgrootte en verwachtte financiële gevolgen een significante associatie. In de sector horeca verwachtten werkgevers significant negatievere financiële gevolgen van rookbeleid op de lange termijn dan gemiddeld. Tabel 3.87 Verwachte financiële gevolgen van adequaat rookbeleid op lange termijn, naar bedrijfsgrootte (%) Levert veel geld op Levert een beetje geld op Levert niets op, kost niets Kost beetje geld Kost veel geld Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
8 14 44 13 10 11
6 19 35 14 11 13
8 24 31 18 9 9
(Cstand =0,19, p<0,01 inclusief weet niet/wil niet zeggen) (Cstand =0,19, p<0,01 exclusief weet niet/wil niet zeggen)
58
PARA-meter onderzoek werkgevers
79% van de werkgevers was het geheel of gedeeltelijk eens met de stelling “Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook” (vraag 46). In tabel 3.88 zijn de resultaten per sector weergegeven. Er was geen significante associatie tussen sector en de mate van eens zijn met de stelling. Wel waren er significante verschillen tussen sectoren in de gemiddelde mate van eens zijn met de stelling. Tabel 3.88 Antwoord op stelling “Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook”, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Helemaal mee eens Een beetje mee eens Niet mee eens/ niet mee oneens Een beetje mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet/wil niet zeggen
47 24 9 7 13 0
61 48 18 32 8 6 3 8 9 5 1 0
64 22 4 4 5 0
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
43 53 47 29 26 29 7 7 7 1 7 1 16 5 16 0 3 0
65 19 3 7 5 1
72 16 8 0 4 0
63 21 7 1 7 1
56 18 8 8 9 1
53 26 9 5 5 1
55 56 22 23 5 7 4 4 12 9 3 1
(Cstand =n.s.) exclusief weet niet/wil niet zeggen (F=2,23, p<0,01) Licht gearceerd= significant minder eens dan gemiddeld, Donker gearceerd=significant meer eens dan gemiddeld
In de horeca waren werkgevers het significant minder eens met de stelling en in de sector openbaar bestuur en sociale voorziening waren werkgevers het significant meer eens met de stelling. In tabel 3.89 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven voor de stelling “Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook”. Er waren significante verschillen tussen bedrijfsgrootten in de mate van eens zijn met de stelling. Werkgevers van grote bedrijven waren het significant meer eens met de stelling dan werkgevers in kleine en middelgrote bedrijven. Tabel 3.89 Antwoord op stelling “Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook”, naar bedrijfsgrootte (%) Helemaal mee eens Een beetje mee eens Niet mee eens/ niet mee oneens Een beetje mee oneens Helemaal mee oneens Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
48 25 9 6 11 1
53 24 6 4 11 1
68 21 5 3 3 0
(Cstand =0,24, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
3.6
Subjectieve norm
In tabel 3.90 is per sector, voor de bedrijven met een adequaat rookbeleid, weergegeven wat volgens werkgevers de mening van werknemers over dit rookbeleid was (vraag 48). Er waren significante verschillen tussen sectoren .
PARA-meter onderzoek werkgevers
59
Tabel 3.90 Mening van de werknemers over het huidige rookbeleid volgens werkgevers, indien adequaat rookbeleid aanwezig, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=23 n=37 n=45 n=60 n=23 n=25 n=25 n=50 n=39 n=40 n=43 n=32 n=34 n=476 Erg positief Redelijk positief Niet positief/ niet negatief Redelijk negatief Erg negatief Weet niet/ wnz
39 26
59 30
40 53
52 35
26 48
40 36
36 44
58 28
38 41
43 43
23 51
53 34
38 35
43 39
26
8
2
12
22
24
12
8
18
10
14
9
12
12
0
0
2
0
4
0
8
2
3
0
2
0
9
2
9 0
0 3
0 2
0 2
0 0
0 0
0 0
0 4
0 0
0 5
0 9
0 3
0 6
0 3
(Cstand =0,45, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Donker gearceerd= gemiddelde score hoger (=positiever) dan gemiddeld
In de sectoren cultuur, recreatie en openbare dienstverlening en onderwijs werd een adequaat rookbeleid volgens de werkgevers significant positiever ervaren door de werknemers dan gemiddeld. In tabel 3.91 is per bedrijfsgrootte, voor de bedrijven met een adequaat rookbeleid, weergegeven wat volgens werkgevers de mening van werknemers over het rookbeleid was. Er waren significante verschillen tussen bedrijfsgrootten. Deze zaten met name in het feit dat werknemers in kleine bedrijven significant vaker positief waren over het rookbeleid dan in middelgrote en grote bedrijven en significant minder vaak redelijk positief. Tabel 3.91 Mening van de werknemers over het huidige rookbeleid, indien adequaat rookbeleid aanwezig, naar bedrijfsgrootte (%)
Erg positief Redelijk positief Niet positief/ niet negatief Redelijk negatief Erg negatief Weet niet/wil niet zeggen
Klein n=156
Middelgroot n=141
Groot n=179
60 26 8 2 1 3
38 45 11 1 0 6
32 46 17 3 0 1
(Cstand =0,30, p<0,01) exclusief weet niet
In tabel 3.92 en 3.93 is voor de bedrijven waar nog geen adequaat rookbeleid gold weergegeven hoe de werknemers volgens de werkgevers dachten over het verscherpen van het heersende rookbeleid. In tabel 3.92 staan de waarden per sector. Er waren geen significante verschillen tussen sectoren, ook niet tussen de gemiddelden.
60
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.92 Mening van werknemers over eventueel strengere regels ten aanzien van roken, indien geen adequaat rookbeleid aanwezig, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=53 n=39 n=34 n=16 n=52 n=51 n=50 n=25 n=37 n=36 n=35 n=44 n=43 n=515 Erg positief Redelijk positief Niet positief/ niet negatief Redelijk negatief Erg negatief Weet niet/wil niet zeggen
13 34
10 49
24 32
19 38
12 25
18 39
26 30
20 36
24 35
25 39
17 31
9 45
14 23
17 35
19
15
21
19
25
14
22
32
19
17
31
20
28
21
11
13
12
25
15
16
10
4
14
11
3
16
21
13
19 4
8 5
9 3
0 0
17 6
10 4
10 2
8 0
8 0
6 3
6 11
5 5
9 5
10 4
(C=n.s) (F=n.s) exclusief weet niet/wil niet zeggen
In tabel 3.93 zijn de waarden per bedrijfsgrootte weergegeven. Er is een significante associatie tussen bedrijfsgrootte en mening van werkgevers over de invoer van strengere regels. Tabel 3.93 Mening van werknemers over eventueel strengere regels ten aanzien van roken, indien geen adequaat rookbeleid aanwezig, naar bedrijfsgrootte (%)
Erg positief Redelijk positief Niet positief/ niet negatief Redelijk negatief Erg negatief Weet niet/wil niet zeggen
Klein n=181
Middelgroot n=185
Groot n=149
23 24 24 12 12 5
18 35 23 10 10 4
10 48 16 18 6 2
(Cstand =0,27, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen
De mate waarin werkgevers bij aanwezigheid van een “adequaat rookbeleid” denken dat werknemers dit als positief ervaren is significant hoger dan de mate waarin werkgevers denken dat werknemers de invoer van een adequaat rookbeleid als positief zullen ervaren (p<0,01). Aan de werkgevers is verder gevraagd welk deel van de werkgevers waar ze wel eens contact mee hebben, het belangrijk vindt dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook (vraag 23). Een groot deel van de werkgevers (31%) kan op deze vraag geen antwoord geven. In tabel 3.94 zijn de resultaten per sector weergegeven. Er is een significante associatie tussen sector en het deel van de “collega” werkgevers dat het belangrijk vindt dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook. In de sectoren bouwnijverheid en horeca vinden significant minder “collega” werkgevers het belangrijk dat niet rokende werknemers worden beschermd tegen
PARA-meter onderzoek werkgevers
61
tabaksrook. In de sectoren zorg, onderwijs en openbaar bestuur en sociale verzekeringen vinden significant meer werkgevers dit belangrijk. Tabel 3.94 Deel van andere werkgevers waar men wel eens contact mee heeft dat het belangrijk vindt dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Allemaal of bijna allemaal Meer dan de helft Ongeveer de helft Minder dan de helft Niemand Weet niet/wil niet zeggen
16 14 12 11 12 36
26 16 12 5 8 33
25 11 16 6 10 30
43 17 9 9 3 18
17 8 9 16 17 32
lv ond obsv ovz rch vzd voc tot
17 27 13 16 14 8 7 9 8 5 41 35
35 17 3 3 5 37
37 13 5 8 3 34
30 18 14 9 7 21
29 15 12 12 9 23
30 17 11 12 0 30
22 27 13 15 12 11 13 9 3 7 38 31
(Cstand =0,35, p=0,01 exclusief weet niet/wil niet zeggen) (Cstand =0,32, p<0,01 inclusief weet niet/wil niet zeggen) Licht gearceerd=significant minder belangrijk dan gemiddeld, Donker gearceerd=significant meer belangrijk dan gemiddeld
In tabel 3.95 zijn de resultaten voor de verschillende bedrijfsgrootten weergegeven. Tussen bedrijfsgrootten zijn significante verschillen. In grote bedrijven vinden significant meer “collega” werkgevers het belangrijk dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook dan in de kleine en middelgrote bedrijven. Tabel 3.95 Deel van andere werkgevers waar men wel eens contact mee heeft dat het belangrijk vindt dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook, naar bedrijfsgrootte (%) Allemaal of bijna allemaal Meer dan de helft Ongeveer de helft Minder dan de helft Niemand Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
25 11 9 9 11 36
22 13 11 10 7 36
35 20 12 9 2 23
(Cstand =o,23, p<0,01 exclusief weet niet/wil niet zeggen) (Cstand =0,26, p<0,01 inclusief weet niet/wil niet zeggen)
3.7
Eigeneffectiviteit
De werkgevers is gevraagd aan te geven hoe moeilijk of makkelijk het volgens hen is om een rookbeleid te realiseren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook (vraag 25). Van alle werkgevers verwachtte 44% dat het tamelijk tot heel makkelijk is, terwijl 45% dacht dat het tamelijk tot heel moeilijk zou zijn. De rest zat er tussenin of had geen mening. In tabel 3.96 zijn de waarden per sector weergegeven en in tabel 3.97 zijn de resultaten per bedrijfsgrootte weergegeven. Zowel sector als bedrijfsgrootte waren significant geassocieerd met de mate waarin werkgevers het moeilijk vinden om een rookbeleid te realiseren waarbij geen enkele nietrokende medewerker in contact komt met tabaksrook. In de sector horeca schatten de werkgevers het
62
PARA-meter onderzoek werkgevers
realiseren van zo’n rookbeleid significant moeilijker in dan gemiddeld. In de sector onderwijs schatten werkgevers het realiseren van zo’n rookbeleid significant makkelijker in dan gemiddeld. Tabel 3.96 Mate waarin werkgevers denken dat het moeilijk of makkelijk is om een rookbeleid te realiseren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook, per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind Heel makkelijk Tamelijk makkelijk Niet moeilijk/niet makkelijk Tamelijk moeilijk Heel moeilijk Weet niet/wil niet zeggen
20 12 18 21 26 3
26 25 8 22 17 1
25 20 8 25 22 0
26 28 4 24 17 1
16 12 4 15 52 1
18 16 17 28 21 0
lv ond obsv ovz rch vzd 24 15 20 17 23 1
36 19 8 19 15 4
17 26 14 26 16 0
17 24 11 29 20 0
22 27 12 15 23 1
24 28 12 17 20 0
voc tot 23 23 22 21 5 11 25 22 25 23 0 1
(Cstand=0,33, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Licht gearceerd= significant lager percentage moeilijk dan gemiddeld Donker gearceerd = significant hoger percentage moeilijk dan gemiddeld
Hoe kleiner het bedrijf hoe vaker werkgevers dachten dat het heel makkelijk is om een rookbeleid te realiseren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook. Tabel 3.97 Mate waarin werkgevers denken dat het moeilijk of makkelijk is om een rookbeleid te realiseren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook , per bedrijfsgrootte (%) Heel makkelijk Tamelijk makkelijk Niet moeilijk/niet makkelijk Tamelijk moeilijk Heel moeilijk Weet niet/wil niet zeggen
klein
middelgroot
groot
31 19 12 15 21 2
23 22 11 22 21 1
14 22 9 28 26 0
(Cstand=0,21, p<0,o1) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Aan de werkgevers die nog geen algemeen rookbeleid met speciale rookruimten of volledig rookverbod hadden ingevoerd is gevraagd in hoeverre zij het mogelijk achtten om in hun bedrijf een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook (vraag 47). 68% van de werkgevers achtte dit waarschijnlijk wel of zeker wel mogelijk. Zonder de horeca, met een percentage van 33% veruit de laagste score, mee te rekenen kwam dit zelfs op 72%. Er was een significante samenhang tussen sector en de mate waarin werkgevers het mogelijk achtten een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. In tabel 3.98 is te zien dat de sectoren sterk van elkaar verschillen.
PARA-meter onderzoek werkgevers
63
Tabel 3.98 De mate waarin werkgevers het in hun bedrijf mogelijk achten om een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet-rokende werknemers wordt blootgesteld aan tabaksrook (indien nog geen adequaat rookbeleid aanwezig), per sector (%) bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=53 n=39 n=34 n=16 n=52 n=51 n=50 n=25 n=37 n=36 n=35 n=44 n=43 n=515 Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien wel/ misschien niet Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet/wil niet zeggen
34 25
33 33
35 35
19 44
17 15
33 33
48 22
40 24
51 35
50 28
54 29
48 27
51 26
40 28
2
5
18
19
2
8
16
12
0
8
6
9
2
7
23
13
6
6
10
10
8
16
5
8
9
7
5
9
13 4
15 0
6 0
13 0
56 0
10 6
6 0
8 0
8 0
6 0
3 0
7 2
12 5
14 2
(Cstand=0,52, p<0,01) exclusief weet niet/wil niet zeggen Licht gearceerd= significant lager percentage niet mogelijk dan gemiddeld Donker gearceerd = significant hoger percentage niet mogelijk dan gemiddeld
In de sector horeca leek het werkgevers significant minder goed mogelijk om een adequaat rookbeleid te ontwikkelen dan gemiddeld. In de sectoren openbaar bestuur en sociale voorzieningen en reparatie consumentenartikelen en handel leek het de werkgevers significant beter mogelijk om een adequaat rookbeleid te ontwikkelen. Ook tussen bedrijfsgrootte en de mate waarin werkgevers het mogelijk achten een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook is een significante associatie. In tabel 3.99 zijn de waarden weergegeven voor de verschillende bedrijfsgrootten. Tabel 3.99 Mate waarin werkgevers het in hun bedrijf mogelijk achten om een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet-rokende werknemers wordt blootgesteld aan tabaksrook (indien nog geen adequaat rookbeleid aanwezig), naar bedrijfsgrootte. (%) klein Zeker wel Waarschijnlijk wel Misschien wel/ misschien niet Waarschijnlijk niet Zeker niet Weet niet/wil niet zeggen
n=181
middelgroot n=185
groot n=149
36 28 7 7 20 2
42 24 7 10 15 3
42 33 9 11 5 0
(Cstand=0,17, p<0,05) exclusief weet niet/wil niet zeggen
Indien er nog geen adequaat rookbeleid aanwezig was, is de werkgevers gevraagd hoe lang ze dachten nodig te hebben om een adequaat rookbeleid te ontwikkelen (vraag 30). Meer dan een kwart (28%)
64
PARA-meter onderzoek werkgevers
van de werkgevers dacht hiervoor korter dan 1 week nodig te hebben. Zowel sector als bedrijfsgrootte waren significant geassocieerd met de tijd die de werkgever nodig dacht te hebben om een rookbeleid in te kunnen voeren waarbij geen enkele niet-rokende werknemers wordt blootgesteld aan tabaksrook. In tabel 3.100 zijn de resultaten voor de verschillende sectoren weergegeven en in tabel 3.101 zijn de resultaten voor de bedrijfsgrootten weergegeven. Tabel 3.100 Termijn die werkgevers nodig denken te hebben om een rookbeleid in te voeren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook, per sector (%). bouw cult fin zorg hor ind lv ond obsv ovz rch vzd voc tot n=53 n=39 n=34 n=16 n=52 n=51 n=50 n=25 n=37 n=36 n=35 n=44 n=43 n=515 Korter dan 1 week 1 week tot 1 maand 1 tot 3 maanden 3 tot 6 maanden 6 maanden tot 1 jaar 1-1,5 jaar > 1,5 jaar Weet niet/wnz
32
26
29
13
31
22
26
32
14
25
46
27
35
28
15
15
12
13
8
22
16
20
19
19
9
23
21
16
9 9 2
10 5 10
6 9 18
13 31 13
2 4 8
16 8
10 6 4
12 8 12
19 16 5
19 3 14
9 9 9
11 11 5
2 12 9
10 9 8
6 13 13
3 10 21
3 21 3
13 0 6
0 17 31
2 6 14
6 2 30
4 0 12
8 5 14
0 11 8
3 6 11
7 2 14
2 2 16
4 8 16
12
(Cstand=0,45, p<0,01)
Tabel 3.101 Termijn die werkgevers nodig denken te hebben om een rookbeleid in te voeren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook, naar bedrijfsgrootte (%). klein n=181 Korter dan 1 week 1 week tot 1 maand 1 tot 3 maanden 3 tot 6 maanden 6 maanden tot 1 jaar 1 tot anderhalf jaar Langer dan 1,5 jaar Weet niet/wil niet zeggen
39 13 4 6 6 3 8 21
middelgroot n=185
groot n=149
29 19 11 8 5 4 8 16
14 16 17 15 15 5 8 10
(Cstand=0,39, p<0,01)
3.8
Determinantenanalyses
3.8.1 Blootstelling aan tabaksrook Er was een significante correlatie tussen 10 van de onafhankelijke variabelen (inclusief alle dummy’s) uit het in figuur 2 uit §2.4 gegeven model met blootstelling aan tabaksrook. De blootstelling aan
PARA-meter onderzoek werkgevers
65
tabaksrook is over het algemeen lager in bedrijven waar het rookbeleid streng is dan in bedrijven waar het rookbeleid soepel is. Verder is de blootstelling over het algemeen lager is in bedrijven waar het percentage rokende werknemers laag is dan in bedrijven waar dat hoog is, lager in bedrijven waar de naleving van het rookbeleid goed is dan in bedrijven waar dat niet zo is en lager in bedrijven waar de werkgever een niet-roker is dan in bedrijven waar de werkgever een roker is. Ook is blootstelling over het algemeen lager in bedrijven met een vrouwelijke werkgever en indien een rookbeleid centraal over de verschillende vestigingen van een bedrijf is geregeld in plaats van door vestigingen individueel. Tot slot is de blootstelling over het algemeen hoger in de sector horeca en lager in de sectoren onderwijs, zorg en landbouw en visserij. Om een voorspellend model te krijgen voor blootstelling, waarin de individuele invloed van iedere variabele is gecorrigeerd voor de invloed van de overige variabelen in het model, is een lineaire regressie-analyse uitgevoerd. In tabel 3.102 zijn de resultaten van deze analyse weergegeven. De variabelen staan op de volgorde waarin ze aan het model zijn toegevoegd, dit komt meestal overeen met ‘naar afnemende waarde van de gestandaardiseerde β’. Incidenteel kan echter door toevoeging van een variabele een kleine verschuiving optreden van de individuele invloed van een variabele, waardoor de waarde van de gestandaardiseerde β in de tabel niet altijd in dezelfde volgorde afneemt. Het regressiemodel gaf 8 significante determinanten van blootstelling. Het model bestaande uit deze 8 variabelen voorspelt 42,7 % van de variantie in blootstelling (R2 = 0,427). Het huidige rookbeleid is de belangrijkste determinant van de blootstelling, dit blijkt uit het feit dat de gestandaardiseerde β van deze variabele het hoogst is. Hoe hoger de waarde van de gestandaardiseerde β hoe groter de individuele invloed van de betreffende variabele. De grootste kans dat de blootstelling in de werkomgeving laag is, is er indien het rookbeleid streng is en de naleving goed, het percentage rokende werknemers laag is, het personeel niet wordt betrokken bij de besluitvorming in het bedrijf, de werkgevers niet rookt, het bedrijf in de sector landbouw en visserij valt én het bedrijf geen overheidsinstelling is. Tabel 3.102 Onafhankelijke variabelen in het regressiemodel voor blootstelling Gestandaardiseerde β
Significantie β
Soepel rookbeleid
0,37
p<0,01
Hoog percentage rokende werknemers
0,27
p<0,01
Slechte naleving rookbeleid
0,23
p<0,01
Sector horeca
0,17
p<0,01
Veel deelname personeel aan besluitvorming
0,07
p<0,01
Sector landbouw en visserij
-0,05
p<0,05
Werkgever roker
0,06
p<0,05
Overheidsinstelling
0,05
p<0,05
R2 =0,427
66
PARA-meter onderzoek werkgevers
3.8.2 Rookbeleid De invloed van de determinanten van attitude (blok B) op het rookbeleid, gecorrigeerd voor de indirecte invloed via attitude, subjectieve norm en eigeneffectiviteit (blok A), is significant (p<0,01). Dit is te zien in tabel 3.103. De verklaarde variantie (R2) neemt toe met 4,5%. Tabel 3.103 Voorspellende waarde van blok B, gecorrigeerd voor blok A Blok A Blok A+B
R
R2
Gecorrigeerde R2
F-change
Sig. F-change
0,664 0,701
0,447 0,492
0,444 0,477
159,341 3,649
p<0,01 p<0,01
In tabel 3.104 is te zien dat de invloed van de achtergrondeigenschappen (blok C) op het rookbeleid, gecorrigeerd voor de indirecte invloed via attitude, subjectieve norm en eigeneffectiviteit (blok A) significant is (p<0,01). De verklaarde variantie (R2) neemt toe met 6,1%. Tabel 3.104 Blok A Blok A+C
Voorspellende waarde van blok C, gecorrigeerd voor blok A R
R2
Gecorrigeerde R2
F-change
Sig. F-change
0,669 0,712
0,447 0,508
0,444 0,487
159,341 3,327
p<0,01 p<0,01
Significante determinanten blok A Er was een significante correlatie tussen alle 5 onafhankelijke variabelen uit blok A en het huidige rookbeleid in een bedrijf. Het rookbeleid is vaker streng als het rookbeleid dat werkgevers aanwijzen als ‘algemeen beste rookbeleid’ streng is dan wanneer dit soepel is. Ook is het rookbeleid over het algemeen strenger als de subjectieve norm positief is, dan wanneer deze negatief is. Verder is het rookbeleid in een bedrijf over het algemeen strenger als werkgevers een adequaat rookbeleid goed mogelijk achten in hun bedrijf of als het ze makkelijk lijkt om een rookvrije werkomgeving te realiseren. Tot slot is het rookbeleid vaker streng als werknemers daar positief tegenaan kijken dan wanneer ze negatief aankijken tegen en streng rookbeleid. Om een voorspellend model te krijgen voor rookbeleid, waarin de individuele invloed van iedere variabele is gecorrigeerd voor de invloed van de overige variabelen, is een lineaire regressie-analyse uitgevoerd. In tabel 3.105 is te zien dat attitude de belangrijkste determinant is van rookbeleid, vervolgens de subjectieve norm en tot slot de eigeneffectiviteit. Alle componenten zijn significant en hebben gezamenlijk een verklaarde variantie van 44,7%. Op basis van dit regressiemodel is er de grootste kans op een streng rookbeleid indien werkgevers een streng rookbeleid in het algemeen het beste vinden, de subjectieve norm onder werknemers en collega werkgevers positief is, het realiseren van een rookvrije werkomgeving de werkgever makkelijk lijkt én de werkgevers denkt dat een adequaat rookbeleid goed mogelijk is in zijn bedrijf.
PARA-meter onderzoek werkgevers
67
Tabel 3.105
Determinanten van rookbeleid blok A: attitude, subjectieve norm en eigeneffectiviteit
βst
Significantie
Streng rookbeleid in algemeen het beste (attitude)
0,50
p<0,01
Subjectieve norm werknemers positief
0,26
p<0,01
Subjectieve norm andere werkgevers positief
0,12
p<0,01
- 0,10
p<0,01
0,06
p<0,05
Realiseren rookvrije werkomgeving moeilijk Adequaat rookbeleid in bedrijf mogelijk 2
R =0,447
Significante determinanten blok B Er was een significante correlatie tussen een groot aantal onafhankelijke variabelen uit blok B en het huidige rookbeleid in een bedrijf. Als werkgevers het belangrijk vinden dat wordt voorkomen dat werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook is er vaker een streng rookbeleid evenals wanneer werkgevers het voorkomen van blootstelling een verantwoordelijk van werkgevers vinden. Als werkgevers denken dat roken of meeroken schadelijk is hebben ze over het algemeen ook een streng rookbeleid. Verder is een positieve verwachting ten aanzien van de financiële gevolgen van rookbeleid op lange termijn positief gecorreleerd met streng rookbeleid, ditzelfde geldt voor het denken dat regels rond roken wettelijk verplicht zijn voor de werkgever. Indien werkgevers voordelen zien hebben ze vaker een strenger rookbeleid dan wanneer ze geen voordelen zien, ieder voordeel dat gezien wordt heeft tot gevolg dat werkgevers vaker een strenger rookbeleid hebben. Het is echter niet zo dat de werkgevers die een strenger rookbeleid voeren ook minder nadelen zien dan werkgevers die dit niet doen, sommigen nadelen worden zelfs door deze werkgevers vaker genoemd, bijvoorbeeld verlaagde productiviteit en praktische problemen bij invoeren. Wel zien werkgevers in bedrijven die een streng rookbeleid hebben minder vaak weerstand en klachten van personeel als nadeel van rookbeleid dan werkgevers in bedrijven met een soepel rookbeleid. Om een voorspellend model te krijgen voor rookbeleid, waarin de individuele invloed van iedere variabele is gecorrigeerd voor de invloed van de overige variabelen, is een lineaire regresssie-analyse uitgevoerd. In tabel 3.106 is te zien dat het belang inzien van het voorkomen van blootstelling aan tabaksrook en het zien van voordelen van rookbeleid de belangrijkste determinanten zijn van rookbeleid in blok B.
68
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.106 Determinanten van rookbeleid blok B: determinanten attitude
βst
Significantie
Voorkomen blootstelling aan tabaksrook belangrijk
0,18
p<0,01
Rookbeleid heeft voordelen
0,18
p<0,01
Hygiëne is voordeel rookbeleid
0,13
p<0,01
Regels rond roken wettelijk verplicht
0,13
p<0,01
Duidelijkheid is voordeel rookbeleid
0,10
p<0,01
Voorkomen blootstelling verantwoordelijkheid werkgevers
0,11
p<0,01
Rookvrije werkplek wettelijk verplicht
0,10
p<0,01
Gezonde werkomgeving is voordeel rookbeleid
0,07
p<0,05
Nadeel rookbeleid is weerstand personeel/klacht
-0,07
p<0,01
Vergroten bedrijfsveiligheid is voordeel
0,06
p<0,05
Financiële gevolgen lange termijn positief
0,06
p<0,05
R2 = 0,245
De variabelen uit het regressiemodel hebben gezamenlijk een verklaarde variantie van 24,5%. Op basis van dit model is er de grootste kans op een streng rookbeleid indien werkgevers het voorkomen van blootstelling belangrijk vinden en dit de verantwoordelijkheid van de werkgever vinden, ze voordelen van rookbeleid zien, ze hygiëne, duidelijkheid, een gezondere werkomgeving en het vergroten van de bedrijfsveiligheid als voordelen van rookbeleid zien, ze weerstand van personeel en klachten als nadeel van rookbeleid zien, ze denken dat ze wettelijk verplicht zijn om regels rond roken te hebben en om werknemers een rookvrije werkplek te bieden én ze tot slot denken dat de financiële gevolgen van rookbeleid op lange termijn positief zijn. Significante determinanten blok C Er was een significante correlatie tussen een alle onafhankelijke variabelen uit blok C en het huidige rookbeleid in een bedrijf met uitzondering van de leeftijd van de werkgevers. Het percentage rokende werknemers en het hebben van een rokende werkgever zijn negatief gecorreleerd met het hebben van een streng rookbeleid. Het zijn van een overheidsinstelling, het hebben van een gestandaardiseerd besluitvorming en een hoge mate van centralisatie zijn positief gecorreleerd met het hebben van een streng rookbeleid. Een bedrijf met meerdere vestigingen heeft over het algemeen een strenger rookbeleid, waarbij vestigingen van een bedrijf waar het rookbeleid centraal geregeld is een strenger rookbeleid hebben dan vestigingen die het rookbeleid individueel regelen. Ook heeft een groot bedrijf over het algemeen een strenger rookbeleid dan een klein bedrijf. Rookbeleid is over het algemeen strenger in de sectoren gezondheids- en welzijnszorg en onderwijs en minder streng in de sectoren bouwnijverheid, landbouw en visserij en horeca. Tot slot voeren vrouwelijke werkgevers vaker een streng rookbeleid dan mannelijke werknemers. Uit lineaire regressie-analyse is een voorspellend model voor rookbeleid verkregen, waarin de individuele invloed van iedere variabele is gecorrigeerd voor de invloed van de overige variabele. De resultaten van deze analyse zijn weergegeven in tabel 3.107.
PARA-meter onderzoek werkgevers
69
Tabel 3.107
Determinanten van rookbeleid blok C: achtergrondvariabelen
βst
Significantie
Percentage rokende werknemers laag
0,16
p<0,01
Sector gezondheids- en welzijnszorg
0,18
p<0,01
Rookbeleid indien meerdere vestigingen aanwezig centraal geregeld
0,14
p<0,01
Sector onderwijs
0,09
p<0,01
Meer dan 1 vestiging vestigingen
0,09
p<0,01
Mannelijke werkgever
- 0,09
p<0,01
Sector bouwnijverheid
- 0,08
p<0,01
0,07
p<0,05
Werkgever rookt
- 0,08
p<0,01
Sector landbouw en visserij
- 0,07
p<0,05
Sector reparatie consumentenartikelen en handel
- 0,06
p<0,05
Besluitvorming gestandaardiseerd
R2 = 0,165
De variabelen uit het regressiemodel hebben gezamenlijk een verklaarde variantie van 16,5%. Op basis van dit model is er de grootste kans op een streng rookbeleid indien werkgevers het percentage rokende werknemers laag is, het bedrijf in de sector zorg valt, het bedrijf meerdere vestigingen heeft, waarvan het rookbeleid centraal geregeld is, de werkgever vrouwelijk is en niet rookt en de besluitvorming via vaste procedures verloopt.
3.9
Populatieschattingen
In deze paragraaf worden de kerngegevens uit het onderzoek met betrekking tot de blootstelling aan tabaksrook, het bestaande rookbeleid en de uitvoering van het stappenplan herwogen naar populatie kengetallen voor bedrijfsgrootte en bedrijfssector. Zo wordt een goede schatting verkregen van blootstelling aan tabaksrook, rookbeleid en uitvoering van het stappenplan in de Nederlandse bedrijven. Voor de populatiecijfers is gebruik gemaakt van de cijfers uit het bestand van de Kamer van Koophandel 2001, zie tabel2.1. De in deze paragraaf weergegeven tabelwaarden geven een schatting van de werkelijke situatie in de Nederlandse bedrijfspopulatie.
3.9.1 Blootstelling aan tabaksrook In tabel 3.108 is per sector weergegeven hoe groot de hoeveelheid tabaksrook is, die gemiddeld gedurende de dag aanwezig is in de werkomgeving van de medewerkers, gewogen voor bedrijfsgrootte. In tabel 3.109 is dit per bedrijfsgrootte weergegeven, gewogen voor sector. In tabel 3.110 is het totaal in de Nederlandse bedrijfspopulatie weergegeven, waarbij voor zowel sector als bedrijfsgrootte is gewogen.
70
PARA-meter onderzoek werkgevers
Tabel 3.108 Hoeveelheid tabaksrook gemiddeld gedurende de dag in werkomgeving van de medewerkers, per sector gewogen naar bedrijfsgrootte (%) bouw
cult
36
47
46
Zeer weinig
31
13
Weinig Niet weinig, niet veel
16 8
8 20
Tamelijk veel Zeer veel
2 0
Weet niet/wil niet zeggen
7
Helemaal geen
fin zorg
hor
ind
75
8
42
22
9
16
16
7 10
12 0
12 20
20 11
8 4
7 7
4 0
35 9
7 3
0
0
0
0
1
lv ond
obsv
ovz
rch
vzd
voc
60
32
38
52
31
38
25
19
36
25
9
12
26
24 1
10 11
15 6
15 15
28 7
34 15
20 8
0 0
0 0
9 1
3 0
0 4
8 0
7 1
0
0
2
4
0
0
0
51
Tabel 3.109 Hoeveelheid tabaksrook gemiddeld gedurende de dag in werkomgeving van de medewerkers, per bedrijfsgrootte gewogen naar sector (%) klein
middelgroot
groot
Helemaal geen
46
33
26
Zeer weinig Weinig
17 17
30 17
33 12
Niet weinig, niet veel Tamelijk veel
10 10
9 9
17 4
2 1
1 2
2 5
Zeer veel Weet niet/wil niet zeggen
Tabel 3.110 Hoeveelheid tabaksrook gemiddeld gedurende de dag in werkomgeving van de medewerkers, gewogen naar sector en bedrijfsgrootte (%) Totaal in populatie Helemaal geen Zeer weinig
43 20
Weinig Niet weinig, niet veel
17 10
Tamelijk veel Zeer veel
7 2
Weet niet/wil niet zeggen
1
3.9.2 Rookbeleid In tabel 3.111 is per sector weergegeven welke vorm van rookbeleid de bedrijven uit de verschillende sectoren hebben, gewogen voor bedrijfsgrootte. In tabel 3.112 is dit weergegeven per bedrijfsgrootte, gewogen voor sector. In tabel 3.113 is het totaal in de Nederlandse bedrijfspopulatie gegeven, waarbij voor bedrijfsgrootte en voor bedrijfssector is gewogen.
PARA-meter onderzoek werkgevers
71
Tabel 3.111
Huidige rookbeleid in bedrijven, per sector gewogen naar bedrijfsgrootte (%) bouw cult fin zorg hor ind
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Alg. met speciale rookruimten Volledig rookverbod Weet niet/wil niet zeggen Tabel 3.112
43 16 4 16 21 0
27 38 9 14 9 1 32 20 24 27 0 0
3 1 6 26 63 0
35 37 16 8 4 0
lv ond obsv ovz rch vzd voc
22 32 18 24 20 17 21 15 19 9 0 4
5 15 15 46 18 0
8 13 24 50 5 0
14 14 19 41 12 0
24 18 11 27 20 0
44 16 5 20 15 0
30 16 9 20 24 1
Huidige rookbeleid in bedrijven, per bedrijfsgrootte gewogen naar sector (%) klein
middelgroot
28 16 10 23 23 0
16 18 16 38 11 0
Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Alg. met speciale rookruimten Volledig rookverbod Weet niet/wil niet zeggen
groot 6 17
29 44 4 0
Tabel 3.113 Huidige rookbeleid in bedrijven, gewogen naar bedrijfsgrootte en sector (%) Totaal in populatie Geen rookbeperkingen Beperkt rookverbod Algemeen met uitzonderingen Alg. met speciale rookruimten Volledig rookverbod Weet niet/wil niet zeggen
25 16 12 26 20 0
3.9.3 Uitvoering stappenplan De eerste twee stappen van het stappenplan; het creëren van draagvlak en het instellen van een werkgroep, zijn de belangrijkste stappen. Om deze reden is in onderstaande tabellen weergegeven welk percentage bedrijfsvestigingen deze stappen van het stappenplan hebben uitgevoerd. In tabel 3.114 zijn de waarden per sector weergegeven, gewogen voor bedrijfsgrootte. In tabel 3.115 zijn de waarden per bedrijfsgrootte gegeven, herwogen voor sector en in tabel 3.116 is het totale percentage in de Nederlandse bedrijfspopulatie gegeven, gewogen voor sector en bedrijfsgrootte. Tabel 3.114 Percentage bedrijven dat draagvlak heeft gecreëerd en een werkgroep heeft ingesteld, per sector, gewogen naar bedrijfsgrootte Stappen uitgevoerd
72
bouw
cult
1
1
PARA-meter onderzoek werkgevers
fin zorg 6
3
hor
ind
lv
11
3
0
ond obsv 2
18
ovz
rch
vzd
voc
20
0
1
5
Tabel 3.115 Percentage bedrijven dat draagvlak heeft gecreëerd en een werkgroep heeft ingesteld, per bedrijfsgrootte, gewogen naar sector % werkgevers
klein
middelgroot
groot
3
11
34
Tabel 3.116 Percentage bedrijven dat draagvlak heeft gecreëerd en een werkgroep heeft ingesteld, gewogen naar sector en bedrijfsgrootte Totaal % werkgevers
6
PARA-meter onderzoek werkgevers
73
74
PARA-meter onderzoek werkgevers
4 Conclusie en discussie Dit is het eerste onderzoek naar tabaksbeleid in Nederland dat alle bedrijfssectoren omvat en waarin ook bedrijven die onder de tabakswet vallen zijn besloten. Op het gebied van tabaksrook op het werk zijn veel significante verschillen gevonden tussen bedrijven uit verschillende sectoren en tussen bedrijven van verschillende grootte. Groepsindeling van bedrijven op basis van sector of grootte resulteert in onderscheidende en goed definieerbare groepen. Voorlichting kan zich richten op specifiekere eigenschappen van bedrijven door van deze groepen gebruik te maken. Sectoren verschillen onderling het meest met betrekking tot de mate van blootstelling aan tabaksrook, het bestaande rookbeleid en de redenen die werkgevers hebben voor een rookbeleid. Bedrijfsgrootten verschillen onderling het meest met betrekking tot de ontwikkeling en invoering van rookbeleid; de partijen die daarbij worden betrokken en de mate waarin de stappen van het stappenplan worden uitgevoerd. Blootstelling De blootstelling aan tabaksrook is een maat voor de grootte van het probleem van tabaksrook op de werkplek. Er is met betrekking tot blootstelling naar twee dingen gekeken. In de eerste plaats naar de aanwezigheid van tabaksrook (ja/nee) en in de tweede plaats naar hoeveel tabaksrook er aanwezig is (weinig/veel). Aangezien er geen ondergrens is voor de hoeveelheid tabaksrook die schadelijk is voor werknemers wordt de aanwezigheid, ongeacht de hoeveelheid, gebruikt om bedrijven al dan niet als ‘problematisch‘ aan te wijzen. Het percentage bedrijven waar tabaksrook aanwezig is verschilt sterk per bedrijfssector en minder per bedrijfsgrootte. Dit geldt eveneens voor de gemiddelde hoeveelheid tabaksrook in de werkomgeving. Het percentage bedrijven waar tabaksrook aanwezig is, is significant hoger dan gemiddeld in de sectoren horeca en bouwnijverheid. In de horeca is ook de gemiddelde hoeveelheid tabaksrook het grootst van alle sectoren. Ondanks dat in de bouw de hoeveelheid tabaksrook vaak klein is, moet de bouw gerekend worden tot de sectoren waar het probleem van tabaksrook in de werkomgeving het grootst is. Dit vanwege het ontbreken van een ondergrens voor schadelijkheid van tabaksrook. Het percentage bedrijven waar tabaksrook aanwezig is, is significant lager dan gemiddeld in de sectoren onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg. De gemiddelde hoeveelheid tabaksrook is het laagst in de sectoren onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg en de landbouw en visserij. Doordat in de landbouw en visserij het percentage bedrijven waar tabaksrook aanwezig is hoger is dan gemiddeld kan deze sector niet gerekend kan worden tot de sectoren waar het probleem van tabaksrook in de werkomgeving het kleinst is. Samengevat is het probleem van tabaksrook op de werkplek momenteel het grootst in de sectoren horeca en bouw en is het probleem het minst groot in de sectoren onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg. De belangrijkste voorspellers van blootstelling aan tabaksrook zijn het bestaande rookbeleid, de naleving ervan en het percentage rokende werknemers. Dit betekent dat de kans op een lage blootstelling aan tabaksrook in een bedrijf het grootst is als het rookbeleid streng is, dit rookbeleid goed wordt nageleefd en het percentage rokende werknemers laag is. In de sector landbouw en visserij
PARA-meter onderzoek werkgevers
75
is de blootstelling aan tabaksrook lager dan op grond van rookbeleid, naleving en percentage rokers mag worden verwacht. De oorzaak van de lage blootstelling is waarschijnlijk dat een groot gedeelte van het personeel in de landbouw en visserij in de buitenlucht werkzaam is. De sector horeca heeft naast de algemene voorspellers van blootstelling nog een eigen oorzaak van de grote hoeveelheid tabaksrook. Deze oorzaak schuilt in het feit dat de horeca veel te maken heeft met rokende klanten en dat er hierdoor, als er gerookt mag worden, meer gerookt wordt dan in andere sectoren. In kleine bedrijven is minder vaak tabaksrook aanwezig dan in middelgrote en grote bedrijven. Dit kan komen doordat in kleine bedrijven de kans veel groter is dat er helemaal geen rokende werknemers zijn of dat geen enkele werknemer in de werkomgeving rookt. Verder kan de oorzaak deels liggen in het feit dat kleine bedrijven vaker een volledig rookverbod hebben. Kleine bedrijven hebben echter niet vaker een ‘goed’ rookbeleid, omdat ze minder vaak een algemeen rookverbod met rookruimten hebben. Rookbeperkingen Dit onderzoek laat zien dat 75% van de Nederlandse bedrijfsvestigingen een vorm van rookbeleid heeft waarbij voor bepaalde ruimten of delen daarvan een rookverbod geldt. Uit het onderzoek ‘Roken op het werk’ dat de Arbeidsinspectie in 2000 heeft uitgevoerd kwam dat in 48% van de bedrijven een rookverbod gold in één of meerdere ruimten of delen daarvan (Spijkerman R., Van den Ameele A.N., 2001). Het verschil in percentage kan gedeeltelijk verklaard worden door het verschil in onderzoekspopulatie van de twee onderzoeken. In de eerste plaats is ons onderzoek uitgevoerd op vestigingsniveau en het onderzoek van de Arbeidsinspectie op bedrijfsniveau. Hierdoor zullen in ons onderzoek de bedrijven met meerdere vestigingen sterker vertegenwoordigd zijn dan in het onderzoek van de Arbeidsinspectie. Ons onderzoek liet zien dat bedrijven vaker een rookbeleid hebben indien ze meerdere vestigingen hebben dan wanneer er slechts 1 vestiging is. In de tweede plaats is in ons onderzoek een steekproef getrokken uit de gehele Nederlandse bedrijfspopulatie, terwijl in het onderzoek van de Arbeidsinspectie een aantal bedrijfsgroepen buiten beschouwing zijn gelaten. Zo zijn de bedrijven die onder de tabakswet vallen (overheids- of overheidsgesubsidieerde instellingen) buiten het onderzoek gelaten. Omdat deze bedrijven wettelijk verplicht zijn om roken op bepaalde plaatsen te verbieden, hebben ze vaker een rookbeleid; wij vinden in ons onderzoek een significante positieve correlatie tussen het zijn van een overheids- of overheidsgesubsidieerde instelling en de mate waarin regels rond roken zijn ingesteld. De sectoren zorg en onderwijs die in ons onderzoek de hoogste percentages bedrijven met regels ten aanzien van roken hebben, vallen ook buiten het onderzoek van de Arbeidsinspectie. Bij een herberekening op de data waarbij slechts die groepen worden geselecteerd die ook in het onderzoek van de Arbeidsinspectie voorkomen daalt ons percentage bedrijven met een rookbeleid naar 69%. Een onderzoek van het centrum GBW in 2002 liet zien dat in 69% van de bedrijven een beleid aanwezig was met betrekking tot roken. Dit onderzoek maakt geen onderscheid tussen bedrijfssectoren. Tijdens eerdere metingen van het centrum GBW werden percentages bedrijven met een beleid ten aanzien van roken gevonden van 62% en 75%. (Pelgrim, 2002). Er zijn grote verschillen tussen sectoren in het percentage vestigingen met een vorm van rookbeleid. Het percentage varieert van 57% in de bouwnijverheid tot 97% in de gezondheids- en welzijnszorg. Tussen bedrijfsgrootten zijn ook verschillen. In grotere bedrijven is vaker een vorm van rookbeleid dan in kleinere bedrijven. Dit is ook gevonden in het onderzoek van de Arbeidsinspectie en tevens in een Canadees onderzoek van Ashley et al. naar de relatie tussen bedrijfsgrootte en rookbeperkingen
76
PARA-meter onderzoek werkgevers
(Ashley et.al. , 1997). Het feit dat er in veel kleine bedrijven helemaal niet gerookt wordt, wat een rookbeleid overbodig maakt, zou de oorzaak kunnen zijn van het in vergelijking met grote bedrijven vaak ontbreken van een rookbeleid. Verder zijn onderlinge afspraken in kleine bedrijven praktisch beter uitvoerbaar, waardoor deze waarschijnlijk vaker naar tevredenheid worden gemaakt. Als een bedrijf onderdeel is van een bedrijf met meerdere vestigingen zijn er vaker regels met betrekking tot roken zijn dan wanneer het bedrijf zelfstandig is. Dat blijkt zowel uit ons onderzoek als uit het onderzoek van Ashley et al. Niet iedere vorm van rookbeleid is automatisch een adequaat rookbeleid. Een adequaat rookbeleid is gedefinieerd als een rookbeleid waarbij de getroffen regelingen zodanig zijn dat geen enkele nietrokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Zesenveertig procent van de Nederlandse bedrijfsvestigingen heeft een ‘goed’ rookbeleid. Tussen sectoren varieert dit percentage van 12% in de horeca tot 89% in de gezondheids- en welzijnszorg. Bedrijfsgrootten verschillen wat dit percentage betreft nauwelijks van elkaar. De verschillen tussen sectoren en tussen bedrijfsgrootten in het gevoerde rookbeleid zijn voor een groot gedeelte terug te voeren op verschillen in attitude, subjectieve norm en eigen effectiviteit. Zo is de kans op een streng rookbeleid groter als de werkgever een streng rookbeleid een adequaat rookbeleid vindt. Ook is de kans op een streng rookbeleid groter als personen in de omgeving van de werkgever, zoals werknemers en andere werkgevers, een streng rookbeleid een positieve zaak vinden. Tenslotte is de kans op een streng rookbeleid groter als de werkgever denkt dat het mogelijk en makkelijk is om zo’n rookbeleid in te voeren. Het percentage rokende werknemers is de belangrijkste voorspellende achtergrondeigenschap van rookbeleid. Hoe hoger het percentage rokende werknemers, hoe ‘soepeler’ het rookbeleid. Een reden hiervoor kan zijn dat werkgevers een positievere subjectieve norm over rookbeleid verwachten bij hun werknemers als weinig werknemers roken, dan wanneer er veel rokers zijn. Aangezien een positieve subjectieve norm een determinant is van streng rookbeleid zou een laag percentage rokers zo een streng rookbeleid tot gevolg kunnen hebben. Het is echter ook goed mogelijk dat de relatie tussen percentage rokers en rookbeleid andersom ligt. Een streng rookbeleid kan doordat werknemers stoppen met roken een lager percentage rokers veroorzaken. Verschillende studies laten zien dat een ‘streng’ rookbeleid werknemers stimuleert om te stoppen met roken (Fichtenberg & Glantz, 2002, Farrelly et al., 1999, Gottlieb et al., 1990). Ook zouden onder nieuwe werknemers minder rokers kunnen zitten. Planmatige aanpak Grote bedrijven voeren de stappen van het stappenplan vaker uit dan kleinere bedrijven. Hier is een aantal redenen voor te bedenken. In de eerste plaats is het stappenplan in de huidige vorm beter geschikt voor grote bedrijven dan voor kleine bedrijven. Aangezien het draagvlak voor de het stappenplan als zodanig niet significant verschilt tussen de bedrijfsgrootten, zit het probleem met de huidige vorm van het stappenplan voor kleine bedrijven waarschijnlijk vooral in de uitvoering. In de tweede plaats vragen én ontvangen kleine bedrijven minder informatie over rookbeleid van externe organisaties (waaronder STIVORO) dan grotere bedrijven, waardoor van de kleine bedrijven een kleiner gedeelte het stappenplan kent.
PARA-meter onderzoek werkgevers
77
De verschillen tussen sectoren beperken zich tot de stappen ‘oriëntatie’ en het ‘creëren van draagvlak’. Deze stappen zijn het vaakst uitgevoerd in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen en de sector openbare voorzieningsbedrijven en het minst vaak in de sector reparatie consumentenartikelen en handel. De reden dan deze stappen in de sector openbaar bestuur en sociale verzekeringen het meest vaak zijn uitgevoerd is waarschijnlijk dat bijna alle bedrijven overheidsbedrijven of door de overheid gesubsidieerde bedrijven zijn en daardoor wettelijk verplicht tot regelgeving. De reden dat de stappen in de sector openbare voorzieningsbedrijven het meest vaak zijn uitgevoerd is enerzijds dat de sector voor een kwart uit overheidsbedrijven bestaat. Anderzijds is het zo dat deze sector de meeste informatie van externe organisaties heeft ontvangen over rookbeleid. Hierdoor is de kans groot dat meer werkgevers in deze sector het stappenplan kennen. Het draagvlak voor het instellen van een werkgroep is erg laag. Veel werkgevers zien het nut er niet van in. Dit is waarschijnlijk de reden dat deze stap zeer weinig wordt uitgevoerd. Een groot aantal werkgevers ziet wel het nut in van structurele ondervraging van het personeel. Gebrek aan draagvlak is dus niet de reden dat de enquête zo weinig wordt gehouden. Praktische problemen (of verwachte problemen) bij de uitvoering van een enquête spelen hier waarschijnlijk een rol. Beperkingen studie De determinanten van attitude en de achtergrondeigenschappen hebben naast attitude, subjectieve norm en eigen effectiviteit een afzonderlijke voorspellende waarde voor het rookbeleid van respectievelijk 4,5 en 6,1%. Volgens het ASE-model zou dit niet het geval mogen zijn, omdat alle verklaarde variantie van deze variabelen gemedieerd zou moeten worden door de ASE-variabelen. Dit wijst erop dat de attitude, subjectieve norm en eigeneffectiviteit in het onderzoek niet uitputtend zijn gemeten. Bedrijven in het onderzoek zijn verdeeld naar de onderscheidende en goed definieerbare groepen sectoren en bedrijfsgrootten. Deze indeling geeft mogelijkheden om voorlichting aan te passen op de eigenschappen van groepen bedrijven. Desalniettemin zijn er nog steeds grote verschillen tussen de bedrijven binnen een groep. Zo is in de sector gezondheids- en welzijnszorg de situatie totaal anders in een instelling die mensen voor een kortdurende behandeling bezoeken, zoals bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk of een polikliniek, dan in een instelling die tevens als woonomgeving voor patiënten fungeert. Ook is goed voor te stellen dat het invoeren van een rookbeleid in een café veel complexer zal zijn dan in een hotel, terwijl beiden tot dezelfde sector horeca behoren. Willen we de totale Nederlandse bedrijfspopulatie op een effectieve wijze kunnen bereiken, dan is het voor sommige groepen nodig voorlichting-op-maat te ontwikkelen. Om dit te kunnen doen moet binnen de groepen sectoren en bedrijfsgrootten verder worden gedifferentieerd. Dit onderzoek is een goed begin, maar dus zeker geen eindpunt. Aanbevelingen Dit onderzoek heeft duidelijk later zien dat er grote verschillen zijn tussen bedrijven uit verschillende sectoren. De belangrijkste verschillen zijn er op het gebied van de hoeveelheid blootstelling aan tabaksrook, het rookbeleid dat gevoerd wordt en de redenen die werkgevers hebben voor het voeren van rookbeleid. Ook laat het onderzoek zien dat er grote verschillen zijn tussen bedrijfsgrootten, vooral als het gaat om het type rookbeleid dat wordt gevoerd en de mate waarin dat op een planmatige manier is ingevoerd.
78
PARA-meter onderzoek werkgevers
Bij voorlichting dient rekening te worden gehouden met deze verschillen. Om bedrijven te helpen bij het ontwikkelen en invoeren van adequaat rookbeleid is voorlichting nodig. Het is in de eerste plaats van belang de intentie van werkgevers te vergroten om een adequaat rookbeleid in te voeren. De attitude ten aanzien van rookbeleid verbeteren is de beste manier om dit te doen. In de eerste plaats kan de attitude worden verbeterd door voordelen van een adequaat rookbeleid aan te reiken. Er kan goed gebruik worden gemaakt van de nieuwe Tabakswet. Het gehoorzamen aan deze wet zal voor veel werkgevers een belangrijk voordeel zijn. Als een werkgever de voordelen van een adequaat rookbeleid ziet kan aandacht worden besteed aan het wegwerken van nadelen. Sectorspecifieke voorlichting zal in deze fase de effectiviteit vergroten. Zodra werkgevers de intentie hebben een adequaat rookbeleid in te voeren is voorlichting met betrekking tot de praktische uitvoering van belang. In deze voorlichting kan het stappenplan als hulpmiddel voor de praktische uitvoering goed gebruikt worden. Het is verstandig om naast het geven van algemene informatie over het stappenplan de aandacht te vestigen op een goede onderbouwing voor het advies om een werkgroep samen te stellen en op praktische adviezen voor het uitvoeren van de enquête. Omdat het stappenplan in zijn huidige vorm vooral geschikt is voor grote bedrijven is het in deze fase van de voorlichting verstandig om onderscheid te maken tussen bedrijfsgrootten. Om ook kleine bedrijven te kunnen ondersteunen bij het invoeren van rookbeleid op een planmatige wijze, zou een aangepaste versie van het stappenplan moeten worden ontwikkeld. Aangezien het deel van de nieuwe Tabakswet dat betrekking heeft op de werkplek per 1 januari 2004 in werking zal treden en voor het proces van het doorlopen van het stappenplan een duur van ongeveer een jaar wordt gerekend is het aan te bevelen het bestaande stappenplan te ontwikkelen naar een vorm waarmee sneller resultaat behaald kan worden. Intermediairs zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Zij zullen moeten worden getraind in het voorlichten over het stappenplan, zodat werkgevers de stappen effectiever en sneller kunnen doorlopen. Voor het verstrekken van informatie over rookbeleid is het voor alle sectoren, met uitzondering van de horeca, verstandig om samen te werken met de Arbo-diensten. Voor de horeca kan het beste samengewerkt worden met de branchevereniging. Om alle Nederlandse bedrijven op een effectieve wijze te kunnen benaderen zal in de toekomst verdere differentiatie nodig zijn binnen sectoren en bedrijfsgrootten.
PARA-meter onderzoek werkgevers
79
80
PARA-meter onderzoek werkgevers
Literatuur Ashley M.J., Eakin, J., Bull, S., Pederson, L. (1997). Smoking control in the workplace: Is workplace size related to restrictions and programs, Journal of Occupational and Environmental Medicine 39(9), p. 866-873 Bestand CBS: http://statline.cbs.nl/StatWeb/start.asp?LA=nl&DM=SLNL&lp=applet Bestand Kamer van Koophandel: http://www.kvk.nl/topic/topic_cijferlijst_aantbedr.asp?code=kvk14&topicID=6094 Cummings T.G., Huse E.F. (1989) Organizational development and change (4e ed.). St. Paul: West Publication Company STIVORO voor een rookvrije toekomst. (2002) Doe het zelf voor een rookvrije toekomst – Jaarverslag 2001, Den Haag De Vries H. (1993) Determinanten van gedrag. In: Damoiseaux, V., Van der Molen, H.T., Kok, G.J. (1993), Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, p. 109-132, Assen: Van Gorcum De Vries H., Willemsen M.C. (1996) Planmatige gezondheidsvoorlichting in de arbeidssituatie. In: Baart P., Roerink M., Selie M. Gezondheidsbevordering op de werkplek: elementen van bedrijfsvoering, p. 178-186, Amsterdam: NIA Farrelly, M.C., Evans, W.N., Sfekas, A.E.S. (1999) The impact of workplace smoking bans: results from a national survey, Tobacco Control 8, p.272-277 Fichtenberg, C.M., Glantz, S.A. (2002) Effect of smoke-free workplaces on smoking behaviour: systematic review, British Medical Journal 325, p.188-191 Gottlieb N.H., Eriksen M.P., Lovatto C.Y., Weinstein, R.P., Green, L.W. (1990) Impact of a restrictive smoking policy on smoking behavior, attitudes and norms. Journal of Occupational Medicine 32, p.1623 Jacobs-van der Bruggen M.A.M.(2002) Aan het roken toe te schrijven productiviteitskosten voor Nederlandse werkgevers in 1999. Bilthoven: RIVM, nr. 403505008. p.30-33 Janssen D.F., Van Barneveld T.A., Van Leeuwen F.E. (1994) Een causaal verband tussen longkanker en passief roken: het rapport van de Environment Protection Agency (EPA), Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 138(10), p. 500-503 Oryszczyn M, Annesi-Maesano I., Charpin D., Patty E., Maccario J., Kauffmann F. (2000) Relationship of active and passive smoking to total IgE in adults of the epidemiological study of the genetics and
PARA-meter onderzoek werkgevers
81
environment of asthma, bronchial hyper responsiveness, and atopy (EGEA), American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 161, p.1241-1246 Rasmussen F., Siersted H.C., Lambrechtsen J., Hansen H.S.,Hansen N-C. G. (2000) Impact of airway lability, atopy, and tobacco smoking on the development of asthma-like symptoms in asymptomatic teenagers- The Odense Schoolchild survey, Chest 117(5), p. 1330-1335 Repace J., Kawachi I., Glantz S. (1999). Fact sheet on second-hand smoking, Repace Associates http://repace.com/fact_intro.html Segaar D., Willemsen M.C. (2003)Tabaksrook in de werkomgeving - Resultaten PARA-meter onderzoek
werknemersdeel, Den Haag: STIVORO voor een rookvrije toekomst
Spijkerman R., Van den Ameele A.N. (2001) Roken en de werkplek 2000, Den Haag: Arbeidsinspectie. Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid Nellen M., Zeeman G. (1999) Roken en de werkplek - informatie over het waarom en hoe van een formeel rookbeleid in uw bedrijf, Rijswijk: Stivoro White C. (1998). Passive smoking does cause lung cancer, British Medical Journal 316, N0 7135 Willemsen M.C., De Vries H., Genders R. (1995) Roken op het werk – Ervaren hinder van tabaksrook en steun voor niet-rokenbeleid, Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 73(7), p.448-454 Willemsen M.C. , Haartsen A., Zeeman G. , De Vries H. (1996) Terugdringen van roken op de werkplek: praktische richtlijnen, Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 74(7), p. 363-365 Willemsen M.C., Meijer A., Jannink M. (1999) Applying a contingency model of strategic decision making to the implementation of smoking bans: a case study, Health Education Research 14(4), p. 519-531 Willemsen M.C., Vasse R., De Vries H. (1993) Gezondheidsbevordering in de arbeidssituatie. In: Damoiseaux, V., Van der Molen, H.T., Kok, G.J. (1993), Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, p. 449-468, Assen: Van Gorcum Withers N.J., Low L., Holgate S.T., Clough J.B. (1998) The natural history of respiratory symptoms in a cohort of adolescents, American Journal of Respiratory and Critical Care Medicine 158, p. 352-357
82
PARA-meter onderzoek werkgevers
Bijlage I: Sectoren Voor het aantal werknemers en het aantal bedrijven in de sector zijn CBS-cijfers gebruikt van het jaar 2000 (http://statline.cbs.nl/StatWeb/start.asp?LA=nl&DM=SLNL&lp=applet). Een bedrijf kan meerdere vestigingen hebben. Voor het aantal vestigingen zijn de cijfers uit het bestand van de Kamer van Koophandel gebruikt (http://www.kvk.nl/topic/topic_cijferlijst_aantbedr.asp?code=kvk14&topicID=6094). Het aantal geregistreerde vestigingen bij de Kamer van koophandel is tussen haakjes weergegeven.
Bouwnijverheid In 2000 waren er in Nederland 63.380 bedrijven (81.403 vestigingen) in de bouwnijverheid. Er zijn zo’n 387.000 mensen werkzaam (dit is exclusief de eigenaren). De bouwnijverheid omvat vrijwel alle bedrijven die betrokken zijn bij het bouwproces. Het gaat om bedrijven die ervoor zorgen dat een terrein bouwrijp wordt gemaakt (slopen oude bouwwerken, proefboren e.d.), en de bouw zelf, waaronder de grond-, water- en wegenbouw. Ook verhuur van voor de bouw benodigde machines inclusief bedienend personeel valt onder de bouwnijverheid. Tot slot vallen de bedrijven die zich bezig houden met de bouwinstallatie (elektrotechnische bouwinstallatie, loodgieters e.d.) en met het afwerken van gebouwen in deze sector. Cultuur, recreatie en overige dienstverlening In 200o waren er in Nederland 44.165 bedrijven (67.859 vestigingen) in deze groep. Ze hebben tezamen zo’n 242.000 mensen in dienst. Onder deze sector vallen alle organisaties (bedrijven) die iets met sport te maken hebben. Verder vallen radio en televisie, de pers, film en video en alles wat te maken heeft met kunst en cultuur hieronder en recreatiefaciliteiten zoals kermissen en dierentuinen. Ook werkgevers-, werknemers- en beroepsorganisaties en organisaties op het levensbeschouwelijke, politieke en ideële vlak vallen in deze groep. Onder ‘overige dienstverlening’ vallen onder meer milieudienstverlening, kledingreiniging, kappers, schoonheidsverzorging en uitvaartverzorging. Financiële instellingen In 2000 waren er in Nederland 16.065 bedrijven (86.626 vestigingen) in deze groep, met gezamenlijk zo’n 243.000 werknemers. Tot de financiële instellingen behoren onder andere banken, fondsen en kredietverlenende instellingen, verder beleggingsinstellingen, pensioenfondsen, het verzekeringswezen en de optie- en effectenbeurzen. Gezondheids- en welzijnszorg In de gezondheids- en welzijnszorg waren in 2000 zo’n 863.000 werknemers werkzaam bij 41.665 bedrijven of instellingen (16.526 geregistreerde vestigingen) . Tot deze sector behoren alle medische instellingen (ook tandartsen en dierenartsen), welzijnszorg met huisvesting (bejaarden-, verpleeghuizen) en maatschappelijke dienstverlening, maar ook jeugd- en jongerenwerk en andere welzijnszorg zoals wijkcentra en clubhuizen.
PARA-meter onderzoek werkgevers
83
Horeca In de horeca waren in 2000 zo’n 217.000 werknemers werkzaam bij 39.745 bedrijven (45.940 vestigingen) . Tot de horeca behoren alle op verstrekking van logies en op maaltijden- en drankenverstrekking voor directe consumptie gerichte ondernemingen. Dit zijn ondernemingen als hotels, pensions, conferentieoorden, campings, vakantiehuisjes, restaurants, snackbars, eetkramen, cafés, kantines en catering. Industrie In de industrie waren in 2000 zo’n 927.000 werknemers werkzaam bij 45.425 bedrijven (57.027 vestigingen). Tot de industrie behoren alle bedrijven die zich bezig houden met de vervaardiging van producten (en de verwerking van grondstoffen). Van voedingsmiddelen tot elektrische apparaten, van glas tot meubels. Ook uitgeverijen en drukkerijen vallen in deze sector. Landbouw en visserij In 2000 waren er in Nederland 104.500 bedrijven (26.545 geregistreerde vestigingen) in deze sector die samen zo’n 97.000 werknemers in dienst hadden. Tot deze sector behoren akkerbouw, tuinbouw, veeteelt, jacht en dienstverlening voor de landbouw (met uitzondering van veterinaire diensten). Ook de bosbouw, visserij en kwekerijen van vis en schaaldieren vallen hier onder. Onderwijs In 2000 waren er in Nederland 16.385 onderwijsinstellingen (14.163 geregistreerde vestigingen) met samen zo’n 407.000 werknemers. Tot het onderwijs behoren het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs, maar ook rijscholen en bedrijfsopleidingen/trainingen. Openbaar bestuur en sociale verzekeringen In 2000 waren er in Nederland 1.145 organisaties (3.778 vestigingen) in deze sector met samen zo’n 452.000 werknemers. Tot deze sector behoren openbaar bestuur, overheidsdiensten, zoals buitenlandse zaken, defensie, politie en brandweer en de verplichte sociale verzekeringen. Openbare voorzieningsbedrijven In Nederland zijn in deze sector ongeveer 37.000 werknemers werkzaam, bij 340 bedrijven (387 vestigingen). In deze sector vallen alle bedrijven die zich bezig houden met de productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas en water. Reparatie consumentenartikelen en handel Deze sector is met zo’n 1.130.000 werknemers bij 164.265 bedrijven (226.048 vestigingen) de grootste sector in Nederland, zowel qua aantal werknemers als wat betreft het aantal bedrijven. Het is een tamelijk brede sector. De sector omvat namelijk de groothandel en handelsbemiddeling in alle mogelijke waren. Verder behoren tot deze sector de detailhandel (dit zijn alle soorten winkels), de markthandel, de straathandel en de reparatie van consumentenartikelen (onder meer auto’s, fietsen, elektrische apparatuur, schoenen).
84
PARA-meter onderzoek werkgevers
Verhuur en zakelijke dienstverlening Deze sector is met 1.031.000 werknemers bij 128.740 bedrijven (201.058 vestigingen) de op één na grootste sector. Tot deze sector behoren de verhuur van en de handel in onroerende goederen, zoals woningen en zalen en de bemiddeling in dezen. Verder behoren hiertoe de verhuur van transportmiddelen, machines en werktuigen zonder bedienend personeel en van overige roerende goederen (video’s, leesmap, kleding, huisraad enz.). Dan vallen verder de computerservice- en informatietechnologiebureaus en dergelijke in deze sector evenals research- en development. Tenslotte vallen in deze sector nog de zakelijke dienstverlening zoals accountants, advocaten, architecten, keuringsdiensten, reclamebureaus, uitzendbureaus, beveiliging, reiniging van gebouwen en transportmiddelen, veilingen en de misschien iets minder voor de hand liggende fotografie en ontwikkelen van foto’s en films. Vervoer, opslag en communicatie In 20oo telde Nederland 27.585 bedrijven (38.814 vestigingen) met samen zo’n 423.000 werknemers in de sector Vervoer, opslag en communicatie. De tot deze sector behorende bedrijven zijn te onderscheiden in vervoer over land (spoor, weg, pijpleidingen), vervoer over water, vervoer door de lucht, dienstverlening voor het vervoer (laden en lossen, parkeerbedrijven, reisbemiddeling) en post en telecommunicatie (telefoon, internet, radio/tvdistributie).
PARA-meter onderzoek werkgevers
85
86
PARA-meter onderzoek werkgevers
Bijlage II: Vragenlijst INTRO Goedemorgen/-middag/-avond mevrouw/mijnheer, u spreekt met ....... van Survey, een onafhankelijk bureau voor markt- en opinieonderzoek. Momenteel voeren wij in opdracht van STIVORO een onderzoek uit over roken op de werkplek. Zou ik u daarover een aantal vragen mogen stellen? Vraag 01INTRO De eerste vragen gaan over de kenmerken van het bedrijf. Vraag 01 (§3.1.2) Werkt u op een hoofdvestiging, een nevenvestiging of is er maar 1 vestiging? 1: hoofdvestiging 2: nevenvestiging 3: er is maar 1 vestiging 4: weet niet / wil niet zeggen
Als Vraag 01 is groter dan 2 dan door naar Vraag 04 Vraag 02 Hoeveel werknemers heeft het bedrijf in totaal? Zijn dat... 1: minder dan 10 werknemers 2: 10-100 werknemers 3: meer dan 100 werknemers 4: weet niet / wil niet zeggen Vraag 03 (§3.1.2) Hebben de vestigingen het omgaan met roken op het werk centraal geregeld of bepalen de vestigingen zelf hoe ze daarmee omgaan? 1: centraal geregeld 2: vestigingen bepalen het zelf 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 04 (§3.1.2) Is uw bedrijf een overheidsinstelling of een door de overheid gesubsidieerde instelling? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
87
Vraag 05 (§3.1.2) Wordt er in uw bedrijf voornamelijk gewerkt volgens vaste procedures of worden oplossingen voor problemen in het algemeen door werknemers zelf bedacht? 1: in de meeste gevallen vaste procedures 2: af en toe vaste procedures/ af en toe eigen oplossingen 3: meestal eigen oplossingen 4: weet niet / wil niet zeggen Vraag 06 (§3.1.2) In hoeverre neemt het personeel deel aan de besluitvorming in het bedrijf? Is dat... 1: helemaal niet 2: een beetje 3: tamelijk sterk 4: sterk 5: weet niet / wil niet zeggen Vraag 07A (§3.1.1) Rookt u wel eens? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 07B (§3.1.1) Alleen stellen Als Vraag 07A is 1 Rookt u dagelijks? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 07C (§3.1.1) Alleen stellen Als Vraag 07A is 1 Rookt u wel eens op uw werk? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
88
PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 07D (§3.1.1) Alleen stellen Als Vraag 07A is 2 Heeft u vroeger gerookt? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 08INTRO De volgende vragen gaan over tabaksrook en de mate waarin werknemers daarmee in aanraking komen. Als er over de werkomgeving wordt gesproken dan worden alle plaatsen bedoeld waar uw werknemers komen en die onder uw beheer vallen. Vraag 08 (§3.1.2) Hoeveel procent van uw werknemers rookt volgens u? % Enq.: WEET NIET/WIL NIET ZEGGEN is 999 Vraag 09 (§3.2) Hoeveel tabaksrook is er gemiddeld gedurende de dag in de werkomgeving van uw medewerkers? Is dat... 1: Helemaal geen tabaksrook 2: Zeer weinig tabaksrook 3: Weinig tabaksrook 4: Niet weinig, maar ook niet veel tabaksrook 5: Tamelijk veel tabaksrook 6: Zeer veel tabaksrook 7: weet niet / wil niet zeggen Vraag 10 (§3.2) Alleen stellen Als Vraag 09 is ongelijk aan 1 Hoe vaak denkt u dat er door uw werknemers in hun werkomgeving hinder wordt ondervonden van tabaksrook? Is dat... 1: nooit 2: soms 3: geregeld 4: vaak 5: zeer vaak 6: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
89
Vraag 11 (§3.5.4) Niet stellen Als Vraag 08 gelijk is aan 100 Hoe schadelijk denkt u dat een rokerige werkomgeving is voor de gezondheid van uw niet-rokende werknemers? Is dit... 1: niet schadelijk 2: een beetje schadelijk 3: schadelijk 4: zeer schadelijk 5: weet niet / wil niet zeggen Vraag 12 (§3.5.4) Niet stellen Als Vraag 08 gelijk is aan 0 Hoe schadelijk denkt u dat roken is voor de gezondheid van uw rokende werknemers? Is dit... 1: niet schadelijk 2: een beetje schadelijk 3: schadelijk 4: zeer schadelijk 5: weet niet / wil niet zeggen Vraag 13INTRO Dan wil ik u nu een aantal vragen stellen over de regels rond roken in het bedrijf. Ik ga u nu allereerst 5 omschrijvingen geven van regels over roken op het werk. 1: Geen rookbeperkingen: (Het wordt volledig aan de werknemers zelf overgelaten waar en wanneer ze op het werk willen roken.) 2: Beperkt rookverbod: Alleen in bepaalde (delen van) openbare ruimten mag niet gerookt worden, verder mag overal gerookt worden. 3: Algemeen rookverbod met uitzonderingen: Er mag alleen gerookt worden op plaatsen die zijn aangewezen om te mogen roken. Dit zijn bestaande plaatsen in het bedrijf waar zowel rokers als niet-rokers gebruik van maken, bv. de koffiehoek of een deel van de gang. 4: Algemeen rookverbod met speciale rookruimten: Er mag alleen gerookt worden in afgesloten speciaal voor roken bestemde "rookruimten", waar niet-rokers nooit hoeven te komen. 5: Volledig rookverbod: (Er mag zonder uitzondering nergens in de organisatie worden gerookt.)
90
PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 13 (§3.5.1) Welke van de zojuist genoemde omschrijvingen is volgens u in het algemeen het beste? 1: Geen rookbeperkingen 2: Beperkt rookverbod 3: Algemeen rookverbod met uitzonderingen 4: Algemeen rookverbod met speciale rookruimten 5: Volledig rookverbod 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 14 (§3.3.1) En welke van de in de vorige vraag genoemde omschrijvingen geeft het beste de regels ten aanzien van roken weer zoals ze op dit moment in uw bedrijf gelden? 1: Geen rookbeperkingen 2: Beperkt rookverbod 3: Algemeen rookverbod met uitzonderingen 4: Algemeen rookverbod met speciale rookruimten 5: Volledig rookverbod 6: Weet niet / wil niet zeggen Vraag 21 (§3.3.2) Alleen stellen Als Vraag 14 is groter dan 1 Wie zijn betrokken geweest bij de ontwikkeling van de regels over roken zoals u die er op dit moment in uw bedrijf zijn? Daarbij kunt u denken aan personen of groepen binnen het bedrijf, maar ook aan externe organisaties. 1: Bestuur/directie/eigenaar 2: Werknemers 3: Medezeggenschapsraad/OR 4: Arbo-dienst 5: PZ 6: Een extern bureau 7: De GGD 8: Een landelijke instelling 9: De branchevereniging 10: Ondernemersvereniging 11: Vakbond/vakcentrale 12: Overheid 13: Anders, te weten: ... 14: Weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
91
Vraag 15 (§3.3.1) Alleen stellen Als Vraag 14 is kleiner dan 4 Bent u van plan om in het komende jaar regels rond roken in uw bedrijf aan te scherpen? (als vraag 14 is 1: het instellen van regels) 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 22 (§3.3.2) Alleen stellen Als Vraag 15 is gelijk aan 1 Wie worden dan waarschijnlijk betrokken bij de ontwikkeling van die regels? Daarbij kunt u zowel denken aan personen of groepen binnen het bedrijf als aan externe organisaties. 1: Bestuur/directie/eigenaar 2: Werknemers 3: Medezeggenschapsraad/OR 4: Arbo-dienst 5: PZ 6: Een extern bureau 7: De GGD 8: Een landelijke instelling 9: De branchevereniging 10: Ondernemersvereniging 11: Vakbond/vakcentrale 12: Overheid 13: Anders, te weten: ... 14: Weet niet / wil niet zeggen Vraag 16 (§3.3.1) Alleen stellen als Vraag 14 is 1 of 2 Worden de medewerkers door het bedrijf gestimuleerd om samen afspraken te maken over het roken? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
92
PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 17 (§3.3.1) Alleen stellen Als Vraag 14 is groter dan 1 of Vraag 15 is 1 Wat is voor uw bedrijf de belangrijkste reden om regels over roken in te stellen? ENQ.: Eén antwoord mogelijk 1: Veiligheid 2: Hygiëne 3: Klantvriendelijkheid 4: Schaderisico aan apparatuur voorkomen 5: Gezondheidsrisico voor medewerkers beperken 6: Voorkomen van hinder en klachten 7: De wet naleven 8: Anders, te weten: ... 9: weet niet / wil niet zeggen Vraag 18 (§3.3.1) Alleen stellen Als Vraag 14 is groter dan 1 Hoe goed leeft men in uw organisatie in het algemeen de regels ten aanzien van roken na? Is dat... 1: heel goed 2: goed 3: niet goed / niet slecht 4: slecht 5: heel slecht 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 19 (§3.3.1) Alleen stellen Als Vraag 14 is groter dan 1 Zijn de regels rond roken (het rookbeleid) onderdeel van een breder beleid? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 20 (§3.3.1) Alleen stellen Als vraag 19 is 1 Van welk beleid? 1: van veiligheidsbeleid 2: van gezondheidsbeleid 3: anders, te weten: ... 4: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
93
Vraag 23 (§3.6) Welk deel van de andere werkgevers waar u wel eens contact mee heeft vinden het belangrijk dat wordt voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook ? Is dat... 1: allemaal of bijna allemaal 2: meer dan de helft 3: ongeveer de helft 4: minder dan de helft 5: niemand 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 24INTRO In de volgende vragen zal steeds de term rookbeleid worden gebruikt. Als over rookbeleid wordt gesproken, bedoelen wij een combinatie van alles wat door het bedrijf geregeld is rond roken. Vraag 24A (§3.5.2) Wat zijn volgens u voor uw bedrijf belangrijke VOORDELEN van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Enq.: meerdere antwoorden mogelijk, antwoorden niet opnoemen, GOED DOORVRAGEN! 1: Ik zie geen voordelen 2: Een gezondere werkomgeving voor de werknemers 3: Afname ziekteverzuim 4: Mensen gaan minder roken / stoppen 5: Hygiënischer 6: Vergroot de bedrijfsveiligheid 7: Minder discussie/conflicten tussen rokers en niet-rokers 8: Minder klachten over tabaksrook 9: Verkleint schade risico aan apparatuur 10: Verhoogt de productiviteit 11: Goed voor imago bedrijf 12: Voorkomen overtreding wet 13: Anders, te weten: ... 14: Weet niet / wil niet zeggen Vraag 24B (§3.5.2) Wat zijn volgens u voor uw bedrijf belangrijke NADELEN van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Enq.: meerdere antwoorden mogelijk, antwoorden niet opnoemen, GOED DOORVRAGEN!
94
PARA-meter onderzoek werkgevers
1: Ik zie geen nadelen 2: Inperking van de vrijheid van het personeel 3: Weerstand bij het personeel / klachten van rokers 4: Veroorzaakt een scheiding tussen rokers en niet-rokers 5: Problemen bij de handhaving van het rookbeleid 6: Verlaagt de productiviteit 7: Praktische problemen bij het creëren van rookruimten 8: Slecht voor imago bedrijf 9: De kosten die gemaakt moeten worden 10: Anders, te weten: ... 11: Weet niet / wil niet zeggen Vraag 25(§3.7) Hoe makkelijk of moeilijk is volgens u het realiseren van een rookbeleid waarbij geen enkele niet-rokende werknemer in aanraking komt met tabaksrook? Is dat... 1: heel moeilijk 2: tamelijk moeilijk 3: niet moeilijk, niet makkelijk 4: tamelijk makkelijk 5: heel makkelijk 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 26INTRO Ik ga u nu enkele acties noemen met betrekking tot rookbeleid. Kunt u voor deze acties aangeven of u ze heeft verricht of dat u daar mee bezig bent? Vraag 26A (§3.4.1) Heeft u zich georiënteerd op het gebied van rookbeleid of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
Als vraag 14 is 1 en vraag 15 is 2, dan vraag 26 B t/m H overslaan Vraag 26B (§3.4.1) Heeft u draagvlak gecreëerd voor rookbeleid of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
95
Vraag 26C (§3.4.1) Heeft u een werkgroep ingesteld die adviseert over rookbeleid of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 26D (§3.4.1) Heeft u een enquête gehouden onder werknemers over roken op het werk of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 26E (§3.4.1) Heeft u een plan van aanpak ontwikkeld voor het invoeren van rookbeleid of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 26F (§3.4.1) Heeft u rookbeperkende activiteiten of maatregelen uitgevoerd of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
Vraag 26G (§3.4.1) Alleen stellen als Vraag 26F is 1 Heeft u uw meest recent ingevoerde rookbeleid geëvalueerd of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen
96
PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 26H (§3.4.1) Alleen stellen als Vraag 26G is 1 Heeft u uw meest recent ingevoerde rookbeleid aangepast naar aanleiding van deze evaluatie of bent u daar nu mee bezig? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 27 (§3.3.2) Heeft u wel een gehoord van de aanbeveling met de naam "De lucht geklaard" van de Stichting van de Arbeid, over rookbeleid van ondernemingen? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 28 (§3.3.2) Indien u informatie over het invoeren van rookbeleid zou willen hebben, bij welke instelling vraagt u dan om informatie? 1: STIVORO 2: Bureau Voorlichting Tabak 3: Centrum GBW 4: Cicon 5: Arbo-dienst 6: Overheid: Ministeries 7: Stichting van de Arbeid 8: Branchevereniging 9: Ondernemersvereniging 10: Vakbond/vakcentrale 11: NIET VAN TOEPASSING 12: Anders, te weten: ... 13: Weet niet/ wil niet zeggen Vraag 29 (§3.3.2) Heeft u in het verleden wel eens informatie over rookbeleid gekregen van... 1: 2: 3: 4: 5: 6:
Bureau Voorlichting Tabak STIVORO Centrum GBW Arbo-dienst Stichting van de Arbeid Uw branchevereniging
PARA-meter onderzoek werkgevers
97
7: Ondernemersvereniging 8: Vakbond/vakcentrale 9: GEEN VAN ALLEN 10: Weet niet / wil niet zeggen Vraag 30 (§3.7) Alleen stellen Als Vraag 14 is kleiner dan 4 Stel: U heeft nu het besluit genomen om een rookbeleid in te voeren waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook. Hoe lang denkt u dat het duurt om dit rookbeleid te realiseren? 1: korter dan 1 week 2: 1 week tot 1 maand 3: 1 tot 3 maanden 4: 3 tot 6 maanden 5: 6 maanden tot een jaar 6: 1 jaar tot anderhalf jaar 7: langer dan anderhalf jaar 8: weet niet / wil niet zeggen Vraag 31INTRO Nu volgen enkele stellingen. Kunt u voor elke stelling aangeven in hoeverre u het ermee eens bent of juist oneens. U kunt antwoorden met helemaal mee eens, een beetje mee eens, niet mee eens/niet mee oneens, een beetje mee oneens en helemaal mee oneens. In deze stellingen wordt gesproken over een effectief rookbeleid. Hiermee wordt hier een rookbeleid bedoeld, waarbij geen enkele niet-roker wordt blootgesteld aan tabaksrook. Vraag 31 (§3.4.2) Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren... ...moet er vóór dat het rookbeleid wordt ingevoerd al veel aandacht zijn besteed aan "roken op het werk". 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen
98
PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 32 (§3.4.2) Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren... ...moet het personeel op een gestructureerde wijze ondervraagd worden om de meningen over roken in de hele organisatie goed in beeld te krijgen. 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 33 (§3.4.2) Alleen stellen aan midden en groot bedrijf Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren... ...moet er een werkgroep worden gevormd die de werkgever adviseert over het rookbeleid. 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 34 (§3.4.2) Alleen stellen aan klein bedrijf Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren... ...moet er iemand worden aangewezen die de werkgever gaat adviseren over het rookbeleid. 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
99
Vraag 35 (§3.4.2) Om een effectief rookbeleid te kunnen realiseren... ...moet de ontwikkeling en de uitvoering van het rookbeleid gebeuren op basis van een van tevoren opgesteld plan. 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 36 (§3.4.2) Om een effectief rookbeleid te handhaven is het van belang dat het met zekere regelmaat geëvalueerd wordt. 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 37INTRO Nu volgen enkele vragen over wet- en regelgeving op het gebied van "roken op het werk". Vraag 37 (§3.5.3) Bent u wettelijk verplicht om regels rond roken in te stellen? 1: ja 2: nee 3: weet niet 4: wil niet zeggen Vraag 38 (§3.5.3) Bent u wettelijk verplicht om rokende werknemers een gelegenheid te bieden waar ze kunnen roken? 1: ja 2: nee 3: weet niet 4: wil niet zeggen
100 PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 39 (§3.5.3) Bent u wettelijk verplicht om een werknemer een rookvrije werkplek aan te bieden als hij/zij daar behoefte aan heeft? 1: ja 2: nee 3: weet niet 4: wil niet zeggen Vraag 40 (§3.5.3) Mogelijk komt er binnenkort een nieuwe Tabakswet. Daarin wordt duidelijk geregeld dat iedere werknemer recht heeft op een rookvrije werkplek. Heeft u hier al iets over gehoord? 1: ja 2: nee 3: weet niet / wil niet zeggen Vraag 41 (§3.3.2) Op welke wijze wordt u normaliter geïnformeerd over nieuwe wetten en/of regels die op uw onderneming van toepassing zijn? 1: via vakbonden/ vakcentrales 2: via branchevereniging 3: via de ondernemersvereniging 4: via vakbladen 5: via de publieke media 6: via gerichte informatie van de overheid 7: anders, te weten: ... 8: weet niet / wil niet zeggen Vraag 44 (§3.5.5) Hoe belangrijk vindt u het dat wordt voorkomen dat niet-rokers tijdens hun werk worden blootgesteld aan tabaksrook? 1: zeer belangrijk 2: belangrijk 3: niet belangrijk/ niet onbelangrijk 4: onbelangrijk 5: zeer onbelangrijk 6: weet niet / wil niet zeggen
PARA-meter onderzoek werkgevers
101
Vraag 45 (§3.5.5) Wat zijn OP LANGE TERMIJN de financiële gevolgen van een rookbeleid, waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook? U kunt kiezen uit .. 1: Levert veel geld op 2: Levert een beetje geld op 3: Levert niets op, maar kost ook niets 4: Kost een beetje geld 5: Kost veel geld 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 46 (§3.5.5) Ik leg u nu weer een stelling voor. Kunt u weer aangeven in hoeverre u het met deze stelling eens bent? Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te voorkomen dat niet-rokende werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook op hun werk. Bent u het daar... 1: helemaal mee eens 2: een beetje mee eens 3: niet mee eens/niet mee oneens 4: een beetje mee oneens 5: helemaal mee oneens 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 47 (§3.7) Alleen stellen als Vraag 14 is kleiner dan 4 In hoeverre is het in uw bedrijf mogelijk om een rookbeleid te ontwikkelen waarbij geen enkele niet-rokende werknemer wordt blootgesteld aan tabaksrook? Is dat.... 1: zeker wel 2: waarschijnlijk wel 3: misschien wel / misschien niet 4: waarschijnlijk niet 5: zeker niet 6: weet niet / wil niet zeggen
102 PARA-meter onderzoek werkgevers
Vraag 48 (§3.6) Alleen stellen als Vraag 14 is 4 of 5 Hoe worden de regels ten aanzien van roken, die voorkomen dat niet-rokers worden blootgesteld aan tabaksrook, door het grootste deel van uw werknemers ervaren? 1: erg positief 2: redelijk positief 3: niet positief / niet negatief 4: redelijk negatief 5: erg negatief 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 49 (§3.6) Alleen stellen als Vraag 14 is kleiner dan 4 Hoe zullen strengere regels ten aanzien van roken, die voorkomen dat werknemers worden blootgesteld aan tabaksrook, door het grootste deel van uw werknemers worden ervaren? 1: erg positief 2: redelijk positief 3: niet positief / niet negatief 4: redelijk negatief 5: erg negatief 6: weet niet / wil niet zeggen Vraag 50 (§3.1.1) Ten slotte mijn laatste vraag: wat is uw leeftijd? ………
jaar
Enq.: WEET NIET/WIL NIET ZEGGEN is 999 Vraag 51 §3.1.1) Enq.: NOTEER GESLACHT RESPONDENT 1: man 2: vrouw Afsluiting Dan waren dit al mijn vragen. Ik dank u hartelijk voor uw medewerking aan dit onderzoek en ik wens u verder nog een prettige dag/avond.
PARA-meter onderzoek werkgevers
103