COLLEGE VAN DIJKGRAAF EN HOOGHEEMRADEN COMMISSIE BMZ ALGEMEEN BESTUUR
Agendapunt 7 Onderwerp: meerjarenbeleid muskusratten- en beverrattenbestrijding 2011 2015
Nummer: 277358
In D&H: In Cie:
ing. R.M. Kars (030) 634 57 30 Muskusrattenbestrijding
In AB: Portefeuillehouder:
20-04-2010 BMZ 25-05-2010 SKK
Steller: Telefoonnummer: Afdeling:
Poelmann
Dit onderwerp wordt geagendeerd ter kennisneming ter oriëntatie ter advisering ter bespreking
Korte inhoudelijke omschrijving: Het meerjarenbeleid Muskusratten- en beverrattenbestrijding geeft inzicht in de ontwikkelingen over de komende vijf jaar. De effecten van dit beleid worden jaarlijks meegenomen in de voorjaarsnota. Het document wordt besproken in het bestuurlijk overleg van de deelnemende organisaties.
277358
-1-
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Meerjarenbeleid Muskusratten- en beverrattenbestrijding 2011 – 2015
2 maart 2010 definitief Document 261885-v7
1 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Inhoudsopgave 1.
Inleiding.............................................................................................................................3 1.1. Wettelijk kader ..........................................................................................................3 1.2. Delegatiebesluit ........................................................................................................3 1.3. Overeenkomst tussen de deelnemende waterschappen..........................................3 1.4. Ontwikkelingen landelijke bestrijdingsorganisaties...................................................3 1.5. Landelijke coördinatie muskusrattenbestrijding. .......................................................4 1.6. Landelijk beleidskader ..............................................................................................4 1.7. Maatschappelijke ontwikkelingen .............................................................................5 2. Missie, visie en taakstelling...............................................................................................6 2.1. Onze missie ..............................................................................................................6 2.2. Onze visie .................................................................................................................6 2.3. Taakstelling ..............................................................................................................6 3. Bestrijdingsstrategie..........................................................................................................7 3.1. Waar we vandaan komen .........................................................................................7 3.2. Toekomst ..................................................................................................................8 3.3. Muskusratbestrijding.................................................................................................8 3.4. Beverratbestrijding..................................................................................................10 4. Organisatie......................................................................................................................11 4.1. Normering ...............................................................................................................11 4.2. Rayons ...................................................................................................................11 4.3. Algemene functies ..................................................................................................11 4.4. De vaste formatie....................................................................................................11 4.5. Piekbestrijding en compensatie seniorenregeling ..................................................12 4.6. Samenwerking ........................................................................................................12 4.7. Werkwijze bij bijzondere omstandigheden..............................................................13 4.8. Gedragscode ..........................................................................................................13 4.9. Opleidingen ............................................................................................................13 4.10. Mobiel werken ........................................................................................................14 4.11. ARBO- beleid..........................................................................................................14 4.11.1. Bedrijfskleding ................................................................................................14 4.11.2. Bedrijfsauto’s ..................................................................................................14 4.11.3. Huisvesting .....................................................................................................14 4.12. Bestuurlijke afstemming en besluitvorming ............................................................15 4.13. Communicatie.........................................................................................................15 4.13.1. Doel van de communicatie .............................................................................15 4.13.2. Boodschap......................................................................................................16 4.13.3. Communicatiemomenten ................................................................................16 5. Financiën.........................................................................................................................18 5.1. Exploitatiebegroting ................................................................................................18 5.2. Investeringen ..........................................................................................................18 5.3. Financiering ............................................................................................................19 5.4. Overige kosten deelnemers....................................................................................20 5.5. Risicoparagraaf ......................................................................................................20 5.6. Bijdrage kosten bestrijding aan de provincie Zuid Holland .....................................20 Bijlage I - Onderzoeksprogramma LCCM ..............................................................................21 Wijzigingsvoorstel ...............................................................................................................21 Stand van zaken lopende onderzoeken LCCM ..................................................................28 Bijlage II - Gedragscode.......................................................................................................29 Bijlage III - Opleidingen. .......................................................................................................37 Stichting Wateropleidingen .................................................................................................37 EHBO en BHV. ...................................................................................................................37 Vaarbewijs. .........................................................................................................................37 Bijlage IV - Organogram.......................................................................................................38 Bijlage V - Situatietekening ..................................................................................................41 2 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
1. Inleiding Dit meerjarenbeleid is opgesteld om een inzicht te geven in de ontwikkelingen over de komende 5 jaren met betrekking tot de bedrijfsvoering en financiering van de Muskusrattenbestrijding Midden Nederland. Het geeft de deelnemende organisaties informatie voor hun eigen beleidsplannen en meerjarenramingen. Op basis van dit meerjarenbeleid vindt afstemming plaats met de deelnemers
1.1.
Wettelijk kader
De bestrijding van de muskus- en de beverrat is geregeld in de Wet op de muskusrattenbestrijding en opgedragen aan de Provincies. De Flora- en Faunawet en de Jachtwet zijn op de uitvoering van de werkzaamheden van toepassing. Op kort termijn zal de taak voor de muskus- en beverrattenbestrijding in de Waterwet worden opgenomen en wordt daarmee een waterschapstaak. De taak wordt dan met ingang van 1 januari 2011 overgedragen van de provincies aan de waterschappen. De wet op de muskusrattenbestrijding komt dan te vervallen.
1.2.
Delegatiebesluit
Op 9 december 2007 hebben de Provinciale Staten van Utrecht ingestemd met de delegatie van de bestrijding van de muskus- en de beverrat aan de waterschappen Amstel, Gooi en Vecht, Vallei en Eem en De Stichtse Rijnlanden.
1.3.
Overeenkomst tussen de deelnemende waterschappen.
Om versnippering van de taak te voorkomen is er tussen de waterschappen een Overeenkomst van kosten voor gemene regeling Muskusrattenbestrijding Utrecht getroffen waarin is bepaald dat Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden voor het gehele gebied deze taak zal uitvoeren. De kosten voor de bestrijding worden op basis van een afgesproken verdeelsleutel door de provincie en de drie waterschappen gedragen. Op 1 januari 2008 is De Stichtse Rijnlanden deze taak gaan uitvoeren. Hiervoor is de nieuwe afdeling Muskusrattenbestrijding opgericht. In hoofdstuk 4 wordt nader beschreven op welke wijze het overleg en de besluitvorming wordt uitgevoerd.
1.4.
Ontwikkelingen landelijke bestrijdingsorganisaties
Zoals onder paragraaf 1.1 is vermeld, verandert het wettelijk kader. Dit heeft consequenties voor onze organisatie. Wat er wijzigt zal afhankelijk zijn van de besluiten die in het overleg van de waterschappen met de provincies Noord en Zuid Holland worden genomen. In de loop van 2010 zal hier meer over bekend zijn. In 2009 zijn hierover nog geen definitieve besluiten genomen. De provincies Noord- en Zuid Holland dragen in de komende jaren de muskus- en beverrattenbestrijding over aan de waterschappen. Overdracht van een deel van die taak aan ons waterschap en aan het waterschap Amstel, Gooi en Vecht is een reële optie.
3 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Nu is het nog niet bekend voor welke nieuwe organisatievorm gekozen wordt en op welke wijze de financiering geregeld gaat worden. Het is reëel om aan te nemen dat het rijk en de provincies niet meer bijdragen in de kosten voor de muskus- en beverrattenbestrijding en de financiering voor 100% voor rekening van de waterschappen komt.
1.5.
Landelijke coördinatie muskusrattenbestrijding.
De bestrijdingsorganisaties in Nederland worden ondersteund door de Landelijke Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding (LCCM). De LCCM coördineert o.m. onderzoeken; de bestrijdingsorganisaties nemen deel aan de overleggen en leveren input voor de onderzoeken. De LCCM adviseert het Inter Provinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen.
1.6.
Landelijk beleidskader
In het voorjaar van 2008 hebben zowel de Unie als het IPO ingestemd met het bestuurlijk advies van de LCCM over nut en noodzaak van de muskusrattenbestrijding en over het meerjaren-onderzoeksprogramma. Er is besloten om: 1. De huidige muskus- en beverrattenbestrijding te continueren om veiligheidsrisico’s te voorkomen, met het besef dat onderzoek naar een ethisch meer gewenste strategie voortgang moet hebben. 2. Op korte termijn onderzoek te starten naar: o Potentiële alternatieve vangststrategieën. Dit betreft twee 3-jarige veldexperimenten naar (a) objectbestrijding en (b) landsdekkende bestrijding in de winter en het voorjaar.. o De gevolgen van het stoppen van de bestrijding. Dit gebeurt in eerste instantie aan de hand van een theoretisch model. 3. De bestrijding in het hele land over te dragen naar de waterschappen. Met als zwaarwegend uitgangspunt het minimaal in stand houden van het huidige aantal organisaties. 4. In 2008 een voorstel te doen voor een goede registratie/gegevensverzameling (aanpassing van het bestaande systeem) om het inzicht in de effecten en de efficiëntie van de bestrijding te verbeteren en vervolgonderzoek mogelijk te maken. 5. Begin 2008 een herzien onderzoeksprogramma ter verbetering van de bestrijding voor de komende jaren op te stellen. 6. Het Europees onderzoek naar de humaniteit van vangmiddelen te blijven volgen en in 2008 aanvullend onderzoek te doen naar humane vangmethoden. 7. In 2008 een voorstel te doen voor een auditcommissie. Inmiddels is het nieuwe meerjaren-onderzoeksprogramma 2008 – 2011 vastgesteld. De financiering van de onderzoeken is 50 % door de provincies en 50 % door de waterschappen. In bijlage 1 is het meerjaren-onderzoeksprogramma met de bijbehorende ramingen en de stand van zaken per december 2009 opgenomen.
4 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Het beleid van ons waterschap is op het onderzoeksprogramma afgestemd. Toekomstige landelijke ontwikkelingen wordt gevolgd en zonodig wordt het beleid hierop aangepast.
1.7.
Maatschappelijke ontwikkelingen
Het bestrijden van de muskusrat is een onderwerp wat leeft bij burgers en diverse organisaties, zowel bij voor- als tegenstanders. Dat maakt dat de bestrijdingsorganisaties moeten laten zien wat zij doen en op welke wijze. Het is belangrijk dat de uitvoering goed gebeurd binnen de opgestelde regels. Ook zal de bestrijdingsorganisaties actief deelnemen aan het verbeteren van vangmethoden. In natuurgebieden gelden andere regels waardoor de bestrijding met de nodige beperkingen moet worden uitgevoerd of zelf in bepaalde periode er geen bestrijding is toegestaan. Hiermee wilt de natuurbeheerder voorkomen dat de dieren in het broedseizoen worden verstoord en/of dat andere dieren in de klemmen van de muskusratbestrijding verstrikt raken. Via landelijke en interne afspraken wordt er alles aan gedaan om onnodig leed te voorkomen. Onze organisatie volgt deze ontwikkelingen nauwgezet.
5 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
2. Missie, visie en taakstelling 2.1.
Onze missie
Met de bestrijding van muskus- en beverratten willen wij een bijdrage leveren aan de veiligheid van de ingezetenen en aan de kwaliteit van oevers en dijken. Deze bijdrage leveren wij door effectieve en efficiënte vangmethodes en door een transparant werkproces.
2.2.
Onze visie
Eén koppel muskusratten kan drie keer per jaar een nest krijgen met 6 tot 8 jongen; totaal circa 20 jonge ratten per paar per jaar erbij. De jongen van het eerste nest zijn na ongeveer een half jaar geslachtsrijp en kunnen dus binnen één seizoen voor een verdere groei van de populatie zorgen. Het gevolg is grote schade aan keringen en oevers. Wij zijn van mening dat de bestrijding noodzakelijk is voor de veiligheid van onze keringen en ter voorkoming van economische schade. We streven naar deze veiligheid door de populatie zo klein mogelijk te houden. Een ‘stabiele situatie’ betekent: dat de vangstresultaten per uur laag zijn, bij een efficiënte inzet van uren, dat de groei van de populatie wordt voorkomen en dat het aantal noodzakelijk te doden dieren laag is. Hierdoor wordt onnodig dierenleed voorkomen. Het gebruik van kooien tot een minimum wordt beperkt. Wij streven naar een resultaat van 0,15 vangsten per uur, lager dan de norm van 0,25 vangsten per uur. We doen dit om overschrijding van de norm bij onvoorziene tegenvallers in de bedrijfsvoering te voorkomen.
2.3.
Taakstelling
Wanneer is de bestrijding van muskusratten afdoende? De bestrijdingsorganisaties in Nederland hanteren daarvoor momenteel onderstaande classificatietabel (zie tabel 2.3) In 2009 en volgende jaren wordt er in opdracht van de LCCM nader onderzoek gedaan om te komen tot een betere normering en classificatie tabel. Als resultaat hiervan verwachten we een ander systeem van normering. Dit systeem beoogt nauwkeuriger de inspanningen en resultaten in het veld in cijfers te vertalen. Ook de prestaties kunnen met dit systeem beter worden beoordeeld dan met de huidige systematiek. Tabel 2.3 Landelijke classificatie muskusrattenbestrijding Vangst per uur veldwerk (v/u) (bij Effect van de bestrijding op de muskusrattenpopulatie een efficiënte inzet van uren) < 0,25 v/u Afdoende / beheersbare situatie 0,25 - 0,50 v/u Niet afdoende 0,50 - 1,00 v/u Onvoldoende 1,00 - 1,50 v/u Volstrekt onvoldoende > 1,50 v/u Nagenoeg nihil
6 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
3. Bestrijdingsstrategie 3.1.
Waar we vandaan komen
De ontwikkeling van een populatie dient over een lange periode te worden bezien om een beeld te krijgen van de aard en omvang van de problematiek. In 1998 was het OLM met gemiddeld 0,41 vangsten per uur al dicht genaderd bij een beheersbare situatie. Die situatie wordt bereikt indien de vangsten minder dan 0,25 vangsten per uur bedragen. Vanaf het jaar 2001 namen de vangsten bij het OLM gestaag toe. Overigens was dit ook een landelijke tendens. Het OLM viel al enige jaren in de categorie ‘volstrekt onvoldoende’. Vanaf 2003 werden vijf piekbestrijders voor een periode van drie jaar aangesteld, ter intensivering van de bestrijding. De piekbestrijders zijn voornamelijk ingezet in de rayons 1 en 4. Vanaf 2003 zijn de vangsten verder gestegen. Dat betekent echter niet dat piekbestrijding niet goed verloopt. Inherent aan een te hoge populatie is dat eerst veel ratten moeten worden weggevangen alvorens een omslagpunt wordt bereikt, waarna de vangsten gaan dalen en een stabiele situatie ontstaat. Het omslagpunt werd aan het einde van het jaar 2005 bereikt. In 2006 zijn de vangsten met ongeveer 10.000 muskusratten gedaald. Ondanks dat bleek in de loop van 2006 dat de populatie in rayon 3 (vooral in de Lopikerwaard en in de omgeving van Woerden) snel aan het toenemen was. De besturen van de deelnemende organisaties besloten in 2007 om voor de periode 2007 t/m 2009 de aanstelling van de vijf piekbestrijders te continueren en daarnaast nog vijf piekbestrijders extra aan te stellen. Hierdoor steeg het totale aantal vangsten. In 2007 waren de vangsten ca. 2000 hoger mede door een extra actie in het najaar in rayon 3. Uit de vangsten per uur is op te maken dat de intensivering van de piekbestrijding vanaf het najaar 2006 (totaal 10 man) zijn nut heeft gehad. In 2008 en 2009 is de dalende lijn voorgezet, de vangsten worden lager bij een gelijke inzet van uren. De verspreiding van de populatie wordt minder. Met het goedkeuren van het de Notitie afbouw piekbestrijding en het voorgaande Meerjarenbeleid 2010 t/m 2015 is ingestemd met een gefaseerde afbouw van de piekbestrijding. In dit document is deze afbouw geactualiseerd. Tabel 3.1 Vangstresultaten beheersgebied Muskusrattenbestrijding Midden Nederland (voorheen OLM) over de jaren 2001 – 2009. Jaar
Vangsten
Uren
Vangsten per Uren per uur km 2001 31.611 40.176 0,79 1,80 2002 47.993 44.942 1,07 2,01 2003 64.633 46.673 1,38 2,09 2004 78.000 52.168 1,50 2,34 2005 81.819 57.034 1,43 2,55 2006 71.004 60.025 1,18 2,69 2007 73.140 63.972 1,14 2,86 2008 46.812 63.559 0,74 2,85 2009 26.337 63.294 0,42 2,83 Totaal aantal km watergang volgens registratiesysteem: 22.339 km
7 - 43
Vangsten per km 1,42 2,15 2,89 3,49 3,66 3,18 3,27 2,10 1,18
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
3.2.
Toekomst
De prognose van begin 2009 is ruimschoots uitgekomen; door een goede inzet van de mensen en veel uren in het veld is de populatie behoorlijk gedaald. (zie tabel 3.1) . Ook in 2010 wordt de aanpak ongewijzigd doorgezet, met dien verstande dat de inzet van de piekbestrijding geconcentreerd zal worden in de eerste vijf maanden van het jaar, dan volgen minder uren in de zomermaanden en weer volledige inzet in het najaar. In delen van het beheersgebied van de Muskusrattenbestrijding Midden Nederland is al sprake van een beheersbare situatie (minder dan 0,25 vangsten per uur). Piekbestrijding blijft nodig omdat de Muskusrattenbestrijding Midden Nederland ondanks de huidige dalende vangstcijfers op grond van de bovenstaande classificatietabel nog steeds ‘onvoldoende tot niet afdoende onvoldoende’ scoort. De ingezette strategie wordt voortgezet om het resultaat op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Minder dieren in een stabiele situatie betekent ook minder dierenleed.
3.3.
Muskusratbestrijding
De muskusrattenbestrijding kent een viertal seizoenen waarin bestreden wordt. De voorjaarstrek Begint in februari (na vorst) en stopt in april
Het zomer-speurseizoen
Begint in mei en stopt in september/oktober
De najaarstrek
Begint in september/oktober en stopt in november
Het winter-speurseizoen
Begint november/december tot en met april
In de voorjaarstrek en najaarstrek verspreiden de dieren zich van de dichtbevolkte naar rustige gebieden om nieuwe leefruimte te zoeken. Dit kan over een afstand van enkele honderden meters tot kilometers, afhankelijk van de lokale omstandigheden. In de zomer en winterperiode blijven de muskusratten bij hun “woning” en kunnen de jongen groeien. Vangmiddelen Voor de bestrijding zijn verschillende vangmiddelen, ieder met een eigen doel, beschikbaar en grofweg te verdelen in vier groepen; a) lokkasten of te wel drijvende kooien; b) schijnduikers; c) kooien voor duikers en afzettingen; d) klemmen. Aanpak tot nu toe. Op strategische punten en aan de grenzen met andere gebieden wordt met lokkasten, klemposten en schijnduikers gewerkt om de aanwezigheid van muskusratten te kunnen signaleren. Tijdens de trekperioden wordt met passieve vangmiddelen in de duikers en watergangen gewerkt. Deze methode is arbeidsintensief en gaat ten koste van de tijd voor het speurwerk. Daarom worden deze vangmiddelen na de trek weer verwijderd. De rest van het jaar is de aanpak met actieve vangmiddelen (speuren en klemmen) de beste methode. Bij die aanpak ligt de nadruk sterk op het zogenaamde platlopen van de
8 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland vanggebieden, waarbij de woonplaats (bouw) van de muskusratten wordt opgespeurd en beklemd. Groot voordeel hiervan is dat er oppervlakten “schoon” worden gevangen; een essentieel onderdeel van de strategie. Tijdens deze periode moet er ook aandacht besteed worden aan meldingen en aan onderhoud/aanmaak van vangkooien. De prioriteit blijft echter liggen bij het speur- en klemwerk. In de periode tussen de najaarstrek en de voorjaarstrek, (december /januari/februari) kan er vaak effectief gespeurd worden, waarbij de extra inzet een hoog rendement heeft, vooral omdat dan wordt voorkomen dat nieuwe jongen worden geboren. In de zomerperiode (mei, juni, juli, augustus, september) wordt er ook gespeurd, maar is de effectiviteit erg laag omdat de begroeiing van de watergangen erg groot is en de sporen dan lastiger zijn te vinden. De zomerperiode is een tijdvak waarin het rendement laag is, evenals de vangstcijfers. Uiteraard is ieder gevangen dier van belang, maar het zwaartepunt ligt zeker niet in deze periode. Door meer inzet van uren zijn vorig jaar extra vangsten behaald. Dat betekent ook dat per gevangen paar de groei van 20 jongen is voorkomen. Hierdoor zullen de vangsten voor de komende jaren ook fors dalen. Aanpak in 2010 en volgende jaren. Nu de groei van de populatie is gestopt en de vangsten dalen wordt het belangrijk om de strategie aan te passen. Was het voorheen belangrijk om veel acties te lopen en met veel uren het gebied aaneengesloten te bewerken, wordt de komende jaren meer de nadruk gelegd op goed speuren in specifieke zones en de laatste muskusratten vangen. Uitgangspunt blijft gebiedsdekkend bewerken. De aanpak is dat gezamenlijk het gebied systematisch worden afgespeurd, het zogenaamde. actielopen. Dit gebeurt ten minste één dag per week, per rayon verschillend ingericht. Bij elkaar actielopen blijft een vast onderdeel om twee redenen, a) leren van elkaar en b) je collega ziet andere zaken dan jij. Daarnaast gaat de bestrijder in zijn eigen vanggebied verder speuren en met name op die plaatsen die het moeilijkst te bewerken zijn. Middels signaalposten op strategische punten houdt hij in de gaten of de muskusrat aanwezig is in die zone. Het vinden van de “laatste rat” komt dan echt meer aan op strategie, inzet en vakmanschap. Er zal daarom meer tijd besteed worden aan het opleiden van de bestrijder tot ervaren vakman. 2012: doel bereikt De berekening van de benodigde velduren van eigen bestrijders is gericht op een afdoende en beheersbare situatie in het vanggebied. Deze situatie is nog niet bereikt; pas in 2012 wordt dit doel bereikt. Tot dan zijn extra uren nodig; te vroeg afbouwen zal leiden tot verslechtering van de situatie. De strategie is om ook in de komende jaren veel uren in te zetten in het veld voor het speuren en het klemwerk. Het speuren en onderhouden van het eigen vanggebied gebeurt door eigen bestrijders. Het zetten van klemmen en het controleren van de klemmen gebeurt door de piekbestrijder. In de actie blijven de klemmen ca. vier weken in het gebied staan; dit betekent veel inzet van uren van de piekbestrijder. In tabel 3.3 is de prognose weergeven voor de komende vijf jaar.
9 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Tabel 3.3 Prognose over de periode 2010 tot en met 2015 Jaar Vangsten Velduren Vangsten/uur Uren per km 2010 17.300 60.700 2011 13.550 58.300 2012 10.250 55.000 2013 8.050 48.600 2014 7.250 48.600 2015 6.850 48.600 Totaal km watergang: 22338 km.
3.4.
0,28 0,23 0,19 0,17 0,15 0,14
2,72 2,61 2,46 2,18 2,18 2,18
Vangsten per km 0,77 0,59 0,46 0,36 0,32 0,31
Beverratbestrijding
De bestrijding van de beverrat wordt landelijk gecoördineerd. De beverrat komt voornamelijk voor in de oostelijke provincies in het grensgebied met Duitsland. De strategie is gericht op grensbewaking. De beverrat verplaatst zich bij voorkeur via de grote rivieren en bij hoog water. Vanaf 2008 zijn er in ons gebied geen beverratten gesignaleerd en gevangen. Toch is de verwachting dat bij hoogwater de beverrat in ons gebied zal komen. In de komende jaren wordt er preventief gespeurd en bestreden. Vanaf 2010 wordt er nog 500 uur besteed aan preventief speuren en controleren. De beverrat wordt levend gevangen om te voorkomen dat andere dieren, die in de vangmiddelen kunnen komen, onnodig sterven.
10 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
4. Organisatie De afdeling Muskusrattenbestrijding is een onderdeel van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Zoals eerder beschreven is het werkgebied groter dan het gebied van het waterschap. Ook het hele gebied van het waterschap Vallei en Eem (het Utrechtse plus het Gelderse deel) en het Utrechtse deel van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht behoort tot het werkgebied van de afdeling. In bijlage 5 is een situatietekening opgenomen met de indeling van de rayons’.
4.1.
Normering
Uitgangspunten voor het aantal bestrijders is het aantal kilometers te belopen watergang per jaar, de lokale omstandigheden en het soort gebied. Aan de hand van een aantal kenmerken is landelijk vastgesteld dat één bestrijder gemiddeld ongeveer 680 km per jaar kan bewerken. Het streven is om elk vanggebied anderhalf keer per jaar na te lopen. Momenteel wordt aan de hand van praktijkervaringen nader bekeken of deze kenmerken juist gekozen zijn. Het bestrijden van muskusratten is een productiebedrijf. Het succes wordt vooral bepaald door de gemaakte velduren. Het is daarom belangrijk dat de bestrijder zoveel mogelijk van zijn tijd in zijn vanggebied bezig is. Er wordt gerekend met 1250 uur velduren per bestrijder. Uitval van uren betekent direct vermindering van de vangproductie, dus meer muskusratten kunnen overleven.
4.2.
Rayons
De grootte van het rayon wordt bepaald door het maximaal aan te sturen bestrijders per rayonambtenaar. Bij het waterschap is dat bepaald op circa 8 bestrijders, omdat de aansturing en coachen voornamelijk in het veld gebeurt. Het gebied is ingedeeld in vijf rayons met in elke gebied 7 à 8 vanggebieden. Iedere bestrijder heeft een eigen vanggebied waarvoor hij verantwoordelijk is en afgerekend wordt op het resultaat. Elk vanggebied heeft ongeveer 680 km watergang.
4.3.
Algemene functies
Daarnaast zijn er nog enkele veldfuncties met een algemeen karakter of een inzet voor het gehele gebied. De veldcoördinator stuurt de algemene bestrijders aan en bepaalt waar deze bestrijders ingezet worden.
4.4.
De vaste formatie
De vastgestelde formatieomvang (excl. piekbestrijders) is 49,5 fte; de werkelijke formatieomvang in 2010 komt uit op 46,9 fte. In 2009 zijn er 14 personen die gebruik maken van de speciale seniorenregeling MRB. In 2010 kan nog 1 medewerker gebruik maken van de seniorenregeling De overige medewerkers kunnen verlof kopen of gebruik maken van de seniorenregeling van het waterschap. De verwachting is dat dit ook in de komende jaren zal gebeuren, gelet op de huidige aanvragen.
11 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland De vaste formatie is in het verleden aan de hand van de normering berekend op het bestrijden in een afdoende en beheersbare situatie, Zoals al eerder in deze notitie opgemerkt, wordt aan de hand van de normering de uiteindelijke benodigde fte’s voor de toekomst bepaald. Daarnaast wordt onderzocht op welke wijze de werkzaamheden te combineren zijn met andere activiteiten binnen het waterschap. Vooralsnog bestaat de samenwerking voor de komende jaren uit de “oog en oor” functie voor de andere afdelingen. In de onderstaande tabel (4.4) is de ontwikkeling van de werkelijke formatie voor de komende jaren aangegeven.(inclusief piekbestrijding) Tabel 4.4. Formatieontwikkeling in fte periode 2008 t/m 2015 jaar totaal kantoor Alg. R1 R2 R3 R4 functies 2008 58,4 2,8 4,8 8,6 7,6 8,4 8,4 2009 57,1 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2010 55,9 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2011 53,9 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2012 51,9 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2013 47,9 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2014 47,9 2,5 4,4 8,2 7,4 8,2 8,6 2015 48,1 2,5 4,4 8,2 7,6 8,2 8,6
4.5.
R5 7,8 7,8 7,6 7,6 7,6 7,6 7,6 7,6
Inhuur Piekbesenioren strijders 10 10 1 8 1 6 1 4 1 0 1 0 1 0
Piekbestrijding en compensatie seniorenregeling
Afgelopen jaren is de inzet van 10 piekbestrijders (16000 uur) succesvol geweest. Mede door deze extra uren is de populatie gedaald. In 2010 wordt een aanvang gemaakt met het afbouwen van de piekbestrijding en is in 2013 geheel afgebouwd. De komende jaren zijn de extra uren nog nodig om in een beheersbare situatie te komen. In tabel 4.4. is de afbouw inzichtelijk gemaakt. De extra uren worden met name gebruik om het actielopen te ondersteunen. De controles na het actielopen worden door de piekbestrijders uitgevoerd Compensatie seniorenregeling. Om de vaste formatieomvang op orde te houden worden er 1600 uur (1 fte) van de AB organisatie (Agrarische Bedrijfsorganisatie, uitzendbureau voor “agrarisch” personeel) ingezet ter compensatie van het seniorenverlof en korter werken van enkele vaste bestrijders. Deze uren worden op flexibele wijze ingevuld op plaatsen, waar dit nodig is en het rendement het hoogst is. De kosten ten gevolge van de wijziging in formatie en piekbestrijding zijn in de meerjarenbegroting verwerkt.
4.6.
Samenwerking
De samenwerking met andere afdelingen binnen het waterschap is goed georganiseerd. Twee keer per jaar vindt er afstemming en evaluatie plaats met de teamleiders. Nu men elkaar kent en van elkaar weet wat de mogelijkheden en de problemen kunnen zijn bij het uitvoeren van de werkzaamheden zijn de lijnen kort en neemt men snel contact met elkaar op. Het gaat om de volgende activiteiten: o o
Kennis van en betrokkenheid bij elkaars werkzaamheden; Oog en oorfunctie voor andere afdelingen; 12 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland o o o o
Melding maken van ongewenste zaken; Gebruik maken van elkaars materieel; Tijdelijk verlagen van het waterpeil t.b.v. het speuren; Informeren over nieuwe plannen in het gebied en in het ontwerp rekening houden met de wensen van de bestrijding.
De contacten met het LTO verlopen goed. In 2009 is in alle rayons overleg geweest met de lokale afdelingen. Dit wordt in de komende jaren zo door gezet. Juist bij een lage populatie is het belangrijk dat de samenwerking goed is en dat de boeren weten dat meldingen juist dan heel waardevol zijn. De contacten met de medewerkers van Vallei en Eem en Amstel, Gooi en Vecht zijn goed. Zowel via het overleg met de teamleider als in onderlinge contacten van de medewerkers in het veld.
4.7.
Werkwijze bij bijzondere omstandigheden.
Gelet op de ervaringen in het verleden moet er snel ingespeeld kunnen worden op ongunstige ontwikkelingen in de populatie. Immers, snel optreden betekent minder kansen voor de muskusrat om zich te vermenigvuldigen en dus een constant veiligheidsniveau van de keringen. In het delegatiebesluit is de financiële bijdrage geregeld voor extra kosten in bijzondere gevallen. Hieronder wordt aangegeven hoe we snel in actie kunnen komen om nieuwe explosies van de populatie muskusratten te voorkomen. In voorkomende gevallen zal de afdeling Muskusrattenbestrijding extra maatregelen voorstellen en voorbereiden. In een extra bestuurlijk overleg of, indien de tijd ontbreekt, via telefonisch contact tussen de bestuurders, worden de extra maatregelen aangekondigd en wordt toestemming gevraagd. Achteraf wordt in de reguliere rapportages nader verantwoord welke extra activiteiten zijn uitgevoerd en wat de extra financiële consequenties daarvan zijn.
4.8.
Gedragscode
In het landelijk overleg is vorig jaar een gedragscode opgesteld voor de bestrijder. Deze gedragscode is als instrument opgenomen in ons beleid. In deze code zijn nadere uitvoeringsregels voor de bestrijder vastgelegd als verdere uitwerking van de Flora- en Faunawet. Het beschrijft een aantal regels waarmee de bestrijder tijdens de uitoefening van zijn werk rekening mee heeft te houden. De gedragscode is als bijlage II in dit meerjarenbeleid opgenomen.
4.9.
Opleidingen
Vakkennis, zelfstandigheid, motivatie, discipline, betrouwbaarheid en transparantheid zijn de kernwoorden voor de uitvoerders van de bestrijding. Immers, de bestrijder is dagen alleen in het veld en verantwoordelijk voor een goed resultaat in zijn vanggebied. Maar ook de maatschappij kijkt kritisch naar de bestrijding. Om deze redenen is het belangrijk om de bestrijders goed op te leiden. Er zijn enkele jaren geleden in overleg met de Stichting Wateropleidingen drie modulen ontwikkeld voor het opleiden van de bestrijders. Inmiddels is een vierde module ‘communicatie’ in ontwikkeling en een cursus voor rayonambtenaren. Een overzicht van alle modules is opgenomen in bijlage III. Afgelopen jaar heeft een gedeelte van de medewerkers een aantal modules gevolgd. In 2010 worden nog door een aantal medewerkers de cursussen gevolgd. Zodat eind 2010 alle medewerkers de vakopleidingen hebben gevolgd.
13 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
4.10.
Mobiel werken
In de toekomst willen we meer gebruik gaan maken van de mogelijkheden van het GPS. Hiermee kunnen de locatie van onze vangmiddelen in het veld in coördinaten vastleggen en verwerken in het vangstregistratiesysteem en GIS. Ook is het mogelijk om vangsten in het veld al te registreren met behulp van een PDA. Het voordeel is dat de veldinformatie exact vastgelegd worden en de informatie sneller beschikbaar is. In geval van ziekte en/of verlof van de bestrijder kan een andere bestrijder het werk makkelijker overnemen. Bij de bestrijding in de provincie Noord Holland is hiervoor een project opgestart en wordt in 2010 ingevoerd. In het landelijke overleg is besloten om gezamenlijk in samenwerking met het waterschapshuis een project op te starten, waarbij gebruik gemaakt wordt van de kennis die inmiddels bij Noord Holland is opgedaan.
4.11.
ARBO- beleid
Het waterschap heeft een Arbo-beleid op veilig en gezond werken. Het beroep bestrijder is lichamelijk een zwaar beroep. Om het werk te verlichten zijn er twee maatregelingen getroffen: 1) Invoering van een seniorenregeling, zodat vanaf 50 jaar één dag minder per week gewerkt kan worden; 2) Aanschaf van quads zodat tijdens het actielopen en bij lange percelen geen zware vangmiddelen meer in de rugzak meegenomen hoeven te worden. Na 2010 is de huidige seniorenregeling niet meer van toepassing. In het komend jaar moet er onderzoek plaatsvinden of nieuwe maatregelen genomen kunnen worden om te voorkomen dat de bestrijder vroegtijdig door fysieke klachten moet stoppen met zijn werkzaamheden
4.11.1.
Bedrijfskleding
De gewone bedrijfskleding en het arbopakket zijn afgestemd op de omstandigheden waaronder de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Het pakket is zodanig ingericht dat het de bestrijder goed beschermd tegen alle weersomstandigheden.
4.11.2.
Bedrijfsauto’s
Het werk vereist dat de bestrijder dagenlang niet op een onderkomen komt, maar direct naar zijn vanggebied rijdt om daar zijn werkzaamheden uit te oefenen. Ter ondersteuning van het werk zijn bedrijfsauto’s beschikbaar gesteld, waarin alle materialen en de kadavers op een verantwoorde en hygiënische wijze vervoerd kunnen worden. De auto’s zijn uitgerust met voorzieningen om de handen te kunnen wassen. Het leasecontract wordt met twee jaar verlengd tot 2013, omdat het aantal gereden kilometers veel lager is dan aanvankelijk geraamd.
4.11.3.
Huisvesting
Ten behoeve van de buitenmedewerkers zijn zes onderkomens beschikbaar. In 2007 is bij de inventarisatie ten behoeve van de delegatie geconstateerd dat er achterstalling
14 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland onderhoud is. In 2008 is het meerjarig onderhoud geïnventariseerd en opgenomen in een onderhoud- en/of renovatieplan. Het onderkomen in Willeskop wordt gehuurd. De huurtermijn loopt tot eind september 2010; het contract wordt niet verlengd. Inmiddels is gestart met de voorbereidingen. In 2010 moet een nieuw onderkomen beschikbaar zijn. Begin 2008 is de huur opgezegd voor het onderkomen bij de gemeente Woerden. Inmiddels is er een tijdelijke oplossing gevonden door een loods in Harmelen te huren van een particulier. Op kort termijn wordt voor dit rayon een nieuw onderkomen gerealiseerd. De gemeente Houten heeft eind december 2008 te kennen gegeven dat er een nieuwe kringloopwinkel komt nabij de loods Houten. Zij heeft ons bestuur verzocht mee te denken aan de realisering van deze winkel; een van de opties is het realiseren van deze winkel op de locatie van de loods van de bestrijding. Het onderzoek naar de verschillende mogelijkheden is uitgevoerd. Hierover is nog geen besluit genomen. Omdat verplaatsing een dure oplossing is ligt het voor de hand dat de bestaande loods gehandhaafd blijft en wat aanpassingen op de bestaande locatie worden uitgevoerd.
4.12.
Bestuurlijke afstemming en besluitvorming
Tenminste twee keer per jaar is er een ambtelijk en bestuurlijk overleg om het beleid, de begroting en de resultaten door te spreken. Deze overleggen vinden vooruitlopend op de behandeling van de voorjaarsnota en de begroting plaats in respectievelijk de maanden februari/maart en september/oktober van ieder jaar. Daarnaast is er een paar keer per jaar een afstemmingsoverleg met de waterbeheerders om de bestrijdingsplannen en de vangstresultaten en andere technische zaken door te nemen.
4.13.
Communicatie
Het bestrijden van de muskusratten is een onderwerp dat veel maatschappelijke belangstelling heeft. De burger ziet onze mensen aan het werk en stelt er vragen over. De grondeigenaren willen weten waarom onze medewerkers op hun terrein moet zijn. Het is ook een onderwerp met een ‘minder goed imago’. Veel mensen vinden het zielig voor de muskusratten, de noodzaak van bestrijding wordt dikwijls in twijfel getrokken en ook de vangmethodes staan ter discussie. Kortom een onderwerp dat vraagt om uitgebalanceerde communicatie. Het is daarom belangrijk dat de waterschappen -en zeker de betrokken medewerkers- hier op een goede manier mee omgaan. Een transparante werkwijze is het motto.
4.13.1.
Doel van de communicatie
Het doel van de communicatie rond de muskusrattenbestrijding is het bevorderen van een goede uitvoering van deze taak, door er goede informatie over te geven en draagvlak te bevorderen. Ook willen we de dialoog over het onderwerp niet uit de weg gaan en uitdragen dat we continu zoeken naar een zo diervriendelijke oplossing van het probleem.
15 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
4.13.2.
Boodschap
De centrale boodschap rond het bestrijden van muskusratten is dat we die taak uitvoeren om te zorgen voor de veiligheid. Zonder bestrijding komen onze waterkeringen in gevaar en worden oevers zwaar beschadigd. Goede bestrijding zorgt voor zo min mogelijk vangsten. Ook vangen we zo diervriendelijk mogelijk en streven we naar zo min mogelijk bijvangsten. We onderzoeken ook de mogelijkheid van alternatieven of betalen mee aan financiering daarvan. Door open te communiceren, en ons werk transparant uit te voeren binnen de gedragsregels en wetgeving willen we het imago van de bestrijding verbeteren.
4.13.3.
Communicatiemomenten
Er zijn verschillende communicatiemomenten te onderscheiden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Het contact tussen de bestrijder en de burger. Het contact tussen de bestrijder en de grondeigenaren. Vragen vanuit de politiek en/of het bestuur. De contacten met de pers. Publicaties. Informatiedagen met presentaties. interne communicatie.
Ad 1 en 2. De bestrijders en hun teamleider moeten op correcte manier de gevraagde informatie geven over hun werkzaamheden. Het is daarbij belangrijk dat zij daarbij aangeven waarom het werk gedaan wordt en hoe dat op verantwoorde wijze gebeurt. De medewerkers hebben hiervoor een communicatietraining gevolgd en zullen ook in de toekomst opfriscursussen gaan volgen. Ad 3. Het afdelingshoofd is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het beleid. Het bestuur stelt het beleid vast. Hij informeert het bestuur regelmatig over de werkzaamheden en over de ontwikkelingen. Tegelijkertijd worden de besturen van de deelnemende organisaties op juiste wijze van informatie voorzien en wordt het beleid met hen afgestemd. Ad 4 en 5. De pers zal regelmatig vragen stellen, meestal naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Bureau communicatie neemt de coördinatie hiervan op zich en zal de vragen doorsturen naar het afdelingshoofd en vervolgens de antwoorden weer terugsturen naar de betreffende journalist. Ditzelfde geldt ook voor publicaties in bladen. Het is belangrijk dat er consistentie zit in de berichten die naar buiten gaan. Daarom is afgesproken dat vragen van de pers over de muskusrattenbestrijding altijd via het afdelingshoofd en de veldcoördinator loopt. Ad 6. Om burgers te laten zien wat we op gebied van bestrijding doen, wordt er meegewerkt aan informatiedagen, vaak op speciale open dagen. Ook kunnen, op verzoek, groepen mensen, op een van onze locaties kennismaken met de bestrijding, vaak gecombineerd met een veldbezoek. Dit wordt verzorgd door een van de teamleiders samen met enkele bestrijders. Ter ondersteuning van deze dagen is informatiemateriaal voorhanden. Ad 7
16 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Omdat de groep bestrijders nog betrekkelijk kort in dienst is van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is interne communicatie nog heel belangrijk. We streven naar frequent contact tussen de afdelingen Muskusrattenbestrijding en Uitvoering, maar ook met de rest van de organisatie en de andere waterschappen. Middelen die hierbij ingezet worden zijn de personeelsbladen, lunchbijeenkomsten, werkbezoeken.
17 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
5. Financiën 5.1.
Exploitatiebegroting
De exploitatiebegroting 2010 is vorig jaar opgesteld op basis van de voorgaande begrotingen bij het OLM en de eerste ervaringen van de uitgaven in 2008 en 2009. Op basis van de actuele gegevens en inzichten is deze meerjarenbegroting bijgesteld. De kosten worden voor 2/3 bepaald door de salariskosten en de kosten voor inhuur van de piekbestrijders. De kapitaalslasten nemen vanaf 2011 toe ten gevolge van de geplande investeringen in de huisvesting. De personeelskosten nemen geleidelijk af door de afbouw van de inhuur van piekbestrijders. De salariskosten zijn voor alle jaren op ca. € 2,3 miljoen gesteld en zullen geleidelijk toenemen ten gevolge van de CAO afspraken. In onderstaande tabel is de meerjaren ontwikkeling van de kosten weergegeven op basis van de prijzen in 2010. Er is geen indexering toegepast. De indexering wordt medio 2010 doorgegeven en heeft invloed op de begroting voor 2011. Tabel 5.1 Ontwikkeling exploitatiebegroting incl. afschrijvingen en rente 2010 Kapitaalslasten
€
272.500
2011 €
327.510
2012 €
337.700
2013 €
337.800
2014 €
328.100
2015 €
318.000
Personeelskosten
€ 2.889.000
€ 2.863.700
€ 2.723.700
€ 2.475.700
€ 2.475.700
€ 2.475.700
Variabele kosten
€ 1.224.500
€ 1.009.700
€ 1.004.700
€ 1.004.200
€ 1.004.200
€ 1.004.200
Totaal
€ 4.386.000
€ 4.200.910
€ 4.066.100
€ 3.817.700
€ 3.808.000
€ 3.797.900
5.2.
Investeringen
De investeringen bij de afdeling Muskusrattenbestrijding omvat het vervangen van materieel en maatregelingen in huisvesting. Momenteel wordt binnen ons waterschap er een onderzoek uitgevoerd naar de verdere integratie huisvesting buitendiensten, Uitgangspunt hierbij is dat de buitendiensten zoveel mogelijk gebruik gaan maken van bestaande terreinen en voorzieningen op deze terreinen. Dit onderzoek is in februari 2009 afgerond. Vooralsnog is er uitgegaan van twee nieuwe onderkomens te realiseren op rwzi terreinen.(zie ook par.4.11.3). De nieuwe investeringen zijn: Tabel 5.2 Overzicht geplande investeringen. omschrijving Totale investering periode € 625.000,-juli 2009 t/m sept. Loods Rayon 3 2010. Montfoort € 260.000,-Jan. 2010 t/m dec. Loods Rayon 5 2010.
Renovatie loods Veenendaal (R1)
€ 53.000
2010
18 - 43
opmerking Huur eindigt 2010 Huur Woerden is opgezegd; tijdelijk onderkomen gehuurd in Harmelen Groot onderhoud
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Renovatie loods Houten (R2) Renovatie loods Breukelen (R4) Mobiel werken Vervangen materieel Vervangen materieel
€ 53.000,--
2010
Groot onderhoud
€ 53.000,--
2010
Groot onderhoud
€ 120.000,-€ 53.000,--
2011 2010
€ 212.000,--
2011 t/m 2015
Jaarlijks een deel
Hierdoor nemen de afschrijvingen en de rente na 2010 met ca.20% toe. Zie tabel 5.1 Bij de behandeling van de begroting zullen de investeringen voor dat betreffende jaar worden aangevraagd.
5.3.
Financiering
De kosten voor de muskusrattenbestrijding Midden Nederland worden gefinancierd door de provincies Utrecht en Gelderland en de drie betrokken waterschappen volgens de verdeelsleutel zoals vastgelegd in de stukken van de delegatie. Daarnaast is er een bijdrage vanuit het provinciefonds en van de LCCM. Er is geen rekening gehouden met de wijzigingen in de financiering ten gevolge van de overdracht van de taak Muskusrattenbestrijding van de provincies naar de waterschappen en de wijzigingen in de organisatiegrootte. Zodra hierover meer bekend is en de besluiten zijn genomen zal er een begrotingswijziging worden opgesteld. Op basis van de in paragraaf 5.1 en 5.2 genoemde kostenontwikkeling bedragen de bijdragen in de komende jaren. Tabel 5.3 Overzicht bijdragen deelnemers. bron Provinciefonds Utrecht (rijk) Provincie Gelderland LCCM beverrat
%
2010
2011
2012
2013
2014
2015
-----
€ 1.036.300
€ 1.036.300
€ 1.036.300
€ 1.036.300
€ 1.036.300
€ 1.036.300
-----
€
118.300
€
118.300
€
€
€
€
-----
€
12.000
€
12.000
Subtotaal 1
118.300
118.300
118.300
118.300
€ 1.166.600
€ 1.166.600
€ 1.154.600
€ 1.154.600
€ 1.154.600
€ 1.154.600
50
€ 1.609.700
€ 1.517.155
€ 1.455.750
€ 1.331.550
€ 1.326.700
€ 1.321.650
10
€
321.940
€
303.431
€
291.150
€
266.310
€
265.340
€
264.330
7,5
€
241.455
€
227.573
€
218.363
€
199.733
€
199.005
€
198.248
32,5
€ 1.046.305
€ 986.151
€
946.237
€
865.507
€
862.355
€
859.072
Subtotaal 2
€ 3.219.400
€ 3.034.310
€ 2.911.500
€ 2.663.100
€ 2.653.400
€ 2.643.300
Totaal
€ 4.386.000
€ 4.200.910
€ 4.066.100
€ 3.817.700
€ 3.808.000
€ 3797.900
Provincie Utrecht AGV Vallei en Eem HDSR
19 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
5.4.
Overige kosten deelnemers.
De financiering van de landelijke coördinatie Muskusrattenbestrijding en beverratbestrijding en van de onderzoeken komt voor rekening van de provincies en de waterschappen, overeenkomst de verdeelsleutel welke is vastgesteld door het IPO en de UNIE. Deze kosten zijn geen onderdeel van de begroting van de bestrijdingsorganisaties, omdat deze kosten rechtstreeks via de Unie bij de waterschappen in rekening worden gebracht. De provincies krijgen deze kosten via de bestrijdingsorganisaties van het LCCM in rekening gebracht.
5.5.
Risicoparagraaf
Met de komst van het wijzigingsvoorstel in de Waterwet zal de wet op de Muskusrattenbestrijding komen te vervallen en wordt de muskusrattenbestrijding een taak van de waterschappen. Hiermee komt ook de financiering ter sprake en wordt gewijzigd. Het is nog niet bekend hoe de financiering eruit zal zien. In dit document is nog uitgegaan van de huidige financieringsafspraken. Indien dit in de toekomst wordt gewijzigd, veranderen ook de genoemde bedragen in paragraaf 5.3.
5.6.
Bijdrage kosten bestrijding aan de provincie Zuid Holland
De bestrijding in het westelijk deel van het gebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden wordt uit gevoerd door de bestrijdingsorganisatie van de provincie Zuid Holland. De jaarlijkse kosten van dat deel van de bestrijding zijn geraamd op € 50.000,- en komen geheel voor rekening van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Deze kosten maken geen onderdeel van de kosten genoemd in paragraaf 5.3.
20 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Bijlage I - Onderzoeksprogramma LCCM
Onderzoeksprogramma muskusrattenbestrijding 2008-2011 Wijzigingsvoorstel
voor het Meerjarenplan Onderzoek 2007-2009
Februari 2008, Versie 7
21 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Samenvatting Eind 2006 is het Meerjarenprogramma (MJP)Onderzoek 2007-2009 vastgesteld. Een deel van het Meerjarenprogramma had betrekking op nut- en noodzaakonderzoek. Dat deel van het Meerjarenprogramma is inmiddels gerealiseerd, aangezien deze onderzoeken in 2007 zijn afgerond. De resultaten van de onderzoeken naar nut en noodzaak van de bestrijding hebben een aantal nieuwe onderzoeksvragen opgeleverd en leiden tot inzichten die een nieuwe prioriteitenstelling binnen het onderzoeksprogramma nodig maken. Daarom wordt hierbij een aangepast Meerjarenprogramma gepresenteerd. Onderzoek in de muskusrattenbestrijding wordt gefinancierd door de provincies (50%) en de Unie van Waterschappen (50%). De kosten van het Meerjarenprogramma 2007-2009 bedroegen € 290.000,- (€ 96.666,- per jaar). De bijdrage van de provincies en de Unie van Waterschappen voor het jaar 2007 is inmiddels voldaan aan de Landelijke Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding (LCCM) en is nog beschikbaar. Het aangepaste Meerjarenprogramma (MJP) beslaat de periode 2008 tot en met 2011 en vraagt een investering van € 750.000,-. Gezien het reeds beschikbare bedrag van € 96.666,- gaat het om een totaalinvestering van € 653.334,-. Voor 2008 betekent de wijziging van het MJP geen verhoging van de bijdrage ten opzichte van het huidige onderzoeksprogramma. Dit bedrag is als volgt over de jaren verdeeld. 2008 € 93.334,-
2009 € 280.000,-
2010 € 150.000,-
2011 € 130.000,-
De belangrijkste wijziging van het Meerjarenprogramma is dat er veldexperimenten zullen worden uitgevoerd om twee alternatieve vangststrategieën te toetsen op hun effectiviteit in het veld. Dat brengt grote financiële wijzigingen met zich mee. Tevens krijgt het onderzoek naar een populatiedynamisch model een breder karakter. Er zal, in eerste instantie op theoretische wijze, ook een indruk worden gegeven van de gevolgen van het stoppen van de bestrijding in bepaalde gebieden. Het onderzoek naar humane vangmethoden wordt, gezien de urgentie van het vraagstuk, eerder uitgevoerd dan in eerste instantie gepland. Voor de komende 4 jaar zijn de volgende onderzoeken, en daarbij horende kosten, gepland. Onderzoek Populatie-dynamischmodel Normering Bijvangsten Humane vangmethoden Veldexperimenten alternatieve strategie Auditcommissie Algemeen/onvoorzien Externe projectleiding en deskundigen begeleidingscommissie Totaal
Kosten 2008 40.000,-
Kosten 2009 35.000,-
Kosten 2010
Kosten 2011
30.000,-
20.000,-
40.000,-
30.000,20.000,35.000,-
40.000,-
120.000,-
100.000,-
100.000,-
20.000,-
10.000,30.000,-
20.000,10.000,-
20.000,10.000,-
190.000,-
280.000,-
150.000,-
130.000,-
20.000,-
De wijziging van het meerjarenprogramma leidt tot een wijziging in de bijdragen van de verschillende financiers. De onderstaande tabel biedt een overzicht van de kosten van het gewijzigde Meerjarenprogramma per jaar per financier.
22 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Organisatie
Provincies Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Noord-Brabant Zeeland Limburg
Muskusratten- Totale kosten verdeelsleutel MJP 20082011
Kosten per jaar MJP 2008-2011
8,65 10,61 7,60 9,20 10,56 3,65 9,35 4,75 16,26 11,71 3,65 4,01
28.256,70 3.4659,37 24.826,69 30.053,36 34.496,04 11.923,35 30.543,36 15.516,68 53.116,05 38.252,71 11.923,35 13.099,34
2008 4.036,70 4.951,37 3.546,69 4.293,36 4.928,04 1.703,35 4.363,36 2.216,68 7.588,05 5.464,71 1.703,35 1.871,34
2009 12.110,14.854,10.640,12.880,14.784,5.110,13.090,6.650,22.764,16.394,5.110,5.614,-
2010 6.487,50 7.957,50 5.700,6.900,7.920,2.737,50 7.012,50 3.562,50 12.195,8.782,50 2.737,50 3.007,50
2011 5.622,50 6.896,50 4.940,5.980,6.864,2.372,50 6.077,50 3.087,50 10.569,7.611,50 2.372,50 2.606,50
Unie van Waterschapp en
50%
326.667,-
46.667,-
140.000, 75.000,-
65.000,-
Totaal
100%
653.334,-
93.334,-
280.000. 150.000, 130.000, -
Onderzoeksprogrammering muskusrattenbestrijding In 2006 en 2007 heeft de LCCM een zestal onderzoeken uitgevoerd naar nut en noodzaak van de bestrijding. Deze onderzoeken zijn onderdeel van het Meerjarenprogramma (MJP) Onderzoek Muskusrattenbestrijding 2007-2009. De resultaten van de nut- en noodzaakonderzoeken leiden tot een aantal nieuwe vragen en een nieuwe prioriteitenstelling binnen het onderzoeksprogramma. Wijziging van het bestaande MJP is dan ook noodzakelijk. Dit wijzigingsprogramma beschrijft de noodzakelijke wijzigingen.
Afgerond onderzoek: Resultaten voor besluitvorming en advies vervolgonderzoek De zes afgeronde onderzoeken hebben waardevolle onderzoeksresultaten opgeleverd op basis waarvan besluitvorming over de toekomst van de bestrijding mogelijk is. Ook is een aantal adviezen gegeven ten aanzien van het doen van vervolgonderzoek. Deze adviezen zullen worden besproken en er zal een afweging worden gemaakt om te komen tot een prioriteitenstelling. Adviezen vervolgonderzoek Economische schade Registratie van economische schade wordt niet consequent gedaan. Als advies is door de onderzoekers meegegeven om dat wel vorm te geven. Het protocol dat tijdens het onderzoek is gebruikt, zou kunnen worden gebruikt voor uniforme registratie van schade. Een systematische toepassing van het protocol, incidentenregistratie en het verrichten van waarnemingen in gebieden zonder bestrijden worden aanbevolen. Registratie van schade wordt gedaan per regio door de waterschappen. Het behoeft geen vervolgonderzoek. De bestrijdingsorganisaties zal gevraagd worden (schade)registratie vorm te geven. 23 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Alternatieve strategieën Het rapport “alternatieve strategieën” stelt een tweetal strategieën voor als mogelijk alternatief voor de huidige bestrijding. Een strategie met bestrijding alleen rondom kwetsbare objecten en een strategie met bestrijding in winter en voorjaar worden als kansrijk beschouwd. Om de meerwaarde van deze strategieën te bepalen zijn veldexperimenten nodig. Deze veldexperimenten zijn niet opgenomen in het MJP 2007-2009. Gezien de mogelijke meerwaarde van de strategieën op het gebied van kosten en ethiek zal uitvoering worden gegeven aan de experimenten. De experimenten zullen ook meer inzicht geven in het gedrag van de muskusrat. De experimenten vragen 3 jaar en de kosten hiervoor worden geschat op € 360.000,-. Mochten er onverhoopt kosten gemaakt moeten worden na afloop van de experimenten, zoals kosten voor schadeherstel en/of het naar beneden brengen van de populatie, worden deze verdeeld op basis van solidariteit. Gevolgen van graverij door muskusratten en beverratten voor de veiligheid van waterkeringen Net als de economische schade zou ook de registratie van schade in relatie veiligheid beter moeten. Daarnaast wordt geadviseerd een onderzoek te doen naar het gedrag van de muskusrat. Dit wordt in meerdere onderzoeken geadviseerd. Een dergelijk onderzoek is nog niet in het MJP 2006-2009 opgenomen. Het onderzoek naar het ontwikkelen van een populatiedynamisch model en het theoretisch onderzoeken van het stoppen van de bestrijding zal ook inzichten opleveren over het gedrag van de muskusrat. Dat onderzoek is begroot op € 75.000,-. Populatieontwikkeling en veiligheid Concreet vervolgonderzoek wordt in dit rapport niet voorgesteld. Wel worden er aanbevelingen gedaan voor onder andere inventarisaties en registraties. De vervolgstappen op dat vlak zijn reeds benoemd.
24 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Organisatie Geconcludeerd is dat de bestrijding organisatorisch onder één bestuurlijk vlag zou moeten worden gebracht, en dan bij voorkeur de waterschapsvlag. Als ideaalbeeld is een landelijke organisatie geschetst met regionale uitvoeringsorganisaties. Geadviseerd is om onderzoek te doen naar de optimale schaalgrootte daarvan. Gezien ontwikkelingen die gaande zijn, zoals het overleg tussen IPO en Unie van Waterschappen over de overdracht van de bestrijding naar de waterschappen en de toekomstige inwerkingtreding van de Waterwet, heeft dit onderzoek geen prioriteit. Hoogstwaarschijnlijk zal bij inwerkingtreding van de Waterwet de bestrijding, als onderdeel van watersysteembeheer, komen te liggen bij de waterschappen. Om de efficiëntie verder te verbeteren adviseert PwC een auditcommissie in het leven te roepen die de bestrijding van de muskusratten ter plaatse controleert op haar activiteiten en vangsten. Het in het leven roepen van een auditcommissie is al langere tijd onderwerp van gesprek in de bestrijding. Een auditcommissie heeft als doel in het veld de resultaten en kwaliteit van de bestrijding te controleren. De TCM heeft enkele jaren geleden besproken en uitgezocht hoe zo’n commissie er in Nederland uit zou kunnen zien en wat dat zou kosten, een onderzoek naar de organisatie van bestrijding uitgevoerd door PricewaterhouseCoopers (PwC) adviseerde de meerwaarde te onderzoeken en in Vlaanderen wordt een dergelijke commissie (Vlaamse Resultaatscontrole) succesvol ingezet. Ook bestuurlijke is de wens uitgesproken te onderzoeken of een auditcommissie van meerwaarde kan zijn voor de Nederlandse bestrijding. De LCCM zal een dergelijk inventariserend onderzoek in 2008 uitvoering geven. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van de leerervaringen uit Vlaanderen en de eerdere inzichten opgedaan door de TCM. Het gedurende het onderzoeksproces inventariseren van draagvlak voor de auditcommissie is onderdeel van de uit te zetten onderzoeksopdracht. De onderzoeksopdracht resulteert in een haalbaarheids- en implementatieplan. Het plan beschrijft in hoeverre een auditcommissie van meerwaarde is, of het wenselijk (draagvlak) en haalbaar wordt geacht. Daarnaast beschrijft het aan welke eisen zo’n auditcommissie zou moeten voldoen, hoe het vorm gegeven zou kunnen worden en welke kosten door wie gedragen zouden moeten worden. Op basis van de informatie die dit plan kan gedegen besluitvorming plaatsvinden over het wel of niet in het leven roepen van zo’n auditcommissie. Indien een dergelijke commissie wenselijk en haalbaar wordt geacht kan het plan fungeren als implementatieplan. Hiervoor wordt €20.000,- begroot. Geadviseerd wordt tevens om eenduidige, duidelijke afspraken over registratie en indicatoren te maken. In het onderzoek naar normering zal deze thematiek terug komen. Preventieve maatregelen In het rapport worden aanbevelingen gedaan zoals het meenemen van graafwerende constructies bij een dijkverbeteringsronde of regulier onderhoud en het inzetten van .. Hiervoor is verder onderzoek niet nodig. Vooronderzoek stoppen met bestrijden Naast de zes hierboven genoemde onderzoeken is tevens vooronderzoek gedaan naar nietbestrijden. Doel was in kaart te brengen wat de meerwaarde, mogelijkheden en risico’s van een dergelijk onderzoek zouden zijn. Voorgesteld wordt in eerste instantie aan de hand van een theoretisch model de effecten van het stoppen met bestrijden in kaart te brengen. Dit sluit
25 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland goed aan bij het in het MJP 2007-2009 genoemde onderzoek naar een populatiedynamisch model. Voor dit onderzoek was een bedrag gereserveerd van € 75.000,-. Dat is toereikend. Normering Tenslotte is een onderzoek uitgevoerd naar draagvlak voor een normeringstelsel. Normering betreft een norm voor wat een bestrijder gemiddeld aan kilometer watergang zou moeten kunnen bewerken in verschillende omstandigheden. Uit het onderzoek blijkt dat voldoende draagvlak aanwezig is. Aangezien normering een extra sturingsinstrument kan zijn zal het normeringstelsel ontwikkeld worden. Het ontwikkelen van een dergelijk stelsel past binnen het voorgestelde onderzoek “registratie en classificatie”. Uitbreiding van het onderzoek naar de normering vindt dan plaats. De kosten worden daarmee niet € 40.000,- maar € 60.000,-.
Wijzigingen Meerjarenplan De inhoudelijke en financiële wijzigingen die het MJP 2008-2011 met zich mee brengt ten opzichte van het MJP 2007-2009 zijn in de onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt. De financiële bijdrage voor 2008 is niet hoger dan de bijdrage van het oorspronkelijke MJP 2007-2009. Een aantal wijzigingen is nog niet toegelicht in bovenstaande tekst. Het onderzoek naar humane vangmethoden wordt, gezien de gevoeligheid en urgentie van ethische vragen, een jaar eerder uitgevoerd. Het gaat daarbij met name om de vraag naar een alternatief vangmiddel voor de verdrinkval. Doordat het onderzoek naar humane vangmiddel een jaar eerder plaatvindt zal het onderzoek naar bijvangsten een jaar naar achteren schuiven, omdat de hoeveelheid onderzoek anders niet te managen is. Om het plan zoals het nu voor ligt waar te kunnen maken qua planning en kwaliteit is de inzet van een externe projectleider noodzakelijk. De meerwaarde van externe deskundigen in begeleidingscommissies heeft zich getoond tijdens de onderzoeken die zijn uitgevoerd in 2006 en 2007 en dat zal wederom vorm gegeven worden.
MJP 2007-2009 Inhoud Populatiedynamisch model
Kosten
Jaar
MJP 2008-2011 Inhoud
75.000,-
2008/2009 Populatiedynamisch model en stoppen met bestrijding Registratie-eenheid 40.000,2008/2009 Normering (incl. en classificatie registratie-eenheid en classificatie) Bijvangst 40.000,2008 Bijvangst Humane 60.000,2009 Humane vangmethoden vangmethoden Veldexperimenten alternatieve bestrijdingsstrategie Algemeen 75.000,2008/2009 Algemeen onderzoek/onvoorzien onderzoek/onvoorzien Externe projectleiding en deskundigen begeleidingscommissie Auditcommissie Totaal 290.000,Totaal
26 - 43
Kosten
Jaar
75.000,-
2008/2009
60.000,-
2008/2009
40.000,75.000,-
2009/2010 2008/2009
360.000,- 2008/2009/ 2010/2011 50.000,70.000,-
2008/2009/ 2010/2011 2008/2009/ 2010/2011
20.000,2008 750.000,-
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
De gevolgen van de wijziging van het MJP voor de bijdragen van de verschillende organisaties is in de volgende tabel zichtbaar. Organisatie
4.180,83 5.128,17 3.673,33 4.446,67 5.104 1.764,17 4.519,17 2.295,83 7.859 5.659,83 1.764,17 1.938,17
Kosten per jaar MJP 2008-2011 2008 4.036,70 4.951,37 3.546,69 4.293,36 4.928,04 1.703,35 4.363,36 2.216,68 7.588,05 5.464,71 1.703,35 1.871,34
Kosten per jaar MJP 2008-2011 2009 12.110,14.854,10.640,12.880,14.784,5.110,13.090,6.650,22.764,16.394,5.110,5.614,-
Kosten per jaar MJP 2008-2011 2010 6.487,50 7.957,50 5.700,6.900,7.920,2.737,50 7.012,50 3.562,50 12.195,8.782,50 2.737,50 3.007,50
Kosten per jaar MJP 2008-2011 2011 5.622,50 6.896,50 4.940,5.980,6.864,2.372,50 6.077,50 3.087,50 10.569,7.611,50 2.372,50 2.606,50
Unie van Waterschappen
48.333,33
46.667,-
140.000,-
75.000,-
65.000,-
Totaal
96.666,67
93.334,-
280.000.-
150.000,-
130.000,-
Provincies Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Noord-Brabant Zeeland Limburg
Kosten per jaar MJP 2007-2009
27 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Stand van zaken lopende onderzoeken LCCM December 2009 Populatie-dynamisch model Is afgerond en opgeleverd. Alternatieve vangmethoden Het project Alternatieve Vangmethoden wordt momenteel uitgevoerd vanuit de onderzoekscoördinatoren zelf. Er is een plan van aanpak gemaakt na een quick scan van mogelijke partnerorganisaties van buiten de bestrijding. Verschillende aanpakken zijn op een rijtje gezet en met de begeleidingscommissie besproken. Op grond daarvan is er voor gekozen vooralsnog met de NOVU (de landelijke vereniging van professionele uitvinders) tot verdere ideevorming over te gaan. De NOVU heeft een offerte uitgebracht voor het project Brainstorm. Aan de NOVU is opdracht verleend om dit project uit te voeren. Auditcommissie Na de bespreking van de rapportage van dit onderzoek, uitgevoerd door PwC, in de LCCM/TCM is besloten geen vervolg te geven aan de aanbevelingen van het rapport. Veldexperimenten Alternatieve Strategie (zie ook agendapunt 5) Op grond van de uitkomsten van het A&W - onderzoek naar een populatie-dynamisch model (zie hierboven) heeft de WUR een onderzoeksvoorstel geschreven. Dit voorstel behelst veldexperimenten met verschillende strategieën in geselecteerde uurhokken verdeeld over geheel Nederland. Hiervoor is een budget benodigd van € 360.000,--. Er is nog geen concrete opdracht verleend. BCM is van mening dat het niet opportuun is om op dit moment met het onderzoek te beginnen. Normering Dit onderzoek is niet nader uitgewerkt, in afwachting van de veldexperimenten. Het is denkbaar dat de uitkomsten van de experimenten verder onderzoek naar vangstnormering overbodig maken. Bijvangsten Dit onderzoek is tot nu toe niet gestart. Hans van Zijst heeft een projectvoorstel gemaakt ter bespreking in LCCM/TCM van september2009. De reactie in de LCCM/TCM was dat niet alleen gekeken moet worden naar kwantiteit, maar ook naar bijvoorbeeld de kwaliteit van de vangmiddelen. De onderzoeken moeten niet te uitgebreid worden. Verder moet er een uitspraak worden gedaan in hoeverre diersoorten door de muskusrattenbestrijding in hun voortbestaan worden bedreigd. Verder moet worden onderzocht in welke mate het verminderen van bijvangsten invloed heeft op de effectiviteit van de muskusrattenbestrijding. Deze punten zullen meegenomen worden en daarna zal dit nogmaals worden voorgelegd aan de LCCM/TCM. Mark Daemen en Antoinet Gessel zullen in de begeleidingscommissie zitting hebben plus een extern lid. Daarnaast wordt gekeken welke externe partij voor het onderzoek in aanmerking komt (Royal Haskoning, Altenburg & Wymenga, Bureau Waardenburg of Alterra).
28 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Bijlage II - Gedragscode Gedragscode voor bestrijding van muskusrat en beverrat 1. INLEIDING De Flora- en Faunawet (FF-wet) verbiedt het verstoren, vernielen, doden en dergelijke van de in Nederland voorkomende dier- en plantensoorten, behalve de exoten. De muskusratten- en beverrattenbestrijder heeft daar dagelijks mee te maken. Het verstoren van planten- en diersoorten is immers niet te voorkomen voor iemand die in de natuur opereert. Ook onbedoelde vernieling of doding van planten en dieren kan wel een gevolg van de bestrijdingsuitvoering zijn. In deze wet zijn ook regelingen opgenomen ten aanzien van legitieme verstoring of doding, zoals jacht en schadebestrijding. Ook bepaalt deze wet de middelen die men daartoe mag gebruiken. Dit omvat ook de middelen die men tegen de onbeschermde exoten mag gebruiken. Op 10 september 2004 volgde een aanvulling op de wet. Hierdoor werd het mogelijk gemaakt de normale onderhoudswerkzaamheden door bijvoorbeeld een aannemer of een waterschap te vergemakkelijken. Deze vrijstelling tot het hinderen van de natuur geldt automatisch ten aanzien van een lijst van 42 algemene dier- en plantensoorten. Ten aanzien van de benadeling van de overige soorten wordt vrijstelling verleend na goedkeuring door de Minister van LNV van een gedragscode. Ook de voorwaarden waaraan zo’n gedragscode dient te voldoen, worden in de FF-wet genoemd. Deze zijn: een wijze van uitvoering van de werkzaamheden wordt beschreven; ten aanzien van de niet automatisch vrijgestelde soorten vindt geen benutting of economisch gewin plaats; er worden slechts werkzaamheden verricht of er vindt slechts gebruik plaats waarvan geen wezenlijke invloed uitgaat op de bedoelde soorten; voor wat betreft dieren wordt in redelijkheid alles verricht of gelaten om te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken dat bedoelde dieren worden gedood, verwond, bemachtigd, nesten en holen worden beschadigd, vernield of verstoord, of eieren van bedoelde dieren worden beschadigd of vernield. De gedragscode dient regelmatig opnieuw te worden vastgesteld, bijvoorbeeld iedere 5 jaar. In het kader van de FF-wet levert een gedragscode voor de muskusrat- en beverratbestrijding geen aparte mogelijkheden op tot vrijstelling. De voor de bestrijding geldende vrijstellingen worden immers geregeld via art 67 FF-wet. Toch heeft een speciale gedragscode voor de muskus- en beverrattenbestrijding meerwaarde. Om meerdere redenen. om duidelijkheid te creëren naar de eigen medewerkers, op alle niveaus; ter bevordering van een uniforme uitvoering van de bestrijding; om ons handelen naar anderen toe duidelijk te maken op een wijze die ook van andere beroepsgroepen wordt verwacht. 2. DE KERN VAN WET- EN REGELGEVING Het kwam hierboven bij de gedragscode al aan de orde: een ingreep door een bestrijder heeft als belangrijk kenmerk dat de benadeling van de overige natuur zo min mogelijk is. In de aanhef tot de Flora- en Faunawet wordt de intrinsieke waarde van het dier aangehaald. Dit betekent dat ieder dier afzonderlijk op zich waardevol is, los van het belang van het dier voor de mens. Of het dier nuttig, mooi of schadelijk is, doet er niet toe. In de FF-wet wordt daarnaast gesproken over een “algemene zorgplicht” (artikel 2, zie het onderstaande kader). Het artikel geeft aan wat in algemene zin van een bestrijdingsmedewerker wordt verwacht. De wetgever heeft niet nader ingevuld hoe de algemene insteek van de wet moet worden vertaald naar specifieke handelingen tijdens de bestrijdingsuitvoering. Dat betekent dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij de uitvoerders van de bestrijding, zowel bij leidinggevenden als bij
29 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland bestrijders. Daar komt bij dat ten aanzien van de handelingen van de bestrijder, de bewijslast ligt bij degene die handelt, bij de bestrijder dus. De beschermende werking van de FF-wet en de uitzondering daarop worden geregeld na artikel 2 van de wet. Dit betekent dat artikel 2, de algemene zorgplicht, geldt ten aanzien van alle plant- en diersoorten. Dus ook ten aanzien van de exoten. Daarnaast bevat de FF-wet, net als de Gezondheidsen Welzijnswet voor Dieren het uitgangspunt dat onnodig lijden dieren niet mag worden aangedaan. Men zou een te beperkte visie hebben als men dit alles uitsluitend van toepassing acht ten aanzien van op zichzelf staande handelingen (“men doodt een dier zo snel mogelijk”, “men laat een bijvangst zo snel mogelijk levend vrij”, en dergelijke). Het voorkomen van onnodig leed en de algemene zorgplicht heeft ook zijn invloed op de uitvoering van de bestrijding in zijn geheel: “men doodt zo snel mogelijk en zo pijnloos mogelijk niet meer dieren dan nodig is”. In Nederland is besloten de populatie in zijn geheel omlaag te brengen. Uitvloeisel van bovenstaande is, dat dit tevens zo snel mogelijk gebeurt. Gevolg hiervan is dat men zich bij de bestrijding van muskusrat en beverrat concentreert op de plaatsen waar de grootste aantallen van deze dieren leven. Immers door die weg te nemen daalt de populatie als geheel het snelst. Bij minder dichte populaties kunnen daarnaast bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, die minder dierenleed veroorzaken. Aangezien de bestrijding een middel is tot beperking van schade en/of gevaar kan de uitvoering en de uitvoeringsvolgorde in de bestrijding tevens niet los worden gezien van de ligging van schadegevoelige objecten en trajecten. Ook zal de bestrijding moeten inspelen op voorzienbare verplaatsingen van de te bestrijden dieren (de trek, grensoverschrijding, en dergelijke). Algemene zorgplicht volgens de Flora- en faunawet (artikel 2) Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
3. UITVOERING VAN HET BESTRIJDINGSWERK Bestrijdingswerk om een populatie in het geheel omlaag te brengen omvat controle van alle gebieden en open terreinen waar muskusrat en/of beverrat kan worden verwacht. De bestrijder betreedt lopend of varend de terreinen. Het gebruik van quad of een ander vervoermiddel kan nuttig en toelaatbaar zijn. Bij de muskusrat wordt de controle met name uitgevoerd langs water (al het water). Aangezien de beverrat vaak ook in droge situaties (in de buurt van water) verblijft, betekent controle op de aanwezigheid van de beverrat meer werk op plaatsen die van het water verwijderd zijn. Omdat bij de uitvoering van de bestrijding moet worden ingespeeld op natuurbelangen maar ook op andere belangen, worden bij het betreden, het varen, het rijden en het bestrijden die andere belangen meegewogen. Benadeling van andere belangen kan daarbij niet altijd geheel worden voorkomen, maar de benadeling kan (in overleg met) wel zo veel als mogelijk worden verminderd. Controle van een gebied gebeurt door het zoeken naar sporen van muskusrat en/of beverrat. En door het plaatsen van vangmiddelen die ook niet-gespeurde dieren vangen. Juist in gebieden waar vrijwel geen muskusratten of beverratten leven, staan verspreid op belangrijkste plaatsen toch permanent vangmiddelen opgesteld. De middelen die de bestrijder volgens de wet ten dienste staan zijn geweren, honden niet zijnde lange honden, kastvallen, vangkooien en klemmen niet zijnde pootklemmen. De middelen uit deze reeks, die feitelijk mogen worden gebruikt, dienen te worden genoemd in de provinciale aanwijzing ex. Art 67 FFwet. Een middel dat in de aanwijzing wordt genoemd, kan worden gebruikt als de dienstleiding van de
30 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland betreffende bestrijdingsorganisatie dit middel in het algemeen of voor bepaalde bestrijders in het bijzonder toestaat.
31 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland 4. GEDRAGSREGELS VOOR DE BESTRIJDER Hierna wordt een overzicht gegeven van hoe gehandeld moet worden door de medewerkers die in de muskus- en beverrattenbestrijding werkzaam zijn. Er bestaan overigens bij de diverse organisaties een reeks van voorschriften met betrekking tot bijvoorbeeld het werken langs wegen, het werken langs spoorwegen, en dergelijke. Deze kunnen van organisatie tot organisatie of per regio van het land verschillen. Los van wat hier beschreven staat, blijven bedoelde regelingen gewoon van kracht. 4.1 Inleiding De volgende zes begrippen vormen de basis voor professioneel en integer handelen en vormen dan ook de basis van de gedragscode voor bestrijders van muskusratten en beverratten in Nederland. Dienstbaar: de medewerker dient het algemeen belang en waarborgt met zijn handelen het vertrouwen in de overheid. Professioneel: de medewerker heeft een professionele houding en handelt professioneel. De medewerker beschikt over de juiste kennis en vaardigheden en geeft de ambtelijke leiding en het bestuur juiste, relevante en volledige informatie. Onpartijdigheid: de medewerker handelt onpartijdig. Dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen van zichzelf of van anderen. Dit betekent ook dat iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Verantwoordelijk: de medewerker krijgt en neemt de verantwoordelijkheid die bij zijn functie past en is bereid verantwoording af te leggen. De medewerker gaat verantwoord om met de middelen van de bestrijdingsorganisatie en vermijdt het maken van onnodige kosten. Betrouwbaar: op een medewerker moet men kunnen rekenen. Kennis en informatie waar hij uit hoofde van zijn functie over beschikt, gebruikt de medewerker voor het doel waarvoor die zijn gegeven of verkregen. Zorgvuldig: de medewerker gaat op een zorgvuldige wijze om met burgers, bedrijven, instanties en andere medewerkers. Integer: een medewerker dient zich openlijk te kunnen verantwoorden voor zijn handelen. 4.2 Representatie Aangezien de medewerker naar het publiek toe het gezicht van de bestrijding is, rust er wat betreft de representatie verantwoordelijkheid op diens schouders. Dat resulteert in de volgende aspecten: 1) Een medewerker is steeds in staat aan te tonen dat hij/zij voor een bepaalde bestrijdingsorganisatie werkt (legitimatie) en dat hij/zij gronden mag betreden en vangmiddelen mag plaatsen (aanwijzing ex. artikel 67 FF-wet in kopie). 2) De medewerker ontvangt (geld voor) dienstkleding, dus loopt hij/zij er steeds zo verzorgd mogelijk in de verstrekte dienstkleding bij. 3) Wanneer een organisatie een dienstauto verstrekt of indien de privé-auto tegen een onkostenvergoeding voor de dienst wordt gebruikt dient deze opgeruimd en schoon te zijn. 4) Een medewerker kan vele hobby’s of levensovertuigingen hebben, maar is gematigd in het naar buiten brengen hiervan. Hier wordt gedoeld op gedragingen die beeldbepalend zijn naar het publiek. 5) Bestrijdingsmedewerkers bezitten veelal ontheffingen met betrekking tot het wegenverkeersreglement (toestemming tot het niet dragen van de autogordel bij intensief controlewerk en langzaam rijden; speciale parkeermogelijkheden e.d.). Gebruik van dergelijke ontheffingen is slechts toegestaan in het kader van het werk en uitsluitend zonder zichzelf of anderen in gevaar te brengen. 6) Bij werkzaamheden langs of in de nabijheid van spoorwegen houdt men zich aan de voorschriften, zoals die door de spoorbeheerder zijn opgesteld. 7) Een medewerker is bereid zich zaken aan te leren die hem of haar tot een beter of deskundiger bestrijder maken. 8) Een bestrijder neemt geen ander mee het veld in zonder toestemming van de leidinggevende. 9) Honden mogen niet het veld in worden meegenomen, tenzij dit via de aanwijzing ex. Art 67 FF-wet geregeld is en de werkgever het meenemen of het gebruik van de hond heeft toegestaan.
32 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland 4.3 Handelwijze in het algemeen Elke bestrijder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De bestrijdingsmedewerker is op pad om muskusratten en beverratten te vangen, alle andere levend gevangen dieren worden ter plaatse losgelaten. Dode bijvangsten worden op een correcte wijze geregistreerd. In sommige organisaties is het bij de registratie van dode vis gebruik alleen de rode lijst-soorten te registreren. De kans op het onbedoeld levend vangen of doden van dieren wordt door de bestrijder geminimaliseerd. Als het om lage aantallen of om uitzonderingen gaat, kunnen de dode dieren ter plaatse worden begraven of achtergelaten. Anders worden dode dieren zo veel mogelijk ter destructie aangeboden. Deze dieren kunnen een schakel zijn bij de verspreiding van de vossenlintworm. De bestrijder benut niets ten eigen bate of ten bate van anderen. Bestrijdingsmedewerkers handelen niet in muskusratten, beverratten, dierpelzen of staartpunten, en dergelijke. Ze maken het tevens niet mogelijk dat anderen dit doen. Het is de bestrijdingsmedewerker niet toegestaan muskusrat(ten) of beverrat(ten) levend voorhanden te hebben. 6) Betreding kan tot vertrapping van vegetaties leiden. Indien gewerkt moet worden in een natuurgebied overlegt een bestrijder met de terreinbeheerder. Zo komt de medewerker op de hoogte met de locatie van kwetsbare trajecten en de periode van het jaar dat deze kwetsbaar zijn. 7) Vangmiddelen worden buiten gebruik gesteld als het gebruik onnodig (meer dan gemiddeld) dierenleed veroorzaakt. 4.4 Vangmaterialen De bestrijding wordt uitgevoerd met de vangmiddelen die de medewerker ter beschikking zijn gesteld. Vangmiddelen worden vervaardigd op een bij de betreffende organisatie gebruikelijke wijze (passend binnen de afspraken gemaakt in de TCM), uit ter beschikking gestelde materialen. Klemmateriaal Muskusrattenklemmen Alle klemmen van het type conibear-110 die niet van roestvrij staal zijn, worden geleidelijk vervangen door roestvrijstalen klemmen. Tegen vogelvangst onbeschermde klemmen mogen slechts worden gebruikt met het slagraam geheel onder water geplaatst. Komt de bovenzijde van het slagraam van bijvoorbeeld een conibear net boven water uit, dan mag de klem alleen worden geplaatst als een afdoende bijvangst-bescherming met enkele overhangende gekruisde stokjes of takjes in de oever wordt aangebracht. Het gebruik van klemmateriaal voor de muskusrat op wissels is niet toegestaan. Het gebruik van lokaasklemmen op vlotten of in de oever op de waterlijn vastgezet, is slechts toegestaan als het materiaal van een beschermkap tegen de vangst van watervogels is voorzien. Op een vlot is of een tot vlak boven het water overhangende, buiten het vlot uitstekende kap vereist. Of er wordt een kap gebruikt die even groot is als het vlot en die tot 9 cm boven de vlotrand reikt. Over een op de waterlijn geplaatste lokaasklem moet een tot vrijwel in het water overhangende kap worden geplaatst. Kappen ten behoeve van in de oever geplaatste lokaasklemmen zijn zo geconstrueerd dat ze de muskusrat dwingen de lokaasklem vrijwel recht van voren te naderen. Er worden slechts lokaasklemmen gebruikt die zijn voorzien van een beveiliging tegen het pikken door watervogels. Drijvende vangcarrousels met conibears (of andere klemmen) mogen niet worden gebruikt zonder een voor de klem geplaatst uitgebogen stuk gaas of een kap, vrijwel tot op de waterlijn reikend. Een conibear of andersoortige klem die in een gaasje voor een duiker wordt geplaatst, mag slechts worden gebruikt met tot op de waterlijn overhangende kappen aan beide zijden. In verband met de eventuele aanwezigheid van jonge bevers worden muskusratklemmen en verdrinkmateriaal in de periode juli tot september niet opgesteld in of aan wateren waarvan bekend is dat er in dat deel van het stroomgebied bevers huizen. De afstand tot de bouw waarbinnen de plaatsing van vangmiddelen dan achterwege blijft is 500 m. In en na de trekperiode van de bever in het voorjaar (maart-april tot half mei) oriënteert de bestrijder zich ten aanzien van de mogelijkheid dat een bever het werkgebied binnen is gekomen. Zolang de bestrijder er niet van overtuigd is dat dit niet het geval is, worden muskusratvangmiddelen niet geplaatst in verband met de mogelijke aanwezigheid van jonge bevers. De bestrijder houdt in dit verband bij waar de dichtstbijzijnde bevervestiging is. Het is niet uitzonderlijk dat een bever zich in de trek over tientallen km’s verplaatst.
33 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland Beverratklemmen Beverratklemmen zijn de Conibear 220 en de Grondklem van firma Rex uit België; Het gebruik van beverratklemmen in (stroom)gebieden waar de otter of de bever voorkomt is niet toegestaan. In gebieden waar de das leeft, wordt een beverratklem uitsluitend geheel onder water geplaatst. Kooimateriaal Muskusratkooien Dodende kooien/afzettingen/etc. Deze staan zo opgesteld dat het verdrinkende deel van een kooi of afzetting steeds ten minste 2 cm onder water staat. Lukt dit niet of het is twijfelachtig, dan wordt een plafond in de kooi aangebracht. Kelen mogen zowel van duims-2duims als van duims-duims gaas worden gemaakt. Wanneer bijvangsten niet weg kunnen komen door de achterkant of de zijkant (van duims x 2 duims gaas gemaakt), dan worden er ontsnappingsopeningen aangebracht op het hoogste en op het laagste voor dieren bereikbare punt van de verdrinkruimte of in de keel. Een ontsnappingsopening bestaat of uit een ontsnapplaatje, of uit een maas van 1 bij 2 duims die een beetje open wordt geforceerd zodat een min of meer ronde vorm ontstaat. De hier afgeknipte draadeinden zijn niet scherp meer. Duims x 2 duims gaas wordt in een afzetting gebruikt met de lange maas horizontaal, in de kooi zelf op dezelfde wijze in de achterzijde. De keel heeft een inzwemopening van ten hoogste 9 cm. In een keel wordt een visklepje aangebracht. Een PVC-knietje rond 8 cm is ook toegestaan. Kooien zoals de Kuiperskooi worden ook van ontsnappingsopeningen voorzien (in de bovenrand van de onderbak en langs de onderzijde van de bovenkast of in het deurtje). Gebruik van (aan de langste zijden van de onderbak horizontaal gestrekt) duims x 2duims gaas in de onderbak maakt dit daar overbodig. In deurtjes (duims-duims gaas) wordt juist boven de omzetting aan de onderrand een maas weggeknipt. In het geval dat kooien dreigen droog te komen staan wordt het vangen gestaakt. Indien onverantwoord lijden niet optreedt (heel weinig water, geen extreme kou, geen harde wind, e.d.) mag met de kooien worden doorgewerkt. De kooien worden dan dagelijks gecontroleerd. De intensiteit van kooicontrole is afhankelijk van plaats en situatie. Die intensiteit wordt zo gekozen dat vis e.d. die in de kooi terecht is gekomen, levend kan worden losgelaten. Er worden in leefgebieden (stroomgebieden) van otters en bevers geen fuiken geplaatst in duikers onder druk bereden wegen. Levend vangende kooien 12) Kooiafmeting ca. 15 x 15 x 60 cm; op wissel als doorloopkooi, op vlot en op oever als inloopkooi. 13) De kooien worden gemaakt van duims-duims gaas en mogen geen scherpe delen hebben aan de binnenzijde of aan de onderrand van het deurtje. 14) In de kooi geen bewegende delen of een aashaak e.d. 15) De kooien mogen niet voorzien zijn van ontsnappingopeningen omdat deze kleine marterachtigen stimuleren tot uitbreekpogingen. 16) Plaatje tegen de onderzijde van de kooi, onder de aftrapplaat. 17) De kooien worden dagelijks gecontroleerd, boven de 20ºC zo vroeg mogelijk, boven de 25ºC meerdere malen per dag. 18) Afhankelijk van de weerssituatie en de plaats van opstelling wordt de bovenzijde afgedekt of wordt de kooi in zijn geheel afgedekt. Dreigt als gevolg van kou of hitte het toebrengen van onnodig leed, dan wordt de kooi buiten gebruik gesteld. 19) De kooi moet altijd voorzien zijn van voldoende vochthoudend voedsel. 20) De kooien altijd vastzetten op het vlot of in de bodem. 21) Bij dreiging van opkomend water worden de kooien die op de oever zijn opgesteld niet gebruikt of worden ze op een vlot geplaatst. 22) De kooi bevat de mogelijkheid deze open, afdoende geborgd in het veld opgesteld te laten. 23) Alle soorten, niet zijnde muskusrat of beverrat, die levend in de vangmiddelen worden aangetroffen, worden meteen en ter plaatse losgelaten. Aangezien de bruine rat niet onder de
34 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland beschermende werking van de FF-wet valt en de bruine rat plaatselijk in zeer grote aantallen voorkomt, is in bepaalde delen van het land besloten ook deze dieren te doden. Beverratkooien Dodende kooien/verdrinkvallen 1) Deze worden niet gebruikt bij de vangst van de beverrat omdat dan een te grote keel moet worden gebruikt. 2) Jonge beverratten kunnen wel worden gevangen in een Kuiperskooi uit de muskusrattenbestrijding. Levend vangende kooien 3) De kooiafmeting bedraagt 30 x 30 x 85/120 cm; op wissel als doorloopkooi (120 cm lang), op vlot en op oever als inloopkooi (85 cm lang). 4) De kooien worden gemaakt van duims-duims gaas. Het deurtje is van een gesloten materiaal, waarop of waarin een voor de georganiseerde bestrijding uniek logo is aangebracht. 5) Geen scherpe delen aan de binnenzijde, of aan de onderrand van het deurtje. 6) Geen bewegende delen of een aashaak e.d. in de kooi. 7) Geen ontsnappingsopeningen omdat deze kleine marterachtigen stimuleren tot uitbreekpogingen. 8) Plaatje op de onderzijde kooi onder de aftrapplaat. 9) Mogelijkheid om de kooi open geborgd in het veld opgesteld te laten. 10) De kooien worden dagelijks gecontroleerd, boven de 20ºC zo vroeg mogelijk, boven de 25ºC meerdere malen per dag. 11) Afhankelijk van de weersituatie en de plaats van opstelling wordt de bovenzijde afgedekt of wordt de kooi in zijn geheel afgedekt. Dreigt als gevolg van kou of hitte het toebrengen van onnodig leed, dan wordt de kooi buiten gebruik gesteld. 12) De kooi moet voorzien zijn van voldoende vochthoudend voedsel. 13) De kooien altijd vastzetten op het vlot of in de bodem. 14) De kooien niet op de oever gebruiken bij dreiging van opkomend water. 15) Alle soorten, niet zijnde muskusrat of beverrat, die levend in de vangmiddelen worden aangetroffen, worden meteen en ter plaatse losgelaten. Aangezien de bruine rat niet onder de beschermende werking van de FF-wet valt en de bruine rat plaatselijk in zeer grote aantallen voorkomt, is in bepaalde delen van het land besloten ook deze dieren te doden. 16) Op uitzetplekken van bevers worden de eerste drie maanden geen levend vangende kooien gebruikt. 4.4.3
Dodingsmiddelen
Geweer 1) Het gebruik van het vuurwapen (kogel of hagel) in de bestrijding is uitsluitend toegestaan aan personen die daartoe door of via de werkgever zijn aangewezen. De bestrijder moet in het bezit zijn van een geldige jachtakte en dient voldoende verzekerd te zijn. 2) Voor het gebruik van het geweer zijn al de voorwaarden en regels zoals gesteld in de Floraen Faunawet van toepassing. 3) Het geweer mag (in het kader van het werk) uitsluitend worden gebruikt voor het doden van muskusratten en beverratten. Er kunnen nadere afspraken bestaan, waar het geweer wel en waar het niet wordt gebruikt. Afhankelijk van de afspraken dienaangaande dient de regiopolitie van het gebruik van het geweer op de hoogte te worden gesteld. 4) Vuurwapens en munitie mogen nooit onbeheerd in vaartuig of auto worden achtergelaten, ook niet uit het zicht. 5) Het vuurwapen (ook als dit een dienstwapen is) staat op de jachtakte van de 1 bestrijdingsmedewerker ). Daarmee is de medewerker de enige die het mag hanteren en de enige die verantwoording draagt voor het op juiste wijze hanteren, het (op de juiste wijze thuis in een kluis) wegbergen van het wapen, en dergelijke. Bij plannen tot onderling gebruik van wapens (e.d.) wordt altijd eerst contact gelegd met wat men noemt “bijzondere wetten”.
1
) Bij jachtaktehouders binnen hetzelfde politiedistrict is het toegestaan een wapen op meerdere akten te plaatsen. Het wapen kent dan wel een thuisadres waar het ’s nachts in de kast behoord te staan.
35 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland 6) Sinds 1 augustus 2006 is via een ministeriële regeling voor het opbergen van vuurwapens een verankerde wapenkluis verplicht gesteld. De jachtaktehouder bij wie een wapen is bijgeschreven is de enige persoon die sleutels van de kluis bezit of deze weet te liggen. 7) In de FF-wet is opgenomen dat er geschoten mag worden vanuit varende vaartuigen. Overbodig te zeggen dat dit op voorzichtige wijze dient te worden uitgevoerd (langzaam varen, rustig weer, een roerganger en een schutter, e.d.). 8) Het enig juiste kogelkaliber om muskusrat en beverrat mee te schieten is .22 hollow point munitie (dit wat betreft de beverrat op basis van proeven genomen op initiatief van de Afdeling Natuur van de provincie Friesland). Gasdrukwapen 9) Het gasdrukwapen mag alleen worden gebruikt door de daartoe door de werkgever gemachtigde personen. De gebruiker dient in het bezit te zijn van een geldige verlof tot dragen, afgegeven door de plaatselijke politie. 10) De bestrijder zorgt ervoor dat bij de leidinggevende bekend is of en in welke regio van een wapen gebruik zou kunnen worden gemaakt. 11) Het wapen wordt gebruikt en onderhouden overeenkomstig de gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van de leverancier. Uitsluitend de door de TCM benoemde kogeltjes worden gebruikt. 12) De gebruiker van het wapen bergt het wapen en de bijbehorende kogeltjes zodanig op dat anderen dan de gebruiker er geen toegang toe hebben. 13) Het wapen mag alleen worden gebruikt voor het doden van bever- of muskusratten in levend vangende kooien. 14) Het doden van beverratten en muskusratten met het wapen gebeurt op de wijze als in het rapport van de Werkgroep Vangmiddelen Beverratbestrijding is beschreven, met behulp van een kopschot. 15) Voordat men het wapen meeneemt voor gebruik, zorgt de drager van het wapen er voor dat: de benodigde papieren (aanwijzing, identiteitskaart, draagverlof) in orde en aanwezig zijn; het wapen voldoet aan de eisen voor gebruik (zie gebruiksvoorschriften); het wapen geen uiterlijke of zichtbare beschadigingen vertoont; de veiligheid van het wapen functioneert; voldoende kogeltjes en een reserve CO2 patroon aanwezig zijn. 16) Het gasdrukwapen dat wordt gebruikt is steeds van het type dat landelijk is geselecteerd. Momenteel is dat de Crosman 2240. Doodslaan 17) In de FF-wet wordt het doodslaan niet benoemd als een toegestaan dodingsmiddel. Men mag een vrij rond lopend dier dus niet doodslaan. De bestrijder van muskusrat en beverrat mag deze dieren doodslaan op basis van een daartoe speciaal door de Minister van LNV verstrekte machtiging. 18) Bij dit soort kleine dieren is doodslaan een zeer effectieve en snelle wijze van doden. Maar voor de buitenwereld toont het niet best en bestaat er weinig begrip voor. Dat betekent dat een bestrijder slechts in uitzonderlijke situaties hiertoe overgaat. Verdrinken Een dier dat door vangst aan de vrije natuur is onttrokken, bevindt zich in de directe invloedssfeer van de bestrijder. Indien het dier zal worden gedood, dient dit zo snel als mogelijk te gebeuren. Verdrinken is dan niet toegestaan.
36 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Bijlage III - Opleidingen. Stichting Wateropleidingen 1. Opleiding Muskusrattenbestrijding Module Groen. Module Wetgeving. Module Bestrijding Module Communicatie . Alle bestrijders hebben de opleidingen Wetgeving en Communicatie gevolgd. Ongeveer de helft van de bestrijders volgt in 2010 nog de opleidingen Groen en Bestrijding.
Vanaf medio 2010 worden er geen losse modules meer aangeboden en zijn alle modules opgenomen in een complete cursus Muskusrattenbestrijding.
2. Cursus voor rayonambtenaren Alle teamleiders hebben deze cursus inmiddels gevolgd.
EHBO en BHV. De bestrijders zijn vaak alleen of met een collega in het veld aan het werk, ver van woningen. Het is belangrijk dat zij leren om zich zelf te helpen bij ongevallen. De EHBO cursus voorziet hierin. Er zijn nu ca. 15 personen die een EHBO cursus hebben gevolgd en jaarlijks de herhalingscursussen volgen. In 2010 zullen nog een aantal bestrijders de EHBO cursus gaan volgen. De cursus BHV is in het verleden door ca. 7 personen gevolgd en blijven de herhalingscursussen volgen. Gelet op het beperkt nut worden hiervoor geen nieuwe medewerkers voor opgeleid.
Vaarbewijs. Bij brede watergangen en op de plassen wordt de bestrijding uitgevoerd met motorboten en kano’s. Voor het varen met de motorboot is een vaarbewijs nodig. Een aantal bestrijders hebben daarvoor de cursus gevolgd. Ook in de komende jaren zullen een aantal bestrijders deze cursus moeten volgen.
37 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Bijlage IV - Organogram
38 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
39 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
HDSR afdeling Muskusrattenbestrijding – Organogram
afdelingshoofd
secretaresse (1)
medewerker ondersteuning MRB (1)
veldcoördinator (1)
special forces (2)
beverratbestrijder (1)
bestrijder algemeen (1)
40 - 43
teamleider Rayon 1
teamleider Rayon 2
teamleider Rayon 3
teamleider Rayon 4
teamleider Rayon 5
bestrijders (8)
bestrijders (7)
bestrijders (8)
bestrijders (8)
bestrijders (7)
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
Bijlage V - Situatietekening
41 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
42 - 43
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Muskusrattenbestrijding Midden Nederland
43 - 43