Commissie Jeugdzorg Vergadering 16 september 2004 Agendapunt 2 Onderwerp: Afwikkeling financieel-organisatorische problematiek Jeugdzorg. Bijlage(n): geen. Toelichting: Op 18 juni jongstleden heeft overleg plaatsgevonden tussen de portefeuillehouders jeugdzorg en middelen (Euser en Pastors) en een delegatie van het college van B&W van Rotterdam (Van Sluis en Van den Anker) over de afwikkeling van het db-besluit van 26 mei om de jeugdzorg vanaf 1 januari 2005 in eigen beheer te nemen. Door de Rotterdamse delegatie is aangegeven dat het besluit wordt betreurd maar gerespecteerd. Verzocht is om een evaluatie begin 2006. Door de delegatie van de stadsregio is aangegeven dat de taak in elk geval twee jaar in eigen beheer blijft, wat niet wegneemt dat begin 2006 een gesprek over de stand van zaken kan plaatsvinden. Het overleg heeft er toe geleid dat de beide delegaties aan het dagelijks bestuur c.q. het Rotterdamse college de volgende afdoening hebben voorgesteld: • voor de ongeautoriseerde overschrijding van de begroting 2003 met € 1.2 mln zijn zowel de mandaatgever als de gemandateerde verantwoordelijk. Omdat het geld daadwerkelijk in de jeugdzorg is besteed, leidt dit niet tot claims van de stadsregio op de GGD c.q. Rotterdam; • de stadsregio heeft de GGD in 2003 ruim € 176.000 betaald voor planning en control. Hoewel dit ‘product’ naar het oordeel van de stadsregio niet of buitengewoon slecht is geleverd, neemt de stadsregio in deze haar verlies. Voor 2004 zijn de kosten voor P & C wel uit het jaarcontract gehaald; • de gemeente Rotterdam vangt de ‘desintegratieverliezen’ (kosten die mogelijk ontstaan door wachtgelden overtollig GGD-personeel etc) zelf op; • indien aan het einde van 2004 blijkt dat de reservepositie (door de GGD ingeschat op ruim € 21.000) per 31.12.03 toch negatief is, dan wordt het negatieve resultaat voor 50% door de gemeente Rotterdam en voor 50% door de stadsregio gedragen; • de stadsregio schrijft geen vorderingen als ‘oninbaar’ af zonder overleg met de gemeente Rotterdam. Zowel het Rotterdamse college als het dagelijks bestuur hebben eind juni ingestemd met deze afdoening. Financiële consequenties: Pas als alle mogelijkheden van terugvordering zijn benut, wordt zichtbaar of en in welke mate er sprake is van een negatieve reserve per 31.12.03. Van een negatieve reserve moet de stadsregio de helft aanzuiveren. Afgestemd met: college van B&W Rotterdam. Verdere procedure: De commissie jeugdzorg informeren. Gevraagde beslissing: Kennisnemen.
afwikkeling financieel-organisatorische problematiek Jeugdzorg / HM / 6 september 2004
Pagina 1
Commissie Jeugdzorg Vergadering 16 september 2004 Agendapunt 3 Onderwerp: Mededelingen en vaststellen agenda. Bijlage(n): 1. planning 2005 beleidskader Jeugdzorg 2005 t.m. 2008. 2. verslag van het toezichtbezoek aan de Stichting Difference, locatie Haaksbergen op 17 juni en 13 juli 2004 met aanbiedingsbrief van staatssecretaris Ross-van Dorp. 3. brief van de stadsregio d.d. 1 september 2004 aan de staatssecretaris van VWS over nieuwe aanbieders op de jeugdzorgmarkt.
mededelingen en vaststellen agenda / MC / 7 september 2004
Pagina 1
planning 2005 beleidskader Jeugdzorg 2005 t.m. 2008
14 oktober 2004 --------------------- concept agendapost + concept tekst 18 oktober 2004 --------------------- agendapost in procedure 20 oktober 2004 --------------------- verzenden naar DB 27 oktober 2004 --------------------- DB-behandeling 29 oktober 2004 --------------------- verzending voor inspraak + VWS 26 november 2004 ------------------ sluiting inspraak 10 december 2004 ------------------- verwerking inspraakreacties + agendapost 13 december 2004 ------------------- agendapost + nieuw concept in procedure 15 december 2004 ------------------- verzenden naar DB 22 december 2004 ------------------- DB-behandeling 24 december 2004 ------------------- verzending naar Commissie Jeugdzorg 25 december 2004 / 9 januari 2005
kerstvakantie
13 januari 2005----------------------- Commissie Jeugdzorg 20 januari 2005----------------------- agendapost + nieuw concept 24 januari 2005 ---------------------- agendapost in procedure 26 januari 2005 ---------------------- verzenden naar Regioraad 9 februari 2005 ---------------------- Regioraad
Commissie Jeugdzorg Vergadering 22 september 2004 Agendapunt 4 Onderwerp: Verslag commissie Jeugdzorg van 16 juni 2004. Gevraagde beslissing: Het verslag vaststellen. Verslag 16 juni 2004: Aanwezig: voorzitter Euser (portefeuillehouder jeugdzorg stadsregio), de dames Aeyelts Averink-Winsemius (Krimpen aan den IJssel), Groosman-van den Brandhof (commissielid), Van Wilgenburg-Beernik (commissielid), Comans (stadsregio), Frank (stadsregio), Jansen (secretaris stadsregio), Mans (stadsregio) en de heren Van Andel (Ridderkerk), Doodkorte (commissielid), Koster (Bergschenhoek), Schoehuizen (Barendrecht), Van der Velde (Vlaardingen), Alihusain (stadsregio), Bericht van verhindering ontvangen van: de heren De Jong (Spijkenisse), Klootwijk (Westvoorne) Gasten: de dames Hallensleben en Van Heemst voor agendapunt 6, mevrouw De BruijnOskam voor agendapunt 4 Overige aanwezigen: Bak (stadsregio), Bernhart (Barendrecht), Bovens (Bureau Jeugdzorg Rotterdam), Joosten (stadsregio), Van Kapel (stadsregio), Koppejan (Stichting Lindenhof), Spierings (Flexus Rotterdam), Spijker (GGD NWN), Roelofs (Stek). 1. Opening en vaststelling agenda. De voorzitter heet de aanwezigen welkom en in het bijzonder de gasten. Agendapunt 6 "Advies mw. E. Hallensleben over afwikkeling financieel-organisatorische problematiek jeugdzorg" en agendapunt 8 "Financiële rapportage Jeugdzorg 2000-2003" zullen samen worden behandeld onder de noemer "Afwikkeling financieel-organisatorische problematiek Jeugdzorg". In verband met de aanwezigheid van mevrouw Hallensleben wordt dit agendapunt direct na de mededelingen behandeld. Daarna is de presentatie van agendapunt 4 aan de orde. Vervolgens wordt de rest van de agenda behandeld. 2. • •
• • •
Mededelingen. De gezamenlijke brief aan de staatssecretaris van de gemeente Rotterdam en de stadsregio heeft nog niet tot resultaat geleid. Men beraadt zich nog op verdere stappen. Portefeuillehouder Pastors is uitgenodigd om aan het eind van de vergadering aanwezig te zijn om eventuele vragen te beantwoorden, maar dit is helaas niet gelukt in verband met de commissie Wonen, Stedelijke vernieuwing en Vinex. De voorzitter zal zelf nog wel aanwezig zijn bij de commissie Grondbeleid & Middelen om eventuele vragen te beantwoorden. Mevrouw J. van Es is wegens gezondheidsredenen geen commissielid meer. In haar plaats zal de heer Runsink worden benoemd als commissielid. Er is een klacht van de heer Doodkorte binnengekomen over de samenloop van commissies. Zie bijlage. AANVULLEN Ter informatie zal een brief worden uitgedeeld van de gemeente Schiedam. Deze brief is gericht aan de commissie jeugdzorg en betreft het jaarverslag van een project rondom huiselijk geweld. Dit rapport zal op de website van de stadregio (www.stadsregio.nl) worden geplaatst.
Verslag commissie Jeugdzorg 16 juni 2004 / MC / 30 juni 2004
Pagina 1
6./8. Afwikkeling financieel-organisatorische problematiek Jeugdzorg. Voorafgaande aan de behandeling van dit agendapunt maakt de voorzitter de volgende opmerkingen: • Volgens rapportage bedraagt de reservepositie ultimo 2003 € 21.205 en de uiteindelijke overschrijding € 3,6 miljoen euro. Dit betekent dat de reserve in 2003 geheel verdampt is. • Bovendien is de reservepositie onzeker, gezien de afhankelijkheid van terugvorderingen. Het gaat hierbij om een bedrag van bijna € 400.000, waarvan het nog niet zeker is of dit terugvloeit naar de stadsregio. • De overschrijding van € 3,6 miljoen kan aldus nog hoger uitvallen. • De situatie is dus zeer ernstig en er om deze reden zijn drastische maatregelen genomen, zoals: - intrekken mandaat - financieel beheer en subsidieadministratie op dit moment bij de stadsregio - beleidsadvisering per 1-1-2005 naar de stadsregio Rotterdam - over definitieve financiële afwikkeling wordt op dit moment nog bestuurlijk overleg gevoerd met de gemeente Rotterdam. • De extra aan te trekken capaciteit voor de beleidsadvisering bij de stadsregio Rotterdam gaat niet ten laste van de doeluitkering, maar wordt betaald uit de vergoedingen die de stadsregio ontvangt van de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland. Mevrouw Hallensleben geeft een toelichting op haar advies. De heer Doodkorte vindt het inrichten van een eigen organisatieonderdeel jeugdzorg bij de stadsregio risicovol. Enerzijds zal dit tijd kosten. Anderzijds is een krachtige ambtelijke afdeling belangrijk als tegenwicht voor de beleidskracht van het veld. Hoe wordt het risico afgedekt dat het veld de dienst gaat uitmaken? Mevrouw Hallensleben erkent het risico van het advies. Echter, door het niet uitbesteden van de jeugdzorg worden de risico's, die ook aan de alternatieven kleven, in eigen hand gehouden. De voorzitter zegt dat de stadsregio zich bewust is van de risico's en valkuilen. Hierbij zijn echter een aantal kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste ontstaan door de nieuwe wet andere verhoudingen tussen de portefeuillehouder stadsregio en het bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders. Er wordt gewerkt aan een nieuwe wijze van begroten en een andere manier van aansturen van het veld. Ten tweede wordt bij de werving van nieuwe medewerkers jeugdzorg zodanig ingezet op kwaliteit en ervaring dat er geen beleidsmatig gat zal vallen. Tenslotte zijn door alle verwikkelingen in het afgelopen jaar de ambtenaren en bestuurders van de stadsregio door de wol geverfd en hebben een grote betrokkenheid bij de jeugdzorg. De heer Doodkorte kan de keuze wel begrijpen, maar zoekt naar afdekking van de risico's van deze keuze. Hij heeft de indruk dat de keuze al gemaakt is en vraagt zich af wat het adviesrecht van de commissie in deze is. De voorzitter zegt dat organisatorische aangelegenheden een verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur van de stadsregio zijn. De heer Doodkorte vindt dat in deze processen voldoende en tijdige terugkoppeling en afstemming met de commissie had moeten plaatsvinden. Deze gang van zaken wekt irritatie. Mevrouw Groosman sluit zich aan bij de heer Doodkorte. Zij vraagt waarom er niet gekozen is voor het uitbesteden van de jeugdzorg aan Haaglanden of ROA. Is deze mogelijkheid überhaupt overwogen? Mevrouw Hallensleben zegt dat de werkwijzen van Haaglanden en het ROA zijn afgestemd op de betrokken netwerken. Die zijn heel anders ingericht dan in de stadsregio Rotterdam. Uitvoering van de jeugdzorg in de stadsregio Rotterdam door Haaglanden of ROA zou voor veel verwarring zorgen. Bovendien voeren Haaglanden en ROA geen opdrachten van derden uit. Mevrouw Jansen zegt dat met het uitbesteden van de jeugdzorg aan een instelling buiten de regio, alle argumenten vervallen waarom in 1995 de jeugdzorg van de provincie ZuidHolland aan de stadsregio werd overgedragen. Het uitvoeren van de taak jeugdzorg moet worden gedaan door een in de regio gewortelde organisatie.
Verslag commissie Jeugdzorg 16 juni 2004 / MC / 30 juni 2004
Pagina 2
Volgens mevrouw Groosman is het wel mogelijk de bestuurlijke verantwoordelijkheid bij een in de regio gewortelde organisatie neer te leggen en de beleidsadvisering uit te besteden buiten de regio. Mevrouw Aeyelts Averink is akkoord met het voorgestelde en heeft niets toe te voegen aan de eerdere sprekers. De uitvoering van de jeugdzorg moet voor de beschikbare 4 ton worden gerealiseerd. De situatie roept bij de heer Koster nieuwe vragen op. De apparaats/bestuurskosten zijn in de afgelopen jaren zo hoog geweest terwijl het in de nieuwe situatie mogelijk moet zijn voor 4 ton. Is de GGD dan zo duur? De nieuwe situatie zal een groot beroep doen op bureau Jeugdzorg. Wat is de reactie van het bureau hierop? In 2003 voor het eerst contract verzakelijking. toen pas kosten duidelijk voor die tijd veel om niet.De voorzitter antwoordt dat de stadsregio bezig is met het opstellen van het beleidskader 2005-2008. In het kader daarvan zullen met bureau Jeugdzorg concrete afspraken worden gemaakt over de nieuwe situatie. De stadsregio is nog in gesprek met de provincie over het indexeren van het beschikbaar gestelde budget voor apparaats/bestuurskosten jeugdzorg. De heer Van Andel heeft geen argumenten tegen het advies. Hij zal het echter wel kritisch blijven volgen, immers, ooit is ook de keuze voor de GGD gemaakt. Mevrouw Van Wilgenburg deelt de visie van mevrouw Hallensleben. Zij vraagt zich ook af waarom de uitvoering van de jeugdzorg door de GGD 1 miljoen kost, terwijl het nu voor 400.000 euro mogelijk moet zijn. Wat doet de GGD nu nog voor dat bedrag? De voorzitter antwoordt dat de stadsregio zelf de financiële en subsidieadministratie doet en de GGD de beleidsadvisering. Mevrouw Van Wilgenburg stemt in met het advies, maar hecht eraan op de hoogte te worden gehouden. De heer Van der Velde vindt het geheel teleurstellend; te veel geld, tijd en energie en toch nog wachtlijsten. Hij vraagt of er 4 ton extra wordt uitgegeven. De voorzitter ontkent dit. Via de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland krijgt de stadsregio 400.000 euro apparaats/bestuurskosten om de jeugdzorg uit te voeren. Er is echter 1,2 miljoen uitgegeven aan apparaats/bestuurskosten. Deze kosten zijn echter niet (meer) uit de doeluitkering betaald. Er is gebleken dat het stadsgewest Haaglanden de bestuurskosten uit de doeluitkering heeft bekostigd. Dit hebben ze echter achteraf gedaan en deze situatie wordt door het rijk gedoogd. De heer Doodkorte vindt het gezien de situatie niet meer dan logisch dat alles wat in 2004 meer is uitgegeven aan apparaats/bestuurskosten dan 4 ton, voor rekening van de GGD komt. De voorzitter zegt dat aanstaande vrijdag 18 juni overleg plaatsvindt tussen de gemeente Rotterdam en de stadsregio over de financiële afwikkeling. Hij wil hierover vanuit strategische overwegingen nu verder niets over zeggen. Die discussie zal later in de commissie kunnen worden gevoerd. Mevrouw Jansen zegt dat de stadsregio voor 2004 een contract heeft afgesloten met de GGD voor een bedrag dat groter is dan we ons – naar achteraf is gebleken - mogen permitteren. De oplossing hiervoor wordt binnen de algemene reserves van de stadsregio gezocht. Het geheel roept bij de heer Doodkorte een reeks nieuwe vragen op. Waren de moeilijkheden met de GGD niet eerder bekend dan de datum waarop het contract 2004 met de GGD werd afgesloten? De voorzitter snapt dat het onbevredigend is dat er op dit moment niet op alle vragen een antwoord is. Hij zegt toe dat in de commissie van september het totale plaatje duidelijk zal zijn en dat daarbij deze vragen kunnen worden meegenomen. Mevrouw van Wilgenburg wil weten of met het terughalen van een aantal taken van de GGD naar de stadsregio, ook het bedrag is verlaagd. De voorzitter antwoordt dat aan de taak planning en control een bedrag is gehangen en dat dit niet is betaald aan de GGD. De heer Doodkorte wenst een blauwdruk van de nieuwe beleidsafdeling te zien en wil informatie over de verhouding tussen het veld en het bestuur. De voorzitter zegt hem toe dat dit wordt meegenomen in het nieuwe beleidskader. In ieder geval zal dit met minder geld moeten en minder op details worden gestuurd. Dit beleidskader vormt onderdeel van het overleg dat met de commissie en de raad wordt gevoerd. Verslag commissie Jeugdzorg 16 juni 2004 / MC / 30 juni 2004
Pagina 3
4.
Presentatie Jeugdpreventieteam Ridderkerk door mevrouw J.K.E. de Bruijn – Oskam. Mevrouw De Bruijn geeft een toelichting op het ontstaan en functionering van het Jeugdpreventieteam in Ridderkerk. Een samenvatting hiervan deelt zij ter vergadering uit.
De heer Schoehuizen vraagt naar de motivatie voor de gehanteerde leeftijdgrenzen (tussen 12 en 24 jaar) en wil weten hoe men de privacyregels hanteert. Mevrouw De Bruijn antwoordt dat de ondergrens is gekozen in verband met de grens basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De bovengrens is gelijk aan de leeftijdgrens zoals die door justitie wordt gehanteerd. De heer Van Andel zegt dat de ondergrens een discussiepunt zal zijn bij de komende evaluatie. De ouders geven toestemming (handtekening) voor het inbrengen van betreffende casus. Mevrouw Groosman wil weten waarom de "social teams" van de GGD niet deelnemen aan dit team. Wat zijn de kosten? Mevrouw De Bruijn antwoordt dat de social teams zich vooral richten op kinderen jonger dan 12 jaar. Zij onderhoudt wel contact met deze teams, maar zij maken geen deel uit van het reguliere overleg. In 2001 bedroegen de kosten ongeveer 70.000 gulden. Nu ongeveer 40.000 euro. De heer Doodkorte zegt dat een dergelijk project een hulpstructuur is. Wanneer kunnen de staande organisaties dit overnemen? En zo niet, wordt dit project dat een structurele voorziening en wat betekent dat voor de staande organisaties? De heer Van Andel zegt dat het plan is dit project structureel te maken. De heer Koster zal zijn ambtenaar contact op laten nemen met mevrouw De Bruijn. De voorzitter bedankt mevrouw De Bruijn voor haar presentatie. 3. Verslag commissie jeugdzorg van 28 april 2004 Behoudens enige verwarring over de functiebenaming van de aanwezigen, wordt het verslag ongewijzigd vastgesteld. 5. Commissiemiddag. De klacht van de heer Doodkorte wordt ook door de andere aanwezigen onderschreven. Het was echter niet mogelijk om op zo'n korte termijn alle agenda's overhoop te halen. De secretaris zal de overlap met andere commissies nakijken. Volgens de oorspronkelijke planning zou de commissie Jeugdzorg dit jaar nog bijeen komen op 22 september, 3 november en 15 december. Mevrouw Groosman stelt voor de commissie GROM te koppelen met de stuurgroep REO. De secretaris jeugdzorg zal dit opnemen met de secretaris van de commissie GROM. 7. Voortgang werkzaamheden invoering nieuwe wet. De heer Doodkorte vindt het overzicht te technisch en mist de inhoudelijke component. Hij vindt € 500.000 voor een cliëntvertrouwenspersoon erg veel. Volgens hem hoeft dat volgens de wet niet per definitie een betaalde kracht te zijn. Hij heeft de behoefte verder te discussiëren over een alternatieve manier om dit te organiseren. De voorzitter zegt dat dit zal worden meegenomen in het nieuwe beleidskader. 9. Rondvraag en sluiting. De heer Doodkorte geeft aan dat met de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning en de nieuwe Wet op de Jeugdzorg gemeenten, in het bijzonder de minder grote, voor enorme geldproblemen komen te staan. Hij wil in commissieverband bekijken waar deze twee wetten overlappen en of er sprake kan zijn van een regionale aanpak. De voorzitter zegt dat er dit jaar een eerste gedachtewisseling kan plaatsvinden over het gebruiken van de commissie jeugdzorg als een platform zoals de G18.
Verslag commissie Jeugdzorg 16 juni 2004 / MC / 30 juni 2004
Pagina 4
Commissie Jeugdzorg Vergadering 16 september 2004 Agendapunt 5 Onderwerp: Presentatie door de heer L. Zevenbergen, stadsmarinier Jeugd.
concept - omschrijving / initialen steller / datum
Pagina 1
Commissie Jeugdzorg Vergadering 16 september 2004 Agendapunt 6 Onderwerp: Alternatieve datum voor vergadering van de commissie Jeugdzorg op 3 november 2004. Toelichting: Omdat een aantal commissieleden Jeugdzorg op 3 november ook een andere commissievergadering heeft, is besloten de commissie Jeugdzorg op een alternatieve datum te laten plaatsvinden. Afgestemd met: Secretarissen overige commissies. Gevraagde beslissing: Akkoord te gaan met het verschuiven van de commissie Jeugdzorg van 3 november 2004 naar 25 november 2004 van 14.00 tot 16.00 uur.
alternatieve datum voor 3 november / MC / 6 september 2004
Pagina 1
commissie Jeugdzorg vergadering 16 september 2004 Agendapunt 7 Onderwerp: Tussenbalans beleidsprogramma 2002 – 2006 “Partners in regionaal bestuur”. Bijlagen: 1. agendapost voor regioraad d.d. 29 september 2004 inclusief bijlage. Toelichting: Kortheidshalve wordt verwezen naar de agendapost “Tussenbalans” voor de regioraad van 29 september 2004. Financiële consequenties: geen. Verdere procedure: zie agendapost. Gevraagde beslissing: Adviseren.
Tussenbalans / JGH / 7 september 2004
Tussenbalans Partners in Regionaal bestuur
Stand van zaken uitvoering beleidsprogramma 2002 – 2006 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam
Rotterdam, augustus 2004
Inhoudsopgave 1. Inleiding ...............................................................................................................................................................................................1 2. Algemeen Bestuur..................................................................................................................................................................................2 3. Verkeer en vervoer ................................................................................................................................................................................5 4. Ruimtelijke ordening ..............................................................................................................................................................................8 5. Wonen................................................................................................................................................................................................10 6. Economie ............................................................................................................................................................................................11 7. Milieu en veiligheid...............................................................................................................................................................................13 8. Groen .................................................................................................................................................................................................14 9. Jeugdzorg ...........................................................................................................................................................................................15 10. Sociaal beleid ....................................................................................................................................................................................17 11. Financiën ..........................................................................................................................................................................................19
1. Inleiding Bij ons aantreden als nieuw dagelijks bestuur in mei 2002 hebben wij het beleidsprogramma Partners in regionaal bestuur gepresenteerd voor de onze bestuursperiode. Het programma is gepresenteerd aan de regioraad en uitvoerig besproken tijdens een gespreksronde met alle gemeenteraden. Samenvattingen van het programma zijn gepubliceerd en onder meer door inwoners van onze regio van commentaar voorzien. Al die reacties zijn vervolgens meegenomen bij de uitvoering van de beleidsprocessen in de verschillende portefeuilles. Twee jaar later, halverwege de huidige bestuursperiode, hebben wij de behoefte om een tussenbalans op te maken. Immers, voor het eerst in de geschiedenis van de stadsregio werkt een dagelijks bestuur met concreet geformuleerde beleidsdoelen voor de vierjarige bestuursperiode. In deze Tussenbalans beschrijven wij wat inmiddels is gerealiseerd, wat niet en welke opgaven er nog voor ons liggen in de resterende bestuursperiode. Tevens hebben wij daarbij op basis van de huidige inzichten een analyse gemaakt van de bestuurlijke en financiële risico’s die daarbij aan de orde (kunnen) zijn. Met dit document leggen wij verantwoording af aan onze partners in regionaal bestuur over het gevoerde beleid in het eerste deel van onze bestuursperiode en willen wij een duidelijk inzicht geven in de koers voor de komende twee jaar. Het dagelijks bestuur
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
1
2. Algemeen bestuur Voornemen 1 Wij willen de relaties met de gemeenten in de regio versterken en hun betrokkenheid bij bovenlokaal bestuur vergroten. Kort na ons aantreden zijn wij begonnen met een ronde langs alle gemeenten, die eind 2003 werd afgerond. Tijdens de gesprekken met de gemeenteraden hebben we ons beleidsprogramma ‘Partners in regionaal bestuur’ gepresenteerd, dat in het algemeen positief werd ontvangen. Overigens werd ons ook buitengewoon duidelijk dat lang niet alle gemeenteraadsleden een juist en volledig beeld hebben van het regionale beleid. Sommige raadsleden bleken de indruk te hebben dat de stadsregio de eigen gemeente alleen geld kost en weinig oplevert. Dit stelde ons in de gelegenheid om aan te tonen dat de werkelijkheid genuanceerder is. Daarbij is ons overigens opgevallen dat nog niet alle gemeenten optimaal gebruik maken van de (financiële en instrumentele) mogelijkheden die de stadsregio biedt. Deze algemene gespreksronde kreeg een vervolg in de afzonderlijke beleidsportefeuilles. Verschillende leden van ons dagelijks bestuur maakten een gespreksronde langs de gemeenten. Er werden portefeuillehoudersoverleggen gehouden. Informatie- en consultatiebijeenkomsten georganiseerd voor raadsleden en bestuurders. Rond het ruimtelijke plan RR2020 werd een regiodag georganiseerd. En er werden discussiebijeenkomsten gehouden voor de gemeenten rond het Rotterdamse actieprogramma ‘Rotterdam zet door’. Om mogelijkheid tot onderling contact tussen
regioraadsleden te vergroten, de participatie in commissies te bevorderen en de reistijd voor de leden te beperken, hebben we een half jaar geëxperimenteerd met bundeling van alle commissievergaderingen op één vaste middag. Helaas bleek dit niet tot het beoogde doel te leiden; het is dan ook teruggedraaid.
Vervolg Het informeren en betrekken van gemeenteraadsleden blijft een belangrijk aandachtspunt. Waar nodig zullen wij consultatie- en discussiebijeenkomsten voor raadsleden blijven organiseren rond concrete beleidsplannen van de stadsregio. Voorts blijven wij alle bij de stadsregio betrokken bestuurders, raadsleden en ambtenaren actief informeren via onze nieuwsbrieven (vanaf 2005 digitaal) en de website www.stadsregio.info. Dat laat onverlet dat het zeker ook de verantwoordelijkheid van de individuele regioraadsleden is om in hun gemeente van herkomst te zorgen voor voldoende terugkoppeling. Alleen dan kunnen de gemeenten actief betrokken blijven bij de stadsregionale beleidsvoorbereiding. Om dit te stimuleren zullen wij zorgen dat in een vroegtijdig stadium bekend is welke belangrijke beleidsbeslissingen er ‘op de rol’ staan, zodat binnen gemeenten tijdig kan worden meegedacht.
Voornemen 2 Namens de gemeenten in de regio zullen wij de nieuwe regering aanspreken op de ‘openstaande rekeningen’ op het terrein van ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Hoewel het rijk ons lang heeft laten wachten, is er nu dan toch een Nota Ruimte. Wij staan positief-kritisch tegenover de beleidsvoornemens die hierin zijn vervat. De Nota Mobiliteit verschijnt naar verwachting in september. De GDU-plus is met ingang van 1 januari 2004
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
in werking getreden, waardoor de stadsregio verantwoordelijk is voor investeringsprojecten tot € 225 miljoen.
Vervolg Hoewel veel van de stadsregionale ambities terug zijn te vinden in de beleidsvoornemens van het Kabinet op het gebied van ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer, blijft oplettendheid geboden. Wij zullen het rijk aanspreken op ‘boter bij de vis’: bij decentralisatie van taken dienen ook de daarbij behorende middelen te worden overgedragen. Dat geldt eveneens voor de effecten van de Nota Mobiliteit. Extra aandachtspunt bij de laatste nota is ook de kwaliteit van het openbaar vervoer. Het economisch belang van goed openbaar vervoer wordt te weinig onderkend en het ambitieniveau van het Kabinet is op dit punt veel te laag. Samen met andere stadsregio’s zullen wij het Kabinet hierop aanspreken.
Voornemen 3 Wij zullen ons maximaal inspannen voor realisatie van onze voorstellen voor wetgeving voor regionaal bestuur, inclusief rechtstreekse verkiezingen van het regiobestuur door de bevolking in 2006. Bij ons aantreden lag het voorstel van Wet bestuur in stedelijke regio’s klaar voor behandeling in de Tweede Kamer. Hoewel wij dit wetsvoorstel nog niet in alle opzichten volmaakt achtten, leek het ons werkbaar en hadden wij de gerechtvaardigde verwachting dat de Tweede Kamer door een aantal amendementen het voorstel nog zou verbeteren. Het liep echter anders. Het kabinet Kok-II viel en het nieuwe kabinet Balkenende-I had andere ideeën over de juridische vormgeving van regionaal bestuur, namelijk een koppeling aan de Wet gemeenschappelijke regelingen. Samen met het ROA (de stadsregio Amster-
2
dam) hebben wij in eerste instantie geprobeerd de minister van BZK ervan te overtuigen dat dit te mager was, en dat voor de beide mainports stevig maatwerk een vereiste is. Toen bleek dat de minister hiervan niet te overtuigen was, hebben wij meegewerkt aan een gezamenlijke opvatting van de kaderwetgebieden rondom de vier grote steden. Die behelsde dat een zogenoemde Wgr-plusregeling alleen acceptabel zou zijn indien daarin tenminste de taken en bevoegdheden zouden worden opgenomen die de huidige Kaderwet bestuur in verandering kent en dat daarnaast de beleidsinstrumenten op een aantal terreinen moesten worden aangescherpt, met name het RO-instrumentarium. Naderhand hebben de drie niet-randstedelijke kaderwetgebieden zich ook bij dit standpunt aangesloten. Onder het kabinet Balkenende-II heeft dit uiteindelijk geleid tot een voorstel van Wijzigingswet Wgr-plus, dat op dit moment in de Tweede Kamer ligt. Natuurlijk zijn wij ontevreden over de democratische legitimatie. Onze inspanningen om rechtstreekse verkiezingen te bewerkstelligen zijn voortdurend stukgelopen op het absolute gebrek aan belangstelling hiervoor bij andere kaderwetgebieden, en op de onwil van de Tweede Kamer – in welke samenstelling dan ook – om deze mogelijkheid te openen.
Vervolg Wij vinden niet dat het voorstel Wgr-plus de schoonheidsprijs verdient. Wel achten we het aanvaardbaar. Het voorstel zorgt in elk geval voor een permanente wettelijke basis voor regionale samenwerking, de kaderwettaken zijn er in verankerd en het geeft aanzetten voor een duidelijke verdeling van bevoegdheden op ruimtelijk terrein (inclusief verkeer en vervoer) tussen provincie en regio. Deze aanzetten moeten nog wel hun beslag
krijgen in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en betrokken worden bij de mogelijke aanpassing van de Planwet verkeer en vervoer. Hetzelfde geldt voor een onderwerp als bovenlokale verevening, dat in een nieuwe Grondexploitatiewet moet worden geregeld. In de komende periode zullen wij ons inspannen om – aangenomen dat het voorstel van Wijzigingswet Wgr-plus door het parlement wordt aangenomen – de nieuwe wetgeving te implementeren en de gemeenschappelijke regeling hiermee in overeenstemming te brengen. Wij blijven alert op een juiste vertaling van de overeengekomen verdeling van bevoegdheden in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Planwet verkeer en vervoer en de Grondexploitatiewet. Speciale aandacht behoeft de democratische legitimatie. Nu deze niet op de door ons gewenste wijze tot stand komt, zullen wij ons – in overeenstemming met uitspraken van de regioraad in juni 2004 - beraden op mogelijkheden om binnen de gegeven kaders het democratische gehalte zo groot mogelijk te maken.
Verkeersveiligheid, het platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer en het REO.
Voornemen 4
Voornemen 5
Wij zullen in de komende periode nieuwe initiatieven nemen om het draagvlak voor regionaal bestuur bij gemeenten, bevolking, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven te versterken. Hiervoor zijn wij al ingegaan op de relatie met de gemeenten. De contacten met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties laten zich omschrijven als ‘functioneel’. Dit betekent dat maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven actief worden benaderd en betrokken bij planvorming wanneer er voor hen concrete belangen op het spel staan. In enkele gevallen is het overleg geïnstitutionaliseerd, bijvoorbeeld het platform
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
Voor de bevolking is de informatievoorziening geïntensifieerd. Via huis-aan-huisbladen, de website, spotjes op Radio en TV Rijnmond en perspublicaties wordt informatie over het doen en laten van de stadsregio overgedragen. Waar het voor inwoners mogelijk is om concreet invloed uit te oefenen op besluitvorming van de stadsregio, worden zij actief bij de planvorming betrokken, bijvoorbeeld bij het RVVP en RR2020. In de week van RR2020 id het maatschappelijk middenveld apart geconsulteerd. Wij hebben inwoners van de regio gelegenheid geboden te reageren op ons beleidsplan. De suggesties die dat heeft opgeleverd zijn betrokken bij de beleidsontwikkeling in de verschillende portefeuilles. Wij hebben de mogelijkheid geopend tot spreekrecht voor inwoners bij commissievergaderingen.
Vervolg Het in de afgelopen periode gevoerde beleid wordt voortgezet.
Wij zetten in op het versterken van de samenwerking met omliggende gemeenten en aangrenzende regio’s, wat op termijn kan leiden tot wijziging van de gebiedsgrenzen. Onze poging om met de regio Zuid-Holland Zuid tot samenwerking te komen op concrete terreinen is enigszins achterop geraakt. Dit is vooral te wijten aan het lange uitblijven van de Nota Ruimte. Een andere reden voor het stilvallen van de samenwerking is het dreigende uiteenvallen van de regio Zuid-Holland Zuid. De samenwerking met de provincie ZuidHolland is de afgelopen periode sterk verbe-
3
terd. De pragmatische inzet van het college van gedeputeerde staten t.a.v. de taakverdeling tussen provincie en stadsregio heeft hieraan sterk bijgedragen. Intussen werken de stadsregio en de provincie vruchtbaar samen bij het opstellen van een nieuw structuurplan / streekplan (RR2020) en het Regionaal Groenstructuurplan. Voor wijziging van de gebiedsgrenzen hebben zich tot nu toe geen dringende redenen voorgedaan. Wij hebben dan ook, samen met de provincie Zuid-Holland, desgevraagd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gemeld hieraan op dit moment geen behoefte te hebben.
Vervolg Nu er meer duidelijkheid is over het kabinetsbeleid t.a.v. de Hoeksche Waard en de Drechtsteden zullen wij de aanknopingspunten die dit oplevert benutten om de samenwerking waar mogelijk op te pakken. Op basis van de Wgr-plus wordt de samenwerking met provincie verder uitgebouwd.
worden aangesloten op het openbaar vervoer en de verkeersinfrastructuur in de stadsregio. Wij participeren daarom in de stuurgroep die onder leiding van de provincie werkt aan de toekomstige invulling van dit gebied. Inmiddels hebben de zeven kaderwetgebieden een overeenkomst met de VNG gesloten. Hierbij is niet zozeer sprake van een samenwerkingsverband, als wel van het inkopen van dienstverlening bij de VNG. Zo heeft de VNG bijvoorbeeld een coördinerende functie vervuld bij het bepalen van een gemeenschappelijk standpunt van de kaderwetgebieden over het voorstel van Wijzigingswet Wgr-plus en zorgt zij voor een tijdige signalering van voorgenomen veranderingen in voor ons relevante wetgeving. Op het gebied van verkeer en vervoer werken wij met de andere stadsregio’s samen in SKVV-verband (Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer).
Vervolg Het in de afgelopen periode gevoerde beleid wordt voortgezet.
Voornemen 6 Wij beoordelen ieder bestaand of zich nieuw aandienend samenwerkingsverband voortdurend op zijn meerwaarde. Bij het aangaan van nieuwe samenwerkingsvormen bezien wij of bestaande vormen kunnen worden opgeheven. Daarbij is geen enkel samenwerkingsverband op voorhand ‘heilig’. In de bestaande samenwerkingsverbanden, zoals de Regio Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel, is vruchtbaar samengewerkt in de aanloop naar de Nota Ruimte. Het gebied tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda is voor ons van groot strategisch belang. Het moet voor een deel voorzien in onze ruimtebehoefte. En het gebied moet goed
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
4
3. Verkeer en vervoer Voornemen 1 Inzet van ons beleid blijft een goed bereikbare regio met een goed leefklimaat. De verbetering van de verkeersveiligheid houdt hoge prioriteit. Dit beleidsvoornemen is uitgewerkt in het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP), dat na uitgebreide consultatie en inspraak in december 2003 door de regioraad is vastgesteld. De daarin vastgestelde beleidslijnen zijn in belangrijke mate overgenomen in de concept Nota Mobiliteit. In deze nota onderschrijft het Kabinet de noodzaak van versterking van de regionale regie voor het oplossen van het bereikbaarheidsvraagstuk in relatie met ruimtelijke ordening, economie en leefbaarheid. Op basis van het RVVP zijn met de samenwerkende wegbeheerders binnen de regio gebiedsgerichte afspraken gemaakt over maatregelen en investeringen voor de komende vier jaar. Met de minister van Verkeer en Waterstaat zijn afspraken gemaakt over prioriteiten bij de inzet van beschikbare investeringsmiddelen nu en in de toekomst - voor rijkswegen en railinfrastructuur: Rotterdam Centraal, RandstadRail, A4 Delft–Schiedam, A15 Maasvlakte– Vaanplein hebben prioriteit gekregen in het MIT (Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport). In de stadsregio zijn veel projecten in voorbereiding en in uitvoering voor nieuwe infrastructuur voor openbaar vervoer of wegverkeer. Deze zijn benoemd in het uitvoeringsprogramma RVVP en het Regionaal Investe-
ringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV). Via het samenwerkingsverband Fileplan, van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de stadsregio, dragen talrijke maatregelen in samenhang bij aan verbetering van de bereikbaarheid. De veelheid aan kleine maatregelen lossen niet de files op, maar dragen wel bij aan de beperking van de toename ervan. De provincie Zuid Holland zal binnenkort toetreden tot dit samenwerkingsverband. In de Noordflank van de stadsregio is een samenwerkingsproject gestart om samen met de verschillende wegbeheerders en het bedrijfsleven in dit deel van de regio de bereikbaarheid te verbeteren via maatregelen en afspraken op middellange termijn. Op de langere termijn is aanleg van grote infrastructuur nodig: de A16/A13. In het project Samenhangend Netwerk hebben wij samen met de wegbeheerders bepaald op welke wegen bij voorrang de doorstroming bevorderd moet worden. Het Rijk heeft hiervoor aanvullende middelen beschikbaar gesteld, onder andere voor de aanpak van de knelpunten op de N57. De verkeersveiligheid wordt effectief verder verbeterd door de inzet van middelen uit de GDU. Daarnaast is de Interim Regeling Duurzaam versterkt en wordt nu gericht ingezet. Het projectenprogramma daarvan is vastgesteld; de eerste tranche bijdragen is toegekend. In de regionale projectgroep verkeersveiligheid wordt samen met de wegbeheerders, het openbaar ministerie en de politie de uitvoering van het beleid vormgegeven. Het rijk heeft de verantwoordelijkheid voor de infrastructuurinvesteringen tot een niveau van
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
€ 225 miljoen (GDU+) aan ons overgedragen. Het jaarbudget is daardoor met circa € 60 miljoen toegenomen. Met deze middelen zal de stadsregio een groot projectenprogramma ondersteunen. In de afgelopen twee jaar is door ons een bedrag van ruim € 80 miljoen geïnvesteerd in de aanleg en verbetering van infrastructuur uit de diverse fondsen waarover de stadsregio beschikt.
Vervolg De komende periode zal het aankomen op het vasthouden van de beleidsinzet en prioriteiten. Verder zal de stadsregio met de minister overleggen over de voorbereiding van grote projecten en de realisatie daarvan na 2010. In het verlengde van de lopende prioriteiten (A4, A15) komt vervolgens de A13/A16 aan bod en op langere termijn de A4-Zuid. Via overleg en inspraak wordt getracht zoveel mogelijk van het RVVP-beleid in de Nota Mobiliteit opgenomen te krijgen. In de afgelopen jaren heeft de stadsregio met behulp van de middelen die in het Regionaal Omslagfonds werden gestort, de realisatie van een groot aantal infrastructuurprojecten bekostigd in combinatie met rijksbijdragen. Deze projecten dragen alle bij aan de bereikbaarheid van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en daarmee aan de bereikbaarheid van de regio als geheel. In de komende jaren zal de uitvoering van dergelijke projecten met de gedecentraliseerde middelen (voorheen rijksbijdragen) in combinatie met in de regio opgebrachte middelen moeten worden betaald. Het eindigende omslagfonds zal dus in enige vorm moeten worden voortgezet. In het uitvoeringsprogramma van het RVVP is
5
becijferd, dat er twee à driemaal zoveel budget nodig is dan beschikbaar. Het stellen van prioriteiten zal daarom een uitdaging vormen. We kunnen daarbij niet meer terugvallen op de minister met de vraag om extra middelen. Per 1 januari 2005 zal de decentralisatie verder worden versterkt door de samenvoeging van vrijwel alle rijkssubsidiestromen (onder andere GDU+, OV-exploitatie, vervoersmanagement ) tot één brede doeluitkering (BDU). Wij bereiden deze overgang in 2004 voor, waarbij het evenwicht tussen infrastructuurinvesteringen en de exploitatie van het OVnetwerk een bijzonder aandachtspunt is. In Overschie is een succesvolle proef uitgevoerd met snelheidsverlaging, die tot verbetering van zowel leefklimaat als verkeersveiligheid heeft geleid. In overleg met het rijk bereiden wij vergelijkbare maatregelen voor op andere ernstig belaste trajecten op de ringwegen en toeleidende wegen.
Voornemen 2 Wij zullen de inzet van innovatieve technieken van verkeersmanagement stimuleren en de mogelijkheden van actuele reizigersinformatie uitbreiden met als doel een betere benutting van bestaande en nieuwe infrastructuur. Op dit terrein is een bescheiden resultaat geboekt. Er zijn dynamische reisinformatiepanelen (DRIP’s) geplaatst op een aantal uitvalswegen met informatie over filevorming op de Ring. In 2003 is de Fileplan-website geopend. Nieuwe en lopende initiatieven zijn gebundeld en in Europese samenwerking verder aangepakt. Op deze wijze worden ervaringen van andere Europese regio’s met innovatie en duurzaamheid mede benut om in de stadsregio de bereikbaarheid te versterken.
De actuele reisinformatie in het openbaar vervoer wordt, en is deels aanzienlijk verbeterd door de dynamische reisinformatie op metro, tram en enkele busknooppunten. Via de websites van de vervoerders in de stadsregio is uitgebreide reisinformatie toegankelijk gemaakt. De website van de stadsregio wijst door naar deze informatie. Efficiëntere benutting van de infrastructuur is afhankelijk van vele factoren. Verplaatsingspatronen, reismomenten, ruimtelijke structuur, vestigingsplaatskeuze van bewoners en bedrijven zijn enkele van de beïnvloedende aspecten. De stadsregio zal in relatie met het plan RR2020 dit aspect een nieuwe impuls geven.
Vervolg De vooruitzichten op het gebied van verkeersmanagement zijn hoopgevend en uitdagend. Technisch is zeer veel mogelijk maar nog niet altijd realiseerbaar door maatschappelijke of commerciële barrières. De uitdaging is de technische mogelijkheden te benutten op een maatschappelijk geaccepteerde manier die tevens commercieel verantwoord is. De stadsregio verkent mogelijkheden om tot versnelde realisatie te komen van dynamische reisinformatie op de tram en tramhaltes en belangrijke knooppunten van openbaar vervoer. De inwinning van verkeersgegevens op het onderliggende wegennet zal worden verbeterd om als basis te kunnen dienen voor zowel verkeersmanagement als reisinformatie. Tot op dit moment wordt stapsgewijs toegewerkt naar een systeem waarbij de reizigers voor en tijdens de reis de juiste informatie kunnen krijgen. Onderzocht zal worden of het mogelijk is hierin versnelling aan te brengen in samenwerking met stadsgewest Haaglanden.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
Voornemen 3 Wij richten ons ruimtelijke ordeningsbeleid en investeringsbeleid zo in dat overbodige mobiliteit wordt voorkomen en uitwisseling tussen verschillende vervoersvormen beter mogelijk wordt gemaakt. Wij hebben daaraan op de eerste plaats inhoud gegeven in het RVVP. De hoofdlijnen van het nieuwe ruimtelijk plan RR2020 worden gecheckt op de benutting van de bestaande infrastructuur. De noodzakelijke uitgaven aan investeringen en exploitatie worden bij het maken van keuzes in het ontwerp-RR2020 betrokken. Belangrijk daarbij is het beter benutten van hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen, zoals dit samen met de partners in de Zuidvleugel is ontwikkeld in het concept Stedenbaan.
Vervolg Het vervolg richt zich enerzijds op het ontwerp RR2020 en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma en anderzijds door de realisatie van de projecten uit het RVVP, onder andere voor verbetering van de randstedelijke en regionale knooppunten, zoals Rotterdam Centraal, Kralingse Zoom en Schieveste.
Voornemen 4 Wij werken samen met anderen aan een veilig, schoon en heel openbaar vervoer. Met steun van de rijksoverheid hebben vervoerders, gemeenten en stadsregio een beleid in gang gezet waarin toezicht is vergroot, de pakkans voor overlastplegers werd verhoogd en justitiële vervolging van daders effectiever werd georganiseerd. In combinatie met maatregelen ter bestrijding van zwartrijden wordt hiermee bereikt dat de reiziger weer betaalt voor de reis en zich tegelijk ook weer prettiger voelt in het openbaar vervoer.
6
De waardering van de reizigers voor de genomen maatregelen beginnen voorzichtig zichtbaar te worden in de klantenbeoordeling van de vervoerders in de stadsregio, hoewel daaraan nog niet de conclusie mag worden verbonden dat er sprake is van tevredenheid.
Vervolg Wij zullen het ingezette beleid voortzetten. Volgens plan zullen begin 2005 de toegangspoorten in de metrostations zijn geplaatst en wordt gestart met de invoering van de chipcard. Na een overgangsperiode zal de chipcard in 2006 volledig zijn ingevoerd. Daarmee worden twee doelen bereikt. Het wordt mogelijk om de reis per werkelijk gereisde afstand te betalen en het wordt mogelijk om metrostations fysiek uitsluitend toegankelijk te maken voor reizigers. Voor het verbeteren van de sociale veiligheid krijgen wij jaarlijks een rijksbijdrage van circa € 13 miljoen. Dat bedrag is niet voldoende om alle kosten te dragen. De gemeente Rotterdam draagt jaarlijks circa € 3,8 miljoen bij in de kosten van conducteurs op de tram. De gemeente Schiedam draagt bij in de kosten van toezicht op enkele metrostations. Wij zullen met de overige gemeenten overleggen in welke mate ook zij kunnen bijdragen aan een schoon, heel en veilig openbaar vervoer.
Voornemen 5 Wij willen de kostendekkendheid van het openbaar vervoer verhogen door nieuwe zoneindelingen en tariefdifferentiatie bespreekbaar te maken. In 2002 hebben wij met de regioraad onze verantwoordelijkheid genomen om te komen tot een verkleining van zones in het openbaar vervoer in de stadsregio tot een omvang die meer in overeenstemming is met de gemid-
delde zonegrootte in Nederland. De zoneindeling vormt de basis voor de reizigersbijdrage, die de hoogte van de rijksbijdrage aan de exploitatie bepaalt. In 2003 is een aantal aanpassingen doorgevoerd. Met de herziene zones zullen de jaarlijkse inkomsten uit de reizigersbijdragen met circa € 3 miljoen stijgen. Via doorwerking naar de rijksbijdrage zullen hierdoor de totale inkomsten van de stadsregio voor het openbaar vervoer jaarlijks met € 5 tot € 6 miljoen toenemen.
mogelijk maken om met de reiziger nauwkeuriger af te rekenen voor het geleverde product. De stadsregio ontvangt jaarlijks circa € 155 miljoen voor de bekostiging van de OVexploitatie. Behoudens autonome wijzigingen door onverhoopte nieuwe rijksbezuinigingen zou de OV-exploitatie de komende jaren in balans moeten zijn.
In 2003 hebben wij de concessie Voorne Putten Rozenburg met een goed resultaat kunnen afronden: meer kwaliteit voor de reizigers tegen lagere kosten. Dit succes werd vrijwel direct overschaduwd door de grote en onvoorspelbare omvang van de bezuinigingen die de rijksoverheid in de begroting 2003 en 2004 aan de stadsregio heeft opgelegd: oplopend tot circa € 17 miljoen structureel in 2007. Deze bezuinigingen zijn helaas niet zonder gevolgen voor het voorzieningenniveau gebleven. In 2004 is in het concessiegebied van de RET en Connexxion fors gesneden in de dienstregeling.
Vervolg Binnen het systeem van de ‘strippenkaart’ is tariefdifferentiatie nauwelijks realistisch. De vraag of een hoger tarief voor een hogere kwaliteit openbaar vervoer aanvaardbaar is, zal daarom pas ter tafel komen na invoering van de chipcard. De stadsregio is inmiddels nationaal koploper bij de invoering van de chipcard. In 2005 zullen de NS op de Hoekselijn, RET in de metro en Connexxion op de buslijnen in de concessies Voorne Putten en Hoeksche Waard de chipcard gaan invoeren. Direct aansluitend zullen de tram- en buslijnen van RET op chipcard overschakelen. Deze chipcard zal het
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
7
4. Ruimtelijke ordening Voornemen 1 Wij wachten niet op een ‘Vijfde Nota Extra’ van een nieuw Kabinet, maar werken op basis van onze eigen visie verder aan een regionaal structuurplan. Dit structuurplan stellen wij op in samenwerking met de provincie ZuidHolland, die het te zijner tijd zal vaststellen als streekplan. Tegelijk streven wij ernaar dat ons regionale structuurplan de wettelijke status krijgt van streekplan en niet meer voor goedkeuring hoeft te worden voorgelegd aan provinciale staten. Het voorontwerp van het nieuwe regionaal structuurplan/streekplan, hebben wij en gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland vastgesteld in april 2004. Het voorontwerp is breed gepresenteerd en besproken tijdens bijeenkomsten voor maatschappelijke organisaties, bestuurlijke conferenties, een regiodag voor raads- en statenleden en door de raadscommissie GROM van de stadsregio. Het plan en proces voldoen aan de ambities die wij in ons beleidsprogramma hebben geformuleerd: sturing op kwaliteit en ruimtelijke hoofdstructuur (en niet alleen op woningaantallen), ontwikkelen van draagvlak, en de combinatie van strategische beleidsvisie en ruimtelijk ontwikkelingsprogramma. De beleidsvisie omvat drie pijlers: - versterken en differentiëren van woon- en leefmilieus, - versterken van de sociale cohesie, - versterken en verbreden van de economische positie van de regio. In de herziening van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vervallen de begrippen streekplan
en structuurplan. Deze worden vervangen door de term structuurvisie. In het voorstel voor de Wgr-plus is opgenomen dat de stadsregio voor haar gebied bevoegd is voor de ruimtelijke ordening en de provincie voor de ‘bovenregionale’ kaders. Dit moet nog in het wetsvoorstel voor de Wro worden verwerkt.
Vervolg Het RR2020 loopt volgens planning. Eind 2004 verschijnt het ontwerp–RR2020 in combinatie met een eerste versie van het Uitvoeringsprogramma RR2020. Medio 2005 zal het RR2020 worden vastgesteld. Aandachtspunt is het organiseren en mogelijk maken van voldoende uitvoeringskracht. Natuurlijk is daarbij vooral het wettelijke instrumentarium van belang, met name de Wgr-plus en de Wro (verwerken van taakverdeling provincie / stadsregio) en de Grondexploitatiewet. Voorts moeten er afspraken met het rijk worden gemaakt voor de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte en de verstedelijking.
Voornemen 2 In goed overleg met de provincie en aangrenzende gemeenten en regio’s zetten wij in op verstedelijking in de driehoek Rotterdam – Zoetermeer – Gouda en in de zuidflank van de Randstad, waaronder bedrijventerreinen in de Zuidplaspolder en de noordrand van de Hoeksche Waard. Deze inzet is gehonoreerd. In de Nota Ruimte wordt verstedelijking in de Zuidplaspolder mogelijk gemaakt door de grenzen van het Groene Hart aan te passen. Onder leiding van de provincie Zuid-Holland wordt een Interregionale Structuurvisie voor het gebied gemaakt. De stadsregio participeert in dit proces. De Nota Ruimte maakt de realisatie van circa 250 hectare bedrijventerrein in de Hoeksche Waard mogelijk, en noemt dit een locatie van
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
nationaal belang.
Vervolg De Nota Ruimte wordt naar verwachting eind 2004 door de Tweede Kamer vastgesteld. Wij zullen bevorderen dat het Kabinetsstandpunt overeind blijft. De (nu nog magere) Uitvoeringsagenda Nota Ruimte moet de komende periode verder worden uitgewerkt in overleg tussen het rijk en de Randstadpartners.
Voornemen 3 In overleg met de gemeenten in de stadsregio stellen wij een regionaal grondbeleid op. Van de rijksoverheid vragen wij te voorzien in wettelijke regelingen die de stadsregio in staat stellen dit grondbeleid ook af te dwingen, wanneer dat in het belang van de regio als geheel noodzakelijk is. Wij hebben voorstellen ontwikkeld om projecten te selecteren die van regionaal strategisch belang zijn. De regioraad heeft deze voorstellen in juni 2004 vastgesteld. Na een lobby van de stadsregio heeft het ministerie van VROM een interdepartementaal onderzoek gestart naar aanvullende instrumenten binnen het grondbeleid om kostenverhaal en verevening op een minder vrijblijvende manier te regelen. Er worden landelijk vijftien pilots uitgewerkt. Op verzoek van de stadsregio zijn daarin drie voor onze regio van belang zijnde projecten opgenomen: de herstructurering van de rivierzone in Vlaardingen, de ontwikkelingen in de driehoek RotterdamZoetermeer-Gouda en onze ervaringen met het omslagfonds en grondkostenfonds. Het onderzoek werd medio2004 afgerond. Het Kabinet zal nog dit jaar een standpunt innemen. In de memorie van toelichting bij de Wgr-plus,
8
en in al onze reacties daarop, is nu opgenomen dat er bij de invulling van hoofdstuk 5 van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening voor de regio een projectenprocedure mogelijk moet worden om regionaal strategische projecten effectiever te kunnen uitvoeren en op een verantwoorde manier risico’s te kunnen dragen. Invulling van hoofdstuk 5 zal in het najaar en in 2005 plaatsvinden.
Vervolg Over de doorzetting van het huidige aan de Vinex-opgave gekoppelde omslagfonds zullen wij een voorstel maken (gekoppeld aan de financiering van de verstedelijkingsopgave voor de periode 2005-2010), dat wij direct na de zomer 2004 willen bespreken met de gemeenten.
Vervolg De uitwerkingen lopen volgens planning. Risico blijft de politieke stellingname in de Tweede Kamer op de wetgevingstrajecten. Verdere uitwerking van een regionaal grondbeleid zal plaatsvinden parallel aan de ontwerpfase van RR2020. Afgesproken is namelijk dat daarbij een uitvoeringstrategie en een voortschrijdend uitvoeringsprogramma wordt gevoegd. De uitvoeringstrategie zal na de zomer worden uitgewerkt en begin 2005 voor besluitvorming aan de regioraad worden voorgelegd.
Voornemen 4 Wij streven naar het instellen van een regionaal ontwikkelingsfonds dat gevuld wordt met rijksbijdragen, een ‘openruimteheffing’ en een eigen regionaal omslagstelsel. Dit vraagstuk wordt verder uitgewerkt parallel aan de ontwikkeling van RR2020. Daarbij wordt een uitvoeringstrategie en een uitvoeringsprogramma gemaakt waarin alle projecten zullen worden voorzien van één opdrachtgever/uitvoerder, de benodigde middelen en een planning. In dat kader is ook een beslissing nodig over noodzaak en vulling van een ontwikkelingsfonds. De openruimteheffing komt in Nota Ruimte niet meer voor.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
9
5. Wonen Voornemen 1 Wij scheppen de voorwaarden voor een gedifferentieerde bevolkingsopbouw; wij willen een ruimtelijke tweedeling tussen arm en rijk voorkomen. Wij hebben het overleg in de regio ingezet met de discussienota Elk zijn deel. Daarin hebben wij voorgesteld om het programma voor bouw, sloop en verkoop van woningen zodanig samen te stellen dat het aandeel middeldure en dure woningen in de woningvoorraad van het grootstedelijk gebied toeneemt en omgekeerd in het groeistedelijk en kleinstedelijk gebied het aandeel goedkope woningen toeneemt. De besluitvorming vindt plaats op basis van concrete uitwerkingen: het beleidskader voor stedelijke vernieuwing, het Regionaal Koop-, Bouw-, Sloopscenario (RKBS) voor de periode 2005 tot 2010, en een nieuwe structuur voor de woonruimteverdeling. Prestatieafspraken met de corporaties ronden dit geheel af. Waar mogelijk hebben wij inmiddels aanvullende maatregelen genomen: er is een kleine uitbreiding van het werkingsgebied van de subsidieregels voor het restant van de woninggebonden subsidies (BWS) en van de door de stadsregio beschikbaar gestelde SV-gelden. Beide regelingen lopen af op 1 1-2005. In het voorontwerp RR 2020 zijn enkele uitspraken gedaan t.a.v. de transformatie van de woningvoorraad. Het gaat om een fors aantal omzettingen van tuinstadmilieus naar suburbane woonmilieus en aanvullende locaties voor landelijk wonen. Tegelijk moet voldoende betaalbare woningbouw zijn gegarandeerd.
Vervolg De besluitvorming over de aanpassing van de door de gemeenten geleverde woningbouwprogramma's zullen tot een redelijk en uitvoerbaar programma leiden, zij het dat de kwantiteiten geen grootscheepse verhuisstromen binnen de regio van huishoudens met lage inkomens teweeg zal brengen. Het is van belang om de ingezette koers van de hiergenoemde samenhangende beleidspunten vol te houden en tot resultaten te komen.
Voornemen 2 Aard, omvang en samenhang van de stedelijke vernieuwing in ons gebied vereisen dat het rijk het investeringbudget stedelijke vernieuwing rechtstreeks toekent aan de stadsregio. Het rijk heeft zich verzet tegen rechtstreekse toekenning van het gehele ISV-budget aan de stadsregio. Vooralsnog zijn de rechtstreekse gemeenten Rotterdam en Schiedam en de provincie de partijen aan wie rijksgelden worden uitgekeerd. De regioraad heeft echter inmiddels ingestemd met de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Rotterdam, Schiedam, de provincie en de stadsregio, waarin de samenvoeging van middelen tot een regionaal ISVbudget en de besteding voor de periode 20052010 is geregeld. Rotterdam stort € 10 miljoen, Schiedam € 0,9 miljoen en de provincie € 18 miljoen in het regionale budget. Wij zullen in elk geval het restant van het budget uit de ISV-1 periode storten. Bij elkaar een bedrag van circa € 30 à € 40 miljoen. Tot het takenpakket van de stadsregio behoren vanaf 1-1-2005 dus in ieder geval de gedelegeerde provinciale ISV-bevoegdheden. Inmiddels heeft de stadsregio vijf Capelle aan den IJssel, Maassluis, Ridderkerk, Spijkenisse en Vlaardingen tot programmagemeente aangewezen en hen een indicatief budget van cir-
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
ca € 16 miljoen in het vooruitzicht gesteld. De overige middelen zullen worden besteed aan het in balans brengen van de woningvoorraad. Het beleidskader ISV is vastgesteld door de regioraad. Verplichte thema's zijn verbeteren van de woningdifferentiatie en de kwaliteitsimpuls voor de woonomgeving.
Vervolg Wij zullen doorgaan met het geven van financiële en beleidsmatige impulsen aan de ontwikkeling van het woon- en leefklimaat zodat dat meer gaat voldoen aan de eisen die zowel vanuit de woningvraag als vanuit de gewenste economische ontwikkeling worden gesteld. Dit doet een groot beroep op onderlinge solidariteit van regiogemeenten en op samenwerking met de investeerders in woningbouw. Voor de periode van 2005 tot 2010 gaat het om een bedrag van € 30 à 40 miljoen. Mogelijk wordt dit bedrag nog verhoogd uit eigen fondsen van de stadregio. Hierover wordt begin 2005 nader beslist. Wij zullen in het verlengde van het beleidskader ISV een verordening opstellen waarmee stimuleringsbijdragen kunnen worden toegekend.
10
6. Economie Voornemen 1 Wij stimuleren de vernieuwing van de bestaande pijlers van de regionale economie en de verbreding van de economie met nieuwe clusters. De regionaal economische ontwikkelingsvisie is vastgesteld en biedt voor de regio een dekkend kader voor regionaal economisch beleid. De visie wordt gebruikt als bouwsteen voor de economische inbreng in RR2020. Daarnaast dient de visie als onderliggend beleidskader voor het actieplan bedrijventerreinen dat handelt over de planning van nieuwe terreinen en de herstructureringen. Onze bijdragen aan het stimuleren van de economie is vooral voorwaardenscheppend: bereikbaarheid, aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat, beschikbaarheid van bedrijventerreinen.
Vervolg Voor de effectuering van onze economische visie stellen wij een uitvoeringsprogramma op en dragen wij zorg voor afstemming met de visies van de regiogemeenten en de Economic Development Board van Rotterdam. Voorts zorgen we voor vertaling van de economische visie in het ruimtelijke plan voor de regio RR2020.
Voornemen 2 Wij werken aan het opheffen van het tekort aan bedrijventerreinen, met tegelijk aandacht voor intensief en duurzaam ruimtegebruik, herstructurering van verouderde terreinen en een selectief uitgiftebeleid. Het tekort aan bedrijventerreinen is onver-
minderd groot gebleven. Op korte termijn komt terrein Oudeland bij Berkel beschikbaar. De planning nieuwe terreinen kent wel vorderingen; Vergulde hand II in Vlaardingen en de Schieveense Polder Rotterdam zijn nu aangekomen in de planfase. De voortgang van bedrijventerrein Cornelisland Ridderkerk stagneert echter nog steeds. Onze voorstellen voor enkele grote terreinen in de Hoeksche Waard en de Zuidplaspolder zijn in Nota Ruimte van het rijk opgenomen. In conceptplan RR2020 wordt een substantieel aantal nieuwe bedrijventerreinen voorzien, onder andere in de noordrand van Voorne Putten en in de Reijerwaard. Over het project Mainport Rotterdam is overeenstemming bereikt met de rijksoverheid. De stadsregio is hierbij vooral een partner voor de groen- en milieuonderdelen. De aanleg van de 2e Maasvlakte biedt naast economische perspectieven ook mogelijkheden voor herstructurering van oudere havengebieden. Ook de herstructureringsprocessen voor de rivieroeverlocaties in Schiedam, Vlaardingen en Krimpen aan den IJssel zijn in de planvormingsfase gekomen of in uitvoering. Voor de herstructurering van de droge terreinen hebben wij negen projecten als prioriteit benoemd. Bedrijven Info Rijnmond (BIR) informeert ondernemers over vestigingsmogelijkheden in de regio en promoot waar nodig bedrijventerreinen.
Vervolg Herstructureringen zijn langdurige processen die veel tijd, geld en mankracht zullen vragen. De subsidiepotten bij het Rijk en de provincie zijn klein in vergelijking met de omvangrijke regionale herstructureringsopgave. Ook van de gemeentelijke bijdragen kunnen geen won-
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
deren worden verwacht. Door de provincie en stadsregio zal extra procesondersteuning worden geboden ter begeleiding van de gemeentelijke herstructureringsacties.
Voornemen 3 Wij versterken het vestigingsklimaat in de regio door maatregelen die zijn gericht op het verbeteren van het leef- en vestigingsklimaat en vergroten van de bereikbaarheid. In de Woonvisie en het voorontwerp RR2020 hebben wij maatregelen opgenomen ter versterking van het woon- en vestigingsklimaat in de regio. De noodzakelijke verbetering van de bereikbaarheid houdt nog geen gelijke tred met de groei van de mobiliteit en mobiliteitsbehoefte.
Vervolg Stagnerende bereikbaarheid is een van de grootste blokkades voor economische ontwikkeling. In de Nota Mobiliteit gaat de rijksoverheid meer prioriteit geven aan het versterken van de infrastructuur naar belangrijke economische centra. Wij zien er daarbij op toe dat de regionale prioriteiten standhouden.
Voornemen 4 Wij streven naar vernieuwen van de glastuinbouwsector via behoud van hoogwaardige clusters en saneren van oude en of verspreide kassen. Invulling van de nieuwe glastuinbouwlocaties in Bergschenhoek en Bleiswijk verloopt volgens planning. In de sector heerst een innovatief klimaat. Sanering van ‘oud glas’ valt vooral onder provinciaal en gemeentelijk beleid. Behoudens op specifieke verstedelijkingslocaties lijkt er onvoldoende vaart te zitten in de sanering van ‘oud glas’.
11
Vervolg In het kader van RR2020 en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma zullen wij samen met de provincie concentratie van glas en sanering van oud glas bevorderen.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
12
7. Milieu en veiligheid Voornemen 1 Wij bevorderen dat veiligheid, duurzaamheid en een gezonde leefomgeving integraal gewaarborgd worden in plannen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie. Voor verkeer en vervoer wordt samengewerkt aan verbetering van de milieukwaliteit, onder meer in projecten als de Regionale VerkeersMilieuKaart (RVMK) en ‘80 op de ruit’. Ook diverse activiteiten van het uitvoeringsprogramma milieu zijn hierop gericht, zoals het stimuleren van de ontwikkeling en verspreiding van schone(re) voertuigtechnologie. Ten behoeve van de verstedelijkingsafspraken en RR2020 zijn de milieusignaalkaarten ontwikkeld. Deze kaarten geven een beeld van de verwachte milieukwaliteit tot 2020 voor luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid. Daarmee is te bepalen in welke gebieden specifieke oplossingen nodig zijn om gevoelige bestemmingen te realiseren. De milieusignaalkaarten, inclusief een uitgebreide toelichting en handleiding, zijn aan alle gemeenten beschikbaar gesteld.
Vervolg In de nog resterende bestuursperiode zullen wij het ingezette beleid voortzetten. Daarbij geven wij prioriteit aan het leveren van maatwerk voor de verstedelijkingsafspraken en het bieden van voldoende hoogwaardige informatie voor de te maken beleidskeuzes in het kader van RR2020. Op basis van de milieusignaalkaarten worden scenario’s ontwikkeld aan de hand waarvan duidelijke keuzes kunnen worden gemaakt.
Voornemen 2 Wij nemen initiatieven om samen met de gemeenten te komen tot een regionale afstemming in de toepassing van regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid, waarbij voldoende ruimte is voor maatwerk voor het effectief oplossen van knelpunten bij de verstedelijkingsopgave. Met de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma milieu en de vaststelling van de subsidieverordening milieu in 2003 is tevens een instrument gerealiseerd om projecten en activiteiten te stimuleren die een bovenlokaal en regionaal belang hebben, maar die zonder een bijdrage van de stadsregio niet of veel later pas tot stand zouden komen. De uitputting van het budget verliep tot en met 2003 zorgelijk: er bleef veel geld over. In de eerste helft van 2004 ging dat beter. Aanvragen worden echter vooral ingediend door maatschappelijke organisaties, de DCMR en de provincie Zuid-Holland en vrijwel niet door gemeenten. De samenwerking in ROM-Rijnmond verband is voortgezet. De voor activiteiten gereserveerde budgetten worden echter niet uitgeput. Een actie is in gang gezet om daar op korte termijn verbetering in aan te brengen. Het RMO-project vordert traag. Naar verwachting zal binnenkort een overeenkomst kunnen worden getekend waarbij knelpunten in de wet- en regelgeving worden aangepakt.
De samenwerking met de DCMR wordt geïntensiveerd. Deze samenwerking krijgt o.a. vorm in het regionaal handhavingsoverleg. Voorts voert de DCMR opdrachten voor ons uit die moeten leiden tot bouwstenen voor plannen als het RR2020. Het project Gevelisolatie wordt in 2004 formeel afgerond. Met subsidie van het Ministerie van VROM zijn door de DCMR, in opdracht van de stadsregio, in 7 regiogemeenten enkele tientallen woningen geïsoleerd.
Vervolg Wij zullen projecten en activiteiten blijven subsidiëren die zonder een bescheiden steuntje in de rug van de stadsregio niet of niet voldoende tot stand kunnen komen. Wij verwachten dat in de tweede helft van deze bestuursperiode het werkprogramma en de subsidieverordening milieu volledig benut gaan worden. De gemeenten worden hierbij actief betrokken. De samenwerking in ROM-Rijnmond zullen wij vooralsnog continueren. Daarbij is onze inzet dat de beschikbare middelen effectief worden ingezet voor projecten die een duidelijke relatie hebben met de doelstellingen van ons beleidsprogramma en de dubbeldoelstelling van ROM-Rijnmond. Met de DCMR zal een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten, die erop gericht is de expertise van de DCMR beter inzetbaar te maken voor de stadsregio.
In de op 25 juni 2004 ondertekende bestuursovereenkomst Project Mainport Rotterdam is opgenomen dat de stadsregio bereid is het bestaande milieusubsidie-instrumentarium ook in te zetten voor leefbaarheidsprojecten in Bestaand Rotterdams Gebied.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
13
8. Groen Voornemen 1 Wij zetten ons in voor een leefbare regio met een afwisselende, integrale verwevenheid van groen en stedelijke functies. De beleidsvorming ten aanzien van het groen vordert redelijk goed. De ontwikkeling van het Regionaal Groen Structuurplan (RGSP2) ligt op schema. De visie is in de eerste helft van 2004 vastgesteld. Wij zijn begonnen met de voorbereiding van het bijbehorende uitvoeringsprogramma. Ook hierbij werken wij nauw samen met de provincie, onze regionale bestuurlijke partners (gemeenten, waterschappen, recreatieschappen) en diverse maatschappelijke organisaties. In het uitvoeringsprogramma zal een evenwicht moeten worden gevonden tussen uitvoeren van bestaande plannen en de inhaalslag die nodig is i.v.m. achterblijvende kwaliteit van de leefomgeving in de regio. Met de provincie Zuid-Holland en de gemeente Rotterdam hebben wij de onderhandelingen met het rijk voorbereid over een nieuw Memorandum van Overeenstemming voor het Project Mainport Rotterdam (PMR). Deze overeenkomst is getekend op 25 juni 2004. In tegenstelling tot het eerdere memorandum is deze overeenkomst wel juridisch bindend. In het kader van PMR is voorts studie verricht naar de mogelijkheden voor een Groene Verbinding over de Betuweroute en de A15. Deze studie heeft een aantal alternatieven opgeleverd, die nu worden uitgewerkt om keuzen te kunnen maken.
Vervolg In het resterende deel van deze bestuursperiode zullen wij prioriteit geven aan het ontwikkelen van een duidelijk uitvoeringsprogramma RGSP2. Dit behelst naast een prioritering en fasering van projecten, de organisatie van een heldere en slagvaardige aansturing van de uitvoering. Vooral afspraken met de provincie over overdracht van bevoegdheden en middelen zal voor de regionale slagkracht van doorslaggevende betekenis zijn. Voor de bij het PMR afgesproken aanleg van 750 hectare groen moet de stadsregio € 18 miljoen bijdragen. Dekking wordt vooralsnog gezocht in de opvolger van het VINEXomslagfonds. Realisatie van de Groene Verbinding zal geheel binnen van rijkswege beschikbaar komende budgetten moeten plaatsvinden. Wij zullen dit jaar nog voorstellen doen voor de dekking van het uitvoeringsprogramma RGSP2, inclusief de omvang van de regionale bijdrage.
Voornemen 2 Wij zullen samen met onze bestuurlijke partners beleid ontwikkelen voor een evenwichtige uitbreiding van groenvoorzieningen. De uitvoering van dit voornemen krijgt op verschillende manieren vorm. Enerzijds door onze betrokkenheid bij de planontwikkeling van verschillende groenprojecten in de regio. Er is een bijdrage geleverd aan de planontwikkeling van diverse groenprojecten Boterdorpse Polder, Hoekse Park, Eendragtspolder, Spijkenisse zuid-oost en Landtong Rozenburg. Anderzijds door onze coördinerende rol in het Groenakkoord. Veel aandacht is gegeven aan het meer uitvoeringsgericht maken van dit
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
akkoord. Van alle projecten is de stand van zaken bepaald. Daarbij is expliciet vastgesteld of uitvoering van de projecten vóór 2010 realistisch wordt geacht. Waar dat oordeel negatief uitpakte, is besloten die projecten van de lijst te schrappen en de daarmee vrijvallende middelen opnieuw in te zetten. Het project Landtong Rozenburg is in uitvoering, evenals Barendrecht Zuid. Voorts is begonnen met de aanleg van fietspaden op Voorne Putten en zijn de projecten Poldervaart te Schiedam en het fietspontje Vlaardingervaart afgerond. Als gevolg van vandalisme is het pontje helaas al weer uit de vaart genomen. Het recreatieschap beraadt zich op mogelijke oplossingen.
Vervolg Wij zullen de middelen die vrijvallen bij het Groenakkoord onder dezelfde condities opnieuw inzetten binnen de prioritering van het uitvoeringsprogramma RGSP2.
Voornemen 3 Wij streven ernaar dat de groenblauwe structuur uit het RGSP de planologische status van streekplan krijgt via koppeling aan het regionaal structuurplan (RSP). De planologische verankering is verzekerd doordat het RGSP2 een bouwsteen voor het RR2020 is.
Vervolg Dit voornemen wordt in 2005 definitief gerealiseerd bij vaststelling van het nieuwe ruimtelijke plan RR2020 door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland en de regioraad.
14
9. Jeugdzorg Voornemen 1
stellingen concrete doelen afspreken, die erop gericht zijn meer en effectievere, maar ook eerder hulp te kunnen bieden aan jongeren voor wie dat nodig is.
Wij willen 10 procent van de residentiële capaciteit ombouwen ten gunste van gezinsgerichte en sociale contextgerichte interventies.
Voornemen 3
Deze ombouw is succesvol afgesloten. De doorstroming in de tehuizen is verbeterd, doordat er meer capaciteit beschikbaar komt om cliënten voor hun opname instroombegeleiding te bieden. Ook na afloop van de opname kan nazorg geboden worden. Met de intensief ambulante variant kunnen jongeren worden behoed voor opname.
De registratie is de afgelopen jaren aanmerkelijk verbeterd waardoor evaluaties en controle beter mogelijk worden. De inspanningen waren en blijven gericht op het volledig operationeel krijgen van de regionale database. Binnenkort krijgt elke gebruiker van de jeugdzorg een unieke cliëntcode. Daardoor neemt de betrouwbaarheid van de informatievoorziening nog verder toe, terwijl de privacy van de clienten wordt beschermd. Het meten van resultaat en van cliënttevredenheid bleek niet eenvoudig te zijn. Naar verwachting zal in 2005 een landelijke systematiek operationeel worden. Het ligt voor de hand om daarbij aan te sluiten.
Vervolg Het inganggezette beleid wordt voortgezet.
Voornemen 2 Wij bevorderen de wetenschappelijke onderbouwing van programma’s voor jeugdzorg. Voor de wetenschappelijke onderbouwing van jeugdzorgprogramma’s zijn verschillende activiteiten gestart. Professor Dr. Dorelijers is gestart met onderzoek voor de ontwikkeling van een instrument voor screening van kinderen jonger dan 12 jaar. Voorts wordt gewerkt aan verbetering van het signalerings- en hulpverleningsprotocol ‘Pak Je Kans’ van politie en Bureau jeugdzorg. Eind 2004 zal deze aanpak worden geëvalueerd. In het project ‘Jeugdzorg In Context’ is de verbetering van de residentiele zorg in gang gezet via participatie van het gezin en de sociale omgeving van de jongere.
Vervolg Het beleid om te komen tot kwaliteitsverbetering wordt voortgezet. Wij zullen met de in-
Wij versterken de registratie, evaluatie, controle bij de uitoefening van jeugdzorg.
Veel energie is de afgelopen periode gaan zitten in de voorbereiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de jeugdzorg, waarvan de invoering keer op keer is uitgesteld en nu pas per 1 januari 2005 zijn beslag zal krijgen. Daarop vooruitlopend, is op uitdrukkelijk verzoek van het Ministerie van VWS toch al zoveel mogelijk conform de vereisten van de nieuwe wet gewerkt. Daartoe is het Bureau Jeugdzorg in het leven geroepen. Er is veel overleg gevoerd en er zijn afspraken met het veld gemaakt voor de overkomst van de jeugd GGZ, de justitiële taken rond jeugdbescherming en jeugdreclassering, de intakefuncties van de Raad voor de Kinderbescherming. Veel aandacht is besteed aan de bestrijding
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
van de wachtlijsten. De incidentele middelen die van rijkswege daarvoor beschikbaar werden gesteld zijn nu structureel in de begroting jeugdzorg opgenomen. Als gevolg van deze extra inzet is er weliswaar sprake van een lichte daling van het aantal wachtenden, maar de wachtlijsten blijven onacceptabel lang. Er is intensief gewerkt aan een betere aansluiting tussen lokaal en regionaal beleid, bijvoorbeeld in de samenwerking met het onderwijs en met justitie in projecten als ‘Pak Je Kans’ (via de inzet van voorposten van het Bureau Jeugdzorg). De toegankelijkheid van de zorg voor jongeren van allochtone afkomst werd opgepakt in projecten als Na Kas (Antilliaanse jongeren) en Dar el Hidaya (Marokkaanse jongeren). Deze voorzieningen zullen een plek krijgen in het reguliere aanbod voor geïndiceerde zorg. Daarnaast is een aantal andere activiteiten ondernomen om de toegankelijkheid van de zorg voor allochtone cliënten te verbeteren. Het in IPO-verband gevoerd overleg met de rijksoverheid om tot een uitbreiding van de financiële mogelijkheden voor de stadsregio te komen, heeft vooralsnog geen resultaat opgeleverd. Met de provincie Zuid Holland wordt hierover nu ook overleg gevoerd, eveneens vooralsnog zonder het gewenste resultaat. Eind 2003 bleek dat het inzicht in de financiële kant van de jeugdzorg bij de decentrale budgethouder, de GGD Rotterdam, te wensen overliet. Tevens was onvrede gegroeid over de kwaliteit van de beleidsadvisering. Om die redenen is het financiële beheer en de subsidieadministratie teruggehaald naar de stadsregio. Het mandaat aan de GGD is met ingang van 1 januari 2004 ingetrokken. Wij hebben besloten ook de beleidsadvisering met ingang van 1 januari 2005 niet meer bij de GGD in te ko-
15
pen. De taken voor de jeugdzorg komen daarmee voorlopig geheel bij de stadsregio te leggen.
Vervolg De hoofdlijnen voor het beleid zijn uiteengezet in het Meerjarenbeleidskader 2004 – 2007. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet ontstaat een recht op jeugdzorg. Gegeven de beperkte financiële ruimte en het vastgelegde budget kan dit aanzienlijke financiële risico’s voor de stadsregio meebrengen. Daarbij komt nog dat het bij de wet behorende nieuwe financiële verdeelmodel op zijn vroegst pas in 2007 zal worden ingevoerd. Daarmee heeft de stadsregio in de komende jaren structureel te weinig financiële ruimte in relatie tot de omvang van de problematiek. De reparatie via een afwijkende verdeling van de extra middelen lost dit knelpunt onvoldoende op. Ook het ministerie van Justitie voert bij het overhevelen van de justitietaken een forse bezuiniging door. Door de inwerkingtreding van de nieuwe wet met ingang van 1 januari 2005 moet ook een nieuw meerjarenbeleidskader worden gemaakt voor de periode 2005 – 2008. Daarin wordt de situatie van de jeugd beschreven en de aanpak van de jeugdzorg in de stadsregio. Ook wordt ingegaan op thema’s uit het landelijk beleidskader is opgenomen, zoals het aanpakken van de bureaucratie, een betere afbakening tussen lokaal jeugdbeleid en regionale jeugdzorg, een goed functionerend kwaliteitssysteem, het zichtbaar maken van doelmatigheidswinst, het terugdringen van de wachtlijsten.
het beleidskader zullen we aangeven wat wel en wat niet haalbaar is. Een belangrijk risico wordt gevormd door de onzekerheden in de afsluiting van 2003. Weliswaar sluit de jaarrekening 2003 licht positief, maar daarin is verdisconteerd de opbrengst van enkele terugvorderingen bij de instellingen. Gezien de te verwachten bezwaar- en beroepsprocedures is onzeker of het volle bedrag ook daadwerkelijk geïncasseerd kan worden. In de komende periode zal een omslag gemaakt worden naar sturing op hoofdlijnen en op afstand. Enerzijds omdat de nieuwe situatie in de jeugdzorg ons daartoe dwingt (budgettaire krapte voor de bekostiging van de apparaatlasten). Maar ook omdat dat in overeenstemming is met de gewenste verantwoordelijkheidsverdeling, waarbij de stadsregio als subsidiërende overheid de algemene kaders stelt en het veld verantwoordelijk is voor de specifieke invulling via het bieden van concrete hulp. Speciale aandacht zullen wij daarbij besteden aan het waarborgen van de benodigde kwaliteit van de zorg en het voorkomen dat vooral de moeilijke gevallen op wachtlijsten terecht gaan komen. Voorts zal in overeenstemming met dit model naar een nieuwe financieringssystematiek gezocht worden waarbij bekostiging van de instellingen niet meer op aanbod, maar meer vraaggericht gaat plaatsvinden, waarbij controleerbare en afrekenbare afspraken worden gemaakt over de te leveren prestaties.
Wij zullen zo veel mogelijk beleidsprioriteiten van het Rijk, voor zover er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. In
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
16
10. Sociaal beleid Voornemen 1 Wij ondersteunen gemeenten bij het ontwikkelen van beleid voor werk en inkomen. De ondersteuning van gemeenten bij de ontwikkeling van beleid voor werk en inkomen is van de grond gekomen. Er zijn diverse ambtelijke en bestuurlijke conferenties georganiseerd, waaraan vrijwel alle gemeenten deelnamen. Uit de positieve reacties leiden wij af dat hiermee in een behoefte is voorzien. Bij deze activiteiten ligt het accent op het faciliteren van de uitwisseling van kennis en ervaringen en samenwerking waar mogelijk.
Vervolg Het inganggezette beleid wordt voortgezet.
Voornemen 2 Wij faciliteren inburgeringstrajecten voor allochtonen.
Voornemen 3 Wij bevorderen de ontwikkeling van instrumenten voor sociaal beleid Naast het organiseren van enkele conferenties op dit terrein waar gemeenten werden geïnformeerd over de mogelijkheden van nieuwe regelgeving, is in opdracht van ons een sociale kaart van de stadsregio ontwikkeld. Daarin is voor alle regiogemeenten afzonderlijk en voor de stadsregio als geheel een veelheid aan informatie bijeengebracht over o.a. demografische ontwikkelingen, ontwikkelingen rond wonen onderwijs en veiligheid. Ook zijn er handreikingen voor gemeenten ontworpen en is de ontwikkeling van methodieken ondersteund. Er is een bestuursovereenkomst met de provincie Zuid-Holland gesloten, op basis waarvan de provincie middelen ter beschikking stelt voor een aantal concrete activiteiten op het werkterrein sociaal beleid. Het ‘Sociaal bulletin’ informeert bestuurders, ambtenaren en professionals in het veld over beleid en ontwikkelingen.
Ter ondersteuning van gemeenten bij de inburgering van allochtonen is het Overleg Oudkomers Rijnmond gestart. In verband met de komende Wet op de inburgering Nederland wordt dit omgevormd tot het Inburgeringsoverleg Rijnmond. Daarmee worden zowel activiteiten ondernomen voor oudkomers als voor nieuwkomers. Ook op dit thema zijn diverse ambtelijke en bestuurlijke conferenties georganiseerd, met een goede deelname. De nadruk ligt op de uitwisseling van kennis en ervaring en samenwerking.
Vervolg
Vervolg
Dit is het werkveld van de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) en het Platform Arbeidsmarkt Rijnmond (PAR.) De rol van de regio is beperkt. Wij ondersteunen enkele PAR-acties,
Het inganggezette beleid wordt voortgezet.
Het inganggezette beleid wordt voortgezet. Afhankelijk van het gebruik dat er van de sociale kaart wordt gemaakt, wordt deze tweejaarlijks geactualiseerd en eventueel uitgebreid.
Voornemen 4 Wij zetten ons in voor een goede afstemming van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
bijvoorbeeld het programma ‘makelen en schakelen’. Er zijn enkele gemeentelijke initiatieven voor koppeling arbeidsmarkt en arbeidsplaatsen.
Vervolg De rijksoverheid heeft aangekondigd de financiering van het PAR te willen stoppen. Naar onze mening is een gestructureerd overleg over het functioneren van de regionale arbeidsmarkt met ondernemers en werkgeversorganisaties belangrijk. Het voortbestaan van de functie van het PAR, al dan niet in aangepaste vorm, zullen wij steunen. In het verlengde van de in de stadsregio gevoerde discussie over Rotterdam zet door, bereiden wij in overleg met Rotterdam en de gemeenten een sociaal economische agenda voor.
Voornemen 5 Wij bevorderen een goede aansluiting van het opleidingsniveau van de bevolking bij de eisen van een vernieuwde economie in combinatie met een adequate koppeling van kennisinstituten. De regionale bemoeienis en bevoegdheden op dit punt zijn gering. In PAR-verband steunen wij een actieprogramma om meer leerlingen op te leiden tot MBO-niveau 3 en 4, met name voor haven en petrochemie. Op dit moment wordt in onze regio teveel voor MBO-niveau 1 en 2 opgeleid. Daarnaast zou het aantal HAVO/VWOleerlingen die Natuur- en Techniekprofiel kiezen omhoog moeten worden gebracht. Er komen steeds meer signalen dat het huidige VMBO juist in onze regio minder goed aansluit bij allochtone kinderen met een taalachterstand dan de oude ambachtsscholen. Hierdoor
17
lijkt veel schooluitval te ontstaan. Wij streven nog steeds naar integratie van ‘Oliver’ (volwasseneneducatie en scholing) in de stadsregionale organisatie. In verband met de eindigheid van de gemeenschappelijke regeling Oliver en het ontbreken van zicht op afhandeling van eventuele financiële gevolgen van in het verleden aangegane verplichtingen (ESF) is gekozen voor verlenging en aanpassing van de huidige regeling voor de periode 2004-2006. Wel maakt de portefeuillehouder van de stadsregio nu deel uit van het dagelijks bestuur van Oliver.
Vervolg Het ingezette beleid wordt voortgezet.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
18
11. Financiën
Vervolg
Voornemen
Knelpunten
Hoewel ons beleidsprogramma ‘Partners in regionaal bestuur’ niet een aparte paragraaf ‘Financiën’ bevat, ligt het voor de hand dat wij in de tussenbalans ook inzicht geven in ons financieel beleid. Vanaf 2003 werken wij met een programmaen activiteitenbegroting. Hoewel de stadsregio geen duaal bestuur kent, hebben wij hiervoor gekozen vanwege de herkenbaarheid bij de gemeenten. Vanaf 2003 zijn wij genoodzaakt om op een aantal rijksgeldstromen en fondsen een deel van de apparaatlasten door te belasten. De taken van de stadsregio namen toe, maar zij ontvangt geen algemene middelen van het rijk en kan die zelf ook niet genereren. Bovendien is met de gemeenten afgesproken dat de groei van het ambtelijke apparaat niet zou leiden tot een verhoogde financiële bijdrage van de gemeenten. Het ministerie van VWS heeft laten weten niet akkoord te gaan met de doorbelasting van apparaatskosten op de doeluitkeringen voor jeugdzorg. Voor 2004 en 2005 hebben wij die doorbelasting dan ook teruggedraaid. Conform de afspraak met de regioraad hebben wij in de begroting van 2005 een verlaging van 10% op de gemeentelijke bijdrage (groot € 600.000) gerealiseerd. Tevens heeft de raad ingestemd met een nieuwe indexeringsmethode, namelijk het volgen van het prijsindexeringcijfer Nationale Bestedingen (T-2). In 2003 konden wij de eerste resultaten boeken van ons nieuwe treasurybeleid, namelijk extra rentebaten van € 0,15 miljoen.
Volgens de huidige prognoses is er in 2010 bij het omslagfonds sprake van een negatieve stand van € 15,8 miljoen. De vrij besteedbare ruimte BWS dient in eerste instantie ter dekking van de financiële knelpunten en risico’s op het terrein van VINEX en wonen en dekking van het mogelijk negatieve saldo van het omslagfonds. Er is hard gewerkt aan het rond krijgen van de bezuinigingen op de exploitatiebijdrage openbaar vervoer. In totaal moest dekking gevonden worden voor € 6 mln. Daarbij is tijdelijk € 1,5 miljoen ten laste gebracht van het BORfonds. Die tijdelijke dekking moet nog voor het eind van dit jaar elders gevonden worden. Na een aantal keren de GGD te hebben gevraagd om orde op zaken te stellen in het financiële beheer rondom de activiteit Jeugdhulpverlening, hebben wij per 1 januari 2004 het mandaat aan de GGD ingetrokken. Concreet betekent dit dat de administratie van zowel de inkomende als de uitgaande geldstromen voor deze activiteit vooralsnog bij de stadsregio zijn komen te liggen. In de komende periode wordt helder of de ingeschatte terugvorderingen (van door de GGD teveel beschikte bijdragen) bij instellingen ook daadwerkelijk zullen slagen. Dat zal uiteindelijk bepalen welke stand de bestemmingsreserve heeft. Die kan negatief uitkomen. Wij hebben met de gemeente Rotterdam afgesproken dat bij een onverhoopt negatieve stand Rotterdam en de stadsregio ieder 50% aanzuivert. De stadsregio heeft zich verplicht om € 18 miljoen bij te dragen aan de realisatie van de
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
750 hectare groen in het kader van PMR. Daarbij is destijds niet aangegeven waar de dekking vandaan zou komen. Inmiddels is afgesproken dat het grootste deel van de lasten via het vervolg op het omslagstelsel voor VINEX gegenereerd zullen worden. Of en zo ja welk deel dan nog overblijft, is nog niet te zeggen. Overigens is de € 18 miljoen geen absoluut bedrag, aangezien er ook rekening wordt gehouden met indexering. Het feitelijk te dekken bedrag is dan ook hoger, en dat is mede afhankelijk van de afspraken die met de provincie en de gemeente Rotterdam worden gemaakt over wanneer het stadsregionaal deel beschikbaar zal moeten zijn. Inmiddels wordt, ook in het kader van PMR, nog een extra beroep gedaan op de stadsregio in de vorm van een bijdrage voor Bestaand Rotterdams Gebied (BRG). Op een aantal terreinen heeft de stadsregio beleidsvoornemens waarvoor nog geen dekking in zicht is: • in de periode 2005 – 2010 wordt een aantal geprioriteerde groenprojecten RGSP2 tot uitvoering gebracht. Naast de financiële middelen van het rijk zal ook een nader te bepalen bijdrage vanuit de regio nodig zijn; • om alle ambities van het RVVP te realiseren in de regio voor € 600 miljoen geïnvesteerd moet worden. Er is echter € 190 miljoen beschikbaar. Wij zullen bezien in hoeverre andere wijzen van financieren of aantrekken van middelen het budget kan verruimen. Indien nodig worden de ambities versoberd of gefaseerd. • in het kader van de nieuwe verstedelijkingsafspraken is de afgelopen periode onderhandeld met het ministerie van VROM over een bijdrage voor de periode tot 2005. De claim van de stadsregio bedroeg € 200 miljoen. De minster heeft € 68 miljoen toegezegd; een aanvullend deel moet worden opge-
19
bracht door de regio. De beleidsambities zijn inmiddels afgestemd op de nieuwe financiële realiteit. • De nieuwe wet op de jeugdzorg geeft het recht op jeugdzorg voor iedereen die daar voor in aanmerking komt. De rijksbijdrage is echter gemaximeerd en bovendien wordt de nieuwe verdeelsystematiek op rijksniveau naar verwachting pas in 2007) ingevoerd. De aanvullende middelen die van het rijk komen kunnen bij lange na niet het probleem van de wachtlijsten oplossen. Om de wachtlijsten op een niveau van maximaal 2 maanden te brengen is een bedrag van € 6,5 miljoen vereist. Indien er geen wegen worden gevonden om de genoemde middelen te genereren, zullen wij deze beleidsvoornemens op enig moment in overeenstemming met de realiteit moeten brengen. Risico’s Met de invoering van de GDU+ per 1 januari 2004 is de financiële verantwoordelijkheid van de stadsregio flink vergroot. Wij zijn nu verantwoordelijk voor de aanleg van lokale en regionale infrastructuurprojecten tot € 225 miljoen. Indien tijdens de aanleg van zo’n project blijkt dat de financiële reserveringen onvoldoende zijn, zal de stadsregio zelf het tekort moeten dekken. Het ministerie van Verkeer & Waterstaat heeft aangegeven dat er mogelijk weer een bijdrage van het rijk in het BOR-fonds komt. Daarbij geldt opnieuw als voorwaarde dat er regionaal eenzelfde bijdrage in het BOR-fonds wordt gestort. Het gaat dan om een bijdrage van € 12,5 miljoen van de regio, verspreid over 3 jaar. Zodra de door het rijk in te zetten bijdrage bekend is zullen wij met gemeenten en andere partijen in de regio overleggen over de
bereidheid een deel van de regionale bijdrage voor hun rekening te nemen. Op korte termijn zal inzicht worden gegeven n de financiële mogelijkheden, waaronder de BWS-rentebaten en vrijval, om de knelpunten op te lossen en de risico’s af te dekken. Risicomanagement Op verschillende beleidsterreinen heeft de stadsregio de afgelopen jaren een grotere financiële verantwoordelijkheid gekregen. Daarmee worden ook de risico’s groter. Met het oog hierop zullen wij de komende tijd een instrumentarium ontwikkelen om risico’s te herkennen en te beheersen. Rentebaten De enige mogelijkheid van de stadsregio om extra inkomsten te verwerven is via goed treasurybeleid. De extra rentebaten die het aangescherpt treasurybeleid oplevert, zullen wij inzetten voor het dekken van vrijwillige taken (sociaal beleid), verplichte taken die niet gedekt worden met rijksmiddelen en de apparaatlasten. Een deel van de tot 2005 te realiseren rentebaten op de BWS-middelen, te weten € 13,6 miljoen hebben wij bestemd voor een eigen ISV-regeling, en € 6,8 mln ter dekking van algemene financiële knelpunten van de stadsregio, zoals VINEX-risico’s. Financiële relatie met de provincie Hoewel de provincie op een aantal terreinen een bescheiden bijdrage levert aan het beleid van de stadsregio, is de relatie op financieel terrein tussen de stadsregio en de provincie Zuid-Holland beperkt. In overleg met de provincie zal bezien worden of, en zo ja waar de bijdrage van de provincie versterkt kan worden.
Concept Tussenbalans Partners in Regionaal Bestuur 2002 – 2006 t.b.v. DB 1-9-04
20
Regioraad vergadering 29 september 2004 Agendapunt ..
Onderwerp: Tussenbalans beleidsprogramma 2002-2006 “Partners in regionaal bestuur”. Bijlage: 1. concept Tussenbalans (versie augustus 2004). Toelichting: Bij zijn aantreden heeft het dagelijks bestuur het beleidsprogramma “Partners in regionaal bestuur” gepresenteerd’. Bijgevoegd is de Tussenbalans waarin het dagelijks bestuur een tussenbalans opmaken van de uitvoering van het beleidsprogramma. De Tussenbalans geeft een overzicht van de behaalde of nog te behalen beleidsresultaten op de verschillende beleidsterreinen van de stadsregio, en brengt de bestuurlijke en financiële risico’s in beeld. De Tussenbalans is niet alleen een instrument om de koers voor de resterende bestuurperiode nader te bepalen, het is ook een middel om de bestuurlijke partners, niet in de laatste plaats de gemeenten, inzicht te geven in de uitvoering en vorderingen van het regionale beleid en daarmee het draagvlak daarvoor te vergroten. Na bespreking van de Tussenbalans in de commissies en de regioraad zal een exemplaar van de Tussenbalans worden gestuurd aan alle gemeenteraadsleden en colleges van BenW in de stadsregio, alsmede aan de andere bestuurlijke partners. Aanbevelingen op hoofdlijnen Hieronder volgt een beknopt overzicht per beleidsterrein van zaken die in de resterende beleidsperiode extra aandacht behoeven. In de Tussenbalans staan deze zaken uitvoeriger beschreven onder de kopjes ‘vervolg’. Algemeen bestuur De inzet voor een sterke “Wet bestuur in stedelijke regio’s” heeft als gevolg van gewijzigde politieke verhoudingen en een op restauratie van de Thorbeckiaanse bestuursstructuur gerichte Kabinetsbeleid niet het gewenste resultaat opgeleverd. Onder het regime van de Wijzigingswet Wgr-plus zijn directe verkiezingen geen optie meer. Na publicatie van de Wgr-plus in het staatsblad zal bezinning plaatsvinden over de wijze waarop binnen de beperkingen van de huidige wetgeving om het democratisch gehalte van de stadsregio zo groot mogelijk te maken. In wetsvoorstel Wgr-plus is vooralsnog wel een behoorlijk takenpakket opgenomen en zijn er met de provincie goede werkafspraken gemaakt. Het is wel zaak alert te blijven op vertaling van de overeengekomen taakverdeling in sectorale wetgeving. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Verkeer en vervoer Er is een nieuw RVVP tot stand gekomen, er zijn talloze projecten gerealiseerd en met het rijk zijn goede afspraken gemaakt over de beschikbare investeringsmiddelen. Als gevolg van de invoering van de GDU+ is het jaarbudget met circa € 60 miljoen toegenomen. De ambities in het RVVP overtreffen de beschikbare middelen. Bezien zal worden in hoeverre met andere wijzen van financieren of aantrekken van middelen het budget kan worden verruimd. Indien nodig worden de ambities versoberd of gefaseerd. De komende periode zal het aankomen op het vasthouden van de beleidsinzet en prioriteiten. Verder zal de stadsregio met de minister overleggen over de voorbereiding van grote projecten en de realisatie daarvan na 2010. In het verlengde van de lopende
Tussenbalans / WN / 6 september 2004
Pagina 1
prioriteiten (A4, A15) komt vervolgens de A13/A16 aan bod en op langere termijn de A4Zuid. Via overleg en inspraak zal moeten worden getracht zoveel mogelijk van het RVVP-beleid in de Nota Mobiliteit opgenomen te krijgen. Per 1 januari 2005 zal de decentralisatie verder worden versterkt door de samenvoeging van vrijwel alle rijkssubsidiestromen (onder andere GDU+, OV-exploitatie, vervoersmanagement ) tot één brede doeluitkering (BDU). Deze overgang wordt nu verbereid, waarbij het evenwicht tussen infrastructuurinvesteringen en de exploitatie van het OV-netwerk bijzondere aandacht behoeft. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Openbaar vervoer De rijksbezuinigingen op het openbaar vervoer waren veel ingrijpender dan in 2002 werd voorzien. Helaas is dat niet zonder gevolgen voor het voorzieningenniveau gebleven. Ook overschaduwen deze maatregelen belangrijke successen die zijn geboekt, zoals de verbetering van de sociale veiligheid, de reductie van zwartrijden, start van de eerste trampluslijn, de succesvolle aanbesteding van de concessie Voorne Putten – Rozenburg. Ook is de stadsregio koploper bij de invoering de chipcard. Behoudens autonome wijzigingen door onverhoopte nieuwe rijksbezuinigingen zou de OVexploitatie de komende jaren in balans moeten zijn. Het blijft echter zaak samen met andere partners de minister ervan te overtuigen dat het huidige ambitieniveau van het rijk t.a.v. OV te laag is. Voorts zal de stadsregio zelf al het mogelijk moet doen om de kostendekkendheid te vergroten. De herzonering en de aanpak van het zwartrijden heeft hieraan bijgedragen. Met de chipcard wordt het mogelijk om de reiziger nauwkeuriger af te rekenen voor het geleverde product. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Ruimtelijke ordening De uitvoering van het beleid verloopt volgens plan. Wel is het zaak de nu nog mager uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte verder te versterken in het overleg tussen het rijk en de Randstadpartners. Voor de verstedelijkingsopgave is voorzetting van het omslagfonds van groot belang. Hierover moet in de 2e helft van 2004 overeenstemming worden bereikt met de gemeenten. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Wonen Het ingezette beleid verloopt volgens plan. Wel is de discussie over de verstedelijkingsopgave en de door de gemeenten te leveren woningbouwprogramma’s, mede door het Rotterdamse appèl in de nota “Rotterdam zet door”, in een stroomversnelling gekomen. Met het rijk en de gemeenten moet dit najaar overeenstemming worden bereikt over het regionale Koop-, Bouw- en Sloopscenario. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Economie De belangrijkste kracht van de stadsregio bij het bevorderen van een gezonde economische ontwikkeling ligt in de voorwaardenscheppende sfeer. Dat betekent zorgdragen voor een goede vertaling van de Economische Visie in het ruimtelijke plan (RR2020) van de stadsregio en de provincie. De noodzakelijke verbetering van de bereikbaarheid houdt nog geen gelijke tred met de groei van de mobiliteit en mobiliteitsbehoefte. In de Nota Mobiliteit gaat de rijksoverheid wel meer prioriteit geven aan het versterken van de infrastructuur naar belangrijke economische centra. Er moet op worden toegezien dat de regionale prioriteiten standhouden. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten.
Tussenbalans / WN / 6 september 2004
Pagina 2
Milieu en veiligheid Het ingezette beleid verloopt volgens plan. Wel maakt de druk van Europese Regelgeving het er niet eenvoudiger op het beleid voor veiligheid, duurzaamheid en een gezonde leefomgeving te waarborgen in de ruimtelijke planning. De dit jaar gereed gekomen milieusignaalkaarten zijn hierbij een belangrijk instrument en zullen in de komende periode hun waarde moeten bewijzen. Om het maken van verantwoorde beleidskeuzen te ondersteunen, worden op basis van de milieusignaalkaarten nu scenario’s ontwikkeld. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Groen De beleidsvorming ten aanzien van groen vordert redelijk goed. Grootste zorg is echter het omzetten van plannen in uitvoering. Versnippering van bevoegdheden en middelen blijft een belangrijk obstakel. Het uitvoeringsprogramma RGSP II moet daarom duidelijke waarborgen scheppen voor uitvoering en bekostiging van groenprojecten. Vooral afspraken met de provincie over overdracht van bevoegdheden en middelen zal voor de regionale slagkracht van doorslaggevende betekenis zijn. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Jeugdzorg Bij de jeugdzorg wordt de stadsregio - meer dan in 2002 voorzien – geconfronteerd met stagnerende wetgeving en achterblijvende rijksbijdragen. Daarbij kwam dat eind 2003 bleek dat het inzicht in de financiële kant van de jeugdzorg bij de decentrale budgethouder, de GGD Rotterdam, te wensen overliet. Inmiddels is het mandaat aan de GGD ingetrokken en zijn de bijbehorende taken voorlopig geheel bij de stadsregio gekomen. De komende periode is het zaak in te zetten op: het genereren van extra rijksmiddelen, versterking van het beheer van de geldstromen, het maken van omslag naar sturing op hoofdlijnen en op afstand Ondanks de zorgelijke financiële situatie zijn veel projecten en maatregelen uit het beleidskader gerealiseerd. Extra aandacht en middelen zijn nodig voor het terugdringen van de wachtlijsten. Voor het overige; het ingezette beleid voortzetten. Sociaal beleid Het betreft hier vooral taken die gemeenten vrijwillig aan de stadsregio hebben opgedragen. Het ingezette – faciliterende – beleid verloopt volgens plan. Het ingezette beleid voortzetten. Financiën De begrotingen en de jaarrekeningen zijn inzichtelijker gemaakt en het aangescherpt treasurybeleid resulteert in extra rentebaten. Wel wordt de stadsregio geconfronteerd met een flink aantal knelpunten en risico’s. Dit betekent dat de komende periode op de volgende punten extra inzet is vereist: het ontwikkelen en versterken van risicomanagement, beleidsambities en beschikbare middelen waar nodig met elkaar in overeenstemming brengen, voortzetting van het omslagfonds, overleg met de provincie Zuid-Holland over versterking van de provinciale bijdrage, via onderhandeling maximeren van de rijksbijdragen op de verschillende beleidsterreinen. Voor het overige: het ingezette beleid voortzetten. Financiële consequenties: De Tussenbalans zelf heeft geen financiële consequenties. Maatregelen die worden genomen op de verschillende beleidsterreinen worden waar nodig verwerkt via noodzakelijke begrotingswijzigingen en in de begroting 2006.
Tussenbalans / WN / 6 september 2004
Pagina 3
Communicatie: Na definitieve vaststelling de Tussenbalans publiceren via persberichten en eigen media Stadsregio.info, Regiojournaal, Perspectief en website. Afgestemd met: Verdere procedure: vaststellen van de concept Tussenbalans door het dagelijks bestuur op 1 september 2004; bespreking in de commissievergaderingen van eind september 2004; bespreking Tussenbalans door de regioraad van 29 september 2004; definitieve vaststelling Tussenbalans door het dagelijks bestuur op 13 oktober 2004. Gevraagde beslissing: 1. de Tussenbalans te bespreken.
Tussenbalans / WN / 6 september 2004
Pagina 4