Wethouder van Jeugd, Welzijn en Sport
drs. K.P. Klein
De voorzitter van Commissie Samenleving
Gemeente Den Haag
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk
BOW/2012.34 – RIS 246420 Doorkiesnummer
070 - 353 52 08 E-mailadres
[email protected] Aantal bijlagen
1 Datum
9 februari 2012 Onderwerp
Voortgang transitie jeugdzorg
Eind 2011 stelde uw raad de uitgangspunten voor de transitie Jeugdzorg in Den Haag vast. Deze waren gebaseerd op de brief van 5 juli 2011 over de transitie van de jeugdzorg. In deze brief schetste ik een aantal eerste uitgangspunten voor de basis van de toekomstige architectuur van de jeugdzorg in Den Haag. De belangrijkste wijziging heeft betrekking op de planning. De staatssecretarissen maakten tijdens het wetgevingsoverleg van 19 december 2011 bekend dat in afwijking van het bestuursakkoord en op advies van veel gemeenten nu wordt gekoerst op overheveling van alle vormen van jeugdzorg in één keer en per 1 januari 2015. Het bestuursakkoord ging nog uit van een gefaseerde overheveling in de periode 2014 – 2016. Het Transitieplan van het Rijk, IPO en VNG wordt in februari 2012 verwacht. Ik heb mij op het standpunt gesteld dat voor de Haagse situatie nog steeds zo snel mogelijke overheveling van taken wenselijk is. De noodzaak om snel de nodige verbeteringen aan te brengen in het stelsel van de Jeugdzorg wordt iedere dag gevoeld en uitstel acht ik in het belang van een goede jeugdzorg niet wenselijk Ik heb dus de ambitie om in Den Haag (de regiogmeenten delen deze ambitie) waar mogelijk vooruit te lopen op het tijdschema van het rijk. Ik wil de komende jaren al concrete stappen vooruit zetten in de richting van de nieuwe gemeentelijke verantwoordelijkheid. Van het rijk krijgen G4 en stadsregio’s ruimte om deze zogenaamde “voor-loop-ambitie” waar te maken. Daar wil ik samen met de gemeenten in Haaglanden dan ook vol op inzetten. In deze brief behandel ik achtereenvolgens de volgende onderwerpen: 1. Beleidsbrief 'geen kind buiten spel' van het Rijk 2. Haagse visie op de jeugdzorg: meer dan een kind 3. Het CJG, ankerplaats in de transitie 4. Stappenplan 5. Belangrijke aanpalende onderwerpen met betrekking tot de jeugdzorg 6. Communicatie met het veld en de stad 7. De transitie agenda
Inlichtingen bij
Arie Opstelten Postadres: Postbus 12600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 14070 Fax: 070 - 353 2390
BOW/2012.34
2
1. Beleidsbrief 'geen kind buiten spel' van het Rijk Onderstaand vat ik voor u de hoofdlijnen samen uit de op 8 november 2011 verschenen beleidsbrief 'geen kind buiten spel' van de staatssecretarissen Veldhuijzen van Zanten (VWS) en Teeven (V&J) over de stelselwijziging. Het streven is een eenvoudiger stelsel van zorg en ondersteuning voor jeugd. De brief bevestigt een eerder aangegeven lijn dat de bewindslieden ruimte willen geven aan het veld van gemeenten, aanbieders van ondersteuning en zorg, ouders en kinderen om binnen de gekozen kaders invulling te geven aan het nieuwe jeugdstelsel. Conform de Bestuurlijke Afspraken 2011–2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-LVB) en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Onderzoek heeft uitgewezen dat er geen aanleiding is om specifieke doelgroepen uit te sluiten van decentralisatie naar gemeenten. Gemeenten moeten gaan voorzien in een gevarieerd zorgaanbod voor hun inwoners. De stelselwijziging staat niet op zichzelf maar hangt samen met de decentralisatie-maatregelen in het kader van de AWBZ (waaronder de overheveling van de begeleiding naar de WMO), het wetsvoorstel Werken naar vermogen (waaronder de aanpassing van de Wet werk en bijstand) en maatregelen rondom passend onderwijs. In de nieuwe wet zullen de CJG’s worden verankerd. Tevens zal worden opgenomen dat de geboden hulp en ondersteuning aan een jeugdige afgestemd wordt met de ondersteuning op school en dat er op deze plek een bepaalde deskundigheid aanwezig behoort te zijn. Het preventief gezondheidszorgpakket van de jeugdgezondheidszorg zal, vanwege de inhoudelijke samenhang met de andere onderwerpen, in de Wet publieke gezondheid geborgd blijven. De activiteiten van de jeugdgezondheidszorg, die niet uniform aan alle kinderen worden aangeboden, maar waar lokale beleidsvrijheid en samenhang met andere activiteiten in het jeugddomein van belang is, zullen worden ondergebracht in het nieuwe wettelijke kader voor jeugd. De wettelijke taak van het Bureau jeugdzorg met betrekking tot de toegang tot de (thans geïndiceerde) zorg zal vervallen. De taken van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) worden ook een verantwoordelijkheid van gemeenten. Bij jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt onder dwang door de overheid ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders. Daarom worden extra voorwaarden gesteld aan de decentralisatie van jeugdbescherming en – reclassering. Deze hebben onder andere betrekking op bovenlokale samenwerking, een leveringsplicht van gemeenten, toezicht, financiering en kwaliteitseisen aan aanbieders van jeugdbescherming en – reclassering (certificering). Tenslotte vindt er nog nader onderzoek plaats door het Rijk over de invoering van een eigen bijdrage voor ouders van kinderen die zijn opgenomen in voorzieningen voor langer verblijf en begeleiding. Voor de zomer van 2012 komen de bewindslieden met een nader voorstel hierover.
Reactie G4 De G4 hebben gezamenlijk op de beleidsbrief van de staatssecretarissen gereageerd. Deze reactie betrof in hoofdlijnen: - waardering voor de brief - aanbod om mee te denken - pleidooi voor voldoende ruimte voor veranderingen (beleidsvrijheid) - gelijktijdige overheveling en tempo (per 1-1-2014) - aandacht voor de samenhang met onderwijszorg
BOW/2012.34
3
- spoedige duidelijkheid over de verdeelsleutel voor verdeling van de middelen. Het pleidooi voor voldoende beleidsvrijheid, zodat daadwerkelijk veranderingen kunnen worden aangebracht, sluit aan bij de motie die u op 22 december 2011 (BOW 2012.4) aannam en waarin u het college verzocht maximale beleidsvrijheid te bepleiten bij de bewindslieden en de Tweede kamer. Ook in bestuurlijk en ambtelijk overleg waarin Den Haag participeert, wordt het Rijk voortdurend gewezen op de noodzaak van beleidsruimte. Het college heeft uw motie inmiddels ook schriftelijk onder de aandacht gebracht van de bewindslieden en de Tweede kamer.
2. Haagse visie op de jeugdzorg: ‘meer dan kind’ Het beleidskader van de transitie is vastgelegd in het recent door u vastgestelde Raadsbesluit Programma Jeugd en Gezin 2011-2014 (RIS181549A). Daarin zijn onder meer als uitgangspunten vastgelegd: * het hanteren van de universele rechten van het kind zoals vastgelegd in het verdrag van de Verenigde Naties; * nastreven dat Den Haag een jeugd- en gezinsvriendelijke stad is; * een op preventie gericht gezinsbeleid vanuit alle Haagse Centra voor Jeugd en Gezin (CJG); * het versterken van het zelfoplossend vermogen van gezinsverbanden (en sociale omgeving); * de decentralisatie aan te wenden om de Jeugdzorg te ontschotten met de volgende uitgangspunten: - meer inzet op preventie en vroegsignalering; - verschuiving van zware zorg naar een vroegtijdige interventie en lichte zorg; - verschuiving van kind- naar gezinsaanpak; - inzet in de zorg voor jeugd is maximaal de eigen kracht en verantwoordelijkheid van ouders en sociale omgeving te benutten; * jeugdzorg wordt zoveel mogelijk gebundeld in het CJG; * in de sturing zitten prikkels (organisatorisch inhoudelijk en financieel) die leiden tot preventie vroegsignalering en zorg op maat (zo zwaar als nodig en zo licht als mogelijk); * meer samenhang en jeugdzorg als integraal onderdeel van de keten: Welzijn Jeugdgezondheidszorg- Onderwijs- Jeugdzorg (breed: inclusief algemeen maatschappelijk werk, sport, cultuur, jongerenwerk). In lijn met het genoemde Raadsbesluit Jeugd en Gezin zie ik de transitie jeugdzorg als kans om te investeren in onze toekomstige samenleving. Het is primair de taak van de ouders/verzorgers om hun kinderen op te voeden en te vormen. Het overgrote deel van de Haagse gezinnen slaagt hier goed in. Ouders hebben daarbij soms steun nodig. Die steun moet in eerste aanleg worden gezocht en gevonden in de eigen sociale verbanden en netwerken. Indien nodig kan vanuit overheidszorg en ondersteuning op de scholen extra hulp worden aangeboden. Wij hebben er alle belang bij dit goed te organiseren. Immers de kinderen van vandaag zijn de ouders en dragers van de samenleving van de toekomst. Jeugdbeleid en zorg voor jeugd kunnen nooit alleen over het kind gaan, maar altijd over het kind én zijn context.
BOW/2012.34
4
3. Het Centrum Jeugd en Gezin, ankerplaats in de transitie De transitie van de jeugdzorg en de doorontwikkeling van het CJG zijn nauw met elkaar verbonden. Met de doorontwikkeling van het CJG hoeft niet te worden gewacht tot de transitie. Integendeel, het Centrum voor Jeugd en Gezin dient een centrale plaats te krijgen in het nieuwe stelsel. De voorbereidingen hiervoor dienen nu al te worden getroffen. Hierbij heb ik de volgende lijn voor ogen. Er is in ieder stadsdeel een breed en ‘stevig CJG’ en een gemakkelijk toegankelijke infrastructuur, met efficiënte procedures en een klantgerichte houding. Het effect van de CJG-ontwikkeling dient een positief opgroei- en opvoedingsklimaat in het stadsdeel te zijn, waar ouders, verzorgers, vrijwilligers en beroepskrachten graag gebruik van maken. Het CJG moet effectief schakelen met de andere steunstructuren in de wijk, met de scholen, met individuele beroepsbeoefenaren in de eerste lijn (huisarts, dietetiek, verloskundige etc.) en ook met specialisten. Ik zie in elk stadsdeel het CJG als centrale plek voor ouders, vrijwilligers en beroepskrachten die te maken hebben met het opgroeien en opvoeden van kinderen. Het CJG is niet alleen een hulporganistie. Het CJG wil ik ook actief zien in de wijk, bij vrijetijdsbesteding en bij sport, met advies en activiteiten waar het om het brede opgroei- en opvoedklimaat gaat. Het CJG heeft een adviserende rol naar ouders, wijk- en buurtnetwerken, de brede buurtschool en instellingen, bijvoorbeeld rond onderwerpen als spelen en sporten, maar ook veiligheid. De basis van het CJG wil ik vormen met de Jeugdgezondheidszorg en gezinsbegeleiding. In de laatste unit zijn de verschillende werksoorten actief die te maken hebben met intake, screening, zorgcoördinatie, opvoedingsondersteuning en praktische dienstverlening. Ad hoc worden aan deze unit specifieke deskundigheden toegevoegd. Het gedachtegoed van waaruit het CJG werkt zijn de WMOprincipes (preventie, eigen kracht, groepsgericht en individueel aanbod). Juist omdat het CJG organisch met andere ketens en hulpverleners samenwerkt en tijdens de verbouwing de verkoop gewoon door moet gaan, is het zaak de architectuur stap voor stap op te bouwen. Het grote voordeel van stap voor stap vormgeving is dat de doorontwikkeling van het CJG niet op de formele stelselherziening hoeft te wachten. Uitbouw van de CJG’s kan ook binnen het huidige stelsel al een eind vorm krijgen. Den Haag heeft al breed opgezette CJG’s. Ik wil daarop voortbouwen door nu al zoveel mogelijk taken uit de totale Jeugdzorg in de stadsdelen bij de CJG’s onder te brengen. Het CJG fungeert op die manier als ankerplaats in de transitie. In het CJG komen dan de volgende werksoorten samen: reeds door gemeente gefinancierde of uitgevoerde taken, de toegangstaken van Bureau Jeugdzorg en in ieder geval de verschillende ambulante vormen van jeugdzorg. Op deze manier ontstaat een decentrale organisatie, met een breed aanbod waarbij de medewerkers elkaar snel kunnen vinden en dicht op de vraag in de wijken zitten. 4. Stappenplan Stap 1 Op dit moment werken in de CJG’s twee organisaties voor jeugdgezondheidszorg te weten Jong Florence (0-4 jaar) en GGD/JGZ (4-19 jaar). Intensievere samenwerking tussen deze twee organisaties en/of een nieuwe organisatorische vormgeving moet leiden tot een flexibeler aanbod met maatwerk (zoals bijvoorbeeld aanbod buiten kantooruren en samenwerking met kinderopvang) en meer eenduidigheid in de uitvoeringscultuur.
BOW/2012.34
5
Stap 2 Zorgcoördinatie (1 kind, 1 plan, 1 verantwoordelijke) en diverse vormen van ambulante jeugdzorg worden nu vanuit verschillende organisaties en financieringsstromen geleverd. Het betreft onder andere de volgende organisaties: GGD/JGZ, de welzijnsinstellingen (Algemeen Maatschappelijk werk), het Leger des Heils, Bureau Jeugdzorg, Jeugdformaat, De Jutters en MEE. Voor een deel gaat het om te onderscheiden zorgvormen vanuit verschillende disciplines, maar er is ook overlap in taken. Ik vind dat de verschillende vormen van ambulante jeugdzorg straks in het CJG moeten worden gebundeld, evenals onderzoek en (nieuwe vormen van) indicatiestelling. De voorbereidingsperiode van de transitie moet uitwijzen of dat kan via een intensievere samenwerking tussen het CJG en de verschillende organisaties of dat een nieuwe organisatorische vormgeving binnen het CJG is vereist. Stap 3 Voor de huidige toegangstaken van Bureau Jeugdzorg is, zoals ook is opgenomen in de beleidsbrief van het Rijk, in het nieuwe stelsel geen plaats meer. Belangrijke onderdelen van deze taken wil ik opnemen en integreren in het totaal van Jeugd- en gezinsbegeleiding in het CJG. De nauwere samenwerking is ook onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2012 van het Stadsgewest. Ik wil in samenwerking met Bureau Jeugdzorg en het Stadsgewest in 2012 werk maken van het inbedden van de taken in het CJG, waardoor we in staat zullen zijn de levering van en verwijzing naar de verschillende vormen van zorg (geïndiceerd of niet) in geïntegreerde werkprocessen vorm te geven. Stap 4 Een deel van de jeugdzorg bestaat uit intensieve trajecten en ook gedwongen vormen van zorg en begeleiding. Stap 4 bestaat er uit dat we samenhang aanbrengen tussen het CJG aanbod en deze zware vormen van zorg. 5. belangrijke aanpalende onderwerpen a. Decentralisatie AWBZ-begeleiding Separaat wordt u binnenkort geïnformeerd over de aanstaande decentralisatie van de AWBZ begeleiding per 1 januari 2013. In deze decentralisatie zit ook een onderdeel jeugd, dat daarmee het eerste onderdeel van het jeugdzorgstelsel is dat overgaat. In deze brief wil ik alvast kort ingaan op relevante feiten. In Nederland zijn ruim 30.000 jeugdigen vanwege hun psychiatrische problematiek aangewezen op een vorm van begeleiding. Bureau Jeugdzorg stelt vast welke begeleiding nodig is en legt dit vast in zogenoemde zorgaanspraken waarop de jeugdige recht heeft. Ouders kunnen op basis hiervan, zoals nu nog vastgelegd is in AWBZ, de begeleiding van hun kinderen op twee manieren regelen via: Zorg in Natura, de zorg wordt verleend door een zorgaanbieder. Deze zorg is gecontracteerd en gefinancierd door het Zorgkantoor. De financiering van de zorg loopt niet via de cliënten. Het Persoonsgebonden budget (Pgb), waarmee cliënten (ouders doen dat voor hun kinderen) zelf de zorg op maat inkopen. Cliënten ontvangen dan een vooraf vastgesteld budget via het Zorgkantoor. Wijziging 1: nieuwe cliënten kunnen per 1 januari 2012 nog maar beperkt kiezen voor een Pgb (in de vorm van een vergoedingsregeling persoonlijke zorg) als de zorgaanspraak ‘begeleiding’ is geïndiceerd. De zorgaanspraak ‘begeleiding’ kan bestaan uit ‘begeleiding individueel’ en ‘begeleiding groep’ (al dan niet inclusief vervoer). Deze cliënten behouden wel het recht op zorg, maar zijn hiervoor aangewezen op Zorg in Natura, of in bepaalde gevallen de vergoedingsregeling persoonlijke zorg.
BOW/2012.34
6
Cliënten die al een Pgb hebben voor deze vorm van AWBZ-zorg behouden tot 1 januari 2014 hun recht op een Pgb, ook bij een eventuele herindicatie. Het beleid voor na deze periode moet nog worden bepaald. Wijziging 2: decentralisatie van de zorgaanspraak ‘begeleiding’ naar gemeenten Het kabinet kiest ervoor de begeleiding dichter bij de cliënt te organiseren. Daarom wordt de zorgaanspraak ‘begeleiding’ van de AWBZ overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Bureau Jeugdzorg kan vanaf 1 januari 2013 geen indicaties meer afgeven voor de zorgaanspraak ‘begeleiding’. Cliënten die voor het eerst een indicatie voor ‘begeleiding’ aanvragen, of waarvan deze in 2013 verloopt, kunnen zich vanaf dat moment wenden tot de gemeente voor ondersteuning. Per 1 januari 2014 worden gemeenten verantwoordelijk voor alle cliënten die op dit moment ‘begeleiding’ ontvangen op grond van de AWBZ. Vanaf deze datum verliezen ook alle cliënten hun recht op ‘begeleiding’ met een indicatiebesluit dat is afgegeven vóór 1 januari 2013 en nog geldig is tot ná 1 januari 2014. Ook deze cliënten zullen zich voor de continuering van de ‘begeleiding’ moeten wenden tot de gemeenten. Wijziging 3: Alleen cliënten met een IQ onder de 70 of tussen de 70-85 met een psychiatrische problematiek hebben nog recht op zorg op grond van de AWBZ In de huidige situatie kunnen cliënten met een IQ tussen de 70 en 85 aanspraak maken op zorg zoals neergelegd in de AWBZ. Voor dit type zorg worden de indicaties gesteld door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Als deze wijziging wordt doorgevoerd betekent dit dat cliënten met een IQ tussen de 70 en 85, waarbij er geen sprake is van een lichamelijke beperking of psychiatrische problematiek geen aanspraak meer kunnen doen op zorg op grond van de AWBZ. Voor de cliënten waarvoor Bureau Jeugdzorg de indicaties stelt, jeugdigen met psychiatrische problematiek, blijft het recht op zorg in stand. Op basis van inhoudelijke overwegingen en omwille van een zorgvuldige voorbereiding heeft het kabinet besloten de implementatie van deze wijziging uit te stellen naar 1 januari 2013. In het komende jaar zal de Staatssecretaris een nadere verkenning uitvoeren ten aanzien van deze maatregel en krijgen gemeenten en Jeugdzorg de kans om zich voor te bereiden op de ondersteuningsvragen van deze doelgroep. De toegang voor deze vormen van zorg verloopt thans via Bureau Jeugdzorg. Ik wil hier de infrastructuur van de Centra Jeugd en Gezin voor gaan benutten. Met Bureau Jeugdzorg en betrokken zorgaanbieders wordt bezien hoe de noodzakelijke expertise hiervoor in het CJG kan worden samengebracht. In de komende periode werk ik dit nader uit. De inventarisatie van aantallen cliënten en betrokken zorgaanbieders loopt en komt in de loop van dit jaar beschikbaar. b. Jeugdzorg in een gedwongen kader De vormgeving van jeugdzorg in een meer gedwongen kader vraagt bijzondere aandacht. Hiertoe reken ik ook de toekomstige positie en organisatie van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Vanuit de G4 is de afgelopen periode sterk aangedrongen om ook deze vorm van jeugdzorg integraal te decentraliseren en gemeenten de ruimte te geven hier een eigen vorm aan te geven. Hierover zijn de gesprekken nog volop gaande. Juist omdat van overheidswege wordt ingegrepen in gezinnen, acht het Rijk extra randvoorwaarden wenselijk. Ik deel deze opvatting van het Rijk, maar dit impliceert in mijn visie niet dat automatisch het huidige systeem moet worden gekopieerd naar de gemeenten, maar dat moet kunnen worden nagedacht over alternatieve (meer effectieve en efficiente) organisatorische- en inhoudelijke vormgeving. Daarbij is vroegtijdige afstemming en vroegtijdig samenspel van civiele, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen en de wijze van informatiedeling en verantwoording cruciaal.
BOW/2012.34
7
Bij de gemeente kan beter worden ingespeeld op de totale gezinssituatie en continuïteit van zorg en kan gemakkelijker worden geschakeld tussen het vrijwillge en gedwongen kader. Evident is dat het hier om een intensief samenspel tussen het CJG en het Veiligheidshuis gaat. In mijn visie dient, indien de situatie dit vereist, instrumentarium uit het gedwongen kader ook in een eerder stadium te kunnen worden ingezet. De stadsregio’s en G4 hebben de staatssecretaris V&J een (inmiddels geaccepteerd) aanbod gedaan om t.a.v. de toekomst van de jeugdbescherming gezamenlijk een voorstel uit te werken. Over de voortgang daarvan zal ik u in een later stadium nader informeren. c. Kindertelefoon Alle Kindertelefoonlocaties zijn aangesloten bij het Landelijk Bureau Kindertelefoon, onderdeel van Jeugdzorg Nederland in Utrecht. Het voeren van de gesprekken wordt gedaan door vrijwilligers. In overleg met Jeugdzorg Nederland, het Rijk en de VNG zal moeten worden bezien hoe deze vorm van jeugdzorg na de decentralisatie het meest effectief en efficiënt kan worden gecontinueerd. De 2e Kamer heeft op 19 december 2011 het kabinet bij motie (33 000-XVI, nr. 108 motieDijsselbloem/Kooiman) verzocht in de stelselwijziging Zorg voor jeugd de toekomst van de Kindertelefoon voor alle kinderen van Nederland zeker te stellen. d. Samenwerken met scholen De scholen en kindercentra hebben in het kader van de schoolzorgstructuur belangrijke taken waar het gaat om signaleren, beoordelen en hulp bijv. via schoolmaatschappelijk werk. Het is gewenst als deze rol versterkt kan worden. Soms is toeleiding naar hulpaanbod buiten de school nodig. Ik zie in de toekomst daarvoor de medewerkers van het CJG met de noodzakelijke disciplines (jeugdgezondheidszorg, jeugd- en gezinsbegeleiding) actief op alle scholen. Zij schakelen zo nodig specialismen in. Zij leveren zorgcoördinatie en werken voor de indicaties t.b.v. onderwijsondersteuning intensief samen met de samenwerkingsverbanden (screening en diagnostiek). In verband hiermee werk ik momenteel samen met de wethouder Onderwijs en de samenwerkingsverbanden aan een gezamenlijke bestuurlijke agenda. Deze zal een reeks aan onderwerpen bevatten, waaronder de meer intensieve samenwerking tussen de scholen en de CJG’s. 6. Communicatie en betrokkenheid van het veld Op 27 oktober 2011 heb ik een eerste verkennende gedachtewisseling gehad met de bestuurders van de meeste bij de hulp aan Haagse jeugdigen betrokken instellingen. In deze bijeenkomst hebben de bestuurders belangrijke punten aangedragen m.b.t. de transitie. De stelselwijziging wordt door hen beschouwd als een unieke kans een betere en meer doelmatige zorg aan jeugdigen en hun gezinnen te bieden. De bestuurders hebben onder meer gepleit voor goede verbindingen met voorzieningen die straks niet in het gemeentelijke domein vallen: volwassenenzorg (-psychiatrie, etc.) en met onderwijs en huisartsen. In de komende periode zullen zowel op lokaal niveau als op regionaal niveau met de instellingen thema’s worden uitgewerkt. Uitgangspunt daarbij is dat kennis en ervaring behouden kunnen blijven en innovatief kunnen worden ingezet in de nieuwe constellatie. Eind oktober 2012 wil ik een werkconferentie organiseren voor alle betrokkenen in het Haagse veld, waarbij bestuurders en medewerkers van jeugdzorginstellingen zullen worden geïnformeerd over de bestuurlijke uitgangspunten van dat moment en waar dialoog wordt gezocht over de lopende planvorming.
BOW/2012.34
8
Tot de afspraken die in regionaal verband (zie hierna bij 7) worden gemaakt, behoort het gezamenlijk betrekken van de burger bij de transitie. Het Expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling (JSO) wordt gevraagd hiervoor voorstellen te ontwikkelen. Deze gezamenlijke aanpak zal in elk geval ook consultatie van Haagse burgers omvatten. Ik zie ouders graag meer betrokken bij het reilen en zeilen van het CJG. Ik ben dan ook van plan het ouderpanel van het CJG (dat in oprichting is) op bepaalde momenten bevragen naar relevante randvoorwaarden voor hen in het kader van de transitie. Tot slot verwacht ik ook van de instellingen zelf dat zij hun cliënten voor zover mogelijk meenemen in de lopende ontwikkelingen. 7. Transitie agenda Voordat definitieve keuzes kunnen worden gemaakt dient een aantal zaken te worden uitgezocht. Zoals in de inleiding al vermeld wordt op korte termijn de transitieagenda verwacht die het Rijk samen met de VNG en het IPO opstelt. Dit transitieplan zal medebepalend zijn voor de lokale en regionale plannen. Onderwerpen die in de lokale agenda zullen terugkomen zijn onder meer: • uitwerking van de visie (hoe zetten we straks het stelsel in en wat is het beoogd resultaat) • keuze voor bestuurlijke vormgeving (ook regionale component), regie, aansturing en samenhang met overige decentralisaties en verantwoordelijkheden • keuze voor het organisatiemodel • onderzoek naar aantallen en doelgroepen • zorginhoudelijke uitwerking: innovatie (van transitie naar transformatie), civil society, preventie, vrijwillig en gedwongen kader; kwaliteit, toezicht • betrokkenheid van het veld, cliëntenorganisaties en eigen medewerkers • communicatie • fasering en experimenten • financiële gevolgen, fricties en wijze van bekostiging van de zorg • gevolgen voor de organisaties • personele gevolgen, (bij)scholing. Met een aantal van deze punten ben ik al bezig. Ik wil hier kort op ingaan. Onderzoek organisatiemodel CJG In december j.l. is een onderzoek gestart naar mogelijke organisatiemodellen voor het CJG. Hiervoor wordt momenteel door Bureau AEF een sterkte-zwakteanalyse uitgevoerd op een viertal modellen, te weten: ‐ Doorontwikkelen van het CJG op basis van het huidige netwerkmodel ‐ Het CJG omvormen tot één publieke organisatie ‐ Het CJG omvormen tot één verzelfstandigde organisatie ‐ De uitvoering van de CJG-taken opdragen aan één van de (jeugd)zorgaanbieders. Bureau AEF zal de rapportage en een advies in het vroege voorjaar opleveren. Onderzoek naar de aantallen en doelgroepen In samenwerking met het Stadsgewest wordt in in regionaal verband een onderzoek ingesteld naar de aantallen zorggebruikers per gemeente. Een belangrijk deel van de gegevens wordt door het Stadsgewest wel verzameld, maar is nog niet per gemeente inzichtelijk. Het gaat dan met name om de niet-provinciale jeugdzorg (jeugd-GGZ, AWBZ). Andere gegevens moeten via andere bronnen worden achterhaald. Zo wordt onder andere bezien of informatie over ondersteuning in het onderwijs en speciaal onderwijs kan worden gekoppeld aan de jeugdzorggegevens, op basis waarvan al dan niet aanwezige samenhang kan worden beoordeeld. Het is noodzakelijk dat deze informatie per gemeente inzichtelijk wordt, op basis waarvan in de nabije toekomst verantwoord keuzes kunnen worden gemaakt.
BOW/2012.34
9
Regionale afspraken over transitie Op 14 oktober 2011 vond bestuurlijk overleg plaats in de regio Haaglanden over de transitie jeugdzorg. Op basis daarvan is een set van afspraken gemaakt dat de naam heeft gekregen ‘Akkoord van Wassenaar’. Uitgangspunt is dat er voor de Haaglandengemeenten op basis van een gezamenlijk startdocument een Regionale transitieagenda komt, die moet aansluiten op de lokale aanpakken. Het startdocument heeft vooralsnog een procesmatig doel. Het laat ruimte voor individuele keuzes van gemeenten over de wijze waarop en de schaal waarop in de toekomst in onze regio zal worden samengewerkt. Het startdocument is op 26 januari 2012 in een gezamenlijk bestuurlijk overleg vastgesteld en zend ik u hierbij toe. Op verzoek van de gemeenten in Haaglanden word ik voorzitter van de Regionale bestuurlijke stuurgroep. Het Regionale transitieplan moet leiden tot afspraken over de onderdelen waarop om uiteenlopende redenen bovenlokale samenwerking nodig blijkt. Financiën Met de transitie van de jeugdzorg gaat een bedrag van ruim € 3 miljard over naar de gemeenten. Op de jeugdzorg wordt door het rijk een korting van 10% toegepast. Momenteel wordt er in opdracht van het ministerie van VWS een verdeelmodel uitgewerkt. De verwachting is dat hierover pas in de eerste helft van 2013 duidelijkheid zal zijn. Over het invoeringsbudget zijn tussen het Rijk en de VNG afspraken gemaakt. Bij de verdere uitwerking van de financiële consequenties en de implementatie op lokaal niveau zal helderheid komen over financiële scenario’s en arrangementen zodat bewuste keuzes gemaakt kunnen gaan worden. Projectorganisatie De decentralisatie van de Jeugdzorg is een grote operatie zowel voor wat betreft de gemeentelijke taken als de financiën. De verschillende betrokken diensten stemmen op verschillende niveaus de uitwerking van de transitie jeugdzorg en andere decentralisaties op elkaar af. Hierbij wordt, ook al betreft het voor een belangrijk deel de primaire verantwoordelijkheid van de schoolbesturen, ook het Passend onderwijs betrokken. Voor wat betreft de jeugdzorg is in 2011 de projectleider CJG tevens met de transitie jeugdzorg belast en is vanuit de betrokken diensten een transitieteam jeugdzorg samengesteld. Zoals in de inleiding al vermeld, wordt in februari 2012 het landelijke transitieplan verwacht dat het Rijk samen met VNG en IPO opstelt. Dit transitieplan zal medebepalend zijn voor de lokale en regionale plannen. Met vriendelijke groet, de wethouder van Jeugd, Welzijn en Sport, Karsten Klein