ondersteuningsplan 2014-2015 Regio: 23-05 PO Gemeenten Hattem, Heerde, Kampen, Olst-Wijhe, Oldebroek, Raalte, Rouveen (deel van de gemeente Staphorst), Zwartewaterland (exclusief Zwartsluis), Zwolle
1
WOORD VOORAF
Na een intensieve periode van werkgroepen en plenaire avonden voor de besturen van ons samenwerkingsverband ligt het eerste ondersteuningsplan voor. Aangezien in het samenwerkingsverband is gekozen voor een decentrale aanpak met 6 deelregio’s en het speciaal onderwijs is het met name een beschrijving van de afspraken die op het centrale niveau zijn gemaakt en die faciliterend moeten werken voor de ontwikkelingen die in de deelregio’s en het speciaal onderwijs plaatsvinden. Dit ondersteuningsplan is het eerste plan, het bestuur onderkent dat het een groeidocument betreft waarin jaarlijks bijstellingen zullen plaatsvinden. Wij willen dat graag in goed overleg met de ondersteuningsplanraad en natuurlijk het afstemmingsoverleg doen. Dit is mede de reden om dit ondersteuningsplan voor 1 schooljaar vast te stellen. Per januari 2015 zal het plan verder worden gecompleteerd.
Namens het dagelijks bestuur van het SWV 23-05 PO, Friso Kingma, voorzitter Dagelijks Bestuur
Vastgesteld als voorgenomen besluit op 19 september 2013 door het bestuur i.o. van het SWV 23-05 en goedgekeurd in de vergadering van het algemeen bestuur op 13 februari 2014. Definitief vastgesteld op 11 april 2014. In het OOGO besproken op 28 januari en 7 maart 2014. Voorgelegd aan de ondersteuningsplanraad met het verzoek tot instemming met dit plan op 11 maart 2014. De OPR heeft ingestemd, waarbij is aangegeven dat men het definitieve OP nog wil ontvangen nar het DB van 11 april. Afgestemd met het SWV VO op 9 januari 2014 en met cluster 1 en 2 op 24 januari 2014 .
2
1. INLEIDING
1.1 Schets van de beleidsontwikkelingen. Vanaf 2005 is het onderwijsveld en de overheid in overleg over het zorgbeleid (in de huidige terminologie: het ondersteuningsbeleid). Dit beleid moet gezien worden als onderdeel van het verbeteren en versterken van de algemene kwaliteit van het onderwijs. Begrippen als handelingsgericht werken en opbrengstgericht werken bepalen al geruime tijd de ontwikkelagenda van de scholen. Na beleidsimpulsen van de bewindslieden Van der Hoeve, Dijksma en Van Bijsterveld is er per november 2012 sprake van wetgeving. In meerdere wetten zijn grote aantallen wijzigingen aangebracht. In veel gevallen zo ingrijpend van aard dat van een stelselwijziging sprake is. Eén van die wijzigingen betreft de vorming van samenwerkingsverbanden passend onderwijs (in het vervolg SWV). De wetgever heeft bepaald dat de scholen voor (speciaal) basisonderwijs en de scholen voor speciaal onderwijs gezamenlijk vorm en inhoud moeten geven aan een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen en wel zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en dat leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Zie voor verdere informatie www.passendonderwijs.nl . 1.2 consequenties voor 23-05 In de regio 23-05 PO is nagedacht over het nieuw te vormen samenwerkingsverband Passend onderwijs (in het vervolg SWV). Over zijn taken en over de beste manier waarop die taken uitgevoerd kunnen worden. Men kwam vanuit een visie gestuurde discussie uit op een decentrale aanpak. Hiermee wordt bedoeld dat de schoolbesturen in het SWV de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid willen behouden. Logisch bij een schaalvergroting van deze omvang (van 6 WSNS samenwerkingsverbanden en 2 REC’s (regionale expertise centra) naar 1 samenwerkingsverband passend onderwijs) met jarenlang intensief zorgbeleid. Niemand wil het kind met het badwater weggooien. Klein en dichtbij wat kan, groot en op afstand wat moet, is de keuze en de leuze. De schoolbesturen van SWV 23-05 beseffen terdege dat zij zorgplicht krijgen en dus verantwoordelijk worden voor een passende plek voor iedere leerling. Eveneens leeft het besef dat de kwaliteit van het onderwijs en de daarbij horende zorg een zaak van het schoolbestuur is. 3
Er is ook het besef dat een schoolbestuur de doelstellingen van passend onderwijs niet alleen kan realiseren. De gesprekken zijn samengevat in een aantal richtinggevende uitspraken: Het SWV voert een decentraal beleid uit en kent daardoor een minimale overhead. Middelen (zowel de lichte als de zware ondersteuning) van het SWV gaan naar de aangesloten schoolbesturen, waarbij deze ondersteunings- en verwijzingsmiddelen in beginsel worden ingezet voor ondersteuning van het primaire proces. De schoolbesturen leggen verantwoording af over de besteding van de middelen lichte en zware ondersteuning. Zij zijn zelf financieel verantwoordelijk voor – eventuele – verwijzingen naar het SBO en het SO, met inachtneming van een aantal gezamenlijk af te speken onderwerpen. Voor een specifieke groep kinderen1 geldt een solidariteitsfonds. Centraal uitgangspunt is dat de schoolbesturen samenwerking zoeken en uitgaan van solidariteit als het gaat om een dekkend net van arrangementen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Er geldt daarbij acceptatieplicht t.a.v. kleine schoolbesturen. Een dekkend netwerk van ondersteuningsarrangementen is uiteindelijk een resultaatverplichting van het SWV. Het continuüm aan ondersteuningsarrangementen (in het bijzonder als het om de oplossingen in het SO gaat) is overzichtelijk en algemeen toegankelijk. Samenwerkingsrelaties tussen schoolbesturen kunnen in werkunits worden vormgegeven (de 3 kamers van het veldinitiatief kunnen daarbij een hulpmiddel vormen). Bestuurlijke efficiëntie en vermindering van overbodige bureaucratie zijn daarbij leidend. Samenwerking is gericht op het realiseren van de zorgplicht en de aanwezigheid van ondersteuningsarrangementen van voldoende kwaliteit. De kwaliteit van de basisondersteuning (dat wat elke school wordt geacht te kennen en te kunnen) wordt vastgesteld op het niveau van het toetsingskader van de inspectie (zie ook de handreiking van de PO-Raad). Schoolbesturen leggen naar elkaar en naar het SWV verantwoording af over de kwaliteit van de basis en de extra ondersteuning. Toewijzing van extra ondersteuning (inclusief het SO) is de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Toewijzing naar S(B)O voorzieningen en andere vormen van extra ondersteuning moet voor ouders transparant zijn. In verband met de zeer negatieve effecten van de verevening wordt op zo kort mogelijke termijn een instroommonitor ingevoerd met als doel de instroom in het SO en LGF nauwgezet te volgen en waar mogelijk te beïnvloeden. Het werken met kinderen die extra aandacht nodig hebben, of het nu gaat om kinderen met bijvoorbeeld minder of juist meer verstandelijke vermogens, achten de schoolbesturen van groot belang. Zij zien het als een forse maatschappelijke opdracht om voor kinderen in de basisschoolleeftijd als het even kan een regulier onderwijstraject aan te bieden. Er wordt veel gesproken over opbrengstgericht 1
Hierbij kan gedacht worden aan meervoudig beperkte kinderen met een IQ < 40 en lichamelijke beperkingen. 4
werken met name in de vakken taal/lezen en rekenen/wiskunde en het bevorderen van excellentie. Passend onderwijs en deze laatste onderwerpen gaan eigenlijk over het hart van goed onderwijs: bij alle kinderen eruit halen wat er in zit! De schoolbesturen zien passend onderwijs dan ook als een integraal onderdeel van goed onderwijs en geen apart beleidsterrein. Het hart hiervan vindt plaats in het primaire proces en onder de directe invloed van de schoolbesturen, het is hun kerntaak en het nieuwe samenwerkingsverband kan hier hooguit in stimuleren en faciliteren. 1.3 werken met deelregio’s De decentrale aanpak waarvoor in onze regio is gekozen wordt zichtbaar gemaakt in het opereren in 6 deelregio’s. Deze deelregio’s vallen in hoge mate samen met de huidige samenwerkingsverbanden WSNS. Voor de indeling van de deelregio’s wordt verwezen naar de website en het bronnenboek (hoofdstuk 1).2 Bij de vorming van de deelregio’s is ook rekening gehouden met een eventuele oververtegenwoordiging van problematische doelgroepen in een bepaalde regio. Dit is niet het geval, gezien ook de schaalgrootte van de deelregio’s, c.q. de onderliggende besturen. Deze decentrale aanpak heeft als consequentie dat het ondersteuningsplan meer gezien moet worden als een omschrijving van een set afspraken die inhoudelijk in de deelregio’s moeten worden vertaald. Wel is het ondersteuningsplan een plannings- en verantwoordingsdocument als het gaat om de onderwerpen zoals die in de wet zijn omschreven: Het ondersteuningsplan omvat in elk geval (WPO art.18a, lid 8)
2
De wijze waarop een samenhangend geheel van voorzieningen voor extra ondersteuning binnen en tussen de scholen wordt georganiseerd met als doel dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Met in ieder geval de afspraken die gemaakt zijn over het basisondersteuningsprofiel zoals dat voor alle scholen geldt.
De afspraken (procedure en criteria) die de bevoegde gezagsorganen hebben gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen voor extra ondersteuning aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting.
De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op de speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband en op scholen voor speciaal onderwijs.
In het bronnenboek zijn alle relevante documenten verzameld die bij het beleid van 23-05 PO van belang zijn. 5
De procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs en voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen.
De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
De manier waarop ouders worden geïnformeerd over de voorzieningen voor extra ondersteuning in het samenwerkingsverband.
De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van het budget voor lichte ondersteuning aan de scholen voor speciaal basisonderwijs.
De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het speciaal onderwijs. Vergelijkbaar met het SBO.
De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen (personeel en materieel) aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor lichte ondersteuning.
Het eerste ondersteuningsplan omvat de procedure en het beleid met betrekking tot de terugplaatsing of overplaatsing naar het basisonderwijs dan wel voortgezet verblijf op de school voor speciaal onderwijs cluster 3 en 4 (ARTIKEL XVII, lid 1).
Het schoolondersteuningsprofiel wordt betrokken bij het ondersteuningsplan.
1.4 de opzet van het ondersteuningsplan De onderwijsleersituatie van kinderen staat centraal. Passende onderwijsondersteuning wordt dagelijks door vele leerkrachten gerealiseerd. Planmatig werken en opbrengstgericht werken is in het onderwijs van groot belang (eruit halen wat erin zit). Veel kan de leerkracht of de school zelf, maar vaak is er iets extra’s (of soms ook heel veel) nodig. Een vloeiend continuüm van onderwijsondersteuning (met arrangementen in het reguliere en in kwalitatief hoogstaand speciale arrangementen) is een groot goed. De kerngedachte dat schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het onderwijs en dat het beleid van het SWV er op gericht moet zijn deze verantwoordelijkheid zo veel mogelijk te verstevigen is verwoord in de eerder genoemde richtinggevende uitspraken. De besturen in het SWV zijn eind 2011 gestart met een traject van elkaar leren kennen, met elkaar over een gezamenlijke visie spreken en aan de hand van een
6
plan van aanpak hard gewerkt om zorg te dragen voor een sluitende aanpak in onze regio. In de volgende hoofdstukken wordt het beleid uiteengezet, startend met de structuur om vervolgens de financiële en inhoudelijke onderwerpen te bespreken. HOOFDSTUK 1: In dit hoofdstuk worden de kengetallen en de implementatieaanpak beschreven. Het wordt in dit hoofdstuk duidelijk dat het SWV 23-05 PO een stevige taakstelling heeft als het gaat om het terugdringen van het deelnamepercentage aan het speciaal onderwijs en de Leerling gebonden Financiering (de Rugzakken).
HOOFDSTUK 2: Een beschrijving van de bestuurlijke organisatie van het SWV. In het bronnenboek (hfst. 2) zijn de statuten en de aansluitingsovereenkomst opgenomen. De wetgever eist dat het SWV wordt vormgegeven in een privaat rechtelijke rechtspersoon. In dit hoofdstuk wordt een bescheiden rol voor het bestuur van de rechtspersoon geformuleerd. Er is immers sprake van een zo decentraal mogelijk beleid. HOOFDSTUK 3: De verdeling van de middelen voor lichte en voor zware ondersteuning wordt in hoofdstuk 3 nader uiteengezet. Voor een toelichting op de verdeelsystematiek per schooljaar wordt verwezen naar het bronnenboek (hfst. 3). HOOFDSTUK 4: Dit hoofdstuk beschrijft de ondersteuningsstructuur en geeft inzicht in de mate waarin de 6 deelregio’s en het speciaal onderwijs gezamenlijk zorg dragen voor een dekkend en samenhangend net van voorzieningen. In het bronnenboek (hfst. 4) is de totale ondersteuningsstructuur beschreven. In de versie op de website zal deze structuur een veel dynamischer karakter kunnen krijgen door regelmatige bijstellingen. De ontwikkeling van ondersteuningsarrangementen houdt immers niet op na vaststelling van dit ondersteuningsplan. Ook wordt in dit hoofdstuk de afstemming beschreven met het SWV VO, cluster 1 en 2 en het overleg met de 9 gemeenten.
7
HOOFDSTUK 5: Hoofdstuk 5 omschrijft de systematiek van de toewijzing van de extra ondersteuning, met name als het gaat om de toewijzing naar het SBO (speciaal basisonderwijs) en het SO (speciaal onderwijs). HOOFDSTUK 6: In dit hoofdstuk wordt de kwantitatieve en kwalitatieve verantwoording van de schoolbesturen aan het bestuur van het SWV beschreven.
HOOFDSTUK 7: De personele aangelegenheden, met name als het gaat om de werkgelegenheid van de ambulante begeleiding komt in dit hoofdstuk aan de orde.
1.5 de doelen van het SWV De doelen van het SWV worden verder uitgewerkt door de 6 deelregio’s en het speciaal onderwijs. Door de regio’s en het SO wordt gewerkt met een checklist (zie het bronnenboek hoofdstuk 5). Over de ontwikkelingen en de voortgang wordt per kwartaal gerapporteerd aan het bestuur van het SWV. Centrale doelen: 1. De middelen lichte en zware ondersteuning worden ingezet in het primaire proces. Evaluatie en monitor: Via de administratieve functie van het SWV wordt jaarlijks gerapporteerd over de inzet van de middelen. Aan de hand van het jaarverslag en de monitorgegevens per deelregio en het SO wordt in het bestuur bepaald in hoeverre aan de doelstelling is voldaan.
2. Tussen de aangesloten schoolbesturen en deelregio’s (met name in Zwolle) wordt intensief samengewerkt op het niveau van de deelregio’s. Evaluatie en monitor:
8
Via de kwartaalrapportage wordt inzicht geboden in de mate van samenwerking. Zo nodig worden schoolbesturen aangesproken op hun betrokkenheid bij de samenwerking.
3. Er is een dekkend net van voorzieningen zodanig dat er voor alle leerlingen in onze regio een passend onderwijsvoorziening is. Evaluatie en monitor: De manager van het SWV heeft via de kwartaalrapportages van de deelregio’s, het SO en de toewijzing van de toelaatbaarheids verklaringen inzicht in de dekkendheid van de voorzieningen en de snelheid van plaatsing van leerlingen die extra ondersteuning behoeven. In het overleg met de gemeenten worden eventuele thuiszitters snel toe geleid naar de betreffende deelregio of de centrale commissie. Met de leerplichtambtenaren is er een structureel overleg (samen met het SWV VO). Voor thuiszitters worden door de deelregio’s aanpakken op maat uitgevoerd. 4. De scholen in het SWV hebben een gezamenlijke basisondersteuningsvoorziening (basisprofiel). Evaluatie en monitor: Jaarlijks wordt gerapporteerd over de stand van zaken van het basisprofiel aan de hand van standaarden en indicatoren. Tevens stelt het SWV kernindicatoren vast. Van schoolbesturen die niet of onvoldoende voldoen aan de kernindicatoren wordt een schoolontwikkelagenda geëist. 5. Er is een website met adequate informatie voor ouders en externe partners. Evaluatie en monitor: Aan de hand van halfjaarlijkse voortgangsgesprekken met de ondersteuningsplanraad, de gemeenten, cluster 1 en 2 en het SWV VO wordt gecheckt of de informatie voldoende is. Via een tevredenheidsonderzoek bij ouders in het SO en SBO (speciaal basisonderwijs)wordt eveneens jaarlijks gemonitord. Ouders (en leerling)
Ouders behouden de vrije keuze ten aanzien van de school waar hun zoon/dochter wordt aangemeld Ouders worden geïnformeerd over de ondersteuningsmogelijkheden door middel van de schoolgidsen en websites van de scholen Ouders worden na aanmelding bij de school van hun voorkeur door de school geïnformeerd indien de school de ondersteuningsvraag niet kan 9
beantwoorden. In dat geval zoekt de school een collega school die dat wel kan. Wanneer dit leidt tot een mogelijke plaatsing in een S(B)O-school zoekt de school van aanmelding contact met de commissie in de deelregio die een toelaatbaarheids verklaring voorbereidt. Bij de opstelling van het ontwikkelperspectief betrekt de school altijd de ouders en heeft de school een op overeenstemming gericht overleg met de ouders. Iedere school heeft een klachtenprocedure voor het geval er verschil in inzicht bestaat tussen school en ouders over toelating en verwijdering. Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaar- en adviescommissie te Utrecht i.v.m. eventuele bezwaren tegen het afgeven van de toelaatbaarheidsverklaring Ouders ontvangen altijd een afschrift van elk advies over de ondersteuningsbehoefte van hun kind Ouders in de medezeggenschapsraad van de school hebben adviesrecht met betrekking tot het schoolondersteuningsprofiel Ouders in de ondersteuningsplanraad (OPR) hebben instemmingsrecht ten aanzien van het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. De OPR is bereikbaar via het secretariaat van het samenwerkingsverband
10
HOOFDSTUK 1. HET BEELD VAN HET SWV
1.1 Enkele kengetallen (bron: uitreik OCW voorjaar 2013) 29.371 leerlingen, waarvan 901 in het speciaal basisonderwijs (SBO) en 28.470 in het basisonderwijs (BO). Tot het SWV worden 542 kinderen in het SO gerekend, waarvan: 305 in Cluster 4 32 Lichamelijk gehandicapt 71 Meervoudig gehandicapt 8 Langdurig Ziek, en 126 Zeer Moeilijk Lerend
In het (S)BO zitten 457 kinderen met Leerling Gebonden Financiering (LGF), ook wel Rugzak kinderen genoemd, 105 daarvan zitten in het speciaal basisonderwijs (SBO)
11
Het gaat om 31 schoolbesturen met 163 vestigingen in de regio 23-05. De leerlingen zijn woonachtig in de volgende gemeenten (1-10-2013): schoolgaand
w oonachtig
rugzakken
in het so
rugzakken
SWV
Gemeentenaam
PO2305
Hattem
1.178
0
1.173
33
9
1
2
17
0
2
1
PO2305
Heerde
1.702
0
1.711
18
14
0
4
23
1
7
4
8
PO2305
Kampen
4.801
139
4.819
146
102
5
4
91
1
45
4
28
PO2305
Oldebroek
1.915
0
1.943
30
30
6
10
26
0
8
3
4
PO2305
Olst-Wijhe
1.595
0
1.734
41
17
2
5
24
0
2
3
5
PO2305
Raalte
3.512
191
3.404
128
57
3
9
71
0
6
6
11
PO2305
Staphorst (postcodes 7715 en 7954)
3
PO2305
Zw artew aterland (m.u.v. postcode 8064)
PO2305
Zw olle
Totaal PO2305
bao
sbao
bao
sbao
so cat 1 so cat 2 so cat 3 cluster 3 en 4 cluster 1 cluster 2 cluster 1 cluster 2 2
392
0
416
8
1
0
1
11
0
1
0
1.714
0
1.610
34
21
2
2
8
0
8
4
6
11.661
571
11.663
401
188
13
34
186
1
41
7
33
28.470
901
28.473
839
439
32
71
457
3
120
32
100
1.2 de procesgang van de implementatie Allereerst een toelichting op de wijze zoals het traject was georganiseerd: Conform de door alle schoolbesturen ondertekende intentieverklaring was de werkorganisatie van het SWV 23-05 i.o. als volgt ingericht:
1.2.1 Inrichting werkorganisatie De 31 schoolbesturen hebben de besluitvormende functie. Besluiten worden genomen met consensus. De regiefunctie lag bij de werkgroep Bestuur en Organisatie. Er is sprake van een brede vertegenwoordiging. De werkgroep Bestuur en Organisatie had een dubbelfunctie: én werkgroep én regiegroep. De overige werkgroepen hadden een uitvoerende taak op specifieke onderdelen. Zij rapporteerden en adviseerden daarover aan de regiegroep (met een onafhankelijk voorzitter). De werkgroepen bereidden op deelgebieden adviezen voor ten behoeve van de regiegroep, die op basis daarvan concept-besluiten voorbereidde ter bespreking met alle schoolbesturen.
Werkwijze regie- en werkgroepen
De regiegroep werd ondersteund door 2 werkgroepen: 1) de werkgroep inhoud, en 2) de werkgroep kengetallen en financien. De complexiteit van de onderwerpen maakte het soms noodzakelijk dat aan eenzelfde thema in twee werkgroepen werd gewerkt, of dat een (half)product eerst nog aan een andere werkgroep werd voorgelegd voordat het aan de regiegroep werd
12
aangeboden. Ook waren er tijdelijk enkele deel-werkgroepen, bijvoorbeeld de inrichting van de financiele adminstratie.
Projectbegeleiding
De projectbegeleiding werd door de regiegroep steeds in fasen uitbesteed aan een extern specialist op dit terrein. Betrokkene was verantwoordelijkvoor de inhoudelijke agendering in de (sub)werkgroepen en verzorgde de verslaglegging. Tevens ondersteunde en adviseerde hij de regiegroep, waaraan hij ook resultaatverantwoordelijk was.
Intranet
Met ingang van het schooljaar 2012-2013 is een intranet voorziening aanwezig.
Beëindiging werkzaamheden regiegroep
Aangezien er op 19 september besluitvorming is geweest over de in- en oprichting van het nieuwe samenwerkingsverband en over het concept-ondersteuningsplan, is de regiegroep opgeheven en zijn de leden ervan gedechargeerd. 1.2.2 De nieuwe organisatie wordt als volgt vormgegeven: Er is per 2 oktober een rechtspersoon is ingericht met een DB en een AB. Vervolgens is besloten de structuur zoals aangegeven in de statuten, reeds in te voeren. Dit betekent dat de Regiegroep werd omgezet in een DB i.o. en het besturenoverleg functioneert als Algemeen Bestuur (AB). De huidige leden van de regiegroep blijven i.v.m. de invoering dit schooljaar nog lid van het DB i.o. Voorjaar 2014 zal er toegewerkt worden naar een structurele invulling van het DB met 8 personen (conform de statuten). Verder zijn de werkgroepen door een afstemmingsoverleg (afgekort: AO) vervangen. De deelnemers zijn de 6 coördinatoren van de deelregio’s en het SO cluster 3 en 4. In dit overleg kan de voortgang worden bewaakt en kan maandelijks worden gerapporteerd aan het DB. Ook kan in dit afstemmingsoverleg de verdere werkzaamheden op het inhoudelijke en financiële terrein worden uitgewerkt. Om de betrokkenheid van het DB te concretiseren wordt per hoofdthema een bestuurlijk trio gevormd dat verantwoordelijk is voor de voortgang. Het gaat daarbij om de volgende thema’s: 1. Bestuur en organisatie (afronding van statuten en aansluitingsovereenkomst, bewaking organisatie, contacten met AB en OPR, inhoudelijke verantwoording). 13
2. Begroting en verantwoording (opzet begroting, P&C cyclus, administratieve opzet en verantwoording van de middelen). 3. Toewijzing en ontwikkelingsperspectief (inzet CC en CAT, papierstraat, automatisering en organisatie van de toewijzing) 4. Afstemming met externe partners (het OOGO, voorschools, aangrenzende SWV’en, cluster 1 en 2 en het VO) 5. Personele aspecten (tripartiete akkoord en de werkorganisatie van 23-05). Deze trio’s kunnen worden ondersteund door de manager a.i.. Aangezien de cruciale werkzaamheden in de deelregio’s (+SO) worden verricht achten we het met name van belang dat er steeds aandacht is voor de afstemming tussen de deelregio’s + SO en het DB van 23-05. De manager a.i. zal iemand zijn die het AO voorzit, de grote lijnen bewaakt en ondersteuning biedt aan de trio’s en veel voorbereidende werkzaamheden zal moeten verrichten. Ook adviseert hij het DB. Begin 2014 zal besloten worden tot een structurele invulling van het management.
Middelen
Vanuit het voormalige veldinitiatief zijn de aan het PO toekomende resterende middelen van dat veldinitiatief opgenomen in de begroting van het implementatieproces nieuw samenwerkingsverband 23-05. Er is een regeling verschenen waarbij de regeling implementatie passend onderwijs (de zogenaamde ‘tientjes regeling’) werd verlengd. De regiegroep laat de middelen beheren door het onderwijskantoor Meppel. De volgende verdeelsleutel is gehanteerd m.b.t. de tientjesregeling: 1/3 deel van het beschikbaar gestelde budget wordt toegevoegd aan het invoeringsbudget. 2/3 deel wordt uitgekeerd als doeluitkering aan de 31 besturen (naar rato van het aantal leerlingen op 1-10-2011). Over de besteding van dit 2/3 deel dient verantwoording te worden afgelegd aan de regiegroep. Per schooljaar 2013-2014 is de “tientjesregeling’ opnieuw verlengd. Er is besloten in de begroting 2013-2014 de 6 deelregio’s een bedrag van € 15.000,toe te kennen voor de werkzaamheden die in de deelregio verder moeten worden vormgegeven.
14
1.3 Tijdpad Per 1 augustus 2014 zal er sprake zijn van een aantal stevige wijzigingen in de WPO en WEC als het gaat om zorgplicht voor het schoolbestuur en de verantwoordelijkheden in een nieuw samenwerkingsverband (in het vervolg SWV) voor gezamenlijke schoolbesturen. Een belangrijke mijlpaal is de vorming van een rechtspersoon die per uiterlijk 1 november 2013 moet zijn gerealiseerd. De volgende mijlpaal is 1 februari 2014, de datum waarop het ondersteuningsplan voor dient te liggen bij de ondersteuningsplanraad. Tot slot moet voor 1 mei 2014 het ondersteuningsplan naar de inspectie worden verzonden. 1.4 Hoog deelname percentage Het SWV kent een hoog deelnamepercentage aan Leerlinggebonden Financiering (de Rugzak regeling). Ook de deelname aan het speciaal onderwijs is hoger dan het landelijk gemiddelde (zie tabel 2). In de 1e tabel een vergelijking tussen 2010, 2011 en 2012. Tabel 1: Stijging en daling 1-10-2010 tot en met 1-10-2013 1. leerlingen
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
bao 28.732 28.688 28.479 28.269
sbao 940 912 901 869
totaal (s)bao 29.672 29.600 29.380 29.138
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
so cat 1 447 448 439 409
so cat 2 18 25 32 36
so cat 3 68 71 72 58
so totaal 533 544 543 503
CLUSTER 4 383 348 325 235
LG 50 54 57 52
MG 14 10 14 10
LZ 37 30 26 34
ZMLK 45 41 42 34
totaal rugzakken 529 483 464 365
sbao 3,17% 3,08% 3,07% 2,98% sbao 2,72% 2,68% 2,60% 2,52%
so cat 1 1,51% 1,51% 1,49% 1,40% so cat 1 1,33% 1,35% 1,33% 1,34%
so cat 2 0,06% 0,08% 0,11% 0,12% so cat 2 0,09% 0,09% 0,09% 0,09%
so cat 3 0,23% 0,24% 0,25% 0,20% so cat 3 0,21% 0,21% 0,21% 0,20%
so totaal 1,80% 1,84% 1,85% 1,73% so totaal 1,63% 1,65% 1,63% 1,63%
rugzakken 1,78% 1,63% 1,58% 1,25% rugzakken 1,05% 1,01% 0,96% 0,95%
2. rugzakken
1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 3. deelname % PO2305 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013 Landelijk 1-10-2010 1-10-2011 1-10-2012 1-10-2013
Tabel 2: Uitgesplitst over de 9 gemeenten ziet het beeld er als volgt uit
15
Kam- Raalte Olst- Stap- Zw.wa.- Zwolle Hattem Heerde Olden- GEM GEM pen Wijhe horst land broek SWV NL SO 2,38 % LGF 1.68 %
1,84
1,43
0,51
1,47
1,84
1,37
1,34
2,19
1,84 1,64
1.89
1.67
2.04
0.68
1.73
1.71
1.22
1.68
1.65 1,00
Indien een gemeente zowel op LGF als deelname SO hoger ligt dan het landelijk gemiddelde is de gemeente rood gekleurd, bij op of onder het landelijk gemiddelde is de gemeente groen gekleurd. Oranje is gebruikt indien één van de deelnamepercentages (in ons geval is dat dus LGF) hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Bron: uitreik ministerie van OCW – oktober 2012 (zie voor de kengetallen www.passendonderwijs.nl) 1.5 communicerende vaten De wetgever heeft in de stelselwijziging een nadrukkelijke prikkel aangebracht. Indien leerlingen worden verwezen naar het speciaal onderwijs worden de meerkosten van dat speciaal onderwijs (voor de meest voorkomende categorie is dat ca. € 10.000,per schooljaar) afgetrokken van het budget van het SWV. In regio 23-05 is er sprake van een fikse correctie op het budget. En de middelen die vandaag de dag worden ontvangen ter bekostiging van LGF zijn op den duur absoluut niet toereikend. Het stelsel van passend onderwijs werkt nl. met een vereveningsprincipe. In 5 jaar tijd wordt de bekostiging in heel Nederland gelijk getrokken. Voor de lichte ondersteuningsmiddelen (zie hoofdstuk 3) is dat al ca. 10 jaar het geval (€ 157,- per basisschool leerling), nu gebeurt dat ook voor de zware ondersteuningsmiddelen (€ 325,- per (S)BO leerling). Als we kijken naar de aftrek voor de deelname aan het SO zien we met de huidige cijfers (peildatum 2012) het volgende beeld: Normatief ondersteuningsbudget
€ 9.482.427,-
Aftrek voor deelname SO
€ 5.718.130,-
Resteert
€ 3.846.274,-
Middelen voor LGF (Rugzak)
€ 5.474.491,-
Dit impliceert een tekort van:
€ 2.629.629,-
16
NB eind april 2014 verschijnen de gegevens van OCW voor de daadwerkelijke getallen, er zal dan sprake zijn van een lichte ophoging van het budget. Dit tekort ontstaat als we alle kengetallen gelijk houden. In hoofdstuk 3 zullen we zien dat we actief beleid hebben geformuleerd ter voorkoming van een tekort. Tot 2020 werkt de overheid met een overgangssituatie en ontvangen we een correctiebedrag. In 2015-2016 bedraagt het correctiebedrag € 2.629.629,vervolgens loopt dit bedrag af met 95, 80, 60, 30 en 0 %. Het correctiebedrag is vastgezet op het budget van 1 oktober 2011. Dit impliceert dat als er groei plaatsvindt deze groei niet wordt gecompenseerd. NB Op internet (www.2305PO.nl )is een uitputtende analyse opgenomen van de leerling stromen.
17
HOOFDSTUK 2.
BESTUUR EN ORGANISATIE
2.1 de structuur Alle 31 besturen voor PO en SO in onze regio zijn via een aansluitingsovereenkomst aangesloten bij de stichting 2305 PO. De stichting kent een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Voor de uitvoeringstaken is een manager a.i. ingehuurd. Het algemeen bestuur (dus de 31 aangeslotenen) functioneert als toezichthouder. Het dagelijks bestuur vervult de bestuurlijke rol. Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor een aantal functies: A. Communicatie en beleidsontwikkeling – het gaat hierbij om de communicatie voor ouders en externe partijen en vooral ook om de informatie over de ondersteuningsstructuur van 23-05. SWV regio 23-05 zal voor deze functie een website hanteren die een duidelijk beeld geeft van de ondersteuningsstructuur. Daarnaast zal er minimaal 1x per 4 jaar een ondersteuningsplan moeten worden opgesteld (beleidsvoorbereidende functie). B. Beleidsuitvoering: monitoring en financiën - Bij deze functie kan gedacht worden aan de planning en control cyclus, de verantwoording van de inzet van middelen (via de schoolbesturen) en de begroting. Monitoring heeft betrekking op de leerling stromen en de kwalitatieve ontwikkelingen, een PDCA cyclus en een P&C cyclus. C. Toewijzingsfunctie - 23-05 kent de TLV toe, die is voorbereid in de deelregio’s.
Zie voor de statuten en de aansluitingsovereenkomst het bronnenboek (hoofdstuk 2).
18
2.2 de organisatie Het SWV kent een lichte overhead: Website SWV2305PO.nl met webmaster Bereikbaarheid voor ouders en externen: Beantwoording email voor toeleiding naar scholen en/besturen en/of deelregio’s Monitor functie: Financieel deskundige voor P&C cyclus Inhoudelijke monitor: managementassistent Ondersteuningsstructuur: Onderhoud en vulling “educatieve kaart”: webmaster Verantwoording: manager voor verzameling gegevens en opstellen inhoudelijk Toewijzing: manager en secretariële ondersteuning Deze centrale voorzieningen kunnen op verschillende wijze worden ingevuld. Er kan worden ingehuurd bij één of meerdere schoolbesturen, er kan personeel in dienst worden genomen van het SWV2305, er kan extern worden ingehuurd. Het bestuur van het SWV heeft voor de komende jaren gekozen voor de laatste mogelijkheid. (Onderwijsbureau Meppel voor de financiële functie, WKonderwijsadvies voor de management functie en een managementassistent.)
19
HOOFDSTUK 3. Toewijzing en inzet van middelen
Voor een schets van de bekostigingssystematiek zie ook het bronnenboek (hoofdstuk 3). 3.1 Hoe gaat de verdeling van de middelen van de overheid naar 23-05? Het toedelen van middelen aan het SWV wordt in de loop van de jaren langzaam opgebouwd. De teldatum 1-10-2011 is bepalend als het gaat om de macro budgetten die het SWV gaat ontvangen per 1 augustus 2014 en verder. De teldatum is ook relevant voor de verevening; er wordt ieder schooljaar, startend vanaf 1 augustus 2015, telkens teruggekeken naar de situatie op deze 1-10-11 teldatum. Per schooljaar ziet het geheel er als volgt uit: 2012-2013 Dit schooljaar is een implementatiejaar. De tel data van 1 oktober en 16 januari waren van belang voor de bekostiging van het VSO en voor het SWV i.v.m. de meerjaren begroting. Het SO (= speciaal onderwijs) ontvangt de rijks bekostiging op grond van 1-10-11. In dit schooljaar werd een bijdrage van de overheid ad € 10,- per leerling beschikbaar gesteld. 2013-2014 In dit schooljaar was de teldatum 1 oktober 2013 van belang. Deze teldatum bepaalt nl. a. de omvang van de verplichte herbesteding van de middelen ambulante begeleiding bij het SO. b. de bekostiging van het SO voor het schooljaar 2013-2014 (vindt plaats door DUO) Het (V)SO ontvangt de rijksbekostiging op grond van 1-10-12 en 16-1-2013. De zgn. tientjesregeling (bijdrage van de overheid) is opnieuw verlengd. 2014-2015 Het SWV ontvangt de LGF middelen (personeel en materiële instandhouding)– alleen het deel van de reguliere scholen - (gebaseerd op 1-10-13), dit is voor: 1. SBO (= speciaal basisonderwijs) € 2.864,- (per leerling/per schooljaar) en
20
2. Voor een basisschool € 7.134,- (per leerling/per schooljaar), de extra middelen voor een ZMLK leerling met een Rugzak in een basisschool vanaf groep 3 gaat ook naar het SWV.3 Voor 23-05: In 2014/15 gaat het om een bedrag van € 3.696.703,Het SO ontvangt dit schooljaar op basis van de teldatum 1-10-13 de middelen voor de AB en dient in overleg met de verschillende SWV’en de inzet van de AB vorm te geven. Voor 23-05 is dit een bedrag van € 2.629.629,Het SO ontvangt de bekostiging van DUO op basis van de teldatum 1-10-13 2015-2016 De AB middelen gaan dit schooljaar in zijn geheel naar het SWV, gebaseerd op de teldatum 1-10-2013. Dit is een bedrag van € 2.629.629,Inclusief het reguliere deel van de Rugzak betekent dit een ondersteuningsbudget voor LGF van € 6.326.332,NB De SWV’en hebben een herbestedingsverplichting voor de AB middelen bij het SO waar men op 1-10-13 een AB relatie mee had. Het eerste jaar van de verevening start. Aangezien dit een jaar is dat start met 100% is alles nog geënt op de deelname SO en Rugzakken van 1-10-2011. De daadwerkelijke bekostiging van het SO is gebaseerd op 1-10-2014 (gewoon T-1). Stel dat alle aantallen leerlingen gelijk zouden blijven dan zou dat betekenen dat van het normatieve ondersteuningsbudget ad € 9.482.427,- een bedrag van € 5.718.130,- af gaat voor onze SO leerlingen (ook voor de 66 leerlingen die in SO scholen buiten onze regio het onderwijs volgen (bijvoorbeeld op de Verschoorschool te Nunspeet). 2016-2017 tot 1 augustus 2020 Het SWV ontvangt nu alle middelen zware ondersteuning zonder verdere verplichtingen. De eerste korting van 10% in het vereveningstraject start. Met in de volgende jaren kortingen van 25%, 40% en 70%. 2020 – 2021 In dit schooljaar is de verevening gerealiseerd. 23-05 ontvangt dan een normatief ondersteuningsbudget van ca. 9,5 miljoen.
3
Dit is een bedrag van € 6.750,- per rugzak leerling. 21
Als we het aantal SO leerlingen constant houden betekent het een aftrek voor de deelname aan het speciaal onderwijs cluster 3 en 4 voor leerlingen op SO scholen binnen en buiten onze regio4 van ca. 5,7 miljoen. Indien het SWV ook de huidige bedragen voor de Rugzakken aan de besturen uitkeert, dan impliceert dit dat er een tekort ontstaat van 2,6 miljoen. 3.3 Hoe gaat de verdeling van de middelen onderling? Elk bestuur van de rechtspersoon van een deelregio krijgt naar rato van het aantal leerlingen de middelen voor lichte en zware ondersteuning.5 Voor de middelen lichte ondersteuning (de huidige WSNS middelen) worden de schoolbesturen van de huidige WSNS samenwerkingsverbanden verbonden met een school voor speciaal basisonderwijs (SBO) en vormen ze met die SBO een deelverband (zie voor de deelregio indeling hoofdstuk 1 van het ‘bronnenboek’). Deze deelverbanden zijn verantwoordelijk voor de eigen SBO. NB De wetgever kent de huidige WSNS verbanden vanaf 1-18-2014 niet meer, de wetgever kent dan alleen de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs, zoals 23-05. In 23-05 worden 6 deelregio’s gevormd: 4 in Zwolle, 1 in Kampen e.o. en 1 in Salland. De verantwoordelijkheid van het SWV 23-05 PO voor de bekostiging van het SBO boven de 2% gaat dus over naar de deelregio’s. NB Er is afgesproken dat de 2% vergoeding van het Rijk aan de 6 SBO’s terug wordt gestort op de rekening van het SWV en vervolgens op basis van 2% van het aantal basisschoolleerlingen her te verdelen – conform de huidige WSNS systematiek naar de 6 besturen die een SBO school beheren. De definitieve ondertekening van een convenant hierover volgt in februari 2014. De lichte ondersteuning: De besturen van de rechtspersonen van de deelregio’s ontvangen – via het SWV 23-05 - de middelen lichte ondersteuning, waarbij de afdracht naar de eigen SBO school (dus in de eigen deelregio) plaatsvindt, indien men een deelnamepercentage heeft van meer dan 2%, volgens een systematiek die men in de deelregio vooraf afspreekt (zie de checklist in het bronnenboek). In verband met de wettelijke verantwoordelijkheid van het SWV voor alle SBO’s wordt vastgelegd dat – in verband met het werken met 6 deelregio’s - de besturen van de huidige WSNS samenwerkingsverbanden verantwoordelijk blijven voor de SBO die bij dat huidige SWV hoort. De middelenstroom loopt alleen niet meer via een centrale dienst, maar via de rechtspersoon van de deelregio. 4
Indien er leerlingen van buiten onze regio naar SO scholen binnen onze regio gaan, wordt dit door DUO verrekend met het verwijzende SWV. SO leerlingen van buiten onze regio worden dus niet door ons bekostigd. 5 Dus niet de afzonderlijk schoolbesturen, maar het bestuur van de rechtspersoon van de deelregio. 22
Tussen de deelregio’s geldt een grensverkeer systematiek die als volgt werkt: Tellen per 1 oktober: leerlingen van een andere deelregio worden bekostigd door die andere deelregio op basis van landelijke vastgestelde bedragen. Tellen per 1 februari: Naast de zorgbekostiging wordt in het volgende schooljaar – voor dat jaar - ook de basisbekostiging verrekend. Dit is gelijk aan de huidige grensverkeer regeling. De zware ondersteuning: Voor een verwijzing naar het SO geldt dat het schoolbestuur (via de deelregio) – aan de hand van het centrale ontwikkelde instrument (zie hoofdstuk 5) – zelf dient aan te geven of men een leerling wil verwijzen en vervolgens aan te geven aan de manager van het SWV welke bekostigingscategorie van toepassing is. Ook moet aangegeven worden hoe lang de verwijzing geldig is (minimaal 1 schooljaar). Indien een leerling wordt verwezen, wordt deze leerling door het verwijzende bestuur bekostigd gedurende de verblijfsduur op het SO. De wetgever verplicht dat er voor het SO (en het SBO) sprake is van een 2 e teldatum. Onze regio hanteert hiervoor de teldatum van 1 februari6. Stel een schoolbestuur heeft op basis van de teldatum 1 oktober 2 leerlingen verwezen en 10 leerlingen op basis van de 2e teldatum 1 februari. Dit schoolbestuur krijgt dan van het SWV een factuur voor a. 2 leerlingen alleen de extra bekostiging (conform de categorie), en b. Voor 10 leerlingen de basisbekostiging en de extra bekostiging. De bekostiging vindt plaats in het schooljaar na deze telling (T-1) In de P&C cyclus van het SWV 23-05PO zal aan de hand van kwartaal rapportages met alle schoolbesturen (via het bestuur van het SWV) worden gecommuniceerd over de kengetallen. In schema:
6
Er ligt inmiddels een wetsvoorstel om de 1 februari datum verplicht te stellen. 23
Onder of directe instroom. Indien een schoolbestuur een leerling naar het SO verwijst wordt dit geregistreerd en ontvangt het betreffende schoolbestuur een factuur. Het schoolbestuur geeft aan in welke (“prijs”) categorie een leerling hoort en voor welke termijn. Een centraal orgaan van het SWV2305 verstrekt vervolgens een verklaring aan de ouders. Alle schoolbesturen (deelregio’s) werken daarbij volgens hetzelfde protocol en hetzelfde instrument (het instrument is opgenomen in het bronnenboek en op de website). Dit impliceert dat er geen “verwijzingscommissie” behoeft te worden ingericht voor leerlingen die vanuit basisscholen of het SBO worden verwezen. Er is een manager die namens het bestuur van 23-05 de TLV afgeeft, waarbij het voortraject dus in de deelregio’s plaatsvindt. Daarnaast is er een groep kinderen die gekarakteriseerd kan worden als directe instroom (of ook wel onder instroom genoemd. Het betreft kinderen - jonger dan 4 jaar - die via bijvoorbeeld een medisch circuit (vaak al zeer jong) geadviseerd worden om naar het SO te gaan (met name cluster 3). Voor deze groep wordt een solidariteitsprincipe gehanteerd. Dit betekent dat de aftrek die DUO hanteert voor de deelname aan het SO voor deze groep kinderen niet wordt teruggerekend naar een bestuur of een deelregio. Om voor deze groep kinderen een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) af te kunnen geven zijn in Salland, Kampen en Zwolle e.o (met de 4 deelregio’s gezamenlijk) drie commissies ingericht. Deze 3 commissies bereiden bij onder instroom de advisering over de TLV (inclusief duur en bekostigingscategorie) voor en de manager wijst, namens het bestuur van het SWV, de TLV toe (of niet). Het adviseren over een verklaring voor de directe instroom van het SBO is de verantwoordelijkheid van de besturen die bij een betreffende SBO horen (= de deelregio’s). In Zwolle e.o. zal dit onderdeel door de 4 deelregio’s gezamenlijk worden opgepakt. De wetgever stelt verplicht dat er – indien een bestuur een toelaatbaarheidsverklaring wil voor SBO of SO - een deskundigenadvies is (eisen aan de samenstelling zijn dat er een orthopedagoog of psycholoog die adviseert en een 2e deskundige – afhankelijk van de vraagstelling van de leerling – een pedagoog, kinderpsychiater, arts, maatschappelijk werker of kinder- of jeugdpsycholoog). Deze deskundigen functie wordt vervuld in de drie voortraject commissies. NB Indien een BAO of SBO school voor kinderen (die behoren tot de doelgroep onder instroom met een zware beperking) een arrangement heeft ontwikkeld en als ouders
24
dat arrangement graag willen, kan een dergelijk arrangement uit het centrale budget worden bekostigd (er vindt dan immers geen aftrek van DUO plaats). Voorbeeld: Een ouderpaar wordt, bijvoorbeeld door een huisarts of MKD, geadviseerd contact te leggen met een school voor SBO of SO. Ouders zien op de site, dan wel op een folder bij het MKD of bij het consultatiebureau, op welk adres hun kind kan worden aangemeld – hiertoe zijn centrale adressen in de deelregio’s Zwolle (zoals gemeld geldt voor de directe instroom dat de 4 deelregio’s in Zwolle dit aspect gezamenlijk organiseren), Kampen en in Salland op de site beschikbaar. De school voor SBO of SO legt het dossier voor aan de Commissie van de deelregio. Deze commissie adviseert over of er sprake is van SBO/SO of ander arrangement. Bij een SBO-verklaring betaalt het huidige SWV de eigen SBO en mocht er sprake zijn van een andere SBO binnen 23-05 dan volgt een factuur voor intern grensverkeer. (Bij een verwijzing naar een SBO vanuit een basisschool uit een ander SWV passend onderwijs verloopt de facturering via het bestuur van het SWV 23-05.) NB Dit houdt in dat het SWV 23-05 goed moet vastleggen wanneer er sprake is van interne grensoverschrijding (tussen de “oude” SWV-en) , de wetgever kent immers alleen grensverkeer tussen de nieuwe SWV’en. Bij de groep die als ‘hamerstuk” kan worden getypeerd (dus zeer laag IQ en/of overige beperkingen) gaat het dossier door naar één van de 3 commissies die adviseren over de TLV, waarna de manager, namens het bestuur de TLV afgeeft. Vervolgens verloopt de bekostiging via de aftrek van DUO (zie hoofdstuk 3 van het bronnenboek). Stroomschema:
Indien er – na inschrijving in het (S)BO - toch naar het SO wordt verwezen, dus na bijvoorbeeld een arrangement in het (S)BO, dan volgt de hoofdregel: bestuur van de betreffende school voor BO of SBO betaalt. Voorbeeld: een kind volgt het onderwijs op een basisschool (of een SBO) tot en met groep 4, daarna besluiten school en ouders dat plaatsing op een ZMLK school verstandiger is. Voor het betreffende schoolbestuur impliceert een dergelijke verwijzing dat men een factuur van het SWV 23-05PO ontvangt
25
Indien dit een leerling betreft die als een SO leerling met een zeer zware beperking is aangegeven, vindt de bekostiging plaats via de aftrek van DUO en wordt niet verrekend. Uiteraard zal deze systematiek goed worden gemonitord en vindt evaluatie in ieder geval in het 1e jaar per kwartaal plaats.. 3.4 peildatum De wettelijk vereiste peildatum is op 1 februari. Naast de extra bekostiging wordt dan voor het SO en het SBO ook de basisbekostiging (voor 1 schooljaar) verrekend. 3.6 De Rugzak. In het toekomstige budget voor zware ondersteuning zit ook (per 1-8-2014) het schooldeel van de huidige Rugzakken en (per 1-8-20157) het deel ambulante begeleiding. De verdeelmethodiek naar het schoolbestuur impliceert dat ieder schoolbestuur zelf verantwoordelijk is voor het oplossen van – eventueel aanwezige formatieve problematiek in verband met het verplaatsen van de Rugzakmiddelen van het schoolbestuur naar het bestuur van het SWV. Dit geldt niet voor het personeel dat op AB middelen is aangesteld, zie hoofdstuk 7. Het hoofdprincipe is dat de middelen van LGF worden verdeeld op basis van het aantal leerlingen van een bestuur. Bij de start – dus vanaf 1 augustus 2014 - zal de volgende regeling gelden: In het eerste jaar worden de LGF gelden aan 2305 uitgekeerd en besteed aan de LGF leerlingen van 1-10-2011, die er op 1-10-2013 (of op de eerste schooldag van dat schooljaar) nog zitten. Leerlingen die na 1-10-2011 zijn ingestroomd, zijn voor rekening van het bestuur. De LGF middelen die over blijven (omdat er van de 2011-leerlingen in 2013 een flink aantal zijn uitgestroomd), worden naar rato over alle besturen verdeeld. Als in het tweede jaar de middelen voor Zware Ondersteuning naar 2305 gaan, zijn LGF leerlingen onderdeel van het eigen beleid van het schoolbestuur en geldt er geen regeling meer voor deze leerlingen vanuit het SWV 23-05PO. De leerlingen zitten dan verdisconteerd in het bedrag per leerling dat iedere deelregio ontvangt. NB Op de teldatum 1-10-2013 (bron: uitreik OCW februari 2013) zijn er in ons SWV 365 Rugzakken. Indien men het landelijke percentage hanteert zouden er 277 zijn. 3.7 Kortingen door DUO bij overschrijding van het normatieve ondersteuningsbudget.
7
In dat schooljaar geldt nog wel een herbestedingsverplichting voor het AB deel. 26
Indien er sprake is van het korten op het budget “zware ondersteuning” door DUO zal de financiële monitor aangeven welk(e) bestuur (of besturen) worden aangeslagen voor het veroorzaken van deze korting. Indien de korting dermate is dat er sprake is van – door DUO - korten op de lumpsum, zal er eveneens worden verrekend.
3.8 zittende leerlingen in het SO Ook hier is het hoofdprincipe dat er wordt bekostigd op basis van het aantal leerlingen van een schoolbestuur. Voor de verrekening van de zittende leerlingen is het essentieel dat bij 2305 bekend is voor welke leerlingen DUO bedragen heeft ingehouden en waar deze leerlingen vandaan komen. 3.9 herindicatie (eigenlijk verlenging van de TLV). Bij de start van de stelselwijziging zijn er uiteraard leerlingen die reeds een school voor SO cluster 3 of 4 bezoeken. Voor deze leerlingen stelt de wetgever dat er binnen 2 schooljaren opnieuw moet worden bezien of het verblijf van de leerlingen in het SO kan worden gecontinueerd, de zgn. herindicatie. Voor de leerlingen die niet kunnen worden teruggevoerd tot één van de 6 deelregio’s zijn er de 3 commissies Salland, Kampen en de gezamenlijke voor Zwolle e.o. Bij deze verlenging van de TLV (herindicatie) is er een duidelijke “intentie om tot een regulier traject te komen”. NB Dit betreft dus alleen de invoeringssituatie. Voor elke nieuwe leerling na 1-8-2014 geldt de systematiek dat een schoolbestuur – m.b.v. het deelregio traject - zelf aangeeft voor hoe lang een verklaring geldig is en in welke bekostigingscategorie bij het SO. 27
3.10 de meer jaren begroting Uitgangspunten meerjarenbegroting en verdeelmodel 23-05 In het begrotings- en verdeelmodel voor SWV 23-05 worden onderstaande uitgangspunten gehanteerd: In 23-05 zijn 6 deelverbanden gevormd. 4 in Zwolle, 1 in Kampen e.o. en 1 in Salland. De deelnemende besturen per deelverband zijn opgenomen onder de menukeuze “indeling deelverbanden” Voor de begroting zijn met name de leerlingenaantallen van belang. Deze zijn terug te vinden in het begrotingsmodel onder de menukeuze “leerlingen” De keuze “Naar leerlingaantal SBO”en “Naar leerlingaantal SO” geeft naast de leerlingaantallen ook het overzicht van de onderinstroom en de instroom van buiten 23-05. Onder de keuze “Naar LGF leerlingen” zijn de LGF leerlingen opgenomen. Alle hiervoor genoemde leerlingaantallen zijn opgenomen conform opgave. De menukeuze “invoer baten en lasten” geeft een overzicht van de inkomsten en (gezamenlijke) uitgaven van 23-05. De menukeuze “overzicht begroting” geeft een aantal kengetallen op 23-05 niveau en op deelverband niveau. Daarnaast is de verdeling naar de deelverbanden hier opgenomen. Voor de (overhead)kosten van het samenwerkingsverband is een bedrag van € 150.000 per jaar opgenomen. Een deel hiervan is bestemd voor de uitbesteding van de PC cyclus aan het administratiekantoor. Daarnaast is er voor schooljaar 2015-16 een bedrag opgenomen voor de verplichte winkelnering voor de AB. Het opgenomen bedrag (€ 2.204.286) komt vanuit de DUO gegevens Het SWV ontvangt voor schooljaar 2014-2015 de LGF middelen. De scholen die op 1-10-2011 LGF leerlingen hadden die er op 1-10-2013 nog zijn, krijgen de LGF vergoeding voor die leerlingen uitgekeerd aan het deelverband. Het resterende bedrag gaat mee in de verdeling van de middelen van 23-05 over de deelverbanden. De 2% vergoeding van het Rijk aan de SBO’s gaat terug naar 23-05. Vervolgens ontvangt elk deelverband vanuit 23-05 een vergoeding voor 2% van het aantal basisschoolleerlingen in het betreffende deelverband. Indien een deelverband een deelnamepercentage heeft van meer dan 2%, dan wordt dit binnen het deelverband verrekend. De onderinstroom en de instroom van buiten 23-05 in de SBO behorende bij het deelverband, worden eveneens door het deelverband bekostigd.
28
Voor de aanwezige leerlingen in het SO vindt een directe korting plaats op de bekostiging door het Rijk. Voor de onderinstroom en de instroom van buiten 23-05 is afgesproken dat dit solidair door 23-05 wordt gedragen. Voor de SO leerlingen die herleidbaar zijn naar de deelverbanden vindt er een verdeling plaats van de korting naar rato van deelname in het SO van leerlingen uit het deelverband. De directe korting wordt voor dit deel bij het te verdelen bedrag opgeteld en vervolgens gekort op basis van de hiervoor omschreven systematiek. De meerjaren begroting kan worden bekeken op de website. Hierbij de startpagina:
29
HOOFDSTUK 4 – onderwijs ondersteuningsstructuur
Het bestuur van 23-05 zal er op moeten toezien dat er sprake is van een dekkend geheel van ondersteuningsarrangementen. Hiertoe is een instrument ontwikkeld dat ieder school-bestuur een vergelijkbaar beeld geeft van de ondersteuningsmogelijkheden die de deelregio kent. Voor het adequaat kunnen uitvoeren van de zorgplicht is het immers noodzakelijk dat er een goed (regionaal en sub regionaal) beeld is van de aanwezige arrangementen en van de basisondersteuning die alle scholen bieden kunnen. NB. De wetgever stelt verplicht dat een SWV in het ondersteuningsplan een basisondersteuningsvoorziening heeft vastgesteld die geldt voor alle scholen in het SWV. Naast deze basisvoorziening heeft elke deelregio, en heeft ook het speciaal onderwijs, in kaart gebracht hoe de extra ondersteuning is vormgegeven. (zie het bronnenboek hoofdstuk 4) 4.1 De onderwijs ondersteuningsstructuur in beeld Het SWV bestaat uit 31 schoolbesturen en 6 deelregio’s: 1. Kampen e.o. 2. Salland 3. Zwolle – openbaar onderwijs (De Stroming) 4. Zwolle – RK onderwijs (Catent) 5. Zwolle - PC onderwijs (de Brug) 6. Zwolle – gereformeerd onderwijs (Florion) Daarnaast zijn er scholen voor speciaal onderwijs: de Twijn, de Ambelt, De Schakel (Kampen) en de Zonnehof te Raalte. De ondersteuningsstructuur bestaat uit 3 types ondersteuning: 1. Allereerst is er de basisondersteuning die op alle scholen voor basis-, speciaal basis- en speciaal onderwijs wordt aangetroffen. 2. De 2e vorm betreft de extra ondersteuning. In dit hoofdstuk wordt deze vorm van ondersteuning per deelregio beschreven. Het gaat dan om de deelregio’s Kampen e.o., Salland en 4 deelregio’s in Zwolle (Catent, De Stroming, de Brug en Florion ) – voor de telefoonnummers en e-mailadressen : zie de website www.2305PO.nl 3. De laatste vorm is de extra gespecialiseerde ondersteuning die voor alle deelregio’s van toepassing is. Deze expertise is dus centraal georganiseerd, via de Twijn, de beide ZMLK scholen (Schakel te Kampen en Zonnehof te 30
Raalte) en de Ambelt – zie ook hier voor e-mailadressen en telefoonnummers www.2305PO.nl . 4.2 de ondersteuningsstructuur Het samenwerkingsverband stelt zich – conform de wet op het primair onderwijs en de wet expertise centra – ten doel een samenhangende geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en speciale scholen voor cluster 3 en 4 in onze regio te realiseren. Dit doen wij8 zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Bij een passend plaats in het onderwijs zullen wij steeds uitgaan van een drietal ankerpunten: a. Het ontwikkelingspotentieel van de leerling, b. De wens van de ouders, en c. De (on)mogelijkheden van de school een passend onderwijstraject aan te bieden. De wetgever geeft tevens aan dat onder deze doelstelling begrepen dient te worden de basisondersteuningsvoorzieningen, die op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig zijn. (WPO artikel 18a lid 2 en lid 8a en de WEC artikel 28a.). Om deze basisondersteuning te monitoren is afgesproken dat besturen verplicht zijn elkaar te informeren over de kwaliteit van de basisondersteuning en bij eventuele omissies de planvorming om deze omissies op te lossen. In het bronnenboek (hoofdstuk 4) is het overzicht van alle ondersteuningsvoorzieningen (dus en de basisondersteuning en de extra ondersteuning en de gespecialiseerd extra ondersteuning opgenomen. Jaarlijkse aanpassingen zullen op de website plaatsvinden, waarbij getracht zal worden een zo transparant mogelijke beschrijving te realiseren. 4.3 samenwerking Onderlinge samenwerking: Het is voor bepaalde kinderen/leerlingen van cruciaal belang dat onderwijs en gemeenten nauw met elkaar samenwerken en steeds zoeken naar afstemming. Het gaat dan met name om kinderen/leerlingen met ondersteunings- en zorgvragen die in school, gezin en omgeving voorkomen. Door de financiële druk van de verevening in het onderwijs en de kortingen bij de gemeenten is deze afstemming nog belangrijker. Dit overleg zal voornamelijk op het lokale niveau plaatsvinden.
8
Met ‘wij’ worden alle besturen voor primair onderwijs (bao, sbo en so) in regio 23-05 en hun scholen bedoeld. 31
Indien besturen willen samenwerken is dit een zaak van die besturen. Wel geldt hiervoor een meldingsplicht, zodat ieder schoolbestuur van de producten en diensten van de andere schoolbesturen in 23-05 op de hoogte is en – eventueel – kan aangeven te willen participeren. Hiervoor zullen de deelregio’s als informatiebron worden gebruikt. Binnen de deelregio’s is als het om het SBO gaat de samenwerking verplicht, conform een op te stellen lijst met SBO’s en de basisscholen die bij de betreffende SBO horen (zie voor het overzicht hoofdstuk 1 van het bronnenboek). Centraal uitgangspunt is dat de schoolbesturen samenwerking zoeken en uitgaan van solidariteit als het gaat om een dekkend net van arrangementen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Er geldt – indien kleinere schoolbesturen de extra expertise niet voldoende georganiseerd krijgen en gebruik willen maken van de expertise van grotere schoolbesturen - een acceptatieplicht t.a.v. kleine schoolbesturen. Samenwerking met gemeenten: Voor de samenwerking met externe partners is het overleg met de gemeenten samen met het SWV VO voorbereid en inmiddels hebben alle gemeenten ingestemd met een intentieverklaring voor het voeren van het Op Overeenstemming Gerichte Overleg (OOGO).n Dit overleg is gevoerd en op positieve wijze verlopen. In de deelregio Salland bestaat overigens reeds lang een intensief overleg met de 2 gemeenten en zijn er eveneens duidelijke afspraken met externe partners (zie hoofdstuk 6 van het bronnenboek) In het bronnenboek is in hoofdstuk 7 de agenda aangegeven die 2305PO hanteert in de gesprekken met de gemeenten. Er is overleg geweest met alle leerplichtambtenaren om zicht te krijgen op thuiszitters. Als het gaat om thuiszitters is de volgende doelstelling geformuleerd: Doelstelling
Het SWV heeft een dekkend geheel aan oplossingen voor kinderen en kent geen – door het beleid van scholen veroorzaakte thuiszitters middelen Brede schoolondersteuningsprofielen en een dekkend net in de deelregio’s in het SO. Plaatsingsmogelijkheden voor alle leerlingen Voldoende onderwijsondersteuning in de deelregio’s en het SO. Succesindicator Alle scholen hebben een breed basisprofiel Alle scholen bezitten één of meer vormen van extra ondersteuning evaluatie Jaarlijkse monitor Rol en taak Aan de hand van de jaarlijkse monitor bezien of er sprake is van bestuur SWV een dekkend continuüm en eventuele aanpassingen plegen.
32
Samenwerking met het VO: Voor de afstemming en samenwerking met het VO is een notitie 10-14 opgesteld (zie hoofdstuk 8 van het bronnenboek) die uitgaat van concrete estafette afspraken. Deze notitie is besproken tussen het PO en het VO. Een 1e bijeenkomst met een gezamenlijke projectgroep heeft plaatsgevonden en leidt tot vervolgafspraken. (zie hoofdstuk 8 van het bronnenboek voor een projectvoorstel). Samenwerking met de kinderopvang: Iedere deelregio is zelf verantwoordelijk voor de afstemming en samenwerking met de kinderopvang. Er is nagedacht over een centraal afstemmingsformulier dat als format voor alle scholen en voorschoolse instellingen beschikbaar wordt gesteld (zie het bronnenboek hoofdstuk 8). Afstemming met cluster 1 en 2: Als het concept ondersteuningsplan in de achterbannen is besproken kan er met deze beide organisaties worden gesproken. In ieder geval zal dat met cluster 2 moeten i.v.m. het verschuiven van de LGF middelen voor cluster 2 leerlingen (in totaal gaat het om 100 Rugzakken cluster 2 en 32 rugzakken van cluster 1). Met cluster 2 zijn afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn bevestigd door de heer Klaas van Kentalis (brief van Kentalis van 6 december 2013). Met cluster 1 is ook afstemming geweest, dit heeft geresulteerd in de toewijzing van een contactpersoon, waarmee op maat oplossingen kunnen worden gezocht. 4.4 het schoolondersteuningsprofiel (SOP) Het SOP is een verantwoordelijkheid van de afzonderlijke besturen en hun scholen. In de totale ondersteuningsstructuur is immers alle basis, extra en diepte ondersteuning aangegeven. Per school kan de mate en intensiteit uiteraard verschillen en is ook zeer aan wijziging onderhevig. Voor de SOP’s van de 163 scholen wordt derhalve verwezen naar de schoolgidsen van de betreffende scholen. De deelregio’s hebben in hun ondersteuningsstructuur gebruik gemaakt van de SOP’s (zie hiervoor het bronnenboek hoofdstuk 3) en hiermee is voldaan aan artikel 18a lid 2 (Wet op het Primair Onderwijs).
33
HOOFDSTUK 5
De toewijzing
In de regio wordt gebruik gemaakt van een gezamenlijk instrument. Op de website kan men het instrument uitgebreid bestuderen. Het instrument werkt handelingsgericht en vanuit de volgende systematiek (voorbeeld pagina) A. LEREN, didactische ontwikkeling (methodegebonden toetsen en CITO toetsen) Stimulerende factoren (+)van het kind
belemmerende factoren (-/?) van het kind
De onderwijsbehoefte:
Leerkrachtfactoren (+)
Leerkrachtfactoren (-/?)
Handelingsverlegenheid:
Wat heeft effect (+)
Wat heeft effect (-/?)
Wat heb ik nodig:
Alle schoolbesturen, de commissies in de deelregio’s en de 3 commissies onderinstroom9 werken allen met dit instrument. In het schooljaar 2013-2014 werken alle huidige WSNS verbanden met een “PCL+”10, waarbij cluster 3 en 4 (en ook cluster 2) deskundigheid inbrengen in de PCL+. De PCL+ zal dan nog - nadrukkelijker dan nu het geval is - gebruikt worden
9
Voor de deelregio Kampen en Salland is de regionale commissie gelijk aan de eigen SBO en SO commissie De term PCL+ moet – zoals reeds eerder gemeld - gezien worden als een werktitel.
10
34
om praktijkervaring op te doen met de methodiek van arrangeren. Doorontwikkeling is daarbij aan de orde. 5.1 verklaringen voor het SBO Zoals reeds duidelijk is geworden is het SBO de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen in een deelregio. Iedere deelregio hanteert dezelfde procedure en hetzelfde instrument om tot een eventuele verklaring te komen. Het advies voor een verklaring SBO gaat naar (de manager van het SWV) en deze verstrekt vervolgens een verklaring. Voor de onderinstroom naar het SBO is in Zwolle e.o. (tussen de 4 deelregio’s ) voor het hanteren van een centrale SBO/SO onderinstroom commissie gekozen. 5.2 verklaringen voor het SO Een verklaring voor het SO verloopt volgens dezelfde principes als het SBO. Aangezien echter ook in het SO sprake kan zijn van onder instroom en er een bepaalde groep kinderen is die – vanwege hun zeer ernstige beperkingen – een plek in het SO behoeven zijn 3 regionale commissies ingericht .Zie voor de overige informatie over de ondersinstroom en het afgeven van de TLV (toelaaatbaarheids verklaring) hoofdstuk 9 van het bronnenboek. 5.4 Bezwaar tegen een verklaring voor SO of SBO Er is landelijk een adviescommissie ingericht. Deze adviescommissie behandelt een bezwaar dat een ouder kan indienen tegen het afgeven van een verklaring voor SBO of SO. Het SWV is aangesloten bij deze landelijke bezwaar- en adviescommissie te Utrecht.
35
HOOFDSTUK 6 Jaarlijkse verantwoording
Jaarlijks wordt aan de hand van een format informatie verzameld over de inzet van de middelen lichte en zware ondersteuning en over de kwaliteit van de basis en extra ondersteuning. Dit betreft een wettelijke taak die is opgenomen in het ondersteuningsplan. Er zal hier sprake zijn van een groeisituatie waarin de nadruk ligt op het elkaar stimuleren en mede daardoor tot kwaliteitsversterking. Deze “horizontale” verantwoording moet niet alleen gezien worden als elkaar controleren, maar vooral als elkaar inspireren. 1. Het basisprofiel 2305 (zie hoofdstuk 4 van het bronnenboek)wordt door elk schoolbestuur gebruikt om bij de eigen scholen te bezien of de scholen eraan voldoen. 2. Ieder schoolbestuur heeft een meldplicht en een informatieplicht, d.w.z. dat men het bestuur van het SWV informeert over de stand van zaken bij de eigen scholen omtrent het basisprofiel en ieder schoolbestuur meldt welke witte vlekken men heeft en hoe men die witte vlekken gaat aanpakken (= ontwikkelagenda per schoolbestuur). Hiertoe zal een gebruiksdocument worden opgesteld. Bij het opstellen ervan zal worden afgestemd met de weging die de inspectie hanteert. 3. Het document basisprofiel is een groeidocument, dat wil zeggen dat er meer of minder ambities aan kunnen worden toegevoegd. Ook zal er gaandeweg meer aandacht zijn voor een gezamenlijke taal, d.w.z. een strakkere of juist ruimere interpretatie geven aan de begrippen die in het basisprofiel worden gebruikt. 6.1 Toelichting, normering en werkwijze van het Basisprofiel voor alle scholen voor (regulier) primair onderwijs van het SWV Passend Onderwijs 23-05. Het basisprofiel omvat 11 standaarden die in sterke relatie staan met het toetsingskader van de inspectie (zie de website van de Inspectie van het onderwijs) en het referentiekader (zie de website van de PO Raad). Elke standaard heeft een aantal kernindicatoren. De standaarden 2,3,4 en 8 en de kernindicatoren 5.3 , 5.8 en 9.7, 8 en 9 concretiseren het meest de kaders en de uitgangspunten van Passend Onderwijs, waarbij handelingsgericht werken en specifieke organisatiestructuur van de zorg en de rol van betrokkenen het beste zijn weergeven. Normering van de standaarden en kernindicatoren van het basisprofiel.
36
Alle kernstandaarden (en kernindicatoren) behalen minimaal een 3 score (dit wordt gezien als voldoende); ook op het niveau van de indicatoren. Het streefniveau is een 4 score. Bij de overige standaarden heeft de school maximaal twee indicatoren met een min (2) Als de school een standaard heeft met een 1 (min-min) dan schrijft de school voor deze standaard in ieder geval een ontwikkelplan. Werkwijze Het bevoegde gezag van de scholen analyseert en bespreekt het basisprofiel met de school in haar eigen kwaliteitsproces (cyclus). Vanuit die analyse rapporteert ieder bevoegd gezag aan het bestuur van SWV Passend Onderwijs 23-05. Voor deze rapportage is bijgevoegde matrix ontwikkeld. De cyclus van bespreken, analyseren en rapporteren is als volgt : Actie Invullen van het basisprofiel (de lijst) door de scholen. Het bevoegde gezag bespreekt het basisprofiel (de lijst) met de scholen. Er worden afspraken gemaakt over de ontwikkelaspecten (de plannen) De bevoegde gezagen leveren de rapportage van de basisprofielen (met de meldingen van de ontwikkelplannen) aan het bestuur van SWV Passend Onderwijs 23-05 via bijgevoegde matrix. De oorspronkelijke overzichten met de scores op het basisprofiel per school worden door het bestuur twee jaar bewaard en zijn namens het bestuur van SWV 23-05 opvraagbaar. Het bestuur van SWV 23-05 geeft feedback11 aan de bevoegde gezagen op de basisprofielen en de meldingen van de plannen. Het bestuur van SWV Passend Onderwijs 23-05 voegt de basisprofielen en de feedbackverslagen toe aan het bestuursverslag van SWV Passen Onderwijs 23-05. Aanbeveling voor respondenten De basisprofiel lijsten worden in ieder geval ingevuld door personeelsleden en ouders. Standaard 9 wordt zowel door de medewerkers als ook door de ouders ingevuld. 11
Voor de feedback gesprekken zullen nadere criteria worden opgesteld. 37
NB In het bronnenboek is in hoofdstuk 4 het formulier voor terugrapportage opgenomen. 6.2 de financiële verantwoording 6.2.1 Het inspectiekader:
1.2 Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extraondersteuning tijdig en effectief. Toewijzing en plaatsing zijn aan termijnen gebonden. Er is een plaatsingsprotocol vastgesteld. Dit protocol bevat ten minste de criteria voortoewijzing van middelen voor extra ondersteuning, de inhoudelijke plaatsingscriteria, de termijnen voor de toelaatbaarheidsbepaling en termijnen voor de stappen in de plaatsingsprocedure. De procedures en termijnen voor het plaatsen van leerlingen en het toewijzen van extra ondersteuning zijn eenduidig vastgesteld. Het samenwerkingsverband onderhoudt per leerling voor wie extra ondersteuning is aangevraagd een actueel overzicht van alle gerealiseerde termijnen in de toewijzings- en plaatsingsprocedure. Uit het overzicht blijkt dat ten minste de wettelijk voorgeschreven termijnen gehaald zijn. Zie hiervoor de kwartaal rapportages van de manager 3.2 Ten behoeve van de evaluatie van het gevoerde beleid verzamelt het samenwerkingsverband jaarlijks, aan de hand van vastgestelde procedures en instrumenten, ten minste gegevens over de toewijzing van de extra ondersteuning die leerlingen nodig hebben en de plaatsing van deze leerlingen. (zie hierboven) De ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen aan het samenwerkingsverband zijn beschikbaar, waarbij de verdeling van middelen in relatie is gebracht tot de kwalitatieve en kwantitatieve ambities uit die profielen. Het samenwerkingsverband toetst de verzamelde informatie aan de vastgestelde doelen en normen en trekt daaruit conclusies voor de kwaliteitsverbetering op korte en langere termijn. 3.4 Het samenwerkingsverband legt jaarlijks verantwoording af van gerealiseerde kwaliteit. Het samenwerkingsverband verantwoordt zich jaarlijks schriftelijk aan belanghebbenden over de gerealiseerde kwaliteit, de kwaliteitsverbetering en de inzet van middelen. 3.5 Het samenwerkingsverband zet de middelen doelmatig in. De financiële prioriteiten zijn gesteld aan de hand van het strategisch beleid. De beschikbare middelen komen geheel ten goede aan het doel. Uit de begroting blijkt 38
dat er een zodanige budgettering plaatsvindt dat het samenwerkingsverband zijn taken kan uitvoeren, met inbegrip van het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het (voortgezet) speciaal onderwijs. Uit de jaarstukken (realisatiecijfers van de begroting) blijkt dat de beschikbare middelen en de verdeling over de verschillende kostenposten enerzijds en het strategisch beleid van het samenwerkingsverband anderzijds op elkaar aansluiten. 6.2.2
De belangrijke succesindicatoren
Er wordt voor een sterke versimpeling van het monitoren gepleit. Eigenlijk zijn er 3 belangrijke vragen die met name de 1e twee jaar voorop dienen te staan 1. Zit de leerling op de juiste plek, 2. Komt de euro op de juiste plek, 3. Is de routing op orde? Vervolgens kunnen in de latere jaren allerlei overige punten worden gemonitord. Uitwerking van de 3 vragen: Ad 1. Het ontwikkelingsperspectief kan beschouwd worden als een contract tussen ouders en school. dat impliceert dat als er een OPP is je mag veronderstellen dat de leerling dan op de juiste plek zit. Indien er met het OPP wordt gestopt is extra ondersteuning klaarblijkelijk niet meer nodig. De 3e mogelijkheid is dat de leerling naar een andere school gaat en daar een betere plek heeft. Monitor: Op 1 november wordt aan alle besturen gevraagd een overzicht per school op te leveren van het aantal OPP’s. In het 2 jaar kan dezelfde inventarisatie worden gepleegd met achter de gegevens van november 2014 de aanduiding OPP loopt nog, OPP gestopt, leerling op ander school. Daarnaast kan er jaarlijks aan leerplichtambtenaren het aantal thuiszitters en absoluut verzuim worden opgevraagd. Tot slot is er de eventuele input van de inspectie vanuit het toetsingskader. Ad 2. Ieder bestuur wordt gevraagd een korte notitie op te stellen waarin wordt aangegeven hoe de middelen worden besteed. Deze notitie wordt voorgelegd aan de 39
(G)MR. De (G)MR geeft aan op een format van het SWV of men kan instemmen met dat plan. Aan het eind van het jaar ontvangt het SWV de tekst uit het jaarverslag dat betrekking heeft op de gepleegde inzet van de middelen. Ad 3. Het gaat hierbij om 2 belangrijke gegevens: I. Als er leerlingen worden aangemeld of vastlopen gedurende de schoolloopbaan kan een school dan snel een oplossing aanbieden. Middel 1: inventarisatie per bestuur met de simpele vraag aan het eind van het schooljaar – Zijn er leerlingen geweest waarvoor u zorgplichtig bent die u niet passend en tijdig hebt kunnen plaatsen? Middel 2: rapportage van de manager (kwartaalrapportage) II. Wordt de oplossing gevonden binnen de 6 weken termijn (eventueel verlengd met 4 weken) van de zorgplicht. Het SWV hanteert verder 2 instrumenten voor de inhoudelijke verantwoording:
1. Een jaarlijks ZEK (Zelf Evaluatie Kader). Dit geschiedt per deelregio. Bij de rapportage aan het bestuur wordt er tevens een advies gegeven of er bijstellingen nodig zijn in het onderwijsprofiel van het samenwerkingsverband. 2. Verder zal de manager van het SWV verslag doen van de inspectierapportages over de zorg en begeleiding op de scholen van de aangesloten besturen en dit rapporteren aan het bestuur. Een mogelijk hulpmiddel bij het opstellen bij de inzet van de ondersteuningsmiddelen
BATEN Van 23-05 €……….. Lichte ondersteuning €………. Zware ondersteuning € …….. Overige baten LASTEN Naar arrangementen Naar formatie Naar…………..
De inzet van de middelen wordt mogelijk aangegeven op 2 niveaus: 40
1. Niveau van individuele leerlingen 2. Niveau van (kleinere of grotere) groep(en) Om vervolgens de inzet toe te schrijven aan 5 velden: 1. Hoeveelheid aandacht/handen in de klas: denk aan een onderwijsassistent, een kleinere groeperingsvorm, een coteacher, enz. enz. 2. Aangepast lesmateriaal: Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften hebben soms aangepast materiaal nodig: duidelijke schema's/ aparte agenda voor kinderen die structuur nodig hebben, e.d. 3. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving: passend onderwijs vraagt voor nogal wat leerlingen aanpassingen in de ruimtelijke omgeving. Sommige leerlingen hebben af en toe of regelmatig een 'time out' nodig. Andere leerlingen hebben veel behoefte aan fysieke bezigheden, ook zijn er leerlingen die behoefte hebben aan een pedagogische omgeving waarin zij rust, overzicht en duidelijkheid vinden door veel structuur, duidelijke regels en strikte begeleiding. 4. Expertise: het gaat op dit veld om de mate waarin de leerkracht en/of het team kennis van en ervaring met stoornissen en beperkingen hebben. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen teamexpertise en individuele expertise. Onder teamexpertise willen we expertise verstaan die geïntegreerd is in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers. Onder individuele expertise verstaan wij bij één of meer interne of externe collega's/partners (soms toevallig) aanwezige expertise. 5. De samenwerking met externe organisaties: voor sommige leerlingen is het van doorslaggevend belang of de school intensief samenwerkt met externe instanties zoals jeugdzorg, revalidatie of geestelijke gezondheidszorg. In een matrix: individueel
groep
Aandacht/handen in de klas Lesmateriaal Ruimtelijke omgeving Expertise Samenwerking met externen
41
HOOFDSTUK 7 personele paragraaf Inleiding In het ondersteuningsplan (OP) is opgenomen dat de komende 2 jaar een traject wordt gelopen waarin de AB’ers (ambulant begeleiders)aan de 6 deelregio’s worden gekoppeld, zodat er helderheid komt over de match tussen de nodige en gewenste expertise en de borging én de kwaliteiten van de AB’er. Naast deze inhoudelijke aanpak is er ook een rechtspositionele kwestie. Dit betreft allereerst het onderzoek of en hoe de werkgelegenheid van het huidige REC personeel in stand kan blijven: van werk naar (ander) werk. Bij dit alles speelt het zgn. tripartiete akkoord tussen brancheorganisaties, centrales en OCW (inmiddels ook bekrachtig in een Algemene Maatregel van Bestuur (februari 2014 – nr. 95). Tripartiete akkoord. De tripartiete overeenkomst is een principeakkoord van het ministerie van OCW, vakcentrales en sectorraden. Het doel van de overeenkomst is zoveel mogelijk expertise te behouden voor het onderwijs. Uitgangspunten zijn: • huidige samenwerkingsverbanden (SWV’en) worden opgeheven; • er vindt een verschuiving plaats van de middelen van het (V)SO naar de nieuwe samenwerkingsverbanden; • hierdoor dreigt verlies van werkgelegenheid voor aantal groepen personeel: • ambulant begeleiders in dienst van (V)SO cluster 3 en 4 • personeel in dienst van regionale expertisecentra (REC’s) • personeel in dienst van de huidige samenwerkingsverbanden of centrale diensten • personeel dat wordt gefinancierd uit lgf-middelen in het regulier onderwijs • personeel dat mogelijk zijn baan verliest a.g.v. de verevening • betrokken schoolbesturen in het SWV krijgen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om verlies van expertise en werkgelegenheid te voorkomen, zij dienen in het ondersteuningsplan vast te leggen hoe ze dit gaan realiseren • betrokken werknemers dienen zich actief in te zetten om aan het werk te blijven, werkgevers dienen hiervoor de mogelijkheid te bieden verplicht bijscholen verplicht passend werk accepteren Mogelijke oplossingen: • personeel blijft in dienst van schoolbesturen (V)SO onder voorwaarde dat het regulier onderwijs een meerjarige herbestedingsverplichting aangaat met het (V)SO; • personeel komt in dienst van het nieuwe samenwerkingsverband; • personeel komt/blijft in dienst van het regulier onderwijs; • een combinatie van bovenstaande drie mogelijkheden. 42
•
Dan wel: ontslag per 1-8-2016
Stappen in de tripartite overeenkomst 2012-2014 • nulmeting Participatiefonds om omvang te bepalen van personele frictie a.g.v. Passend onderwijs; • welk deel van betrokken personeel kan worden toegedeeld aan verschillende SWV’en; • elk half jaar verloop betrokken personeel in beeld. 2014-2015 • SWV’en kunnen met (V)SO afspraken maken over directe overname van toegedeelde ambulant begeleiders (opting out) of over meerjarige herbesteding; • Opting out is niet verplicht; • Als SWV kiest voor opting out, moet dat voor 1 mei 2014 gemeld worden bij DUO o bekostiging van deze medewerkers gaat over naar SWV o kiest SWV niet voor opting out, dan blijft het geld in principe tot schooljaar 2015-2016 bij het schoolbestuur. 2015-2016 • middelen voor ambulante begeleiding gaan naar de SWV’en; • SWV’en krijgen meerjarige herbestedingsverplichting voor de omvang van die middelen naar het (V)SO. Deze verplichting wordt verminderd bij overname van AB’ers en natuurlijk verloop. 2016-2017 • wanneer er in de twee voorgaande jaren geen volledige afspraken zijn gemaakt over opting out of de vermindering van de verplichte herbesteding, dan dient ontslag van het resterende personeel zoveel mogelijk te worden voorkomen en het betrokken personeel van werk naar werk te worden begeleid (in lijn met het principe ‘mens volgt werk’). • SWV’en dienen op overeenstemming gericht overleg te voeren met de werkgever van de betrokken personeelsleden en de vakorganisaties over het resterende betrokken personeel; er dient DGO gevoerd te worden. Leidt dit niet tot een bevredigende uitkomst, dan kunnen partijen naar de rechter. • huidige werkgever is en blijft voor deze mensen personeelsverantwoordelijk Fasering Als eerste dienen samenwerkingsverbanden voor 1 juni 2014 te beslissen of zij gebruik willen maken van de opting out-regeling. Dit besluit is reeds genomen: het SWV maakt geen gebruik van de opting out regeling.
43
Onze situatie Door de inhoudelijke aanpak die we kiezen, zoals geformuleerd in het OP, krijgen we goed zicht op de match tussen gewenste expertise in de deelregio’s en de expertise van de AB’ers. Het gaat om de volgende SO scholen die AB verzorgen: WEC-scholen die de ambulante begeleiding verzorgen van rugzakleerlingen in het verband SWV
Epi school
BRIN_SO
Naam
Plaats
Gemeente
PO2305
nee
01AJ
Dr A Verschoor School
Nunspeet
Nunspeet
NR_BG Naam bevoegd gezag 62129 St. Dokter A. Verschoor-School
01QH
Sgm Klein Borculo
Almelo
Almelo
83189 Stg. Spec. Onderw . Tw ente
02YN
De Ambelt School V LZK
Deventer
Deventer
96240 Stichting De Ambelt
05PZ
School voor ZMLK De Schakel Kampen
Kampen
86971 Stg. v. PCSO/VSO v. Kampen eo
06RJ
Boslust School voor ZMLK
Ommen
Ommen
62181 St v Prot Chr Spec e VSO Ommen
19QK
De Tw ijn/Dr Itardschool
Zw olle
Zw olle
42623 Stichting OOZ
19VD
De Tw ijn/De Driemaster
Zw olle
Zw olle
42623 Stichting OOZ
26NR
De Zonnehof
Raalte
Raalte
40894 mijnplein, stg. bpo in Salland
nee Total ja
CLUSTER 4 LG
De Waterlelie
Cruquius
Haarlemmermeer
LZ
Eindtotaal 2
6
6 227 5 2 52
8
24
52
10
24
85775 Stg. Epilepsie Instell. Ned.
5
2
2
20
22 84
7
7
34
355
10
ja Total Totaal PO2305
ZMLK
227
235 05PE
LG/ZMLK
2
10
10 235
52
10
34
10 34
365
Per mei 2015 zal vervolgens bij iedere deelregio worden geïnventariseerd welke bijdrage de AB heeft geleverd en of een vorm van continuering aan de orde kan zijn.
44