Sectorscoop
Ondernemen in de Diensten 2003
P.A. van Eck van der Sluijs mevr. drs. H.W. Stigter drs. F. Pleijster drs. A. Kwaak Zoetermeer, maart 2003
ISBN: 90-371-0887-3 Bestelnummer: A200214 Prijs: € 40,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
1
Inl ei din g
5
2
De N ed e rl an d s e d i en s te ns ec to r in 20 0 1, 2 0 02 en 20 0 3
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Kenmerken van de dienstensector Classificatie van de dienstensector Kerngegevens van de dienstensector in 2001 Belang van de dienstensector binnen de Nederlandse economie De dienstensector in internationaal perspectief Algemene trends voor de dienstensector Algemene prognoses voor de dienstensector voor 2002 en 2003
7 7 10 12 15 18 21
3
O n t wi k ke li ng in b ed r ij f sne t w er k en
25
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Samenwerkende bedrijven Niet-samenwerkende bedrijven Opmerkelijke recente ontwikkelingen
25 27 35 38
4
De s u b se ct o r en v an d e Ne d e r lan d s e d ie n s t en s ec to r
39
Inleiding Financiële diensten Zakelijke diensten Onderhouds- en reparatiediensten Toeristisch-recreatieve diensten Persoonlijke diensten Transportdiensten Communicatiediensten
39 39 42 46 48 51 53 55
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
B ij la g e n I II III
Statistische afbakening van de subsectoren Kerngegevens per branche Begrippenlijst
59 61 63
3
1
Inleiding
Aanleiding Het kwantitatieve belang van de commerciëledienstensector (CDS) is met een aandeel van bijna de helft in de totale werkgelegenheid van het particuliere bedrijfsleven enorm. De dynamiek in de dienstensector is zeer groot en er wordt voortdurend ingespeeld op een aantal belangrijke trends. De sector kent een groot aantal startende ondernemers. De rapportage ‘Ondernemen in de Diensten 2003’ vormt een unieke oriëntatie op de dienstensector in Nederland en de verschillende deelsectoren. Hierdoor kunnen ondernemers en beleidsmakers zich beter oriënteren op de ontwikkelingen in dit zo belangrijke deel van het bedrijfsleven. Natuurlijk is het niet mogelijk om in één rapport alle facetten van de dienstensector te belichten. Deze sectorale rapportage spitst zich toe op een aantal centrale onderwerpen. De ontwikkeling van bedrijfsnetwerken is er een van. Bedrijven vormen een bron voor vernieuwing en zijn de motor van de economische bedrijvigheid. Bij de realisatie hiervan kan bedrijfsgerichte samenwerking tussen kleine en middelgrote bedrijven een belangrijke functie hebben. In dit verband spreekt men wel van MKB-bedrijfsnetwerken. Opbouw rapport Hoofdstuk 2 handelt over de dienstensector in zijn geheel en start met een beschrijving van de kenmerken en de classificatie van de sector. Vervolgens worden de kerngegevens van de dienstensector en zijn belang binnen de Nederlandse economie belicht. In de volgende paragraaf wordt de Nederlandse dienstensector in een internationaal perspectief geplaatst. Hoofdstuk 2 wordt besloten met een beschrijving van sectorbrede trends en prognoses voor de jaren 2002 en 2003. Hoofdstuk 3 schetst de ontwikkeling in bedrijfsnetwerken. Hoofdstuk 4 volgt goeddeels de opbouw van hoofdstuk 2, maar richt zich op de binnen de dienstensector te onderscheiden subsectoren. De bijlagen bevatten de statistische afbakening van de dienstensector in zeven subsectoren (bijlage I), de kerngegevens per branche (bijlage II) en definities van gehanteerde begrippen (bijlage III). Herkomst van het cijfermateriaal Dit rapport bouwt onder meer voort op de informatie die eerder is gepubliceerd in het EIM-rapport ‘Kleinschalig Ondernemen 2002’ en geeft daar een sectorale verdieping aan. Het economische beeld in de Sectorscopen past binnen het kader van de ramingen die het CPB in december 2002 in zijn CPB Report heeft gepubliceerd. Uitgangspunt bij de ramingen zijn de gedetailleerde bedrijfstakkenprognoses die het Centraal Planbureau aan EIM ter beschikking heeft gesteld. Deze prognoses heeft het CPB oorspronkelijk gemaakt ten behoeve van het Centraal Economisch Plan 2002, maar ze zijn door EIM aangepast aan het beeld dat geschetst wordt in het CPB Report. Ook recent verschenen statistische informatie is in de ramingen verwerkt. De ramingen zijn 20 januari 2003 afgesloten.
5
2
De Nederlandse dienstensector in 2001, 2002 en 2003
2.1
Kenmerken van de dienstensector Groot belang voor economie Het kwantitatieve belang van de dienstensector is groot: de commerciëledienstensector (CDS) heeft in 2001 een aandeel van 48% in de totale werkgelegenheid van het particuliere bedrijfsleven. De dynamiek, de toeleverende functie en een groot aantal startende ondernemers zijn kenmerkend voor de commerciëledienstensector. Werkgelegenheid en productie groeien en er wordt succesvol ingespeeld op een aantal belangrijke trends. De CDS is een goede omgeving voor startende ondernemers. Dit heeft met name een sterke invloed op de werkgelegenheidscreatie. Een groot aandeel van de nieuwe banen in Nederland wordt namelijk gecreëerd door de oprichting van nieuwe bedrijven en bedrijven jonger dan vijf jaar. Daarnaast heeft de CDS een belangrijke toeleverende functie naar andere sectoren in de economie en zorgt hij met informatie- en communicatietechnologie, ook wel getypeerd als doorbraaktechnologie, voor substantiële veranderingen in de maatschappij. Hierdoor treedt er in tal van sectoren een soort verjonging of vernieuwing van het groeiproces op. Dit resulteert in een groei van de arbeidsproductiviteit, afname van transactiekosten en transparanter wordende markten. Ten slotte speelt de CDS een grote rol bij het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland.
2.2
Classificatie van de dienstensector Commerciële diensten versus niet-commerciële diensten Binnen de dienstensector wordt onderscheid gemaakt tussen commerciële en nietcommerciële diensten. Dit onderscheid is gebaseerd op de allocatie van arbeid en overige productiemiddelen. Gebeurt dit via het budgetmechanisme - budgetten worden beschikbaar gesteld door overheden en dergelijke, zoals in de gezondheidszorg - dan is sprake van niet-commerciële dienstverlening. Gebeurt dit via het marktmechanisme, dan is sprake van commerciële dienstverlening. Het geheel van ondernemingen die opereren via de werking van het marktmechanisme wordt dan ook bestempeld als de Commerciële DienstenSector (CDS). Plaats van de commerciëledienstensector Het Nederlandse bedrijfsleven is in twee delen te splitsen, te weten het particuliere en het overige bedrijfsleven. Figuur 1 vermeldt de plaatsbepaling naar sectoren van de commerciële diensten in het particuliere bedrijfsleven.
7
figuur 1
plaatsbepaling van de commerciële dienstensector
bedrijfsleven
particulier bedrijfsleven
overig bedrijfsleven
industrie
landbouw/visserij
bouwbedrijven
delfstoffenwinning
groothandel
openbaar nut
detailhandel
openbaar vervoer exploitatie onr. goed
financiële dienstverlening
maatschappelijke diensten
zakelijke dienstverlening
gezondheidszorg
bouwinstallatiebedrijven
sport en cultuur niet-comm.
auto/reparatie horeca/sport en cultuur overige dienstverlening transport communicatie
commerciëledienstensector (CDS)
bedrijfsleven
Een belangrijk deel van de commerciële dienstensector levert diensten aan andere bedrijven. Het gaat daarbij onder meer om het verzorgen van overheadactiviteiten van andere bedrijven, maar ook om de levering van flexibele arbeidskrachten via uitzendbureaus. Daarnaast biedt de sector financiële diensten, after sales service, telecommunicatie, software en marketing aan, die mede de concurrentiepositie van bedrijven bepalen. Er zijn, na clustering van de sectoren, zeven samenhangende hoofdgroepen te onderscheiden (zie figuur 2). -
1
8
Financiële diensten: diensten gericht op de financiële stromen van het bedrijfsleven De eerste hoofdgroep wordt gevormd door de financiële diensten. Deze bestaan uit geldscheppende financiële instellingen als de centrale, spaar- en overige banken. Tevens omvat deze groep de hypotheekbanken, bouwfondsen en commerciële financieringsmaatschappijen en beleggingsinstellingen. Daarnaast zijn er nog de optie- en effectenbeurzen, beheer en administratie van aandelen en obligaties, en dergelijke. Tot de hoofdgroep financiële diensten behoren ook de levens- en scha1 deverzekeringsmaatschappijen en de pensioenfondsen . Ook de assurantietussenpersonen, actuariële en pensioenadviesbureaus, waarborgfondsen en expertise- en
De verplichte sociale verzekeringen vallen er niet onder.
taxatiebureaus ten behoeve van het verzekeringswezen worden tot de financiële diensten gerekend. figuur 2
de zeven hoofdgroepen van de commerciële diensten
financiële diensten 10
zakelijke diensten
communicatiediensten
transportdiensten
persoonlijke diensten
1
onderhouds- en reparatiediensten
toeristisch-recreatieve diensten
-
Zakelijke diensten: diensten gericht op de bedrijfsvoering van het bedrijfsleven De zakelijke dienstverlening bestaat uit een dynamische groep bedrijven waarin het type diensten dat aangeboden wordt zeer divers is en de bedrijven een regionaal verzorgingsgebied kennen. Deze groep omvat professionele dienstverleners op het gebied van rechtskundige dienstverlening alsmede accountancy, administratiekantoren, belastingadviseurs, arbeidsbemiddeling, marketing, de computerbranche, technische dienstverleners als architecten en ingenieurs, de bemiddeling in onroerende goederen, en verhuurbedrijven van machines en andere roerende goederen.
-
Onderhouds- en reparatiediensten: facilitaire diensten gericht op bedrijfsgebouwen en reparatie van goederen De derde groep bestaat uit bouwinstallatie- en reparatiebedrijven en uit operationele dienstverlening zoals reiniging van gebouwen en transportmiddelen, wasserijen e.d. Daarnaast behoren cateringbedrijven en beveiligings- en opsporingsdiensten tot de zogenoemde facilitaire diensten. De diensten zijn ten opzichte van de andere hoofdgroepen wat sterker georiënteerd op bedrijfsgebouwen, meer objectgebonden en qua dienst ‘tastbaarder’.
-
Toeristisch-recreatieve diensten: diensten die betrekking hebben op de vrijetijdsbesteding Deze diensten zijn naar verhouding meer mensgeoriënteerd, gericht op particuliere afnemers en overwegend niet tastbaar. Hotels, cafés en restaurants, culturele instellingen, sport en recreatie (dag- en verblijfsrecreatie) en reisbureaus bieden deze dienstverlening aan.
-
Persoonlijke diensten: diensten gericht op de verzorging van personen De vijfde groep diensten omvat die dienstverlenende activiteiten die gericht zijn op de verzorging van personen. Tot deze hoofdgroep worden bijvoorbeeld kappersbedrijven en schoonheidsinstituten gerekend.
9
2.3
-
Transportdiensten: diensten gericht op vervoer De transportdiensten bestaan uit het vervoer over land en water en ook uit de overige dienstverlening ten behoeve van het transport zoals expeditiebedrijven en cargadoors, alsmede vemen en pakhuizen.
-
Communicatiediensten: diensten gericht op communicatie Communicatie verloopt steeds vaker via geautomatiseerde processen. De bedrijven bieden direct met IT gelieerde diensten aan, zoals telematicadiensten en service/providersdiensten ten behoeve van faciliteiten op de elektronische snelweg. Het betreft ook bedrijven zoals telecommunicatiebedrijven, telefoondiensten alsmede radio- en televisiedistributiebedrijven. Zie ook bijlage I.
Kerngegevens van de dienstensector in 2001 Omzet diensten bedraagt € 221 miljard De werkgelegenheid in de ruim 288.000 actieve ondernemingen in de commerciëledienstensector bedroeg 2 miljoen arbeidsjaren. Gezamenlijk werd er een omzet behaald van € 221 miljard, waarvan circa 14% werd geëxporteerd (tabel 1). De zakelijke diensten hebben het grootste aandeel in de omzet, gevolgd door de transportdiensten. De persoonlijke diensten vormden qua omzet de kleinste groep. Een aantal kerngegevens naar deelsector is opgenomen in tabel 1. tabel 1
kerngegevens van de CDS in 2001 bruto toege-
arbeidspro-
ondernemingen
heid (arbeids-
omzet
exportomzet
voegde waarde
ductiviteit
per 31-12-2001
jaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€)
werkgelegen-
financiële diensten
16.520
274.050
41.990
1.570
23.850
87.000
129.430
925.540
66.110
8.080
38.430
41.500
onderhouds- en reparatiediensten
31.180
239.120
31.670
1.260
12.780
53.500
toeristisch-recreatieve diensten
57.950
229.190
22.140
2.580
10.120
44.000
persoonlijke diensten
26.330
67.990
3.610
0
2.370
35.000
transportdiensten
25.720
323.390
49.500
17.370
25.070
77.500
1.220
31.060
5.760
520
2.980
96.000
288.350
2.090.340
220.780
31.380
115.600
55.300
zakelijke diensten
communicatiediensten totaal
Bron: CBS, bewerking EIM.
De meeste deelsectoren zijn voornamelijk gericht op dienstverlening aan (andere) bedrijven in het binnenland. In 2001 realiseerden de transportdiensten met circa € 17,4 miljard, de hoogste omzet aan export. De arbeidsproductiviteit loopt binnen de hoofdgroepen van de CDS sterk uiteen. Gemiddeld bedroeg de arbeidsproductiviteit € 55.300, uitgedrukt als de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar. Persoonlijke diensten hebben lage arbeidsproductiviteit Binnen de CDS is de meeste werkgelegenheid te vinden in de zakelijke dienstverlening (ruim 925.000 arbeidsjaren). De CDS kent zowel grootschalige als kleinschalige bedrijven. Grote bedrijven zijn met name sterk vertegenwoordigd in de financiële, transporten communicatiediensten.
10
Tabel 1 toont de verschillen in omvang van de deelsectoren in de CDS voor een aantal kenmerken. De persoonlijke dienstverlening heeft weliswaar een aandeel van 10% in het aantal ondernemingen, maar het aandeel in de omzet is relatief laag. Het zijn vaak deze op de consument gerichte dienstverleners in kleinschalige bedrijven die de nodige concurrentie ondervinden van niet-reguliere arbeid. De arbeidsproductiviteit loopt tussen de deelsectoren uiteen van € 35.000 tot € 96.000. De arbeidsproductiviteit is in de persoonlijke diensten het laagst. Uit hoge loonsomquote blijkt arbeidsintensieve karakter In tabel 2 staat een overzicht van de kostenstructuur per hoofdgroep. De brutoproductie wordt hier aangemerkt als de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk. Aangezien personeel de belangrijkste productiefactor is in de dienstensector, beslaat de loonsom met 32% een aanzienlijk deel van de kosten. De hoge loonsomquote in de zakelijke diensten onderstreept het arbeidsintensieve karakter in deze deelsector.
omschrijving
totaal
tabel 2
exploitatiestructuur van de dienstensector in 2001
financiële
zakelijke
onderh. en
toer. recr.
persoonlijke
transport-
communicatie-
diensten
diensten
rep. diensten
diensten
diensten
diensten
diensten
in % van de brutoproductie brutoproductie
100
100
100
100
100
100
100
100
bedrijfskosten
86
84
89
82
85
63
87
92
21
5
24
30
30
15
24
18
2
1
1
1
2
2
4
1
waarvan:
-
grond- en hulpstoffen
-
energie
-
overig verbruik
22
35
15
13
23
14
24
30
-
loonsom
32
32
41
31
22
23
26
21
-
afschrijvingen
8
8
6
4
7
7
11
20
-
rente
1
1
1
1
2
1
2
2
-
saldo indir. belastin0
3
1
2
-2
0
-3
0
en lasten
-1
0
-1
-1
1
1
-2
1
winst voor belasting
15
16
12
19
14
36
14
8
gen en subsidies saldo bijzondere baten
Bron: CBS, bewerking EIM.
Na de loonkosten vormen de verbruikskosten de belangrijkste kostenpost. Deze kosten bestaan uit de aanschaf van grondstoffen en hulpstoffen alsmede uit het (overig) verbruik (bijvoorbeeld accountants- en administratiekosten). In 2001 is in de CDS een winst geboekt van 15% van de brutoproductie. De winst voor belasting inclusief het inkomen voor zelfstandigen (geen directeuren van BV’s) is het hoogst in de hoofdgroep persoonlijke diensten. Dit komt met name door het hoge aantal zelfstandigen in deze sector. Met 8% winst hadden de communicatiediensten daarentegen het laagste rendement.
11
2.4
Belang van de dienstensector binnen de Nederlandse economie In deze paragraaf wordt een aantal basiskenmerken van de dienstensector beschreven in de context van die van de andere sectoren waarvoor een sectorscoop wordt uitgebracht (de ‘intersectorale vergelijking’). Tevens komt een aantal intersectorale prognoses aan bod. Nederlandse economie zeer dynamisch door commerciële dienstverlening In de dienstensector neemt het aantal bedrijven voortdurend toe en groeien werkgelegenheid en productie sterk. De sector speelt succesvol in op een aantal belangrijke trends. De dynamiek van de Nederlandse economie komt dan ook voor een belangrijk deel tot stand door de hoogwaardige informatie- en communicatietechnologie (elektronische betalingsmogelijkheden en mobiele infrastructuur) van de computerdiensten, een groot aantal starters (nieuwe diensten), sterke banencreatie en flexibiliteit via het uitzendwezen. In tabel 3 wordt een aantal sectoren op diverse economische kenmerken met elkaar vergeleken. tabel 3
intersectorale vergelijking 2001 bruto toege-
ondernemingen
werkgelegenheid
omzet
brutowinst
export-omzet
voegde waarde
arbeidspro-
per 31-12-2001
(arbeidsjaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
ductiviteit (€)
particulier
564.750
4.354.680
883.120
564.290
258.330
248.210
57.000
288.350
2.090.340
220.780
210.170
31.380
115.600
55.300
industrie
46.090
830.370
237.940
212.070
125.370
61.190
73.690
bouw
73.300
466.870
63.950
62.800
920
26.210
56.140
groothandel***
55.950
485.370
256.280
55.780
98.190
32.240
66.430
detailhandel
83.500
485.640
71.790
24.160
3.240
15.160
31.220
bedrijfsleven* waarbinnen: commerciële diensten**
*
Sectoren tellen niet bij elkaar op.
**
De commerciële diensten overlappen deels de overige sectoren. Een voorbeeld hiervan is de installatiebranche die zowel tot de commerciële dienstverlening als de bouwnijverheid wordt gerekend.
*** Inclusief tussenpersonen. Bron: CBS, EIM.
In termen van arbeidsvolume is het aandeel van de CDS 48% van het totale particuliere bedrijfsleven. De industrie en de detailhandel komen in deze vergelijking uit op respectievelijk 19 en 11%. Concurrentiepositie van bedrijfsmatige klanten mede door CDS bepaald Veel ondersteunende en facilitaire activiteiten op het terrein van transport, bewaking, catering, financiering, verzekering, administratie, personeelsvoorziening, advisering etc. worden direct geleverd aan andere ondernemingen. Tevens gaat het om levering van flexibele arbeidskrachten via uitzendbureaus. De kopers van deze diensten zien een groot voordeel in de levering van specifieke vaardigheden, deskundigheden en kennis
12
om hun productieproces efficiënt te laten verlopen. De concurrentiepositie van bedrijfsmatige klanten van de CDS wordt dus mede door deze diensten bepaald. Het bedrijfsleven profiteert daarmee flink van de diensten van de commerciëledienstensector. Consumentendiensten minst innovatief Kleine en middelgrote dienstverleners hebben in een aantal gevallen voornamelijk een regionale afzetmarkt. Er worden relatief veel ondernemingen in de dienstensectoren gestart en deze ondernemingen zijn daarmee een belangrijke aanjager van nieuwe bedrijvigheid. Bij deze vernieuwing gaan organisatorische innovaties hand in hand met verbetering van productieprocessen en vernieuwing van marktbenadering. Als de dienstensectoren onderling worden vergeleken op innovativiteit komt naar voren dat de zakelijke diensten, en met name de (in omvang kleine) sectoren milieudienstverlening, computerservicebureaus en architecten- en ingenieursbureaus, hoog scoren. Daarbij zijn ook de financiële diensten relatief innovatief. Consumentendiensten daarentegen bevinden zich bij de minst innovatieve sectoren. Dit komt doordat consumentendiensten nog de meeste kenmerken hebben van traditionele dienstverlening, terwijl bij producen1 tendiensten de technologische ontwikkeling verder is doorgevoerd . Kwantitatief belang CDS is groot Het aandeel van de CDS in termen van omzet is bijna een kwart van het particuliere bedrijfsleven. De industrie en de detailhandel behalen in deze vergelijking respectievelijk 27% en 8%, terwijl de groothandel bijna 29% van de omzet van het particuliere bedrijfsleven realiseert. Feitelijk geeft de vergelijking van omzetaandelen een onderschatting van het belang van de CDS. Gezien de grote verschillen in het belang van de inkopen van grond- en hulpstoffen tussen de sectoren, levert een beschouwing van de bruto toegevoegde waarde een reëler beeld van de betekenis van de CDS op. Van de totale bruto toegevoegde waarde behalen de CDS en de industrie de grootste aandelen met respectievelijk 47% en 25%. De totale handel - detailhandel plus groothandel - blijft, met een aandeel van bijna 19%, daarbij achter (zie figuur 3).
1
De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002, EIM, december 2002.
13
figuur 3
aandeel van de dienstensector in het totale particuliere bedrijfsleven in 2001
ondernemingen per 31-12-2000
omzet
werkgelegenheid in arbeidsjaren
25%
49%
51%
48%
52%
75%
bruto toegevoegde waarde
brutowinst
37% 47% 53%
63%
Bron: CBS, EIM.
E x p o r t C D S k a m p t m e t a f g e s c h e r md e n a t i o n a l e d e e l m a r k t e n De meeste export wordt - absoluut gezien - gerealiseerd door de bedrijven in de industrie. Van de totale exportprestatie van het particuliere bedrijfsleven van € 250 miljard levert de industriële sector € 125 miljard. De export van de CDS omvat een breed scala aan activiteiten zoals ingenieursdiensten ten behoeve van bouwprojecten in het buitenland. Ook havendiensten en scheepsreparaties ten behoeve van buitenlandse reders behoren hiertoe. Voorts vallen de vervoersdiensten door Nederlandse bedrijven buiten onze landsgrenzen hieronder. Het blijkt overigens dat er door diverse soorten van belemmeringen (plaatselijke regelgeving) nog steeds afgeschermde nationale deelmarkten bestaan voor bijvoorbeeld financiële diensten, uiteenlopende zakelijke en persoonlijke diensten alsmede vervoersdiensten. De exportprestatie van de commerciële dienstensector van € 31 miljard in 2001 vormt dan ook een bescheiden deel van de totale export van het particuliere bedrijfsleven. Arbeidsproductiviteit CDS onder het gemiddelde De gemiddelde arbeidsproductiviteit in het particuliere bedrijfsleven ligt - uitgedrukt als de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten (fk) per arbeidsjaar - met € 57.000 hoger dan die van de CDS (€ 55.300). De arbeidsproductiviteit in de groothandel is het hoogst en die in de detailhandel het laagst. De arbeidsproductiviteit van de dienstverlening wordt afgeremd door onvoldoende instroom van nieuwe werknemers met de juiste kwalificaties.
14
2.5
De dienstensector in internationaal perspectief Zakelijke dienstverlening in Nederland kenmerkt zich door openheid Uitbesteding van dienstenactiviteiten door andere bedrijven is in de jaren tachtig de drijvende kracht geweest achter de groei van de zakelijke dienstverlening. In vergelijking met andere landen is in Nederland sprake geweest van een inhaalslag en dus een flinke groei van het aantal bedrijven in de sector. Dit concludeert het Centraal Planbureau in een recente studie naar oorzaken en kenmerken van de groei van de zakelijke 1 dienstverlening in Nederland . Uit het onderzoek blijkt dat buitenlandse leveranciers Nederland en Ierland kwalificeren als de meest open markten voor zakelijke diensten. Dit komt ook tot uitdrukking in het feit dat zowel de import als de export van zakelijke diensten in Nederland hoger ligt dan in andere benchmarklanden. In vergelijking met andere landen kampen relatief veel zakelijke dienstverleners in Nederland met een tekort aan gekwalificeerde mensen en is sprake van een beperkte innovativiteit in de sector. Nederland een van de koplopers in Europa ten aanzien van uitbesteding van diensten De sterke stijging van de zakelijke dienstverlening in een land is een teken van een trend tot uitbesteding van niet-kernactiviteiten. Het uitbesteden van reclameactiviteiten, uitzendkrachten inhuren, het laten uitvoeren van onderzoek en beveiliging en het laten verrichten van schoonmaakwerkzaamheden zijn diensten die worden beschouwd als de belangrijkste dragers van de uitbestedingstrend. In figuur 4 is een beeld geschetst hoe Nederland op deze diensten scoort in vergelijking met een aantal benchmarklanden. figuur 4
bijdrage zakelijke diensten aan BNP (in procenten, 1999)
advertenties
uitzendwezen
onderzoek en beveiliging
schoonmaak
totaal
0
0,5 België
1 Duitsland
1,5 Frankrijk
2 Nederland
2,5
3
Verenigd Koninkrijk
Bron: Eurostat, 2002, European Business, Facts and Figures, Part 3, data 1990-2000.
1
H.L.M. Kox, 2002, Growth challenges for the Dutch business service industry; international comparison and policy issues, Centraal Planbureau.
15
Figuur 4 laat zien dat Nederland met name hoog scoort als het gaat om het uitbesteden van marketing, zoals reclame en advertenties. Ook de schoonmaakbranche is relatief goed ontwikkeld. Het beroep dat Nederlandse bedrijven doen op het uitzendwezen, blijft duidelijk achter bij landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Arbeidsproductiviteit Nederlandse dienstensector blijft achter bij EU De arbeidsproductiviteitsontwikkeling in Nederland blijft zowel in de dienstensector als voor het gehele bedrijfsleven achter bij het Europese gemiddelde. Figuur 5 geeft een overzicht van de gemiddelde ontwikkeling op jaarbasis van de arbeidsproductiviteit in de EU-15 over de periode 1995-2000. In de figuur staan zowel de uitkomsten voor de dienstensector, als voor de industrie en het totale bedrijfsleven weergegeven. Gemiddeld komt de Nederlandse dienstensector uit op een arbeidsproductiviteitsontwikkeling van 1,5% per jaar; voor de EU-15 ligt dit percentage op 4,2%. Een mogelijke oorzaak van deze achterblijvende groei is het grote aandeel parttimers dat in Nederland in de dienstensector werkzaam is; de data in de figuur zijn namelijk gebaseerd op de arbeids1 productiviteitsontwikkeling per werkende . In vergelijking met het Europese gemiddelde scoort met name Ierland hoog; dit geldt zowel voor de dienstensector als voor de industrie en het gehele bedrijfsleven. Finland daarentegen laat een minder positief beeld zien over de periode 1995-2000; juist in de dienstensector is hier sprake van een flinke daling van de arbeidsproductiviteit. figuur 5
gemiddelde jaarlijkse ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit per werkende in verschillende landen in de CDS, de industrie en het totale particuliere bedrijfsleven (1995-2000) België
Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Spanje Verenigd Koninkrijk Zweden EU-15 -15,0
-10,0 diensten
-5,0
0,0
5,0 totaal
10,0
15,0
20,0
industrie
Bron: Observatory for European SMEs 2002/No. 2: SMEs in Europe, including a first glance at EU Candidate Countries.
1
16
Zie voor andere mogelijke verklaringen ook W.H.J. Verhoeven et al., 2002, Ontwikkeling arbeidsproductiviteit in de publieke sector, 2003-2006, EIM, Zoetermeer.
Hoog aandeel advertentie-uitgaven in Nederland in dagbladen De totale uitgaven aan advertenties in Nederland bedroeg in 2000 naar schatting zo’n 3,5 miljard euro. Veel van deze advertentie-uitgaven komen terug in dagbladen; in Nederland is dit maar liefst 48% (zie figuur 6). Ook tijdschriften nemen in Nederland een belangrijk deel van de totale advertentie-uitgaven voor hun rekening. Daarmee lijkt in Nederland de verschuiving in de advertentie-uitgaven van gedrukte media naar elektronische media, zoals tv, nog in beperkte mate te hebben plaatsgevonden. figuur 6
bestedingen aan advertenties in verschillende landen naar medium (2000)
België
Duitsland
Frankrijk
Nederland
Verenigd Koninkrijk
EU-15
0%
10% kranten
20%
30% televisie
40%
50%
60%
tijdschriften
70%
80%
radio
90%
100%
overig
Bron: Eurostat, 2002, European Business, Facts and Figures, Part 3, data 1990-2000.
Vrouwen goed vertegenwoordigd in de financiële dienstverlening Gegevens uit de jaarlijkse Labour Force Survey van Eurostat laten zien dat het aandeel vrouwen dat werkzaam is in de financiële dienstverlening in Europa in de periode 19952000 licht is toegenomen tot 48% (zie figuur 7). In vrijwel alle landen is sprake van een toename; alleen België kende een kleine teruggang en blijft ook over het geheel genomen met iets meer dan 40% achter bij de rest van Europa. Dat geldt trouwens ook voor Nederland, waar de financiële dienstverlening voor 43% bestaat uit vrouwen. Zweden voert de lijst in Europa aan; hier ligt het aandeel vrouwen in de sector op 60%.
17
figuur 7
aandeel vrouwen in de financiële dienstverlening in verschillende landen (1995 en 2000)
België Denemarken Duitsland Frankrijk Ierland Nederland Spanje Verenigd Koninkrijk Zweden EU-15 0
10
20
30
1995
40
50
60
70
2000
Bron: Eurostat, 2002, European Business, Facts and Figures, Part 3, data 1990-2000.
2.6
Algemene trends voor de dienstensector Veranderende leeftijdsopbouw onder beroepsbevolking beïnvloedt ontwikkeling diensten De groei van de dienstensectoren hangt mede samen met de groei en de veranderende leeftijdsopbouw van de beroepsbevolking. Het aantal twintigers loopt terug, terwijl het aantal 50-plussers fors toeneemt. Het aantal twintigers is sinds 1990 teruggelopen van 2,6 miljoen naar 2,1 miljoen. De komende tien jaar zal dit aantal niet sterk veranderen. Het aantal 50-64-jarigen is sinds 1990 toegenomen van 2,2 miljoen naar 2,8 miljoen. 1 De komende tien jaar zal er een verdere stijging plaatsvinden, tot 3,3 miljoen in 2010 . Met de verandering in de leeftijdssamenstelling van de beroepsbevolking is ook het groeitempo van de potentiële beroepsbevolking veranderd. Tot 1990 groeide de potentiële beroepsbevolking met meer dan 100.000 personen per jaar. In de jaren negentig is dit aantal teruggelopen tot minder dan 70.000. Omdat in die periode de arbeidsparticipatie, vooral van vrouwen, sterk toenam, vond er toch een aanzienlijke groei plaats van de beroepsbevolking. De komende jaren zal de groei van de potentiële beroepsbevolking echter nog verder teruglopen. Welke invloed hiervan zal uitgaan op de ontwikkeling van de dienstensector is de vraag. Er blijft namelijk in de dienstensector de komende jaren een sterke behoefte aan arbeidskrachten. De arbeidsproductiviteitsstijging zal bij een grote schaarste aan arbeidskrachten een bijdrage aan de groei van de dienstensectoren moeten leveren.
1
18
De Nederlandse economie 2001, CBS.
Bijdrage dienstverlening aan macro-economische productiviteitsgroei kan worden vergroot De dienstverlening is uitgegroeid tot een zwaargewicht in de Nederlandse economie. De sector valt echter al jaren op door zijn zwakke productiviteitsgroei. Wanneer dit zo blijft, kan dit de macro-economische productiviteitsstijging en daarmee de groei van de Nederlandse economie de komende jaren remmen. Toch hoeft deze zogenoemde ‘ziekte van Baumol’ Nederland niet te treffen. De dienstverlening kan namelijk de productiviteit van haar klanten verhogen. Er zijn beleidsopties om de bijdrage van de dienstverlening aan de macro-economische productiviteitsgroei te vergroten. Onder meer het ‘uitlokken’ van buitenlandse concurrentie en het aanmoedigen van meer innovatieve in1 spanningen zijn het overwegen waard . De klantspecifieke, kennisintensieve dienstverlening speelt op twee terreinen een belangrijke rol in de moderne kennisinfrastructuur: - Originele innovaties. Hightech branches zoals softwarebedrijven, ingenieursbureaus en contractresearchinstituten (zoals TNO) voeren zelf intensief innovaties uit. Andere branches leveren innovaties op niet-technologisch gebied, bijvoorbeeld op het terrein van organisatiestructuur, marketing, personeelsbeleid, PR, inkoopbeleid of marktpositionering. - Kennisdiffusie. Veel dienstverleners zijn actief op het gebied van kennisdiffusie. Deze bedrijven hebben een speciale rol doordat ze bij veel klanten ‘in de kenniskeuken’ mogen kijken. Ze conceptualiseren en formaliseren gelokaliseerde kennisontwikkeling, de zogenaamde tacitkennis. Ze selecteren daaruit best practice informatie, die vervolgens weer als input wordt gebruikt en getest bij volgende klanten. Via dit diffusieproces draagt de zakelijke dienstverlening op tal van competentieterreinen bij aan vernieuwing en efficiëntieverbetering. Vaak gaat het daarbij om niettechnologische innovaties. Bron: Centraal Economisch Plan, CPB, Den Haag, april 2002.
Consumentendienstverlening heeft grote impact op Nederland De consumentendienstverlening heeft grote invloed op o.a de economische bestem2 mingsstructuur van Nederland . Vrije tijd is momenteel namelijk meer dan de tijd die je zelf kunt besteden; het is uitgegroeid tot een alomtegenwoordige cultuur van fun met een reusachtige economische betekenis. De vrijetijdsindustrie heeft de inrichtingsstructuur van Nederland beïnvloed. Was tot lang na de oorlog de woningbouw nog het structurele principe achter de inrichting van Nederland, nu is dat pret. Door de behoefte aan vermaak worden historische binnensteden veranderd, de natuur en het cultureel erfgoed wordt vermarkt, en de leisure-bestemmingen en attractieparken ontwikkelen zich. Toenemende behoefte aan veiligheid, gezondheid en zekerheid Het gezondheidsbewustzijn van de consument is gegroeid. Consumenten keren zich in grote groepen af van producten, wanneer deze niet veilig lijken. Een goede en veilige leefomgeving heeft naast gezondheid een hoge prioriteit. Hierbij gaat het om wonen, werken en uitgaan. De consument verwacht passende maatregelen van de overheid en
1
2
Zie F.W. Suijker, A.E. Kuijpers, M.F. van Dijk, H.L.M. Kox en H.P. van der Wiel, De commerciële dienstverlening:een heterogene sector met gunstige groeiperspectieven, CPB, 2002. Tracy Metz, Pret! Leisure and landschap, NAI publishers.
19
1
van de dienstverlenende bedrijven om een veilige leefomgeving in stand te houden . Consumenten gaan op zoek naar alternatieven zodra er aanwijzingen zijn dat ze risico’s lopen. Dienstverleners gaan hiermee - al dan niet op basis van overheidsvoorschriften steeds meer rekening houden door bijvoorbeeld zuiverheid van producten, de bouw en inrichting van hun pand en regels rond drankverstrekking. Dienstverleners op zoek naar financiers Door een afnemende economische groei wordt het risicomijdend gedrag van de reguliere financiers als banken groter. Sectoren met een laag rendement worden hiervan de dupe. Door de toenemende eisen van banken kunnen veel ondernemers niet aan de vereiste zekerheden voldoen. Dienstverlenende sectoren met weinig financiële inbreng en veel onzekerheden hebben hiermee te kampen. Banken ervaren de plannen als te risicovol. De ondernemers gaan dan op zoek naar andere financiers, zoals toeleveranciers en producenten die met minder zekerheden genoegen nemen. Wel krijgt men dan in een aantal gevallen behalve met rente en aflossing te maken met bijvoorbeeld verplichtingen binnen afnamecontracten. Nieuwe diensten en distributiekanalen Het on-line overboeken van betalingen en het kopen en verkopen van aandelen via internetbanken is in Europa en de VS al sectorbreed geïntroduceerd. E-billing, het elektronisch rekeningen versturen via een website (van een niet-financiële instelling) is in opkomst in de VS. Banken en niet-financiële instellingen concurreren met elkaar om het directe contact met de klant. ‘Geaggregeerde’ websites moeten op termijn de klant toegang geven tot al zijn rekeningen. In enkele Scandinavische landen en de VS kunnen gebruikers parkeergeld of frisdrank betalen met de mobiele telefoon. In de VS is het verrichten van betalingen mogelijk met handpalm computers. Telecomfabrikanten en -operators sluiten allianties met banken om nieuwe mobiele betalingssystemen te kunnen ontwikkelen. Supermarkten, warenhuizen en cafés worden ingezet voor het leveren 2 van financiële diensten . Concurrentie van diensten uit buitenland neemt toe De in- en uitvoer van diensten neemt verder toe. Zowel het volume van ingevoerde diensten als de prijs daarvan stijgt. Met name de invoer van telecommunicatiediensten groeit. Dit is ook het geval met de invoer van zakelijke dienstverlening, zoals intraconcernleveringen, reclame, computerservices en bankdiensten. De volumegroei van de ex3 port van diensten blijft achter bij die van de invoer . Door de invoering van de euro is het voor de consument gemakkelijker om de prijzen in de lidstaten van de Europese Unie met elkaar te vergelijken. Naar verwachting zullen de huidige prijsverschillen wel kleiner worden, maar niet geheel verdwijnen. Verwacht wordt dat de onderlinge concurrentie zich minder zal concentreren op de prijsstelling van diensten en producten en meer op de kwaliteit, ambiance, beleving en persoonlijke benadering.
1
2
3
20
Bedrijfschap Horeca, Kompas voor beleid voor 2003, Bedrijfschap Horeca, 2002. T. Jansen, (e-)Toetreders en doorbraaktechnologieën in de financiële sector, EIM, maart 2001. CBS, De Nederlandse economie 2001.
2.7
Algemene prognoses voor de dienstensector voor 2002 en 2003 Economische groei valt in CDS relatief gunstig uit In tabel 4 zijn de prognoses voor de CDS voor 2002 en 2003 opgenomen. Alle sectoren ondervinden de gevolgen van de groeivertraging van de economie in 2002. De minder sterke omzetgroei in de dienstensector komt dan ook grotendeels voort uit de grote afhankelijkheid van de dienstverlening van de rest van het bedrijfsleven. De vooruitzichten worden mede bepaald door de productie in de industrie en de bouw in Nederland. Zo worden consultants en adviesbureaus vaak bezuinigingsposten als het in de industrie wat minder gaat. Verwacht wordt dat de omzet van het particuliere bedrijfsleven in 2003 zal toenemen met 1,00%. De groei in de CDS in 2003 zal op ongeveer hetzelfde niveau liggen. tabel 4
prognose van de volumeontwikkeling van de omzet van de dienstensector en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2002
2003
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-0,50
1,00
0,25
1,00
-1,75
1,00
0,00
-2,00
groothandel
-0,50
2,25
detailhandel
0,25
0,50
waarbinnen: dienstverlening industrie bouw
Bron: CPB, bewerking EIM.
De prijzen stijgen in 2002 en 2003 met respectievelijk 1,75 en 2,25%. De invoering van de euro heeft met name in een aantal consumentendienstverlenende bedrijven zoals hotels en restaurants een opwaarts prijseffect bewerkstelligd. De gemiddelde prijsstijging in de dienstverlening ligt daarmee boven die in het gehele bedrijfsleven (zie tabel 5). Het relatief grote aandeel van de loonsom en het feit dat de CAO-lonen sterk zijn gestegen spelen hierbij een rol. Ook de overige kosten nemen door gemeentelijke heffingen en investeringen ten behoeve van de veiligheid, toe. De dienstverlenende bedrijven hebben dientengevolge vaak een lage winst. tabel 5
prognose van de prijsontwikkeling van de omzet van de dienstensector en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2002
2003
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
1,75
2,25
waarbinnen: dienstverlening
3,50
2,75
industrie
0,00
1,75
bouw
3,75
3,75
groothandel
0,75
1,75
detailhandel
3,25
2,75
Bron: CPB, bewerking EIM.
21
Voor de komende jaren is de verwachting dat de winstmarges per eenheid product opnieuw verder zullen dalen. Onder invloed van binnen- en buitenlandse concurrentie zullen ondernemers hun kostenstijgingen niet volledig kunnen doorberekenen in de prijzen. De mate waarin kostenstijgingen doorberekend kunnen worden is per sector verschillend. De dienstverlening heeft een prijsontwikkeling die tussen die van de bouw en de detailhandel in ligt en heeft te kampen met zowel sterke concurrentie als het moeilijk aantrekken van goed gekwalificeerd personeel. Werkgelegenheidsdaling in commerciële dienstverlening De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de dienstverlening is negatief. Over 2002 is de werkgelegenheid in de CDS met 0,50% afgenomen (zie tabel 6). De arbeidsproductiviteit neemt daarbij licht toe. De daling van de werkgelegenheid in de CDS ligt in 2003 op ongeveer hetzelfde niveau als in 2002. De industriële sector heeft in 2002 en 2003 te maken met een fors dalende werkgelegenheid. Er is hierbij sprake van een verdergaande reallocatie van technici van de industrie naar de dienstensector. Voor technisch opgeleiden is derhalve ook sprake van een tertiarisering van de werkgelegenheid. tabel 6
prognose van de werkgelegenheidsontwikkeling (arbeidsjaren) van de dienstensector en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2002
2003
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-1,25
-0,75
dienstverlening
-0,50
-0,50
industrie
-5,00
-2,25
bouw
-0,75
0,00
groothandel
-1,50
-0,50
detailhandel
0,25
0,00
waarbinnen:
Bron: CPB, bewerking EIM.
Met de huidige kenniseconomie is er een ‘upgrading’ van het gevraagde opleidingsniveau binnen vrijwel alle sectoren van de economie. Vooral de vraag naar personeel met een hogere opleiding in de diensten- en de quartaire sector zal de komende jaren naar verwachting groeien. Het aantal zelfstandigen stijgt relatief licht. Tevens is er een explosieve groei van het aantal ICT-faillissementen. Winststijging CDS in 2002 en 2003 matig De winststijging van de CDS beloopt 4,25% in 2002. Voor 2003 wordt evenals voorgaande jaren rekening gehouden met een stijging van de loonsom per werknemer in de CDS. Mede door deze ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat de winsten in de CDS in 2003 met 4% groeien. Ten opzichte van de andere sectoren is de winstontwikkeling overigens goed te noemen. Alleen de bouwsector kent in 2002 een hogere winstontwikkeling, maar moet daar in 2003 op inleveren (zie tabel 7).
22
tabel 7
prognose van de winstontwikkeling van de dienstensector en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2002
2003
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
2,00
1,50
4,25
4,00
-1,75
0,00
6,00
-3,25
groothandel
-1,25
1,50
detailhandel
2,25
-2,50
waarbinnen: dienstverlening industrie bouw
Bron: CPB, bewerking EIM.
23
3
Ontwikkeling in bedrijfsnetwerken
3.1
Inleiding
1
Voor de ontwikkeling van sectoren en de branches daarbinnen is het midden- en klein2 bedrijf van groot belang. Niet alleen zijn deze bedrijven qua aantal in de meeste sectoren dominant, maar ook worden zij beschouwd als een bron voor vernieuwing en als de motor van de economische bedrijvigheid. Bij de realisatie hiervan kan MKB-concentratie oftewel bedrijfsgerichte samenwerking tussen MKB-bedrijven een belangrijke functie hebben. In dit verband spreekt men wel van MKB-samenwerkingsverbanden of MKB3 4 bedrijfsnetwerken . Bezien naar aard van concentratie opereert de kleine en middelgrote onderneming als volledig solitaire, ongebonden economische entiteit, dan wel als een in zekere mate ge5 integreerd onderdeel van een informeel of formeel samenwerkingsverband . Formele samenwerking kan daarbij zelfs de vorm krijgen van volledige strategische en operationele samenwerking, zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij hardfranchise-constructies in de detailhandel (volledige concentratie). De samenwerking bij MKB-bedrijfsnetwerken kan op velerlei wijzen tot uitdrukking komen. Hierbij kan onder meer een onderscheid gemaakt worden tussen: - commerciële samenwerking, oftewel deelname aan een samenwerkingsverband dat gericht is op versterking van handelsactiviteiten (in- en verkoop); - strategische samenwerking, oftewel samenwerking gericht op de versterking van de longterm-marktpositie van de samenwerkende bedrijven; - ketensamenwerking: samenwerking die gericht is op verbetering van operationele distributieve ketenprocessen en keteninformatie (bijvoorbeeld op het gebied van de logistiek, ICT en ECR); - technologische-kennissamenwerking: samenwerking gericht op de versterking van de kennispositie van de samenwerkende bedrijven (bijvoorbeeld door gezamenlijke R&D); - kennissamenwerking: samenwerking gericht op de versterking van de toegang van bedrijven tot allerlei bronnen van bedrijfs- en marktkennis en uitwisseling van deze kennis tussen de samenwerkende partners;
Bedrijfsnetwerken voor kennisuitwisseling tot strategische krachtenbundeling
1
2
3
4
5
Door drs. F. Pleijster. In dit hoofdstuk worden de termen bedrijf (bedrijven) en onderneming(en) als synoniemen van elkaar beschouwd. Gezien de vervlechting van strategieën, ICT-informatiestromen en operationele activiteiten bij veel samenwerkingsverbanden op verschillende niveaus (schakels) in de bedrijfskolom, wordt samenwerking tussen bedrijven momenteel ook aangeduid met de term ‘bedrijfsnetwerken’. In deze beschouwing worden de termen MKB-bedrijfsnetwerken en MKB-samenwerkingsverbanden als synoniemen voor elkaar gebruikt. Deelname aan brancheorganisaties wordt niet gerekend tot participatie in een bedrijfsnetwerk en valt verder buiten de context van deze analyse. Van formele samenwerking is sprake wanneer de samenwerking is geïncorporeerd in een samenwerkingsverband oftewel bedrijfsnetwerk dat daartoe speciaal is opgericht en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zelfstandige entiteit (rechtspersoonlijkheid).
25
-
technisch-operationele samenwerking: samenwerking gericht op de gezamenlijke productie en/of aansluiting van gezamenlijke productieprocessen (outsourcing, comakership).
In de laatste decennia wordt steeds meer het belang van samenwerking onderkend voor de versterking van de performance (weerstandskracht, innovatie, effectiviteit, added value, efficiency) van het MKB. De betekenis van samenwerking hiervoor wordt volgens velen nog versterkt door de toenemende invloed van ICT op bedrijfsprocessen en de mogelijk beperkte mate waarin het MKB, solitair, toegang kan krijgen tot de juiste ICT-kennis en in staat geacht moet worden om deze kennis te incorporeren in zijn bedrijf en om te vormen tot een effectief instrument. Sectorbrede informatie over samenwerking voor het MKB wordt niet structureel verzameld. Inzicht in de betekenis van samenwerking wordt dan ook beperkt tot de aandacht die hieraan ad hoc in afzonderlijke sectoren wordt geschonken. Voor de sectorscoop van 2002/2003 is ervoor gekozen om door middel van een enquête onder het 1 MKB-Beleidspanel meer inzicht te krijgen in samenwerking. In dit deel van de sectorscopen wordt een totaalbeeld van de samenwerking over alle sectoren geboden. In het bijzonder zal daarbij aandacht worden geschonken aan de kenmerken van samenwerking per sector en de verschillen tussen sectoren. Als -
sectoren worden onderscheiden: industrie bouw groothandel detailhandel dienstverlening.
Voor de afbakening van de sectoren wordt verwezen naar de omschrijving die wordt gegeven in de desbetreffende sectorscoop. Als -
onderwerpen komen in de navolgende paragrafen aan de orde: omvang van samenwerking motieven om nu samen te werken duur van de samenwerking samenwerkingsgebieden samenwerkingspartners typologie van de samenwerking motieven om niet samen te werken voorgenomen beëindiging van samenwerking en achterliggende motieven voorgenomen samenwerking binnen twee jaar en achterliggende motieven.
Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een korte slotbeschouwing, waarin met name aandacht zal worden geschonken aan de ontwikkeling van bedrijfsnetwerken tegen de achtergrond van de inzet van ICT voor bedrijfs- en ketenprocessen.
1
Het MKB-Beleidspanel bestaat uit bijna 1.500 ondernemers in het MKB. Drie keer per jaar worden meningen en ervaringen met beleidsrelevante onderwerpen gepeild.
26
3.2
Samenwerkende bedrijven
3 . 2. 1 O m van g va n de same n we rki ng Per 31 december 2001 participeerde ongeveer 35 procent van de kleine en middelgrote bedrijven in een bedrijfsnetwerk (ongeacht de aard hiervan). Dit komt neer op circa 175.000 ondernemingen. Voor het grootste deel gaat het hierbij om formele structuren (ruw geschat bij zo’n 75% van alle samenwerkende MKB-ondernemingen), maar ook 1 zijn er zeer veel netwerken met informele vormen van samenwerking .
Naar schatting zijn circa drie op de tien MKB-bedrijven verbonden aan een bedrijfsnetwerk
De participatie in bedrijfsnetwerken verschilt overigens duidelijk naar sector. In tabel 8 is een overzicht gegeven van de mate waarin bedrijfsnetwerken zich voordoen binnen het MKB. tabel 8
schatting van de participatie van MKB-ondernemingen in bedrijfsnetwerken naar sector
sector
MKB-participatie in netwerken in %
aantal participerende ondernemingen
industrie
20-25
8.000-12.000
bouw
20-25
13.000-17.000
groothandel
30-35
15.000-19.000
detailhandel
55-60
44.000-50.000
dienstverlening
28-33
80.000-90.000
totaal
33-37
160.000-190.000
De samenwerking beperkt zich overigens in veel gevallen niet tot één bedrijfsnetwerk. Ondernemingen maken in veel gevallen gebruik van de mogelijkheden die meer bedrijfsnetwerken hun bieden. Zo zetten zij het ene netwerk in om vooral voordelen te behalen met vormen van co-makership (samenwerking in het productieproces) of promotie (frontoffice-samenwerking), terwijl zij het andere netwerk inschakelen voor inkoopprocessen, information-sharing of logistieke samenwerking (backoffice-processen). Op basis van het MKB-Beleidspanel kan voorzichtig geschat worden dat circa eenderde deel van de samenwerkende MKB-bedrijven (zo’n 55.000 tot 60.000 ondernemingen) is aangesloten bij meer dan één bedrijfsnetwerk
Variatie in netwerkvormen maakt participatie in meer dan één netwerk mogelijk
3 . 2. 2 De d uu r v an de sa men we rki ng Samenwerking is zeker niet iets van het laatste decennium. Veel bedrijven zijn reeds jarenlang aangesloten bij een samenwerkingsverband. Zo laat een onderzoek van EIM uit 1980 reeds zien dat destijds in de detailhandel meer dan 30% van de kleine en middel2 grote detailhandelsbedrijven participeerde in een commercieel samenwerkingsverband . Destijds was de samenwerking in de detailhandel veelal gericht op belangrijke onderdelen van het commerciële beleid tot en met het volledige strategische bedrijfsbeleid. De eerste jaren van de jaren tachtig betekenden de echte doorbraak van franchising in detailhandel en horeca. In latere jaren volgde met name de doorbraak van franchising in
1
2
Uit de verkregen informatie kan niet in alle gevallen sluitend worden afgeleid of er sprake is van formele dan wel informele samenwerking. In de verdere analyse is dit onderscheid dan ook niet nader uitgewerkt. Destijds deed de term bedrijfsnetwerk nog geen opgang. Deze term is meer in gebruik sinds het midden van de jaren negentig.
27
de zakelijke dienstverlening (automatisering, financiering, makelaardij, accountancy, hotelwezen e.d.). Wil de samenwerking tot goede resultaten kunnen leiden, dan zal deze veelal voor langere duur worden aangegaan. Het grote aantal jaren gedurende welke zeer veel bedrijven momenteel al zijn aangesloten bij een bedrijfsnetwerk, illustreert dit. In tabel 9 is hiervan een overzicht opgenomen met een uitsplitsing naar sector. Uit de tabel blijkt dat momenteel tweederde van het aantal samenwerkende bedrijven al 5 jaar of meer bij een bedrijfsnetwerk is aangesloten.
Participatie in bedrijfsnetwerken geschiedt voor een lange reeks van jaren
tabel 9
duur van de samenwerking, in procenten van het aantal samenwerkende MKB-bedrijven per sector
sector
10 jaar of langer
5 tot 10 jaar
1 tot 5 jaar
minder dan 1 jaar
industrie
46
18
30
6
bouw
39
30
25
6
groothandel
36
36
28
-
detailhandel
58
22
17
3
dienstverlening
35
27
35
3
totaal MKB
41
28
28
3
3 . 2. 3 Mo tie ve n om sa men te we rke n De motieven voor samenwerking hangen sterk samen met de sector waarin het MKBbedrijf actief is, met de dynamiek in marktontwikkeling, met de complexiteit van de bedrijfsvoering, met de eigen concurrentiesituatie, met de eigen toegankelijkheid tot cruciale bedrijfs-, technologische en marktinformatie, met de druk die partijen in de bedrijfskolom uitoefenen tot samenwerking, met de gepercipieerde winstmogelijkheden 1 van samenwerking, met de (nood)situatie waarin het bedrijf verkeert etc. In tabel 10 wordt op basis van de enquête onder het MKB-Beleidspanel een beeld geschetst van de argumenten die momenteel als belangrijk worden ervaren om samen te werken.
1
28
In het begin van de jaren tachtig werd strategische samenwerking, in het bijzonder participatie in een franchiseketen, door verschillende instanties wel gezien als een noodsprong voor bedrijven die geen andere oplossing meer zagen voor hun bedrijfsproblemen. Inmiddels is strategische samenwerking veel meer een doelgerichte, strategische keuze geworden uit hoofde van bewust gestelde bedrijfsdoelen voor de lange termijn.
tabel 10
belangrijke redenen voor MKB-bedrijven om zich aan te sluiten bij een bedrijvennetwerk, score in procenten van het totale aantal MKB-bedrijven die participeren in bedrijfsnetwerken
reden (meer dan één antwoord mogelijk)
%
efficiency: reductie van bedrijfskosten, versoepeling van bedrijfsprocessen
38
kennispositie: toegang tot informatie over bedrijven, bedrijfsprocessen, marktinformatie
35
bedrijfsstrategie: langetermijnbeleid, verbetering positie t.o.v. concurrenten
29
inkoopproces: goedkoper inkopen, efficiënter inkopen, versterken inkoopkracht
19
synergie: verbetering van bedrijfsperformance op uiteenlopende punten
4
verkoop: verbetering klantenbenadering, versterking klantenkring, marktbereik
3
personeel: verbetering wervingsprocessen, opleiding personeel
2
overig: voorschrift van bank, leverancier, continuïteit, etc.
1
Uit de gegeven motieven komt duidelijk naar voren dat er vier duidelijke gebieden zijn waarop/waarmee het MKB zijn bedrijfsvoering wil verbeteren door middel van samenwerking in een bedrijvennetwerk: - de efficiëntie in de bedrijfsvoering; - de toegang tot en het doelmatige gebruik van informatie op essentiële bedrijfsterreinen (bedrijfsbeleid, bedrijfsprocessen, technologie, markt); - de bedrijfsstrategie: verbetering van de concurrentiepositie op de afzetmarkt voor de lange termijn; - inkoop: versterking van de positie van het bedrijf t.o.v. de leverancier.
De samenwerking in bedrijfsnetwerken betreft veelal complexe beleidsterreinen
Opmerkelijk is dat de meeste bedrijven bedrijfsnetwerken zien als een middel om complexe bedrijfsaspecten aan te pakken. Daarbij gaat het gewoonlijk niet om eenvoudig af te bakenen vraagstukken, maar om gebieden waarvoor een langdurige samenwerkingsrelatie vereist is, wil het tot wezenlijke versterking van het bedrijf komen. Uit het feit dat bedrijven meer zaken naast elkaar noemen, blijkt wel dat samenwerking door zeer veel kleine en middelgrote bedrijven niet gezien wordt als een middel om voor enkele terreinen een ondersteuning of oplossing te bieden, maar als een middel dat ingezet wordt voor een uiteenlopende range van bedrijfsdoelen. De invulling van de samenwerking behoeft overigens niet op alle gebieden te geschieden door één en dezelfde organisatie. Zo is al gebleken dat circa eenderde deel van alle samenwerkende 1 bedrijven is aangesloten bij meer dan één bedrijfsnetwerk .
3 . 2. 4 Te rrei nen waa ro p wo rd t sa men ge we rk t Samenwerking vindt op veel gebieden plaats: van eenvoudige ondersteuning bij administratieve processen en simpele vormen van onderlinge bedrijfsvergelijking, via gemeenschappelijke uitvoering of afstemming van productieprocessen (co-makership, outsourcing) en andersoortige operationele processen (logistieke afstemming, ICT-procedures) tot een samenwerking waarbij het gaat om het geheel van operationele activiteiten en het volledige strategische bedrijfsbeleid (beleidsvoorbereiding, -vaststelling, -uitvoering
1
Daarnaast zijn met het oog op de informatievoorziening zeer veel bedrijven ook nog aangesloten bij een brancheorganisatie. Dit toont wel de sterke drang van veel kleine en middelgrote bedrijven om geïnformeerd te zijn over de vele aspecten die hun bedrijf en markt aangaan.
29
en -evaluatie). In tabel 11 wordt een samenvattend overzicht gegeven van de terreinen waarop wordt samengewerkt tabel 11
terreinen waarop in bedrijfsnetwerken wordt samengewerkt door MKBbedrijven, score in procenten van het totale aantal samenwerkende MKBbedrijven score in % totaal aantal samenwerkende MKB-
samenwerkingsgebieden
ondernemingen
informatievoorziening
61
marketing en verkoopbevordering
61
het feitelijke dienstverleningsproces
58
administratie, automatisering
53
inkoop van eindproducten voor de consumentenmarkt
49
bedrijfsprofilering: het gebruik van de handelsnaam
39
het logistieke proces (goederenstroombeheersing)
37
het handels- en winkelproces
36
inkoop van halffabrikaten en onderdelen
31
profilering: gebruik winkelformule
30
het feitelijke productieproces
29
financiering
14
personeel, scholing, werving
2
overige (e-commerce, inkoop energie, kantoorbenodigdheden e.d.)
2
Naar sectoren bezien zijn er duidelijk verschillen in zwaartepunten van de samenwerking. In tabel 12 wordt dit geïllustreerd, door aan te geven voor welke sectoren bepaalde terreinen van samenwerking vooral wel en voor welke zij met name minder relevant zijn.
30
tabel 12
Vooral in de detailhandel beslaat de samenwerking in bedrijfsnetwerken een zeer breed terrein
verschillen naar sectoren in samenwerkingsgebieden relatief sterk van be-
relatief weinig van
samenwerkingsgebieden
tekenis voor
betekenis voor
informatievoorziening
groothandel
bouw
marketing en verkoopbevordering
detailhandel
bouw
het feitelijke dienstverleningsproces
groot- en detailhandel
industrie, bouw
administratie, automatisering
detailhandel
industrie, bouw
inkoop van eindproducten voor consumentenmarkt
detailhandel
industrie, diensten
bedrijfsprofilering: het gebruik van de handelsnaam
detailhandel
alle andere sectoren
het logistieke proces (goederenstroombeheersing)
detailhandel
bouw, diensten
het handels- en winkelproces
detail- en groothandel
alle andere sectoren
inkoop van halffabrikaten en onderdelen
bouw, industrie
alle andere sectoren
profilering: gebruik winkelformule
detailhandel
alle andere sectoren
het feitelijke productieproces
industrie, bouw
groothandel
financiering
detailhandel, bouw
alle andere sectoren
personeel, scholing, werving
bouw
alle andere sectoren
overige
n.v.t.
n.v.t.
Uit de verschillen naar sector kan worden afgeleid dat met name in de detailhandel de samenwerking zich sterk ontwikkeld heeft en een breed terrein van de bedrijfsvoering beslaat, in het bijzonder ook strategische beleidsonderdelen. In de bouw en de industrie is de samenwerking minder sterk verbreid, minder veelomvattend en vaker gericht op directe operationele activiteiten. Opvallend is dat met name in de bouw de samenwerking ook bewust gericht wordt op de werving van personeel, iets wat in de andere sectoren nadrukkelijk minder aan de orde is. Deze situatie is in zekere zin illustratief voor de personeelsproblematiek waar de bouw mee wordt geconfronteerd.
3 . 2. 5 Pa rtners i n he t ne twe rk De kleine en middelgrote bedrijven werken in een bedrijfsnetwerk samen met sterk uiteenlopende partners. Daarbij kan in dit verband gedacht worden aan leveranciers van eindproducten, van onderdelen en accessoires, van halffabrikaten, aan co-makers, nutsbedrijven, ICT-bedrijven, banken en verzekeraars, collega-ondernemers (horizontale samenwerking), afnemers (dealers) etc. In tabel 13 wordt een overzicht geboden van de aard van de partners. Countervailing power door horizontale samenwerking
Uit het overzicht komt duidelijk naar voren dat samenwerking met gelijksoortige ondernemingen in alle sectoren domineert. We spreken dan van horizontale netwerken. Deze netwerken hebben veelal tot doel om een ‘countervailing power’ te ontwikkelen ten opzichte van concurrenten in de gelijke schakel van de bedrijfskolom (ook wel aangeduid met ‘marketingnetwerken’) ofwel ten opzichte van voorliggende schakels in de bedrijfskolom. In het bijzonder inkoopcombinaties stellen zich dit tot doel. Naast de horizontale netwerken zijn er ook de verticale en laterale netwerken. De verticale netwerken hebben betrekking op samenwerking tussen bedrijven op verschillende niveaus in de bedrijfskolom, en bij laterale netwerken gaat het om samenwerking tussen bedrijven die in verschillende bedrijfskolommen actief zijn. Kenmerkend voorbeeld van verticale samenwerking zijn de distributienetwerken tussen leverancier (producent)
31
en gezamenlijke afnemers in dealerorganisaties en/of franchiseketens. In geval van samenwerking tussen bijvoorbeeld producent aan de ene kant en logistieke dienstverlener, bank, ICT-bedrijf en dergelijke aan de andere kant is er sprake van laterale bedrijfsnetwerken. tabel 13
partners in het bedrijfsnetwerk, score per partner in % van het aantal MKBbedrijven die participeren in bedrijfsnetwerken score in % totaal aantal samen-
partner
werkende MKB-ondernemingen
gelijksoortige MKB-ondernemingen
75
groothandelaren
37
producenten van eindproducten
29
ICT-bedrijven
28
logistieke dienstverleners
23
toeleveranciers van halffabrikaten, onderdelen
20
banken, verzekeraars
20
kennisinstellingen, adviesbureaus
5
overig
tabel 14
10
verschillen in sectoren naar partners relatief sterk van
relatief weinig van
partner
betekenis voor
betekenis voor
gelijksoortige MKB-ondernemingen
bouw
n.v.t.
groothandelaren
bouw, detailhandel
diensten, groothandel
producenten van eindproducten
industrie, detailhandel
groothandel, diensten
toeleveranciers van halffabrikaten, onderdelen
industrie
diensten
logistieke dienstverleners
industrie, detailhandel
bouw
ICT-bedrijven
diensten
bouw, groothandel
banken, verzekeraars
detailhandel
alle overige sectoren
kennisinstellingen, adviesbureaus
diensten
alle overige sectoren
overig
n.v.t.
n.v.t.
In tabel 14 wordt aangegeven in welke sectoren nu juist relatief sterk wordt samengewerkt met een bepaald type partners en in welke sectoren dit minder het geval is. Uit de verschillenanalyse blijkt duidelijk dat elke sector zijn eigen typerende partners heeft. Zo zien we de groothandel vaak als een partner voor de detailhandel (en andersom), terwijl de industrie veel vaker een partnership aangaat met co-makers en leveranciers van halffabrikaten. Outsourcing is veel gebruikelijker in industriële omgevingen dan in handelsomgevingen.
3 . 2. 6 T yp olo gie va n de same nwe rki ng Doorgaans wordt de samenwerking in bedrijfsnetwerken getypeerd aan de hand van de kernactiviteit van het samenwerkingsverband. Gebruikelijk zijn de aanduidingen in-
32
kooporganisatie, marketingorganisatie, co-maker(partner)ship, dealerorganisatie, franchiseorganisatie, in- en verkooporganisatie e.d. In tabel 15 zijn de meest gebruikelijke aanduidingen opgenomen met de mate waarin deze binnen de bedrijfsnetwerken voorkomen. In afwijking van de vorige tabel is niet de volgorde in scoringspercentage aangehouden, maar de volgorde naar hiërarchie, oftewel centralisatie van besluitvorming. Als hoogste mate van centralisatie van besluitvorming (waarin de beleidsmatige besluitvorming geheel of vrijwel geheel geplaatst is bij een centrale organisatie) is aangemerkt de franchiseketen. Kennisuitwisselingsorganisaties zijn aangemerkt als bedrijfsnetwerken met de laagste graad van hiërarchie. Bij dergelijke organisaties zijn de samenwerkende partners nog geheel of vrijwel geheel ongebonden aan centrale afspraken. Veelal gaat het daarbij dan ook om vrije kennis en inzichten die de partners zelf naar eigen believen kunnen implementeren in hun bedrijf. In tabel 16 wordt een vergelijking tussen de verschillende sectoren gemaakt. Inkoopverenigingen bij bouw en industrie
Franchising voor dynamische consumentenmarkten
Uit tabel 15 komt naar voren dat de inkoopvereniging veruit het meest voorkomende type bedrijfsnetwerk is. In het bijzonder in de industrie en de bouw kenmerken de bedrijfsnetwerken zich door deze vorm. Franchiseketens komen in deze branches niet voor. De oorzaak hiervoor moet vooral gezocht worden in de aard van de klantenkring in de industrie en de bouw. Hierbij gaat het met name om een business-to-businessmarkt (B2Bmarkt) en niet om een consumentenmarkt (B2Cmarkt). In deze B2Bmarkt ligt de kracht van de marketing veel meer in persoonlijk en zakelijk relatiemanagement (één-op-één marketing) dan in een brede marketing (één-op-velen) door middel van op lokaal en landelijk niveau te communiceren uniforme bedrijfsuitstraling, zoals dit het geval is bij winkelketens in de detailhandel. Ook in de detailhandel heeft de inkoopvereniging het meeste gewicht, maar daarnaast speelt met name ook de franchiseorganisatie een grote rol. Deze franchiseorganisaties en andere centraal gestuurde strategische samenwerkingsvormen (zoals het vrijwillig filiaalbedrijf en centraal geleide retailorganisaties) zijn met name sterk aanwezig in detailhandelsbranches die zich kenmerken door een hoge dynamiek, een zeer krachtige interne concurrentie, dominantie van de grootwinkelbedrijven en een hoge inzet van het marketinginstrument ‘prijs’ (zoals dit het geval is bij de supermarkten, in de doehet-zelfbranche, onder de wit- en bruingoedzaken en delen van de kledingdetailhandel). Ook in de consumentendienstverlening (horeca, hotelwezen, financiële dienstverlening, makelaardij) en de op het kleinbedrijf gerichte zakelijke dienstverlening (automatisering, verzekeringsdiensten, financiële diensten) worden bedrijfsnetwerken veelvuldig als franchiseketens opgezet. Uit de typering van de samenwerkingsvorm blijken de ‘overige aanduidingen’ veelal te bestaan uit kwalitatieve omschrijvingen zonder concrete typeaanduidingen. Uit deze omschrijvingen blijkt wel dat het hierbij vaker gaat om kennisuitwisseling, gemeenschappelijke uitvoering van werk, incidentele projectsamenwerking, samenwerking op uitsluitend logistiek gebied, samenwerking met consultants e.d. Het lijkt erop dat het hierbij in veel gevallen gaat om niet-formele samenwerking, opgezet voor specifieke projecten, voor een bepaalde korte duur of voor een enkel probleemgebied.
33
tabel 15
type samenwerkingsverband score in % totaal aantal samen-
type
werkende MKB-ondernemingen
franchiseorganisatie
12
vrijwillig filiaalbedrijf
3
retailorganisatie
1
in- en verkooporganisatie
9
inkooporganisatie
32
dealerorganisatie
2
marketingorganisatie
3
verkooporganisatie
10
R&D-organisatie
4
ICT-samenwerking
2
overige aanduidingen
tabel 16
22
verschillen in sectoren naar type samenwerkingsverband relatief sterk van
relatief weinig van
type
betekenis voor
betekenis voor
franchiseorganisatie
detailhandel
industrie, bouw
vrijwillig filiaalbedrijf
detailhandel, diensten
industrie, groothandel
retailorganisatie
detailhandel
alle overige sectoren
in- en verkooporganisatie
detailhandel, groothandel
diensten, bouw, industrie
inkooporganisatie
industrie, bouw
groothandel, diensten
dealerorganisatie
bouw
alle andere sectoren
marketingorganisatie
industrie
alle andere sectoren
verkooporganisatie
bouw, groothandel
detailhandel
R&D-organisatie
diensten, industrie
groot- en detailhandel, bouw
ICT-samenwerking
diensten
alle andere sectoren
overige aanduidingen
diensten
detailhandel
3 . 2. 7 S to p pen me t same n we rke n Nog geen 5% van de samenwerkende MKBbedrijven overweegt de samenwerking binnen afzienbare termijn te beëindigen
34
Uiteraard zal niet elk bedrijf permanent aangesloten (willen) blijven bij een (c.q. hetzelfde) bedrijfsnetwerk. In tabel 17 is aangegeven hoe groot onder de bedrijven die deelnemen aan een bedrijfsnetwerk momenteel de geneigdheid is om de samenwerking binnen 2 jaar te beëindigen. Tekenend voor het vertrouwen dat men heeft in het netwerk is, dat momenteel amper 4% van de samenwerkende bedrijven overweegt om deze samenwerking te beëindigen. Als belangrijkste reden voor een mogelijke beëindiging wordt door deze beperkte groep van bedrijven genoemd dat het samenwerkingsverband te weinig biedt voor de prijs die men daarvoor moet betalen. Daarnaast wordt gewezen op ‘het aflopen van specifieke projecten’, op ‘gebrek aan alertheid’ en op ‘het niet kunnen waarmaken van de gestelde doelen’.
tabel 17
het deel van de samenwerkende MKB-bedrijven dat overweegt de samenwerking binnen 2 jaar te beëindigen (score in procenten en aantallen)
sector
3.3
percentage samenwerken
geschat aantal (circa) MKB-
de bedrijven
bedrijven
industrie
2
200
bouw
4
600
groothandel
-
-
detailhandel
4
1.800
dienstverlening
7
6.000
totaal MKB
4
8.000
Niet-samenwerkende bedrijven
3 . 3. 1 Nie t-deel name , om van g e n mo tie ven Ongeveer tweederde van het midden- en kleinbedrijf participeert niet op enigerlei wijze in een bedrijfsnetwerk. Deze groep van bedrijven kan getypeerd worden als ‘volledig 1 ongebonden MKB-bedrijven . Naar sectoren bezien zijn binnen het midden- en kleinbedrijf met name in de industrie, de bouw en in mindere mate ook de groothandel relatief veel volledig ongebonden ondernemingen actief. De detailhandel daarentegen kent een relatief beperkt aantal volledig ongebonden MKB-ondernemingen.
Tweederde deel van het MKB participeert niet in een bedrijfsnetwerk
tabel 18
volledig ongebonden MKB-ondernemingen naar sector
sector
1
MKB-participatie in
aantal participerende
netwerken in %
ondernemingen
industrie
75-80
33.000-37.000
bouw
75-80
56.000-60.000
groothandel
65-70
41.000-40.000
detailhandel
40-45
33.000-39.000
dienstverlening
67-72
197.000-207.000
totaal
63-67
370.000-400.000
In veel branches/sectoren is het niet ongebruikelijk om te spreken van volledig zelfstandige ondernemingen als men doelt op de volledig ongebonden ondernemingen. Vaak gaat dit gepaard met een oordeel over de zelfstandigheid van bedrijven die participeren in een bedrijfsnetwerk en die dan volgens sommigen een lager niveau weerspiegelt. Er zijn evenwel ook argumenten die duidelijk maken dat deze redenering in lang niet alle gevallen opgaat. Zeker als men samenwerking ziet als een middel om de eigen doelen te realiseren, als een instrument in de eigen bedrijfsstrategie, dan zijn participerende ondernemingen in beginsel even zelfstandig als niet-participerende. Zij kiezen evenwel voor een andere strategie. Wel kan het zijn dat gedurende de termijn van de samenwerking de vrijheidsgraden in beleidsvoering zijn ingeperkt, maar dit hoeft niet direct in te houden dat daarmee ook de zelfstandigheid is aangetast.
35
Ontbreken van een goede mogelijkheid tot samenwerken en ‘te weinig nut’ zijn belangrijke argumenten om niet samen te werken
De motieven om niet samen te werken zijn met name gelegen in: - het ontbreken van een (goed) samenwerkingsverband in de sector; - de mogelijk lage toegevoegde waarde van het bedrijfsnetwerk voor het bedrijf in kwestie; - het mogelijke verlies aan zelfstandigheid en eigen identiteit (i.c. de mogelijkheid om zelf alle beleidsbeslissingen te nemen); - het ontbreken van een noodzaak tot samenwerking (variërend van eigen kracht op een brede markt tot uniek concept voor een nichemarkt). Naast deze argumenten is het wel opvallend dat een behoorlijke groep van ondernemingen aangeeft dat het eigen bedrijf te klein is om samen te werken. Dit verschijnsel komt met name voor in de industrie en de bouw, maar ook in de handel en de dienstverlening wordt dit argument aangedragen. Dit illustreert dat er zeker sprake is van een toetredingsdrempel bij menig bedrijfsnetwerk. Ook bedrijfsnetwerken zijn selectief. Ook zij zijn op zoek naar krachtige partners. Het echt kleine bedrijf heeft dan te weinig meerwaarde, of zelfs een negatieve waarde voor de organisatie. Uitgaande van de gedachte ‘de zwakste schakel bepaalt de sterkte van de keten’ staat men dan niet open voor echt kleine ondernemingen. In tabel 19 zijn de belangrijkste argumenten om niet samen te werken weergegeven. tabel 19
motieven om niet samen te werken (score per motief in % van het totale aantal ongebonden ondernemingen) score in % totaal aantal
motief
ongebonden MKB-ondernemingen
er is geen geschikt samenwerkingsverband in de bedrijfstak
26
het samenwerkingsverband biedt te weinig voordelen
26
samenwerking betekent verlies aan zelfstandigheid/identiteit
22
ik sta sterk genoeg om niet te hoeven samenwerken
12
samenwerkingsverbanden zijn te duur
5
mijn bedrijf is te klein om hiervoor in aanmerking te komen
5
ik ben niet bekend met samenwerking, niet aan gedacht
4
werkt niet samen met de concurrent
4
In tabel 20 is een vergelijking gemaakt tussen de verschillende sectoren wat betreft de motieven om niet samen te werken. De verschillen tussen de sectoren zijn minder sterk dan op eerdergenoemde aspecten. Om deze reden zijn in tabel 20 slechts de sectoren opgenomen waarin het genoemde motief vooral een rol speelt. In de niet-genoemde sectoren speelt dooreengenomen het betreffende motief dan een minder belangrijke rol.
36
tabel 20
betekenis van de motieven om niet samen te werken naar sector
motief
speelt vooral een rol in
er is geen geschikt samenwerkingsverband in de bedrijfstak
industrie en bouw
het samenwerkingsverband biedt te weinig voordelen
dienstverlening
samenwerking betekent verlies aan zelfstandigheid/identiteit
groot- en detailhandel
ik sta sterk genoeg om niet te hoeven samenwerken
bouw
samenwerkingsverbanden zijn te duur
bouw en dienstverlening
mijn bedrijf is te klein om hiervoor in aanmerking te komen
industrie en dienstverlening
ik ben niet bekend met samenwerking, niet aan gedacht
bouw en industrie
werkt niet samen met de concurrent
industrie en dienstverlening
3 . 3. 2 B ereid heid to t aan slui ten Vooral in industrie en bouw is er bereidheid tot samenwerken
Uiteraard kan de keuze om niet in een bedrijfsnetwerk samen te werken veranderen. Daarom is aan de niet-samenwerkende bedrijven gevraagd of zij voornemens zijn zich in de komende twee jaren aan te sluiten bij een samenwerkingsverband. In totaal gaf 10 procent van de niet-samenwerkende bedrijven aan dat men overweegt zich aan te sluiten bij een bedrijfsnetwerk. De bereidheid tot samenwerking onder de nietsamenwerkende bedrijven speelt vooral in de industrie en de detailhandel (zie tabel 21). tabel 21
bereidheid tot samenwerken naar sector binnen 2 jaar percentage van niet-
sector
bedrijven
bedrijven
MKB-populatie
(ruwe schatting)
14
9-10
4.000
bouw
11
7-8
5.000
2
1.500
groothandel
8
detailhandel
13
4-5
4.000
9
4-5
11.000
10
6-7
25.000
totaal
De -
doorslaggevende factor
percentage totale
industrie
dienstverlening
ICT in veel gevallen
aantal MKB-
samenwerkende MKB-
motieven om zich aan te sluiten zijn met name ingegeven door: efficiëntieoverwegingen (22% van de niet-samenwerkende bedrijven); kennisoverwegingen (22%); concurrentieoverwegingen (14%); inkoopoverwegingen (11%).
Wat ‘kennisoverwegingen’ betreft gaat het in het bijzonder om het bijblijven op het gebied van ICT en om het tijdig kunnen doorvoeren van technologische vernieuwingen. Voor één op de zeven bedrijven die zich wellicht willen aansluiten bij een bedrijfsnetwerk is de snelle ontwikkeling van de ICT zelfs de doorslaggevende factor. Naar sector bezien, spelen kennisoverwegingen met name in de dienstverlening en de detailhandel, in de industrie en de bouw zijn het vooral inkoop- en efficiëntieoverwegingen die een factor van betekenis zijn. Bezien naar de vorm van samenwerking ten slotte, gaat de voorkeur in de meeste gevallen (bijna 50%) uit naar samenwerking zoals die in inkoopverenigingen wordt vormgegeven (relatief grote vrijheid). De andere vormen worden incidenteel genoemd. 37
gegeven (relatief grote vrijheid). De andere vormen worden incidenteel genoemd. Opvallend is wel dat daarin ook veelvuldig samenwerking met kennisorganisaties (ICT, accountancy, consultant) wordt genoemd.
3.4
Opmerkelijke recente ontwikkelingen Samenwerking van het MKB in bedrijfsnetwerken is een decennialang bestaand verschijnsel. In de afgelopen decennia en in het bijzonder de laatste 10 jaren is evenwel het karakter van de samenwerking sterk veranderd. Overheerste tot het begin van de jaren tachtig nog de inkoopconcentratie (countervailing power ten opzichte van de leveranciers), in de jaren daarna is het beeld veel meer omgebouwd tot vertical joint marketing power om in gezamenlijkheid met leveranciers en collega-ondernemingen een krachtig marketingconcept neer te leggen. Daaraan ligt (lag) nog veelal de confrontatie met de grote marktspelers ten grondslag. In het afgelopen decennium is ook hierin verandering opgetreden. In het bijzonder bij franchiseketens in de detailhandel, bij comakership-constructies in de industrie en samenwerking in zakelijke dienstverlening is er sprake van toenemende integratie tussen het MKB en grootschalige(r) marktpartijen. Vanuit het MKB overheerst dan de gedachte ‘if you can’t beat them join them’. Voor het grootbedrijf spelen argumenten als ‘efficiëntie’, ‘lokale marketingbenadering’, ‘flexibiliteit’, ‘terug naar corebusiness’ en ‘direct consumentencontact’ een belangrijke rol om de integratie met het MKB na te streven. In de afgelopen 5 jaren worden ook de ontwikkelingen op het gebied van ICT steeds duidelijker een drijfveer om tot samenwerking over te gaan. Allereerst kwam deze drijfveer tot uitdrukking in het streven om distributieprocessen (transport, opslag, voorraadbeheer) efficiënter te laten lopen. Hiermee is veelal een belangrijke kostenreductie gerealiseerd. Momenteel ligt de nadruk zowel op efficiëntie van het voortbrengings- en distributieproces als op keteneffectiviteit. In het laatste geval is de inzet van ICT en samenwerking in bedrijfsnetwerken er vooral op gericht om door middel van geavanceerde informatietechnologie een snel inzicht te krijgen in marktontwikkelingen en een goede vertaling daarvan te maken voor alle voortbrengingsprocessen en strategische keuzes voor de kortere en langere termijn. Duidelijk is wel dat marktinformatie en procesinformatie steeds nadrukkelijk hun stempel zullen zetten op de snelheid, flexibiliteit en kwaliteit van marktbenadering, bedrijfsorganisatie en keuzes in het bedrijfsbeleid. Toegang tot deze informatie is essentieel om de juiste diensten en producten op de juiste wijze te kunnen blijven aanbieden. Een gebrek aan deze toegang kan al snel leiden tot een achterstandspositie in competitieve zin. Het is voor het MKB dan ook ten zeerste noodzaak om alle mogelijkheden te benutten om deze informatie te verkrijgen en te implementeren in het eigen bedrijfsproces. Niet alleen de bedrijfsnetwerken, maar ook de brancheorganisaties zullen hierin een belangrijke rol kunnen vervullen.
38
4
De subsectoren van de Nederlandse dienstensector
4.1
Inleiding Per subsector waaruit de Nederlandse dienstensector is opgebouwd, lopen de ontwikkelingen uiteen, afhankelijk van de ontwikkelingen in export, consumptie of leveringen aan en investeringen door bedrijven en de respectieve aandelen van de dienstverlenende sectoren daarin. In dit hoofdstuk wordt uitvoerig aandacht besteed aan de subsectoren. Dit gebeurt naar analogie van de beschrijving van de dienstensector in zijn geheel. Per subsector wordt achtereenvolgens ingegaan op de kerngegevens, de subsectorspecifieke trends en de prognoses voor de subsector voor de jaren 2002 en 2003.
4.2
Financiële diensten
4 . 2. 1 De fina n ciële die ns te n i n 2 00 1 De financiële-dienstensector bestaat voornamelijk uit het grootbedrijf in het bank- en verzekeringswezen. De omzet van deze hoofdgroep beloopt in 2001 ruim € 42 miljard. Middelgrote en kleine kredietinstellingen en assurantietussenpersonen vormen het mid1 den- en kleinbedrijf (MKB). Het MKB realiseert een omzet van een vijfde van de totale brancheomzet. In Nederland zijn de onafhankelijke assurantietussenpersonen goed voor de verkoop van ongeveer 60% van de verzekeringen. Een verdeling van het aantal instellingen in de verzekeringsbranche over de verschillende bedrijfstypen wordt weergeven in tabel 22. Het aantal ondernemingspensioenfond2 sen alsmede levens- en schadeverzekeraars neemt door bedrijfsconcentraties af . tabel 22
aantal instellingen in de verzekeringsbranche naar bedrijfstypen in 1995, 1999, 2000 en 2001, per 1 januari 1995
1999
2000
98
114
116
108
1.003
944
910
883
bedrijfspensioenfondsen
83
84
93
92
overige pensioenfondsen
17
16
16
16
645
639
631
582
10.350
11.305
11.405
nb
uitvoeringsorganen sociale zekerheid*
51
32
32
32
ziekenfondsen
27
30
30
30
levensverzekeraars ondernemingspensioenfondsen
schadeverzekeraars assurantietussenpersonen
2001
* 1998: opheffing bedrijfsverenigingen. Bron: Verzekeringskamer, CBS, Ziekenfondsraad.
1
2
Binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) vormen bedrijven met minder dan 10 werknemers het kleinbedrijf en die met 10-99 werknemers het middenbedrijf. Particuliere ondernemingen met 100 of meer werknemers worden dan tot het grootbedrijf gerekend. Assurantie Jaarboek 2002, Kluwer/Centraal Bureau voor de Statistiek, februari 2002.
39
Het totale arbeidsvolume in de financiële diensten geeft in 2001 een omvang te zien van 274.000 arbeidsjaren. Met een winstaandeel van 16% in de omzet is de rendementspositie van de totale sector historisch gezien laag. De investeringen in 2001 bedroegen ruim € 5,3 miljard. tabel 23
kerngegevens financiële diensten
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
2001 16.520 274.050 41.990
waarvan: - export
1.570
- consumptiegoederen
12.790
- investeringsgoederen
930
- intermediaire leveringen
26.700
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
23.850
winst vóór belastingen (in € mln.)
6.790
investeringen (in € mln.)
5.350
Bron: CBS, bewerking EIM.
4 . 2. 2 T re nds i n de fi nan ciële die ns te n Forse premiestijgingen in de verzekeringsbranche De enorme impact van de terreuraanslagen in de Verenigde Staten en de onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen nopen verzekeraars en herverzekeraars de bestaande dekking voor schade door terroristische aanslagen te heroverwegen. Voorheen viel de schade door terroristische aanslagen veelal onder de polisdekking en was schade door oorlogshandelingen uitgesloten. Het streven van maatschappijen is, daar waar mogelijk, dekking voor schade door terreuraanslagen te blijven aanbieden aan zowel de particuliere als de zakelijke polishouders, maar tegelijkertijd de gevolgen ervan voor de bedrijfstak beheersbaar te houden. Door de aanslagen zijn herverzekeraars terughoudender geworden in hun acceptatiebeleid. Forse premiestijgingen in de verzekeringsbranche zijn daarvan een gevolg. Impact euro voor de banken Banken hebben kosten gemaakt bij de omschakeling naar de euro. Ook lopen ze omzet mis doordat cliënten geen kosten meer maken voor het wisselen van valuta binnen het eurogebied. Dat geldt ook voor bedrijven, die nu geen koersrisico's meer hoeven af te dekken via de bank. Eén grote euro- en kapitaalmarkt biedt ook voordelen. Met meer potentiële klanten is de afzetmarkt groter. Mogelijk neemt de internationale handel tussen de landen van het eurogebied toe, hetgeen de banken extra omzet oplevert. Daar komt bij dat de euro een belangrijke munt aan het worden is ten opzichte van de dollar en de yen. De voordelen voor het bankwezen zullen groter zijn naarmate de euro belangrijker wordt op de internationale financiële markten.
40
Geldillusie als gevolg van euro leidt tot financiële problemen Ruim 185.000 Nederlandse huishoudens dreigen in de financiële problemen te komen 1 door de introductie van de euro. Geldillusie is volgens onderzoek de oorzaak. Consumenten zijn hun referentiepunt kwijt. Ze kochten in 2002 niet alleen méér artikelen, ook werden meer dure varianten van artikelen gekocht. Het blijkt moeilijk in te schatten of een bepaalde prijs in euro's hoog of laag is voor de betreffende koop. Veel huishoudens zijn het afgelopen jaar riskante schulden aangegaan. Er wordt een toename van 7 procent in het aantal aanvragen voor schuldsaneringsregelingen gesignaleerd. De roodstand bij banken bereikte in augustus het hoogste niveau ooit. Nederlanders staan volgens het CBS gezamenlijk 5,8 miljard euro rood. Een jaar geleden was dat nog 5,2 miljard, een jaar daarvoor 5 miljard. Bron: Harry Wetzels, directeur van het verenigingsbureau van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).
4 . 2. 3 P ro g nose s vo o r de fi na nc iële die ns te n Financiële diensten ontwikkelen zich in 2003 beneden het sectorgemiddelde Het bank- en verzekeringswezen kent uiteenlopende ontwikkelingen. Enerzijds zijn Nederlandse consumenten, in vergelijking met voorgaande jaren, opvallend veel gaan sparen, zodat het volume van de rentemarge sterk toenam. Anderzijds daalden de inkomsten uit provisies aanzienlijk. Vooral de provisie-inkomsten uit effectenemissies namen sterk af. Daarnaast daalden de provisie-inkomsten door vermindering van het zakelijke betalingsverkeer en door het aantal orders voor de effectenbeurs. De omzet van de financiële diensten ontwikkelde zich in 2002 met een groei van 1,50% wel boven het sectorgemiddelde (-0,50). Zie tabel 24. Bankverzekeraar Achmea gaat het komende jaar arbeidsplaatsen schrappen om het operationele resultaat van het concern te verbeteren. ‘Op een aantal punten gaat het niet goed genoeg binnen ons bedrijf. Sommige synergiemogelijkheden zijn te langzaam gerealiseerd. Daarom gaan we nu een aantal kostenbesparende operaties sneller doorvoeren. Een voorbeeld daarvan is de declaratiefabriek.’ Bron: Bestuursvoorzitter P. Overmars van Achmea, De Telegraaf 12 november 2002.
In 2003 ligt de groei met 1% op het sectorgemiddelde. Het toenemende gebruik van internet zet de branche van de veelal kleinschalige assurantietussenpersonen onder druk. Internettoepassingen zorgen voor een transparantere markt, waardoor klanten producten en prijzen beter kunnen vergelijken. Er zijn steeds meer branchevreemde partijen (automobielbedrijven, warenhuizen, supermarkten) op de markt gekomen, waardoor de provisies onder druk komen te staan.
1
Onderzoek van het Nibud in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).
41
tabel 24
prognose voor de financiële diensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
1,50
1,00
prijsontwikkeling van de omzet
5,00
3,50
omzetwaarde
6,50
4,50
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
1,00
-1,50
winst
9,25
6,25
Bron: CPB, bewerking door EIM.
Voor 2003 is de verwachting dat de totale werkgelegenheid in de financiële diensten met 1,5% afneemt. Door mobiel bankieren en multifunctionele geldautomaten worden de kantorennetten van het bankwezen kleiner. De verzekeringsmaatschappijen streven mede door personeelsreductie naar performanceverbeteringen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) verbiedt banken om elkaar een vaste toeslag in rekening te brengen voor het gebruik van elkaars geldautomaten. Op het ogenblik rekenen alle banken elkaar nog een vast bedrag voor iedere keer dat geld wordt opgenomen uit een 'flappentap'. Dat bedrag bestaat uit een kostprijsvergoeding en een winsttoeslag. De banken hadden toestemming voor de afspraak gevraagd omdat deze kan worden gezien als concurrentiebeperkend. De NMa heeft daarop geoordeeld dat de winsttoeslag niet door de beugel kan. Gastgebruik is volgens het FD goed voor 30% van de 500 miljoen geldopnames die jaarlijks worden gedaan. Bron: Telegraaf/ FD, 18 november 2002, gebaseerd op een nog niet openbaar gemaakt besluit van de NMa.
4.3
Zakelijke diensten
4 . 3. 1 De zakelijke die ns te n i n 2 0 01 De zakelijke diensten behaalden in 2001 een omzet van ruim € 66 miljard. Voor het bedrijfsleven zijn de zakelijke dienstverleners door de levering van hoogwaardige informatie- en communicatietechnologie (ICT), een groot aantal starters, sterke banencreatie en flexibiliteit via het uitzendwezen van belang. De productiegroei van de zakelijke dienstverlening viel in 2001 sterk terug, mede als gevolg van de economische vertraging. Daarnaast vielen belangrijke impulsen weg zoals het millenniumprobleem en de euroconversie, en werd het bedrijfsleven veel terughoudender bij het opzetten van ecommerceactiviteiten en bij het invoeren van nieuwe ICT-technieken. In de bijna 130.000 actieve ondernemingen van de zakelijke-dienstensector beloopt de werkgelegenheid ruim 925.000 arbeidsjaren. Met name bij ICT-diensten zijn ontslagen gevallen. Mede door de toename in 2001 met 10% van het aantal ondernemingen in de zakelijke dienstverlening is het investeringsvolume met ruim € 10 mld. hoog (zie tabel 25).
42
tabel 25
kerngegevens zakelijke diensten
omschrijving
2001
aantal ondernemingen
129.430
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
925.540
omzet (in € mln.)
66.120
waarvan: - export
8.070
- consumptiegoederen
4.750
- investeringsgoederen
8.910
- intermediaire leveringen
44.380
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
38.430
winst vóór belastingen (in € mln.)
7.890
investeringen (in € mln.)
10.380
Bron: CBS, bewerking EIM.
Het grootbedrijf in de zakelijke-dienstensector bestaat uit grootschalige makelaars, uitzendbureaus, leasemaatschappijen, ingenieursbureaus en detacheringsbedrijven in de softwaresector. Andere grootschalige dienstverleners zijn het beurs- en tentoonstellingswezen en de veilingbedrijven. Het grootbedrijf behaalt circa de helft van de omzet van de zakelijke dienstensector. De structuur van de zakelijke-dienstensector verandert. In de afgelopen jaren vinden we binnen de zakelijke diensten een sterke omzetgroei. De 24-uurseconomie en de toename van het aantal tweeverdieners hebben extra mogelijkheden geboden. In tabel 26 worden de ontwikkelingen van het aantal actieve ondernemingen in de zakelijke diensten voor een aantal subgroepen weergegeven. Het aantal computerdiensten bijvoorbeeld nam fors toe. Dit kwam door de introductie van de euro, internet-, intranet- en multimediatoepassingen, cliënt/server-systemen en de stijgende vraag naar IT-advies en trainingen. Opvallend is dat het aantal rechtskundige diensten weer stijgt na het fusieproces in de afgelopen jaren. Het aantal ondernemingen in de verhuursector groeit slechts licht. Het teruglopen van de inleen van roerende goederen als gevolg van de algehele bedrijvigheid, speelt hierbij een rol. tabel 26
ontwikkeling aantal actieve ondernemingen in zakelijke diensten voor een aantal subgroepen, 1994-2001
aantal actieve ondernemingen
1994
1999
2000
2001
bemiddelaars onroerend goed
7.174
8.118
8.913
8.840
rechtskundige diensten
3.306
3.598
3.577
3.672
administratieve diensten
9.380
12.701
12.831
13.622
computerdiensten
6.938
11.841
14.004
17.367
ingenieursbureaus
4.556
7.670
8.075
8.690
architectenbureaus
4.696
5.708
5.872
6.153
reclamebureaus
6.840
10.573
11.174
12.152
economische adviesbureaus
9.887
18.757
20.621
23.097
uitzendbureaus
1.221
3.289
4.100
4.797
verhuur van roerende goederen
3.982
4.460
4.362
4.382
Bron: Algemeen Bedrijfsregister (ABR), CBS, bewerking EIM.
43
De hoge ICT-budgetten van de tweede helft van de jaren negentig zijn teruggeschroefd. Vooral de computerservicebedrijven zagen hierdoor hun productiegroei afnemen. Andere zakelijke dienstverleners, zoals de meer traditionele adviesbureaus, ondervonden minder hinder van de economische vertraging. Bij hun klanten vond wel een vraagverschuiving plaats van strategische adviezen naar adviezen over kostenreductie en herstructurering De groei bij reclamediensten is volledig tot stilstand gekomen in 2001; daarmee wordt de omzet gehandhaafd op het hoge niveau van het topjaar 2000. In dat jaar heeft de internet- en mobiele-telefoniehype gezorgd voor zeer hoge reclame-uitgaven. De volumegroei van de omzet van makelaars was in 2001 lager dan in voorgaande 1 jaren . Het aantal woningverkopen steeg slechts met 3,4% en ligt hiermee onder het niveau van 1999. De woningprijsstijgingen van 15% of meer per jaar horen echter tot het verleden.
4 . 3. 2 T re nds i n de zakelijke die ns ten Toenemende aandacht voor ICT-technieken voor productieproces De trend van uitbesteding van ICT-activiteiten zet verder door. Ook trekken ICTdienstverleners profijt van de toenemende aandacht voor ICT-technieken die bedrijven kunnen helpen bij het stroomlijnen van het productieproces en van de communicatie met leveranciers en klanten. De technologische-adviesbranche gaat op langere termijn dan ook een goede tijd tegemoet. De komende tien jaar wordt getypeerd als 'het digitale decennium'. E-commerce zal in die jaren spectaculair gaan groeien en het aantal emailaccounts zal verviervoudigen. De technologie is niet dood, maar leeft. Daar kan de huidige economische tegenwind niets aan veranderen. Krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd personeel houdt aan 2 De uitzendbranche kende een teruggang . Evenals in de periode 1998-2000 was het moeilijk voor deze branche om aan geschikt uitzendpersoneel te komen. Daar kwam in 1999 nog de introductie van de Flexwet bij. Deze wet verplicht de uitzendbureaus om personeel dat regelmatig uitzendwerk verricht, op termijn in vaste dienst te nemen. Met het teruglopen van de economische groei nam ook de vraag naar conjunctuurgevoelig, veelal weinig opleiding vereisend werk, af. Wel moet worden bedacht dat de krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd personeel, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg en in de technische branches, aanhoudt. Vooral gespecialiseerde uitzenders houden problemen met het aantrekken van personeel. 3
Aard innovatie veranderd Bij trainings- en adviesdiensten is momenteel sprake van een tijdperk van kleine innovaties in de interactieprocessen van de trainingen. De nadruk ligt nu op verkoop en uitvoering van trainingen, wat gepaard gaat met het zoeken naar de juiste organisatie en processen. Dit staat in sterk contrast met de periode hiervoor. Radicale diensteninnovaties kwamen toen veel voor. Er wordt nu bij de trainings- en adviesdiensten een sterke nadruk gelegd op beheersing en controle en de trainers worden afgerekend op behaalde omzet en niet op gedane innovaties.
1
2
3
44
CBS, De Nederlandse economie in 2001, 2002. CBS, De Nederlandse economie in 2001, 2002. B. Ouwerling, Over het ontstaan van nieuwe trainingen en opleidingen, afstudeerscriptie oktober 2002.
4 . 3. 3 P ro g nose s vo o r de zakel ijke die ns te n Omzetgroei 2003 zeer beperkt De komende jaren zal de omzetgroei in de zakelijke-dienstverlening beperkt blijven. Deze branches ondervonden met name in 2002 de gevolgen van de groeivertraging van de economie. In 2002 komt de daling van het volume van de omzet in deze sector uit op 0,5%, hetgeen gepaard gaat met een daling van het arbeidsvolume van 1,25%. De ontwikkeling van de winstgevendheid overtreft de inflatie niet. In 2003 zal de groei van het omzetvolume van de zakelijke dienstverlening zich maar in beperkte mate kunnen herstellen (zie tabel 27). De vraag naar zakelijke diensten zal mede door het complexer worden van bedrijfsprocessen en door incidentele factoren zoals het nieuwe belastingstelsel sneller toenemen dan de gemiddelde economische groei. In de computerservicebedrijven kan de volumegroei oplopen tot circa 8% in 2003 (2001: 5%). De computerservicebedrijven krijgen op korte termijn geen extra impuls, doordat een snelle introductie van UMTS en een doorbraak van B2C e-commerce vooralsnog niet worden verwacht. Wel profiteren software- en beveiligingsbedrijven van de toegenomen aandacht voor beveiliging na de gebeurtenissen van 11 september vorig jaar. Bij ingenieurs- en architectenbureaus zal omzet kunnen wegvallen omdat hun werkzaamheden aan grote projecten als de HSL en de Betuwelijn over het hoogtepunt heen 1 zijn . De gemiddelde koopwoning in Nederland is in het 3e kwartaal van 2002 met 0,3% in prijs gestegen en komt daarmee op gemiddeld 206.000 euro. Het aantal transacties is, zoals gebruikelijk in het derde kwartaal, lager. Het woningaanbod en de tijd dat woningen te koop staan, nemen daarentegen toe. Van een overspannen markt zijn we terechtgekomen in een situatie die zich kenmerkt door een normale verhouding tussen aanbod en verkopen. De lagere hypotheekrente en de matige ontwikkeling van de woningprijs zorgen voor een verbeterde betaalbaarheid. De NVM verwacht voor het 4e kwartaal een normale, actieve markt en een matige prijsontwikkeling. Bron: Algemeen voorzitter NVM, Oscar Smit, www.nvm.nl.
De reclamebranche krijgt het moeilijk. De reclame- en communicatiebudgetten bij be2 drijven zullen in 2003 minstens een kwart lager zijn . Er lijkt daarbij een verschuiving naar de grote snel communicerende massamedia op te treden. tabel 27
prognose voor de zakelijke diensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-0,50
0,50
prijsontwikkeling van de omzet
3,25
2,50
omzetwaarde
2,75
3,00
-1,25
-0,75
1,75
4,75
werkgelegenheid (arbeidsjaren) winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
1
2
CPB, Centraal Economisch Plan, Den Haag, april 2002. Scan management Consultants, Onderzoek naar communicatiebudgetten, FD 23 oktober 2002.
45
4.4
Onderhouds- en reparatiediensten
4 . 4. 1 De o nd er h ou ds - e n re pa ra tie dien s ten in 2 00 1 Het beheer van gebouwen, zoals onderhoud, schoonmaken, bewaking en het verzorgen van de catering vormen samen de facilitaire dienstverlening. Daarbij is het flexibel inspelen op de wensen van de klant van groot belang. Het grootbedrijf in deze deelsector bestaat voornamelijk uit grote cateraars, bouwinstallatie- en schoonmaakbedrijven. Het MKB wordt merendeels gevormd door reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen en door de kleine schoonmakers, installateurs en klussenbedrijven. De omzetwaarde van de onderhouds- en reparatiediensten bedroeg in 2001 ruim € 31 miljard. Het totale arbeidsvolume steeg tot circa 239.000 arbeidsjaren. Het aandeel van het grootbedrijf in de omzet is overigens relatief laag. Het investeringsvolume benadert de € 3 miljard. tabel 28
kerngegevens onderhouds- en reparatiediensten
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
2001 31.180 239.120 31.670
waarvan: - export
1.260
- consumptiegoederen
2.320
- investeringsgoederen
12.900
- intermediaire leveringen
15.190
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
12.790
winst vóór belastingen (in € mln.)
4.480
investeringen (in € mln.)
2.800
Bron: CBS, bewerking EIM.
4 . 4. 2 T re nds i n de on de rh ou ds- e n re pa ra tie dien sten Groeiende vraag naar luxe in het huis en betere arbeidsomstandigheden op het werk De consument besteedt steeds meer aandacht aan de kwaliteit van wonen. Deze hang naar luxe vertaalt zich in een groeiende vraag naar luxe badkamers en meer comfort op het gebied van verwarming. Ook in de utiliteitsbouw neemt de installatie-intensiteit nog altijd toe. Dit heeft voor een deel ook te maken met het streven naar veiligheid en wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden. Enerzijds gaat het om comfortinstallaties voor verwarming, koeling (airconditioning), ventilatie en sanitair, anderzijds om procesgebonden installaties zoals koeling en luchtbehandeling voor industriële toepas1 singen, computer- en telecommunicatienetwerken, en beveiligingsinstallaties .
1
46
Zie D. Snel, Ondernemen in het Ambacht 2003, EIM, 2003.
Accent meer op de onderhoudsmarkt De daling van het aantal nieuwbouwwerken zal tot meer concurrentie leiden op de onderhoudsmarkt, omdat met name de grote installatiebedrijven, die op de projectenmarkt actief zijn, zich steeds meer gaan richten op deze markt. Situatie reparatiesector ongunstig door minder onderhoud aan auto’s Het wagenpark in Nederland blijft groeien. Het aantal lease-auto’s, vooral personenauto’s, nam snel toe. Nieuwe auto’s vergen echter steeds minder onderhoud. De reparatiesector wordt door dit laatste ongunstig beïnvloed. De Auto Bedrijven Associatie (ABA), een afdeling van BOVAG, gaat een ‘Vakgroep Erkende Reparateurs’ oprichten waarin specifiek de belangen van ‘erkende reparateurs’ zullen worden behartigd. De ‘erkende reparateur’ is een nieuw begrip dat wordt geïntroduceerd in de jongste voorstellen van de Europese Commissie over de toekomst van de autodistributie in de EU. Met ‘erkende reparateurs’ worden autobedrijven bedoeld die niet tot het officiële dealernetwerk van de fabrikant behoren, maar die wel aan door de fabrikant gestelde kwalitatieve criteria voldoen. ABA verwacht dat deze erkende reparateurs een nieuwe, bijzondere plaats zullen gaan innemen in de autobranche die een gerichte belangenbehartiging rechtvaardigt. Er wordt gepleit voor een scheiding tussen verkoop en service, waarbij merkonafhankelijke autobedrijven een rol zouden kunnen 1 spelen als geautoriseerd servicepunt . Hogere prijzen bij cateraars Als gevolg van de grote personeelstekorten de laatste jaren wordt een aantal activiteiten vaker uitbesteed. Vooral de cateraars profiteren hiervan. Aangezien de personeelsschaarste ook de cateraars zelf trof, heeft deze toenemende vraag naar cateringdiensten geresulteerd in hogere prijzen. Investeringen in nieuwe bedrijfsgebouwen namen fors toe Bij de bouwinstallatiebedrijven ontwikkelt de productie zich goed, mede door de uitbundige economische groei van de laatste jaren waardoor de investeringen in nieuwe bedrijfsgebouwen fors toenamen. Er waren immers meer kantoren nodig om de groeiende werkgelegenheid te kunnen huisvesten.
4 . 4. 3 P ro g nose s vo o r de o nde rh o uds - en repa ra tie die nsten Ontwikkeling omzetvolume marginaal Per saldo daalde de reële omzet in 2002 voor de onderhouds- en reparatiediensten marginaal. In 2003 kan er een iets grotere daling van het omzetvolume optreden. De werkgelegenheid neemt in beide jaren licht af. De winstontwikkeling neemt af van +5,75% in 2002 naar +1,25% in 2003. Het perspectief voor de schoonmaakbranche is afhankelijk van de rendementssituatie bij de opdrachtgevers en wellicht kan de branche zich in de loop van 2003 daaraan optrekken. De bouwinstallatie kan verder profiteren van het installatie-intensiever worden van bouwwerken.
1
BOVAG, afdeling Auto Bedrijven Associatie (ABA), www.bovag.nl.
47
tabel 29
prognose voor de onderhouds- en reparatiediensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-0,25
-0,75
prijsontwikkeling van de omzet
3,50
3,50
omzetwaarde
3,25
2,75
-0,50
-0,25
5,75
1,25
werkgelegenheid (arbeidsjaren) winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
4.5
Toeristisch-recreatieve diensten
4 . 5. 1 De toe ri s tis ch -re cre atieve die ns te n i n 20 01 Aanpassen aan veranderende voorkeuren consument De omzetwaarde van de toeristisch-recreatieve diensten bedroeg in 2001 ruim € 22 miljard. De omzet bestaat voornamelijk uit consumptieve bestedingen. Het aandeel van de zakelijke bestedingen ligt naar schatting op een kwart van de omzetwaarde. In de fastfoodsector is het belang van franchiseformules de laatste jaren toegenomen. Het grootbedrijf in deze hoofdgroep van de CDS bestaat voornamelijk uit hotelketens en grote restaurants, bungalowparken en grootschalige reisbureaus. Loterijen blijven populair In 2001 nam, volgens het Jaarverslag 2001 van het College van toezicht op de kansspelen, de totale spelopbrengst van de Nederlandse loterijen (inclusief casino’s) toe met 15% tot 1,3 miljard euro. Met name de casino’s lieten een sterke toename zien (+19%). Het netto-exploitatieoverschot van de loterijen komt vrijwel volledig ten goede aan de staat en aan maatschappelijke organisaties zoals sportverenigingen, ‘goede doelen organisaties’ en dergelijke. Dat deze inkomsten voor ‘goede doelen organisaties’ een belangrijke inkomstenbron zijn, blijkt uit gegevens van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Van de totale inkomsten van de bij het CBF aangesloten organisaties is ongeveer 15% afkomstig van de loterijen. Bron: CBS.
Het totale arbeidsvolume van de toeristisch-recreatieve diensten is ruim 229.000 arbeidsjaren. Een derde van de mensen in deze sector werkt fulltime. Het percentage flexwerkers in deze deelsector ligt rond de 30%. Nieuwe banen worden voornamelijk gecreëerd in kleine bedrijven en het aantal uitzendkrachten is hoog. De investeringen in de toeristische diensten bedroegen ruim 2 mld. euro (zie tabel 30).
48
tabel 30
kerngegevens toeristisch-recreatieve diensten
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
2001 57.950 229.190 22.140
waarvan: - export
2.580
- consumptiegoederen
13.120
- investeringsgoederen
80
- intermediaire leveringen bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
6.360 10.120
winst vóór belastingen (in € mln.)
3.130
investeringen (in € mln.)
2.240
Bron: CBS, bewerking EIM.
4 . 5. 2 T re nds i n de toeris tis ch -re c rea tiev e dien sten De toeristisch-recreatieve diensten zijn overwegend consumentgericht. Nederlanders brengen hun vrije tijd meer en meer buiten de deur door. De toeristisch-recreatieve diensten krijgen te maken met invloeden van internationaal terrorisme, Europese richtlijnen, ontgroening en de vergrijzing, de multiculturele samenleving en de opkomst van ketens en merken. In de horeca komen steeds meer internationale ketens. Maatschappelijke verantwoordelijkheid voor milieu en veiligheid ontdekt Ondernemers ontdekken de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor milieu en veiligheid. Met name de brandveiligheid heeft grote aandacht, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van veiligheidskeurmerken voor buitensportbedrijven. De consument krijgt daarmee duidelijkheid of het veiligheidsbeleid van het bedrijf gecontroleerd en goedgekeurd is. Incidenteel staan de ondernemers voor de keuze om gasten aan te spreken op hun gedrag. Door de ik-maatschappij lijkt het respect bij bijvoorbeeld campinggasten minder te worden, waardoor de ondernemers vaker op de regels moeten terugvallen. Opleidingen voor het personeel zoals conflicthantering, preventief handelen en omgaan met agressie geven meer zelfvertrouwen aan het personeel. Invoering euro Horecaondernemers die hun prijzen bovenmatig hebben verhoogd bij de invoering van de euro moeten de prijzen heroverwegen. Dat staat in een gezamenlijke oproep medio 2002 van de Consumentenbond en Koninklijk Horeca Nederland (KHN). Aandeel van de buitenlandse keuken bereikt grote hoogte De belangstelling voor de buitenlandse keuken is tot grote hoogte gestegen. In de drie grootste steden van ons land heeft meer dan 70 procent van de restaurants een buitenlandse keuken. In gemeenten met minder dan 10.000 inwoners is dit 30 procent. In het zuiden van Nederland bevinden zich relatief veel cafés en spijsverstrekkende bedrijven.
49
De gecaterde bedrijfsrestaurants bevinden zich relatief veel in het westen van Nederland. Als gevolg van de angst voor het terrorisme, is het aantal buitenlandse gasten in Nederland afgenomen, waardoor bestedingen worden afgeremd. De logiesverstrekkers ontwikkelen zich daardoor wisselvallig. De verblijfsrecreatie kampt met belemmeringen die uitgaan van de Europese vogelrichtlijn (ter bescherming van vogelgebieden) voor vestiging en/of uitbreiding van bedrijven op bepaalde locaties. Recron is van menig dat de toeristenbelasting afgeschaft dient te worden. Deze gemeentelijke heffing veroorzaakt ongelijke concurrentie en wordt in de meeste gevallen volstrekt willekeurig aangewend ter aanvulling van de algemene middelen van een gemeente. Bron: www.recron.nl.
Groei bij bioscopen Bioscopen ontwikkelen zich sterk. Volgens voorlopige cijfers van de Nederlandse Federatie van Cinematografie ontvingen de bioscopen in 2001 ongeveer 23,5 miljoen bezoekers. Dit zou het hoogste aantal zijn sinds 1981.
4 . 5. 3 P ro g nose s vo o r de toe ristis ch -re c rea tie ve dien s ten De perspectieven voor de bestedingen bij de toeristisch-recreatieve diensten in 2003 zijn niet ongunstig. Het omzetvolume neemt in dat jaar met 0,75% toe. De vooruitzichten worden behalve door de toenemende groei van de consumentenbestedingen beïnvloed door een aantrekkende groei van de zakelijke bedrijvigheid. De lagere koers van de Amerikaanse dollar beperkt de groeimogelijkheden, met name voor de logiessector. Weliswaar zal door het meer op de achtergrond raken van de aanslagen in de VS het reisverkeer weer aantrekken, maar een mogelijke oorlog tegen Irak kan een scherpe terugslag in het reisverkeer veroorzaken. Door globalisering en internationalisering betreden steeds meer buitenlandse ondernemingen (franchiseorganisaties in fastfood, hotelketens) de Nederlandse consumentenmarkt. Dit zijn met name grote bedrijven, die door hun investeringsvermogen en kennis op het gebied van bedrijfseconomie, marketing en producttechnologie in korte tijd een groot marktaandeel kunnen veroveren. Het speelveld van kleine en middelgrote horecaondernemingen wordt daardoor steeds kleiner. tabel 31
prognose voor de toeristisch-recreatieve diensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-1,00
0,75
prijsontwikkeling van de omzet
4,50
2,75
omzetwaarde
3,50
3,50
-0,50
0,25
4,00
4,00
werkgelegenheid (arbeidsjaren) winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
De werkgelegenheid zal in 2003 met 0,25% toenemen na een bescheiden daling in 2002. In de opbouw van het werknemersbestand in de subsectoren zijn grote verschillen. Kenmerkend is dat de helft van alle werknemers in de bedrijfstak vrouw is. In de
50
horeca en in de verblijfsrecreatie is ongeveer 45% van alle werknemers jonger dan 23 jaar, terwijl in de contractcatering het overgrote deel van de werknemers 30 jaar of ouder is. Het aantal werknemers tussen 23 en 30 jaar in de horeca neemt de laatste jaren af. Eén op de drie werknemers heeft een contract voor bepaalde tijd, en ruim een derde werkt 38 uur of meer Het aantal zelfstandigen zal de komende jaren een verdere groei vertonen. De ondernemers kenmerken zich vaak door een combinatie van vakkennis en innovatiedrift. Uit tabel 31 blijkt dat de winstverwachting voor 2002 en 2003 zeer matig is en nauwelijks de inflatie overtreft.
4.6
Persoonlijke diensten
4 . 6. 1 De p er so onli jke dien s ten in 2 00 1 Consumentenvraag sterk gedifferentieerd Kleinschalige kappers, schoonheidsverzorgende bedrijven, vakfotografen en overige diensten waaronder het begrafeniswezen vormen tezamen de persoonlijke diensten. De consument hecht meer en meer aan maatwerk: het kopen van een beleving in plaats van een standaarddienst. De consumentenvraag is dan ook sterk gedifferentieerd in deze deelsector. De omzetwaarde van de persoonlijke diensten bedroeg in 2001 ruim € 3,6 miljard. De werkgelegenheid beloopt bijna 68.000 arbeidsjaren. tabel 32
kerngegevens persoonlijke diensten
omschrijving
2001
aantal ondernemingen
26.335
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
67.990
omzet (in € mln.)
3.608
waarvan: - export
2
- consumptiegoederen
2.632
- investeringsgoederen
0
- intermediaire leveringen
974
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
2.370
winst vóór belastingen (in € mln.)
1.256
investeringen (in € mln.)
532
Bron: CBS, bewerking EIM.
4 . 6. 2 T re nds i n de pe rso o nlijke die ns te n Inspelen op wensen consumententrends Om in te spelen op consumententrends profileren de persoonlijke dienstverleners zich. Er ontstaan daardoor nieuwe vormen van dienstverlening. De dienstverlener neemt de klant activiteiten uit handen, bijvoorbeeld een tafel reserveren, kaartjes bestellen voor een voorstelling, de mobiele carwash, iemand die de deur opent voor de loodgieter, stomerijservice en het bijvullen van de koelkast. In het algemeen stelt de consument steeds hogere eisen aan de persoonlijke dienstverlener en hij vraagt in toenemende mate kwaliteitsgaranties. Met het gebruik van kwaliteitsgaranties en codes kan de dienstverlening zich meer profileren.
51
Schaalvergroting Er is steeds meer vraag vanuit de consumentenzijde om buiten de reguliere openingstijden gebruik te maken van de diensten. Steeds meer spelen dienstverleners hierop in door buiten de reguliere openingstijden hun diensten aan te bieden. Nieuwe formules en winkelconcepten ontstaan om aan de veranderende consumentenwensen tegemoet te komen. Door verbreding van het aanbod bij bijvoorbeeld kappers, door uitbreiding met diensten als visagie, huidverzorging en verkoop van verzorgingsproducten, en met specialisatie 1 kan men meer aan de wensen tegemoetkomen . In de textielreiniging speelt men in op de vraag naar diensten buiten reguliere openingstijden, door het vergroten van het aantal inname- en afgiftepunten, bijvoorbeeld in de vorm van onbemande systemen. BTW De verlenging van het lage BTW-tarief voor een aantal dienstverleners vormt een impuls; de concurrentie ten opzichte van thuiswerkers kan worden gehandhaafd. Belemmering groei particulierenmarkt schoonmaakdiensten Schoonmaakbedrijven komen moeilijk aan geschikt personeel, dat behalve dat het de juiste vaardigheden en motivatie moet hebben, aan een aantal criteria moet voldoen om onder de Regeling Schoonmaakdiensten voor Particulieren te vallen. Dit belemmert de ontwikkeling van de groei op de particulierenmarkt voor schoonmaakdiensten. Arbeidsomstandigheden kappers verbeteren In 2001 is voor de kappersbranche een arboconvenant afgesloten waarin onder meer doelstellingen geformuleerd zijn om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en zo het kappersvak aantrekkelijker te maken. Het accent komt vooral te liggen op minder belasting van het bewegingsapparaat en minder chemische belasting. De mondige consument: ‘Mag ik voor € 15.000 aan vertrouwen, persoonlijke betrokkenheid en liefdevolle aandacht? Bron: NFO-TRENDBOX.
4 . 6. 3 P ro g nose s vo o r de pe rs oo nlijk e dien sten Winstsituatie persoonlijke diensten blijft in 2003 achter Het dalende groeiniveau van werkgelegenheid, koopkracht en vermogenswinsten in 2002 liet de kooplust voor de persoonlijke diensten afnemen. In 2002 nam de groei voor de persoonlijke diensten af tot 1,75% (tabel 33). De werkgelegenheid kon zich daarbij redelijk ontwikkelen. In 2003 wordt voor de persoonlijke diensten een reële omzetgroei verwacht van 2%. De werkgelegenheid kan zich goed ontwikkelen. De winstsituatie blijft achter. De persoonlijke dienstverleners zullen in moeten spelen op de economische situatie en de daarmee gepaard gaande consumententrends.
1
52
Zie ook D. Snel, Ondernemen in het Ambacht 2003, EIM, 2003.
tabel 33
prognose voor de persoonlijke diensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
1,75
2,00
prijsontwikkeling van de omzet
4,00
3,00
omzetwaarde
5,75
5,00
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
2,25
3,25
winst
6,00
1,75
Bron: CPB, bewerking door EIM.
4.7
Transportdiensten
4 . 7. 1 De t ran sp or t die ns ten in 2 0 01 De transportdiensten bestaan deels uit een aantal zeer grote bedrijven - met meer dan 500 werknemers - in zee- en luchtvaart. De grote bedrijven in het goederenwegvervoer richten zich op expeditieactiviteiten. Het fysieke vervoer besteedt men uit aan kleine bedrijven waarvan de helft wordt gevormd door de één-wagenbedrijven (‘eigen rijders’). Het betreft zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) die voor zichzelf zijn begonnen. In de laatste jaren is het aantal nieuwe bedrijven in de transportsector toegenomen, hetgeen een stimulans betekende voor de werkgelegenheid. Het betreft starters, maar ook nieuwe dochterondernemingen. Het totale arbeidsvolume van de transportdiensten 1 beloopt 323.000 arbeidsjaren. De omzet is ruim € 49 miljard. De exportquote is ruim een derde daarvan (zie tabel 34). Circa een vijfde van de omzet bestaat uit leveringen aan particulieren. Het gaat hierbij om onder meer personenvervoer per bus of boot, taxidiensten, verhuis- en opslagactiviteiten en marges op geboekte (vakantie)reizen. tabel 34
kerngegevens transportdiensten
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
2001 25.720 323.389 49.499
waarvan: - export
17.369
- consumptiegoederen
8.971
- investeringsgoederen
889
- intermediaire leveringen
22.270
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
25.071
winst vóór belastingen (in € mln.)
7.100
investeringen (in € mln.)
8.499
Bron: CBS, bewerking EIM.
1
Aandeel van de omzet dat geëxporteerd wordt.
53
4 . 7. 2 T re nds i n de tran sp o rtdie ns ten Tekortschietend vervoersbeleid in Europa Verladers en vervoerders hebben kritiek op het Europees Witboek voor een gemeenschappelijk vervoersbeleid, opgesteld door de Europese Commissie. Hierin worden mogelijke oplossingen besproken voor een tekortschietend vervoersbeleid in Europa. Verladers en vervoerders zijn het oneens met de pogingen van de Commissie om een geforceerde verschuiving tot stand te brengen van vervoer over de weg naar spoor- en binnenvaart. Men wil deze verschuiving tot stand brengen door wegvervoer zwaarder te belasten en met de opbrengst daarvan spoor en binnenvaart te ondersteunen. Verladers en vervoerders vinden dat in een vrije markteconomie verschillende vervoerswijzen on1 der gelijke omstandigheden met elkaar moeten concurreren . MKB: groei van ‘eigen rijders’ zwakt af Het midden- en kleinbedrijf neemt in de sector goederenwegvervoer een belangrijke plaats in. Het MKB behaalt in deze subsector circa 75% van de omzet. Mede debet aan deze kleinschaligheid is het verschijnsel van ‘eigen rijders’. De groei van het aantal zogenoemde ‘eigen rijders’ in het goederenwegvervoer zwakt af. Verladers werken liever met grote vervoersbedrijven, die vervolgens een beroep doen op eigen rijders. Daardoor vervullen deze bedrijven vaak de functie van charterbedrijven. Dit heeft weer invloed op de tarieven. Criminele activiteiten bedreigen transportdiensten Transportbedrijven hebben steeds vaker te maken met criminaliteit in de vorm van diefstal. Belangrijk is dat handhavers en opsporingsinstanties een hogere prioriteit geven aan bestrijding van criminaliteit in de transportsector. Bij beveiligingssystemen voor voertuigen dient de preventieve werking de belangrijkste doelstelling te zijn van de door de verzekeraars ‘opgelegde’ (dure) diefstalbeveiliging. Het lijkt minder verantwoord om bij criminaliteitsbeheersing in het transport uitsluitend te streven naar een (zwaar) 2 beveiligd voertuig, omdat de chauffeur dan de kwetsbare schakel in het geheel wordt .
4 . 7. 3 P ro g nose s vo o r de t ra nsp o r tdi ens te n Bij alle afzetcategorieën zwakt de groei af De conjuncturele ontwikkeling in de bedrijvensector heeft grote invloed op de gang van zaken in de transportsector. Ruim 80% van de omzet van de sector is afkomstig uit de bedrijvensector. In 2002 liep de groei van de goederenuitvoer terug, terwijl daarnaast ook de groei van de productie in de marktsector afzwakte. Verwacht wordt dat de omzetvolumegroei van de transportsector uit zal komen op 0,75% (tabel 35). De terugval van de productie in de luchtvaart als gevolg van de ontwikkelingen na 11 september is in de tweede helft van 2002 beperkt gebleven. De perspectieven voor bedrijven in de transportsector verbeteren in 2003. De omzetgroei kan aantrekken tot 2,25%. In het bijzonder het aantrekken van de exportgroei en de productie in de marktsector liggen ten grondslag aan deze ontwikkeling. De groei van het personenvervoer blijft sterk achter bij deze - gemiddelde - groeiontwikkeling. De werkgelegenheid neemt daarbij af met 0,5%.
1
2
54
EIM, Kleinschalig Ondernemen 2002, EIM, 2002. Brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland heeft een handboek criminaliteitsbeheersing samengesteld dat geraadpleegd kan worden bij het nemen van maatregelen op het gebied van risicoanalyse en criminaliteitsbeheersing, www.tln.nl.
tabel 35
prognose voor de transportdiensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
0,75
2,25
prijsontwikkeling van de omzet
2,50
2,00
omzetwaarde
3,25
4,25
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
0,00
-0,50
winst
1,75
3,50
Bron: CPB, bewerking door EIM.
4.8
Communicatiediensten
4 . 8. 1 De co mmu ni ca tied iens ten i n 20 01 Op de markt voor telecommunicatie waren mobiele telefonie en dataverkeer in 2001 een succes. Er kwamen in 2001 meer dan twee miljoen mobiele aansluitingen bij, waardoor de penetratiegraad nu rond de 80 procent ligt. Opvallend was dat er een einde kwam aan de forse tariefdalingen bij de mobiele telefonie. Het vaste telefoonverkeer groeide in 2001 met zo’n 8 procent, met name door een sterke groei van het internetgebruik. De groei van het mobiele telefoonverkeer is verantwoordelijk voor een toename tot 1.222 actieve ondernemingen. De telecommunicatiebedrijven, telefoondiensten, alsmede radio- en televisiedistributiebedrijven hebben merendeels een grootschalig karakter. De totale omzetwaarde van de communicatiediensten beloopt ruim € 5,7 miljard. De buitenlandse leveringen bedragen 9% daarvan (zie tabel 36). Een derde van de omzet bestaat uit leveringen aan particulieren. Totaal beliep de investeringsomvang € 2,1 miljard en het totale arbeidsvolume nam toe tot ruim 31.000 arbeidsjaren. tabel 36
kerngegevens communicatiediensten
omschrijving
2001
aantal ondernemingen
1.222
werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
31.061 5.757
waarvan: - export
522
- consumptiegoederen
1.882
- investeringsgoederen
295
- intermediaire leveringen
3.058
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
2.976
winst vóór belastingen (in € mln.) investeringen (in € mln.)
435 2.187
Bron: CBS, bewerking EIM.
55
4 . 8. 2 T re nds i n de co mm uni catie dien sten Belbedrijven snoeien in personeelsbestand. Door dure UMTS-frequenties zijn de kosten voor telecombedrijven hoog. Dit en de zeer sterke concurrentie nopen de vijf spelers KPN Mobile, Vodafone, Ben, Dutchtone en Telfort de bedrijfsvoering te verbeteren en de bedrijven winstgevender te maken. De inkomstenstroom opvoeren en de uitgaven beperken is het devies. Er wordt bij alle bedrijven dan ook gekeken waar in het personeelsbestand kan worden gesnoeid. Technische ontwikkelingen geven bedrijven ontplooiingsmogelijkheden De internetaanbieders verwachten veel van de breedbanddiensten die via de kabel of via de telefoonlijn worden aangeboden, mogelijk gemaakt door nieuwe modemtechnieken. In 2004 zal naar verwachting 78% van de thuisgebruikers met een breedbandinternetaansluiting gebruikmaken van de kabel. Het bedrijfsleven zal vaker voor (a)dsl kiezen: 56% in 2004. De internetaanbieders kunnen in het ‘post-hype’-tijdperk orde op zaken stellen, waarna men zich naar verwachting weer kan laten zien op de beurs. Na dit beroep op de kapitaalmarkt, kan het fusie- en overnameproces weer op gang ko1 men . ISDN stagneert De analoge telefoonlijn is nog de meest voorkomende internetverbinding van huishoudens (59%) (tabel 37). De kabel staat op de tweede plaats (24%). ISDN stagneert op 17%. ADSL en internetten via een mobieltje komen op, maar zijn in 2001 nog onbeduidend. In 2001 had ruim driekwart van de bevolking een mobiele telefoon. Bron: De Nederlandse economie in 2001, CBS.
Kentering groei van internetgerelateerde bedrijven Er is een kentering opgetreden in de sterke groei van tal van internetgerelateerde bedrijven. Gratis-internetaanbieders zijn failliet gegaan of opgeslokt door grote concurrenten. tabel 37
type internetaansluitingen huishoudens, 2002-2003 (in %)
omschrijving
2002
2003
telefoonlijn
60
59
ISDN-lijn
17
17
kabel
17
24
ADSL
.
3
Fixed line
4
1
via netwerk bedrijf
2
3
mobiele telefoonconnectie
1
2
anders
1
1
Bron: CBS, Digitale economie 2002.
1
56
FD, IDC Research, 30 juli 2001.
4 . 8. 3 P ro g nose s vo o r de c om mu ni ca tied iens te n Bij de telecombedrijven is er sprake van groei De ontwikkeling van de reële omzet is vergeleken met het recente verleden afgezwakt tot 0,75% in 2002. Er wordt een verdere vertraging in de groei van het aantal aansluitingen verwacht, Deze hangt niet samen met conjuncturele ontwikkelingen. Hier speelt de marktverzadiging een belangrijke rol. De grote groei van het aantal mobiele aansluitingen is er duidelijk uit. Telecombedrijven zullen proberen het gebruik per aansluiting te laten stijgen, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat mobiele datacommunicatie de komende jaren al voor een nieuwe groei-impuls zal zorgen. Het internetverkeer zal naar verwachting wel onverminderd blijven doorgroeien en mogelijk nog een extra impuls krijgen wanneer meer particulieren en bedrijven de overstap maken naar breedbandaansluitingen. De haperende markt voor internetadvertenties 1 trekt vanaf 2003 weer aan . In 2002 stagneert de ontwikkeling van de werkgelegenheid en in 2003 zal zelfs sprake zijn van een lichte daling van de werkgelegenheid. Dit is een relatief sterke daling bij een groei van de omzet. Deze ontwikkeling is te verklaren door de uitstoot van werknemers om de werkgelegenheid goed aan de productiecapaciteit aan te passen onder druk van de verminderde economische groei. De winstontwikkeling is gematigd. Hieraan zijn de uitgaven van de telecomaanbieders voor onder meer UMTS-frequenties, en de bijbehorende rentelasten mede debet. tabel 38
prognose voor de communicatiediensten
omschrijving
2002
2003
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
0,75
2,25
prijsontwikkeling van de omzet
2,50
2,00
omzetwaarde
3,25
4,25
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
0
winst
1,75
-0,50 3,50
Bron: CPB, bewerking door EIM.
1
Forester Reseach, FD, 30 juli 2001, Wereldwijd zullen bedrijven in 2005 42 miljard dollar spenderen aan advertenties op internet.
57
Bijlage I Statistische afbakening van de subsectoren
Aantal actieve ondernemingen in de commerciële dienstverlening, 1998-2002 1997 per
1998 per
1999 per
2000 per
2001 per
31 december
31 december
31 december
31 december
31 december
11.092
11.307
11.626
11.615
bankwezen
2.883
3.160
3.324
3.452
verzekeringswezen
1.066
1.093
1.119
1.121
financiële diensten
15.041
15.560
16.069
16.188
703
bemiddelaars in o.g.
7.279
8.118
8.710
8.840
7411
rechtskundige diensten
3.363
3.598
3.536
3.672
7412
administratieve diensten
11.814
12.701
13.130
13.622
72
computerdiensten
10.168
11.841
13.876
17.367
74202-74208
ingenieursbureaus
6.935
7.670
8.427
8.690
74201
architectenbureaus
5.303
5.708
5.753
6.153
744
reclamebureaus
9.539
10.573
11.254
12.152
74141-74143
economische adviesbureaus
16.363
18.757
20.880
23.097
7450
uitzendbureaus
2.673
3.289
3.890
4.797
71
verhuur van roerende goederen
4.436
4.460
4.563
4.382
74-(74 elders
overige zakelijke diensten n.e.g.
12.668
13.673
14.364
14.696
zakelijke diensten
90.541
100.388
108.383
117.468
553
restaurants
19.463
20.272
20.323
20.274
554
cafés
12.248
12.432
12.151
11.778
551
hotels, pensions
2.516
2.630
2.650
2.698
552
bungalow-, kampeerbedrijven e.d.
2.337
2.573
2.696
2.680
633
reisbureaus
2.177
2.201
2.312
2.298
92
sport, cultuur en recreatie
14.232
14.536
15.109
16.365
toeristisch-recreatieve diensten
52.973
54.644
55.241
56.093
453
bouwinstallatie
10.569
10.840
10.919
11.260
502, 527
reparatie (alleen reparatie)
6.904
7.056
7.217
7.441
7460
bewakingsbedrijven/opsporing
558
661
735
821
747
schoonmaakbedrijven
5.774
6.125
6.252
6.564
9301
wasserijen
1.248
1.174
1.124
1.141
555
catering/kantines
2.410
2.544
2.810
2.757
SBI 1993
bedrijfstak
67202
assurantietussenpersonen
65/671 66/672 (excl. 67202)
16.519
genoemd) 129.429
excl. 0 werknemers 57.948
59
SBI 1993
bedrijfstak onderhouds- en rep. diensten
1997 per
1998 per
1999 per
2000 per
2001 per
31 december
31 december
31 december
31 december
31 december
27.463
28.400
29.057
29.984
31.179
93021
kappers
9.272
9.242
9.316
9.596
93022
schoonheidsverz. incl. paramed.
8.147
8.117
8.210
9.008
74811
fotoateliers
2.616
2.616
2.616
2.617
5-4-9303
overige persoonlijke diensten
4.356
4.403
4.589
4.803
persoonlijke diensten
24.391
24.378
24.731
26.024
634
expediteurs/cargadoors
1.900
1.964
2.051
2.062
631
vemen/pakhuizen
893
927
965
938
60-62,
overige transportbedrijven
19.686
20.457
20.916
22.587
transportdiensten
22.479
23.348
23.932
25.587
communicatiebedrijven
637
832
873
991
communicatiediensten
637
832
873
991
1.222
233.525
247.550
258.286
272.335
288.352
26.335
632, 641
6420
totaal diensten Bron:
CBS. De gegevens zijn gebaseerd op 'Bedrijven in Nederland'. Hierin zijn alle actieve ondernemingen betrokken.
60
25.720
Bijlage II Kerngegevens per branche
Volumeontwikkeling afzet, bruto toegevoegde waarde en werkgelegenheid in de commerciële diensten, 2001-2003 sector volumeontwikkeling afzet CDS 2002-2003
2001 mld.gld.
2002
2003
mutaties per jaar in %
financiële diensten
41.991
1,75
1,25
zakelijke diensten
64.534
-0,25
1,75
onderhouds- en reparatiediensten
23.476
1,0
1,5
toeristisch-recreatieve diensten
21.795
0,25
1,5
3.501
1,75
2,5
49.114
1,75
2,75
5.757
4,5
3,5
CDS totaal
210.168
1,0
2,0
volumeontwikkeling winst nominaal CDS 2002-2003
mld.gld.
persoonlijke diensten transportdiensten communicatiediensten
mutaties per jaar in %
financiële diensten
6.787
6,75
4,75
zakelijke diensten
7.892
3,0
4,25
onderhouds- en reparatiediensten
4.484
4,5
5
toeristisch-recreatieve diensten
3.127
4,75
4,25
persoonlijke diensten
1.256
5,75
5,75
transportdiensten
7.100
4,5
4,75
6,75
4,75
4,5
4,75
communicatiediensten CDS totaal
435 31.082
volumeontwikkeling werkgelegenheid CDS 2002-2003
arb. vol.
financiële diensten
274.053
1,25
zakelijke diensten
925.540
-1,25
onderhouds- en reparatiediensten
239.117
0,25
0,0
toeristisch-recreatieve diensten
229.193
0,0
0,5
67.990
2,25
3,5
323.389
0,25
-0,5
persoonlijke diensten transportdiensten communicatiediensten CDS totaal
31.061 2.090.342
mutaties per jaar in %
-1,5 -0,25
-1,0 0,25
-1,75 0,0
Bron: EIM.
61
Bijlage III Begrippenlijst
Afzet
Afzetprijs Afzet consumptiegoederen en -diensten
Afzet investeringsgoederen
De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Een uitzondering hierop vormt de handelsafzet. Deze handelsafzet is gedefinieerd als de waarde van de zogenoemde handelsmarge, die is berekend als het verschil tussen de handelsomzet en de inkoopwaarde van de handelsomzet. Dit is het prijsniveau van de afzet. De leveringen van goederen en diensten aan particuliere gezinshuishoudingen, die door de ontvangers niet worden aangewend voor productieve doeleinden. De verkoop van goederen met een lange levensduur voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt, met uitzondering van die van woningen, eveneens tot de consumptieve afzet gerekend. Deze afzetcategorie heeft betrekking op goederen die door de ontvanger worden aangewend in het productieproces. Het verschil met intermediaire goederen en diensten is dat deze goederen meerdere malen ingezet kunnen worden. Deze goederen worden aan de kapitaalgoederenvoorraad van de afnemer toegevoegd. Deze goederen moeten een levensduur van langer dan 1 jaar hebben.
Arbeidsproductiviteit
Deze wordt gevormd door het quotiënt van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten en het arbeidsvolume. De arbeidsproductiviteit is dus de productie per arbeidsjaar. Arbeidsvolume
Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden (inclusief zelfstandigen en medewerkende gezinsleden), uitgedrukt in arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor parttime). Bij zelfstandigen en medewerkende gezinsleden wordt verondersteld dat de feitelijke werktijd de gemiddelde werktijd van een voltijder is.
Brutoloonkosten
Deze post heeft betrekking op de beloning voor de als werknemer in de onderneming bewezen diensten. Het heeft niet alleen betrekking op periodieke betalingen, maar ook op aanvullingen hierop. De post heeft ook betrekking op de beloning van directeuren van N.V’s en B.V’s. Niet inbegrepen zijn het loon van zelfstandigen en betalingen aan medewerkende gezinsleden die niet in de loonlijst zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van deze post bestaat uit de sociale lasten werkgevers. Het betreft hier zowel de wettelijke sociale lasten als contractuele sociale lasten. De overhevelingstoeslag die m.i.v. 1 januari 1990 door de werkgevers betaald wordt, is vooralsnog tot de wettelijke sociale lasten gerekend.
Brutoproductie
Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk.
Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten = productie Bruto Toegevoegde Waarde marktprijzen
Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en het verbruik in het productieproces. In deze post zijn de indirecte belastingen begrepen.
63
Export
Grootbedrijf Intermediaire leveringen Kleinbedrijf Loonvoet Middenbedrijf Omzet
Verbruik in het productieproces
Winst uit onderneming
64
De verkoopwaarde van goederen en diensten die gefactureerd zijn naar het buitenland. De goederen zijn gewaardeerd tegen zg. free on board prijzen. Dit houdt in dat de exportprijzen berekend zijn inclusief de vervoers- en handelsmarges tot aan de grens. Export in deze publicatie betreft zowel de directe (=zelf gefactureerde) als de indirecte (=via intermediairs lopende) export. Onderneming met ten minste 100 werkzame personen. Afzet van goederen en diensten die door de afnemer direct in het productieproces kunnen worden verbruikt. Dit verbruik is éénmalig. Onderneming met minder dan 10 werkzame personen. Dit zijn de brutoloonkosten per werknemer. Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werkzame personen. De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelfvervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend de grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder wordt tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen en diensten, zoals emballage, kantoorbehoeften e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen e.d. Ten slotte vallen ook de huren onder het verbruik in het productieproces. Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (toegerekend loon zelfstandigen en meewerkende gezinsleden).
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200208 A200207 A200206
11-3-2003 6-3-2003 10-12-2002
A200205 A200204 A200203 A200202 A200201 A200118 A200117 A200116
6-12-2002 1-10-2002 26-9-2002 10-10-2002 29-7-2002 16-5-2002 7-3-2002 28-3-2002
A200115 A200114 A200113
13-3-2002 8-3-2002 14-2-2002
A200112
7-3-2002
A200111 A200110 A200109 A200108 A200107 A200106 A200105 A200104 A200103 A200102 A200101 A200021 A200020 A200019
23-1-2002 17-1-2002 22-1-2002 22-1-2002 9-1-2002 17-12-2001 17-12-2001 17-12-2001 28-8-2001 15-10-2001 12-7-2001 3-5-2001 10-4-2001 24-4-2001
A200018
8-3-2001
A200017 A200016 A200015 A200014
5-3-2001 19-2-2001 15-2-2001 8-3-2001
A200013
22-1-2001
A200012
6-2-2001
Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003 De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002 Entrepreneurship Under Pressure ZZP'ers in de tijd gevolgd Het belang van importeren voor het MKB Kleinschalig Ondernemen 2002 Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001 De kracht van het idee De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie 2001: Ontwikkelingen in de tijd The Long Road to the Entrepreneurial Society Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepreneurship: New Policy Challenges! Waarom investeren jonge bedrijven? Stimulering van het MKB Ondernemen in de Diensten 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2002 Ondernemen in de Groothandel 2002 Ondernemen in de Industrie 2002 Ondernemen in het Ambacht 2002 De opbrengsten van bedrijfsopleidingen Zelfstandigen Zonder Personeel: waarheden en mythes Small business, big markets, one world Kleinschalig Ondernemen 2001 Hoe 'groen' is het MKB-milieubeleid? Het voorbereidingsproces: van start tot finish? De MKB-ondernemer en de inzet van en zorg voor personeel De ontwikkeling van de arbeidskosten in de jaren negentig De innovativiteit van de Nederlandse industrie Jonge ondernemingen in 2000 Regionale clusters nader bekeken Entrepreneurship in the Netherlands; New economy: new entrepreneurs! Het belang van bedrijfstypen voor de werkgelegenheidsontwikkeling, Editie 2000 Reductie administratieve lasten door ICT
65
A200011 A200010 A200009
66
11-1-2001 8-1-2001 8-1-2001
Wat betekent ICT voor vernieuwingen in het MKB? Ondernemen in de Groothandel 2001 Ondernemen in de Diensten 2001