Onbekend maakt onbemind Huisarts en preventie Pim Assendelft, hoogleraar Huisartsgeneeskunde Hoofd afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Radboudumc, Nijmegen 9 april 2015
‘Generalisme is ons specialisme’
NHG – RIVM project Preventie in de buurt
Al eens echt kennis gemaakt?
Uitgave 2010
Criteria uitvoeren preventie LHV/NHG 1992
• Is het een taak voor de huisarts? • Is het nut aangetoond? • Is het uitvoerbaar?
Is het een taak voor de huisarts?
Uitgangspunten 5. Aandacht voor de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van de patiënt bij de besluitvorming over het behandelbeleid en de bevordering van zelfmanagement en versterking van de mantelzorg. 6. De huisartsenzorg draagt bij aan het verminderen van gezondheidsachterstanden in de bevolking.
Ambities 11. De huisartsenzorg richt zich vooral op die vormen van preventie waarvan haar inzet aantoonbare meerwaarde heeft: de zorggerelateerde en geïndiceerde preventie. 12. Samen met andere partijen (GGD, gemeente) geven huisartsen vorm aan wijkgebonden preventie, waarbij wordt afgesproken wie op welke wijze de meest effectieve rol kan spelen.
Paragraaf preventie De huisarts heeft, in samenwerking met andere partijen, een verbindende rol op het terrein van de selectieve preventie door onder meer patiënten te verwijzen en/of motiveren voor speciale preventieprogramma’s, en eventueel screeningsprogramma’s uit te (laten) voeren als daarvan de meerwaarde is aangetoond
Preventief aanbod in de eerstelijn • Programmatische preventie Cervixscreening, griepvaccinatie, familiaire hypercholesterolemie, borstkanker-screening • Zorggerelateerde (tertiaire) preventie astma/COPD, diabetes, hart- en vaatziekten • Leefstijlprogramma’s BeweegKuur, BigMove, Bewegen op recept, KijkOpDiabetes, Depressiepreventie, Stoppen-metroken e.a.
15
Vormen van preventie Universele/selectieve preventie
A. Gezond, verhoogd risico op populatie niveau
Collectieve preventie
Geïndiceerde preventie
B. Individu met een verhoogd risico (eerste pathofysiologische veranderingen)
Zorggerelateerde preventie
C. Ziektestadium 1 (diagnose zonder complicaties)
D. Ziektestadium 2 (diagnose met complicaties)
Individuele preventie
E. Sterfte
Van ZZ naar GG
Is het nut aangetoond?
Criteria van Wilson & Jungner (WHO 1968) •
Relevant: de op te sporen ziekte moet tot de belangrijke gezondheidsproblemen behoren.
•
Behandelbaar: de ziekte moet behandelbaar zijn met een algemeen aanvaarde behandelingsmethode.
•
Voorzieningen: er moeten voldoende voorzieningen voorhanden zijn om de diagnose te stellen.
•
Herkenbaar: er moet een herkenbaar latent stadium bestaan wil de opsporing de moeite lonen.
•
Natuurlijk verloop: het natuurlijk verloop van de op te sporen ziekte moet bekend zijn.
•
Wie is ziek? Er moet overeenstemming bestaan over wie als ziek moet worden beschouwd.
•
Opsporingsmethode: er moet een bruikbare opsporingsmethode bestaan.
•
Aanvaardbaarheid: de opsporingstest moet aanvaardbaar zijn voor de bevolking.
•
Kosten-baten: de kosten moeten evenredig zijn met de baten.
•
Continuïteit: het proces van opsporing dient continu te zijn.
Referentie: Wilson JMG, Jungner G. Principles and practice of screening for disease. Public Health Papers nr 34. Geneva: WHO, 1968.
22
Is het uitvoerbaar?
HVZ
Voeding
Roken
Bewegen Alcohol
Kanker
Depressie
Van case-finding naar programmatische preventie
Programmatische preventie • • • • • • • • • •
Selecteren Registreren Controleren Oproepen/opsporen Informeren Organiseren Uitvoeren Administreren Herhalen Bijhouden
Afstemming bij de ‘achterdeur’
Vaak woont minder dan de helft van de patiënten in dezelfde wijk als de huisartsenpraktijk
Een goed gesprek over preventie • Hoe zie jij je taak? • Is voor jou het nut voldoende aangetoond? • Wat heb je nodig om mee te doen?