omgaan met verschillen differentiëren op basis van toetsresultaten
....
.
dia taal
toetsing en Onderwijsadvies
omgaan met verschillen differentiëren op basis van toetsresultaten
In elke klas zitten leerlingen met verschillende leerstijlen en van verschillend niveau. Zeker als het gaat om begrijpend lezen. Om inzicht te krijgen in deze verschillen kunt u de toetsenvan Diataal gebruiken. De toetsen zijn betrouwbaar, valide en van goede kwaliteit en geven aan hoever uw leer lingen zijn ten opzichte van de Referentieniveaus. Bovendien zijn de toetsen diagnostisch en geven handvatten voor een gerichte aanpak van het begrijpend lezen. De docentmodule van Diataal geeft een beeld van een klas. In een oogopslag ziet u welke leerlingen (zeer) zwak en welke leerlingen sterk zijn. Leerlingen verschillen ook in lezerstypen. De vraag is dan: hoe kunnen we aansluiten op de behoeften van deze verschillende leerlingen? In deze brochure schetsen we kort hoe op school kan worden omgegaan met verschillen in begrijpend lezen met behulp van Diaplus en presenteren we ons scholings- en adviesaanbod.
scholing en advies Aanbod 2014-2015 Om scholen op weg te helpen met de invoering van Diataal gevenwij bij u op school lezingen en workshops. Ook verzorgenwij advies op maat en begeleidingstrajecten. In deze brochure vindt u een selectie uit ons scholingsaanbod. Voor rekenen werken wij samen met collega’s van APS.
“Fijn dat Diataal nu een volwaardig volgsysteem is met alle basisvaardigheden. Het stelt scholen in staat op diagnostischewijze met toetsresultaten om te gaan.” H. kroon, senior adviseur-trainer, APS
Scholen die willen kennismaken met Diataal kunnen een gratis productvoorlichting aanvragen voor een beperkt aantal personen(onder wie een schoolleider). De kosten voor een workshop bedragen per deelnemer: 135 euro (bij 5-6 deelnemers) 110 euro (bij 7-10 deelnemers) 95 euro (bij 11-16 deelnemers). Diataalgebruikers krijgen 25% korting. De workshopprijs is inclusief cursusmateriaal en exclusief BTW en de helft van de reisuren bij een uurtarief van 98 euro. Studiedagen en lezingen: op basis van offerte.
“De combinatie van een diagnostische functie met geformuleerde standaarden én de mogelijkheid om leerlingen te volgen maakt dat wij als adviseurs van de CED-Groep graag met deze toets werken. ” R. Bots, Project Taal Effect, CED-groep Rotterdam
beeld van een klas
BLN 11
naar 1F
21
naar 1F
31
naar 1F
BLN 11
21
naar 1F
31
naar 1F
ReferentieBLN niveau Jongens gemiddelde Meisjes gemiddelde Streefscore Streefscore Omar Boulaouali Klassengemiddelde Charly Cnossen Jongens gemiddelde Daniek Freriks Meisjes gemiddelde Frans de Jong Streefscore Streefscore Nick Joostens Timo van der Molen Omar Boulaouali Jasper Mulder Charly Cnossen Marjolein de Nooij Daniek Freriks Paulien Pelger Frans de Jong Tina Pieters Nick Joostens Rashwan Saalioua Timo van der Molen Brent Siemonsma Jasper Mulder John Timmer Marjolein de Nooij Finn van der Toren Paulien Pelger Mieke Ubbink Tina Pieters Waïl Valiova Rashwan Saalioua Mirjam Vervloet Brent Siemonsma Fien de Vries John Timmer Mamoun Yilmaz Finn van der Toren Mayar Zakri Mieke Ubbink Thomas Zeilstra Waïl Valiova Mirjam Vervloet Fien de Vries Mamoun Yilmaz Mayar Zakri Thomas Zeilstra
51
naar 1F
61
71
1F naar 2F
81
91
101
2F naar 3F
naar 2F
111 naar 3F
Hoe zet je deze klas aan het werk? Veel leerlingen hebben ondersteuning nodig bij het begrijpendlezen, en sommigen moeten bovendien aan hun woordenschat werken. De sterke leerlingen hebben juist behoefte aan uitdaging. Is het dan wijs om alle leerlingen in deze klas met hetzelfde tekst- en oefenmateriaal te laten werken, of kun je ze op een slimme manier zo groeperen en aan het werk zetten zodat iedereen zich voldoende ondersteund of juist gestimuleerd weet? De systematiek van Diataal helpt u om te gaan met verschillen, klassikaal, of door leerlingen apart te groeperen.
121 3F
Hieronder ziet u een groepsoverzicht van een voorbeeldklas. De leerlingen zijn getoetst met de toetsen voor begrijpend lezen van Diataal. Het blijkt dat nogal wat leerlingen in deze klas achterblijven ten opzichte van de landelijke norm. Maar in deze klas zitten ook leerlingen die al veel verder zijn, hun score voor begrijpend lezen ligt op een niveau dat leerlingen gemiddeld pas in een hoger leerjaar bereiken. naar 1F
Klassengemiddelde
41
naar 1F
41
naar 1F
51
naar 1F
61
71
1F naar 2F
81
91
101
2F naar 3F
naar 2F
% micro % meso % macro
111
naar 3F
121
3F
Letterscore Lezerstype
NAAR 2F 57 Klas 1H-a, resultaten Diatekst, begin schooljaar, streefscore 61-65 (oranje) NAAR 2F 55 NAAR 2F 59 NAAR 2F 61-65 ReferentieBLN niveau % micro % meso % macro Letterscore Lezerstype NAAR 2F 57 68 B 59 43 55 NAAR 2F 55 69 B 71 46 49 NAAR 2F 59 63 C 48 57 47 Schoolse lezer 61-65 NAAR 2F 63 C 52 39 40 Probleemlezer NAAR 1F 54 D 31 28 27 Probleemlezer NAAR 1F 43 E 38 29 32 NAAR 2F 68 B 59 43 55 Schoolse lezer NAAR 1F 55 D 44 34 31 NAAR 2F 69 B 71 46 49 NAAR 2F 72 A 69 84 82 NAAR 2F 63 C 48 57 47 Probleemlezer NAAR 1F 44 E 27 41 33 Schoolse lezer NAAR 2F 63 C 52 39 40 NAAR 2F 70 B 67 81 58 Probleemlezer NAAR 1F 54 D 31 28 27 NAAR 2F 68 B 55 48 51 Probleemlezer NAAR 1F 43 E 38 29 32 NAAR 2F 71 A 86 72 76 Schoolse lezer NAAR 1F 55 D 44 34 31 Probleemlezer NAAR 1F 41 E 26 39 31 NAAR 2F 72 A 69 84 82 Compenserende lezer NAAR 1F 56 D 32 31 44 Probleemlezer NAAR 1F 44 E 27 41 33 NAAR 2F 76 A 75 81 89 NAAR 2F 70 B 67 81 58 NAAR 2F 63 C 49 53 51 NAAR 2F 68 B 55 48 51 NAAR 2F 68 B 51 43 41 NAAR 2F 71 A 86 72 76 NAAR 2F 67 C 49 40 57 Probleemlezer NAAR 1F 41 E 26 39 31 Compenserende lezer NAAR 1F 54 D 32 35 43 Compenserende lezer NAAR 1F 56 D 32 31 44 Schoolse lezer NAAR 1F 54 D 41 34 29 NAAR 2F 76 A 75 81 89 Compenserende lezer NAAR 1F 57 D 39 41 49 NAAR 2F 63 C 49 53 51 68 67 54 54 57
NAAR 2F NAAR 2F NAAR 1F NAAR 1F NAAR 1F
51 49 32 41 39
43 40 35 34 41
41 57 43 29 49
B C D D D
Compenserende lezer Schoolse lezer Compenserende lezer
workshop VOOR taal- en rekencoördinatoren, directieleden, teams en secties VORM 3 scholings- en werkbijeenkomsten over resp. toetsbeleid, taalbeleid en rekenbeleid van 2 uur
Toelichting: Zodra de klas klaar is met toetsen hebt u de uitslagen in beeld. De (zeer) zwakke leerlingen krijgen een letterscore D of E (zwak ten opzichte van de landelijke normsteekproef), de sterke leerlingen krijgen een A, zij behoren tot de 25% beste scorende leerlingen van het land. Let op: C-leerlingen scoren beneden het gemiddelde.*) Gemiddeld scoort deze klas BLN 60,8, bij een streefscore tussen 61 en 65 (=kleur oranje). De verschillen in deze klas zijn groot. De sterkste leerling heeft een score van 76, de zwakste leerling scoort BLN 41. Die grote verschillen blijken ook uit de variatie aan kleuren, die het leesniveau weergeven ten opzichte van de referentieniveaus:
BLN 11 naar 1F
21 naar 1F
31 naar 1F
41 naar 1F
51 naar 1F
61
71
1F naar 2F
81 naar 2F
91
101
2F naar 3F
111 naar 3F
121 3F
*) Nederlandse en Vlaamse leerlingen worden vergeleken met een Nederlandse, resp. Vlaamse representatieve steekproef, rekening houdend met de verschillende schooltypen.
Workshops Opbrengstgericht werken met Diataal U leert de toetsresultaten interpreteren voor beleid op school-, klas- en leerlingniveau. Een succesvolle aanpak van taal- en rekenbeleid is de jaarlijkse analyse van toetsresultaten en het ontwerpen van daarbij passendeen onderling samenhangende maatregelen. Wat vertellen de resultaten van Diataal over uw school en de schoolpopulatie? En hoe kunnen we op basis van deze gegevenswerken aan doorlopende leerlijnen. In de drie bijeenkomsten is er aandacht voor toets-, taal- en rekenbeleid onder leiding van experts.
“Mooi om te zien is dat scholen met de resultaten van de Diataaltoetsen aanknopingspunten hebben om écht gedifferentieerd te werken. Docenten zijn blij met elk handvat daarvoor!“ J. Adolfsen, senior adviseur landelijk Expertis Onderwijsadviseurs
diagnostiek van begrijpend lezen Zwakke lezers worden niet alleen gesignaleerd, maar de toetsuitslagen van Diataal geven ook een indicatie van de aard van de problemen met begrijpend lezen. Als een leerling beneden het gemiddelde scoort wordt automatisch een profiel gemaakt van de scores op woord- en zinsniveau (microniveau), op alineaniveau (mesoniveau) en op tekst niveau (macroniveau). Op basis van dit scoreprofiel worden lezerstypes toegekend.
Schoolse lezer Deze lezer heeft een voldoende woordenschat en een vlotte zinsverwerking, maar komt onvoldoende tot begrip van de tekst in zijn geheel. Dit gaat vaak gepaard met een onvoldoende bewust en actief leesgedrag. Scoreprofiel: meso/macrolaag, micro hoog. De schoolse lezer heeft baat bij het aanleren van lees strategieën die gericht zijn op het achterhalen van de betekenisvan de tekst in zijn geheel.
Compenserende lezer Deze lezer heeft vooral een taalprobleem en compenseert gebrek aan woordkennis door een strategische manier van lezen gericht op het begrip van de tekst in zijn geheel. Best een slimme aanpak als het gaat om inzicht in de hoofdzaken van een tekst. Hoewel de leerling de hoofdzaken begrijpt, is het wel een zwakke lezer. Op termijn kunnen de problemen op woord- en zinsbegrip zo groot worden dat het ook het algeheletekstbegrip in de weg gaat staan. Scoreprofiel: microlaag, macro hoog. De compenserende lezer zal vooral moeten gaan werken aan het vergroten van zijn woordenschat, en leren stil te staan bij onbekende woorden in een tekst.
Probleemlezer Deze lezer heeft zowel een taal- als een leesprobleem en heeft een (zeer) zwakke totaalscore; ook het technisch lezen kan zwak zijn. Daardoor verliest deze lezer zijn leesmotivatie en zelfvertrouwen, gaat leestaken vermijden en raakt steeds meer achterop. Scoreprofiel: alle deelscores laag. De probleemlezer moet eerst weer aan het lezen gezet wordenmet interessante teksten op het eigen niveau. Deze leerling heeft extra aandacht en tijd nodig want het zelf vertrouwen, de woordenschat en de aanpak van teksten moet verbeterd worden.
workshop VOOR intern begeleiders, remedial teachers, leerkrachten PO, docenten VO, taalspecialisten VORM presentatie / training 2,5 uur
Workshop Wat is begrijpend lezen? U krijgt inzicht in leesproblemen van leerlingen en hoe u verschillendelezers kunt begeleiden Begrijpend lezen is een complex proces. Inzicht in dat proces in onontbeerlijk voor de begeleiding van leerlingen in hun leesontwikkeling, in het bijzonder de zwakkeren, maar ook de leerlingen die al verder zijn. Wat komt er bij begrijpend lezen zoal kijken en wat voor lezerstypen zijn er? Hoe pak je het aan in de klas? Wat moet een leerling kunnen om tot goed tekstbegrip te komen en welke relatie is er tussen technisch en begrijpend lezen? In deze workshop krijgt u inzicht in de verschillende leesproblemen van leerlingen en hoe u daarmee om kunt gaan.
1 analyseer
>
2 Groepeer
>
3 Arrangeer
toetsresultaten klas
Leerlingen
materiaal van diaplus
- Signaleer wie sterk (A) en wie (zeer) zwak (D/E) zijn. Laat sterke leerlingen zelfstandig werken op hun eigen niveau. Zwakke leerlingen hebben extra tijd en begeleiding nodig.
- Zorg voor extra begeleiding voor de (zeer) zwakke leerlingen buitenklasverband. Begin met makkelijker teksten en geef voorinstructie bij teksten die in de klas worden behandeld.
- Zijn er meer C- dan B- leerlingen? Veel C- leerlingen: besteed extra tijd aan begrijpend lezen en houd rekening met de verschillende lezerstypen.
- Laat sterke leerlingen zelfstandig werken, eventueel met moeilijker teksten en werkbladen. Zorg dat sterke leerlingen wel feedback krijgen en/of laat ze hun werk presenteren aan de klas.
Met Lees >> en Tekst van de Maand - Zorg dat uw leerlingen na afloop van de toets de digitale Lees>> downloaden, deze sluit aan bij hun leesniveau. Laat ze dit thuis lezen of behandelhet tijdschrift in de klas; het biedt stof voor ongeveer 6 lessen.
Werk met zelfgekozen materiaal - Selecteer in de tekstenbank van Diaplus teksten op niveau en/of thema met bijbehorend oefenmateriaal. Zoek met leerlingen aan sprekendeonderwerpen en selecteer teksten van oplopend niveau.
- Neem als abonnee van Diaplus elke maand kennis van de Tekst van de Maand. Teksten van de Maand zijn er op drie niveaus met een thema dat past bij de maand.
- Zoek in de oefeningenbank voor specifieke leesoefeningen, met bijbehorende teksten. De oefenvormen kunnen wordengeselecteerd per lezers type, en zijn aanvullend op uw eigen leerlijn. Bij de oefen vormen staan ook proeftoetsen.
- Let op de verschillen tussen minimum- en maximumscore, het aantal kleuren en lezers typen. Bij grote verschillen: overweeg differentiatie binnen klas verband. - Komt het toetsbeeld overeen met uw eigen indrukken? Kijk bij twijfel naar de details van de toetsresultaten door te klikken op ‘i’ bij de betreffende leerlingen.
- Werk klassikaal met hetzelfde materiaal als de verschillen in de klas niet te groot zijn. Zorg dat iedereen meedoet en tot goed tekstbegrip komt. Heb oog voor verschillen. Wissel de klassikale aanpak af met werkenin groepjes. of - Maak groepen die met verschillend materiaal werken. Differentieer naar lezerstype of naar niveau. Geef voldoende aandacht aan iedere groep en voorkom oppervlakkig werken.
- Bij elke tekst hoort een werkblad met oefenstof voor één les volgens hetzelfde stramien. Print dit dubbelzijdig. Opdracht 3A oefent woorden uit de tekst (voor de compenserende lezers), 3B oefent een leesstrategie bij deze tekst (voor de schoolse lezers). De andere leerlingen mogen kiezen, of doen beide opdrachten (in extra tijd).
Literatuurlijst - Bosker, R.J. (2005) De grenzen van gedifferentieerd onderwijs - Reezigt, G.J. (1999) Differentiatie in het onderwijs. In: Omgaan met verschillen - Struyven, K., C. Coubergs e.a. (2013) Binnenklasdifferentiatie - Van der Vlies, J. (2009) Werkvormen voor samenwerkend leren
Omgaan met verschillen We zagen dat de scores voor begrijpend lezen in de voorbeeldklas sterk uiteenlopen, van 41 tot 76. De niveau verschillen zijn dus groot, en bovendien zijn er verschillende lezerstypen in deze klas. Hoewel er sterke lezers zijn, is deze klas gemiddeld zwak en zal er dus flink gewerkt moeten worden aan begrijpend lezen. Dat kan met het materiaal van Diaplus, klassikaal of in groepjes. De leeslessen vinden bij voorkeur plaats in een aaneengesloten periode van vijf tot zes weken waarin voor sommige leerlingen extra lees ondersteuning nodig is buiten klasverband. Klassikaal of gedifferentieerd? Klassikaal onderwijs richt zich vaak op het gemiddelde niveau. Houd daarbij wel rekening met wie sterk is en wie zwak. Komen de zwakke lezers goed mee? Worden de sterke lezers wel uitgedaagd? U kunt ook gaan differen tiëren in het aanbod van teksten en werkmateriaal. Onderzoek heeft aangetoond dat sterke leerlingen baat hebben bij het werken op niveau. Bij goed materiaal kunnen zij zelfstandig werken, als goede lezers zijn zij niet afhankelijk van instructie. De zwakkelezers zijn daarentegen wel afhankelijk van instructie, zij hebben baat bij extra instructie in aparte groepen buiten klasverband. Binnen de klas moeten ze niet apart worden gezet, zij hebben dan juist baat bij heterogene groepen waarin zwakke en gemiddelde leer lingen gemengd worden.
Klassikaal Bij klassikaal werken is iedereen bezig met hetzelfde teksten werkmateriaal. Een klassikale aanpak van begrijpend lezenvalt of staat met een goed uitgebalanceerde didactiek en interessante teksten die niet te moeilijk, maar zeker ook niet te makkelijk zijn. De voorbeeldklas begint met teksten op kleurniveau groen, en er wordt toegewerkt naar oranje, het streefniveau. De drie leerlingen die al verder zijn, zijn buiten klasverband zelfstandig aan het werk met teksten van oranje/rood. Een leesles begint met een oriëntatie op de inhoud van de tekst – door middel van een klasgesprekje of een filmpje of aan de hand van opdracht 1 van het werkblad. Daarna lezen de leerlingen de tekst aan de hand van opdracht 2 of onder leiding van de docent. In de werkbladen staat bij de opdrachtenhoe er bij voorkeur wordt gewerkt: zelfstandig, in tweetallen, in groepjes of geleid. Klassikaal werken sluit niet uit dat er zo nu en dan in groepjes wordt gewerkt! Het gaat erom dat iedereen de tekst goed begrijpt en leert hoe je dat kunt doen. Dat kan met hulp van een bepaalde leesstrategie die bij deze tekst past. Ook wordt er altijd stilgestaan bij onbekende woorden uit de tekst, zeker als die belangrijk zijn om te kennen.
“Een groot voordeel van Diataal is dat de toetsschalen doorlopenvan PO naar VO. Je kunt zien hoe ver een leerlingis ten opzichte van de referentieniveaus.” l.van deelen-meeng, managing consultant bij cps en traject aansluiting po-vo van school aan zet
Differentiatie naar lezerstype Bij differentiatie van leerlingen in groepen, werken leer lingen (deels) met verschillend materiaal. Zo kunt u compenserende en schoolse lezers apart groeperen en ze verschillende opdrachten laten maken, gericht op woordenschat (opdracht 3A) of op een leesstrategie (opdracht 3B). Zet bij deze profielgroepen ook altijd één of meer sterkere leerlingen. Verspreid de probleemlezers over de groepen, waarbij u in de gaten houdt dat ze voldoende tot hun recht komen. Het verdient aanbeveling deze zeer zwakke lezers al buiten klasverband te voorzien van extra ondersteuning. De groepssamenstelling is dus heterogeen naar niveau, met uitzondering van de sterke leerlingen. Houdt de dynamiek en het leerproces binnen de groepjes goed in de gaten: Doet iedereen actief mee? Wordt er goed samengewerkt? Heeft iedereen ruimte voor inbreng? Leerlingen Verdeling Keuze-opdracht
Mamoun, Finn,Thomas, Charly, Fien
3 Compenserend 3A 1 B-leerling 1 C-leerling
Mayar, Jasper Frans, Tina, Paulien
3 Schools 3B 1 B-leerling 1 Probleem
John, Waïl, Rashwan, Omar
1 Probleem 3A of 3B 1 C-leerling 2 B-leerlingen
Timo, Nick, Daniek, Mirjam
2 Probleem 1 C-leerling 1 B-leerling
Brent, Marjolein, Mieke 3 A-leerlingen
3A of 3B
Differentiatie naar niveau Niveaudifferentiatie (sterke en zwakke lezers) vindt bij voorkeur plaats buiten klasverband. Maar bij grote niveau verschillen kunt u de klas ook splitsen in twee groepen die ieder werken op eigen niveau. Zo kan de voorbeeldklas gesplitst worden in een groep blauw/groen en een groep oranje/rood, die ieder werken met een eigen tijdschrift (dat leerlingen meteen na de toets al hebben kunnen down loaden). De twee groepen werken dus met verschillend materiaal, aan de hand van dezelfde thema’s. De tijdschriften van Diaplus, en ook de teksten van de maand bieden deze mogelijkheid. Zo kunt u klassikaal beginnenen afsluiten, en verder uw aandacht verdelen over beide groepen die zelfstandig of in kleinere groepjes werken aan verschillende tekstenmet werkbladen op het eigen niveau. Lezen bij het vakonderwijs Niet alleen in de leeslessen is inzicht in het leesniveau en de lezerstypen in de klas nuttig, maar ook bij andere vakken. Houd ook bij het vakonderwijs rekening met verschillen tussen leerlingen als het gaat om begrijpend lezen. In het basisonderwijs kunt u de leerlingen zelf bij andere vakken ondersteuning blijven bieden. In het voortgezet onderwijs zijn klasbesprekingen in teams zinvol om te komen tot afstemming tussen docenten van de verschillende vakken. Zo kan worden afgesproken dat een bepaalde klas bij Nederlands extra instructie krijgt in de manier waarop je teksten aanpakt. De docenten voor andere vakken kunnen daar dan rekening mee houden.
3A en 3B
workshop VOOR leerkrachten PO, docenten VO VORM presentatie / training 2,5 uur
Workshop omgaan met verschillen U leert hoe u de toetsresultaten kunt gebruiken voor gedifferentieerd werken. We bespreken de toetsresultaten van uw klassen vanuit de vraag: wat gaan we doen? Welke leerlingen komen in aanmerkingvoor extra ondersteuning buiten klasverband en kunnen we de sterke leelringen extra stof bieden? Willen we in deze klassen differentiëren en hoe doe je dat?
“Ideaal dat Diaplus zo veel teksten heeft, geordend op leesniveau en onderwerp. Zo kun je meteen aansluiten bij actuele thema’s met interessante teksten op het niveau van de leerling.” L. de Koning,onderwijsontwikkelaar bij de activiteit, Centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs
Diaplus
Tekst van de maand Iedere maand komt er een Tekst van de Maand uit op drie niveaus. Deze teksten hebben dezelfde thema’s en zijn voorzien van werkbladen. De opbouw van een werkblad is gelijk aan die van de tijdschriften.
Diaplus maakt het toetsenpakket van Diataal compleet: van toetsen tot het ontwikkelen van de leesvaardigheid en de woordenschat. De teksten en werkbladen van Diaplus sluiten aan op de toetsresultaten van Diataal. De teksten zijn geordend op referentieniveau. Bij de werkbladen wordt rekening gehouden met de lezerstypes. Wat vindt u allemaal in Diaplus?
Bronnenpakketten In samenwerking met het Centrum voor Ontwikkelings gericht Onderwijs levert Diataal bronnenpakketten. Deze bestaan uit teksten die horen bij een bepaald thema. De pakketten zijn ideaal voor scholen die thematisch werken. Ook scholen die niet thematisch werken kunnen de mate rialen gebruiken. Scholen kunnen zelf kiezen hoe ze het materiaal inzetten. De teksten zijn ingedeeld op niveau volgens de bekende kleuren van Diataal. In een bronnenpakket vindt u vele tekstengesorteerdnaar werkvormen als twin-teksten, tekstenvoor expertlezen, etc.
Tijdschrift Lees >> Alle leerlingen krijgen na de toets een digitaal tijdschrift met teksten op hun eigen niveau, puzzels, weetjes etc. De bijbehorende werkbladen zijn printbaar vanuit Diaplus. Zo hebt u bij elk tijdschrift een kant-en-klare lessenserie die u kunt gebruiken in de klas. Diaplus biedt materiaal voor leerlingen die een achterstand op taal- en leesgebied hebben, maar ook voor leerlingen die al verder zijn. De tijdschriften zijn ingedeeld naar dezelfde kleuren die u in de klassenoverzichten ziet. Binnen een editie verschillen de tijdschriften in niveau, maar overlappen ze in onderwerpen. Zo kunt u, indienu met meerdere tijdschriften in één klas gaat werken, toch gezamenlijk openen en sluiten.
lees >>
lees >>
Strijdende ridders
tijdschrift van diaplus
Vroeger streden ridders tegen elkaar in oorlogen. Dat ging er heel anders aan toe dan nu. Hoe werd je vroeger ridder? En met welk materiaal ging je de strijd aan?
luchtballon
5
10
15
20
25
30
Ridder worden Als je vroeger ridder wilde worden, dan moest je al op hele jonge leeftijd met de opleiding beginnen. Alleen rijke mannen konden het worden. Ze moesten rijk zijn omdat ze zelf hun eigen dure wapens en kleding moesten kopen. Vanaf een jaar of zeven werden ‘toekomstige ridders’ naar een kasteel gestuurd. In het kasteel kregen de jongens van de kasteelheer les in bedienen en goede manieren. Op de binnenplaats van het kasteel leerde een echte ridder de jongens vechten met stukken hout of botte wapens. Ook moesten ze veel sporten, zoals zwemmen en worstelen, om in vorm te blijven. Paardrijden leerden de jonge ridders op een houten paard dat op wieltjes vooruit getrokken werd. Als de jongens 14 jaar oud waren, werden ze schildknaap. Schild knapen moesten de ridders meehelpen met de voorbereiding op het gevecht en ze moesten aan de zijde van de ridder mee vechten. Na vier jaar meehelpen waren ze eindelijk ridders. De jongens werden met een zwaard tot ridder geslagen! Wat hadden ridders bij zich? De eerste ridders in de Middeleeuwen vochten in een maliën kolder, dit was een pak van allemaal kleine ringetjes. Zo’n pak was erg handig want het was buigzaam en het dekte het lichaam voor een groot deel af. Toch kon een pijl van de tegenstander gemakkelijk door de ringetjes komen. Ook een zwaard kon er met een beetje kracht zo doorheen schieten.
35
40 45
50
55
weetje...
top tot teen bedekten. Harnassen waren in de Middeleeuwen erg duur. Alleen de rijkere ridders konden een harnas kopen. Het harnas was erg zwaar. Dat was niet zo handig want de ridder kon door het zware harnas zelf niet meer op zijn paard komen. Daarvoor had hij een schommel nodig. Door de schommel werd de ridder op het paard gezwiept. Net als de ridder kreeg het paard ook een harnas. Zo kon het paard ook beschermd de strijd ingaan. Een ridder in de Middeleeuwen begon zijn gevecht meestal met een lans. Een lans was een soort lange stalen buis met aan het eind een punt en aan het begin een handvat. De ridder hield dit vast om zo zijn tegenstander van het paard af te gooien of te spiesen. Een lans kon wel drie meter lang zijn! Verder had de ridder ook nog een zeer persoonlijk wapen, namelijk zijn zwaard. Het zwaard was aan twee kanten scherp geslepen en had ook een handvat. De ridder droeg tenslotte een schild om slagen en stoten van zijn tegenstander af te weren. In het begin van de 12e eeuw was dat schild nog maar een simpel driehoekig stuk hout dat met leer bedekt was. Later kwam het metalen schild, met een grote metalen knop in het midden. Dat schild hing aan een band om de hals van de ridder. Aan de achterkant zat het met riemen vast. In de loop van de 14e eeuw werden de schilden steeds kleiner, sterker, en makkelijker hanteerbaar. Naar: www.willemwever.nl en www.demiddeleeuwen.nl
ChECKpOiNT CHARlIE weetje... Checkpoint Charlie is een symbool voor de Koude Oorlog geworden. Ook is de controlepost het onder werp van veel spionage romans die tijdens de Koude Oorlog werden geschreven en het decor van een aantal spionage films en thrillers.
Ridders moesten zich aan strenge regels een voor schriften houden. De afspraken die daar over gemaakt werden noemden ze erecode. Er waren speciale regels voor aan tafel, voor de jacht en voor tijdens een gevecht. Ridders moesten zich netjes gedragen en manieren hebben. Als je een ridder wilde worden dan moest je plechtig beloven dat je de erecode altijd zou blijven volgen en dat je daar trouw aan bleef.
5
10
15
20
Vanaf het einde van de 13e eeuw kwamen er harnassen. Dit waren grote stalen platen die zo ongeveer de hele ridder van 30
jaargang 2 / nr. 2
naar 1F
Door Berlijn loopt een fiets en wan delroute langs plekken waar vroeger de Berlijnse Muur stond. De route is maar liefst 160 kilometer lang en wordt aangegeven met speciale wegwijzers.
tijdschrift van diaplus
25
8
Online teksten- en oefeningenbank Diaplus biedt bovendien een online tekstenbank met oefenvormen. Het voordeel daarvan is dat u met uw leerlingen ook teksten op onderwerp kunt zoeken en zo samen een interessant pakket samenstelt. Dit motiveert enorm en dat is cruciaal voor de leesontwikkeling!
9
jaargang 2 / nr. 2
2F - naar 3F
Checkpoint Charlie was een grensovergang tussen Oost- en WestBerlijn in de periode na de Tweede Wereldoorlog tot de val van de Berlijnse Muur in 1989. De controlepost is bekend geworden als symbool van de deling van Duitsland en de Berlijnse Muur. Er komen nu elk jaar miljoenen bezoekers die meer willen weten van deze geschiedenis. Verdeelde stad Toen Duitsland de Tweede Wereldoorlog verloor, werd Berlijn opgedeeld in verschillende stukken. OostBerlijn stond toen onder invloed van de Russen en in WestBerlijn werd van alles geregeld door de Amerikanen. Een deel van het oosten van Duitsland werd DDR (Duitse Democratische Republiek), de rest van Duitsland was de BRD, de Bondsrepubliek Duitsland. Tussen de BRD en de DDR liep een zwaarbewaakte grens. Het enige ‘gat’ in die grens was in de stad Berlijn. WestBerlijn was van alle kanten omsloten door de DDR, maar inwoners van OostBerlijn konden ongehinderd naar WestBerlijn gaan. Daar konden ze een vliegtuig pakken naar de vrije wereld. Bijna 3 miljoen, vooral jonge en hoogopgeleide, Duits ers maakten in de eerste vijftien jaar na de oorlog gebruik van deze mogelijkheid. De bouw van de Berlijnse Muur in 1961 maakte een einde aan de open verbinding met het welvarende westen. Naam Checkpoint Charlie Checkpoint Charlie, een van de drie grensovergangen in Berlijn, is vernoemd naar de derde letter van het spellingsalfabet van de NAVO : Charlie. Checkpoint Alpha, vernoemd naar de eerste letter, was de eerste grensovergang en Checkpoint Bravo was de tweede. Checkpoint Charlie is vooral bekend geworden als plaats waar opgepakte spionnen tegen elkaar geruild werden.
35
40 45 50
55
Koude Oorlog De strijd tussen de Russen en de Amerikanen die na de Tweede Wereldoorlog ontstond heet de Koude Oorlog. Het oosten van Europa, dat onder invloed stond van het communisme en de Russen, en het kapitalistische WestEuropa, waar mensen veel meer vrijheid hadden, stonden pal tegenover elkaar. Tijdens de Koude Oorlog werd Checkpoint Charlie het symbool voor zowel de scheiding als voor de vrijheid. In oktober 1961, toen de bouw van de Berlijnse Muur in volle gang was, probeerde de DDRleiding om de macht van de Amerikanen te verkleinen. Als gevolg daarvan stonden bij Check point Charlie een paar maanden lang Russische en Amerikaanse tanks tegenover elkaar. Dit liep uiteindelijk met een sisser af. Na de val van de Muur Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur toen de mensen niet langer accepteerden dat ze niet vrij mochten reizen van Oost naar WestBerlijn. Kort daarna werd het checkpoint opgeheven. Na de afbraak van de Muur werd het checkpoint met een stenen silhouet in het asfalt aangegeven, net als een deel van de Muur. In 2000 werd een exacte kopie van het oorspronkelijke wachthuisje geplaatst. Museum Het Museum Haus am Checkpoint Charlie is erg bekend bij toeristen. Dit is een museum met beelden en voorwerpen die vertellen over vluchtpogingen van Oost naar West. Ook is er een tentoonstelling over geweldloos verzet denk hierbij bijvoorbeeld aan Mahatma Gandhi. Naar: wikipedia.nl en schooltv.nl
10
workshop
VOOR intern begeleiders, remedial teachers, leerkrachten PO, docenten Nederlands VO VORM presentatie / training 2,5 uur
11
Workshop Werken met Diaplus U leert Diaplus inzetten op basis van een analyse van de toetsresultaten van één of meer van uw klassen. Docenten maken kennis met de tijdschriften LEES>> , werkbladen op verschillende niveaus en met het overige kant-en-klaar lesmateriaal. Ook leren zij werken met de online teksten- en oefeningenbank voor het zelf samenstellen van een lessenreeks. In de workshop wordt ingegaan op de didactiek van Diaplus en op de manier waarop er kan worden gedifferentieerd.
Dineke buist BNO vormgeving paul meek fotografie
www.diataal.nl
.
dia taal bv toetsing en Onderwijsadvies HW Mesdagplein 1 / 9718 HP Groningen 050 8200120 /
[email protected]
Diataal BV is gelieerd aan de