Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
OKTOBER 1914
bezig twee abris te maken voor de mitrailleurs die aan de muur van schutters hunne stellingen hebben. Deze morgen is er te Bornem nog een Duitse spion aangehouden en naar Antwerpen gevoerd. Men vertelt dat er gisterenavond door onze kanonnen 1.800 Duitsers gedood zijn in het park van Nieuwland te Opdorp ! Om 2 uur na de middag stond op de galerij van onze toren luitenant De Brabant met een sergeant en 2 soldaten door hunne verrekijkers de omtrek van SintAmands af te spieden. In onze pandhof stond ik er naar te gapen en hoor De Brabant roepen tot de telefonist aan de voordeur van ’t hospice (die hem uit Sint-Amands nieuws had aangebracht) Teleph. au fort : “tir direction tour Saint-Amand –au delà – succesivement par degrés”. ‘t zelfde nogmaals herhaald , en geen 10 minuten later of ’t spookte geweldig op ons fort in de richting van Sint-Amands. Die daar niet gevlucht zijn, zullen wel stukken zien vliegen hebben. De hele namiddag tot als het donker werd is er fel geduelleerd tussen de Belgische veldartillerie in Vlaanderen aan de overzijde der Schelde , en de Duitse die zich in of bij Dendermonde ophoudt. Sint-Amands en Londerzeel, zegt men, zijn helemaal leeggevlucht. Om 8 uur is alles rustig.
(dag 60) Donderdag 1 oktober 1914 De nachtrust gisterenavond goed begonnen was van korten duur. Om 9 uur begonnen de kanonnen zonder ophouden tot 11 uur – dan een kleine pauze – om 12 uur opnieuw en om 2 uur donderden de forten van Bornem, Puurs, Liezele uit al hun vuurmonden, en alles dominerend de batterij in de Breeveldstraat. Wij waren allemaal wakker. Sommigen, E.H. Prior en Placidus, waren zelf niet eens naar bed gegaan. Zij hebben de nacht doorgebracht in de sofa van het calefactorium. Om 4 uur gaan allen naar de koor en om 4 ½ begint volgens gewoonte het koorofficie. Ditmaal met groot accompagnement van kanonnen. De Prior, onder de druk van het geschut dezer dagen, heeft de nacht slapeloos doorgebracht. Hij zegde deze morgen vermoeid te zijn en naar Holland te willen gaan om wat uit te rusten. Hij beloofde zeker zaterdag terug te komen naar Bornem. Om 8 ¾ vertrok hij naar Temse te voet, daar had hij een trein naar Hulst en dan met de tram verder. Om 8 uur waren onze piotten van het 13e linieregiment de “latrines de campagne” aan ’t vullen Vrijdag 2 oktober 1914 (dag 61) met zand, die de grenadiers een paar dagen te voren er Er is geen kanon te horen geweest. gegraven hadden. De nieuwe Commandant zegde dat 3 aalmoezeniers hebben hier de H. Mis gelezen, 2 hij die vuiligheid niet meer wilde zo dicht bij onze hebben hier gelogeerd dezen nacht. Ze zijn gisteren prachtige lindendreef. Zijne mannen moeten gaan avond hier aangekomen en vertrokken om 8 uur. Het k(akken) tegen den zuid-oostelijke muur tegen het kanon is alweer aan de gang in het zuid-oosten. kerkhof, waar een tranchee ad hoc gegraven werd en met de afgehakte Spaans houten haag verschranst. Als ik mijn ronde verder deed, zag ik dat er gisteren in de namiddag nog een nieuwe loopgracht gemaakt is onder de “berceau” vanaf de vogelkooien tot aan de kabal, zowat 1 meter diepte en de uitgehaald grond vooraan tegen de haag. Ook was er een tweede brug of passerelle over de kabal naar het bosje gelegd. Aan de abri in het bosje was men nog aan ’t voort werken. De loopgracht van de haag aan de doelen naar de bospoort heen wordt te niet gedaan. Op de boomgaard zijn ze Kade en kerk van Sint-Amands, dewelke begin oktober regelmatig onder vuur kwam te liggen door het geschut van fort Bornem.
© Gemeentelijk Archief Bornem Foto’s : Archief Bornem & Jos Winckelmans
- 29 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Ons fort heeft gisteren ook Sint-Amands gebombardeerd, waar de vijand zich schuil hield. De molen van Oppuurs afgeschoten of afgebrand. Onze soldaten aan de lindedreef hebben allen deze nacht op wat stro in hun tranchee geslapen. Hun Kommandant Clobert deelde hun lot. Om 8 ½ schiet het kanon op het fort te Bornem. De regen hield op om 9 ½ - om 10 uren vertrekken onze 13 gendarmen te paard naar Antwerpen. Een hunner had daar zijn beklag gedaan dat er voor hen te Bornem geen werk was. Het zomerhuisje aan de kabal staande sedert 1891, wordt opgepakt en naar den boomgaard gedragen bij den moerbeziënboom, waar het als wachtkotje dienst moet doen. De piotten beginnen een nieuwe tranchee-abri dichtbij of voor den groten Sint-Bernardusappelboom. Gisteren avond ten 9 ½ zijn er onder andere in de abdij gekomen, een dozijn honden met mitrailleusen, .... op karkens, sommigen één, andere tweespannig. Die honden zijn flinke beesten, blaffen niet, hebben jonge gasten, niet soldaten, tot geleiders. Om 10 uur vertrokken vier karkens ; om 12 uur de anderen, waarheen ? Dat wisten ze zelf nog niet. Ze hadden de nacht doorgebracht onder de loods. Om 3 ½ trokken enige compagnies voetvolk met mitrailleusen en munitie de steenweg op naar SintAmands en om 4 uur wordt er van het fort in dezelfde richting geschoten. Op mijn rondgang in de hof wenkt de Komdt. Clobert, die het werk aan de SintBernardusboom toeziet. Hij zegde om de abri te dekken wel boomstammen genoeg te hebben, maar geen takkebossen, stro of zo iets om tussen de 2 lagen boomstammen tot afsluiting te dienen ; en daar hij het schaarhout in ons parte wilde sparen, geen stro kon vinden, had hij juist orde gegeven om het naast bijliggende klaverveld af te maaien, er lag reeds een kruiwagen op de tranchée. Daar ik met een bedenkelijk gezicht jammerde over de schone klavers, die voor onze koeien een uitstekend voeder waren, beter dan kastanjeblaren of ander houtgewas, dat deze beter waren om de tranchee te dekken – waren wij het gauw eens. Hij zegde met de beste inzichten gehandeld te hebben. Het klavermaaien was gedaan en zijn mannen trokken hun mes om het bosje schaarhout , zo fatsoenlijk ’t even gaan kon, te dunnen. Ook de ligustrumheesters langs de vijver aan de schuur werden ...... Op een half uur tijds was de abri met takkebossen bedekt, gereed voor een 2e laag boomstammen, waarop dan nog zand en graszoden moesten komen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Komandt. Clobert, een 50jarige schone man, die de vorige nacht met zijn mannen in de tranchee had doorgebracht, had nu met de wachtpost zijn nachtverblijf onder de doelen gekozen en ingericht. Hij vertelde me gemoedelijk dat eergisteren (30 sept.) woensdagnamiddag, onze abdijtoren het mikpunt was, voor de Duitse obussen en shrapnels, die rond 4 uur door de lucht sisten. Er werden, volgens hem, die namiddag door de Duitsers van achter Sint-Amands 12 obussen geschoten naar Bornem, 6 naar de abdijtoren en 6 naar het fort, van deze waren er 4 voor op het terrein van het fort ingeslagen zonder enige schade aan te richten; twee vlogen over het fort heen en zitten nog in de grond niet ontploft. De genie zal deze moeten onschadelijk maken. Van die obussen die naar de abdij zijn geschoten, heeft hij er twee doen ontgraven. Die het dichtst bij was, zat aan deze kant van het mastenbosje tegen de steenweg van Sint-Amands, volgens zijn schatting (te hoog m.i.) 1.200 meter. De tweede zat 200 meter achteruit ongeveer. Ze zaten 1,30 meter diep in de grond en de gaten die ze door de ontploffingen gemaakt hadden, waren 2,50 meter in doorsnee. De obussen van Duits maaksel, n.15, hadden een gewicht van 95 kilogram. Volgens onze eigen observaties en die van soldaten die aan de muur stonden, werden er wel meer projectielen naar de abdij heen geslingerd, een is er zeker overheen gesuisd. De komandant had de fusée van een der projectielen met enkele stukken van de karkas in zijn valies tot aandenken meegenomen en was zo vriendelijk mij een stuk ijzer als “souvenir” aan te bieden. De man was echter niet goed te spreken over de vluchtelingen van Sint-Amands, die hij daags te voren onderwegs had ontmoet. Met zijne compagnie op verkenning uitgestuurd zijnde –“Interrogé s’il y avait des Allemands à Saint-Amand, ces b. nous assurcient qu’ils n’ont avaient pas vu un seul et la arrivés pres du village nos gens sont ass…… par des coups de feu tirés des maisons, de desous les portes des granges, etc. “ Men zei vandaag dat de Duitse soldaten, te SintAmands verscholen, zich als boeren verkleed hadden en dus door de vluchtelingen niet herkend zijn. De Duitsers moeten echter slecht geschoten hebben, want de verkenners hadden slechts 2 gekwetsten. Ze waren ook ijlings naar Bornem teruggetrokken om versterking te halen. Zaterdag 3 oktober 1914 (dag 62) Deze nacht heeft het kanon ons met rust gelaten. In de voormiddag slechts enkele schoten in de verte.
- 30 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 11 ½ schiet het fort van Bornem alsook de Engelse kanonnen, die in de Breeveldstraat staan. Deze zijn van rood koper en veel groter dan de andere. Het zijn Belgische kanonniers, bij Van Vracem gelogeerd. Als die kanonnen losbranden, dan dreunt de grond in de geburen zodanig dat de mensen wel ‘nen meter omhoog springen, zegt den Dil. Gisteren zei Comandt. Clobert dat hij boomstammen genoeg kon krijgen en dat hij in alle geval zou zorgen dat onze dreven zouden gespaard blijven, bijzonder, en die wens hadden wij dikwijls geuit, de grote lindendreef en die naar het bergsken. Helaas ! Deze morgen waren er geen boomstammen gekomen en toen onder de mis kapitein Boeykens, die niet erg meer bevriend was met de paters, de werkzaamheden kwam nazien, gaf hij bevel in het bosje alle bomen af te zagen die de nodige dikte hadden. Toen we ’s middags aan de brug kwamen, zagen we dat ook de dreef langs de vijver verloren was. Wij hebben de eer niet gehad kapitein Boeykens in de abdijmuren nog te zien om hem te bedanken ? De toestand schijnt niet heel geruststellend te zijn want de aalmoezeniers, die hier deze middag aan tafel waren, zegden ons dat morgen, zondag, al de manschappen in de tranchees moesten blijven en ze niet mochten verlaten om gaan mis te horen . Zij zoeken naar middels om in het open veld de H. mis te mogen celebreren. De eerwaarde Zusters van het Gasthuis en van de Presentatie lieten te middag weten dat ze morgen mislezers meer als genoeg hebben, en er dus tot nader orde niemand van ons moet komen. Buiten de aalmoezeniers en ambulanciers zijn er aangekomen als vluchtelingen, de pastoor en onderpastoor van Sint-Amands en nog meer anderen. Gisterenavond is de houten molen van Sint-Amands in brand geschoten door het fort van Bornem.
Om 4 uur begint opnieuw het fort van Bornem te schieten. Ook die van Puurs en Liezele en nog verder ook. Om 4 ½ hoor ik op mijn kamer het geronk in de lucht van een motor. Men roept buiten : “ ’t is een Duitser ! de Taube bleef niet lang zichtbaar en kort daarop hevig geweervuur in de richting van Sint-Amands. Het bleef nog aanhouden als wij om vijf uur naar de koor gingen voor het officie en dan hoorden wij alleen nog de losbrandingen op het fort. Om 6 ½ vertellen onze telefonisten dat zij met 6 kameraden en hun toestel de hele dag op de molen zaten te Mariekerke om de bewegingen van de vijand gade te slaan en aan het fort te melden. Ten 4 uur zagen ze minstens 500 Duitsers naar Mariekerke afzakken. Deze werden aan het fort gesignaleerd en ze kregen vandaar een goed gerichte bom die ze deed uiteen stuiven. Onze compagnie grenadiers, die in de nabijheid lag, heeft al schietende, te gauw schijnt het (volgens gewoonte) de wijk genomen, zodat zij de telefonisten, na al hun munitie verbruikt te hebben, met grote moeite uit de molen hun toestel reddend, zijn kunnen ontsnappen. Ze spreken met geen lof van de papas-grenadiers, die in plaats van hun de aftocht te dekken, ze vooruit waren in ’t lopen. De officieren schijnen me deze avond niet zeer opgeruimd en laten vermoeden dat de zaken niet goed staan. Om 8 uur is alles stil in de abdij. Lier, Koningshooikt, Walem : gevallen. De Belgen trekken over de Nete. Zondag 4 oktober 1914 (dag 63) De verleden nacht 3-4 oktober gerust geslapen tot 2 uur. Dan werd ik gewekt door een droge korte knak, alsof er iets brak op de zolder. Pas ingeslapen, ‘tzelfde geknak. Ik was goed wakker en hoorde ’t nogmaals en dan niet meer. Ongetwijfeld, dacht ik, ’t zijn geweerkogels die hier op het dak of tegen de muur zijn komen aangevlogen. Deze morgen zegde men dat inderdaad rond 2 uur te nacht aan den “Rupsentros” geweerschoten gelost werden en aangezien de geweren een draagkracht hebben van 2.000 meters, zou het wel kunnen waar zijn wat ik gedacht heb.
Duitse Taube waarbij de vorm van de vleugels aan een duif deed denken.
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 31 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Een gekwetste is naar het gasthuis te Bornem gebracht. Gisteren 7. Van doden wist men niet. Deze morgen om 7 uur een telegram ontvangen van de Prior dat hij te Temse is ! De post-correspondentie brengt geen nieuws. Het gazettennieuws is niet geruststellend : fort van Walem , fort van Koningshooikt tot zwijgen gebracht ! Hemiksem moet ontruimd worden. Ze vertellen dat deze morgen 4 of 5 treinen met Engelse soldaten en grote kanonnen te Bornem zijn voorbij gereden naar Puurs en dat is nog maar de voorwacht ! De kanonnen waren zo groot dat ze elk twee wagons in de lengte besloegen. De soldaten riepen “Hip Hip Hurrah for Belgium !”
Gepantserde treinen met Belgische en Engelse artillerie.
Onder de mis van 9 uur begint het fort te Bornem opnieuw te bulderen. Om 10 uur fortissimo ! Een geweldig schot of een ontploffing, niet ver af, want op mijn kamer rammelden deur en vensters. Op informatie gegaan, vernam ik dat gisteren avond het vuur is gelegd aan de gendarmerie nationale (in ’t Vlaams : nationale gendarmerie) en dat men nu begonnen is met mijnen de muren omver te halen. Ten 6 uur ’s avonds voor het avondmaal is E.H. Prior thuis gekomen. Hij was zaterdag al in Temse, en omdat het vandaag 1e zondag was, is hij maar daar gebleven om bij de Broeders van Liefde het lof te doen. Gisteren, zaterdag, was onze boter op en vandaag hebben we boter geleend aan de keuken van de troep grenadiers. Ze gaven ’t gaarne uit erkentelijkheid voor de gastvrijheid, en ook wel als restitutie voor de menigvuldige ontleningen die ze de paters deden zonder aan te melden. Gisteren waren er ook geen eieren of geen vis meer te krijgen, en de conclusie was dat wij ons moesten kontenteren met : “a respectable slice of ham”. Maar de laatste hesp is erg ingekrompen en wij komen vandaag tot de verdere conclusie dat ons varken er aan moet. De laatste zes weken heeft het beestje zich
© Gemeentelijk Archief Bornem
goed gedaan aan het soldatenbrood dat overal maar voor het grijpen ligt. Maandag 5 oktober 1914 (dag 64) De hele nacht 4-5 oktober heeft het kanon doorgebulderd. E.H.Prior, gisterenavond uit Holland aangekomen, is deze voormiddag om 10 ½ terug vertrokken, Albertus met zich medenemend. D.G. met hem gaat ook de broeder koster Remigius. Deze was zeer aangedaan bij zijn vertrek en hij zal in kerk en sacristie zeer gemist worden. Het uurwerk op de toren is reeds van zaterdag, 3 oktober, stilgehouden om de aandacht van de Pruis niet te wekken. En de wacht op de galerie van de toren moet zich schuil houden. Om 12 uur is luitenant van Sprang, generaalszoon van die naam, een flinke jongen van 25 jaar, braaf en godvruchtig, hier binnen gekomen. Hij is komandant der sectie mitrailleurs en vraagt de weg naar de zolder van het ziekenhuis. Daarboven voor het dakvenster maakt hij voorbereidselen om een machiengeweer te plaatsen. De bomen vlak voor het ziekenhuis en de eerste twee beuken aan de doel staan in de weg en de toppen ervan moeten afgekapt worden. Het begint er aardig uit te zien in ons bosje : al het schaarhout is afgekapt, ook de haag van Spaans groen aan de westkant. Om 4 uur lijkt het bosje een groot spinneweb van pinnekensdraad. De Pruisen zullen moeten taffelen vooraleer ze aan de lindendreef zijn. En dan hebben ze ons nog niet. De “berceau” aan de kabal is men begonnen af te kappen en dat was nog zo gemakkelijk werk niet, wegens de ijzeren staven en de zinken draad waaraan ze was vastgemaakt. De loopgracht die er onder liep wordt wederom gevuld. De Komandant. Clobert, de klavermacier van verleden week, is nu met een ander peloton bezig een laatste loopgracht te maken onder de eeuwenoude “berceau” in de moestuin, om daar, achter de haag de laatsten Duitser naar het kerkhof te blazen. Doch in het vooruitzicht dat het zou kunnen anders zijn, doet hij in de muur oostwaarts, aan beide zijden van het kruisbeeld, 2 grote gaten kappen om de vijand voor te zijn als het op lopen zou aankomen. Er was nog zo een gat gekapt voorbij de bospoort voor degenen die daar buiten in de loopgracht lagen. Ondertussen blijven onze papas-grenadiers aan het werk (lichting van 1899). Vele beginnen te klagen van pijn in de lenden, in de buik en elders. Deze morgen hoorde ik ene, die zeker niet op het appel was
- 32 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
geweest, aan de majoor of kapitein te paard zijn excuus maken wijl hij koliek deze nacht had gehad. “Mais, soldat bleu” ,was het antwoord, “quand la patrie est en danger, on ne doit pas avoir mal au ventre !” Van in de voormiddag vroeg is de artillerie van ’t fort en de batterij in de Breeveldstraat aan het werk geweest. Het bataillon grenadiers was deze morgen vroeg al op verkenning geweest en had te Sint-Amands een troep van 1.500 Duitse jonge soldaten ontmoet. ’s Middags hadden de karabiniers met mitrailleuzen ze daar afgelost. Ten 1 uur begon daar het geweervuur, en om 4 uur , terwijl ik onder de berceau bij Komdant Clobert stond, maakte mij deze opmerkzaam op het knabteren der Belgische mitrailleusen, die soms verscheidene tegelijk bezig waren. ’t Was een geratel zonder einde, maar het einde kwam toch. Om 4 ¾ was ’t gedaan. Sint-Amands was genomen en hernomen. De Duitsers zijn gekomen tot aan de Kraaihoef. Om 6 uur waren er 40 licht en 6 zwaar gekwetste Belgen in ’t gasthuis te Bornem aangekomen. Vanaf 5 uur deze avond zagen wij brand in Mariekerke. Er zijn vandaag geen Duitse door de lucht suizende obussen door ons waargenomen. Het kanongebulder schijnt zich naar Vlaanderen te hebben verplaatst. Vandaag hadden we nog geen boter en ook geen vet. Ons varken is dood en wordt morgen gesmolten. Makker Jan Vinck (alias Platte Jan) was deze morgen
naar de melkerij van Bazel gestuurd om boter, maar is deze avond niet teruggekomen. Wij hebben dan maar boterhammen gegeten zonder boter maar met appelmoes en ze schoven lekker naar binnen. Onze bakker, vulgo Jef bi, staat deze avond te lamenteren. Hij zevert dat hij geen bloem meer heeft ; dat er geen gist meer te krijgen is. De brouwers maken gerstenbier van mais. Droge gist is er wel te krijgen te Temse en de mensen mogen hem er wel gaan halen, maar mogen niet meer naar Bornem terug. ’t Is Bornem kermis, maar voor de eersten keer van mijn leven wordt er niet gedraaid of gelawaaid. De laarzen worden gesmeerd voor de dans over de grenzen. Victorke met zijn vrouw, Benoit de Maeyer, en vele andere van de burgerij, zijn de laatste dagen vertrokken. Meneer Sleebus, met zijn groot lawijd, natuurlijk voorop ! De Stenen molen staat nog overeind, doch gekortwiekt. De maalder werd weggevoerd en is nog niet terug. De deken van Puurs en zijn onderpastoors waren weg en zijn gisteren, zondag ,niet teruggekomen. E.H. Abbeloos, pastoor van Londerzeel Sint-Jozef, met zijn parochianen al enige dagen in Bornem als vluchtelingen logerend, ging naar Puurs om er de H. mis te lezen, maar vond er geen kelk. In de koor doen wij het officie nog gedrieën. Na de completen is voor de eerste maal het Salve Regina niet meer gezongen, maar gelezen.
Het 1e Regiment Grenadiers moest vanuit Opdorp terugtrekken en raakte ter hoogte van de Kraeyhoef, tussen Mariekerke en Bornem, betrokken in enkele schermutselingen met Duitse verkenningstroepen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 33 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Dinsdag 6 oktober 1914 (dag 65) Nachtrust niet gestoord. Onze mitrailleurs brachten deze morgen rond 7 uur een ledige bus, obus of schrapnel, die, zegden zij, gisteren door het fort van Bornem ’s namiddags naar Sint-Amands werd ge-schoten, niet ontplofte, maar uitbrandde, en door hen is uitgegraven en meegebracht. Henricus gaf hun een fooike. De bus ledig weegt 12 ½ kilos. Er werden gisteren bij de ontmoeting te Sint-Amands twee onzer grenadiers gedood en een dertigtal zwaar of lichtgewond. Zij vertelden ook dat gisteren een troep Duitsers te Sint-Amands uniformen droegen van Belgische soldaten. Ze werden echter herkend en gemitrailleerd. De inwoners van Sint-Amands die nog thuis waren, hebben verleden zondag het sermoon moeten bijwonen, dat er een Duitse dominee aan de soldaten gedaan heeft. Gisteren mochten zij het dorp niet verlaten, maar toen het gevecht in gang was, zijn er toch nog velen kunnen gaan lopen, bijzonder toen een bom uit het fort van Bornem terechtkwam in het lokaal “De Leeuw”, waar een grote troep Duitsers verscholen zat. Om 8 ½ deze morgen bezoek ontvangen van pater Stephanus, der Trappistenabdij van St.Remy te Rochefort. Hij was dienstplichtig als ambulancier, heeft enige dagen te Hingene in kwartier gelegen. Bij de zusters mis gelezen. Heeft horen zeggen dat Duitsland de oorlog verklaard heeft aan Holland. Sedert hij in het begin van augustus was opgeroepen, had hij van zijn klooster niets meer vernomen, en het was voor hem geen aangenaam nieuws toen ik hem meedeelde wat mij de gendarmen van Rochefort verteld hadden over de vernieling der abdij door de Fransen. Pater Stephanus ging weg om 9 uur. Om 10 uur vertrok met zijn manschappen langs de bospoort de goede Komandant Clobert na hartelijke handdruk. Aan het uiteinde der lindendreef staan 4 Engelse gentlemen en 2 ladies van ’t Rood Kruis, très chics, maar koud en stijf gelijk wassen beelden zonder taal of teken. Heintje Moens–Schutters komt vertellen dat er bij zijn zuster deze nacht juist 100 vluchtelingen gelogeerd hebben en er nog zijn. Om van Luipegem naar de abdij te komen (½ uur afstand) heeft hij langs de Weert en het Sas om moeten gaan en 2 ½ uur daaraan besteed. Hij heeft horen zeggen dat er zondag, maandag en zondag nog 400 Engelse soldaten gepasseerd zijn met zeekanons die 4 uur ver kunnen schieten.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Korporaal Peten (novice van Postel) legt ons uit hoe onder zijn toezicht de geniesoldaten bezig zijn met voor de uiterste pindraadversperring in de grond vaten of tonnen te plaatsen. Die tonnen, zonder bodems en van binnen met nagels en haken beslagen, worden helemaal ingegraven en de opening met een weinig stro of lichte takkebossen bedekt, daar moeten de Pruisen met hun botten invallen … als zij er niet over springen, wel te verstaan. Een weinig voor 3 uur, als we naar de Vespers gingen, zegde een officier dat men zich alle ogenblikken kon verwachten aan het bombardement der stad Antwerpen. In het midden onzer lindendreef was er aan een der bomen deze middag een proclamatie van enige regels aangespijkerd van Generaal De Guise, bevelhebber van Antwerpen, waarin hij de toestand voor de stad ernstig verklaart ; iedereen tot kalmte en vertrouwen aanzet en zijn soldaten aanmoedigt hun plicht jegens het vaderland tot het uiterste te volbrengen. Om 4 ½ ontving ik een telegram van de Prior uit Oudenbosch, meldend : “Prelaat afwezig, komt allen bijtijds ! naar Holland !”. Goedgemeend, ongetwijfeld, maar geen kategoriek antwoord op de vraag aan E.H. Prior bij zijn vertrek voor de Prelaat meegegeven. Aan Zijne Hoogwaardigheid had ik van in augustus, meermaals te kennen gegeven in Bornem te willen blijven tot en met het bombardement. De Prelaat heeft mij telkens de wijze raad gegeven, mij niet roekeloos aan gevaren bloot te stellen. Mijn voornemen echter heeft hij nooit afgekeurd, zoniet positief goedgekeurd. Aan E.H. Prior, vertrekkend, heb ik nogmaals verklaard hier te blijven, tenzij bij name anders bevolen door E.H. Prelaat. In het telegram zag ik persoonlijk geen bevel; een goede raad van bijtijds te vluchten. Ja, die werd ons sedert de maand augustus zo dikwijls gegeven, maar er even dikwijls voor bedankt en er mee gelachen, niet het minst door de Prior zolang hij in de abdij was. In Holland zag men zwart ! Het telegram heb ik tacite en cito aan de andere heren en broeders ter lezing overhandigd, elkeen vrijlatend de beslissing te nemen volgens eigen goedvinden. Om 5 uur deden we officie volgens gewoonte, zonder distractie wil ik niet zeggen. Sommigen lazen het telegram en glimlachten, anderen haalden de schouders op, of maakten een gesticulatie en grommelden over ”Hollandse telegrams bangmakers volgens gewoonte.”
- 34 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Voormalige Gendarmerie of Rijkswachtkazerne in het begin van Luipegem.
Wij dachten zo weinig aan gaan te vluchten dat wij het calefactorium ingericht hebben tot keuken. Sedert enige dagen was het in de grote keuken voor de broeders niet meer uit te houden. De soldaten liepen er in en uit alsof ze er thuis waren en immer groter werden hun aanmatigingen. Wij hadden van Meneer Verhaegen–Peeters in het dorp een schone “cuisinière” die zij nooit gebruikten, te leen gekregen en met een gat in de schoorsteen van de celafact te kappen, stond de cuisinière op hare bestemming. Schuiven en schappen van de twee kamers daarneven werden geledigd, de tijdschriften en boeken naar de bibliotheek gebracht; keukengerief en mondbehoeften in de plaats gezet. Nu konden wij de grote keuken missen en aan de soldaten overlaten als ’t nodig was. Vandaag ook hebben wij met vooruitzicht van het bombardement, dat komen zou, een refugium uitgezocht en gereed gemaakt. Onder de grote keuken scheen ons de bier- en provisiekelder de beste en veiligste schuilplaats te wezen. Al het onnodige was er verwijderd. De oeconomus had er tafel en stoelen, voorraad aan vlees en brood naar toegebracht en 8 pakken chocolade. Wij konden er het dus wel enige dagen volhouden. Voor het allerheiligste Sacrament te bewaren, waren er ook voorzorgen genomen. Een tafeltje met wit linnen gedekt en corporale stond op de veiligste plaats gereed om de ciborie met de H.H. Speciën te ontvangen. Wij waren het allen eens om onze abdij niet te verlaten tenzij op uitdrukkelijk bevel der Belgische militaire overheid en met die mogelijkheid rekening houdend, had ieder van ons een bundel kleergoed bijeen gepakt.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Valiezen waren er in huis niet meer te vinden. Ze waren allen de grenzen over. Treinen hebben nacht en dag zonder ophouden gerold en het kanongebulder is van deze morgen vroeg begonnen in het oosten, in het zuiden en in het westen. Overal tegelijk en onverpoosd ; toch niet in de nabijheid. Wij hebben geen Duitse bussen over ons heen horen fluiten. Het fort van Bornem heeft slechts enkele schoten gelost op de hele dag. In de Kloosterstraat hadden na de middag nog 2 of 3 ontploffingen plaats, aan de gendarmerie, die af en uitgebrand was. In de abdij is ook alles betrekkelijk rustig gebleven. Er was maar een compagnie binnen de muren. De soldaten rumoerig zoals altijd, de officieren meer gejaagd, maar zij verklapten niets. Om 8 uur zijn wij volgens gewoonte gaan slapen en als ik mijn laatste nota’s op het papier kribbelde, dacht ik : valt de eerste bom op mijn kop, dan moet ik niet meer gaan vluchten en valt ze er neven dan naar de kelder. In nomine Domini in pace dormiam et requiscam. Er valt me nu nog te binnen, dat ik voorzichtigheidshalve (fas est in bello et a sergeante doceri) zoals de sergeant op de toren, op mijn kamer aan de poot van het bed een lange touw (n’en arm dik en 10 meter lang) had vastgemaakt om, in geval ik niet meer langs de trap naar beneden kon geraken, langs het venster naar buiten redding te zoeken. Het is Goddank, niet nodig geweest.
- 35 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Woensdag 7 oktober 1914 (dag 66) Gisterenavond, zo vertelde Placidus, de oeconomus, is broeder Marcus mij rond 11 uur komen wekken. Een officier, Massow, en de sergeant-payeur wilden afrekenen. Zij betaalden het logis van hun troepen en gingen. Op de vraag of ze gingen vertrekken, of er anderen kwamen, wat er gebeurd was, gaven ze geen of een ontwijkend antwoord. Ze waren haastig. De troep was aan ’t inpakken. Nog eens naar mijn kamer gegaan, ben ik terug in de keuken gekomen en om 11 ½ begon het défilé in ijlmars van heel ’t garnizoen langs de poort van ’t hospicie de straat op naar het dorp. Alleen onze artilleurs-telephonisten waren beide in het hospice op hun post moeten blijven. Op de koer aan het voituurhuis stond er nog een ingespannen wagen met munitie geladen. De voerman, die met de troep meegelopen was, is door een der telefonisten teruggehaald, en is er tenslotte in gelukt, met hulp van vluchtelingen van Sint-Amands, zijn wagen aan ’t rollen te krijgen de anderen achterna. Toen ben ik in de keuken gaan zitten, niet wetend of ik de anderen, die nog sliepen, zou wekken of niet. Ik heb gewacht. Tegen 4 uur is onze gebuur, Suske Verstraeten, aan de voordeur die open stond, komen bellen en vroeg me of wij niet wisten wat er gaande was, dat de soldaten allemaal al lang over de brug waren, dat de burgemeester Cammaert en Theodoor De Maeyer op bevel van de militaire overheid overal deden rondzeggen aan de mensen van seffens te vluchten, want dat de vijand ging afkomen ! Dan ben ik gaan wekken. Achteraf beschouwend kon men het spijtig vinden, dat Suske ons heeft komen verwittigen, zonder dat waren wij naar de koor het officie volgens gewoonte gaan bidden, de H. Mis gelezen, enz.
En daar er niemand naar het dorp moest gaan mis lezen, hadden wij de toestand slechts later kennis gekregen ; hadden wij de ware toestand kalmer kunnen beoordelen en waren wij misschien niet weggegaan. Nu de soldaten allen over de brug waren, was er toch geen bombardement meer te vrezen, en hoogst waarschijnlijk ook geen aanval van de vijand tegen een weerloos dorp, waar geen tegenstand geboden werd. Zo hadden wij eveneens kunnen redeneren, indien wij ’s nachts , tijdig gewekt, getuigen waren geweest van het gebeurde. Onze officieren hadden toch geen orders gegeven van de abdij te verlaten. Maar het is nu feitelijk anders geschiedt. De paniek was onder het volk en : la panique ne raisonne pas. En daarom is nu weerom ‘t woord aan « die Cronike ». Mijn nachtrust werd niet gestoord. ’t Kwart voor 4 uur komt de trouwe wekker, Placidus mijn kamer binnen en zegt : “er zijn orders gegeven door de overheid dat wij allen zo spoedig mogelijk moeten vluchten.” Blindelings gehoorzamend, was ik volgens gewoonte om 4 uur in de koor, ook het overige zestal. Na korte beraadslaging en gebed lezen we den confiteor en nuttigen de circa 40 H.H. Speciën, die nog in de ciborie waren. Deze wordt gepurificeerd en meegenomen, item de andere ciborie met een zestal kelken uit de brandkast. Om 4 ½ stonden wij reisvaardig in den pand van het hospice, broeder P. was na grote moeite in zijn kap geraakt en de aftocht begon. Voorop Placidus met de 4 broeders : Laurentius, Hubertus, Paulus en Marcus, die pakken droegen de ene al groter dan de anderen. Henricus droeg ciborie en kelken in zijn armen, item frater Benedictus, die de deur van ’t hospice achter zich toesloeg, wat eigenlijk niet nodig was, aangezien de twee telefonisten er de wacht moesten blijven houden. In de Kloosterstraat was er niemand te zien. Als vanzelf rezen de vragen : Waarom moeten we nu weg ? Wie heeft dat bevel gegeven ? Waar zijn de soldaten ? Is er verraad ? Zijn de Duitsers al daar ? We hoorden geen kanon. Zo dachten en vroegen hardop de twee manschappen der achterhoede. Aan het Warregaren veranderde het toneel. Voituren en voituurkens, karren en karrekens, wagens met 4, 3, 2 of een wiel, geladen met allerhand huisgerief en Zicht van de Boomstraat vanaf het Warregaren richting Bornem-centrum
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 36 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
beddegoed, daarop of er tussen janken de honden en kinderen, mannen en vrouwen, roepend en tierend, oudjes en gebrekkigen, die sedert maanden geen kerk meer gezien hadden. De hele Boomstraat stond overeind. Het eerste, wat wij in dit gewoel verstaan konden, was : de paters ook gaan vluchten ? Nu is het tijd ! Waarheen ? Waarom ? Vluchten, vluchten ! Om 9 uur doet men de brug van Temse in de lucht springen. De soldaten zijn allemaal de brug over. Bornem wordt plat geschoten, kolonel die en kapitein die hebben ’t gezegd ! Vluchten ! Jef Bi, onze bakker, stond ingepakt cum suis op de straat en Henricus gaf hem sleutels en instructies voor de vogels in de abdij ! Grotere kinderen op hun zondags gekleed, ze hadden leute alsof ze naar de kermis togen – la note gaie dans la misère ! Met moeite geraken wij door het gedrang. Aan den Bouw, zond Placidus n’en jongen om E.H. Pastoor van Cleuvenbergen te verwittigen. Deze was met Placidus afgesproken van hem te komen verwittigen als wij vertrokken. Meneer Pastoor heeft ons niet afgewacht, maar was reeds de brug over. E.H. Onderpastoor Van Reeth was om 3 uur met de ciborie van de parochiekerk naar het gasthuis gekomen, had er de H. Mis gelezen, onder de welke E.H. onderpastoor Verbist de communie gaf aan enige zieken. Om 4 uur vertrok meneer Van Reeth met enige zusters van ’t Pensionaat (Z.Seraphine, Z.Justine, Z.Angeline, Z.Laurence, Z. Emilie, Z.Antoine, Z.Damienne en Z.Hyacinthe) naar Sint-Niklaas. Vijf andere zusters van ’t Pensionaat (Z.Humbeline, Z.Hubertine, Z.Livine, Z.Adrienne en Z.Alexis) waren reeds de 1e oktober om 7 uur ’s morgens per voituur naar Sint-Niklaas vertrokken. Om 2 ½ deze nacht had in ’t Pensionaat de H.Mis gelezen de E.H. Pastoor Abbeloos, van Sint Jozef Londerzeel, die sedert enkele dagen reeds met zijne parochianen naar Bornem was gevlucht en bij meneer pastoor gelogeerd was. Deze had aan meneer pastoor van Bornem gezegd hier te blijven en daarop was de pastoor Van Cleuvenberg vertrokken met de meiden. In het Pensionnaat bleven nog : E. Moeder Madeleine, Z. Emerance, Z.Pacifique, Z.Huberta, Z.Therese, Z.Colette, Z.Liguori, Z.Lutgarde, Z.Hilaire, Z.Etienne, Z.Raymonde en Z.Dorothée. Deze sliepen ’s nachts in de kelder !
had het zo druk met de vluchtelingen te helpen, dat er de H. Mis is bij overgeschoten. Om 5 uur hadden wij in het gasthuis gedaan met koffie drinken en kort daarna vroegen Placidus en de 4 broeders de zegen en namen afscheid. Wij waren allen zeer aangedaan. In al die herrie kon men niet genoeg bewonderen de eenvoudige kalmte, opgeruimde bedrijvigheid van Zuster Johanna, klein maar heldhaftig, moeder van het Gasthuis. Zij bleef bij hare zieken en oude mensen ! De anderen mochten doen gelijk zij verkozen. De drie oudste zusters : Z.Dorothea, Z.Bernarda en Z. Martha volgden haar voorbeeld. Z.Aloysia, Z. Sophia en Z. Elisabeth waren reisvaardig, doch hadden dan weer hun werkpak aangetrokken, want ze hadden juist de grote was begonnen. Doch om 8 uur besloten zij toch te vluchten, ook de twee anderen Z.Josephina en Z.Philippina. Dan verklaarde de Eerwaarde Moeder, dat zij dan ook de weeskinderen moesten meenemen. Midderwijl was ik met Henricus (om 7 uur) terug in het dorp gegaan. Wij kwamen tot in de Boomstraat halverwege. ’t was nog altijd eenzelfde stroom vluchtelingen bruggewaarts. Wij keerden om. Aan den Bouw ontmoeten wij den E.H. Pastoor Abbeloos die , de cigaar in den mond, ook eens naar het dorp ging. Hij was in burgerkleding. Ik kwam op het idee, ook een burgertenue op te zoeken en in het gasthuis beloofde men mij er een te bezorgen. Het weder was schoon. Aan Henricus stel ik voor een wandeling naar Hingene te doen. Hij was nog onbeslist of hij vertrekken zou; zegde tegen de Zusters binnen een paar uren terug te zijn en als hij vertrok, dan konden de zusters en weeskinderen met hem meegaan. Op de steenweg van Hingene was het al even druk. Karren en kruiwagens en vluchtende mensen van en naar Bornem, er waren er bij van Buggenhout en Malderen, die al enige dagen weg waren en nu terug gingen naar huis. Anderen stonden radeloos te lamenteren nu ze heel Bornem op de vlucht zagen, angst en schrik en honger op aller wezen. Contrast !
Om 4 ½ waren wij in het Gasthuis. De H.Mis las er ook E.H. Landuyt, onderpastoor van Sint-Amands, die dan vertrok. E.H. onderpastoor Verbist was er ook, maar
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 37 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Aan Sint-Rochuskapelleke was er op het land een vent aan ’t beiren zo bedaard weg met zijn pijp in de mond alsof buiten zijn veld de wereld hem niet aanging en naar de weerlicht kon lopen. De Eerw. Zusters van Hingene, waar die van SintAmands al enige dagen verbleven hadden, aan het inpakken en op een grote wagen te laden. Waarheen wisten ze niet. We gaan naar de pastorij. E.H.Pastoor Verhaegen zat besluitloos in zijn kamer, voor zich een hoop kerkarchief. Zijn zuster Marie, gebrekkig, moest gedragen worden. Hij kon niet vertrekken (maar vertrok toch). De E.H. onderpastoor was nog in de kerk (deze ook vertrok met den pastoor). Hingene verlaten door zijn eigen volk, werd ingenomen door vreemden. Overal ’t zelfde. Op mijn voorstel gaat Henricus naar Eikevliet, waar hij misschien zijn ouders nog zou terugvinden en een kostuum van zijn broeder aantrekken. Ik ga terug naar Bornem. In ’t Gasthuis lagen op mijn kamer 2 kostuums te wachten. Het een was te kort, en het ander lang genoeg, maar een halve meter te breed in ’t midden; arrangeer het een beetje, ga voor de spiegel en vond het weinig geschikt om n’en Pruis te imponeren. Meneer Verbist nochtans, die binnen kwam, maakte zijn compliment en zei dat ik een “chikke type” was. ‘k waag me buiten in de gang en Henricus, die niet naar Eyck gegaan was, komt ook binnen en begint te schaterlachen ! Hij zei me dadelijk te willen vertrekken, vroeg me nog wat zilvergeld, een kruiske en vertrok. Met hem 5 zusters van het Gasthuis, al de weeskinderen en Trineke (die niet bang was, maar zou kwaad worden als zij niet mocht meegaan!) Het was 9 ½
© Gemeentelijk Archief Bornem
Na een halve uur gepronkt te hebben met mijn kostuum (ik ben er niet mee op de straat durven komen) heb ik het afgelegd en ’t was gauwer uit dan aan. Mijn habijt terug aangedaan en niet meer verlaten. Nu stond ik daar alleen ! Zegde het laatste telegram niet : komt allen bijtijds – was het nu geen tijd ? Ge kunt toch alleen de abdij niet gaan verdedigen, zei Henricus voor zijn vertrek, en die pretentie had ik ook niet, maar telkens ik er aan dacht de anderen maar te volgen, bekroop een verlammende schrik mijn lange benen en ik bleef. Moederke van ’t gasthuis bleef wel ! Twee zusters van het Pensionaat waren komen horen naar ons voornemen en toen zij vernamen, dat er toch een pater hier blijven zou, waren zijn uiterst kontent en zij vertrokken ook niet. Een half uur later kwam de Eerw.Moeder overste mij verzoeken bij hen met E.H. Abbeloos te komen eten; hetgeen ik niet voor vandaag maar voor de volgende dagen toezegde. Vanuit het verdiep van het gasthuis kon ik de Statiestraat overzien tot aan den Bouw. Weg en weer vluchtende mensen zonder tal. Er liepen ook mensen naar de statie. ‘k ga om 10 ½ eens zien. De statieoverste, Segers, was nog op zijn post, maar op zijn zondags en zonder rode klak. Hij zegde niet te zullen vertrekken. Er reden af en toe nog treinen, allen naar Temse, doch er werden geen kaartjes meer gegeven. Iedereen kon gratis meerijden, die plaats vond. Er werden ook geen signalen gegeven van aankomst of vertrek en geen barelen gesloten. Aan de “Nieuwen Wereld” stond de oude pachter Verbruggen te lamenteren dat hij niet meer wist wat doen.
Station Bornem met rechts hotel-restaurant "De Nieuwe Wereld"
- 38 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Hun Isidoor had met de voituur iemand weggebracht en kwam niet terug, hun charel was terug naar huis gelopen om de koeien los te maken enz. Ik raad hem naar het gasthuis te gaan in afwachting dat ze hem daar komen halen. Hij bleef echter nog in de “Nieuwen Wereld”. Om 11 uur was ik terug in het gasthuis, waar de vier zusters hun handen vol hadden. Er bleven in het gasthuis nog 18 oude of zieke vrouwen, 17 mannen en 1 gekwetste Belgische soldaat, die achtergelaten was. De 6e oktober met auto’s weggevlucht. Een auto had last aan het gasthuis te blijven wachten tot den 7e ’s morgens, om de nog aankomende gekwetsten te kunnen meevoeren. Hij is echter zonder te waarschuwen ’s avonds van den 6e weggereden, en de laatst aangebrachte gekwetste bleef achter. De Zusters die naar Temse vandaag vluchtten, troffen daar nog de chauffeur en zegden hem dat er nog een gekwetste te Bornem in het gasthuis was achtergelaten, maar hij gaf ten antwoord dat hij er zijn leven niet meer aan waagde om terug over de brug te rijden. Mijn eerste plezierig werk als aalmoezenier van ’t gasthuis was dus de zwaargewonden soldaat te bezoeken. Een kogel was hem dwars door de borst gevlogen; was zeer zwak. Dan met een grote korf lekkere peren en druiven de andere zieken en oudjes te gaan bedelen en daar er fruit in overvloed was en er geen kinderen meer waren, kon de bedeling nogal rijkelijk gedaan worden. Ze hadden geen van al besef van de angst en schrik die buiten op straat de mensen op het lijf zaten. Het was ruim een uur voordat de afgetobde zusters hun middageten konden gebruiken en ik met haar, en ze waren alle vier zo opgeruimd en blijmoedig alsof er niets gebeurd was. En er was op korten tijd zoveel gebeurd, dat in het geheel niet plezierig passeerde. Om 2 uur ging ik nogmaals naar de statie zien. Er reden treinen naar Temse alle kwartieren. Sommige alleen met ambulanciewagens, anderen, die iedereen opnamen zoveel er plaats was. De chef was nog niet weg. Om 2 ½ staat E.H. Verbist aan zijn deur en wenkt. Hij is besluitloos. Zijne zuster Stephanie is met den oudpastoor Van Roosbroeck, in de voormiddag vertrokken. Zijn pastoor heeft hem niets gezegd. De kerksleutels aan een ander afgegeven. Hij is vrij te gaan of niet, maar denkt toch te blijven. Ik ga nog even ’t dorp in, ontmoet slechts onbekenden. Om 4 uur terug in het gasthuis.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Zegen het lijk van een vrouw uit Mariekerke, hier gestorven. Wordt in een laken gewikkeld zonder kist ; naar het kerkhof gedragen door 2 mannen van ’t gasthuis gevolgd door een doctor. Parrewie is grafmaker. De vrouw heet Van Lent en is naderhand op ’t kerkhof gekist. Ga mijn brevier lezen in de tuin.
Om 5 uur vertrok een trein, de laatste. Alle wagens vol tot op den tender opgepropt. Ik herkende onder de mij toewuivende hoeden en zakdoeken meneer Verbist en zijn meid, de chef van de statie, enz. Meneer onderpastoor had op het laatste ogenblik besloten zijn meid en zichzelve in veiligheid te brengen. De sleutels van zijn huis en zijn hondje gaf hij in ’t voorbijgaan af in ’t gasthuis. Een ontaarde moeder gooide aan de deur haar kind van enige maanden naar binnen, zeggende : “Gijlie kunt er beter voor zorgen dan ik en zijt er voor betaald.” ’t Kind was gebrekkig, van een ongehuwde dochter van [b] Janssens. Gelukkiglijk had de portierster de deur toe gestoten voor de neus der heks, zodat ze niet weg kon zonder haar kind mee te nemen. Het is kort daarop gestorven. Op aandringen van meneer Geelhand aangenomen, zonder betalen. Om 5 ½ komt E.H. Abbeloos in het gasthuis aan. Wij rookten een cigaar, bespraken de gebeurtenissen van de dag ; wat er mogelijk kon of ging gebeuren, de hele dag door hadden we ons verwacht aan het bombardement en plat schieten van het dorp en er was geen kanon meer te horen , en in de gemeente was het stil geworden, akelige stilte. Op eens een geweldige ontploffing, die het hele huis deed daveren. Het was de brug van Temse die werd opgeblazen – mijn horlogie wees tien minuten voor zes uur. Nu viel er voor niet meer te denken aan ’t vluchten.
- 39 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 7 uur was het avondmaal en om 8 uur gingen allen naar bed. Ik heb enige aantekeningen gekribbeld en voelde me dan zo moe en slaperig dat het mij weinig kon schelen of de Duitsers vandaag kwamen of morgen en of ze bombardeerden of niet. p.s. De Duitsers trekken den 7 oktober over de Nete en over de Schelde. De militaire gouverneur van Antwerpen raadt de bevolking aan te vluchten. Het bombardement der stad is begonnen. Het zuiden en het oosten der stad staan in brand. De Duitsers verschijnen in Turnhout. Krantenbericht
Temsche, 13 Dec. – Bijzondere briefwisseling DE SCHELDEBRUG – Bij het uitbreken van de oorlog en ’t aftrekken onzer legers werd het draaiend gedeelte onzer brug over de Schelde vernield. Op Woensdag 7 October 1914. De Duitsers herstelden dit opgeblazen gedeelte en werkten met 800 man gedurende een maand aan die herstelling. Den 24 Juni 1917 ’s Zondags ’s namiddags reed de eerste Duitse trein over de brug. Het herstelde gedeelte lag echter vast, en nog kan ze niet opengedraaid worden, wat de scheepvaart natuurlijk erg belemmert. De brug van Temse is gans van ijzer gemaakt, rust op 6 stenen pijlers en is 343 meters lang. Zij werd in 1870 gebouwd en den 30 November over 50 jaar inghuldigd en gezegend in bijzijn van Mgr. Dechamps, aartsbisschop van Mechelen, M. Wasseige, Minister van Openbare Werken, M. Braeckman, burgemeester van Temse, en andere hoge personen. Uit beide provinciën waren er talrijke toeschouwers en Temse was volop in feest. Mochten wij weldra, onze half-eeuw oude brug, volledig hersteld zien, in ’t belang van onzer haven. Donderdag 8 oktober 1914 (dag 67) Verleden nacht heb ik rustig geslapen tot juist 12 uur, dan ben ik gewekt door een geweldige losbranding, die het hele huis deed daveren. Mijn eerste gedacht was dat het bombardement van Bornem begon. Ik was in het gasthuis nog niet goed georiënteerd en wist niet van waar of waarheen geschoten werd. ’t scheen mij uit Vlaanderen te komen en daar ik nog geen stukken op mijn kop kreeg, bleef ik nog enige ogenblikken in mijn bed, maar niet lang was het er vol te houden. De losbrandingen volgden elkaar op een tijd lang met regelmatige tussenpozen. Ik telde enkele minuten 15 tot 19 schoten per minuut – om 2 ½ een geweldige ontploffing, item om 5 ½. Ik was vroeg uit het bed. Om 5 uur nam het schieten in hevigheid en regelmatigheid af. E.H. Abbeloos gaat om 6 uur mis lezen in het Pensionaat der Presentatie. Ik las ook om 6 uur in het gasthuis.
© Gemeentelijk Archief Bornem
In het tabernakel stonden 2 cibories : die van ’t gasthuis met 400 H.H. Speciën, die van de parochiekerk met 800 ! Casus perplexus. Wij waren overeengekomen de H.hostiën te nuttigen en voorlopig geen H. Sacrament te bewaren, maar het onmogelijke gaat niet. In het Pensionaat zelfde moeilijkheid : een pas geconsacreerde volle ciborie. Vanuit het gasthuis zag ik in de Statiestraat nog hele schare vluchtelingen, maar dan in tegenovergestelde richting van gisteren. Mensen die van over den Rupel en Schelde terug kwamen naar Sint-Amands op. De laatste zes weken mocht er bijna geen burger meer velo rijden Vandaag kon men er licht 100 per uur tellen in vliegende vaart op verkenning hoever ze naar huis konden geraken en om andere te verwittigen. Ze kwamen met slecht nieuws terug en zo stond het dorp te Bornem soms vol karren en wagens en ’t verkeer was gestremd. Ik dacht aan onze abdij, maar het was zo druk in ’t gasthuis. De vier zusters, als de oudjes en zieken verzorgd waren, moesten ’t verband hernieuwen van de soldaat en van een bejaarde man, die zijn been over enige dagen was afgezet. En de zusters die de lessen van verbandsleer hadden gevolgd en tot hiertoe in de praktijk hadden toegepast, waren allen op de vlucht. Men deed wat men kon. De bel aan de deur werd bestormd door raad en daad vragende vluchtelingen. Gelukkiglijk kwamen in de voormiddag een paar zusters der Presentatie een helpende hand uitsteken. Een knecht van het gasthuis, Charel Parwie, Waumans, 60 jaar was voeder gaan halen naar de abdij en had gezien dat er fruitdieven op de boomgaard waren. Er stonden ook nog 2 varkens te schreeuwen, zegde hij. ‘k zond hem terug om deze naar het gasthuis te brengen, alsook een korf druiven uit de serre. ’s Middags waren ze daar. Om 12 uur diner in de Presentatie met E.H. Abbeloos. Om 2 uur gaat deze mee naar de abdij. Hekken aan de kerk open : aangetrokken. Deur van ’t vreemdenkwartier en poortje stonden open : gesloten. Grote poort open – in den boomgaard wel 100 fruitdieven die de vlucht namen, langs de bospoort en de vluchtgaten in de muur. Haastig rondgegaan binnen; vindt geen spoor van inbraak. Prelaatskamer, provisor, oeconoom : deuren gesloten. De sleutels van kerk en sacristie meegenomen naar ’t gasthuis. Niet een bekend gezicht ontmoet, noch soldaat, noch Duits, niemand. De rovers hadden vrij spel. ’t Kanon dondert geweldig, in Vlaanderen bijzonder.
- 40 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 3 uur terug in het gasthuis, zend ik Parrewie naar de abdij om de kalkoenen en de kiekens. Bijna buiten adem komt de E.H. Tessens, aalmoezenier op ’t fort, hier aangelopen. Vraagt 2 grote hostiën en wat er gisteren gebeurd was. Ze wisten op ’t fort nog van niets. Sedert 11 uur te nacht. Alle telefoonverbindingen afgebroken. Komandant radeloos, niet verwittigd, met zijn manschappen ’s nachts gebiecht en gecommunieerd. Kaartje van Jules Mees – verzocht tot hem te komen – Ga er heen met meneer Tessens. Meneer Mees met zijn broeder van Oppuurs teruggekomen uit Hulst zegt dat de zaken slecht staan. ’t Leger naar Oostende – achterhoede en Engelse troepen te Gent door de Duitsers geslagen enz. Meneer Tessens weet genoeg en ijlt naar het fort terug. Mees zegt dat hij gisteren zijn vrouw en kinderen en schoonmoeder in veiligheid naar Hulst heeft gebracht en deze middag is teruggekomen volgens den raad die hem een officier gegeven had : si vous tenez à votre maison et à vos meubles, retournez vite chez vous, car vous y trouverez 3 ennemis : les soldats Belges deserteurs, la canaille de Bornem et des environs et les Prussiens. Ik verlaat meneer Mees tegen 4 uur om naar het gasthuis te gaan. Aan het standbeeld van den boerenkrijg stonden zeer bedrukt te zien de twee gebroeders Averhals, onze boekbinders van Malderen. Ze waren over 14 dagen ’t huis door de Duitsers weggejaagd en moesten hun tachtigjarige ouders aan hun lot overlaten . De vader daarenboven werd door den kanker verteerd, kon zich niet behelpen en huilde van de pijnen; zij waren sedert voortvluchtig in de omtrek, dikwijls door de kogels heen als zij wilden naar huis gaan zien. Zij hadden geen onderkomen. Ik stel hun voor in de abdij te gaan slapen, wat ze blijmoedig aannamen, kort na den vieren terug in de abdij gekomen, vond ik daar Charel Parwie, bezig met kiekens te vangen en dood te slaan. Ik had hem ja gezegd ze allen mee te brengen, levend of dood. Geholpen werd hij daarna door Mina van Zaelen, door mij en den “Do”, alias “den Mol”, broer van onze kleermaker, ook diens vrouw kwam helpen. Deze hadden in ’t Pensionaat een onderkomen gevonden, nadat ze hun huis in de Kloosterstraat hadden zien afbreken, en daar hij in vogels speelde, had ik hem gezegd de vogels uit de volière te halen en naar het pensionaat of naar het gasthuis te brengen. Na veel moeite kregen wij een vijftigtal kiekens op hun hok en vandaar in korven en zakken met kruiwagens weggevoerd. Ook een zak kiekenvoeder meegenomen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Onze twee boekbinders schenen niet benauwd, ze namen elk een riek mee naar de schuur en zouden de abdij wel bewaken. Het begon avond te worden en duister als wij naar het Gasthuis terugkeerden. Onderweg aan het Warregaren en elders onbekende mannen met onhebbelijke manieren en verdacht voorkomen. Alle gezaghebbende macht weg. Alles gesloten, ondanks het zacht en aangenaam weder. Meneer Mees had gezegd, dat Antwerpen-Zuid en petrooltanks in brand stonden. ’t Was inderdaad van uit de hof van het gasthuis goed zichtbaar. Na het avondmaal ging ik vroeg naar bed en sliep al eer ik er in lag.
8 oktober. Antwerpen moet zich overgevan aan de vijandelijke Duitse troepen.
Vrijdag 9 oktober 1914 (dag 68) Nacht zeer rustig. ’s Morgens af en toe een kanonschot in de verte. Ik had horen vertellen, dat er door de Duitsers priesters (o.a. E.H. Felix onderpastoor Van Merchtem) van het altaar waren meegenomen, zonder van klederen te mogen veranderen. Daarom heb ik van heden af mijn overjas en al het nodige maar aangehouden (zonder hoed nochtans) wanneer ik mij voor de H. Mis aankleedde. Om 7 uur komt madame van den ontvanger der contributiën zeggen, dat haar man zeer slecht is. De man leed aan bloedarmoede, had reeds gebiecht over 3 dagen aan meneer pastoor en daar ik hem buiten alle gevaar achtte, liet ik het bij een dagelijks bezoek. De Eerw.Overste van de Presentatie zegde dat er verscheidene matrassen en ander beddegoed van hun door soldaten gerekwireerd in de abdij lagen. Of ze die mochten gaan halen ?
- 41 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Ik liet ze gaan met de raad ook ons tafelgerief, dat in het vreemdenkwartier door de officieren gebezigd was blijven liggen, in te pakken en in veiligheid te brengen, alsook alles wat zij dachten, dat er gemakkelijk zou kunnen gestolen worden en niet te groot of te zwaar was. De eerwaarde Moeder, Zr. Emerantia, en de Mol met zijn vrouw zouden om 8 uur gaan zien. Als ik om 9 uren in de abdij aankwam vond ik niemand in het vreemdenkwartier, noch in de keuken, noch in de kerk. Ik ga langs de calefact de trap op om naar mijn cel iets te gaan halen en ik zie op het eind van den dormpter zuidwest-kant de eerw. Zuster moeder en Zr. Emerantia statig snel aangedragen komen , ieder met … een minimax ! Ik had plezier voor de hele dag ! Ze zeiden niet te weten wat voor kostbare stukken het waren, en ik had gene tijd om ze te laten werken. De minimax werden terug op hun plaats gezet. Midderwijl had de Mol en zijn vrouw het hun toebehorende beddegoed naar onder gebracht op een karken. Met de twee zusters ga ik terug naar het dorp ; een weinig voorbij den abdijmuur en de geul horen wij ’t kanon van Bornems fort enkele malen losbranden. De eerwaarde Moeder overste beeldt zich in dat men op ons schiet en zet het op een drafje. Bepaald, vandaag moet ik lachen, willen of niet. Eer wij aan den Dilft waren was Rev. Mère reeds halverwege in het binnenwegske zonder om te zien. ‘k liet Zr. Emerantie den zelfden pad in en trok langs ’t dorp naar ’t gasthuis. Om 10 uur komen er 5 soldaten en onze telefonist Albert, voor het fort het meel opeisen, dat er in de abdij is : 12 zakken, zeggen ze, hebben ze in de bakkerij gevonden. Ik wist niet wat er in onze bakkerij was, maar ‘k zei toch driest weg, dat die zakken niet allen van ons waren, maar zeker de grote helft aan het hospitaal toebehoorde, dat die 50 oude mensen toch niet van honger moesten kreveren, enz. Na lang parlementeren en medehulp van de telefonist verkreeg ik dat ze voorlopig met 6 zakken zouden tevreden zijn. Drie naar het gasthuis zouden brengen en 3 naar de Zusters van de Presentatie. Vandaar gingen zij ene wagen en 2 paarden rekwiseren in de “Ster”. ‘k volgde hen op de voet, en het ging daar ook niet zonder moeite. De telefonist overhandigde mij toen een handvol sleutels, die hij in de keuken van de wand had genomen, omdat er verscheidene individu’s aan ’t snuffelen waren en er het oog op hadden. Het was bijna 11 uur en ik ging eten in ’t Pensionaat.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Ik vreesde enigszins dat ze de 12 zakken allemaal naar het fort zouden gebracht hebben, doch om 12 uur hield een wagen stil aan de poort van ’t Pensionaat op den Dries. Drie zakken, bloem en meel, werden afgeladen. Een hele bende, mannen en wijven, kwamen toegeschoten, en toen de 3 soldaten binnen een verversing kregen, zouden de schoelies gaan helpen afdragen zijn, zo niet de telefonist, die bij de wagen de wacht hield, zijn revolver te voorschijn haalde en aanlegde. Vandaar reden ze naar het gasthuis en laadden er ook 3 zakken af. Het gespuis bleef nog een tijd huilen en tieren aan de deur van ’t Pensionaat, doch daarbij bleef het. Wij zullen de bloem wel krijgen ! Om 2 uur in de abdij : in het washuis vond ik Sus van Lent, de twee wasvrouwen en de naaister bezig met ons en hun gerief en wasgoed in te pakken en naar huis in veiligheid te brengen; raadt hun aan het washuis te komen bewonen of toch dagelijks de onverbroken was te komen voortzetten – ze zouden eens zien. Aan de schuur vond ik den eerste werkman, Jefke Wammes ; in de keuken Charel den Dil, diens zuster en zwager, nog anderen, onbekenden, ook Michel Bakzak, die hier weggejaagd was. Ik kende maar amper ons eigen werkvolk, en stond een poos verlegen met zoveel helpers. Op de tafel stonden bierpotten en honing drupte op den grond. De beide telefonisten kwamen zien. Michel, die op mijn eerste woord niet wou optrekken, deed ik buiten de poort zetten, nog een paar anderen volgden. Den Dil noemde zijn zwager, Jozef van Rooy, ene Van den Bosch, als zijnde fatsoenlijke mensen die beurtelings zouden komen om n’en halve dag te waken. De 2 telefonisten in civiel, maar nog gewapend, zegden ook te willen overnachten. Onze boekbinders waren gaan proberen naar huis te geraken, maar kwamen tegen avond terug naar hun schuur. Nu, dacht ik, is er toch wacht genoeg, als ze maar ’t akkoord blijven. Tegen 4 ½ ging ik weg en zie met genoegen dat er reeds enkele gevluchte mensen van Bornem zijn teruggekeerd, klagend over de uitgestane miseries, doch blij thuis te zijn. Ook Dr. Van den Abbeele is weergekomen; hoogst nodig in het gasthuis en elders. De goede pastoor van Londerzeel Sint-Jozef komt tegen 6 uur ook naar ’t gasthuis ; heeft een wandeling
- 42 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
gedaan naar Puurs op – is door zijne parochianen, die nog hier en daar te Bornem gelogeerd zijn, herkend in zijn burgertenue en besluit ook maar, morgen den toog terug aan te trekken. Hij heeft ook horen vertellen dat er in Puurs morgen kiezing is van een nieuwe burgemeester, die niet gaat vluchten ! ’t was aangeplakt op de hoeken der straten ! Wanneer in Bornem ? Gazetten krijgen wij niet meer te lezen. Het nieuws dat wij op de straat op doen, geeft al stof genoeg tot nadenken. 4/5 van Bornems bevolking, de gehuchten niet mee gerekend, zijn afwezig. Deuren en vensters gesloten – geen openbare macht – t getal vreemde schoelies groeit zichtbaar aan. Hun voornemens geven ze luidop te kennen : in het droog geraken, waar iets te pakken is, enz. Wij gaan om 8 uur naar onze kamer en ik eindig mijn verjaardag met een niet al te rooskleurig vooruitzicht : morgen de abdij geplunderd ? In brand ? Archieven en boekerij vernield ? Gods H.Wil geschiede ! Hij weze mij genadig. Zaterdag 10 oktober 1914 (dag 69) Nachtrust niet gestoord voor 11 ½. Toen gewekt door een kanonschot op het fort te Bornem. Item om 2 ½ en om 5 uur.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Om 6 uur lees ik een lijkmis voor Verlinden. Deze man, vader van 15 kinderen (minderjarig) lang ziekelijk, was te Liezele afgebrand, naar Oppuurs gaan wonen op de molen. Deze werd insgelijks afgebrand. Zijn huishouden was dan naar de houten molen gevlucht bij Jules Verbruggen, vanwie hij familie was ; de zieke echter naar het gasthuis gebracht, waar hij eergisteren overleed. De E.H. Onderpastoor van Oppuurs, die al enige dagen op de vlucht is, maar hier in de omtrek is gebleven , komt om 6 ½ ook de H.Mis lezen. Hij is van zin morgen, in civielpak, naar Oppuurs te gaan zien. Blijft vandaag nog op de houten molen. Om 9 uur op weg naar de abdij, veel mensen die gevlucht zijn en teruggekomen, maar de meesten zijn vreemdelingen, van Sint-Amands, Baasrode, zeer behoeftig en ellendig zien ze eruit. Gisteren had ik uit onze provisiekelder een vracht chocolade in pakken mee genomen naar ’t gasthuis. Op mijn gangen door het dorp kon ik nu telkens enige brokken in mijn zak steken en daarmee de hongerige kinderen, die ’t meest huilden, voor een poos tot zwijgen brengen. Er was overigens niets te koop, alle winkels en huizen gesloten. In de Kloosterstraat alles doods, als uitgestorven. De Donk onder water. De abdij aan de straat gesloten.
- 43 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Ik had ene sleutel van het poortje aan ’t washuis en ging langs daar in en uit. Ik ben naar mijn kamer een paar hemden en ander wasgoed gaan halen, deed de ronde binnen en in de kelder, vond alles op slot en om 10 uur was ik weer terug in ’t gasthuis om biecht te horen van de zieken, ook van de gekwetsten soldaat en andere mensen in de kapel. ‘k moet deze morgen zeer verstrooid en gejaagd geweest zijn, want ik kan niet zeggen of er in de abdij iemand te zien was. Als ik om 11 ½ naar het Pensionaat ging, kwam een schipper van Sint-Amands mij zeggen, dat hij gisteren in den Bouw was gevlucht met zijn vrouw, en dat deze een kind had ter wereld gebracht en of ik het wilde dopen, maar voegt hij er bij, ‘‘k heb geen geld meer om te betalen”. Pastoor Abbeloos was nog niet in de parochiekerk geweest. Hij had wel een grote bos sleutels voor de kerk ontvangen, maar het kostte vrij wat moeite om er in te geraken. De sakristie en de doopvont leverden minder spel op. Kosters of misdienaars waren niet te vinden, ook de H.H. olievaten konden we niet bereiken. Wij waren om halftwee naar de kerk gegaan en om 2 uur als de dopeling afkwam, heb ik met assistentie van Z.E. Pastoor mijn eerste doopsel maar sine ceremoniis moeten toedienen. De jonge wereldburger : Constantinus Josephus Dionysius, was er toch mede tevreden, alsook de arme vader, die nog een aalmoes toekreeg. Na de doop kwam Charel van Malderen, de boekbinder, in de kerk gelopen en zegt dat er 5 Duitse soldaten even in de abdij over den muur waren geklouterd, zeer beleefd en vriendelijk waren en dan vertrokken. De weg naar Malderen was ook open en vrij geworden en de boekbinders wilden dan zodra mogelijk naar hun ouders gaan omzien. Om 3 ½ trok ik naar de abdij af met gejaagd hart, benieuwd wat de Duitsers met mij zouden aanvangen. In de Boomstraat ontmoet ik meneer Mees en Jos. Van Roie met ene belleman, en ze roepen uit aan de mensen, die durven buiten komen, dat iedereen verzocht wordt kalm te zijn en beleefd jegens de Duitse soldaten, die in het dorp zouden komen, dat zij niets zouden doen, enz. Men vertelt dat het fort om 2 uur zich heeft overgegeven en de Duitse vlag is opgehesen. Ik ontmoet ook een vrouw uit den Boskant, die aan ’t fort was als de soldaten krijgsgevangen werden weggevoerd en zei
© Gemeentelijk Archief Bornem
dat de aalmoezenier, Meneer Tessens, haar gelast had mij te groeten en deed zeggen dat hij onzen altaarsteen rechts van de brug aan ’t fort in het water had gegooid, en dat hij als krijgsgevangen is meegenomen. Nopens de overgaaf van Bornems fort, den 10e oktober 1914, heb ik naderhand …. nog de volgende bijzonderheden vernomen van P. Van Pollaert, veekoopman in de Barelstraat achter de stenen molen, die ene jongen aan ’t front heeft en ene dochter in ’t klooster te Lebbeke. “Enige dagen voor de overgaaf, ita praef. Peer, was ik op het fort geweest, waar 3 officieren en een geestelijke (Mr. Tessens) bij een fles wijn aan tafel zaten, en ik vertelde hun dat ik die dag te Opdorp op het kasteel zus en zo vele Duitsers had zien logeren ; ik werd zeer vriendelijk bedankt en potverd… ’s avonds dan schoten ze van ’t fort de stromijten van Branst en Mariekerke in brand ! Den 10e oktober, ’s zaterdags, was er rond 8 ½ een patrouille van 40 man uit het fort op verkenning uitgegaan naar Hingene en Temse en toen deze om 10 uur terugkwamen en wij hen verwittigden wat wij aan ’t fort hadden gezien, zijn ze omgekeerd en op de vlucht gegaan. Want tegen 10 uur was er aan ’t fort een automobiel aangekomen met 4 witte vlagskes op de hoeken, en er stapten 6 man uit. 4 Duitse oversten en 2 in burgertenue, waarvan de een waarschijnlijk de burgemeester van Antwerpen was. Ik zag dat de overheden elkaar de hand gaven, en om 12 uur werd de bezettingstroep van ’t fort een voor een buiten gelaten, onderzocht en onder geleide weggebracht. (E.H. Tessens vertelde later dat hij en de soldaten van ’t fort te Mechelen 2 uren lang op de markt heeft moeten staan wachten en dan naar Brussel zijn gebracht, waar hij, de aalmoezenier, in vrijheid werd gelaten) Om 2 uur, wapperde de Duitse vlag aan ’t fort, en kort daarop kwam een hele compagnie Duitse soldaten, ’t waren blauwen, in mijn herberg, en ze deden ons drinken zoveel wij wilden en kosten ! Ik had de laatste dagen veel vreemde vluchtelingen in huis gehad en met den overschot van brood en vlees der Belgische soldaten, hebben wij veel mensen uit de nood geholpen. “ ita Van Pollaert. Uit mijn dag of avondbladje : Om 4 uur namiddag was ik in de abdij : geen Duits te zien. Op de koer 2 onzer werklieden, Jefke (Wammeke), Charel, den Dil (die daags tevoren van de vlucht was weergekeerd) en 4 onbekenden : (Jef van Rooy, zwager van den Dil, Van Zalen en Verheyvaert, beiden van Puurs bij J. van Rooy
- 44 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
gelogeerd. En Van den Bosch, alias Jan Voet, uit Doregem). Deze 6 mannen beloofden beurtelings in de abdij te zullen waken. Aan Wammeke gaf ik mijn visietkaartje en schreef op de achterkant met potlood : “Diese Arbeiter sind angestellt & bewachen des Hauses”
bezig waren, hij heeft enkele revolverschoten gelost, die de rovers deed door de muurgaten stuiven. In de voormiddag is in de keuken verschenen met een andere soldaat de “frater” alias Frans Daelemans, zoon van Peer, een vroegere werkman. Hij heeft een sleutel van de muur genomen en uit de kelder bier gehaald en honing en witte wijn ? Dan zijn die twee verdwenen.
In de hof was geen gespuis te zien. Om 5 uur was ik terug in ’t gasthuis. ’s Avonds om 6 ½ vertelt me de knecht, Ch. De Parrewie, dat hij tegen 5 uur met een kruiwagen voeder van ’t klooster komend, onderweg Duitsers had ontmoet, die zeer beleefd waren, ze vroegen me “geen Engelsman of Fransman gezien ?” “Neen meneer !” “Goed volk, braaf zijn, wij ook braaf” Dat was al heel geruststellend, en ik voelde spijt dat ik er niet bij was geweest.
Mina en Van Zalen waren daar, als om 10-11 uren de 5 soldaten van ’t fort zijn gekomen om bloemen en meel op te eisen, die in de bakkerij was. Zij hebben de zakken moeten helpen opladen ; onderweg is een zak van de wagen gevallen. In de keuken aan de schouw zagen de soldaten een groot stuk gerookt vlees hangen, hebben er van gegeten en de rest meegenomen, tot spijt van de wakers die ik gezegd had brood en vlees dat er nog voorhanden was maar op te eten. De boekbinders van Malderen hadden hun eigen mondvoorraad bij zich, ze hebben alleen wat honing op hun brood gesmeerd. De andere wakers hebben dan de weinige bloem of meel die nog in de bakkerij was gebleven onder elkanderen verdeeld en meegenomen.
Tot aanvulling en opheldering van hetgeen er in de abdij den 8-9-10-11 oktober is voorgevallen, dienen de volgende meedelingen mij gedaan op 4 juni 1916 door 2 ooggetuigen : Mina van Rooy en Van Zalen. Mina, zuster van onze werkman Charel, alias den Dil, en vrouw van J. Van Rooy, op de Puursesteenweg woonachtig is, donderdags, 8 oct., bij mij in ’t gasthuis komen zeggen, dat er 2 koeien der abdij bij haar op stal waren, en vragen of ze daarvoor in de abdij voeder en stro mochten gaan halen, wat natuurlijk werd toegestaan. Ik vroeg of ze niet een paar mannen van vertrouwen kon vinden om de abdij te bewaken. Zij noemde haren man, en 2 vluchtelingen van Puurs bij haar gelogeerd, Van Zalen en Verheyvaert. Zij hebben beurtelings in het klooster voeder gehaald en gewaakt donderdags – in de namiddag hebben ze ook de kiekens en de vogels helpen vangen. – een paar duifjes in een kooi had ze mee naar huis genomen, maar deze waren ’s nachts met hun kater in conflict geraakt en – gesneuveld. Mina was nog in de abdij als de boekbinders ’s avonds om 4 ½ in de abdij aankwamen en op vertoning van mijn aanbevelingskaartje binnen geraakten. Dan is zij met haar man naar huis gegaan. In den late avond is er bij hen een wachtmeester van het fort komen overnachten. Hij wilde om 4 ½ gewekt worden en moest dan op verkenning tot 7 uur. Zij vroeg hem na zijn dienst langs het klooster te gaan om te zien of er geen rovers in den hof waren. De wachtmeester beloofde het en inderdaad hij is vrijdags om 7 ½ in den abdij gekomen, waar reeds plunderaars
© Gemeentelijk Archief Bornem
In de namiddag nam het getal plunderaars weer geweldig toe en ze waren zo stout dat de bewakers al last hadden om ze buiten de gebouwen te houden; toonden zij zich in den boomgaard dan kregen ze hout en stenen naar hun kop geslingerd. Als de pater kwam, stoven ze uiteen om als mensen terug te komen, zodra hij den rug gekeerd had. ’s Zaterdags 10 oktober, ’s middags was Mina, haar man, Van Zalen en de twee boekbinders in de abdij en ze zagen van over de hofmuur een ruiter te paard op en af de dreef van het kasteel in rijden, dan tot aan de draadversperring bij J. Spiessens. Ongetwijfeld, dachten zij, is het een Duits. Omtrent 2 uur zijn er onverwachts 2 Duitsers over de muur binnen gekomen. Present waren : de twee broeders Averhals, Van Zalen en Verheyvaert. De Duitsers toonden zich heel beleefd en vroegen herhaaldelijk of er geen Belgische soldaten meer verscholen zaten, hetgeen de wakers ontkenden. Dan gingen ze binnen en in het hospice nog een paar Belgische achtergebleven geweren vindend, werden zij razend en sloegen die in stukken. Daarna bedaarden ze weer en zijn beleefd vertrokken, maar ze zegden weldra terug te komen. Zij hebben geen verdere huiszoeking gedaan.
- 45 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Daarop zijn de jongens van Malderen mij komen verwittigen in de parochiekerk en dan naar Malderen gelopen. Tegen 5 uur kwam er een Duitse patrouille van 15 man per velo voor de abdij, twee kwamen binnen, de anderen bleven op de straat staan de wacht houden. Aan de twee die in de keuken binnen kwamen overhandigde Jefke mijn visietkaartje en ging dan postvatten onder de poort van den paardenstal. De twee Duitsers vroegen wijn. Van Zalen en Verheyvaert zegden dat ze alleen bier konden presenteren en de wijnkelder niet kenden. Dan moest Van Zalen een kaarske aansteken en voorlichten in de kelder terwijl Verheyvaert en de andere Duits boven aan de trap bleven staan. In den kelder rechts is een klein vertrek waarin de maandelijkse provisie wijn voor de communiteit gelegd wordt. De Duitser sloeg of stampte een paneel uit de deur en brak dan met de bajonet het slot open. Hij nam enige flessen en deed ook Van Zalen helpen dragen. De andere Duits scheen het af te keuren, maar hij was geen baas ; zij hebben in de abdij niet gedronken, maar de flessen op straat in hun ransels gestoken. De overste schreef iets op mijn visietkaartje en gaf het aan Van Zalen. Wammeken en Jan Voet, toen het gebons en lawijd in den kelder begon, hadden langs de bospoort het hazepad gekozen. Charel, de Dil, en zijn zwager Jef Van Rooy, moesten hen komen aflossen om des nachts te waken en waren tegen 7 uur naar de abdij gekomen, maar toen ze hoorden zeggen dat er Duitsers geweest waren, en niemand van het werkvolk meer te horen of te zien was, zijn zij ook terug naar huis gegaan.
Er is bijgevolg die nacht niemand in de abdij geweest. Ook waarschijnlijk geen rovers, want de hele namiddag – zaterdag – werd er in den hof geen gespuis gezien – uit respect voor den Duits ! Bornems fort was in Duitse handen, evenals de andere forten van Antwerpen. Zal nu ook mijn klooster, waarin ik 37 jaren leefde, zal de abdij met hare eeuwenoude archieven en boekerij, waaraan ik mijn beste levensjaren lang gearbeid heb, onder mijn ogen geplunderd of verbrand gaan worden door den vijand ? Droevig vooruitzicht deze avond waarmede ik naar het bed ga. Zondag 11 oktober 1914 (dag 70) Nacht rustig. Om 5 uren ’s morgens gewekt door herhaalde geweerschoten noord-oostwaarts. Zoals later bleek, waren het mannen van Bornem, zonen van Ern. Merckx en anderen, die jacht maakten op fazanten in de bossen van Hingene, maar die liefhebberij duurde niet lang. Duitse jagers maakten er een eind aan. In het gasthuis biecht gehoord van 5 ½ tot 7 uur. In de parochiekerk las pastoor Abbeloos de eerste mis ten 6 uur en bineerde om 7 ½ . Ch. Parrewie was er koster en misdienaar. Om 7 ½ komt een der bewakers van de abdij, Van Zalen, vertellen wat er gisteren avond in de abdij gebeurd is en overhandigt mij ’t visietkaartje waarop met potlood dwarsover mijn woorden gekribbeld stond “mit Ew. Genehmigung Wein f. 15 mann genommen, “ handteken onleesbaar. Ik had wel seffens naar de abdij willen gaan, maar er stond in ’t gasthuis zoveel volk om raad en daad te wachten en om 9 uur moest ik er nog mis lezen.
Schilderij van de overgave bij fort Walem. Een gelijkaardig beeld moet zich in Bornem afgespeeld hebben op 10 oktober.
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 46 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
De kapel, portaal en gangen waren vol volk. Na de mis komt er een man in de sakristie om te biechten; hij was zeer gejaagd. Ik dacht een vluchteling te hebben, die haastig weg moest en sloeg er verder geen acht op. De vrouw van den ontvanger komt vragen hare man te bezoeken die zeer slecht is. Een vrouw uit de Barelstraat, De Clerck, alias ’t Veuleken, brengt een pak met priestergewaad en een missaal. ’t was haar gisteren overhandigd door de vrouw van de adjudant die in ’t fort was gevangen genomen en aan zijn vrouw had kunnen bestellen die in ’t dorp woonde, maar over nacht niet had durven in haar huis bewaren en bij ’t Veuleken had gebracht. Het missale en misgewaad was van de parochiekerk. Om 10 uur bezoek bij de ontvanger, die een crisis doorstaan had, en dan naar de abdij. Meneer Mees, die ik ontmoette, gaat met mij. In de keuken of er omtrent 7 of 8 mensen : (Wammeken, Jef Van Rooy, Jan Voet, Van Zalen, Verheyvaert, Peer Daelemans, de frater ?) Wij bestatigden de inbraak in de provisiekelder. Ik schatte dat er nog ca. 40 potflessen en enkele bordelaisen gerangschikt lagen. De andere kelderdeuren waren op slot. In bosje en hof zie ik vreemden ongeneerd rond kuieren. Ik vroeg de bovengenoemde werklie of ze ten minste het huis wilden bewaken en niemand binnen te laten. Ze beloofden beurtelings met 3 of 4 te zullen blijven. Om 11 ½ verliet ik de abdij met meneer Mees, die naar het fort ging om een paspoort voor Hulot. En ik ging naar de Presentatie, waar de E.H. pastoor Abbeloos onrustig ter tafel zat te wachten. Zijn parochianen, die met hem sedert acht dagen Londerzeel hadden verlaten, waren deze morgen naar hun parochie terug gekeerd ; een hunner was de pastoor komen zeggen dat de pastorie er nog stond en de kerk ook, alhoewel erg beschadigd ; de weg open en vrij was ; de Duitsers aan niemand iets vroegen of last verkochten. De goede pastoor had geen appetijt meer of geen rust. Waar de schapen zijn, moet ook de herder wezen, zei de brave man en om 12 ½ was hij reisvaardig en weg. Nu zat ik alleen : geen pastoor, geen paters, geen burgemeester, secretaris, schepenen, koster, champetters, allen op de vlucht met 2/3 der bevolking. Ver van de abdij vol vreemde schelmen ! Plezant vooruitzicht. Ik had ook geen honger meer. ‘k zou terug naar de abdij , toen men kwam zeggen dat ze met een kind ten doop aan de kerkdeur stonden te wachten. Pastoor Abbeloos had er mij niets van
© Gemeentelijk Archief Bornem
gezegd en de mensen tegen 1 uur aan de kerk ontboden. ’t Was een eersteling uit den afgebrande Boskant. ‘k had gelukkiglijk vernomen, dat de onderkoster, Edm. Van Fraeyenhoven, was thuis gekomen en met diens assistentie liep de plechtigheid wel langzaam maar toch zonder ongelukken van stapel. Om 2 uren trok ik alleen naar de Kloosterstraat, onderweg in ’t dorp kwam er al iemand zeggen dat er hele vrachten wijn uit de abdij gestolen waren. De wakers hadden dezen morgen reeds uitgestrooid dat de Duitsers alles hadden leeg gestolen met de goede bedoeling de roofzuchtige schelmen weg te houden. Aan het Warregaren zie ik dat de Barelstraat overhoop staat : men komt mij nagelopen, dat onze werkman, Wammeke, in bedwang gehouden wordt en met de dood bedreigd in het huis van Ch. Goiris, die tewerk gaat als een bezetene. Ik volg hen. De straat vol volk. Niemand wil met mij naar binnen gaan. ‘k herken den man, die dezen morgen in het gasthuis te biechten kwam en zo gejaagd was Hij gestikuleerde geweldig boven het hoofd van Jefke, die meer dood dan levend aan de tafel zat. Hij had geen mes in zijn bereik en ‘k zou met een paar man wel kans gezien hebben om hem in bedwang te houden en Jefke te verlossen, maar niemand durfde binnen. Iemand liep dan toch naar dokter Van den Abbeele, die hem een slaapdrank toediende. Goris was huisvader van een 12-tal kinderen, die met hun moeder nog op de vlucht waren. Kwatongen hadden den man in ’t hoofd gezet dat hij zijne vrouw had weggejaagd ! Arm en braaf ! In de Kloosterstraat niemand te zien dan Heintje Wijns en zijne Kato, die mij binnen riepen. Ze waren gisteren avond teruggekeerd uit Holland; hadden deze middag dieven uit de abdij zien komen met korven en manden vol wijn. Noemden o.a. den Mol, den frater, deze heeft bij hem 5 potflessen binnengebracht, zeggende dat de Duitsers er anders mee gingen lopen. Vragen wat ze er mee doen moesten. ‘k zeg hun ze tot nader order te bewaren en er verder geen praat over te maken. In de abdij kwam ik aan om 3 uur, een echte kroeg. Walm vloog me tegen als ik de keuken binnen trad – welk spektakel – tafels, stoelen, cuisiniere, vloer, keldertrap, alles met wijn en bier en honing bemorst en met kapotte flessen als bezaaid. Met grote moeite geraakte ik door de scherven heen naar beneden – de provisiekelder was tot op de laatste fles toe geledigd ! De andere kelderdeuren vond ik op slot – terug naar boven geraakt, trof ik Jefke, Charel den Dil, Jan Voet.
- 47 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Jef Van Roy – die van 11 ½ tot 1 ½ naar huis waren gaan eten en dan maar konden bestatigen gelijk ik, wat er gebeurd was. Afwezig was : Van Zalen, Verheyvaert, de Mol (Do), de Frater. Van Zalen heeft me naderhand (4 juni 1916) verklaard dat hij wel een glas wijn heeft gedronken maar niets heeft weggedragen en gebleven is tot de anderen : Jefke de Dil enz. zijn teruggekomen, dat hij ook nog de Frater verweten heeft het klooster te bestelen, dat hem en zijne familie zo dikwijls had geholpen, maar hij stoorde er zich niet aan en zei hem dat dit zijn zaken niet waren. Ongetwijfeld heeft hij binnen of buiten nog helpers gehad. De Mol, alias “den Do” is in het Pensionaat om 1 ½ aangekomen en in zijn bed gekropen zeggende, dat hij koppijn had van den wijn, waarmee mr. Benedictus hen getrakteerd had ! Ik heb hem sedert niet meer te zien gekregen. Verheyvaert, ita. Mina Van Rooy, is smoorgat thuis bij haar aangekomen, en kon niet meer op zijn benen staan. Of hij de kelder heeft helpen leeg dragen, kan zij niet getuigen, ’t zou toch wel kunnen want zij zelf is er ook door bestolen geworden. Mina zelf en haar man, doordien zij dagelijks naar de abdij reden en voeder en strooisel meebrachten, zijn bij velen in verdacht gekomen en … gebleven, alsof zij hebben geholpen aan de plundering in die dagen. Jefke en de Dil beloofden te blijven waken en de deuren van het gebouw gesloten te houden en ik ging eens in den hof zien. Aan de brug bleef ik staan en zag dat de abdijhof in publieke wandelplaats was veranderd. Drie à vierhonderd mensen, mannen, vrouwen, kinderen, nieuws- of roofgierig kuierden in moestuin, bos en boomgaard rond. De bospoort stond wagewijd open en drie deurgangen in den muur leverden in en uitgang naar verkiezen. Ik keerde om 4 ½ terug naar het dorp. In de Boomstraat ontmoet ik onze metser, Charel Van Laar, gisteren uit Holland thuis gekomen, en zeg hem hoe het in de abdij gestaan en gelegen is en of hij morgen vroeg – zoniet vandaag nog – poorten en openingen in de muur wil gaan sluiten. Charel is nog dezelfde avond met een paar mannen en geholpen door Jefke en den Dil er in gelukt rovers en nieuwsgierigen buiten te krijgen en de gaten in de muren met balken en planken toe te maken. Terwijl ik met de metser sta te praten, stappen er twee Duitse soldaten,
© Gemeentelijk Archief Bornem
mariniers, jonge mannen, het dorp in. Geen of weinig mensen op straat te zien, dan wanneer de Duitsers voorbij zijn. Aan een winkel tegenover Cranleux bleven ze staan, bezien mij niet onvriendelijk en sloegen aan. Ik groet ook. “Wohin wollen die Herren ? Die Stadt einmal ansehen und was ankaufen. - Kein Essen im Fort ? – Doch in Hülle und Fülle, wir möchten Butter und Bier. Also etwas Besseres ?” Ik verwees hem den hoek om naar de winkel nevens den Bouw en vroeg nog : “Sie sind wohl aus Bayern ?” – Ja, ich, Hochwärden ! und der Kamerad ist aus Schlesien her. Ich hörte, die alleinstehenden Hauser werden geplündert, werden die Deutschen es nicht verhindern ? Ja, überall dieselbe Geschichte, der Belgische (Pöbel) brennt und plundert und dann habens die Deutschen getan. Der Krieg ist ein grosses Unglück. Gewiss, aber die Belgier sind dumm, die Franzosen schwach, und demoralisiert und die Engländer sind freck ! Ode – Ode ! ..” Alleen hun laatste volzin klonk wat te scherp. Ze keerden om en in plaats van aangewezen winkel te gaan, trokken ze naar den Belle Vue, waar een groep vrouwen en mannen waren samengeschoold. Aan of uit het Gemak komend, groetten mij onze twee Belgische telefonisten in burgerkledij en vragen me raad, of ze naar Holland zouden kunnen geraken of beter deden van naar familiën in ’t Walenland te trekken. Ik liet hun natuurlijk vrije keuze, maar ried hen niet meer in Bornem te blijven, want dat ze gauw zouden verraden worden. Zij gingen, en ik heb ze niet meer gezien. Meteen zag ik dat de twee Duitsers aan den Belle Vue bij het volk stonden en aller ogen op ons gericht stonden.
- 48 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Misschien, dacht ik, zijn ze daar de twee Belgische soldaten aan ’t verraden en mij met hen. Dan ben ik er eerst aan. “Die Belgier sind dumm” ‘ klonk zowat scherp spottend. Pastte het niet op mij ? Dergelijke gedachten joegen mij door ’t hoofd en ik was niets op mijn gemak. Aan het gasthuis gekomen, zag ik dat er op den Kouter bij het kasteel ’t Hemelhof, van Geelhand, aan de statie wel 300 mensen stonden ! Men zegde mij dat het gepeupel sedert 2 uur bezig was er alles te roven of kort en klein te slaan, met de piano reed men al spelende door de straten. Klederen, beddegoed, meubels vlogen door de vensters naar beneden – godtergend wijd. De Parrewie komt vertellen dat men in de kelders tot aan de knie door de wijn kan baden. ’t Gespuis der Klein Hei, Roddam enz.. neemt er een groot deel aan, doch er zijn rovers van Wintam, Rupelmonde, Willebroek die ’t geroofde wegdragen of sleuren.
schavuiten mede aan ’t spelen waren. Ik had de ontploffingen wel gehoord. Aan Mees en den dokter deelde ik mijn ontmoeting mede van de namiddag en ook zij deelden in mijn vrees voor verraad en roofzucht van ’t vreemd gespuis en dat van Bornem. Onze H.H. Prelaat had mij bij zijn vertrek, 29 augustus, een nogal aanzienlijke som geld, meest in papier, en meer dan ik zelf wist, toevertrouwd. Ik droeg die schat op mijn borst, maar legde hem nu af en gaf hem ter bewaring aan de Eerw. Moeder van ’t gasthuis, die hem nog dezelfde avond in de grond stopte bij haar schat. Het was een groot pak van mijn hart. Nu had ik toch niets meer te verantwoorden dan mijn eigen leven en dat kon ik er wel aan wagen, bang zijn kon overigens niet helpen. Ik was op ’t ergste gevat. De zusters van ’t gasthuis gingen om 8 uur gerust naar bed en ik ook.
Om 5 uur komt meneer Mees aangelopen en zegt dat hij op het fort een paspoort heeft gekregen om morgen naar Hulst zijn vrouw en kinderen te gaan halen. Haastig schrijf ik een kaartje voor de Prelaat te Oudenbosch, dat Mees zich gelast morgen mede te nemen en te Hulst op de post te bestellen.
11 oktober : Relaas van den E.H.Tessens van Herentals leraar aan de godgeleerdheid aan het Grootseminarie te Mechelen, gedaan in de abdij op 8 juni 1916. “Ik ben naar Bornem als aalmoezenier van ’t fort gekomen den 21e augustus 1914 en heb ’s anderendaags een altaarsteen in de abdij komen vragen en gekregen. Andere benodigdheden had ik zelf of van de kerk van Bornem ontvangen. Ik heb ’s anderendaags in ’t fort de H. Mis gelezen. Er waren op het fort ca. 350 soldaten met 1 kapitein Rasquin Kommandant, een doctoor en 4 officieren. De Kommandant voor dezen had zich gezelfmoord den 11e augustus. Hij was neurastheniek, overigens zeer bekwaam en had bij zijn komst in ’t fort dadelijk gezien
Om 6 uur komt Dr. Van den Abbeele vertellen dat er reeds enige van de plunderaards in het kasteel van Geelhand zijn gestraft, door dien zij half blind geslagen door een poederontploffing bij hem zijn komen aangelopen om verzorgd te worden. De Belgische soldaten, die er in kwartier hebben gelegen, hadden met de vlucht veel munitie in de vijver geworpen en waarschijnlijk is er ook elders nog blijven liggen waar de
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 49 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
dat er niets in orde was. Koepels werkten niet – geen grof geschut – betonwerken moesten nog begonnen worden – enz. Hij was katholiek maar praktiseerde niet. Heeft toch de priester laten komen. E.H. Verbiest die hem zijn biecht gehoord heeft en de H. Olie gegeven. Zijn opvolger als kommandant (Challier, Vlaming) was katholiek en volbracht zijn plichten als christenmens – was zeer nauwgezet in zijn plichtvolbrenging – heeft niet een dag het fort verlaten, was streng en soms hevig tegen de soldaten. Zeer ontevreden over kapitein Boeykens, die voor het materiaal te zorgen had en niets in orde had. Er was niet eens dynamiet om desnoods het fort te doen springen. De adjudant De Breucq en de andere officieren waren zeer vriendelijk tegenover den aalmoezenier, maar in religiezaken vreemd, zoniet onverschillig. De manschappen, grotendeels Vlamingen, waren in het algemeen goed en volgzaam. Het waren goede artilleristen en hadden ’t grootste genoegen als zij hun kanonnen mochten laten meespreken. De kommandant was overlast; hij had geen econoom, slechts een officier die hem desnoods in ’t commando kon vervangen, de overigen waren reservisten zonder voldoende technische kennis. Een accident, waardoor 5 soldaten en enige werklieden gekwetst werden, had plaats doordien een kanon werd afgeschoten voordat de koepel genoeg gedraaid was. De kapitein Kommandant in zijn onderaardse kelder was enkel aangewezen op de rapporten die de telefoon hem van Antwerpen en de andere forten meedeelden, en volgens welke hij met de kaart voor zich de afstanden mat naar de punten waarheen de pointeurs in de koepels kunnen vuurmond richten hebben volgens zijn bevelen. Het gerinkel der telefoonbel, dat bijna onafgebroken te horen was bij dag en nacht, hield op eenmaal stil om 11 uur ’s avond. Den 6e oktober. Alle communicatie per telefoon was afgebroken. De laatste orders van Antwerpen aan ’t fort luidden : Résister à outrance – rester jusqu’à la fin. Dan niets meer. ’s Morgens van den 6e was de kolonel van de secteur op het fort komen zeggen : “Je m’en vais et passé l’Escaut”. Er was op het fort ook een toestel om draadloze berichten op te vangen van Parijs en van Berlijn over de toestand in België. Ze vernamen niets meer dan de berichten van het Wolfbureau uit Berlijn en die berichten waren slecht. ’s Nachts om 12 uur heeft de Kommandant den aalmoezenier gewekt, zijn biecht gesproken; is onder de H. Mis te communie geweest met een groot getal soldaten. ’s Morgens werd er conseil gehouden en nog meermaals daags. De aalmoezenier werd telkens toegelaten als adviseur, zonder stemrecht. De soldaten ’s morgens wilden
© Gemeentelijk Archief Bornem
vluchten, maar ’t werd hun afgeraden. In de namiddag is de aalmoezenier op eigen voorstel en verantwoording naar Bornem om nieuws gekomen. En toen hij pas terug was en rapport gemaakt had van hetgeen hij met mij bij Mees had vernomen over de brand te Antwerpen, ’t verslagen der Engelsen te Gent, of er kwam ook een soldaat terug uit Hoboken met hetzelfde nieuws. Men hield nogmaals raad. Er was in ’t fort een majoor (Beek) die zich te Namen nogal had onderscheiden, langs Frankrijk en Engeland terug in België was gekomen en een commando op ’t fort Breendonk had verkregen. Daar echter werd hij bij een inspectie in dronken staat betrapt en verloor zijn commando. Hij werd naar ’t fort Bornem gezonden. Zonder commando, doch hoger in graad dan de Kapitein Commadant was hij deze dikwijls meer hinderlijk dan nuttig en behulpzaam. Zo bvb. bij de beraadslaging of men de soldaten zou laten vluchten of niet, was hij er stellig tegen om iemand te laten gaan. Toch zijn er verscheidene gevlucht. ’t Fort van Breendonk viel de 8e oktober. Ook de redoute van Letterheide, beide stuk geschoten en onverdedigbaar. De kommandant van Breendonk heeft al zijn manschappen doen vluchten, hijzelf gekwetst even als de aalmoezenier, broeder van den eerw. Heer Verbist, zijn buiten de fortificatie naar alle waarschijnlijkheid gevangen genomen. Donderdag en vrijdags heeft men nog koeien en kalveren die voor het fort in de weide liepen, naar binnen gebracht. Ook twee kanonnen uit de tranchees zijn aangekomen, en een aantal gendarmen te Puurs achtergebleven zijn een onderkomen in ’t fort komen vragen. Deze gendarmen werden bij gebrek aan telefoonberichten als verkenners gebezigd donderdag en vrijdag. Vrijdags is men begonnen obussen en andere munitie in de vestingvijver te gooien, koepels en grote kanonnen zijn door adjudant De Breucq ontredderd en vernageld. De Duitsers hadden toen het fort zonder slag of stoot kunnen pakken, want er bleven slechts enkele veldkanonnen vuren in de richting van Baasrode en Schoonaarde, waar de Duitsers over de Schelde wilden om de Belgen voor te zijn. Dat is hun mislukt – dank misschien aan de forten Breendonk, Liezele, Puurs, Bornem, en misschien ook daarom met hun laatste orders “Résister à outrance – rester jusqu’à la fin”, bleven volhouden zonder verdere inlichtingen te kunnen bekomen. 10 oktober. ’s Zaterdag in de voormiddag, 10 uur is er een auto aangekomen met 6 man, 2 burgers 4 militairen. De 2 in burgerkledij waren de burgemeester van Antwerpen en een raadsheer en stapten uit –
- 50 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
vroegen de kommandant het fort over te geven aan de Duitsers. De kommandant zegde geen burgerlijke overheid te erkennen, dat hij order had van de staf te Antwerpen vol te houden tot het laatste. De burgemeester, die zeer aangedaan en ontroerd was, zegde dat er te Antwerpen geen militaire overheid meer bestond, de forten allemaal of vernietigd of in de handen der Duitsers waren, en zo er nog een fort weerstand bood, om 12 uur het bombardement der stad zou herbeginnen. Na korte beraadslaging werd de overgaaf van Bornems fort, het laatste, getekend. ’t Was voor 12 uur. Dan zijn ook de Duitse oversten binnengekomen, een compagnie mariniers stond buiten. Onder de vier militairen-oversten was een Oostenrijker. Ze waren met hun oogglazen bijna onkennelijk. Ze hebben een tijd met de kommandant gesproken. Dan zijn de soldaten bijeen geroepen, hebben de wapens afgelegd. Inventaris is gemaakt van heel het materiaal, dat er nog te vinden was. Daarna hebben ze mogen inpakken, brood, vlees en wijn werden onder de manschappen verdeeld. De aalmoezenier had een valies van Verbist waarin hij kelk, H. Olie, ampullen en ander klein gerief kon bergen. Kazuifel, albe, missaal, enz. hadden geen plaats. Soldaten wilden ze verbranden om ze niet in Duitse handen te laten, doch de adjudant deed ze inpakken en heeft het pak bij het verlaten van ’t fort aan zijn vrouw gegeven. Voor 2 uur werd de Duitse vlag aan het fort gehesen. Tussen 3 en 4 begon de uittocht. De officieren mochten hunne degens en wapens behouden, de soldaten niet. Kommandant, officieren, doctoor en aalmoezenier kregen elk een soldaat om hun bagage te helpen dragen, maar de jongens hadden al genoeg aan hun eigen ransel. Voor het fort werd er nog geruime tijd halt gemaakt. Officieren en soldaten konden hun vrouwen en kennissen spreken. De aalmoezenier gelastte een vrouw mij zijn groeten over te brengen en te zeggen dat de altaarsteen der abdij in het water gelaten was tegen den muur onder de inhaalbrug van de poort in ‘t fort. Toen alles gereed was, begon de aftocht. 4 Duitse marine-soldaten voorop met een officier – katholiek uit Königsberg, nog al gespraakzaam met kommandant en aalmoezenier en officiers. Dan de manschappen onder escorte van een dertigtal zeesoldaten. De weg ging over Oppuurs, waar zij een kar met paarden vonden om de bagage op te laden. Dan over Puurs naar Willebroek, waar een half uur rust was en voor een herberg mocht gegeten en gedronken worden. Te Heffen kostte
© Gemeentelijk Archief Bornem
het veel tijd en moeite om over de Zenne te geraken, daar de brug in het water vernield lag. Het was donker als de troep te Mechelen kwam. Onderweg waren er verscheidene soldaten vandoor gep…. Na lang wachten werden aalmoezenier en officieren naar het oud-stadhuis gebracht waar ze op een bovenzaal op enige strozakken konden overnachten. ’t Was te middernacht toen ze eten brachten, brood, opgelegde zalm en wijn (gestolen) zoveel ze wilden. De soldaten werden in de benedenzaal ondergebracht. ’s Morgens ging het toiletmaken zeer primitief toe. Alleman moest op de koer al wat hij op zak droeg, scheergerief, pennemessen enz. bijeenbrengen. Een paar Duitse onderofficieren zocht er hun gerief uit en schopten dan de rest overhoop. Tessens vroeg om naar het seminarie te mogen gaan, waar hij thuis hoorde. Doch ’t werd hem geweigerd. Ze moesten om 7 uur allen naar de Place d’Egmont en bleven daar staan tot 9 uur, als ze naar de Jezuïetenkerk terug moesten, waar hun soep werd uitgedeeld. De aalmoezenier had zijn valies in ’t oog kunnen houden en bemachtigen. Hij zag slechts twee bekenden, een kleine jongen en een winkelier, Verkammen. Deze vroeg hij zijn valies met kelk en H.Olie te willen in veiligheid brengen. Maar de man zegde op de vlucht te zijn en niet te weten waar er mee te blijven. Om 10 uur zijn ze dan weer terug naar het statieplein getrokken, waar ze hebben staan wachten tot 4 uur namiddag. Toen is het garnizoen van Liezele en Puurs bij hen gekomen langs een andere weg. Samen werden ze vervoerd naar Brussel. De aalmoezenier met de 5 officieren en een Duits soldaat in een beestenwagen zonder zitplaatsen. Ze waren zo vermoeid dat ze dooreen vielen. ’t Was 10 uur ’s avonds eer ze te Schaarbeek aankwamen. Na nog een ruimen tijd kwam een auto de aalmoezenier en den doctoor ze afhalen. De Duitse chauffeur schonk hun uit zijn veldfles een tas warme koffie en bracht hen naar ’t adres dat ze hem opgaven in Brussel. De anderen werden krijgsgevangen weggevoerd naar Duitsland, Soltau. E.H. Tessens en de doctoor waren vrij en hebben niets moeten tekenen. In het gasthuis St.-Elisabeth waar hij naartoe gereden is, bleef hij 8 dagen, zich bezig houdend met brieven te schrijven aan ouders en familiën der officieren en soldaten wier adressen hij in ’t fort van Bornem had opgenomen. Sedert heeft hij nog met verscheidenen krijgsgevangenen briefwisseling gehad.”
- 51 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
De brandspuit der gemeente stond op het fort, en niemand waagde het ze te gaan halen. Men was naar de abdij gelopen, doch onze spuit stond niet meer op haar gewone plaats en men had ze niet kunnen vinden.
Transport van krijgsgevangen-soldaten naar de kampen in Duitsland gebeurde in beestenwagens.
Maandag 12 oktober 1914 (dag 71) Nacht rustig tot 1 uur. Dan gewekt door gerij en gerinkel op de straat en kort daarop gebel en gebons op de deur van het gasthuis. Daar zijn ze, dacht ik. Op een ogenblik was ik gekleed en ging naar de poort, die reeds geopend werd door een zuster. Men roept : “Brand in de Ster !”. ‘k zet mijn hoed op en ga zien. De lucht was een weinig overtrokken maar niet donker, ook niet koud. Door de poort der brouwerij zag ik achteraan een nevenbouw der mouterij in volle vlam staan, ontploffingen zonder ophouden. ’t Waren nagelaten kardoezen van Belgische soldaten, die er gelogeerd hadden. De wind kwam uit het zuidoosten en joeg de vlammen en gensters over het “Gemak” heen in de richting van Kerk en Pensionaat. Met de onderkoster, Edm. Van Fraeyenhoven, haal ik de ciborie uit de kerk en breng ze naar het gasthuis. De oudjes en de zieken waren reeds allen gekleed en te been, een gekwetste van Oppuurs wilde niet uit zijn bed en lachte met de anderen die schrik hadden. Terug naar de brand gegaan, hoorde ik zeggen, dat het op twee plaatsen tegelijk was begonnen, en ongetwijfeld kwaadwilligheid in ’t spel was. De dieven hebben die nacht op verschillende plaatsen ingebroken en gestolen. Bijvoorbeeld bij meneer L. Van Roie. Jozef Van Roie, die ’t huis bewaakte, was ook naar de brand gaan zien en midderwijl opereerden de schelmen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Gelukkiglijk waren daags te voren de meeste burger-ambachten van de vlucht thuis gekomen en met de spuit der brouwerij is men er in gelukt de brand meester te worden. Om 2 ½ was het gevaar geweken. De aanpalende huizen waren ontruimd en de straat stond vol meubels en huisraad. In de brouwerij hebben natuurlijk de blussers ook “den bruine en de blonde” aangesproken. Om 6 uur las ik de H. Mis en er waren zeer veel mensen te communie. Om 8 uur komt Charel, den Dil, me zeggen dat hij en Jefke alleen in ’t klooster overnacht hebben en niet verontrust werden. Jef Bi, onze bakker, komt zeggen in ’t gasthuis te willen bakken, als er hout gebracht wordt. Er was nergens brood te krijgen. In het Pensionaat was nog één brood, geen gist te bekomen in Bornem voor woensdag. Er wordt niet gebrouwd. Men gaat te voet om gist naar Oppuurs, Hingene, Wintam, Willebroek, tot Antwerpen toe. Tevergeefs. Bakker Jef ontmoet aan 't gasthuis 2 Uhlanen, die hem beleefd groeten en de weg vragen naar het sas om het water af te laten, dat in de Donk staat de lucht te verpesten en ziekten zal veroorzaken.
Prentkaart van de Stationstraat met vooraan rechts ‘Het Gemak’ of herberg "De Ster" behorend tot de ernaast liggen de brouwerij.
- 52 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 9 ½ ga ik naar de abdij, bezoek onderwege zieken : Sidonie Vos, Janneken Goossens bij Craenhals, en de ontvanger. Bij Belon was 't volk ook thuis gekomen gisterenavond van de Clinge, waar ze veel ellende en miserie hadden onderstaan en met duur geld betaald. De oude moeder was niet meer over de Schelde geraakt en eerst deze morgen te Temse opgehaald. Het weder is buitengewoon schoon. In de abdij waren de zalen onder en boven, refter, kapittel enz. allen nog gesloten. 't rook er niet vriendelijk. Ik heb vensters en deuren doen openzetten en 't werkvolk het stro doen opruimen. In de boomgaard liepen nog een paar kiekens, die 's nachts in de bomen sliepen. Katten lopen er genoeg in en om de keuken, enkele duiven vliegen nog in en uit de kooien, statig laveren de 2 koppel zwanen in de vijver en de trouwe pico is ook nog daar. Stomme getuigen ener troosteloze verlaten abdij. Om 10 ½ was ik terug in het dorp. Drukke beweging van vluchtelingen. Van de Temsesteenweg komt een huilende karavaan meest vrouwmensen en kinderen. Ze zijn zeer gejaagd en vragen me de weg naar PuursKalfort. Ik verneem dat ze van Sint-Gillis-Waas komen, waar gisteren alle weerbare mannen door de Duitsers werden aangehouden en meegenomen. Wat ellende ! Ze vluchten en weten niet waarheen ! Aan het huis van de burgemeester stond Tony Cammaert, gans alleen thuis, op straat. Zegt me dat er Duitse Uhlanen gekomen waren om 40 rijpaarden te requireren. En er is niet één paard meer in Bornem. Het bracht weer heel wat paniek teweeg in de gemeente. Om 11 ½ middagmaal bij de zusters der Presentatie. Om 1 uur terug naar de abdij. Uit de Kloosterstraat komen kruiwagens en karrekens met palen en planken en andere afbraak geladen. Bij meneer Van Baren zat de ezel en de hond in de stal opgesloten. Heintje Wijns en de frater hebben de deur ingestampt en de krijgsgevangenen stormden met luid gejubel den hof in. In de abdij trof ik Peer, den Dil en Jefke aan 't werk met stro op te binden in de refter. Een kozijn van Ch. Van Laar was aan de grote muurgaten de versperringen aan 't herstellen en versterken, want deze nacht zijn er nog schelmen doorgekropen. Op mijn rondgang binnen de gebouwen, vind ik nergens sporen van inbraak, kelderdeuren altijd goed gesloten. Ik kon er zelf ook niet in. In kerk en koor, pand en dormpter, doodse stilte overal.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Het werkvolk zegt dat ze deze nacht met 4 man zijn om te waken of te slapen in de abdij. Twee op het verdiep in 't vreemdenkwartier en twee op den dormpter boven de keuken. Ze nemen elke ene zieke mee naar boven. Om 4 uur verlaat ik de abdij.
Duitse Ulanen op patrouille.
Het water in de Donk is al enige centimeters gezakt. In het dorp veel vreemde vluchtelingen her en der. Aan het Warregaren en andere straathoeken, staan, zitten of liggen talrijke mannen of jongelingen. Spelen met de kaarten, roken fijne cigaren en hebben opvallend rode bezopen gezichten. Men laat mij onverschillig voorbijgaan, maar 'k hoor toch bedreigingen en verwensingen uitspreken tegen rijken, pastoors, burgemeesters. De Dilft bedreigd. Ze strooien uit dat op bevel der Duitsers al de huizen morgen de slagvensters moeten open doen en dat de huizen die gesloten blijven, zullen open gebroken en de meubels op straat gegooid worden. Dinsdag 13 oktober 1914 (dag 72) Nachtrust niet gestoord. Om 6 uur H. Mis gelezen in het gasthuis. Communie gaan uitreiken in de Presentatie. Schoon weder. Onze 50 kiekens en vier kalkoenen legden gisteren in 't gasthuis samen 2 eieren. Om 9 uur bezoek bij de ontvanger en andere zieken. De dreigementen gisteren gedaan, dat de Duitsers de gesloten huizen zouden openbreken, hebben hun uitwerksel. Alle huisdeuren en vensterluiken staan open, maar de straat blijft even doods en verlaten als te voren. In het huis van E. Simon z.q. dat door bakker Spiessens en andere afgebrande mensen bewoond werd, is gisterenavond ingebroken en dons gestolen. De bakker was nog niet terug van de vlucht. Een vrouw die er haar koe zat te melken, is bewusteloos terug gevonden. Een weinig verder tegenover den Dilft,
- 53 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
krekelende wijven, zich wederkerig beschuldigend van kolen en andere dingen te hebben gestolen bij meneer Van Baren. Heintje Wijns en zijn vrouw hadden met de beste bedoeling natuurlijk, portretten en andere kleinigheden uit de salon voor vernieling willen redden. De geburen hadden hun voorbeeld, minder goede bedoeling, nagevolgd en vandaar het gekrakeel. Ik ga naar de abdij en vond er alles in orde ! De wakers zeggen gerust te hebben kunnen slapen ! Om 10 ½ komt de E.H. onderpastoor van Oppuurs in civiel per velo in de abdij aangereden en vraagt om 2 grote hostiën en misintentiën. Ik had nog misintentiën genoeg en geef er hem 15, zonder geld. In de sacristie geef ik hem enige grote hostiën en neem de overschot mee naar het gasthuis. We doen samen de ronde in de abdijgebouwen en vinden nog enige bajonetten en munitie. Doen deze in de vijver aan het hospice gooien. Een officiersdegen neemt de onderpastoor mee in zijn broekspijp. We gaan om 11 ½ in de Presentatie middagmalen. Daar komt de broeder van zuster Colette zijn gevluchte koe terug halen. Vraagt onze koe te kopen. Geraken niet akkoord. In Londerzeel is geen eten. Vraagt een zak van ons meel te kopen. Ter wille van de E.H. pastoor sta ik hem een halve zak af, later te regelen. Om 2 uur kind gedoopt uit het herbergske naast meneer Van Reeth, Eugenia Pauwels. Meter was de vrouw van Jan Van Fraeyenhoven, de (emolumenten) liet ik over aan de onderkoster. Ik ga naar de abdij. Het weder is regenachtig. Aan de uithoeken nogmaals hetzelfde verdacht volk van gisteren, dat mij maar scheef en scheel aankijkt. Men komt mij waarschuwen met den donkere niet buiten het dorp te gaan, wat ik overigens niet zal doen. In de abdij was het werkvolk op zijn post. Geen rovers te zien. Als ik om 4 uur wegga, word ik bij H. Wijns opgewacht door een meid, die zegt naaister te zijn bij meneer Van Baren. Ze heeft horen zeggen dat men deze nacht den Dilft wil leeg plunderen. Wat is er te doen ? Ik zei haar enige betrouwbare mannen te zoeken die er willen waken. Om 5 uur komt de koster van Branst in 't gasthuis om enige grote hostiën. Zijn pastoor was niet verder gevlucht dan Luipegem en was terug op zijn pastorie. Om 5 ½ komt Dr. Van den Abbeele zeggen dat hij met J. Mees zijn mama, vrouw en kinderen hebben gaan halen. Dat ze te Hulst de Burgemeester en Schepenen
© Gemeentelijk Archief Bornem
hebben gesproken, die 500 frank meegaven tot ondersteuning der armen. Om 6 uur komt de naaister van meneer Van Baren zeggen dat zij 6 mannen heeft gevonden om den Dilft te bewaken. Goed zo. Ja, maar ? Wat, maar ? De wijnkelders zijn niet op slot ? Wie zijn de wakers ? Mijn vader en mijn broeder en die en die… Betrouwt ge uw vader en broeder ook niet ? Hm, als 't Bornems mannenvolk de kans heeft, drinken ze allemaal. Een glas wijn zal meneer Van Baren er gaarne aan toegeven. Jawel, maar 't zal er niet bij blijven. Ik, ik durf er niet blijven, bij zatterikken ! We zullen 't dan maar afwachten. Om 8 uur gaan we slapen, volgens gewoonte. Woensdag 14 oktober 1914 (dag 73) De zusters van het Pensionaat komen ook hier naar de mis en ter communie. Aan de twee of drie die beurtelings thuis blijven, ga ik na de mis de H. Communie uitreiken. Terwijl ik in de Presentatie koffie drink, komt men er zeggen dat er te nacht dieven zijn ingebroken bij E.H. onderpastoor Van Reeth. Met 2 zusters gaan we door de hof langs achter zien, de achterdeur vinden we opengebroken met een daar liggende haagscheer, uit kassen en schapraaien zijn alle laden en schuiven uitgetrokken en de inhoud overhoop geworpen. Een pas toegemetste wijnkelderdeur uitgebroken, bovenkamers ook alles doorheen. Beelden en prenten gebroken en verscheurd. De brandkast is van hare plaats verschoven. De marmeren plaat en kroonlijst afgenomen. Twee zusters zullen er overdag blijven waken. Om 8 uur was ik terug in het gasthuis. E.H. Jan Hammenecker, onderpastoor van Sint-Jozef Londerzeel, komt er de H. Mis lezen. Ik dien ze. Hij doet voornaam dichterlijk, en gaat na de mis weg, sans saluer personne. Zijn pastoor , E.H. Abbeloos vertelde me dit. Dat hij enige weken geleden met een ingekwartierde kolonel en 3 officieren ’s middags ter tafel zat, als Jan, vol kort nat kwam bijzitten, te laat volgens gewoonte. Hij zei niks. De kolonel, een Waal evenals de officieren, richtte ook een complement tot Jan, in ’t Frans natuurlijk. En Jan hoogstatig: “soldaat, waarom spreekt U geen Vlaams met mij ?” dixit et tacuit. “Tare d’ivrogne, quoi ?”
- 54 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Jan Hammenecker. In 1914, onderpastoor in Londerzeel Sint-Jozef.
Om 9 uur ga ik naar de abdij. Te nacht hebben de dieven nogmaals beproefd aan de geul door een der grote muurgaten binnen te geraken. Ri Van Laar is bezig met de herstelling. Op mijn verdere rondgang binnen en buiten niets opvallends waargenomen. Om 10 uur bezoek bij de weduwe Van den Abbeele, vrouw J. Mees en haar kinderen, gisteren thuis gekomen van Hulst. Jules was vandaag er weerom heen om gerief terug te halen. Ze weten veel te vertellen van de uitgestane miserie in Hulst en … een groot nieuws, maar in confidentie en stricte geheimhouding : “Madame Cammaert, die te Blankenberge naar Engeland wilde vluchten, is met 2 harer dochters in de zee versmoord ! Kriek zelf heeft het verteld ! maar hij heeft het aan de burgemeester nog niet durven meedelen.” Ik ga naar het gasthuis en het eerste dat de portierster, Zuster Dorothée, me zegt, is : “Meneer. Ze zeggen dat madame Cammaert in zee is verdronken” Dr. George had zoeven het gasthuis verlaten en er de confidentiële tijding van zijn mama toevertrouwd. Ik deed insgelijks toen ik om 11 ½ bij de zusters der Presentatie aan tafel zat. ’t nieuws verwekte er eerst grote consternatie en dan grote hilariteit ! Om 12 ½ komt Ri Van Laar mij vertellen, dat hij voor de middag den “Keizer” en zijn consoorten heeft afgeluisterd, dat ze van zin zijn toekomende nacht aan de abdij een bezoek te brengen, dat hij (de Keizer) een sleutel van het klooster heeft, de weg kent, enz… Ri Van Laar,
© Gemeentelijk Archief Bornem
een jonge struise man, biedt zich aan deze nacht in de abdij te gaan waken en niet te slapen. Ook Jef Bi, onze bakker, zegt hij, zou daartoe gereed zijn. We gaan samen naar de abdij, onderwege bij de bakker binnen. Deze is seffens gereed. Hij is van niets of niemand bang, wanneer hij zijn hond, een fameuze hond, bij zich heeft. Ze komen overeen deze avond om 6 uur de abdij te gaan bewaken. Ik vertrouw me op hen en ga alleen de Kloosterstraat in. Halverwege ontmoet ik iemand, die zegt, dat men bezig is in de abdij te stelen. Inderdaad, toen ik langs het poortje van ’t washuis binnen was geraakt, komt Jefke mij zeggen dat om 12 uur de beruchte Keizer met een zak cokes over de muur was gaan lopen, dreigementen uitend tegen hem als hij durfde te nakomen. Gezegde Keizer (alias Karel Ludovicus Pauwels Michiels) steler, verheler van beroep, (kiesrecht verloren 1905-1906) werd mij afgeschilderd als een bandiet van de ergste soort en die voor alles in staat was als ’t erop aan kwam. Ik doe mijn gewone ronde in de abdij en vind binnen, onder en boven de deuren gesloten. Als ik om 3 uur wil heengaan, komt men zeggen dat de Keizer op straat naar mij staat te wachten en mij vraagt te spreken. Ik was nieuwsgierig en begerig kennis te maken met die onbekende grootheid, die zozeer gevreesd werd. Buiten gekomen, zag ik, niet zonder teleurstelling, een klein vuil zwart manneken met de pet in de hand, diep groetend op mij toetreden. ‘k herinnerde mij dit ventje vroeger wel eens onder de soepmannen te hebben gezien. En nu ontspon zich tussen ons beiden nagenoeg de volgende conversatie, tamelijk luid gehouden en die tot getuigen had twee mensen die met een kruiwagen kwamen aangereden en een of twee onzer werklieden, die mij tot aan de poort waren gevolgd. De Keizer : “Meneer Benedictus, zou ‘k a.u.b. geen 100 kg steenkolen kunnen krijgen ?” Benedictus : “Gij, Keizer, wel jongen, ge hebt er pas om 12 uur n’en hele zak gestolen !” Keizer : “20 kilo” Benedictus : “20 kg te veel” Keizer : “’t en zijn er toch geen van ’t klooster” Benedictus : “van mij nog minder” Keizer : “ze zijn van de Belgische soldaten” Benedictus : “ de Belgische soldaten zijn weg, en als de overheid het beveelt, zullen wij alles uitdelen aan de arme mensen, maar niet aan dieven. En gij hebt nog meer van de abdij gestolen !” Keizer : “Watte ?”
- 55 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Benedictus : “Sleutels !” Keizer : “Eéne, die ik gekregen heb van n’en Belgische soldaat.” Benedictus : “Belgische soldaten hebben onze sleutels niet weg te geven. Geef hem terug.” Hij haalt hem uit zijn vestjeszak. ’t Was een sleutel van ’t kolenkot in ’t washuis. Benedictus : “Gij hebt nog meer van de abdij gestolen” Keizer : “Ikke ?” Benedictus : “Ja, gij, een leer (ladder)” Keizer : “Ja, die had ik gelangen om in ’t huis van den Hollander aan de meulen te geraken. Ik ben ook afgebrand en moest toch ergens onder geraken.” Benedictus : “Zo, hier een leer komen stelen om elders in te breken” Keizer : “Kent gij mij ?” Benedictus : “Ja zeker. Gij hebt nog veel zwarte noten op mijn boeksken.” Keizer : “’k ben toch ne Kristene mens” Benedictus : “Mogelijk, maar geen goeie, in alle geval, gij leeft er niet naar. Gij hebt volgens mijn boeksken nog zoveel te verantwoorden dat, moest ik alles aan den Duits op het fort gaan vertellen, gij niet in ’t kot, maar met n’en kogel naar de eeuwigheid vloogt. Denk eraan, man.” Keizer : “’k zal uw leer terug brengen en nooit meer iets langen.” Benedictus : “Dan zal ik het voor deze keer zo laten, maar dat ik u niet meer te zien krijg binnen de abdij.” Keizer : “’k zal ’t niet meer doen.Dag meneer Benedictus” Terug naar het dorp gaande, ontmoet ik madame Van der Stappen (de boswachter Louis en zijn huishouden zijn op hun post gebleven) die komt zeggen dat de rovers deze nacht van zin zijn naar het kasteel te komen plunderen, maar alle voorzorgen zijn genomen om ze te ontvangen.Het huis van meneer Cranleux bewaakt door inwonende pachters. Ik ontmoet ook Phil. Pooter, de oude chef D’hooge en anderen. Op stro geslapen, honger geleden, veel geld uitgegeven, allen blij hun huis terug te zien. Mensen uit de Weert vertellen dat hun pastoor vandaag ook in civiel is weergekeerd. De pastorie van Hingene is totaal leeg geplunderd door ’t krapuul, dat er lelijk gehuisd heeft. Aan de herberg “De Roos” stond een grote hoop volk van mindere soort. ’t Was er deze avond meeting om morgen een nieuwe burgemeester en raadsleden te kiezen. Er was geen politie, geen autoriteit enz. Gisteren en vandaag is de “Kraaihoef” geplunderd geworden. De pachter Van den Berg was er gaan
© Gemeentelijk Archief Bornem
vluchten. De mannen van de Klein Hei hebben deze voormiddag op de Roddam een koe gestolen, op de straat geslacht en onder elkander verdeeld ! Donderdag 15 oktober 1914 (dag 74) Rustige nacht. H. Mis in ’t gasthuis om 6 uur. Een vijftigtal mensen uit ’t dorp te communie. Communie uitgereikt in de Presentatie om 7 uur. Hier weet men al te zeggen dat de dieven bij meneer Van Reeth in zijn naaste geuren te zoeken zijn. Gisteren werd rond gebeld, dat Duitse patrouilles ’s nachts rondreden om het stelen te beletten. Meneer Mees is gisterenavond terug gekomen van Hulst. Hij zal vandaag met de dokter naar ’t fort gaan om de brandspuit der gemeente terug te krijgen. Om 9 uur ga ik naar de abdij. Aan den bouw staat Dr. Van den Abbeele en de commissaris te beraadslagen. De maalder van Mariekerke is met een kar koren door het dorp gereden en wilde ze naar Temse gaan verkopen. En te Bornem is ook geen eten !! We gaan samen de maalder opzoeken, die nog in een herberg aan ’t Wiel zit, en geraken akkoord. Het graan bij Cammaert in de brouwerij af te laden en per 50 kg. te verkopen. Tony Cammaert betaalt de maalder met ’t geld dat vanwege het commiteit is meegegeven. In de abdij zijn de wasvrouwen aan ’t werk. Peer, Jefke, Charel en zijn zwager zijn aan ’t kuisen. Ri Van Laar en Jef Bi die te nacht beloofd hadden te komen waken, zijn niet omgezien. De eerste mocht niet van zijn vrouw, die bang was alleen thuis te blijven en de tweede zal ook zowel een reden gehad hebben. Ze hebben mij tot heden toe nog geen verslag of rekening ingediend. Als ik om 10 ½ terug in ’t dorp kom, ontmoet ik 6 Beierse Füsilieren. Zeer beleefd vragen ze de kerk te mogen zien. De pastorie wordt overnacht bewaakt door onze gebuur S. Verstraeten en overdag door juffrouw Marie Muis. Deze haalt de sleutel. De soldaten bidden enige minuten en gaan heen na hartelijk te hebben bedankt. Van de Temsesteenweg komen groepen boerenmensen met veel hoornvee terug van Holland. Ze zeggen dat de trein van Hulst tot Temse weer rijdt. Middagmaal in de Presentatie om 11 ½ . Om 1 uur terug naar de abdij. Onderwege 3 Beierse soldaten die beleefd aanslaan. Ik vraag mezelve af : als de Pruisen in de abdij komen en wijn requireren, wat dan gedaan ? Ik heb wel 37 sleutels, maar niet één past op de kelderdeur. Nogmaals laten openbreken ?
- 56 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 4 uur terug naar het dorp, ontmoet de pastoor van Lippelo, gentleman met de cigaar in de mond. Tonny Cammaert vergezelt hem. In de Roos kiezing van een nieuwe burgemeester, veel volk op de been. Vreemde bezopen kerels. De “Schuit” heeft zijn koe geslacht en gaat er bij slapen, zegt hij. Klerk uit de Ster brengt groeten van Amedeus. Ook de “schipper” zal een commissie voor mij brengen. Vrijdag 16 oktober 1914 (dag 75) Nacht rustig. Om 6 uur de H. Mis gelezen in het gasthuis, kapel vol volk. Om 7 uur communie uitgereikt in het Pensionaat. Men heeft deze nacht om 2 uur enkele geweerschoten gehoord in het dorp. Om 9 uur ga ik naar de abdij, onderweg zieken bezocht. Onze werklieden zijn bezig met los hout aan de muur op de boomgaard weg te halen en onder de loods en elders in veiligheid te brengen. Ze vertellen dat er deze nacht dieven zijn over de muur gekomen om planken en ander geriefhout weg te sleuren. Ze hebben ze op de loop gejaagd. De baas van ’t Spieken aan de Stenen Molen, was er zeker bij. Gisterenavond is er fel ruzie geweest in het dorp. Jef Van Gucht, alias Jef van ’t Landhuis of Jef Sophie, die zich wat te veel beroemde ook Duits bloed in de aderen te hebben (van zijn moeder) heeft een welverdiende rammeling gekregen van Charel Raes–Belon. Jef is met n’en bebloede kop zijn beklag gaan doen aan ’t fort en een patrouille van een zestal Pruisen is bij Belon komen uitleg vragen en ’t bleef erbij. De geweerschoten deze nacht gehoord, schijnen ook door Jef gelost te zijn in zijn hof om er de schrik in te krijgen. Vandaag heb ik Jef Bi een paar broden laten bakken voor onze werklieden. Biecht gehoord in de Presentatie om 11 uur. Middagmaal om 11 ½ Om 2 uur terug naar de abdij, waar de werklieden nog altijd hout van de muur naar binnen brengen. Een halve fles snuif meegenomen naar de behoeftige neuzen in ’t gasthuis. In het dorp ontmoet ik meneer Verhasselt, zusters van Sint-Amands en Mariekerke, drie broeders van Bornem. De vluchtelingen zijn haastig om terug in hun kooike te geraken, wanneer een der onzen ? De meid van E.H. Verbist is van Hulst overgekomen en zegt morgen terug te gaan om haren meester te halen. Dr. Van den Abbeele en J. Mees zijn vandaag over en weer naar Antwerpen geweest zonder moeilijkheden te ontmoeten.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Ik hoor zeggen dat deze morgen meneer Van den Hoeck burgemeester is gekozen van Bornem en meneer Van Eetvelt , klerk van Peeters fabriek, alias Wardje van Adelekens, secretaris ! De gekwetste Luxemburger in ’t gasthuis is buiten gevaar maar zeer bang dat de Duitsers hem hier zullen ophalen. De oude filosofen van ’t gasthuis zijn het eens met mij dat bange mensen in de oorlog het ergste er aan toe zijn. Zij hebben geen andere bekommernis dan dat er geen toebak meer te krijgen is. Om 6 uur ’s avonds komen 3 Brusselaars en een dame een onderkomen vragen in het gasthuis. Zaterdag 17 oktober 1914 (dag 76) Nacht rustig. Om 5 ½ biecht gehoord in het gasthuis tot 6 uur. H. Mis. Veel volk ter communie. De 3 Brusselaars en de dame gisterenavond hier aangekomen, zijn reeds vroeg vertrokken naar Brussel. Ze vertelden dat ze deel makend van de garde civique met het leger waren mee gevlucht tot Brugge, daar wist men niet goed wat met die 10.000 garde civiques aanvangen, en ze werden gelicentieerd. De dame was gouvernante op een kasteel te Blankenberge en ze was alleen achtergelaten door haar meesteres, die naar Engeland waren uitgeweken. Om 7 ½ in de Presentatie, waar meester Verhasselt een brief bracht van Zr. Serafien, die met andere zusters op weg naar Engeland is geweest, maar thans in Groenendijk, Zeeland, verblijft. De zusters en weeskinderen van ’t gasthuis bevinden zich in Oud-Gastel. Ook complimenten van Amedeus heeft de meester meegebracht.
Het Sint-Bernardusklooster in Oud-Gastel.
- 57 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Om 7 ½ terug in het gasthuis, bestormd door mensen om onderstand. Deel bons uit om 1-2-3 kilo mee te halen in de winkels. Om 9 uur gaan 2 blauwe Duitsers voorbij ’t gasthuis het dorp in. Ik ga naar de abdij, onderweg zieken bezocht. Om 10 uur haal ik meneer Van Baren in aan het Warregaren. In de abdij was het werkvolk op zijn post, ook Louis de Jong en Jan Daelemans zijn teruggekomen. De laatste is enige dagen ziek geweest. Om 10 ½ ga ik weg en ontmoet aan de Geul graaf John de Marnix, die met een huurrijtuig van Brussel kwam. De dam aan ’t Wit Paard verspert hem de weg nog, en ik rij met de graaf langs Warregaren en Stenen Molen om over de Grote Hei, de nieuwe kasteeldreef in.
De Kasteeldreef, vanaf kasteel richting Bornem-centrum.
Het water in de Donk is zeer gezakt, maar verpest de lucht, de weg is nog glibberig. De graaf verneemt met belangstelling naar de toestand in Bornem, zegt om 1 uur mij te komen vinden in ’t Pensionaat en laat me met een bootje naar de kaai brengen, de lindendreef naar het dorp staat nog gedeeltelijk onder water. Aan de kaai was het ook nog zeer modderig en moest men over balken en planken op het droog zien te geraken. Bezoek bij Victor van ’t Wit Paard terug van de vlucht in het huis van meneer Van Mierlo z.q. neven Krick. Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met meneer Van Baren.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Deze schildert me nogal aardig de heksenangst waarmee ze in Holland de toestand van België, specifiek van Bornem en zijn abdij beoordelen. Om 12 uur komt meneer Mees mij verzoeken om 1 uur bij hem te willen komen. Hij heeft graaf John gesproken, die er ook zal wezen. Op mijn aandringen gaat ook meneer Van Baren mee naar meneer Mees. Dr. Van den Abbeele en Jos. Van Roie waren reeds daar. Kort daarop komt graaf John en met hem de nieuwe burgemeester, Van den Hoeck, die de graaf op de hoogte van het gebeurde kiesvoorval moet gebracht hebben. Voor het huis van meneer Mees, aan het hekken van meneer Louis Van Roie, bleven 6 Beierse soldaten een tijdje staan ronddraaien, maar zijn dan heen gegaan. Meneer Van den Hoeck, voor de oorlog drogist in Antwerpen, gehuwd met een vrouw Heye uit SintNiklaas en vader van 3 schoolgaande kinderen, is met de mobilisatie naar Bornem komen wonen en was opzichter van het werkvolk aan de versterkingswerken van het fort. Hij had grote kennis van zaken, veel gezag op het volk, veel initiatief en daarbij een gemakkelijke tong ter zijner dienste. Na zijn verkiezing had hij zich dadelijk meester weten te maken van het gemeentezegel. Beide werd hem door meneer Mees en Van Roie als onrechterlijke en oneerlijke daden voorgeworpen. Hij verdedigde zich dapper “Het wettig gezag van Bornem is en blijft afwezig. Vier der gemeenteraadsleden zijn thuis maar laten zich niet horen of zien. Politie evenmin. De schelmen zijn baas en roven dag en nacht. Het volk heeft honger en er wordt voor geen levensmiddelen gezorgd. Hij zelf zegt het aan den lijve ondervonden te hebben en heeft een brood gaan langen voor hem en de zijnen waar het te vinden was. Hij zou politiedienst inrichten, met een petitie naar Antwerpen gaan om levensmiddelen te doen aanvoeren en daartoe mocht hij toch wel het gemeentezegel bezigen, dat hij overigens dadelijk zou afgeven als het wettig gezag terug op zijn plaats zou komen. Ten andere, meneer Mees en de dokter hadden beter gedaan aan de publieke kiezing deel te nemen dan die dag naar Antwerpen te gaan”. In die zin feroreerde de vent n’en geruime tijd. Het was te voorzien dat het tot geen praktische maatregelen zou komen en om 2 ½ ging meneer Van Baren heen en ik met hem. Ik ga naar de abdij. Onderweg vertelt men dat de Duitsers bij de burge-
- 58 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
meester deze voormiddag enige flessen wijn hebben opgeëist. Hoe zal ik die mannen gerieven als ze bij mij in de abdij komen om wijn ? Zeggen dat er geen is ? Geloven ze niet. Er liggen misschien wel 30 stukken gekelderd ! Die misschien is (vast….) maar hij weet wel beter ! ‘k heb geen sleutel die past ! Dan gebruiken ze nogmaals hun bajonet. Slechts naderhand heb ik mij bedacht dat er in het hospice nog een proviciekast wijn was, in ’t voormalige gem…. In het dorp zieken bezocht. De huizen zijn thans allen open en de meeste bewoond. ’t Volk gromt omdat de overheid, zo geestelijk als wereldlijk, wegblijft, de commissaris en champetter lopen in civielklederen waar ze niet nodig zijn. Er is geen petrol meer te krijgen. In de abdij lag er nog een vat aan de kerk. Er werd mij gezegd dat er een onzer bedienden (Ch. De Kl.) aangetapt heeft. Ik zei tegen de Parwie van ’t vat naar het gasthuis te brengen en van voor de avond was het in veiligheid, maar ’t had de man onderwege nogal moeite gekost om er de kwaaie wijven af te houden. De onderkoster, E. Van Fraeyenhoven, verwittigd om morgen om 5 ½ de kerk open te luiden. Om 5 uur komt de “Schuit” een lijkkistje brengen van een kind zijner kleindochter, wier man aan ’t front is, in ’t gasthuis ter inzegening aanbieden en gaat het dan zelf naar het kerkhof begraven. Om 6 uur komt graaf John vertellen hoe de zitting kort na mijn heengaan werd opgeheven en na nog enig geharrewar besloten werd morgenvroeg om 8 uur nogmaals te vergaderen ten gemeentehuize. Ik heb reden te over om er geen deel aan te nemen. Van den Hoeck heeft wel ons volle vertrouwen niet, doch het is toch de man om in de anarchie enige orde te brengen. Zijn baatzucht zou eerst later blijken.
Zondag 18 oktober 1914 (dag 77) Nacht rustig. Om 5 uur communie uitgedeeld in het gasthuis. Om 5 ¼ met Ch. Parrewie ciborie en kelk naar de parochiekerk gedragen en er biecht gehoord tot 6 uur. Na de mis, de kerk was vol volk, biecht gehoord tot 7 ½ De diaken Jozef Smet deelde alle kwartieren Ons Heer uit. De Parrewie had, even als verleden zondag, met de grote feestklok voor de mis mogen luiden maar de kaarsen (2) door de onderkoster laten aansteken, verleden zondag brandden alle kaarsen en bougiekes die in de kerk te vinden waren, tot grote ergernis van sommige wijven die pretendeerden, dat zij dat licht beter konden gebruiken dan die stomme Heiligen in de kerk en omdat O.L.V. van de Krocht toch ook gevlucht was of door de pastoor was weggestopt, moest men al die bougies, die op de zolder der kerk lagen opgestapeld, maar aan de armen uitdelen. Mensen, die anders naar kerk noch kluis omzien, waren nu de eersten om te klagen over het wegblijven der geestelijken. Om 7 ¾ ciborie en kelk teruggebracht naar ’t gasthuis, en hier nog biecht gehoord tot 8 ½. Er was veel volk van Hingene om hier komen mis te horen om 9 uur. De E.H. onderpastoor van Hingene gisterenavond uit Grauw (Zeeland) terug gekeerd in Hingene, kwam hier aan om 8 ½ en wilde hier mis lezen. Ik raadde hem terug naar Hingene te gaan. Gaf kelk en andere benodigdheden mede en meneer Roelants die met de voituur hier was gekomen, reed met hem naar Hingene. Om 9 uur heb ik gebineerd; kapel, sacristie, gangen, de straat vol volk. Graaf John had ook op de straat gestaan en komt na de mis verslag doen van de zitting in ’t gemeentehuis om 8 uur. De vier oude gemeenteraadsleden, waren er ook verschenen, benevens de nieuwe burgemeester en secretaris, Dr. Van den Abbeele, Mees en de graaf.
Oud-Gemeentehuis dat in 1913 werd afgebroken en plaats maakte voor het huidige Landhuis. Onderaan hield Jef Van Gucht ook een herberg open.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Ze zijn nog al ’t akkoord geraakt om : 1) een deputatie te zenden naar Antwerpen om er levensmiddelen, petrol en kolen te mogen uitvoeren naar Bornem 2) een schrijven te richten aan burgemeester Cammaert en zijn secre-
- 59 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
taris zo spoedig mogelijk naar Bornem terug te keren met de kas. 3) de burgerwacht in te richten om de politiedienst ’s nachts te versterken. De graaf van zijn kant beloofde te Brussel te werken om levensmiddelen van daar naar Bornem te krijgen. Zijn vrouw en kinderen zijn te Brussel. De gravinmoeder te Eyzer. Hij laat zijn werklieden te Bornem hout kappen aan rfr. Deys. Meneer Van Baren, die in ’t huis van Cammaert gelogeerd heeft, komt om 10 ½ vertellen wat hij zoal op den Dilft bestatigen kon. Zijn voorraad kolen en dons gestolen. Gisteren een half stuk wijn en vandaag nog een half, ongetwijfeld door de zes wakers, waaronder de frater, reeds lang een verdachte bediende ! Theoph. Smet, onze koetsier, is gisterenavond ook met vrouw en kind thuis gekomen. Na veel bezwaren en tegenstribbelen zijner vrouw heeft hij eindelijk toegezegd op den Dilft te gaan wonen. Om 11 uur komt een vent van Luipegem zeggen, dat onze hond John, over 14 dagen losgelaten, bij hem is aangekomen. Hij heeft hem de kost gegeven, een halsband met ketting moeten kopen, en biedt aan hem terug te brengen mits 4 frank onkosten te betalen. Ik gaf ze hem, denkend, er liggen in de abdij nog beenderen genoeg te beknabbelen en ’t is een waker, die toch aan de wijnkelder geen aanspraak zal doen. De vent zegde de hond na de middag aan de werklie in de abdij terug te brengen. Om 11 ½ ga ik middagmalen in de Presentatie met meneer Van Baren. Hij vertrekt om 12 ¾ te voet naar Temse om er de trein te nemen naar Hulst. Hij zal vandaar naar zijn vrouw telefoneren van Jefke de knecht en een meid naar Bornem zenden en hoopt weldra zelfs terug te komen. Hij stelt nogmaals een som van 1.000 frank ten dienste van het nieuw gevormde oorlogscommiteit en betreurt met harde woorden dat er van het vroegere commiteit niemand is thuis gebleven, en, nu de nood zo groot wordt, de kassier, E.H. Van Reeth zo ver te zoeken is. Ik weet niet of meneer Van Baren nog elders daarover zijn beklag heeft gedaan, maar de volgende dagen werd de onderpastoor en zijn kas fel besproken. Bij E.H. Verbist onderpastoor, zegt men, is er verleden nacht in gebroken, maar de dieven zijn bijtijds verjaagd. Naderhand is gebleken dat er daar inderdaad veel wijn en andere dingen zijn gestolen en wel door de dievenverjagers ! uit de naaste geburen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
Om 1 uur komt in de Presentatie de E.H. broeder van zuster Hilaire, onderpastoor te Woluwe bij Brussel, en heeft veel te vertellen over de Duitse geweldenarijen in zijn parochie. Om 1 ½ ga ik naar de abdij. Ik meende eerste in de kerk lof te doen, maar de onderkoster was weg. Organist was er niet en ook geen zangers. Als ik om 2 uur in de abdij aankwam, was er geen levende ziel te horen of te zien. Aan de keuken stond een hoop katten mij af te wachten en ze miauwden alle te gelijk, triestige welkom. Ik ga de hof rond, niemand te zien. Alles gesloten uitgenomen de keukendeur. In de kelder deur op slot. In den pand, in ’t hospice, onder, boven, op de dormpter, overal doodse stilte. In de sacristie haal ik nog een doos met grote hostiën omdat men er nog al komt vragen van het omliggende. In de koor probeer ik mijn vespers te zingen, te psalmodieëren, maar ’t klonk alles zo hol en naar, dat ik moeite kreeg ze stil af te bidden…. Ingens circa te, Benedicto, solitudo ! Waar zouden de bewakers gebleven zijn ? Om 3 uur verliet ik de abdij. Aan de herberg van Suske Verstraeten hoor ik dat er volk is en vind daar onze koetsier Phil, Jefke Wannes, den Dil en den vent van Luipegem die onze hond had komen terugbrengen, en nu waren de mannen sedert een half uur, zegden ze , langs het brandspuithuisje naar Suske gegaan om een pint te drinken op de gezondheid van John, die de abdij wel alleen kon bewaken. In de Kloosterstraat ontmoet ik nog mensen van de Weert, die vertellen dat er deze morgen geen twintig mensen naar de kerk wilden gaan, omdat ze kwaad waren dat hun pastoor was gaan vluchten ! Het water in de Donk is wel 50 centimeters gezakt, maar ’t riekt onaangenaam in de straat. Iemand komt zeggen dat op ’t fort een Amerikaanse vlag wappert. Bezoek bij de zieke ontvanger en bij Jantje Goossens. Er wordt uitgebeld dat alle Belgische dienstplichtige soldaten (waarvan er vele zijn teruggekomen en in burgerklederen thuis blijven, maar door ’t verraderlijk gepeupel worden overgedragen) zich binnen de 24 uur moeten aangeven bij de Duitsers op het fortBreendonk. Het is een “sauve qui peut naar Holland” voor de meesten. In het dorp patrouilleren Duitsers, getweën of gedrijën, zeer vriendelijk en willen blijkbaar de schrik van de mensen jagen en hun sympathie gewinnen. Ze hebben hun zakken vol chocolade en suikergoed, dat ze aan de kinderen uitdelen. Sommige dezer laten zich
- 60 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
gemakkelijk overhalen, doch de meesten zijn nog wantrouwig of worden door hun ouders terug geroepen. Men vertelt dat morgen de spoorlijn MechelenTerneuzen weer zal geopend worden, met onderbreking te Bornem, wegens de vernielde brug van Temse, en bij deze gelegenheid wordt natuurlijk de stomme vernieling van de brug nog eens fel gekritikeerd. De mensen die naar Temse over willen en vice versa moeten aan ’t sas bij laag water schoenen en kousen uittrekken en door de modder baden om aan een bootje te geraken dat hen overzet. De Bornemse vluchtelingen die uit Holland zijn wedergekeerd, beoordelen Nederlandse gastvrijheid nog al verschillend, naargelang zij in goede handen gevallen zijn of bij mensen terecht kwamen die er hun “affairens” mee goed gemaakt hebben. Sommigen zijn vol geestdrift over ’t liefdevol onthaal genoten, anderen klagen en jammeren, dat zij letterlijk werden afgestroopt en hun laatste spaarpenningen moesten afgeven om niet van honger te sterven. Allen nochtans blij en gelukkig weer terug in hun eigen kotje terug te zijn, al zien ze de armoe voor en achter de deur staan. In het gasthuis werd eergisteren een jonge man van Oppuurs, bloedverwant van E.H. Prior van Val Dieu, binnen gebracht. Zijn hand werd gekwetst door een kardoes, die een kind in het vuur gooide, terwijl hij stond patatten uit te doen. Deze jongen vertelt dat zijn tante, Juffrouw Piscé van Bornem naar Sint-Niklaas gevlucht, aldaar overleden is. Zij was al geruime tijd in het hoofd geraakt. In de Maasbode van 16 dezer door meneer Van Baren meegebracht en hier gelaten lees ik o.a. ’t volgende : “Men meldt uit Bergen op Zoom : gisteren hier aangekomen een afgevaardigde van Kardinaal Mercier steeds in Antwerpen, om namens de Kardinaal de Belgische uitgeweken priesters dringend te verzoeken terug te keren en hun parochianen aan te sporen hun voorbeeld na te volgen”. ’t wordt tijd, maar de geestelijken zouden wel de laatste kunnen hier zijn. Maandag 19 oktober 1914 (dag 78) Nacht rustig. Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis. Veel volk ter communie. Ook in het Pensionaat om 7 uur. We hebben in ’t gasthuis of Pensionaat nog geen Duits bezoek gehad, maar Charel Parrewie, die er dikwijls ontmoet, heeft ze horen zeggen, dat de zusters goed gedaan hadden met op hun post te blijven. Er wordt hem ook telkens gevraagd of er geen Engelsen in ’t
© Gemeentelijk Archief Bornem
klooster of in ’t hospitaal waren, en krijgen ’t onveranderlijke antwoord : Neen, meneer. Om 9 uur ga ik naar de abdij. Wannes Schilders met zijn huishouden is ook terug gekomen uit Holland. In de abdij vond ik in het washuis 2 katten, aan en in de keuken 17 katten en er liepen er nog in den hof. Ook een vreemde hond. John, onze hond, stond voor zijn hok en scheen kontent weer n’en pater te zien. Hij zag er zeer goed uit. Onze afgebrande gebuur, Heintje Moens, komt een grote trekzaag vragen om in zijn hof de overgebleven voetstukken van de afgehakte fruitbomen af te zagen en tot brandhout te kappen. Hij vertelt dat hij met Colette en Jo tot Steenbrugge was gevlucht en dat daar daags na zijn aankomst de abten van Steenbrugge en van Dendermonde met alle paters, uitgenomen 3, naar Engeland zijn gevlucht, en hem ook wilden meenemen. Aan of in de abdij hebben de Duitsers geen schade aangericht. Om 10 ½ weg uit de abdij, ontmoet in de straat Clem. De Man, die van Oostende over Tilburg terug is gekomen. Bezoek bij de zieke ontvanger en Janneken Goossens die terug naar de Barelstraat wil gevoerd worden. Om 11 ½ middagmaal in het Pensionaat. Brief te lezen van een der zusters uit Hulst, vol miserie. De zuster van onderpastoor Verbist is overgekomen uit de Klinge, waar ook de oudpastoor Van Roosbroeck verblijft, zegt dat haar broer vandaag of morgen terug zal zijn, vertrekt om 2 uur. Om 2 ½ naar de abdij. De vrouw van de ontvanger, ook bedlegerig, ’t zoontje 14 dagen verloren, is terug gekomen. Ons werkvolk Theofiel, Jefke, Louis, Jan Daelemans zijn aan ’t mest kruien, Peer en de Ludde plukken droge bonen. Ze vertellen dat de Duitsers in ’t fort gisteren onder elkanderen gevochten hebben en er doden en gekwetsten gebleven zijn. Vandaag en gisteren is er in het zuidwesten zwaar kanongedonder hoorbaar geweest. Om 3 ½ ben ik terug in ’t gasthuis en Heintje Philips komt het lijkje laten zegenen van een op de vlucht geboren kind zijner dochter, wier man aan ’t front is. Om 4 ½ komt de E.H. onderpastoor Verbist terug, als gentleman gekleed, van zijn vlucht naar Tilburg. Soupeert in ’t gasthuis.
- 61 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Dinsdag 20 oktober 1914 (dag 79) Nachtrust gestoord om 3 uur door geweerschoten ten noordoosten, en hanengekraai in het gasthuis. Het geweervuur is ongetwijfeld van fazantenjagers in ’t Spierenbroek. Om 4 uur gebel aan ’t gasthuis. Vluchtelingen uit Holland, 2 vrouwen van Steenhuffel, waarvan een in gezegende staat, het niet verder brengen kon en in de voormiddag door Dr. Van den Abbeele van een kind verlost werd. E.H. onderpastoor heeft het in de namiddag gedoopt in de parochiekerk. Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis. Meneer Verbist draagt de ciborie naar de kerk en leest er mis om 7 uur. Na de communie uitgereikt te hebben in de Presentatie, ga ik naar de abdij in de voormiddag en de E.H. onderpastoor gaat met mij binnen de ronde doen. ’t Was de eerste keer dat hij ’t klooster van zo dicht bij heeft gezien en er een voet heeft ingezet. Het werkvolk was aan zijne bezigheid, maar ik kon hun maar niet aan ’t verstand brengen, van dagelijks de zalen te luchten waar de Belgische soldaten hun inkwartiering hadden gehad. Charel, de Dil, komt vragen of ze geen tonneke bier mochten inleggen ! Ik zond hem wandelen naar Suske als hij zo’n dorst had. Om 10 uur in den Bouw allerlei mensen gezien en krakelende wijven met honden, bokken en geiten en varkens. Om 10 ½ bezoek van E.H. onderpastoor van Oppuurs, die mij komt vertellen , hoe dat hij verleden zondag uit de kerk komend de pastorie vol Duitsers vond. Hij bood hun wijn en cigaren en al wat zij wilden. Zij vertrokken tevreden en schreven met krijt op de buitendeur : Güte Leute, nicht belästigen ! Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met E.H. Verbist. Om 2 uur in het gasthuis, waar verscheidene armen om een bon voor meel komen. Men leurde in de straat met brood, maar slecht en duur. En petroleum aan 11 centen de liter. Charel, onze kleermaker, komt vertellen dat ’t volk van de Klein Hei hout uit de abdij over de muur weghaalt en weg voert. Verdachte wakers ! Maar Charel wordt zelf ook aangeklaagd. Men vertelt dat de Duitsers gisteren in Vlaanderen een grote klopping hebben gekregen en in massa terugtrekken op Antwerpen. Hier waren er vandaag gene te zien. Om 3 uur aankomst in ’t gasthuis van den E.H. Heremans, pastoor van Beyghem, dekenij van Wolvertem, die sedert 16 september na vele mishandelingen door de Duitsers was weggejaagd en in Holland had verbleven. Hij zag er uit als een baanstroper. De E.H. pastoor wist veel te vertellen,
© Gemeentelijk Archief Bornem
bleef met meneer Verbist in ’t gasthuis souperen en om 8 uur bij de onderpastoor overnachten. Charel de Parrewie, de knecht, was gisteren te voet naar Asse geweest in het gasthuis aldaar, had voor mij een brief meegebracht van neef Arthur, die er sedert enige dagen verbleef bij zijn broeder aldaar gevestigd. Hij mocht als ‘prisonnier sur parole’ vrij circuleren. Of het lang zal duren is af te wachten. In het Buggenhoutbos, zei de Parrewie, waren de Duitsers aan ’t jagen op het wild. Een oude filosoof van ’t gasthuis komt klagen dat de kiekens van de abdij, in ’t gasthuis geïnterneerd, geen eten genoeg krijgen en zichtbaar vermageren. Rapport gedaan aan de eerwaarde Moeder. Om 6 uur komen 2 zusters der Presentatie zeggen dat er drie van hun gevluchte zuster, Zr. Angeline, Zr. Antoine en Zr. Laurence om 4 ½ zijn terug gekomen van Sint-Niklaas en van Groenendijk en veel hebben afgezien. Meneer de burgemeester en de secretaris zijn ook op komst maar zullen eerst met den donkeren thuis zijn. In de namiddag is het beginnen te regenen, zodat de vluchtelingen meestal doornat thuis komen. Frere Jacques, ne vois tu rien venir ? Komen er nog geen paters ? hoor ik zo dikwijls. Woensdag 21 oktober 1914 (dag 80) Nacht rustig. Om 4 uur gewekt door hanengeschrei aan mijn venster, en ik geloof dat de jonge wereldburger, die hier gisteren een paar deuren verder geboren werd, er ook van wakker is geworden. Hij schreeuwt tegen de haan op. Om 6 uur H. Mis gelezen. De E.H. pastoor van Beyghem las in de Presentatie en vertrok haastig om 6 ½ . E.H. Verbist bezigt onze kelk om in de kerk mis te lezen te 7 uur. Om 8 ½ ga ik naar de abdij, waar ik het werkvolk aan hun bezigheden vond en wel 20 katten op de koer bij de keuken. Ch. Parrewie doe ik de kweeperen afplukken en naar het gasthuis voeren. Ik was om 10 uur terug in het gasthuis en had even de Luxemburger-soldaat bezocht als om 10 ½ een zuster komt de aankomst melden van Placidus. Broeder Laurentius en den Eerwaarde Heer pastoor van Bornem met zijn meiden. De verrassende blijdschap van het wederzien heeft mij waarschijnlijk belet te luisteren naar de complementen of het nieuws, dat zij van over de grenzen meebrachten. Ik heb er toch niets van onthouden. Om 11 uur ga ik met Placidus en Laurentius naar de abdij en om 12 uur zijn we terug op de pastorie, waar
- 62 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
ons de E.H. Pastoor ter tafel verzocht had. Ook de E.H. Verbist was aanwezig. Om 2 uur gaan wij gedrieën langs de Presentatie en het Gasthuis de eerwaarde Zusters bedanken voor de genoten gastvrijheid gedurende 14 dagen, pakken een hoop sleutels, chocolade en andere zaken bijeen en tegen 4 uur gaan we terug naar de abdij. Op de straat ontmoet ik Fons Schilders, Theodoor De Maeyer, Victorke van Oostenrijk, enz. Burgemeester en secretaris gisterenavond met hen aangekomen.
(dag 81) Donderdag 22 oktober 1914 Nachtrust niet gestoord op de strozak der abdij. Om 6 uur gaat Placidus de H.Mis lezen in de Presentatie. Benedictus in het gasthuis. Zieken, gekwetsten en de oudjes bezocht. Om 8 uur thuis overlegd en begonnen af te breken en op te ruimen. De cellen gereed gemaakt voor Leo en Leonardus, die vandaag verwacht worden. De E.H. onderpastoor Van Reeth en zijn meid zijn gisterenavond om 4 ½ ook thuis gekomen. Uit het gasthuis brengt men enig kerk en keukengerief terug.
Stationstraat met vooraan Huis van Oostenrijk.
We doen in de abdij een rondgang onder en boven en vinden nergens sporen van inbraak dan in de provisiekelder waarvan boven 11 oktober gesproken is. De zusters der Presentatie lieten ons een brood en boter brengen. Placidus had uit Oudenbos een saucisse meegebracht, daarbij een tas chocolade en een korf peren. Daarmee was onze eerste souper klaar “in calefactorie”. Vier onzer werklieden zijn hier nog blijven overnachten. Na een gezellige recreatie gaan wij om 8 uur ieder naar zijn cel, die wij over 14 dagen ’s morgens ten 4 uur hadden verlaten, toen het “sauve qui peut” Bornems volk in wilde vlucht over de grenzen joeg. Veertien dagen van rusteloze gejaagdheid, angst en ellende overal, doch ongetwijfeld gemakkelijker te dragen in eigen haard dan in vreemden. Danken deden zij God, die ’t huis zijn gebleven !
© Gemeentelijk Archief Bornem
Middageten in de calefact. Menu : soep, patatten met varkensvlees, peren. In de fruitkelder, volle manden beste peren gerot. We doen er veel naar het gasthuis. Eerwaarde Moeder zendt 2 kiekens (gebraden) in ruiling. Onze wasvrouwen schuren ’t hospice. In de tranchee van de dreef een tonneke patronen geborgen. Den Dil brengt ons 2 koeien terug die bij zijn zuster gestald waren. Om 4 ½ komt Leonardus binnen met broeder Remigius. Om 5 uur Leo. Met hen gereisd zijn madame Cammaert en madame L. Van Roie. Nu zijn we reeds met 6 man. Vivat sequens ! Bedelaars zijn er al veel op de abdij aan ’t afkomen, maar we laten de poorten nog gesloten. De pastoor kwam zeggen dat de burgemeester hem voorstelde
- 63 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
mee naar ’t fort te gaan, maar dat hij geweigerd heeft. Souper in de Calefact en om 7 ½ naar bed. Vrijdag 23 oktober 1914 (dag 82) Nachtrust gestoord om 12 ½ door hondengeblaf en kort daarna geweerschot aan den Dilft. Om 6 uur H. Mis gelezen in de Presentatie, Placidus in het gasthuis. Om 5 ½ had Suske Verstraeten 2 kelken gebracht ’s avonds tevoren van het gasthuis meegegeven, zodat Leo en Leonardus ook konden mis lezen en de broeders te communie gaan. Een ciborie kleine hostiën geconsacreerd, zodat O.L.H. na 14 dagen afwezigheid ook weder bezit heeft genomen van onzer kerk. Deze bleef vandaag nog gesloten, alsook de deur van het hospice. Om 11 uur middageten in de refter der broeders. Onder de recreatie de lontdraad der mijnen aan de muur opgerold en geborgen. Rotte peren en appelen uit de kelder gedragen. Om 4 uur peren geplukt aan de vijver bij de kerk. Kanongedommel in de verte gehoord. Om 4 ½ komt E.H. Prior thuis met E.H. Somers onderpastoor van Willebroek. Om 5 uur zet de koster ons torenuurwerk in gang, mijn zakhorloge was juist gebleven op de minuut af. Het koorofficie wordt hernomen anticipando vigilias B.M.V. Benedictus en Placidus aan de ene kant, Leo en Leonardus aan de andere kant. Wij vernemen onder de recreatie dat dr. Lanssens ook terug is gekomen. Een onderpastoor van Mechelen met familie overnacht in de Presentatie. 22-23 oktober In den dam op de straat een doorgang gemaakt voor de karren. Wij gaan om 7 ½ naar bed. Zaterdag 24 oktober 1914 (dag 83) Nacht rustig. H.Mis gelezen om 5 uur aan SintBernardus-altaar aldaar. Onze metser Ch. Van Laar begint de grote loopgaten in de muur zuid en oost toe te metsen. Om 11 uur in de refter een worst bij gebrek aan eieren. Om 12 uur wordt opnieuw de angelus geklept. Onder de recreatie wilde jacht op een vreemde witzwarte hond zonder staart in de abdijhof. Het kanon dommelt zonder ophouden sedert 6 ½ ’s morgens. Charel Parrewie en dikke Jef Kasjoe brengen om 2 uur onze fazanten en krielhaantjes terug van het gasthuis. Cammaert, de koster van Bornem, terug uit Holland.
© Gemeentelijk Archief Bornem
10 minuten voor Vespertijd komen van de Steenweg van Sint-Amands, langs het Warregaren om, 2 auto’s aan en in de poort van ’t hospice gereden. Een officier was er reeds uitgesprongen en langs de muur de boomgaard opgelopen, een andere Duits in civiel, die op mij afkwam, vroeg ik wat hij wilde : “Hern, Sie haben einen guten Wein getrunken ! Wo ist der andere Herr ?” “Weiss nicht” Op een signaal van de auto kwam de officier van de boomgaard afgelopen, sloeg aan en ze waren weg. Zeer gejaagd. De Prior brengt van ’t dorp ’t nieuws mee dat er 7 korpsen Duitsers verslagen zijn ! En ze rukten over den IJzer. Zondag 25 oktober 1914 (dag 84) Men vertelde dat er wel een half miljoen Duitsers verslagen werden. Deze nacht is men uit de volière een paar duiven komen roven. Van 12 ½ tot 1 uur bezoek van meneer Graaf John de Marnix daags tevoren van Brussel gekomen. Gemeenteraadszitting. E.H. pastoor deed een preek over dieverij en roverij. Om 1 uur zaaltje in het ziekenhuis onder. Er wordt ijverig aan ’t fort gewerkt, en de kanons zijn naar Bornem gericht, zegt men. In ons bosje een verdwaalde hond en een menigte kraaien. Janneken Goossens gisteren gestorven. Om 4 ½ komt Frans de champetter de lijst vragen van geboortes en overlijdens tijdens de afwezigheid van meneer de secretaris. Ik verwijs hem naar het doopboek dat in de sacristie der parochiekerk ligt en naar het sterfboek in het gasthuis. Wij doen de champetter aangifte van de duivendieverij verleden nacht hier gepleegd. Hij zegt dat hij reeds 2 nachten met 4 bijgevoegde politiemannen patrouilledienst verricht en belooft de abdij bijzonder te zullen bezoeken. De broeder van mademoiselle Gravez, van den Dilft, komt vandaag vertellen dat Wieze of Hofstade tot hiertoe nog niet te lijden hadden. Maandag 26 oktober 1914 (dag 85) De koster van Bornem is vandaag na de lijkdienst van Janneken Goossens (2e klasse) ook nog voor enige dagen terug naar Holland vertrokken. Dat geeft natuurlijk stof aan kwaaie tongen om over de schraapzucht van geestelijken en kerkbedienden los te trekken, dat ze maar naar huis komen als er geld te verdienen is, enz.
- 64 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Te Hingene was over enige (14) dagen de moeder van J. Mees berecht geworden door de onderpastoor van Oppuurs, die toevallig in de buurt was. Zij is verleden zaterdag gestorven en werd vandaag begraven om 10 uur met vigiliën. De onderpastoor kwam gisteren iemand vragen ter assistentie. Leo is er om 7 ½ naar toe gegaan en kwam om 2 ½ terug. In mei 1916 werden hem 10 franken assistentiegeld betaald. De pastoor is nog niet terug en ook de zusters niet. De gevluchte zusters van het gasthuis blijven ook weg. En die gebleven zijn, hebben bovenmenselijk werk. De Belgische soldaat wordt immer ongeruster dat hij in de handen der Duitsers zal vallen. Men heeft zijn soldatenklederen in de grond gestoken en burgerklederen naast zijn bed gelegd. In de Donk is het water tot in de grachten gedaald, de warme lucht verwekt ongezonde uitwasemingen, een watermolen van het sas werkt voort om verdere droogmaking te bekomen. Om 9 uur Tertiën, sexten, nonen met ons drieën. De door Belgische soldaten en aalmoezeniers gebruikte strozakken worden bijeen gezocht en naar ’t washuis gedaan. Om 11 uur middagmaal : een worst vervangt de aberdaan. Op de koer stond nog een zwart bord van het Pensionaat met de “ordre du jour pour le 7e octobre ! 5h du matin appel !” Ze waren toen al lang de brug over ! We doen het meubel terug naar de eigenaarsters brengen. Ook een pupiter der studiezaal en ander gebezigde meubels terug op hun plaats gebracht. Om 2 ½ bezoek van mijn 2 neven Arthur en Louis Goris te voet van Asse gekomen. Ze tonen papieren geld te Asse en Brussel in omloop. Papierkes van 1 en 2 frank, maar ’t werd onderwege nergens aangenomen. Asse bezet door Duitsers, sedert 14 dagen bijna geen brood meer te krijgen. Neef Arthur zeer vermagerd. Dinsdag 27 oktober 1914 (dag 86) Om 7 uur deze morgen vertrokken mijn neven te voet terug naar Asse. Zij hadden sedert 3 weken geen nieuws van de familie. Prachtig weder. Van 9 ½ tot 10 ½ de appelvoorraad in de kelder onder de bibliotheek nagezien en hele manden rotten moeten weggooien. De andere op latten verder weg gedragen.
© Gemeentelijk Archief Bornem
De twee jongens, Raym(ond) en Vict(or) van Wannes Schilders wassen vandaag muren en houtwerk van de refter. Wardje Kleer, timmerman komt de houten pissijn op de koer voor ’t hospice afbreken. 5-6 oktober stond er een schildwacht bij om te beletten van er te k(akken) of te p(issen) wegens de stank ! Kardoezen gevonden op de boomgaard en verborgen. Jefke Wannes vond gisteren in het stro een goede zakhorloge. Deze morgen zag men een wagen Duitsers met spaden wegrijden naar Hingene. De “Keizer” woont in een barak dicht bij het fort. De nachtwacht telt schelmen onder hare manschappen. Om 1 ½ begint het te regenen en Charel de kleermaker komt ons haar knippen. Om 2 ¾ , om 3 en om 4 uur kanonschoten te Liezele of daaromtrent. Woensdag 28 oktober 1914 (dag 87) In de Presentatie waren alle zusters terug, uitgenomen de oudste, Zr. Humbeline en Zr. Alexis. 2 waren ziek. Matrassen gereklameerd en terug bezorgd die van ’t pensionaat door de Belgische soldaten naar hier waren gebracht. Dr. Van den Abbeele gaat naar Antwerpen en belooft een gazet mee te brengen. Een gazet is een rariteit geworden. In de voormiddag kanongedommel in de verte. 3 à 4 maal kanonschot in de nabijheid. Om 12 uur nog pakken kardoezen verborgen. Om 2 uur bezoek van E.H. De Groot, onderpastoor te Leuven te voet naar Bornem gekomen. Item bezoek van E.H. onderpastoor Van Reeth, meneer Van Baren en zijn vrouw tot 3 uur. Om 4 uur aankomst van 5 Duitsers, 1 blauwe en 4 grauwen. De eerste blijft onder den toren op wacht staan, de anderen klimmen er op. Zeer beleefd. De Feldwebel zei dat er misschien een bezetting van 30 man naar de abdij zou komen, maar dat men ons zal verwittigen. Om 5 ¾ aankomst van de Prior met broeder Alfons en broeder Hubertus, zusters en kinderen van ’t gasthuis. In de Maasbode te lezen dat de abdij Rochefort nog ongedeerd is. Westmalle verlaten. Isidorus en 2 broeders alleen thuis.
- 65 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Donderdag 29 oktober 1914 (dag 88) Om 7 ¾ passeert een auto met 4 Duitse officieren die zich de gaten in onze muur merken. Om 9 ½ kanonschot te Puurs. Men zegt dat te Puurs de mensen voor de Duitsers moeten werken aan 40 centiemen per uur. In de Calefact wordt de kachel geplaatst. Twee schilders wassen en schuren de studiezaal. Om 11 uur aan tafel erwtensoep met poten en oren. Om 12 uur wandeling langs de bospoort, Steenweg Sint-Amands, Grote Hei, Kloosterstraat. Op de Grote Hei was Jansegers, alias Pit Sik, zijn huizeken aan ’t heropbouwen, da’s kranig ! 50 frank onkosten.Item de Schuit repareert zijn schuur. We zagen de Duitse vlag aan ’t fort ! Om 1 uur kot van Picot hersteld. Om 2 -3 – 4 uur kanon te Puurs, Liezele. De portier, broeder Hubertus, ontsluit vandaag zijn poortje. De mensen moesten maar zien langs de grote poort binnen te geraken en aan de keuken of verder iemand te ontmoeten. Mie van ’t gasthuis stond gisteren met een korf eieren te bellen aan ’t kapittel ! Deze avond brandt opnieuw het electrisch licht. Wat genot ! Meneer Van Baren met al zijn gaz, was gisterenavond kontent hier een gewone petrollamp te bekomen !
Generaal en militair attaché Ernst Wilhelm van Huene, hoofd van de Duitse bezetters in Antwerpen tot en met wapenstilstand in 1918
Om 4 uur komt een Feldwebel met 3 Füsilliere, uit Schlezwig-Holstein, aan de keuken zeggen dat het in de schuur koud is. Ze zouden wel geerne in ’t hospice logeren. Ik toon hun de werkplaats van de timmerman en de ververij, die kunnen verwarmd worden, item de kamer van de koetsier. Ze zijn ermee tevreden.
Vrijdag 30 oktober 1914 (dag 89) Om 7 ¾ komen 2 Duitse soldaten een plaats uitkiezen om 27 manschappen te logeren. Voituurhuis schijnt hun ongezond, verkiezen de schuur. Gaan naar de brug van Temse en zeggen voor de middag nog terug te komen. Om 12 uur kanongedommel in de verte zuid-west hoorbaar. Onze patattenoogst is vandaag binnen gehaald en ons 4e koe terug gebracht op de stal. Broeder Alfons heeft ca. 11 katten. Op de hoeken der dorpstraten is een drietalige plakbrief te lezen van de gouverneur Generaal Van Huene te Antwerpen, dat de gestolen voorwerpen, in specifiek paarden en koeien, binnen de 24 uur moeten terug gebracht worden. Dieverij zal met de kogel gestraft worden. Om over en weer naar Antwerpen te gaan is een paspoort nodig van ’t fort. Niet voor reizen naar ’t zuidelijke gedeelte des lands.
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 66 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
(dag 90) Zaterdag 31 oktober 1914 Om 7 ½ wordt de timmermanswinkel en de ververij ontruimd, item de koetsierskamer die als Duitse keuken zal moeten dienen. Daarin stond een antieke eikenhouten zetel. God weet van waar hij daar is aangekomen en door wie. Ik vond het meubel in al zijn onbeholpen oudheid nogal comfortabel, heb er de laag groene verf afgekrabt en tot nadere orders van den eigenaar in bezit genomen. Naar mijn bescheiden berekening heeft die patriarchale zetel reeds dienst gedaan voor een overoudgrootvader van een der Bornemse helden uit den Boerenkrijg ! In het dorp is aangeplakt dat er binnen de vesting van Antwerpen mag gerekwireerd worden tegen uitbetaling. De “Keizer” loopt met een bel rond en doet in naam der Duitsers een oproep aan het werkvolk om aan de fortversterkingen te werken aan 40 centiemen per uur. De burgemeester ontvangt de tijding dat zijn oudste zoon, Jozef, gekwetst ligt in het hospice te Calais, en de twee anderen, Karel en Etienne, deelnemen aan de gevechten bij den IJzer. Om 10 uur bezoek van graaf John de Marnix, gisteren van Brussel per voituur aangekomen, vertrok om 2 uur terug naar Brussel.
Om 12 uur komt een Duitse wagen met 2 paarden bespannen de koer opgereden. Er werden klederen en beddegoed, kisten met vlees en brood, manden met volle wijnflessen (bordelaisen) afgeladen, en om 12 ½ rukt het aangekondigde peloton infanterie binnen. Duitse organisatie. Eerst logist in orde, proviand in overvloed, dan de manschappen. Onze Belgische piotten vielen onverwacht binnen, klederen en mondbehoeften moesten volgen , maar volgden dikwijls niet. Wie was er gereed ? Der Angreifer ja ! De 28 Landwehrsoldaten waren Mecklenbürger, 35-40 jarigen, die meisten verheiratet und Familieväter, zwei nur sind katholisch. Beteuern dass Deutsche soldaten nicht stehlen, nicht plündern dürfen. Zoveel te beter. De nog jonge onderofficier die ’t commando heeft, is beleefd. Na korte beraadslaging onder ons, oordelen wij ’t voorzichtig, het tonneke munitie in de dreef tranchee onvoldoende verborgen aan te geven. Later voelde ik er wel spijt van. Ze vertellen dat er te Bornem op ’t fort 580 soldaten waren, 1.500 te Willebroek, 35.000 te Antwerpen, 40.000 te Brussel. Deze stad betaalt 4 mark daags per man. Wir gehen nach Paris ! und dan ist es Friede !
Dorpsplein Bornem rond de eeuwwisseling, nog voor het uitbreken van wereldoorlog 1.
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 67 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
Document uit het persoonlijk dossier van Joannes Baptist Van Herbruggen. (°Hingene 24/06/1886). Gesneuveld op 2 oktober 1914 te Duffel. (Militair Archief Evere)
© Gemeentelijk Archief Bornem
- 68 -