Oehoewerkgroep Nederland Gejo Wassink
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Colofon © Stichting Oehoewerkgroep Nederland Tekst en samenstelling: Gejo Wassink Projectleiding: Gejo Wassink Europaweg 40a 7137 HN Lievelde 0544 467034
[email protected] http://oehoe.weblog.nl
Fotografie Gejo Wassink P.Waardenburg Omslag: Jaap van Schaik
Beelden uit Google Earth.
Wijze van citeren: Wassink G.J., 2012. GPS-onderzoek aan de Oehoe in 2011/2012. Oehoewerkgroep Nederland, Lievelde 2012.
2
Oehoewerkgroep Nederland 2011
GPS-onderzoek aan de Oehoe in 2011/ 2012 Gejo Wassink (Stichting Oehoewerkgroep Nederland).
Voorwoord In dit verslag worden de verrichtingen beschreven van in Nederland gezenderde jonge Oehoes in 2011. In verschillende tabellen en beschrijvingen worden ook de gegevens van voorgaande jaren nog eens gepresenteerd. Het project werd mogelijk gemaakt door de samenwerking van verschillende organisaties. Het werd gefinancierd door de Provincie Limburg, Stichting Doen, Vogelbescherming Nederland en OWN zelf. De Oehoewerkgroep Nederland was de uitvoerende partij. Sovon werd ingehuurd voor het bestellen en aanbrengen van de zenders. Het ecologisch bureau Bionet was samen met OWN verantwoordelijk voor het vangen van de uilen. Staatsbosbeheer en de firma Ankerpoort hebben toestemming verleend tot het verrichten van het onderzoek in hun terrein. Gejo Wassink, november 2012
3
Oehoewerkgroep Nederland 2011
inhoudsopgave 1 2 3 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 5 6 7 8
Inleiding …………………..…………………….…. Doelstelling …………………………………….….. Materiaal en methode …………………………….. Resultaten ……………………………………….…. Periode in het ouderlijke territorium …. Gelderland/Duitsland 2011 ……………… Limburg 2011 …………………………… Samenvatting/bespreking verblijf binnen het Broedgebied ……………………………. Dispersie …………………………………… Gelderland/Duitsland 2011 …………………. Limburgse Oehoe ………………………….. Analyse/samenvatting dispersie …………… Vestiging in winterkwartier ……………… Afgelegde afstanden ……………………….. Terreingebruik en habitatopnamen …….. Terreingebruik ……………………………. Habitatopnames GLD 2011 ……………….. Habitatopnames Limburg 2011 ……………. Discussie/samenvatting ………………….. Dankwoord ………………………………. Literatuur…………………………………. Bijlage 1. Habitatopnames ……………….
5 5 5 7 7 7 8 8 9 9 12 16 16 19 23 23 24 30 34 37 38 39
4
Oehoewerkgroep Nederland 2011
1
Inleiding
In 2011 zijn voor het vierde opeenvolgende jaar Oehoes gevolgd middels GPS-techniek. In 2008 en 2009 was de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek de uitvoerende partij. In 2010 heeft De Oehoewerkgroep Nederland dit project op haar genomen. Er werden in 2011 2 Oehoes gezenderd en gevolgd.
2
5.
Doelstell ing
De doelen zijn overgenomen uit het telemetrieplan van OWN.
6.
Hoofddoelen: a. Ervaring opdoen met GPS-techniek. b. Informatie verkrijgen over de dagrustplaats en omgeving van jonge Oehoes tijdens de dispersie. c. Informatie verkrijgen over dispersie van Oehoes in Nederland. d. De Oehoe in een positief daglicht stellen door middel van publicatie (ook weblog). Uit deze doelstellingen leiden we volgende vraagstellingen af.: 1. In welk landschapstype en landschapselementen bevinden zich de jonge Oehoes overdag? 2. Hoe verloopt het proces van zelfstandig worden, wanneer verlaat een jonge Oehoe definitief het ouderlijke territorium. Is dit een geleidelijk proces of vliegt het dier plotseling vele kilometers weg? 3. Hoe verlopen de omzwervingen na het verlaten van het ouderlijk territorium. Trekken de uilen in een bepaalde richting weg, of is er sprake van grillige zwerfpatronen? 4. Waarom heeft de soort tot op heden nog geen nieuwe habitats buiten ZuidLimburg en Gelderland gekoloniseerd?
7.
8.
3
Speelt hierbij vroegtijdige sterfte door accumulatie van gifstoffen, of ander gevaar van de menselijke omgeving ( verkeer, rasters e.d.) een rol? Of is de sterfte binnen de huidige, kleine populatie dusdanig groot dat alle overlevende jonge Oehoes daarbinnen opengevallen plaatsen bezetten? Voor het beantwoorden van deze vraag is langdurig onderzoek met zenders een vereiste (waarbij ook doodsoorzaken bekend worden). Wanneer stoppen de omzwervingen (al dan niet tijdelijk) en blijven de jonge Oehoes in een vast gebied (voor zover dit binnen de onderzoeksperiode van een jaar kan worden vastgesteld)? Is er indicatie voor inprenting van de biotoop waarin de Oehoe geboren is? M et andere woorden: Kan een Oehoe die in een groeve geboren is zich langere tijd ophouden in het cultuurlandschap of een gewoon bos gebied, of wordt steeds weer een groeve opgezocht (ook tijdens de omzwervingen)? Wanneer is er sprake van een territorium (wanneer blijft de Oehoe voorgoed binnen een gebied met een straal van ongeveer 5 km., voor zover dit binnen de onderzoeksperiode van een jaar kan worden vastgesteld) en in welk gebied (groeve of bosgebied)? Welke voorstellen kunnen we doen ten aanzien van de inrichting van het landschap met het oog op de veiligheid voor Oehoes?
Materiaal en methode
Voor dit hoofdstuk is de tekst overgenomen uit het telemetrieplan.
1. Vangmethode en locaties: Zowel in Limburg als bij Gelderland over de grens werden eind augustus de jonge Oehoes met een net gevangen. Door de dieren zo laat te vangen, besparen we veel batterijtijd (voorheen volgden we de uilen al enkele maanden in de broed 5
Oehoewerkgroep Nederland 2011
2.
3.
4.
5.
6.
gebieden, voordat ze uiteindelijk vertrokken. In 2011 was dat slechts enkele weken). Bevestigen zender: De GPS zenders worden als een rugzakje op de rug bevestigd. Aan de voorzijde van de zender wordt een teflonbandje met nylonkern (45 cm. lang) door het bevestigingsoog van de zender geregen. Het bandje wordt links en rechts om de hals naar de bovenzijde van het borstbeen getrokken, waar beide delen met een “breaking point” (katoendraad) aan elkaar verbonden worden. Vanaf dit punt gaan beide bandjes links en rechts van het lichaam onder de vleugels door en weer omhoog naar de achterzijde van de zender. Bij het vastmaken wordt rekening gehouden met nog enige groei van de jonge vogel. Het “breaking point” zorgt ervoor dat de zender na verloop van tijd van de vogel zal afvallen, afhankelijk van de hoeveelheid katoendraad kan ingeschat worden op welk moment dit gebeurt. Bij het aanbrengen wordt hulp ingeroepen van dezelfde expert die ook vorig jaar de zenders met goed gevolg heeft bevestigd (SO VON; Kees Oosterbeek) Type zender: De PTT-100 40 gram LC4™ - Battery Powered Argos/GPS PTT zender. Deze lokaliseert 1 GPSlokatie per dag, slaat de data op en verzendt de opgeslagen data elke 10 dagen naar Argos. Op deze manier kan de zender zo’n jaar meegaan. Peilmoment: Het moment van positiebepaling viel dit jaar gedurende de dag rond 13.00 uur Nederlandse tijd. Op deze manier werden dus nu de dagrustplaatsen in kaart gebracht. In voorgaande jaren werden ’s nachts tijdens de actieve periode peilingen verricht. Precisie: De GPS-locaties die door deze zenders worden verkregen bleken na een test in 2008 een nauwkeurigheid te geven van 7-16 m. Testfase: In 2008 zijn voor het eerst GPS-zenders uitgeprobeerd bij Nederlandse Oehoes. Na het afsluiten van deze testfase, lag het in de bedoeling om jaarlijks 3 Oehoes van een zender te
voorzien. Helaas lieten de financiën het niet toe om 3 zenders aan te schaffen in 2011 en werden 2 zenders ingezet. 7. Oehoewerkgroep: Leden van de Stichting Oehoewerkgroep Nederland (OWN) zullen betrokken worden bij het project. Om de 10 dagen zullen zij op de hoogte worden gehouden van de resultaten. Habitatonderzoek wordt door OWN uitgevoerd. 8. Subsidieverstrekkers: M iddels persberichten, lezingen en publicaties kunnen subsidieverstrekkers zich dankzij dit project profileren in geheel Nederland en West-Duitsland. 9. Via http://oehoe.weblog.nl is het project toegankelijk voor iedereen, waarbij we de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om de rust van de Oehoes te garanderen. (vertraagde publicatie, en broedgebieden niet met naam noemen). 10. Habitatopnames: Bestuursleden van de Stichting Oehoewerkgroep Nederland zullen worden betrokken bij het project. En dan met name bij de habitatopnames van de plekken waar de gezenderde Oehoes zijn waargenomen. Habitatopnames worden gemaakt wanneer de uil zich langere tijd in eenzelfde omgeving ophoudt. Op de kaart zullen daar clusters van peilmomenten te zien zijn. We nemen aan dat dergelijke gebieden kennelijk belangrijk zijn voor de Oehoe. Binnen een cirkel met een straal van 500 m. vanaf een peilpunt (midden in een cluster) worden volgende landschapselementen in percentages beschreven: 1. Bos 2. Open-/ halfopen cultuurlandschap 3. Dorp/stad 4. Water van betekenis Bij de beschrijving van het bos worden volgende nuances aangegeven van maximaal 3 hoofdtypen bos: Houtsoorten Leeftijd: oud, middel oud of jong. Dichtheid: dicht, halfopen of open. 6
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Ondergroei: veel, weinig/verspreid, geen. Kaalkap: schatting in % van totale bosoppervlak.
Resul taten
4
4.1 Periode in het ouderl ijke terri-
En verder: Hellingen: wel of geen sprake van hellingen in het landschap. Groeve: Is er binnen een straal van 500 m. een groeve aanwezig. En wat is de kortste afstand tot de dichtstbijzijnde groeve. Bij de beschrijving van het cultuurlandschap wordt onderscheid gemaakt in maximaal 3 hoofdtypen van grondgebruik (bijv. maïs ..%, hooiland ..% en grasland met beweiding …%). Bij dorp/stad wordt het % industriële bebouwing en woonwijken aangegeven. Om het landschap van een gebied met een cluster van waarnemingen in kaart te brengen, worden habitatopnames gemaakt van verschillende peilmomenten in het cluster, dusdanig dat met zo weinig mogelijk habitatopnames een zo groot mogelijk oppervlak in kaart wordt gebracht. (Dus zo weinig mogelijk overlapping van de opnamecircels). 11. Rapportage: De verslaglegging ligt in handen van de Stichting Oehoewerkgroep Nederland (G.J. Wassink) en wordt beschikbaar gesteld aan de subsidieverstrekkers, SOVON en terreineigenaren. Deze rapportage kan de basis vormen voor het schrijven van artikelen. 12. Broedgebied: Hierbij gaat het om een cirkel met een straal van 200 meter, waarbij het nest als middelpunt is genomen
Foto 1: Vliegvlugge jonge Oehoe voor aanvang van de dispersie. Gejo Wassink, Duitsland 2012.
torium
Allereerst wordt het doen en laten van de Oehoes besproken binnen het broedgebied.. 4.2
Gelderland/Duitsland 2011
Dit paar is rond 7 maart begonnen met de eileg. Ongeveer 10 april kwam het eerste ei uit. Het is niet bekend wanneer de jongen het nest exact verlaten hebben en wanneer de 200- en 500 meterbarrière werd doorbroken (De momenten waarop de uilen verder dan 200 en 500 meter van het nest kwamen, zijn in eerdere verslagen en tabellen tussen de uilen onderling vergeleken). Op 19 augustus kreeg de Oehoe een rugzak zender op een leeftijd van 132 dagen. Zes dagen lang sliep de uil overdag op verschillende rustplaatsen tussen de 346 en 738 meter van de broedlocatie. In de avond vlogen de jonge uilen nog regelmatig naar de broedgroeve zelf (veldwaarnemingen). Op 26 augustus waagde de jonge Oehoe zich voor het eerst wat verder van de broedplaats en sliep op 1287 meter afstand van het nest. 7
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Daarna volgden weer drie dagen waarop de uil weer in de buurt van de nestplaats sliep rond de 500 meter afstand. Op 30 augustus (142 dg oud) kwam er weer een peiling op meer dan een kilometer afstand, gevolgd door weer 3 dagen slapen in de nestomgeving. Op 3 september was de roestplaats op 1328 meter van de nestplek verwijderd. Ook hierna volgden weer 3 dagen waarop rond de 500 meter van de nestplek werd gerust. Op 9 september kwam de peiling dan op ruim 2 km. afstand van het nest. De dag hierna was de uil echter toch weer teruggekeerd in de nestomgeving. Op 11 september is de dispersie echt begonnen en komt de peiling op ruim 12 kilometer afstand. De Oehoe slaapt in de omgeving van M eddo in de Achterhoek. 4.3
voordat hij aan de dispersie begon. Hij maakte telkens slechts 1 dag gebruik van deze roestplaatsen en keerde vervolgens steeds weer zo’n drie dagen terug naar het vertrouwde gebied bij de nestplaats. De Limburgse Oehoe liet niet van deze ‘ voorbereidende verkenningstochtjes’ zien en begon onaangekondigd aan de dispersie. Opvallend is het feit dat beide Oehoes geen vaste rustplaatsen hadden waar ze overdag sliepen. Steeds weer kwamen de peilingen van andere plekken in het bos waarin ze zich overdag schuil hielden.
Limburg 2011
Het eerste ei werd hier naar berekening op 16 februari gelegd. Rond 22 maart zal het jong dan ongeveer geboren zijn. Op 4 september (167 dg. oud) werd deze mannelijke Oehoe gevangen en kreeg zijn zender om. Zes dagen lang sliep de uil nog op verschillende rusplaatsen op afstanden van 374-794 meter afstand van het nest. Op 11 september (173 dg. Oud) kwam de peiling dan plotseling ruim 13 kilometer verderop bij Eperheide vandaan.
4.4 S amenvatting/bespreking verblijf binnen het broedgebied
Omdat beide jonge Oehoes pas vlak voordat de dispersie begon zijn gevangen, is er dit jaar nauwelijks iets bekend geworden over het verblijf binnen het broedgebied. De Duitse uil heeft 4 keer geslapen op afstanden ruim 1 kilometer van de nestlocatie, Foto 2. Negen weken oude Oehoe in dreighouding
(Gejo Wassink) 8
4.5 Dispersie
1. Vertrek uit het ouderlijke territorium. (10 september; 1 dag reizen)
In het navolgende wordt de dispersie beschreven van de Duits/Gelderse en Limburgse GPS-Oehoe uit 2011. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven voor de uilen die daadwerkelijk het ouderlijke gebied hebben verlaten (2008 t/m 2011).
In de nacht van 10 september is de Duitse Oehoe kennelijk vertrokken, omdat hij op 11 september op ruim 12 kilometer van het nest werd gepeild. Hij was toen ruim 5 maanden oud (153 dg.). De Oehoe heeft toen direct een tussenstop gehouden.
4.6
Gelderland/Duitsland 2011 2. Eerste tussenstop (+ verder reizen) (11-23 sept.; 13 dagen).
De dispersie kan globaal worden verdeeld in 5 fasen. 1. Vertrek uit het ouderlijk territorium. 2. Eerste tussenstop gevolgd door verder reizen. 3. Tweede tussenstop gevolgd door verder reizen. 4. Verblijf in winterkwartier. Per fase wordt ingegaan op details uit de betreffende periode.
Op 11 september sliep de Oehoe op 12,5 km. afstand van het nest in het Notarisbos bij M eddo in de Achterhoek. Een dag later zat de uil 3,5 km. noordelijker tussen Zwilbrock en Vreden. Op 13 en 14 september kwamen de peilingen echter weer uit de omgeving van het Notarisbos. Op 15 september zat hij weer vlakbij de locatie van 12 september. e e De 16 en 17 september leverden geen locaties, maar op 18 september werd hij 4,5 km. noordwestelijk gepeild waarbij de plaats Rekken in zicht komt.
Foto 3. De eerste tussen stop van de Duitse Oehoe werd al na 1 dag vliegen gehouden. Van 11 t/m 23 september verbleef hij tussen het Zwillbrockervenn en Vreden.
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Het lijkt dan dat de Oehoe zijn trektocht voortzet, maar een dag later is hij weer teruggevlogen naar de omgeving van Vreden. In de periode van 19 t/m 23 september houdt de uil zich op in de omgeving van het Zwillbrockervenn, een meeuwenkolonie waar jaarlijks ook Flamingo’s tot broeden komen. De rustplaatsen bevinden zich achtereenvolgens zo’n 4, 6, 2, 5 en 5 km. van elkaar. Omdat er geen duidelijke trekbeweging meer is worden al deze dagen als tussenstop aangemerkt. In de periode 24 t/m 28 september wordt dit gebied verlaten en zwerft de uil verder. Via de plaatsen Eibergen, Neede en Groenlo vliegt de jonge Oehoe dan met een boog tegen de wijzers van de klok in terug naar Winterswijk alwaar hij terechtkomt op zo’n 3 km. van de broedplaats van de ‘ Beleef de Lente-oehoes’. Dagelijks werden er 2-14 km. afgelegd. Het lijkt alsof de uil weer in de buurt komt van het gebied van de eerste tussenstop, e maar op 30 september (29 geen fix) zit de
Oehoe ruim 16 km. verderop bij het Haaksbergerveen. Op 2 oktober (1 okt. geen fix) slaapt hij precies tussen Enschede en Haaksbergen in, ruim 6 km. verder.
3. Tweede tu ssenstop ( 4 okt– 2 nov; 30 dagen ). In de periode 4 okt. – 2 nov. kwamen de meeste peilingen uit hetzelfde bosgebied pal ten noorden van het industrieterrein M arssteden bij Enschede (bierbrouwerij Grolsch). De roestplaatsen liggen op afstanden van zo’n 30-230 meter van elkaar op landgoed Het Stroot in middeloud gemengd bos met voornamelijk spar en eik. Alleen op 16, 19, 21, 22, 28 en 30 oktober zijn uitstapjes gemaakt van maximaal 5500 meter van dit kerngebied. Op 19 oktober zit de uil ruim 4 km. zuidoostelijker in de omgeving van het Ruthbeek; een grote recreatieplas ten zuiden van Enschede.
Foto 4. Tweede tussenstop bij Enschede op landgoed Het Stroot.Op 4, 8, 11, 12, 14, 25, 26, 27 oktober en 1 november zat de Oehoe in dit sparrenbos. Gejo Wassink 29 okt. 2011
10
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Op 20 oktober zit de uil echter 6 km. noordwestelijker en komt toch weer in de buurt van landgoed Het Stroot. Op 24 oktober, komt de peiling opnieuw uit de omgeving van vuilverwerking Twence, waar hij op 16 en 22 oktober ook al zat. In de periode 25-27 oktober wordt dan weer geslapen op de oude vertrouwde stek in de sparren op landgoed Stroot. Op 28 oktober maakt de Oehoe een uitstapje van 6 km. naar het noordoosten en komt bij Lonneker-West terecht in een groot bosgebied vlakbij een waterwingebied ten Noorden van Enschede. e Op 30 oktober (29 geen fix) is de uil dan helemaal van Enschede-noord weer naar Enschede Zuid gevlogen en slaapt weer bij de waterplas ‘Het Ruthbeek’ waar hij op 19 oktober ook al in de buurt zat. Op 31 oktober is er geen locatie vastgelegd, maar op 1 november slaapt de uil dan weer op de vertrouwde locatie op landgoed Het Stroot. Het heeft er alle schijn van dat deze Oehoe vanaf 4 oktober een winterkwartier heeft bezet met landgoed Stroot als middelpunt. Af en toe worden er uitstapjes van soms 6 km. gemaakt, maar daarna keert de uil terug naar het centrum. Dan wordt het gebied op 2 november toch verlaten en verblijft de Oehoe 2 dagen op vliegbasis Twenthe zo’n 7,5 km. noordoostelijk van landgoed Het Stroot. Het lijkt er op dat de Oehoe nu in deze omgeving blijft, van flink doorvliegen is namelijk geen sprake.
Op 5 en 8 november is hij zo’n 6 km. oostelijker gevlogen tot in het Haagse bos bij Losser, net ten noorden van de n732 (Enschede-Losser). Op 9 november wordt dan geslapen ten zuiden van deze weg. Op 10 november blijkt de uil zo’n 6 km. westelijk te zijn gevlogen en slaapt bij Lonneker west waar hij ook 28 oktober al was geweest. Een dag later zit de Oehoe weer op bijna dezelfde plek als van 10 november. Op 12 november is er geen locatie vastgelegd, maar 13 november zit de Oehoe bijna 12 km. oostelijker in Duitsland bij de plaats Ochtrup. Hier slaapt hij 3 dagen in een klein bosje met grove dennen. Op 16 november gebeurt er iets onverwachts. De Oehoe is maar liefst 18 km. westelijk gevlogen en keert na het Duitse avontuur gewoon weer terug naar de omgeving van Enschede. Hij slaapt op vliegbasis Twenthe waar hij op 2 en 3 november ook al was gesignaleerd. Op 18 november is de Oehoe dan teruggekeerd naar het Haagse bos waar hij 5 en 8 november ook al zat. Geen vervolg van de dispersie dus, maar een uitstapje van enkele dagen, gevolgd door terugkeer naar het gebied ten noordwesten van Losser. Helaas is er hierna geen nieuwe data meer binnengekomen. Op 30 november was er nog even contact met de satelliet, maar toen kon er geen locatie worden vastgelegd. Daarna kwam er helemaal niets meer binnen. De batterij bleek leeg. Foto 5. De tussenstop ten westen van Enschede is als winterkwartier gerekend. De Oehoe bleef daar exact 30 dagen.
11
Oehoewerkgroep Nederland 2011 S amenvatting Duits/Gelderse Oehoe. De Duits-Gelderse Oehoe verliet het ouderlijk territorium op 10 september. Na een dag vliegen werd een eerste tussenstop van bijna twee weken ingelast rondom het Zwillbrockervenn (ten noorden van Winterswijk). Daarna trok de uil op 24 september verder noordwaarts. Na 9 dagen reizen kwam de Oehoe aan ten westen van Enschede alwaar hij precies 30 dagen bleef (het winterkwartier; 2 okt-2 nov). Op 2 november werd dit winterkwartier verlaten en reisde de uil ruim 25 km. noordoostelijk. Van 2-18 november kwamen de peilingen uit een gebied tussen Hengelo en Oldenzaal. Daarna was de batterij vroegtijdig leeg. Het winterkwartier bevond zich zo’n 20 km. van het nest en het verste punt tijdens de reis lag ruim 24 km. van het nest.
4.7 Limburgse Oehoe
1. Vertrek uit het ouderlijke territorium (10 september, 12 dagen reizen). Ook de Limburgse Oehoe vertrok in de nacht van 10 september. Deze uil was toen 5,7 maand oud (172 dg.). De reis gaat duidelijk in zuidoostelijke richting en de Oehoe lijkt enorm reislustig. Op 11 september zit hij op ruim 13 km. van het nest bij Eperheide. Een dag later blijkt hij ruim 14 kilometer te hebben gereisd en zit bij Welkenraat in België. Op 13 september slaapt hij ruim 9 km. verderop in de enorm uitgestrekte bossen ten zuiden van Eupen (België). Op 14 september doet de uil er nog een schep bovenop en rust overdag op ruim 30 kilometer afstand van de vorige peiling. Tot nu toe de grootst gemeten afstand tussen twee peilmomenten. Hij zit dan in het heuvelgebied van de Duitse Eifel bij Hellenthal. Steeds verder vliegt hij de Eifel in met dagelijkse afstanden van 0.5 - 17 km.
Op 17, 18 en 19 september lijkt de uil even vaart te minderen en slaapt hij op slechts onderlinge afstanden van 545-2862 meter. De roestplaatsen liggen hier vlakbij de steengroeve tussen Berndorf en Kerpen. Op 20 september wordt echter alweer een hogere versnelling ingeschakeld en wordt hij ruim 17 km. verderop gepeild in een enorm bosgebied bij Darscheid. Na 10 dagen reizen bevindt de Oehoe zich nu op ruim 110 km. afstand van zijn geboorteplek. Op 21 september is er geen geen locatie e vastgelegd, maar op de 22 komt er een peiling 29 km. verderop bij Grenderich. Op 23 september slaapt de Oehoe dan weer bijna 13 km. verderop bij het vliegveld FrankfurtHahn. Eindelijk lijkt de uil dan rust te nemen na 12 dagen reizen. Eerste tussenstop (23 sept t/m 13 okt.; 21 dagen) Tussen 23 en 25 september zit slechts 1800 meter. En omdat er op 24 september geen locatie is vastgelegd, kunnen we gerust zeggen dat de vaart er nu uit is. De Oehoe verblijft in de omgeving van het vliegveld Frankfurt-Hahn. Ook op 26, 29 en 30 september komen de peilingen nog steeds uit deze omgeving. Omdat er op 27 en 28 september geen locaties zijn vastgelegd, is het niet mogelijk de onderlinge afstanden te meten. Begin oktober wordt duidelijk dat de Oehoe enkele vaste roestplaatsen gebruikt. Op 30 september, 7, 8, 11, 12 en 13 oktober slaapt de uil op ongeveer dezelfde plek in een bos 1,5 km. ten oosten van Hirschfeld. Volgens de peilingen gebruikt hij echter niet dezefde roestbomen. (onderlinge afstanden van 60 – 185 meter). Op 29 september, 9 en 10 oktober slaapt hij op 1 km. ten westen van Hirschfeld. Beide roestplaatsen liggen ongeveer 2,5 km. uit elkaar. Op 2 oktober kwam er eenmalig een peiling op 1 km. ten noordwesten van Hirschfeld. Op 14 oktober heeft de Oehoe genoeg van de pauze in dit gebied en wordt ruim 11 km. zuidwestelijk gepeild tussen Gonzerath en Hundheim. 12
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Tweede tussenstop; winterkwartier (16 oktober- 23 januari; 96 dagen) Op 15 oktober is geen peiling verricht, maar op 16 oktober weer wel. De peiling komt dan bijna 38 km. zuidwestelijker. Tussen de dorpen Pellingen en Lampaden lijkt er dan een einde aan het leven van deze jonge Oehoe te zijn gekomen. Tot en met 20 oktober komen de peilingen namelijk allemaal van ongeveer dezelfde locatie. Op een slordige kilometer ten westen van het plaatsje Obersehr in Kreis TrierSaarburg loopt een hoogspanningsleiding door een bosgebied. Alle peilingen komen van onder die hoogspanningsleiding. Op 23 oktober zijn Renee Janssen en Arnold Bakker afgereisd naar het gebied om de
dood gewaande uil te zoeken. Ter plekke is echter geen dode uil gevonden. In de periode 21 t/m 25 oktober blijkt de ‘dode uil’ echter plotseling bijna 400 meter noordwestelijk te slapen. Nog steeds in hetzelfde bosgebied. De Oehoe was dus helemaal niet dood en wie weet heeft hij wel ‘ gewoon’ in de hoogspanningsmasten geslapen. Op 26 oktober komt de peiling zo’n 5 km. verderop uit een bosgebied ten oosten van Hentern. De 3 dagen hierna zijn er geen locaties vastgelegd. Van 30 oktober t/m 7 november slaapt de uil 6 km. westelijker in gigantische bosgebieden ten westen en noordwesten van Hentern. Dan gaat het weer zo’n 3,5 km. naar het noordoosten en slaapt de Oehoe weer op de vertrouwde locatie tussen Lampaden en Pellingen. Het lijkt er sterk op dat de Limburgse uil hier een winterkwartier heeft bezet in een gebied van pak hem beet 25 km2. Zo’n 5 km. ten oosten van Saarburg in Kreis Trier-Saarburg. Vanaf 9 november verblijft de Oehoe nog steeds tussen Pellingen en Lampaden, maar het centrum van de peillocaties is een kleine kilometer naar het noorden opgeschoven.
Foto 6. Het bos waardoorheen de hoogspanningsleiding loopt. De dood gewaande Oehoe werd niet gevonden. (Renee Janssen)
13
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Het gaat om een 4 kilometer lang en 400 meter breed hellingbos, voornamelijk begroeid met beuken en sparren. Tot en met 24 november sliep de uil meestal in het zuidelijke deel van het bosgebied ten westen van de plaatsjes Obersehr en Niedersehr. Vanaf 25 november kwamen de peilingen meestal uit hetzelfde bosgebied, maar dan een kilometer noordelijker ten oosten van Pellingen. Het gaat om een ruim 2 kilometer lang dal tussen twee heuvelruggen in. De heuvels zijn volledig begroeid met gemengd bos, voornamelijk beuk en spar. Het hoogteverschil tussen dal en heuveltop is ongeveer 70 meter, gemeten over een horizontale afstand van 300 meter. Op 3 december werd eenmalig 2 km. zuidoostelijker geslapen tussen Ollmuth en Lampaden. M aar op 4 en 5 december kwamen de locatiepeilingen weer uit het hellingbos bij Pellingen. Ook op 10,11,14 en 16 december kwamen de peilingen nog steeds uit het bos ten Oosten van Pellingen. Vaak ontbreken de locatiepeilingen, waarschijnlijk door de dichte takkenstructuur van sparren waarin de uil vaak zit. De Oehoe is nu al ruim een maand lang zeer honkvast. Op 21 en 22 december sliep de Oehoe zo’n 2 km. zuidoostelijk in de bossen onder Ollmuth. Op 3 december was hij hier ook al geweest. Daarna kwamen de peilingen allemaal weer uit het bekende hellingbos bij Pellingen. Ook in de eerste 10 dagen van januari 2012 kwamen de peilingen uit dit bosgebied; binnen een areaal van 140 x 200 meter. Op 2 en 7 januari zat de uil op exact dezelfde plek. Op alle andere dagen rustte hij steeds op andere locaties. In de periode van 11 t/m 20 januari kwamen alle peilingen nog steeds uit het hellingbos bij Pellingen. Op alle dagen waarop een peiling werd vastgelegd zat de uil in sparren. M et name de overgang tussen een loofhoutgedeelte en een relatief dicht sparrenperceel was geliefd. Op 12 en 17 januari kwamen de peilingen vanaf exact dezelfde roestboom, maar bij alle andere peilingen zat steeds meer dan 100 m. afstand. In de meeste gevallen was de dichtstbijzijnde bosrand
Foto 7. Winterkwartier van de Limburgse Oehoe bij Pellingen.
(grenzend aan het cultuurlandschap) zo’n 150 m. verwijderd van de dagrustplaats. Op 20,21 en 22 januari worden er geen peilingen vastgelegd. M aar op 23 januari is de Oehoe duidelijk vertrokken uit zijn winterkwartier bij Pellingen. Hij wordt dan zo’n 12 kilometer noordelijker gelokaliseerd. Tot 31 januari vliegt hij dan dagelijks zo’n 2 -22 km. in noordelijke richtingen en komt dan aan bij de plaats Büdesheim. Dat is ‘ nog maar’ 93 kilometer van de geboorteplaats verwijderd. De Oehoe is in 10 dagen tijd dus zo’n 60 km. teruggevlogen richting Nederland. Op alle peildagen werd geslapen in sparrenbossen. Veelal gaat het om gigantische boscomplexen van soms meer dan 4200 ha. De roestplaatsen bevonden zich 83-730 meter vanaf de dichtstbijzijnde bosrand grenzend aan het cultuurlandschap. Derde tussenstop; 30 januari-4 februari; 5 dagen. Bij Budesheim wordt nu vanaf 30 januari een pauze ingelast van 5 dagen. Op 4, 5 en 6 februari wordt achtereenvolgens 1,5, 9 en 3,5 km. afgelegd. Vierde tussenstop; 7-10 februari; 3 dagen. Op 7, 8 en 9 februari wordt dan de volgende tussenstop gehouden bij het plaatsje Gondelsheim. Vanaf 23 januari heeft de uil een 14
Oehoewerkgroep Nederland 2011 noordwestelijke route ingeslagen die in tegengestelde richting parallel loopt aan de route van de heenweg. Beide routes liggen op 15 kilometer afstand van elkaar. Ook nu slaapt de uil voortdurend in enorme sparrencomplexen. Opvallend daarbij is dat hij bijna altijd wel vlakbij een weg of bospad werd gepeild. Ook in de periode van 10 t/m 17 februari wordt de uil nog steeds gepeild in het ruim 2300 km2 grote bos gebied ten noorden van de plaats Gondelsheim. De slaapplaatsen liggen hier in het zuidelijke deel van het licht glooiende hellingbos. De roestbomen staan 237 – 738 m. van de dichtstbijzijnde bosrand die grenst aan het cultuurlandschap. Vlakbij is echter wel een inpandige open vlakte van zo’n 12 km2. Nog steeds heeft de uil geen vaste slaapplek. De roestbomen bevinden zich in een ongeveer 2 kilometer lange strook van het bos gebied en waren 51 – 1703 m. van de vorige peiling verwijderd. Op 20 en 21 februari wordt hij zo’n 7 km zuidoostelijk gepeild in hetzelfde gebied als in de periode 31 januari t/m 3 februari. Op 22,23, 24 en 25 februari zat hij plotseling zo’n 9 kilometer zuidoostelijk bij Berndorf. Dit is vlakbij een groeve waarvandaan ook al peilingen kwamen op 16, 17 en 18 september. Opmerkelijk dat de uil na zoveel omzwervingen dezelfde plek weer heeft aangedaan. Iets dat vorige Oehoes tijdens de dispersie ook al lieten zien. Na 2 dagen zonder peilingen komt dan de totale verrassing. De Oehoe zit namelijk ruim 56 kilometer zuidelijker in de buurt van het plaatsje Ernzen. Bij Ernzen is ook een steengroeve, maar vooralsnog is de Oehoe nog niet in een groeve gepeild. Het gebied waar hij nu zit is slechts 2,5 kilometer van de grens met Luxemburg verwijderd. In de periode 28 februari t/m 6 maart verblijft de uil in het grote bosgebied bij Ernzen. Op 7 maart komt de peiling dan plotseling uit een gebied ruim 32 km. noordoostelijker bij de plaats Schonecken. Op 8, 9 en 10 maart reist hij achtereenvolgens 6, 13 en 3 km. in noordoostelijke richting en komt opnieuw in het gebied bij Berndorf. Hier was
de uil ook al op 22,23 en 24 februari en tevens op 17, 18 en 19 september. Net 100 meter ten zuiden van de roestboom van 10 maart zien we een steengroeve in het bos. Vanaf zijn zitplaats zijn ook groeves zichtbaar op 2 kilometer afstand in noordelijke en westelijke richting. Tot 31 maart blijft de Oehoe nu in de omgeving van Berndorf. De ene keer eens een aantal kilometers noordelijk, dan weer zuidelijk. Op 3 dagen zat de uil vlakbij groeves. Overal in deze omgeving komen steengroeves voor en er zullen hier ongetwijfeld al oehoeterritoria gevestigd zijn. In de periode 21-31 maart sliep de Oehoe nog steeds in de omgeving van Berndorf. Opvallend hierbij is dat de roestplaatsen veelal zo’n 2 kilometer uit elkaar liggen. Op 25 maart sliep de uil zelfs ruim 4 kilometer verderop. Centraal in het gebied waar de Oehoe zich ophoudt, vinden we een steengroeve tussen de plaatsen Berndorf en Kerpen. Omdat de vogel niet in de groeve slaapt, vermoeden we dat hij geen partner heeft gevonden waarmee een territorium is gevestigd. In de periode 1-11 april beweegt de Oehoe zich tussen de plaatsen Rockeskyll en Leudersdorf. Opvallend is het feit dat hij op 1 april ruim 10 kilometer noordelijker sliep dan de dag daarvoor. Daarna zit de uil weer voornamelijk in de buurt van Berndorf/Kerpen. Ruim een maand verblijft hij nu al in de omgeving van Berndorf met af en toe verplaatsingen tot net boven de 10 kilometer. Overigens zijn er in deze periode van 10 dagen maar 5 locaties vastgelegd door de satelliet. Op 6,8 en 10 april zat hij nagenoeg op dezelfde plek in het bos bij Kerpen. Van 11-21 april blijft de uil in het inmiddels bekende gebied. Opvallend was wel weer dat hij op 11 april ruim 8 kilometer zuidelijker zat dan de dag daarvoor. Op 12 en 13 april sliep de Oehoe op ongeveer dezelfde plek zo’n 500m. zuidoosten van Kerpen. Op 14, 15 en 16 april sliep hij op ongeveer dezelfde plek zo’n 500m. ten noordwesten van het plaatsje Niederehe. In de periode van 21 april-1 mei zien we geen veranderingen in het gedrag van de uil. Er tekenen zich enkele centrale slaapplaatsen af op de kaart. De uil pendelt vaak heen 15
Oehoewerkgroep Nederland 2011 en weer over het dal waarin de plaats Kerpen zich bevindt. De afstand tussen de twee meest gebruikte slaapplaatsen bedraagt zo’n 4 kilometer. De batterijspanning daalt nu behoorlijk. In de periode 1-30 mei worden er nog maar 6 peilingen verricht. Steeds in hetzelfde bos ruim 500 meter ten zuidoosten van Kerpen. In dit bos vinden we het grootste cluster van peilingen. Volgens de satelliet slaapt de uil steeds in een andere boom, maar omdat er in de testfase van de zenders afwijkingen tot 17 meter geconstateerd werden, is het ook heel goed mogelijk dat wel regelmatig dezelfde slaapbomen gebruikt werden. Op 30 mei komt de peiling vanuit een weiland op ruim 160 meter van een groeve met structuurrijke steilwanden. Hierna zijn geen peilingen meer verricht. S amenvatting Limburgse Oehoe De Limburgse Oehoe verliet het ouderlijk territorium op 10 september. Na 13 dagen reizen hield de uil een pauze van drie weken ten westen van de plaats Sohren in de Duitse Eifel (150 km. zuidoostelijk van de broedplaats). Na 2 dagen verder vliegen bereikt de Oehoe zijn winterkwartier ten zuidoosten van de plaats Pellingen. Hier blijft hij 96 dagen (16 okt-20 jan). Na 10 dagen verder reizen wordt een pauze van 5 dagen gehouden bij Budesheim. Daarna wordt weer 3 dagen gevlogen en wordt opnieuw een pauze gehouden. Dit keer duurt de tussenstop 13 dagen, waarna weer 2 dagen verder wordt gevlogen. Na nog wat verplaatsingen blijft de Oehoe vanaf 9 maart in het gebied rondom de plaats Berndorf. Tijdens de reis was hij hier al eerder geweest. Deze eindbestemming ligt zo’n 90 km. van het ouderlijk territorium. 4.8 Analyse/samenvatting dispersie.
Gemiddeld begonnen de jonge Oehoes op 15 september aan de dispersie (n=7; 10 sep-1 okt). De gemiddelde Oehoe vloog een week lang zonder pauze te houden (n=7; 1-13 dagen).
De eerste pauze duurde gemiddeld 8 dagen (n=7; 2-21 dg.). Daarna vervolgden de uilen hun weg. Voordat de winterkwartieren werden ingenomen, werden er onderweg 1-4 keer kortere pauzes ingelast die gemiddeld 8 dagen duurden (n=12; 2-21 dg). 4.9
Vestiging in winterkwartier
De getallen in het navolgende hoofdstuk zijn gemiddelden.
Vijf jonge Oehoes konden gevolgd worden tot in hun winterkwartier. Na een ruime maand vliegen werden de winterkwartieren bereikt (10, 23, 29, 36, 39 dg.). Dat was rond 9 oktober. Onder winterkwartier verstaan we het gebied waarbinnen de uilen 30 dagen of langer verbleven, alvorens weer verder te trekken. De jonge Oehoes bleven ongeveer 56 dagen binnen dit ‘overwinteringgebied’(n=4; 30-96 dg.). Voor een aantal Oehoes kan misschien beter de term ‘Herfstkwartier’ worden gebruikt. Deze gebieden werden namelijk al rond 3 december weer verlaten (n=4; 2 nov-20 jan). De winterkwartieren waren grofweg 20 km2 groot (7,16,19,19 en 44 km2). Hierbij moet worden opgemerkt dat in 2011/12 gewerkt werd met peilmomenten overdag en daar voor met peilingen ’s nachts.
verblijf winterkwartier plaats jaar disper sie aankomst na x dage n Limburg 2008 17-sep 16- okt 29 Limburg 2009 7-sep 17- sep 10 Gld 2010 17-sep 26- okt 39 GL/DL 2011 10-sep 3- okt 23 Limburg 2011 10-sep 16- okt 36 gemi dde ld 12-sep 9- okt 27
afst. nest ver der 61800 22038 7- nov 53508 12- dec 20378 2- nov 149545 20-ja n 61454 3-de c
duur >44 52 47 30 96 56
Tabel 1. Aankomst en vertrek uit de winterkwartieren.
16
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Foto 8. Winterkwartier van K2 in 2010 (44 km)2. Peilingen ’s nachts om 23.00 u.
Foto 11. Winterkwartier Gelders/Duitse Oehoe in 2012 (19 km2). De peilingen zijn dagrustplaatsen.
Foto 9. Winterkwartier van de Limburgse Oehoe in 2009. (16 km2). Peilingen ’s nachts om 23.00 u. Foto 12. Winterkwartier Limburgse Oehoe in 2012.(19 km2). Peilingen zijn dagrustplaatsen.
Foto 10. Winterkwartier Oehoe Jo 2008. (7 km2). Peilingen ’s nachts om 23.00 u.
17
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Dispersie in beeld Figuur 1 . linksboven : Limburgse Oehoe in 2009 Figuur 2. rechtsboven: Duits/Limburgse Oehoe in 2009. Figuur 3. linksonder: Limburgse Oehoe in 2008 Figuur 4. rechts midden: Gelderse Oehoe in 2009 Figuur 5. rechts onder: Gelderse Oehoe in 2010
18
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Figuur 6. Links: Gelders/Duitse Oehoe in 2011 Figuur 7. Rechts: Limburgse Oehoe in 2011
4.10
Afgelegde afstanden.
Van elke locatiepeiling is de afstand tot het nest en de vorige peiling bepaald. Van elke peiling is verder vastgelegd of het een dagrustplaats tijdens de reis of een tussenstop (pauze) betrof. vrou w v rouw wi nte rkwarti er 2 00 8 2 0 08 2 0 09 Ge lde rla nd Limburg Ge lderl and le eftijd da tum le eftijd datum le eftijd datum 1 5.feb 1 4. Feb 4. mrt 1 21 .mrt 1 20 . M rz 1 7. apr 3 5 25 .ap r 61 21 .mei 55 1 .j un 6 7 2 7.mei 80 9.j un 1 24 9.a ug 11 9 1 8.j ul 1 18 17 .j ul 1 49 3.se p d oo d 1 80 1 7. sep 1 78 1 .o kt 12 5 1 92 2 9. sep 1 82 6 .o kt 7 2 1 99 6.o kt 1 84 8 .o kt 1 11 2 00 7.o kt 1 95 19 .o kt 5 9 2 05 1 2.o kt 2 04 28 .o kt 4 14 2 09 1 6.o kt 2 18 1 1 .no v >4 4 14 2 32 2 5 .no v 1 2 33 2 6 .no v 3 2 36 2 9 .no v 1 2 37 3 0 .no v ? man
o msc hri jv ing b ro ed be gin ui tko mstda tum ee rst e k eer b ui ten nest ee rst e k eer b ui ten 20 0m. ee rst e k eer b ui ten 50 0m. sta rt d isp ersie d uur 1 e rei s aa nva ng 1e tusse nsto p d uur 1 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 2 e rei s aa nva ng 2e tusse nsto p d uur 2 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 3 e rei s aa nva ng 3e tusse nsto p d uur 3 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 4 e rei s aa nva ng 4e tusse nsto p d uur 4 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 5 e rei s aa nva ng 5e tusse nsto p d uur 5 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 6 e rei s aa nva ng 6e tusse nsto p d uur 6 e t ussen sto p v ervo lg di sp ersie d uur 7 e rei s aa nva ng 7e tusse nsto p d uur 7 e t ussen sto p d uur t ot ein de sig naa l l eefti jd /d atu m aa nk. wint erkwarti er (d g).
2 49 25 .no v 29
2 46
9 .d ec
Tabel 2. Verzamelde gegeven s van 9 gezenderde Oehoes.
v ro uw
man man vro uw man man wi nte rk wartie r wi nte rk wartie r wi nterk wa rt ie r wi nte rkwarti er 2 00 9 20 09 20 10 20 1 0 2 01 1 2 01 1 DL/L imburg L imburg Ge lderl and DL /Li mburg DL/ Ac hterho ek Limburg GEMIDDELD le eftijd datum le e ftijd datum le e ftijd da tum l ee fti jd datum N 2 3. Feb 1 6. Feb 20 . Feb 04 . M rz 07 . Mrz 16 . Fe b 2 2 .fe b n=9 1 29 . M rz 1 22 . M rz 1 2 5. Mrz 1 07 . Ap r 1 1 0. Ap r 1 2 2 . Mrz 2 8. mrt n=9 59 27 .mei 53 15 .mei 25 19 .a pr 46 23 .mei 4 8 1 4 .me i n=7 62 30 .mei 72 3.j un 66 3 0. mei 56 2 .j un 7 5 11 .j un n=7 13 0 6. aug 1 61 3 1. aug 1 06 1 0. jul ei nde si gnaa l 13 6 2 4 .aug 13 1 6.a ug n=7 17 3 1 7. sep 1 69 7. sep 1 76 17 .sep 15 3 1 0 .sep 17 2 1 0.se p 17 2 1 5.se p n=7 7 1 8 1 13 7 n=7 17 9 2 4. sep 1 69 8. sep 1 83 25 .sep 15 3 1 1 .sep 18 5 2 3.se p 17 8 2 2.se p n=7 5 3 3 13 21 8 n=7 b atte rij ui tv al 1 72 1 1. sep 1 86 28 .sep 16 7 2 4 .sep 20 6 14 .o kt 18 6 3 0.se p n=6 6 3 9 2 5 n=6 1 78 1 7. sep 1 89 1 .ok t 17 6 3. okt 20 8 16 .o kt 19 1 5 .d ec n=6 52 96 30 16 35 n=6 2 29 7 .n ov 2 05 1 7 .ok t 20 6 2 .n ov 30 3 20 .j an 22 5 6 .j an n=6 1 9 1 10 6 n=6 2 30 8 .n ov 2 14 2 6 .ok t 20 7 3 .n ov 31 4 30 .j an 23 2 1 7. mrt n=6 2 47 16 5 21 n=6 2 32 10 .n ov 2 61 1 2 .de c 1 9 nov . ein d 31 9 4 .fe b 26 1 1 4. mrt n=4 2 2 3 2 n=4 2 34 12 .n ov 2 63 1 4 .de c 32 2 7 .fe b 26 3 1 6. mrt n=4 2 2 13 5 n=4 2 36 14 .n ov 2 65 1 6 .de c 33 5 2 0 .fe b 26 8 3 1 .me i n=4 5 27 2 9 n=4 2 41 19 .n ov 2 92 1 2 .ja n 33 7 2 2 .fe b 27 7 3 0. mrt n=4 8 ? 3 6 n=2 2 49 27 .n ov te rrito rium? 34 0 2 5 .fe b 29 5 25 .d ec n=2 5 3 4 n=2 2 54 2.d ec 34 3 2 8 .fe b 29 9 31 .d ec n=2 te rritori um? 8 8 n=1 35 1 7. mrt 35 1 7. mrt n=1 2 2 n=1 35 3 9. mrt 35 3 9. mrt n=1 >8 2 82 n=1 te rrito rium? 18 3
2 8. sep
2 61
9.d ec 10
3 00
2 0 .ja n 39
22 3
19 .n ov 23
43 5 3 1 .me i 36
27 1 27
sp rei di ng 1 4 fe b-7 mrt 2 0 mrt-1 0 apr 2 5-6 1 dg 5 6-1 24 d g 1 06 -16 1 dg 1 53 -18 0 dg 1 -13 d g 1 53 -19 2 dg 2 -21 d g 1 67 -20 6 dg 1 -11 d g 1 76 -20 0 dg 5 -96 d g 1 92 -30 3 dg 1 -14 d g 2 09 -31 4 dg 2 -47 d g 2 32 -26 1 dg 1 -2 dg 2 33 -32 2 dg 2 -13 d g 2 36 -26 5 dg 1 -27 d g 2 37 -29 2 dg 3 -8 dg 2 49 -34 0 dg 3 -5 dg 2 54 -34 3 dg 8 dg 3 51 d g 3 53 d g
8. apr
19
Oehoewerkgroep Nederland 2011 winte rkwa rtier Oehoe Jo 2 008 re is p auze afgelegde afstand 122 566 9 5244 peilmoment en 14 55 gem. tussen 2 peilingen 8 755 1732 max tussen 2 peilingen 18 176 2960 min tussen 2 peilingen 2 260 93 max afst nest afst bij aank win terkwar tier
tota al 2 1781 0 69 315 7 1817 6 93 6990 0 6180 0
win ter kwar tier Limburg 20 09 reis pa uze 2 210 31 160 994 24 62 92 10 2 597 207 78 3 574 7 54 57
t otaa l 382 025 86 4 442 2 0778 57 3 5540 1 6950
DL/Limburg 2 009 r eis p au ze 4 142 8 4 34 7 4 591 8 1 09 1 612 7 362 5 109 8 22
tot aal 418 62 11 38 06 161 27 22 215 76 214 77
Ge lde rl and 2 009 re is p auz e 198 870 4 263 7 30 32 6 629 1332 23 220 4655 1 377 60
tota al 2 4150 7 62 389 5 2322 0 60 1 0152 0 1 0110 5
win ter kwar tier win ter kwart ier Gelderla nd 20 10 ( K2) G elderland 201 1 reis pa uze t otaa l r eis p au ze 4 686 32 58 027 526 659 5 700 6 635 92 50 69 119 7 28 93 73 841 4932 814 4 22 71 231 35 7 103 2 3135 1 403 7 62 72 75 75 75 217 0 0 6 3601 5 3508
tot aal 1205 98 35 5 059 140 37 0 255 73 253 09
wint erkwa rtier Limburg 2 011 re is p auz e 276 466 19 4409 25 12 2 11 059 159 4 30 597 1 012 5 554 19
tota al 47 087 5 14 7 632 6 3 059 7 19 15 439 1 14 954 3
gem idd eld v. tot aal 2 859 05 76 37 83 208 67 47 674 43 613 85
Tabel 3. Afgelegde afstanden bij 7 gevolgde jonge Oehoes tijden s de dispersie
M in M ax Gemiddeld M ediaan n
uitkomstdatum
vertrek (datum, leeft ijd)
20. Mrz 10. Apr 28. Mrz 25. Mrz 9
7 sep (169) 1 okt (178) 10-sep (172) 17. Sep 7
aankomst winterkwartier (dagen) * 10 38 27 29 5
totaal afgelegde afstand (km) excl. tussenstops 59 403 216 211 7
af standen per nacht (km) excl. tussenst op 0, 5 33 7 6 8 (215 peilingen)
maximum af st. t ot nest (km) 22 154 67 64 7
afstand tot nest bij aankomst in winterkwartier (km) 17 150 62 54 5
Tabel 4. Samenvattende gegevens betreffende de afgelegde afstanden.
Tijdens de dispersie legden de jonge uilen gemiddeld zo’n 7 kilometer per nacht af (exclusief tussenstops). De grootste afstand die werd afgelegd binnen 24 uur bedroeg ruim 32 kilometer. Binnen de gebieden waar een pauze werd gehouden waren de onderlinge afstanden tussen de dagelijkse peilingen veel lager; zo’n 1500 meter. In 2011 zijn de peilingen overdag verricht en bleek dat er niet dagelijks in dezelfde roestbomen werd geslapen. Er werd vaak gependeld tussen slaapplaatsen, waarbij dagelijkse afstanden van 4 kilometer geen uitzondering waren. De maximale afstand tot het nest bedroeg tijdens de dispersie 154 km. De gemiddelde afstand tussen het nest en de winterkwartieren was 62 km (17-150 km). De winterkwartieren zijn in de meeste gevallen waarschijnlijk niet de uiteindelijke vestigingsplaatsen. Bij 4 Oehoes is vastgesteld dat ze deze gebieden namelijk weer hebben verlaten en verder zijn getrokken. Voor 1 Oehoe geldt dat hij na veel omzwervingen uiteindelijk wel weer terecht kwam in het winterkwartier en zich daar waarschijnlijk gevestigd heeft.
In grafiek 1. is te zien dat de meeste Oehoes de eerste 14 dagen in hoog tempo wegvliegen van het nest. In die twee weken bereiken de meeste dieren de maximale afstand. In de leeftijd van 170-215 dagen worden de grootste dagelijkse afstanden afgelegd. Daarna zijn de winterkwartieren bereikt en wordt er minder gevlogen (grafiek 2).
Foto 13. De gezenderde Oehoes werden in een jonger stadium eerst geringd.(U. Holtschneider) 20
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Grafiek 1. Afstand tot het nest.
Grafiek 2. Afstand tussen peilingen
21
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Oe hoe Jo 2008 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge Limburg 2009 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge DL/ Limburg 2009 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge G el de rland 2009 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge G el de rland K2 2010 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge G el de rland 2011 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge Limburg 2011 totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge totaal gene raal totaa l aa nta l pe rce nta ge tussenstop aa nta l pe rce nta ge re is aa nta l pe rce nta ge
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n t ot aal
21 30%
48 70%
18 26%
52 75%
46 67%
15 22%
24 35%
22 32%
0 0%
69 100%
12 23%
35 66%
17 32%
44 83%
45 85%
11 21%
12 23%
22 42%
0 0%
53 77%
9 56%
13 81%
1 6%
8 50%
1 6%
4 25%
12 75%
0 0%
0 0%
16 23%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n t ot aal
52 60%
23 26%
59 68%
69 79%
57 66%
9 10%
63 72%
16 18%
3 3%
87 100%
36 58%
20 32%
40 65%
51 82%
45 73%
8 13%
49 79%
9 15%
3 5%
62 71%
16 64%
3 12%
19 76%
18 72%
12 48%
1 4%
14 56%
7 28%
0%
25 29%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n t ot aal
5 45%
1 9%
10 91%
10 91%
5 45%
0 0%
9 82%
7 64%
0 0%
11 100%
0 0%
0 0%
5 100%
5 100%
5 100%
0%
5 100%
5 100%
0%
5 45%
5 83%
1 17%
4 67%
5 83%
0%
0%
4 67%
2 33%
0%
6 55%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n
6 10%
3 5%
58 94%
53 85%
0 0%
0 0%
46 74%
1 2%
14 23%
62 100%
3 8%
1 3%
35 92%
34 89%
0%
0%
26 68%
0%
12 32%
38 61%
3 13%
2 8%
23 96%
19 79%
0 0%
0 0%
20 83%
1 4%
2 8%
24 39%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n
17 15%
28 25%
90 79%
96 84%
13 11%
0 0%
101 89%
14 12%
34 30%
114 100%
6 9%
20 31%
49 75%
54 83%
6 9%
0 0%
61 94%
8 12%
18 28%
65 57%
11 22%
8 16%
41 84%
42 86%
7 14%
0 0%
40 82%
6 12%
16 33%
49 43%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n
3 6%
0 0%
51 98%
51 98%
2 4%
0 0%
47 90%
12 23%
5 10%
52 100%
1 2%
0 0%
43 98%
43 98%
2 5%
0 0%
39 89%
12 27%
5 11%
44 85%
2 25%
0 0%
8 100%
8 100%
0 0%
0 0%
8 100%
0 0%
0 0%
8 15%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n
17 10%
2 1%
168 97%
173 100%
153 88%
7 4%
8 5%
0 0%
0 0%
173 100%
17 12%
1 1%
146 99%
147 100%
136 93%
5 3%
4 3%
0 0%
0 0%
147 85%
0 0%
1 4%
22 85%
26 100%
17 65%
2 8%
4 15%
0 0%
0 0%
26 15%
st ad
open cul t. Ls.
ha lf-ope n c ul t. Ls.
bos
he ll i ng
groe ve
boe rde ri j
industri e
wat er
pe il momente n
121 21%
105 18%
454 80%
504 89%
276 49%
31 5%
298 52%
72 13%
56 10%
568 100%
75 18%
77 19%
335 81%
378 91%
239 58%
24 6%
196 47%
56 14%
38 9%
414 73%
46 30%
28 18%
118 77%
126 82%
37 24%
7 5%
102 66%
16 10%
18 12%
154 27%
Tabel 5. Landschap rondom de peilmomenten.
22
Oehoewerkgroep Nederland 2011
4.11 Terreingebruik en habitatopnamen 4.12 Terreingebruik
Van elk punt tijdens de dispersiefase en tussenstops waar de Oehoe werd gepeild, is genoteerd welk landschapstype en welke landschapselementen zich binnen een straal van 500 m. van het punt bevonden. Hierna wordt voor elk van deze landschapselementen kort besproken hoe vaak deze voorkwamen. Als gesproken wordt over “tussenstop”, dan worden concentraties van peilmomenten binnen eenzelfde gebied bedoeld waarin de Oehoe niet meer in een bepaalde richting verder trok. Als gesproken wordt over “reis”, worden de peilmomenten tussen de gebieden van de tussenstops bedoeld. Dat zijn punten waar de uil slechts 1 dag verbleef. Verderop in dit hoofdstuk wordt nog gedetailleerder ingegaan op grondgebruik, bostypes e.d. maar dan alleen van die punten waarvan habitatopnamen zijn gemaakt. Stedelijk gebied en dorpen Bij 21 % van alle locatiebepalingen was een stad of dorp aanwezig binnen de range van 500 meter. M eestal zaten de uilen aan de rand van menselijke bebouwing, maar af en toe ook midden in dorpen of steden. De Gelderse Oehoe in 2010 bezocht bijvoorbeeld enkele dagen de stad Arnhem. Tussen de uilen onderling waren er grote verschillen. Bij de Gelderse en Limburgse Oehoe van 2011 was respectievelijk in 6% en 10% van alle locatiepeilingen bebouwing aanwezig. Bij de andere uilen was dat respectievelijk 30, 45, 60 ,10 en 15%. Er is ook een klein verschil geconstateerd tussen het voorkomen van bebouwd gebied tijdens de reis en de tussenstops. Tijdens de reis kwam in 30% van de peilmomenten bebouwing voor binnen de range van 500m., en tijdens de tussenstops in 18% van de peilmomenten. Het had er alle schijn van dat
de dorpen in de winterkwartieren werden gemeden.
Open cultuurlandschap De Oehoe wordt meestal geassocieerd met bosrijke- en bergachtige landschappen. M aar uit dit onderzoek blijkt dat Oehoes ook in open landschappen kunnen verblijven. Tijdens de dispersiefase kwam 18 % van de peilingen uit open cultuurlandschap. Zo hield K2 in 2010 pauze in het rivierenlandschap bij Giesbeek. Soms in gebieden waar je de horizon kon zien. Tussen de Oehoes onderling varieerde het verblijf in open landschap van 0 – 70%. M et name Oehoe “Jo”in 2008 was steeds in het open plateaulandschap bij Neurath te vinden, de andere uilen beduidend minder (26, 9, 5, 25, 0 en 1%).
Halfopen cultuurlandschap De Oehoes waren meestal (80% van alle peilmomenten) in het halfopen cultuurlandschap te vinden. Weilanden met houtwallen op de perceelsgrenzen, afgewisseld met akkers, bosjes en bossen vormden dan het decor. Zowel tijdens de reis (71%) als gedurende de tussenstops (81%) waren de uilen vaak in dit landschapstype te vinden. Bos De vogels werden nauwelijks midden in grotere bos gebieden gepeild (met uitzondering van de 2 Oehoes in 2012), maar wel vaak in of bij bosranden (89%). De Oehoes van 2011 werden juist wel in bossen gelokaliseerd omdat de peilingen overdag werden bepaald. En dan slapen de uilen meestal in bossen. Bos was logischerwijze vaak aanwezig omdat de uilen voortdurend in half open cultuurlandschap vertoefden. In de gebieden waar tussenstops werden gemaakt was vaker bos aanwezig (91%) dan tijdens de reis (82%).
Helling 23
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Verschillende Oehoes waren vaak te vinden in de buurt van hellingen (49 % van alle peilingen). Alleen de Gelderse uil in 2009 heeft geen omgeving met duidelijke hellingen bezocht. Vooral in de gebieden waar een vogel langere tijd verbleef (tussenstops) waren hellingen aanwezig (58%). Veelal ging het om hellingbossen, bijvoorbeeld in heringerichte bruinkoolgebieden of de hellingen van het Jekerdal ten Oosten van Tongeren (België), een voormalige vuilnisbelt, een mijnterril of de heuvels in de Eifel. Tijdens de reis buiten de tussenstops was slechts in 24% van de peilingen een helling aanwezig binnen de range van 500 m. Dit kan een indicatie zijn dat hellingen of heuvels belangrijk zijn in gebieden waar Oehoes pauzeren of zich vestigen. Groeve Groeves zijn natuurlijk lang niet overal aanwezig. Toch was er bij 5% (n=31) van de 568 peilmomenten een groeve in de directe omgeving. Tijdens tussenstops was in 6% en tijdens de reis in 5% van de peilmomenten een groeve in de nabijheid (binnen de range van 500 meter). Boerderijen Boerderijen waren in 52% van alle peilmomenten aanwezig. Tijdens de reis was dat 66% en tijdens de tussenstops 47%. De uilen schroomden niet om ook daadwerkelijk boerenerven te bezoeken. Uiteraard moeten we wel bedenken dat boerderijen overal verspreid voorkomen. M aar de Oehoes gaan deze in ieder geval niet uit de weg.
stops wat vaker (14 %) dan tijdens de reis (10%). Water Zowel tijdens de reis als de tussenstops was in zo’n 10% van de peilingen water van enige betekenis aanwezig. M et name de Gelderse Oehoe in 2009 heeft een tussenstop gemaakt in een gebied met vele zand- en grindwinningplassen. M aar ook K2 in 2010 hield een tussenstop van 16 dagen bij de zandwinningplassen ten Zuiden van Giesbeek.
4.13 Habitatopnames GLD 2011
Habitatbeschrijvingen zijn alleen gemaakt van gebieden binnen de tussenstops. Het idee hierachter is dat Oehoes niet willekeurig ergens een tijdlang pauzeren, maar dat deze gebieden kennelijk belangrijk zijn en mogelijk een hoger voedselaanbod hebben dan willekeurige punten tijdens de reis. Binnen een cluster van waarnemingen is steeds een centraal punt gekozen, waarbij geprobeerd is zoveel mogelijk andere peillocaties binnen de cirkel met een straal van 500 m. te laten vallen. Bij een cluster van roestplaatsen is de plaats die het dichtst bij de bosrand was gelegen als centraal punt genomen om zoveel mogelijk van het omringende cultuurlandschap binnen de opname cirkel te laten vallen. Binnen deze cirkel is het grondgebruik, bostype en de bebouwing in kaart gebracht. Verder is gekeken of er hellingen of groeves aanwezig waren. (zie bijlage 2). Bij de Gelderse Oehoe in 2011 zijn 10 habitatopnames gemaakt.
Industrie Industriecomplexen werden niet gemeden door de uilen. In 13% van de peilmomenten was industrie in de buurt. Tijdens de tussen24
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Foto 14. Habitatopnames van de Duits/Gelderse Oehoe in 2012
Habitat 1. Landg. het Stroot
Habitat 2. Twekkelo
Habitat 3. Notarisbos
Habitat 4. Vreden
Habitat 5. Zwillbrockervenn
Habitat 6. Vliegb. Twente
Habitat 7. Lonneker west
Habitat 8. Oldenzaalse veen
Habitat 9.
Habitat 10.
De Tip
Ochtrup 25
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 1
Habitatopname 2
Landgoed Het Stroot Deze habitatopname werd gemaakt op Landgoed Het Stroot onder de rook van Enschede. Het gaat om een fraai landgoed met veel middeloude en oude gemengde bossen. M iddeloude sparren gemengd met wat eik, beuk en grove den, voeren de boventoon. Regelmatig worden de bossen onderbroken door weilanden. Het gebied wordt ontsloten door verschillende zandwegen. Op 4,5,8,11 en 14 oktober zat de uil overdag hoogstwaarschijnlijk steeds in hoge sparren. Als ondergroei was een dichte bossage van rododendrons aanwezig.
Landgoed Het Stroot bij heideterrein. Op 10,13,15 en 17 okt. Zat de uil ook op landgoed Stroot, maar meer westelijk richting de A35 tussen Hengelo en Enschede. Ook nu sliep de uil hoogstwaarschijnlijk een aantal keren in oude sparren. Op 15 oktober kwam het signaal vanuit de bosrand bij een klein heideterrein.
Foto 16. Op 15 oktober zat de uil in de bosrand rechts achter. Gejo Wassink Twekkelo 29 okt 2011
Foto 15 Roestplaats op landgoed Het Stroot bij Enschede. Gejo Wassink.
Foto 17. Doorkijkje op landgoed Het Stroot. Op de achtergrond sparren waar de Oehoe op 10 oktober sliep. Gejo Wassink
26
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 3 Notarisbos M eddo. Op 11 en 14 september zat de Oehoe na 1 dag reizen in het Notarisbos bij M eddo. Het bos is gelegen in het halfopen cultuurlandschap van Winterswijk in de oostelijke Achterhoek. Rond de roestplaats bestaat het bos voornamelijk uit eiken en beuken, gemengd met plukjes oude sparren vlakbij een perceel met jonge grove den. Er is een verspreide ondergroei van vuilboom en o.a. lijsterbes. Op de plaats van de peiling zijn ook sparren aanwezig. In de omgeving komen met name weilanden en een enkele maïsakker voor. Ten westen van het notarisbos ligt ‘De Heugte’, een natuurterrein met heide, ruigte, een vijver en struikgewas.
een nat weidevogelreservaat waar nog veel grutto’s en ook tureluurs voorkomen.
Foto 19. Het eiken/beukenbos in Duitsland waar de uil op 15, 19 en 22 september sliep. Gejo Wassink. Habitatopname 5.
Foto 18. Natuurterrein”De Heugte” met linksboven het notarisbos. Gejo Wassink
Zwillbrockervenn. Op 20, 21 en 23 september werd de uil gepeild in de bossen bij het Zwillbrockervenn. Dit is een ven met een grote meeuwenkolonie. Er broeden hier ook jaarlijks flamingo’s. De waterplas wordt omzoomd door rietmoeras en heidevelden. De randbossen bestaan uit eiken/berkenbos, berkenbroek en elzenbossen. Ten zuiden bevindt zich het M eddosche veld waar hooilanden en weilanden elkaar afwisselen. Hier komen nog grutto’s en bijvoorbeeld de gele kwikstaart voor.
Habitatopname 4. Vreden bejaardenhuis Fruchting. Op 15, 19 en 22 september komen de peilingen uit een eiken/beuken bos op Duits grondgebied. Het gaat om het halfopen cultuurlandschap tussen Vreden en het Zwillbrockervenn. Het bosje werd geheel ingesloten door akkers met koolzaad en wat maïsakkers die nu met graan als groenbemester waren ingezaaid. Overal verspreid komen boerderijen voor. Op 2 km. westelijk ligt het Ellewickerfeld;
Foto 20. Het eiken/berkenbos bij het Zwillbrockervenn. Gejo Wassink. 27
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 6.
weiland en 20% maïs. Binnen de cirkel loopt een drukke weg richting Enschede.
(vliegbasis Twente, ca. 15ha) Een ca. 15ha. grote loofhoutopstand van voornamelijk eik met in de nabijheid oude bunkers. In het loofhoutdeel oudere bomen (80-120 jr.) en dichte ondergroei. Aan de randen jongere berkenopstanden. Her en der komen spar en lariks voor. Aan de oostzijde het vliegveldterrein met ruige graslanden. Banen nauwelijks nog in gebruik. Aan de westzijde bevinden zich maïsakkers. Foto 22. Het roestbos aan de Weerseloseweg. Hof van Espelo. (P. Waardenburg)
Habitatopname 8
Foto 21. Het roestbos gezien vanuit het Oosten. In het midden een start/landingsbaan van vliegbasis Twente.(P. Waardenburg).
Habitatopname 7 (Hof Espelo, ca. 120ha) Gemengd bos met delen ouder loofhout (eik, 80-100 jaar) en delen gemengd grove den 60% (80-100j.), beuk 30% en eiken 10%. Nabij de peilplaats een ouder fijnsparrenbos (eveneens 80-100jr.). De weinige ondergroei bestaat voornamelijk uit hulst. De Oehoe zat op moment van peiling waarschijnlijk in een grove den. Op zeer korte afstand hiervan bevindt zich een bewoonde dassenburcht. De afstand tot een ‘inwendig’ weiland is ca. 30m. (ten Z. van de peilplaats). Terzijde daarvan een geoogste roggeakker. Aan de westzijde van Hof Espelo vinden we uitsluitend weilanden; aan de oostzijde ca. 80%
(Oldenzaalse veen, ca. 250ha) Het gaat hier om een naaldhoutperceel van 80 % fijnspar (ca. 50 jr.), 15 % grove den (idem) en 5% douglas (ca. 100 jr.). M atig tot sterke ondergroei van voornamelijk douglas (1-15jr.). In de omgeving afwisselend vrij jonge grove dennen-opstanden en monocultuur van fijnspar. Iets verder weg oud beukenbos met ondergroei van rododendron. Aan de oostzijde veengebied en extensief gebruikt weidegebied (met o.a schapen). Aan de westzijde (veel verder weg en buiten de cirkel): intensief gebruikt weidegebied.
Foto 23. De oostzijde van het Oldenzaalse veen; een exten sief gebruikt weidegebied. P. Waardenburg.
28
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 9.
deels maïs en enkele graslanden. Akkers ca 80%, grasland 20%.
(De Tip, ca 50ha) Rond de slaapplaats zien we hier overwegend naaldhout; fijnspar ca. 60jr, enkele oudere douglassen (verderop wat meer) en enkele eiken en berken (deze laatste ca. 40jr). Er is weinig ondergroei (enkele Douglas en Braam). Op de peilplaats loopt een veel gebruikt wandelpad. De rest van het bos bestaat uit percelen met grove den van 70100 jr. en hiertussen beuk. Ook zijn er jongere opstanden met grove den en lariks. Aan de oost- en westzijde vinden we intensief gebruikt grasland (80%) en 20% maïs. Aan de zuidzijde 70% maïs en 30% grasland. Foto 25. De zuidwestzijde van het slaapbosje bij Ochtrup in Duitsland (P. Waardenburg)
Foto 24. Blik vanuit het bos op de omringende landerijen bij habitatopname 9.(Gejo Wassink)
Habitatopname 10 (Ochtrup, ca 5ha) Een ca. 5ha groot bosje in Duitsland, met als oudere opstand grove den, waartussen enkele eiken, maar voornamelijk berken van 3070 jr. M atige ondergroei van vuilboom, lijsterbes en jonge berk. De Oehoe zat op de peildata waarschijnlijk in grove dennen. In de nabijheid hiervan een 30-50j oude fijnsparrenopstand met actieve wildvoederinstallatie. Afstand hiervan tot de zuidwestzijde (M aïs en Koolsoort) ca. 25m; aan zozijde extensief graslandje, aansluitend aan de A31. Aan de noordoost zijde deels kool, 29
Oehoewerkgroep Nederland 2011 4.14 Habitatopnames Limburg 2011 Bij de Limburgse Oehoe zijn 12 habitatopnames gemaakt.
Habitat 1 Krummenau
Habitat 3 Hirschfeld
Habitat 4 Berndorf groeve
Habitat 5 Obersehr
Habitat 6 Ockfen Oost
Habitat 7 Obers./Pellingen
Habitat 8 Pellingen
Habitat 9 Kopp noord
Habitat 10 Gondelsheim no
Habitat 11 Berndorf noord
Habitat 12 Leudersdorf zw
Habitat 13 Kerpen oost 30
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 1.
Habitatopname 4.
Tussen Krummenau en Hirschfeld is de Oehoe 6 keer in hetzelfde bosgebied gepeild (30 september en 7,8,11,12,13 oktober). Het gaat om een gemengd bos dat voor zo’n 80% uit eik en 20% uit sparren bestaat. Het betreft een middeloude opstand met een half open structuur en veel ondergroei. Aangrenzend bestaat het open cultuurlandschap volledig uit grasland. Het gehele gebied wordt gekenmerkt door lichte glooiingen.
Vlak ten noorden van Berndorf sliep de uil op 18 september, 21 en 29 maart en 30 mei. Het gaat om een gemengd, middeloud hellingbos met 70% spar, 20% beuk en 10% eik. Dichtheid en ondergroei zijn sterk wisselend. In de omringende gebieden domineert grasland. Op 30 mei is de uil na lange omzwervingen teruggekeerd naar dit gebied en slaapt hij op 160 meter afstand van een steengroeve.
Foto 25. Het gebied van habitatopname 1 bij Krummenau (Scipio van Lierop)
Habitatopname 2. Geen opname. Betreft zelfde omgeving als bij habitatopname 1.
Habitatopname 3. Ten westen van Hirschfeld wordt de Oehoe op 29 september, 9 en 10 oktober gelocaliseerd. Het gaat om een soortgelijk bos gebied als in habitatopname 1 met 60% eik en 40% spar. Het open cultuurlandschap bestaat uit gras- en hooilanden. Ook hier komen we weer het licht glooiende landschap tegen.
Foto 26 en 27 . Steengroeve bij Berndorf (Paul Voskamp)
Habitatopname 5. 31
Oehoewerkgroep Nederland 2011
In de periode 26 september t/m 13 oktober verblijft de Limburgse Oehoe in een gebied ten zuiden van vliegveld Frankfurt-Hahn, rondom het plaatsje Hirschfeld. Het is een glooiend landschap in de Duitse Eifel, gelegen in het uiterste westen van kreis RheinHunsruck. Daarna reist hij bijna 40 km zuidwestelijk en komt bij het plaatsje Obersehr terecht. Op 4 dagen lijken de slaapplaatsen daar onder een hoogspanningsleiding te liggen. De plek onder de hoogspanningslijn maakt deel uit van een hellingbos. Onder de lijn is een kapvlakte met gras, wat kleine opgaande struikjes (Hazelaar, Esdoorn) en langs de randen en soms ook in het midden grote plukken met heuphoge Braam. Af en toe liggen er grote stenen. Beneden langs het pad staat een hoogzit. M eer naar boven toe is een rand van M eidoorn met daarachter jonge aanplant van den achter een raster. De linkerkant van het bos is een middel-oud sparrenbestand. De rechterkant is een echt hellingbos met vooral Haagbeuk, Beuk en Eiken en in de struiklaag vooral Hazelaar (hakhout). Tijdens het zoeken werden er twee muizen gezien en een Ree. Ook lag er in het sparrenbestand een dode Buizerd in verregaande staat van ontbinding en wat veren van een houtduif. De omgeving is rijk aan roofvogels, veel Buizerd en Torenvalk.(Beschrijving Arnold Bakker).
Foto 28. Hellingbos bij Obersehr (Renee Janssen). Habitatopname 6
Van 30 oktober t/m 6 november waren de dagrustplaatsen in een uitgestrekt hellingbos ten oosten van Ockfen gesitueerd. Het bosgebied bestaat uit ongeveer 70% spar en 30% eik. Het merendeel van het bos is oud met een half open structuur. Er is weinig ondergroei. Het aangrenzende half open cultuurlandschap bestaat volledig uit grasland.
Foto 29. habitatopname 6 bij Ockfen-Oost (Scipio van Lierop) Habitatopname 7 Tussen Obersehr en Pellingen is de uil ook vaak waargenomen in hellingbos. Het gaat om voornamelijk half open oude eikenopstanden met weinig ondergroei. Het open cultuurland bestaat uit een afwisseling van akkers en graslanden.
Foto 30. Hellingbos tussen Oberseh r en Pellingen (Scipio van Lierop).
32
Oehoewerkgroep Nederland 2011 Habitatopname 8
Habitatopname 10
Veel habitatopnames lijken op elkaar. Ook bij Pellingen zat de uil regelmatig in een hellingbos dat voor het merendeel (85%) uit eik en spar (15%) bestaat. Het gaat om halfopen, middeloud bos met vrij veel ondergroei. Het open cultuurlandschap bestaat voornamelijk uit grasland (80%). Daarnaast zijn er wat akkers (15%) en een klein deel was hooiland (5%).
Bij Schwirzheim ging het wederom om een hellingbos. Het bestaat voor 90% uit spar en 10% beuk. Dichtheid en leeftijd wisselde sterk, alsmede de ondergroei. De helft van het open cultuurlandschap bestond uit gras. Er werd ook mais verbouwd (30%). Verder was er hooi (10%) en graan (10%).
Foto 31. Hellingbos bij Pellingen (Scipio van Lierop).
Foto 33. Open cultuurlandschap met hellingbos bij Schwirzheim.(Scipio van Lierop).
Habitatopname 9
Habitatopname 11.
Bij Kopp kwamen de peilingen voornamelijk uit hellingbos dat voor het merendeel uit sparren bestond (85%). Daarnaast was er eikenhakhout (15%). Het aangrenzende open cultuurlandschap bestaat uit gras (50%), mais (40%) en hooiland (10%).
Bij Flesten (ten noorden van Berndorf) betreft het roestbos een gigantisch hellingbos dat voornamelijk uit spar (55%), eik (20%), beuk (20%) en een inpandige open vlakte (gras 5%) bestaat. Leeftijd, ondergroei en dichtheid van het bos komen in alle denkbare vormen voor. Het halfopen cultuurlandschap bestaat voornamelijk uit graslanden.
Habitatopname 12
Foto 32. Hellingbos bij Kopp (Scipio van Lierop).
Bij Leudersdorf werd de Oehoe vaker gepeild in een licht glooiend hellingbos met 50% spar, 30% beuk en 20% eik. Ook hier treffen we allerlei gradaties aan van dichthied, leeftijd en ondergroei. Het half open cultuurlandschap bestond voornamelijk uit graslanden.
33
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Foto 34. Bossen ten westen van Kerpen. (Paul Voskamp).
Foto 36. Dagrustplaats in fijnspar binnen een gemengd bosperceel. (Paul Voskamp).
Habitatopname 13 Ten oosten van Kerpen gaat het wederom om licht glooiend hellingbos (40% spar, 40% eik en 20% kaalslag). De Oehoe sliep in dichte en half open opstanden. Leeftijd en ondergroei varieerde sterk. Het open- en half open cultuurlandschap was een mozaïek van 50% hooiland, 20% maïs, 20% aardappel en 10% gras. Net binnen de opname cirkel zien we nog de rand van een klein dorp.
5
Discussie/samenvatting
In dit hoofdstuk wordt getracht antwoorden te geven op de vraagstellingen die in hoofdstuk 2 “Doelstellingen” zijn geformuleerd. Omdat het slechts om gegevens van 7 uilen gaat moeten we de geschetste resultaten met de nodige voorzichtigheid betrachten. Hieronder worden de vragen uit hoofdstuk 2 één voor één behandeld.
1. In welk landschapstype en landschapselement bevinden zich de jonge Oehoes na zonsondergang.
Foto 35. Hellingbos ten noorden van het dorpje Loogh. (Paul Voskamp).
De Oehoes bevonden zich in 80% van alle peilmomenten (n=454) in halfopen cultuurlandschap. Weilanden, afgewisseld met akkers, houtwallen, boomgroepen en bos blijkt toch wel het belangrijkste landschap, zowel tijdens de reis als gedurende de tussenstops. Sommige Oehoes waren echter ook vaak te vinden in geheel open landschap (18% van alle peilingen). Binnen de habitatopnames nam open cultuurlandschap 20% van het oppervlak in beslag. Dorpen en steden waren regelmatig aanwezig binnen de opnamecirkels met een straal van 500 meter rond de peilmomenten (21% van alle peilingen). Tijdens de reis wat meer (30%) dan tijdens de tussenstops (18%). In 34
Oehoewerkgroep Nederland 2011 gebieden van de habitatkarteringen bedroeg het oppervlak dorp/stad slechts 3%. Waarschijnlijk vormen dorpsranden en industrieterreinen een goede voedselbron met het oog op het voorkomen van egels en bijvoorbeeld verwilderde stadsduiven. Bos was in 89% van de peilingen in de buurt. In de habitatopnames nam bos 29% van het oppervlak in beslag. Als jachtgebied zijn de bossen op zich waarschijnlijk niet erg belangrijk maar de bosranden juist wel. In het donker kan de Oehoe daar bijvoorbeeld slapende houtduiven verrassen. Binnen de habitatopnames ging het meestal om middeloude, dichte tot half open bospercelen met ondergroei. Eik(33%), spar (18%), berk(14%) en grove den(10%) bepaalden het beeld van de meeste bossen. In 2012 voerden spar en eik duidelijk de boventoon. De Oehoes zochten regelmatig ook gebieden met hellingen op zoals voormalige vuilnisbelten en hellingbossen. In 49% van alle peilingen was zo’n helling aanwezig. In gebieden van tussenstops was dit percentage veel hoger (58%) dan tijdens de reis (24%). Groeves waren zowel tijdens de reis (5%) als in de gebieden van tussenstops (6%) af en toe aanwezig. Verder waren er tijdens de tussenstops ook vaak groeves aanwezig net buiten de range van 500 meter! Het heeft er alle schijn van dat de Oehoe actief gebieden met hoogteverschillen, zoals beboste hellingen, vuilnisbelten en groeves, opzoekt. Zwitsers onderzoek (Aebischer 2005) toonde aan dat vrouwelijke Oehoes al konden broeden voor hun eerste verjaardag. In Limburg werd ook een 1kj. mannelijke Oehoe gevangen die al aan het broedproces deelnam. Waarschijnlijk gaat een deel van de jonge Oehoes dus al in het eerste jaar op zoek naar een geschikt broedgebied. De jonge K2 uit 2010 werd in februari 2011 al aangetroffen met een partner in een geschikt broedbiotoop. Boerderijen waren in 52% van alle peilingen aanwezig. Randen van erven zullen in veel gevallen goede voedselgebieden vormen (voorkomen van ratten en egels). Industriegebieden worden niet gemeden. Bij 13% van de peilmomenten was een vorm
van industrie aanwezig; tijdens tussenstops wat vaker (14%) dan gedurende de reis (10%). Allerlei overhoekjes en ruderale terreinen herbergen konijnen en ratten, hetgeen industriegebieden aanlokkelijk kunnen maken. Tegelijkertijd kunnen vergiftigde ratten ook een gevaar betekenen voor Oehoes. Alhoewel waterrijke gebieden een extra voedselbron kunnen leveren, kon niet worden aangetoond dat de Oehoes dergelijke gebieden ‘bewust’ hebben opgezocht (10% van alle peilmomenten). Alleen de Gelderse uilen in 2009 en 2010 pauzeerden in een omgeving met verschillende zandwinningplassen. Binnen de gebieden van de habitatopnames namen graslanden (45%), mais (14%) en graanverbouw (12%) de meeste oppervlakte van het agrarisch grondgebruik in beslag. Op de vierde plaats kwam hooiland met 10%. 2. Wanneer verlaat een jonge Oehoe definitief het ouderlijke territorium. Is dit een geleidelijk proces of vliegt het dier plotseling vele kilometers weg. De jonge Oehoes bleven lang in de buurt van het nest. Pas toen ze gemiddeld 8 weken oud waren (31,55,58,59,62 en 78 dagen) kwamen ze verder dan 100 meter van de nestplaats. De 200-meterbarrière werd vervole gens doorbroken vlak voor de 11 levensweek (56, 62, 66, 67,72, 80 en 124 dagen), en op een leeftijd van ruim 18 weken kwamen ze verder dan 500 meter van het nest (106,118,119,130, 136, 149 en 161 dagen). In de 6 weken daarna maakten de jonge Oehoes af en toe uitstapjes tot maximaal 1600 meter van de broedplaats, maar keerden binnen een dag steeds weer terug naar het vorige activiteitencentrum. Toen de uilen bijna een half jaar oud waren vertrokken ze plotseling uit het ouderlijk territorium.
35
Oehoewerkgroep Nederland 2011 3. Hoe verlopen de omzwervingen na het verlaten van het ouderlijke territorium. Trekken de uilen in een bepaalde richting weg, of is er sprake van grillige zwerfpatronen. Er is een voorkeur vastgesteld voor een bepaalde vliegrichting.
M et name tijdens de reismomenten is een zeer significante voorkeur voor noordwestzuidoostelijke richtingen vastgesteld (p<0,01). In de gebieden waar langere rustpauzes werden gehouden was geen significante afwijking te bespeuren. De Oehoes trokken dus wat minder in zuidelijke- en westelijke richtingen. Verder viel op dat een eenmaal gekozen richting veelal meerdere dagen werd aangehouden alvorens een duidelijk andere richting werd ingeslagen. Sommige Oehoes trokken 8 dagen achter elkaar in bijna exact dezelfde richting! Op de eerste dispersiedag werd gemiddeld 8,7 kilometer afgelegd (1,9-13,2 km.). Gemiddeld vlogen ze bijna 7 dagen lang zonder pauzes in te lassen (1,1,5,7,8,12 en 13 dagen) en legden daarbij gemiddeld 8 km. per nacht af (5.9,6.3,6.7,7.6,7,7, 12,1 en 11,7 km). Daarna werd een eerste pauze gehouden van gemiddeld bijna 8 dagen. Bij de eerste reis lijkt het getal 8 dus bijna magisch! De tweede reis duurde gemiddeld 5 dagen (1,2,3,6,9, en 11 dg) en de tweede tussenstop hierna gemiddeld 35 dagen (maar dit is sterk omhooggedreven door twee uilen die 52 en 96 dagen op een plek bivakkeerden, zonder deze Oehoes is het 15 dagen). De derde reis (4 Oehoes) duurde 6 dagen en de derde tussenstop hierna 21 dagen. Alle Oehoes hadden toen het winterkwartier al bereikt en bleven langer dan een maand in
hetzelfde gebied. De vierde reis duurde slechts 2 en de tussenstop daarna 5 dagen. De vijfde reis (4 Oehoes) duurde 9 dagen en de vijfde pauze 6 dagen, maar dat betrof slechts 2 uilen. Hierna kwam de zesde reis (2 Oehoes) die 4 dagen duurde. Een Oehoe bleef toen voorgoed in het gebied, een ander vloog na 8 dagen toch nog weer verder. De Limburgse uil in 2011 vloog hierna nog 2 dagen verder en bleef toen ook voorgoed in hetzelfde gebied. Gemiddeld is er aan het eind per uil minimaal 262 kilometer afgelegd en was de gemiddelde afstand tussen twee peilingen (tijdens de reismomenten) zo’n 7 kilometer. De maximale afstand tussen 2 peilingen bedroeg ruim 32 kilometer. De gemiddelde afstand tot het nest was 46 kilometer (n=6). 4. Wanneer stoppen de omzwervingen en blijven de jonge Oehoes in een vast gebied. Is er sprake van inprenting van de biotoop waarin de Oehoe geboren is. Met andere woorden: Kan een Oehoe die in een groeve geboren is zich langere tijd ophouden in het cultuurlandschap of een gewoon bosgebied, of wordt steeds weer een groeve opgezocht 5. Wanneer is er sprake van een territorium (wanneer wordt de baltsroep in een vast gebied ten gehore gebracht, voor zover dit binnen de onderzoeksperiode van 1 jaar kan worden vastgesteld.). Van 4 Oehoes is mogelijk het definitieve territorium vastgesteld. De Limburgse uil in 2009 kwam na 17 dagen vliegen op een leeftijd van 178 dagen (17 sept) aan in zijn winterkwartier waar hij 52 dagen verbleef. Daarna trok hij nog ruim 2,5 maand verder en keerde uiteindelijk weer in exact hetzelfde gebied terug. Het ging om het Jekerdal niet ver van Tongeren in België. Hier zijn hellingen aan weerszijden van de Jeker. In het gebied is ook een potentiele broedwand aanwezig langs een autobaan. 36
Oehoewerkgroep Nederland 2011 De andere Oehoe betrof de Gelderse K2 in 2010. Deze uil kwam na 38 dagen vliegen op een leeftijd van 214 dagen (26 okt) aan in zijn winterkwartier bij Raalte. Na 47 dagen verliet ook deze uil het winterkwartier en trok nog een maand lang verder voordat hij op 12 januari zijn territorium leek te hebben ingenomen. Dit was een gebied net over de Duitse grens bij een voormalige vuilnisbelt. De Oehoe werd daar met een partner waargenomen nadat de batterij van de zender al leeg was. Oehoe Jo in 2008 kwam na 28 dagen vliegen aan in het winterkwartier (16 okt). Tijdens de reis had zij dit gebied al een aantal keren eerder bezocht. Het is niet ondenkbaar dat ook deze uil zich hier had gevestigd, maar zekerheid hebben we daarover niet omdat de batterij al op 25 november leeg was. M aar in ieder geval was er ook in dit gebied sprake van (steile, beboste) hellingen. Het betreft een 125 hoog gebied dat al van verre in het landschap zichtbaar is. (Opslag van alle dekzand, vrijgekomen bij de bruinkoolwinning). De vierde Oehoe betrof de Limburgse uil uit 2011. Dit exemplaar hield na een ruime maand vliegen een winterstop van 96 dagen bij Pellingen in de Duitse Eifel. Op 20 januari verliet hij zijn winterkwartier en zwierf nog zo’n anderhalve maand rond. Op 9 maart bleef hij in een gebied waar de uil tijdens de reis al eerder was geweest.
6 Dankwoord Een woord van dank is op zijn plaats voor de subsidieverstrekkers Vogelbescherming Nederland, Provincie Limburg, en stichting. Doen. Contactpersoon van VBN was J. Altenburg. Bij de provincie Limburg waren dat : P. Voskamp en I. Luijten. Verder is dank verschuldigd aan Sovon waarvan de contactpersonen bestonden uit: R. Foppen en K. Oosterbeek. Hans Terwort en Walter Hingmann hielpen bij de voorbereidingen op de Duitse vanglocatie. Een woord van dank is ook op zijn plaats voor Peter Waardenburg die enkele habitatkarteringen verrichtte in Twente. Paul Voskamp en Scipio van Lierop namen de habitatkartering betreffende de Limburgse uil voor hun rekening. Te bedanken zijn ook de firma Ankerpoort, Jo Langeweg en Gerard ten Dolle voor de bereidwillige medewerking en de toestemming om de gebieden te betreden en Stef van Rijn en Renee Janssen voor het vangwerk. Natuurlijk wil ik ook alle anderen bedanken die op de een of andere manier betrokken waren bij het onderzoek.
Het globale beeld dat we verkrijgen is dat deze 4 Oehoes na ongeveer een maand vliegen het winterkwartier bereikten. Na een verblijf van minimaal een maand werd dit gebied verlaten en zwierven de Oehoes nog eens minimaal een maand rond alvorens ze definitief in een gebied verbleven. In dit gebied waren hellingen of steilwanden aanwezig. Tussenstops tijdens de reis kunnen ook worden gehouden in gebieden zonder hellingen of steilwanden.
37
Oehoewerkgroep Nederland 2011
7 Literatuur
Aebischer A., Nyffeler P., Koch S ., Arlettaz R. (2005): Jugenddispersion und M ortalität Schweizer Uhus Bubo bubo. Ein aktueller Zwischenbericht. Ornithol. Anz., 2005, 197-200. Aebischer A., Nyffeler P., Arlettaz R. (2010): Wide-range dispersal in juvenile Eagle Owls (Bubo bubo) across the European Alps calls for transnational conservation programmes. Ornithol. Anz., 2010, 151:1-9. Hegemann A., Hegemann E.D., Krone O.(2007): Erfolgreiche Wiederauswilderung eines einäugigen Uhus (Bubo bubo) mit anschließender Brut. Berl. M ünch.Tieräztl.Wochenschr. 120, Heft 5/6, 183-188(2007) Jacob B. (2006): Auge in Auge mit dem Uhu. UniPress 129/2006 Penteriani V., Delgado M.M., Maggio C., Aradis A., Sergio F. (2005): Development of chicks and predispersal behaviour of young in the Eagle owl Bubo bubo. Ibis (2005), 147, 155-168. Ruiter, E. (2009): Inventarisatierapport Schoonheten-Twieg. Alcedo Natuurprojecten, Zwolle. Wassink G.J. (2008): Webcamobservaties bij oehoes in de Eifel. Het Vogeljaar, jaargang 56 (5), 2008. Wassink G.J. (2010): GPS-telemetrieonderzoek aan vijf Nederlandse oehoes (Bubo bubo) in 2008 en 2009. Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek, Winterswijk.
38
Oehoewerkgroep Nederland 2011
8.
Bijlage 1. habitatopnames
Oehoe Jo 2008 17 jul % landschapsin deling bos open cultuurlandschap halfopen cultuurl.s. bebouwing water
30 65 0 4 1
5 95 0 0 0
40 0 60 0 0
30 0 70 0 0
25 0 35 40 0
5 95 0 0 0
10 90 0 0 0
70 0 25 5 0
70 0 30 0 0
45 0 55 0 0
30 0 70 0 0
32,7 31,4 31,4 4,5 0,1 100,0
bos (%) geen bos kaalslag eik beuk berk populier wilg els g.den lariks spar
0 0 90 0 10 0 0 0 0 0 0
0 0 100 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 100 0 0 0 0 0 0
0 0 80 0 20 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 50 0 0 0 0 50 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 100
0 0 50 50 0 0 0 0 0 0 0
0 0 30 40 30 0 0 0 0 0 0
0 0 50 0 50 0 0 0 0 0 0
0 0 0 60 40 0 0 0 0 0 0
0 0 40 30 30 0 0 0 0 0 0
1
1
1
1
2
2
1
1
1
1
1
1
1
0,0 0,0 40,0 16,4 30,0 0,0 0,0 0,0 0,0 4,5 9,1 100,0 76,9 23,1 0,0 16,7 50,0 33,3 7,7 30,8 61,5
dicht half open open veel ondergroei weinig ondergr oei geen ondergroei oud middel oud jong
28 sep
30 sep
5 okt
6 okt
19 okt
24 okt
29 okt
31 okt
1 1
1 1
gemiddeld %
1 1
1
7 nov
2
1 1 1
2 nov
1
1
1
1
1
1 1
2
1
1
gron dgebruik mais(%) gras(%) hooi aardappel akker alg.(%) koolzaadl(%) graan(%) braak heide fruitboomgaard(%) bieten(%)
20 30 0 0 0 0 0 0 0 50 0
0 0 0 0 20 0 80 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0
0 20 0 0 0 0 60 0 0 0 20
0 50 0 0 0 0 50 0 0 0 0
0 50 0 0 0 0 50 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0
0 0 0 0 0 20 0 0 0 0 80
0 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0
40 40 0 0 0 0 0 0 0 20 0
bebouw ing industrie(%) woonwijk(%) boer derij(n) boer derij(aftstand)
0 100 5 230
0 0 1 38
0 0 0 657
100 0 0 1453
30 70 1 226
100 0 1 150
100 0 0 722
50 50 1 355
0 0 1 203
0 0 0 668
0 0 1 500
62,2 36,0 1,8 472,9
groeve(aanwezig=1) afstand groeve helling(aanwezig=1)
1 134 1
0 2500 0
0 1300 1
1 0 1
0 2248 1
0 2325 1
0 2646 1
0 3553 1
0 3330 1
0 3508 1
0 2721 1
18,2 2205,9 90,9
Gelderse Oehoe 2009 habitatopnames
5,5 17,3 0,0 0,0 1,8 1,8 58,2
6,4 9,1 100,0
39
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Gelde rse oehoe 200 9 la ndscha psinde ling bos(%) open c ultuurland (%) hal fopen cultuurl and(%) bebo uwing (%) water(%) bos (a a nwe zig=1) ge e n bos ka a lsla g eik beuk berk popu lier wilg els g.den lari ks spar dic ht hal f open open veel ondergroe i weinig ond ergroei geen o ndergroei oud midd el oud jon g grondge bruik mais (%) gras(%) hooi (%) aardap pel(%) akke r al g.(%) gel e mosterd (%) graan(%) braak hei de boomg aard(%) be bouwing ind ustrie(%) woonwijk(%) boerde ri j(n) boerde ri j(aftstand) groeve(aanwezig=1) afs ta nd groeve zand zuigplas hel ling(aanwezig=1)
6-okt
20 -o kt
24-okt
da tum 21-okt
11 -n ov
14-nov
20-nov
5-dec
25 0 75 0 0
30 0 69 0 1
20 0 75 0 5
3 0 72 0 25
5 0 95 0 0
50 0 50 0 0
30 0 70 0 0
12 0 87 0 1
21,9 0,0 74,1 0,0 4,0 100,0
0 0 60 0 10 0 0 0 0 0 30
0 0 0 0 10 0 0 0 90 0 0
0 0 0 0 10 0 0 0 0 90 0
0 0 80 0 0 0 0 0 0 0 20
0 0 0 0 10 0 0 0 80 0 10
0 0 10 0 10 0 0 0 80 0 0
0 0 10 0 10 0 0 0 80 0 0
0 0 75 0 5 0 0 5 0 0 0
0,0 0,0 29,4 0,0 8,1 0,0 0,0 0,6 41,3 11,3 7,5
2
1 2
2
1 1
2
1
1 1
1
1
1 1
1
1 1
gemiddeld %
50,0 50,0 0,0 80,0 20,0 0,0 10,0 80,0 10,0
2
1 1
1
1
1
1
1
45 50 3 2 0 0 0 0 0 0
85 0 10 0 0 5 0 0 0 0
15 50 30 0 0 0 5 0 0 0
15 0 20 0 0 50 15 0 0 0
0 30 0 0 0 30 40 0 0 0
5 50 0 0 0 25 20 0 0 0
50 0 0 0 0 20 30 0 0 0
25 50 0 0 0 25 0 0 0 0
30,0 28,8 7,9 0,3 0,0 19,4 13,8 0,0 0,0 0,0 100,0
4 0
1 395
1 156
0 704
6 155
2 12
0 1 119
2 412
100,0 369,1
1
1
40
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Limburgse oehoe S chophem B ass enge 2009 10-s ep landschapsindeling bos (%) 75 2 open cultuurland 0 0 half open cultuurland(%) 25 85 bebouwing(%) 0 13 water(%) 0 0 bos (%) geen bos k aals lag eik beuk berk populier wilg els g.den lariks s par dic ht half open open veel ondergroei weinig ondergroei geen ondergroei oud m iddel oud jong grondgebruik m ais(%) gras (%) hooi (%) aardappel(%) akk er alg.(%) gele mosterd (%) graan(%) ruderaal(%) heide boomgaard(%)
0 0 50 50 0 0 0 0 0 0 0
0 0 80 0 20 0 0 0 0 0 0
Glons
Fec her Winterslag Glons O 9-s ep 12-nov
Glons Z Glons W
Paive
B oirs
Aken 23-nov
gemiddeld %
3 97 0 0 0
5 0 90 5 0
10 0 86 3 1
5 0 80 15 0
10 0 65 25 0
5 95 0 0 0
15 0 84 1 0
10 0 40 50 0
9 0 80 10 1
13,5 17,5 57,7 11,1 0,2 100,0
0 0 80 0 20 0 0 0 0 0 0
0 0 50 30 20 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 90 0 0 0 10 0 0
0 0 70 0 30 0 0 0 0 0 0
0 0 45 10 45 0 0 0 0 0 0
0 0 60 20 20 0 0 0 0 0 0
0 0 30 30 40 0 0 0 0 0 0
0 0 40 30 10 20 0 0 0 0 0
0 0 20 0 0 0 0 0 0 40 40
1
1
1
1
1
1
0,0 0,0 47,7 15,5 26,8 1,8 0,0 0,0 0,9 3,6 3,6 100,0 63,6 18,2 18,2 36,4 63,6 0,0 27,3 54,5 18,2 100,0
1 1 1
1 1
1 1
1 1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
20 40 0 0 40 0 0 0 0 0 0
0 50 0 0 50 0 0 0 0 0 0
30 20 0 0 50 0 0 0 0 0 0
30 20 0 0 50 0 0 0 0 0 0
0 80 0 0 20 0 0 0 0 0 0
1
30 50 0 0 20 0 0 0 0 0 0
40 20 0 0 40 0 0 0 0 0 0
1 1
1
0 95 0 0 0 0 0 0 0 5 0
1
1
1
0 70 20 0 0 0 0 10 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 100 0 0 0
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
13,6 49,5 1,8 0,0 24,5 0,0 0,0 10,0 0,0 0,5 100,0
bebouwing indus trie(%) woonwijk (%) boerderij(n) boerderij(aftstand) groeve(aanwez ig=1) afs tand groeve helling(aanwez ig=1)
0 0 1 450
0 100 6 207
0 0 0 800
70 30 7 79
100 0 7 79
20 80 6 165
0 100 1 175
0 0 0 600
0 100 1 355
0 100 0
0 0 1 230
0 0 1
1 10 1
0 0 0
0 0 1
0 0 1
0 0 1
1 425 0
0 0 1
0 0 1
0 0 0
0 0 0
26,0 69,9 4,1 314,0
41
Oehoewerkgroep Nederland 2011
habitatopn 1 Gelderse oehoe 2010 landschapsindeling bos(%) cultuurland open(%) cultuurland half o.(%) bebouwing(%) water(%) bos geen bos kaalslag eik beuk berk populier wilg els g.den lariks spar dicht half open open veel ondergroei weinig ondergroei geen ondergroei oud middel oud jong
2
3
4 datum 3-okt 6-okt
5
6
7
8
9
10
11
12
15-okt
26-okt
30-okt
4-nov
24-nov
6-dec
14-dec
30-jan
14-okt
1 98 0 0 1
0 100 0 0 0
10 89 0 0 1
1 29 0 0 70
3 0 52 0 45
1 0 99 0 0
40 0 60 0 0
15 0 85 0 0
4 0 96 0 0
4 0 95 0 1
5 0 70 25 0
10 0 90 0 0
8 26 54 2 10 100
0 0 0 0 0 100 0 0 0 0 0
100 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 100 0 0 0 0 0
100 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 100 0 0 0 0
0 0 95 0 0 0 0 0 5 0 0
0 0 15 0 10 0 0 0 75 0 0
0 0 5 0 90 0 0 0 5 0 0
0 0 5 0 0 0 80 15 0 0 0
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 2 0 5 0 0 90 0 0 3
0 0 5 0 5 0 0 0 80 0 10
17 8 11 0 9 17 15 9 14 0 1 100
1
1
1 1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1
1
1
1
1
1
1 1
grondgebruik mais(%) gras(%) hooi (%) aardappel(%) akker alg.(%) gele mosterd (%) graan(%) braak heide boomgaard(%)
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0
20 20 50 0 5 0 0 5 0 0
15 85 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 100 0 0 0 0 0 0 0
0 20 80 0 0 0 0 0 0 0
40 60 0 0 0 0 0 0 0 0
20 80 0 0 0 0 0 0 0 0
20 80 0 0 0 0 0 0 0 0
20 70 10 0 0 0 0 0 0 0
5 65 5 0 0 0 0 20 0 0
8 2 0 0 2 0 8 80 0 0
55 20 0 0 0 0 20 5 0 0
bebouwing industrie(%) woonwijk(%) boerderij(n) boerderij(aftstand)
0 0 4 0
0 0 1 330
0 0 2 0
0 0 2 215
0 0 3 205
0 0 8 0
0 0 3 385
0 0 5 107
0 0 4 170
0 0 2 80
100 0 0
100 0 2 322
1
1 1
1
groeve(aanwezig=1) afstand groeve zandzuigplas helling(aanwezig=1)
gemiddeld %
7-okt
17 50 20 0 1 0 2 9 0 0 100
42
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Gelderse oehoe habitat 1 habitat 2 habitat 3 habitat 4 habitat 5 habitat 6 habitat 7 habitat 8 habitat 9 habitat 10 gemiddeld 2011 8,11,14 okt 10,13,15,17 okt 11,13,14 sep12,15,19,22 sept 20,21,23 sep2,3,16 nov. 28 okt 10 nov 5,8,18 nov. 9,11 nov. 13, 15 nov. % landschapsindeling stroot Twekkelo notar isbos Fruchteling Zwillbrock vliegbasis Lonneker Oldenz Veen Losser W. Ochtrup bos(%) 60 50 25 20 25 30 50 70 40 10 38 c ultuurland open(%) 0 0 0 0 0 50 0 0 0 0 5 c ultuurland half open( %) 39 50 74 80 65 20 50 30 60 90 56 bebouwing(%) 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 water (%) 0 0 1 0 10 0 0 0 0 0 1 100 bos geen bos 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 kaalslag 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 eik 10 5 70 80 40 80 10 0 5 5 31 beuk 2 0 10 15 0 0 30 0 0 0 6 berk 0 0 0 0 30 15 0 0 5 15 7 populier 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 wilg 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 els 0 0 0 0 30 0 0 0 0 0 3 g.den 3 0 10 0 0 0 60 15 0 60 15 lariks 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 0 spar 85 95 10 5 0 3 0 85 90 20 39 100 dicht half open 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 open veel ondergroei 1 1 1 1 1 weinig ondergroei 1 1 1 1 1 geen onder groei oud (>80 jr ) 1 1 middel oud (50-80 jr ) 1 1 1 1 1 1 1 1 jong (< 50 jr) grondgebruik mais(%) gras(%) hooi (%) aardappel(%) akker alg.(%) gele mosterd (%) graan(%) braak/riet heide boomgaard(%) Koolzaad
40 60 0 0 0 0 0 0 0 0 0
5 90 0 0 0 0 0 0 5 0 0
5 55 30 0 0 0 0 0 10 0 0
15 5 0 0 0 0 0 0 0 0 80
0 0 45 0 0 0 0 5 45 0 0
20 80 0 0 0 0 0 0 0 0 0
18 80 0 0 0 0 2 0 0 0 0
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
20 80 0 0 0 0 0 0 0 0 0
50 20 0 0 0 0 0 0 0 0 30
bebouwing industrie(%) woonwijk(%) boerderij(n) boerderij(aftstand)
100 0 5 275
0 0 3 200
0 0 4 225
0 0 5 170
0 0 0
0 0 1 436
0 0 12 155
0 0 5 270
0 0 4 260
0 0 4 280
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
groeve(aanwezig=1) afstand groeve zandzuigplas helling(aanwezig=1)
17 57 8 0 0 0 0 1 6 0 11 100
43
Oehoewerkgroep Nederland 2011
Limbur gse oehoe 2 011
opnam e 1 opname 3 opname 4 opname 5 opname 6 opnam e 7 opna me 8 opna me 9 opname 10 opname 11 opna me 12 opnam e 13 gemidde ld Krummenau Wahle nau HirschfeldO ber se hr O ckfe n Obersehr Pellingen Kopp Schwir zheim Flesten Leudersdorf Kerpen %
landschapsinde ling
bos(%) cultuurland open(%) cultuurland half open(%) be bouwi ng(%)
water (%) bos ge en bos kaa lslag
eik beuk berk populier wilg els g.de n lariks spa r dicht half open open vee l onder groe i weinig ondergroei gee n onder groei oud middel oud jong
40 60 0 0 0
0 0 80 0 0 0 0 0 0 0 20 1 voor a anwezig'
60 40 0 0 0
65 34 0 1 0
40 0 60 0 0
92 0 8 0 0
20 80 0 0 0
40 60 0 0 0
45 55 0 0 0
65 30 5 0 0
80 0 20 0 0
80 0 20 0 0
60 27 10 3 0
57 32 10 0 0 10 0
0 0 60 0 0 0 0 0 0 0 40
0 0 10 20 0 0 0 0 0 0 70
0 2 39 39 0 0 0 0 0 0 20
0 0 30 0 0 0 0 0 0 0 70
0 0 100 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 85 0 0 0 0 0 0 0 15
0 0 15 0 0 0 0 0 0 0 85
0 0 0 10 0 0 0 0 0 0 90
5 0 20 20 0 0 0 0 0 0 55
0 0 20 30 0 0 0 0 0 0 50
0 20 40 0 0 0 0 0 0 0 40
0 2 42 10 0 0 0 0 0 0 46 10 0
1
1
1
1
1
65 % 30 % 5%
1
1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1
1
1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1
0 10 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
20 10 50 20 0 0 0 0 0 0 0
1
1
1
1
1 1 1
1 1
1
1
1 1
1
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 50 50 0 0 0 0 0 0 0 0
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 10 80 0 0 0 10 0 0 0 0
1
1
1 1
0 0 50 0 50 0 0 0 0 0 0
0 80 5 0 15 0 0 0 0 0 0
40 50 10 0 0 0 0 0 0 0 0
grondgebruik
ma is(%) gra s(%) hooi (%) aa rdappel( %) akke r a lg.(%) gele moster d (%) gra an( %) braa k heide boomgaar d(%) Bieten
0 100 0 0 0 0 0 0 0 0 0
30 50 10 0 0 0 10 0 0 0 0
8 63 21 2 5 0 2 0 0 0 0
10 0 bebouwing
industrie(%) woonwijk(%) boer de rij(n) boer de rij(aftstand)
0 0 4 0
0 0 0 0
0 0 1 400
0 0 0 580
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
groeve(a anwezig= 1) afstand groeve zandzuigplas helling(aanwezig=1)
0 0 0 1
0 0 0 1
1 160 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
0 0 0 1
44