Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen 1
2
3
4
5
6
Oefententamen Leren Dokteren 5 – B3 Voor patiënten met COPD ontbreekt een gevalideerd prognostisch instrument waarmee de voorspelling van het overlijden binnen zes maanden mogelijk is. Toch zijn er kenmerken die de inschatting van een korte levensverwachting mogelijk maken. Bij welke patiënt met COPD is de geschatte levensverwachting korter? a. Een patiënt met slechte bloedgassen tijdens een exacerbatie b. Een patiënt met een BMI van 21 Een patiënt met COPD blijft benauwd, ondanks adequate doseringen van de luchtwegverwijders en corticosteroïden. De patiënt is niet terminaal. Stelling: het meest aangewezen beleid is om nu te starten met orale morfine medicatie. a. Juist b. Onjuist Mevrouw Verbeek is terminaal. Tegen de pijn krijgt zij zesmaal daags 20 mg morfine subcutaan. Meestal slaapt zij, soms heeft zij haar ogen open. Communicatie is echter niet mogelijk. Ze ligt er ontspannen bij, er zijn geen tekenen van lijden. Het stervensproces duurt echter veel langer dan verwacht. Haar echtgenoot, die veel bij haar aanwezig is, raakt uitgeput. Hij vindt het vreselijk dat het zo lang duurt en zijn vrouw niet helemaal in coma is en dit dus ook meemaakt. Uiteraard probeert de huisarts de echtgenoot steun te bieden. Wat kan de huisarts daarnaast het beste doen? a. De dosering morfine ophogen om het overlijden te bespoedigen b. Uitleggen dat hij nu niets doet omdat er geen tekenen van lijden te zien zijn c. Starten met dormicum, om haar bewustzijn te verlagen U ziet een 81‐jarige dame met hartfalen die tevens lijdt aan diabetes mellitus. Zij is de afgelopen zes maanden 8% van haar lichaamsgewicht verloren. Zij heeft een bloeddruk van 100/60 en een pols van 110 per minuut in rust. Bij echografie is er een ejectiefractie van 20%. Haar BNP 1500 pg/ml. Haar prognose is: a. Redelijk b. Slecht c. Zeer slecht Iedere ziekte verloopt via een eigen traject. Welke ziekte past bij een traject met een geleidelijke progressieve achteruitgang, met tussentijds ernstige episodes van acuut ziek zijn? a. Kanker b. Hartfalen c. Dementie Een patiënt met COPD heeft last van een droge hoest. De klachten reageren niet op opioïden. Wat is nu de volgende stap in de behandeling?
1
Wk 4
4
4
4
4
4
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
7
8
9
10
11
12
13
a. Vernevelen met acetylcysteïne b. Vernevelen met lidocaïne c. Vernevelen met fysiologisch zout Een patiënt van 80 jaar ligt op de SEH van het ziekenhuis in verband met pijn rechtsboven in de buik. Er is drukpijn rechtsboven in de buik. De SEH‐arts denkt aan een cholecystitis. De infectieparameters zijn normaal en er geen sprake is van koorts. Stelling: met deze bevindingen is de diagnose cholecystitis uitgesloten bij deze patiënt. a. Juist b. Onjuist Een patiënt met een ADH (anti diuretisch hormoon) producerende tumor is verward, moet braken en heeft heftige maagklachten. Deze patiënt heeft een teveel aan water. Wat is er aan de hand met het natrium? a. Het natrium is normaal b. Er is sprake van een hyponatriëmie c. Er is sprake van een hypernatriëmie Dwangbehandeling in het kader van de Wet BOPZ betekent dat (een deel van) het zorgplan tegen de wil van de cliënt en/of vertegenwoordiger mag worden uitgevoerd. Stelling: dit mag alleen als er voldaan is aan het gevaarscriterium. a. Juist b. Onjuist Een oudere man overlijdt door verstikking in een stuk fruit. Hij is bekend met slikklachten die hij heeft overgehouden aan een CVA een jaar eerder. Stelling: In bovenstaande casus is sprake van een natuurlijke dood. a. Juist b. Onjuist Wat is de snelheid van veroudering van transgene muizen met een afwijkend P53 gen, dat codeert voor een hyperactief (sterk werkend) p53 eiwit, in vergelijking met identieke muizen met het normale P53 gen? a. De transgene muizen verouderen sneller b. Er is geen effect op de snelheid van veroudering c. De transgene muizen verouderen langzamer Wat is het gevolg van geforceerde expressie van telomerase in gekweekte menselijke fibroblasten? a. Maligne transformatie b. Onbeperkt aanhoudend vermogen tot celdeling c. Inductie van een onmiddellijke proliferatiestop d. Vervroegd bereiken van de hayflicklimiet Wat is een belangrijk kenmerk van normale veroudering? a. Afname van het hartminuut volume (cardiac output) in rust b. Afname van de verschillen tussen de individuen c. Afname van de functionele reserve in vele organen d. Afname van het residuale longvolume
2
2
2
3
4
1
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen 14 De nachtelijke urineproductie neemt toe met de leeftijd. Waar wordt deze toename met name door veroorzaakt? a. Een toename in de gemiddelde bloeddruk b. Een afname van de nachtelijke aldosterone concentratie in het bloed c. Een afname van de nachtelijke renine concentratie in het bloed d. Een afname van het aantal goed functionerende nefronen 15 Door veroudering en/of ziekten kan de farmacokinetiek veranderd zijn. Dit heeft betrekking op: a. De absorptie, verdeling en eliminatie van medicijnen b. De reactie die een werkzame stof heeft na interactie met receptoren, alsmede de intensiteit en duur ervan 16 Welke groep van geneesmiddelen heeft anticholinerge effecten? a. Tricyclische antidepressiva b. NSAID’s c. ACE‐remmers d. Diuretica 17 De aanwezigheid van welk kenmerk is bij uitstek van belang om onderscheid te maken tussen een delier en dementie? a. stoornissen in de praxis b. denkstoornissen c. bewustzijnsstoornissen d. oriëntatiestoornissen 18 Palliatieve zorg is hetzelfde als terminale zorg a. Juist b. Onjuist 19 Op de afdeling chirurgie wordt elke oudere patiënt rondom de operatie gezien door en klinisch geriater. Hij kijkt naar de risico’s op een delier en andere postoperatieve complicaties bij de oudere patiënt met comorbiditeit. Als het nodig is zal hij bijvoorbeeld een delier zelf behandelen. De chirurg verricht de operatie en doet de postoperatieve controles. Deze vorm van samenwerken is een voorbeeld van: a. Verwijzen b. Consultatie c. Consultatieve verwijzing d. Gezamenlijke behandeling 20 De Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) schrijft voor dat bij verslaglegging van een consult door een arts anamnese, lichamelijk onderzoek, probleemstelling, differentiaal diagnose en beleid wordt beschreven.
3
1
2
2
3
4
1
1
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
21
22
23
24
25
26
Stelling: Daarnaast is het nodig om op te schrijven wat er tegen de patiënt gezegd is en wat deze hiervan heeft begrepen. a. Juist b. Onjuist Multimorbiditeit vergroot het risico op complicaties van medische behandelingen. a. Juist b. Onjuist Bij dhr. Jansen, 82 jaar, is een half jaar geleden dementie van het type Alzheimer vastgesteld. Hij is geregeld zijn sleutels kwijt of kan de suiker voor de koffie niet vinden. Hij wordt dan boos op zijn vrouw en beschuldigt haar er van deze dingen te verstoppen voor hem. Wat is uw advies aan mevrouw Jansen hoe hiermee het beste om te gaan? a. Dhr. Jansen hier elke keer op aanspreken, want hij doet dit met opzet b. Niet de discussie aan gaan met dhr. Jansen en zijn beschuldigingen negeren c. Al deze taken overnemen van dhr. Jansen en hem verbieden deze nog te doen De casemanager speelt een rol in de zorgdiagnostiek rondom een dementerende en zijn/haar mantelzorgers. Stelling: Zorgdiagnostiek wordt alleen gedaan op het moment dat de diagnose dementie wordt gesteld. a. Juist b. Onjuist Mevrouw Klop, 83 jaar, woont al enkele jaren op een psychogeriatrische verpleegafdeling in verband met een vorderende dementie van het type Alzheimer. Op dit moment is zij volledig afhankelijk van de zorg bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen gebeurt het regelmatig dat zij schokkend de armen of de benen beweegt. Zij heeft hier geen invloed op. De bewegingen zijn onregelmatig en er is geen sprake van bewustzijnsverlies. Waar is hier sprake van? a. Rigiditeit b. Myoclonieën c. Epilepsie Een 76 jarige vrouw heeft als gevolg van een CVA een Broca afasie. Waar zit de laesie die deze afasie heeft veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk? a. In een ondertak van de a. cerebri media b. In een boventak van de a. cerebri media c. In een ondertak van de a. cerebri anterior d. In een boventak van de a. cerebri anterior Bij het voorschrijven van opiaten dient op de eerste plaats preventief maatregelen
4
1
3
3
3
2
4
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
27
28
29
30
genomen te worden tegen: a. Delier b. Obstipatie c. Euforie d. Jeuk Hoe wordt het belangrijkste onderscheid gemaakt tussen een dementie‐syndroom en mild cognitive impairment (MCI)? a. De aan‐ of afwezigheid van IADL interferentie b. Het aangedaan zijn van het geheugen dan wel een ander cognitief domein c. Het wel of niet kunnen objectiveren van een geheugenstoornis d. Het wel of niet hebben van hippocompusatrofie op de MRI‐scan Stelling: Voor de diagnose vasculaire dementie is de aanwezigheid van significante cerebrovasculaire afwijkingen op CT of MRI noodzakelijk. a. Juist b. Onjuist Welk gedrag past bij frontotemporale dementie? a. Ontremd gedrag b. Apathisch gedrag c. Dwangmatig gedrag d. Alle 3 genoemde mogelijkheden
Deze transversale FLAIR opname van een 59‐jarige patiënt laat bipariëtale atrofie zien. Dit atrofie‐patroon wordt vooral gezien bij: a. De ziekte van Alzheimer met preseniel begin b. De ziekte van Alzheimer met begin op oudere leeftijd (>65 jaar) c. Dementie met Lewy lichaampjes
5
3
3
3
3
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen d. Alle genoemde aandoeningen 31
32
33
34
35
36
37
Wat is het belangrijkste verschil tussen de vroege (preseniele) en de seniele variant van de ziekte van Alzheimer? a. Bij de seniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid dan bij de preseniele variant. b. Bij de preseniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid dan bij de seniele variant. c. Het beloop van de preseniele variant van de ziekte van Alzheimer is minder snel progressief dan bij de seniele variant. d. Bij de seniele variant van de ziekte van Alzheimer is er vaker sprake van vasculaire betrokkenheid en staan geheugenstoornissen meer op de voorgrond dan bij de preseniele variant. Stelling: De aanwezigheid van hippocampus atrofie op de MRI‐hersenen heeft een hoge voorspellende waarde voor de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer bij personen met milde geheugenstoornissen. a. Juist b. Onjuist Welke oogaandoening komt vaker voor bij de oudere patiënt met diabetes dan bij de oudere patiënt zonder diabetes? a. Conjunctivitis b. Cataract c. Maculadegeneratie Stelling: Eén van belangrijkste redenen om hypertensie te behandelen bij een oudere patiënt is het voorkomen van een CVA. a. Juist b. Onjuist Stelling: Elektroconvulsieve therapie (ECT) is een goed alternatief voor medicatie bij de behandeling van een ernstig depressie bij een oudere patiënt met ernstige nier‐ of leverfunctiestoornissen . a. juist b. onjuist Een 80‐jarige man die recent 3 maal is gevallen, vertelt dat zijn benen het bij het lopen begeven, meteen na opstaan uit een stoel. Daarbij is hij licht in het hoofd zonder bewustzijnsverlies of paresen. Als medicatie voor hypertensie gebruikt hij nifedipine. Welke factor draagt het meest bij aan zijn valrisico? a. Globale achteruitgang van functionele status b. Orthostatische hypotensie c. Sarcopenie d. Zijn leeftijd Je wordt als arts –assistent interne –ouderengeneeskunde in de dienst, om 2.30 uur,
6
3
3
2
2
3
2
3
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
38
39
40
41
42
opgebeld over een delirante patiënt op de afdeling heelkunde. Het is een 78‐jarige man met een heupfractuur. Een goede anamnese is niet mogelijk. Bij lichamelijk onderzoek is het een verwaarloosde man, gedesoriënteerd in trias en psychomotorisch onrustig. De bedoeling is hem de volgende ochtend te opereren. Welke van onderstaand activiteiten moeten nu worden ondernomen worden en in welke volgorde? a. Eerst doornemen van de medicijnlijst, dan starten van Haldol post‐operatief b. Eerst Haldol starten en dan doornemen van de medicijnlijst en een bladderscan c. Eerst Haldol starten, aanvullend onderzoek post‐operatief verrichten d. Eerst een ECG maken, dan starten van Haldol De behandeling van decubitus stadium I en II bestaat onder andere uit: a. Chirurgische debridement b. Alginaten c. Polymeer film (wond folie) Mw. Jacobs, 73 jaar, heeft vorige week haar rechter heup gebroken. Zij is direct geopereerd, wat zonder complicaties is verlopen. Vandaag wordt zij opgenomen op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis om te revalideren. Zij woont alleen en liep thuis met een rollator. Tot haar pensioen heeft zij gewerkt als bibliothecaresse. Haar medische voorgeschiedenis vermeldt hypertensie en osteoporose. Vraag: van welke factor uit bovenstaand verhaal is bekend dat deze een negatieve invloed heeft op de prognose met betrekking tot het herstel na een heupfractuur? a. Haar leeftijd b. Gebruik van rollator voor de heupfractuur c. Ze is alleenstaand d. Osteoporose Dhr. Jansen, 86 jaar, heeft 3 maanden geleden een CVA gehad, waarna hij niet meer zelfstandig kan lopen. Tijdens het verblijf op de revalidatieafdeling is er intensief met hem getraind, maar het blijkt niet meer haalbaar voor hem om langere afstanden zelfstandig te lopen. Er wordt een rolstoel aangevraagd waarin hij zich kan verplaatsen, zowel binnenshuis als erbuiten. Dhr. Jansen zal moeten leren hoe zich met een rolstoel buiten, in het verkeer te verplaatsen. Welke hulpverlener schakelt u hiervoor in? a. De ergotherapeut b. De fysiotherapeut c. De activiteitenbegeleider Stelling: Patiënten met een chronische lichamelijke ziekte hebben even vaak psychische stoornissen als mensen zonder chronische ziekte. a. Juist b. Onjuist Stelling: Wanneer een oudere patiënt meer dan 10% van zijn lichaamsgewicht verliest in
7
2
2
2
1
1
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
43
44
45
46
47
48
49
6 maanden tijd is dat een reden voor verder onderzoek. a. Juist b. Onjuist Hypertensie geeft een risico op cardiovasculaire en cerebrovasculaire schade. Stelling: Bij oudere patiënten met hypertensie is dit risico groter. a. Juist b. Onjuist Mevrouw Huisman, 78 jaar, heeft haar enkel gebroken, waarvoor zij 6 weken in het gips moet. Vanwege rheuma aan haar handen kan zij niet goed met krukken lopen. Zij wil graag tijdelijk een rolstoel gebruiken om zich voort te bewegen. Via welke voorziening kan zij dit regelen? a. Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) via de gemeente b. Zorgverzekeraar c. Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) De prevalentie van onderstaande chronische ziekten is hoog op oudere leeftijd. Welke categorie van chronische ziekte(n) geeft de meeste lichamelijke beperkingen? a. Beroerte b. Osteoporose c. Maculadegeneratie Bij patiënten met syncope moet aanvullende diagnostiek plaatsvinden om de oorzaak op te sporen. Welk aanvullend onderzoek moet in ieder geval bij alle patiënten met syncope gedaan worden? a. MRI hersenen b. ECG c. Duplex carotiden Voor chronische pijn worden vaak NSAID’s gebruikt. Wat is een nadeel van chronisch gebruik van NSAID’s? a. Het risico op gastrointestinale bijwerkingen b. Het risico op leverfalen door een niet‐intentionele overdosis c. Het risico op obstipatie als bijwerking Mw. Heemsbergen, 60 jaar, komt bij de huisarts vanwege terugkerende pijnklachten van de rechter knie en linker pols. Aan de hand van de anamnese vermoedt de huisarts dat er sprake is van reumatoïde artritis. Welk onderzoek is het belangrijkst bij het stellen van deze diagnose? a. Lichamelijk onderzoek b. Bepaling reuma factor in het bloed c. MRI van het gewricht Mevrouw Spies, 67 jaar en met een ernstige vorm van COPD heeft de arts gevraagd voor
8
2
1
1
1
4
2
4
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen
50
51
52
53
54
55
een gesprek. Zij is bang om te stikken. De arts legt haar uit dat dit bijna nooit voorkomt. Wat vertelt hij haar om uit te leggen dat mensen in het laatste stadium van COPD die ervaring van stikken niet zullen hebben? a. Door het tekort aan zuurstof treedt een bewustzijnsdaling op b. Door stapeling van koolstof treedt een bewustzijnsdaling op c. Met uitzuigen kan stikken worden voorkomen d. Met corticosteroïden kan stikken worden voorkomen Wat is een Cheyne‐Stokes‐ademhaling? a. Een hortende ademhaling met steeds langer wordende pauzes tussen de ademteugen b. een snelle, oppervlakkige ademhaling waarbij de patiënt uitgeput raakt c. een regelmatige, diepe ademhaling die steeds meer afneemt in frequentie Stelling: Het hebben van lage estradiol spiegels op oudere leeftijd is een voorspeller van een lage botmassa op latere leeftijd. Deze stelling is: a. Juist b. Onjuist Stelling: presbyacusis is de meest voorkomende vorm van gehoorverlies bij ouderen a. Juist b. Onjuist Wanneer een oudere patiënt gedurende een week bedlegerig is, wat neemt dan direct in snel tempo af? a. Het vetpercentage b. De spiermassa c. De botdichtheid d. De BodyMassIndex U wordt als huisarts geroepen bij mevrouw Jacobs, 68 jaar. Zij is thuis gevallen, de toedracht van de val is onduidelijk. Ze klaagt over pijn in de linker lies en kan niet meer lopen van de pijn. Bij onderzoek ziet u geen standafwijkingen van de benen. Wat doet u nu? a. u schrijft pijnstilling voor en geeft het advies even rustig aan te doen b. u stuurt mevrouw in naar de spoedeisende hulp voor een foto van de heup c. u regelt een opname in het verpleeghuis waar mevrouw kan revalideren Een arts besluit bij een ernstig demente patiënt met een pneumonie, in overleg met haar echtgenoot, geen curatieve behandeling met antibiotica in te zetten, maar slechts haar symptomen te bestrijden. Stelling: Het niet inzetten van een in potentie curatieve behandeling, is een vorm van normaal medisch handelen a. juist b. onjuist
9
4
2
1
1
2
4
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen 56
57
58
59
60
61
Meneer ter Laak lijdt aan een bronchuscarcinoom. Hij heeft nog een levensverwachting van enkele maanden. Echter, plotseling krijgt hij een massale bloeding en is daarin aan het stikken. De arts wil onmiddellijk midazolam spuiten om zijn bewustzijn te verlagen om dit lijden niet mee te maken. De patiënt is niet meer in staat om te antwoorden en zijn familie is voor overleg niet bereikbaar. Mag de arts, in deze acute situatie, overgaan tot sedatie met midazolam? a. Ja, in een dergelijke acute situatie mag bij uitzondering zonder toestemming van de patiënt of diens familie tot sedatie worden overgegaan b. Nee, zonder toestemming van patiënt of diens familie mag niet overgegaan worden tot sedatie Hoe hoog is de sterfte na een jaar bij oudere patiënten die geopereerd zijn voor een heupfractuur? a. 5% b. 25% c. 50% Een patiënt revalideert voorspoedig na een proximale femurfractuur rechts waarvoor hij een dynamische heupschroef heeft gekregen. Na zes weken krijgt hij echter pijn bij lopen in zijn rechter heup. Wat is nu de beste stap? a. Adviseren twee weken rust te nemen b. Röntgenfoto van de rechterheup laten maken c. Pijnstilling geven en doorgaan met mobiliseren Een 72‐jarige man lijdt aan afasie ten gevolge van een diffuse hersenstoornis als gevolg van een hersentrauma. Welke vorm van afasie is bij deze man het meest waarschijnlijk? a. globale afasie b. amnestische afasie. Een huisarts gaat op bezoek bij 83‐jarige man, die in het verzorgingshuis woont. Vorige week is zijn kleindochter getrouwd en hij was hiervoor uitgenodigd. Gedurende de dag leek hij nauwelijks te reageren: hij sprak weinig en staarde voor zich uit. Vorige maand vertelde hij er nog honderduit over en leek er erg naar uit te kijken. Twee weken geleden heeft de huisarts deze man nog gezien vanwege een ernstige urineweginfectie, met daarbij een delier. Hij schreef toen antibiotica en haldol voor. De huidige medicatie bestaat uit: haldol 2 dd 0,5 mg, hydrochloorthiazide 1 dd 12,5 mg, en paracetamol zo nodig. De huisarts denkt nu aan de diagnose “ apathie syndroom”. Is deze diagnose juist? a. Ja b. Nee Op welke van de onderstaande locaties en/of voorzieningen is de Wet BOPZ van toepassing?
10
4
2
2
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen a. Een buurthuis waar mensen met dementie dagbesteding krijgen b. Psychogeriatrische afdeling van een verzorgingshuis c. Medisch psychiatrische unit (MPU) van een ziekenhuis d. Thuissituatie waar de patiënt zorg krijgt van de thuiszorg 62 Welk symptoom komt naast pijn het meeste voor bij patiënten met kanker in de palliatieve fase , met name tijdens de laatste 2 weken voor het overlijden? a. b. c. d. 63
64
65
66
Vermoeidheid Droge mond Angst Diarree
Een 90‐jarige patiënte heeft een gevorderd stadium van dementie en verblijft in het verpleeghuis. Als gevolg van slikklachten heeft mevrouw een pneumonie ontwikkeld. Zij heeft een wisselend bewustzijn en met moeite krijgt ze nog enkele slokjes vocht binnen. De prognose is enkele dagen. Er is in toenemende mate sprake van een hoorbare, reutelende ademhaling. Welke niet‐medicamenteuze behandeling kan het beste worden gestart om het reutelen te verminderen? a. Uitzuigen van slijm achter in de keelholte. b. Aanpassen van wijze van vochtinname. c. Ondersteuning met zuurstoftherapie. d. Aanpassen van lichaamshouding. Wanneer wordt er van een “ernstige depressie” gesproken? a. Als de symptomen langer dan 2 jaar bestaan b. Als de symptomen plotseling in 2 weken zijn ontstaan c. Als de symptomen tot een substantieel verminderd functioneren leiden d. Als sprake is van suïcidaliteit Door het anticholinerge effect van TCAs en SSRIs, kan verwardheid bij een patiënt met cognitieve stoornissen: a. Toenemen b. Afnemen c. Verdwijnen Het aantal in een ziekenhuis opgenomen personen per jaar kan verdeeld worden per leeftijdsgroep. Hoe ziet deze leeftijdsverdeling er ongeveer uit in de Nederlandse situatie anno 2014? a. Het percentage patiënten ouder dan 65 jaar ligt rond de 20 % b. Het percentage patiënten ouder dan 65 jaar ligt rond de 50 % c. Het percentage patiënten ouder dan 65 jaar ligt rond de 80 %
11
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen 67
68
69
70
Dhr. Pieterse komt op uw spreekuur met klachten over moeizaam lopen waardoor hij bijna niet meer naar buiten durft te gaan. Hij maakt zich hier erg zorgen over aangezien hij zich steeds eenzamer begint te voelen. Met welke test kunt u de meest obectieve indruk krijgen van de fysieke mobiliteit, kracht en balans van de patiënt? a. De koorddansersgang b. (Timed) get up and go test Om als kwetsbaar beschouwd te worden moeten ouderen volgens de definitie van Deeg et al. aan minimaal drie criteria voldoen. Welke onderstaande patiënt kan als kwetsbaar beschouwd worden? a. Mw. H., 80 jaar, slechtziend, hoge bloeddruk, bedlegerig b. Dhr. X., 85 jaar, erg mager, slechthorend, cognitief beperkt c. Mw. Z., 92 jaar, incontinent, verminderde longfunctie, decubitus De heer Jacobs, 76 jaar, woont alleen. Zijn dochter komt dagelijks bij hem langs voor een kopje koffie en om hem te helpen met zijn medicijnen. Dhr. Jacobs wordt regelmatig ’s nachts wakker en denkt dat hij dan naar school moet. Hij haalt de kasten in huis overhoop op zoek naar zijn schoolspullen. De volgende dag ziet zijn dochter de rommel in huis liggen en ruimte deze weer op, bang dat haar vader zal vallen over de spullen op de grond. Na een paar weken heeft ze er genoeg van. Ze koopt valeriaandruppels bij de drogist en doet deze elke avond door de thee van haar vader. Sindsdien slaapt hij regelmatig door tot 10.00 uur de volgende ochtend. Is hier nu sprake van ouderenmishandeling? a. ja b. nee Meneer Orly moet revalideren na een CVA. De specialist ouderengeneeskunde die hem in het ziekenhuis komt bezoeken schat in dat het verpleeghuis de beste plek is voor revalidatie en dat het langer dan zes maanden zal duren.
Hoe gaat deze revalidatie vergoed worden? a. via de zorgverzekeringswet b. via de WMO c. via de AWBZ 71 Er wordt veel gesproken over de vergrijzing van Nederland. Wat wordt eigenlijk bedoeld met ‘de vergrijzing’? a. de forse toename van het aantal 100‐plussers b. dat er relatief gezien meer ouderen dan kinderen zijn c. de forse toename van de levensverwachting d. dat er relatief meer 65‐jarigen zijn
12
Oefententamen Leren Dokteren 5 – 2014 – deel 1: meerkeuzevragen 72 Wat is de Zorgverzekeringswet? a. een wet waarin staat dat elke Nederlander een private verzekering moet afsluiten b. een verzekering voor onverzekerbare zorg waar iedere Nederlander recht op heeft c. een wet met het karakter van een voorzieningenwet met zorgplicht d. een wet die verantwoordelijkheid van gemeente regelt op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 73 Meneer D., 74 jaar, ondergaat een bypassoperatie. Na de operatie is Meneer D. wisselend helder van bewustzijn en onrustig.
Welke mate van wilsbekwaamheid past het beste bij deze patiënt? a. gedeeltelijk wilsbekwaam b. wilsbekwaam c. wilsonbekwaam d. tijdelijk wilsonbekwaam 74 Je ziet Meneer C.(84 jaar) op de poli ouderengeneeskunde. Hij is doorgestuurd door zijn huisarts vanwege buikklachten en een ontregelde diabetes mellitus. Uit geriatrisch onderzoek blijkt er sprake van dementie. Welk model voor ziekte‐uitingen is hier het beste van toepassing? a. Synergistisch morbiditeitsmodel b. Causale‐ketenmodel c. Ontmaskerend‐voorvalmodel d. Attributiemodel
13