versie januari 2012
Omzetbelasting oefententamen 2 Deel 1 Meerkeuzevragen Vraag 1
(5 punten)
Gerrit Tussengas laat bij een garage de uitlaat van zijn auto vervangen. Na een uur is het karwei geklaard. Gerrit rekent af en vertrekt. De a. b. c. d.
garagist verricht volgens de Wet OB een: een levering ex art 3-1-a OB; een levering ex art. 3-1-c OB; een levering ex art. 3-1-f OB; een dienst ex art. 4-1 OB.
Vraag 2
(5 punten)
Patrick en Anna wonen in Eindhoven. Zij willen in België gaan wonen. Zij gaan op zoek naar een geschikte woning. De woning van hun dromen vinden zij niet maar wel een bouwkavel op een prachtige locatie nabij Genk (B). Zij kopen de kavel en geven een bevriende Nederlandse architect opdracht een woning te ontwerpen. Als het ontwerp bevalt, zal de woning op de kavel worden gebouwd. De a. b. c. d.
architect verricht een dienst. Waar is deze dienst belast? Daar waar de eigenaren van de onroerende zaak wonen, dus in Nederland. Daar waar de bouwkavel is gelegen, dus in België. Daar waar de architect woont of is gevestigd, dus in Nederland. Er is helemaal geen belastingplicht.
Vraag 3
(5 punten)
Youssef verkoopt levensmiddelen en is eigenaar van een woonwinkelpand. Het winkelgedeelte staat op de fiscale balans (IB), het woongedeelte niet. Youssef besluit het pand te verbouwen. In hoeverre mag hij de OB op de bouwmaterialen etc. op grond van art. 15 OB jo artt. 11-13a Uitv. besch. OB als voorbelasting in aftrek brengen? a. Alleen de OB die betrekking heeft op de verbouw van het winkelgedeelte. b. Alleen de OB die betrekking heeft op de verbouw van het woongedeelte. c. Hij mag alle OB in aftrek brengen want hij is ondernemer. d. Hij mag in het geheel geen OB in aftrek brengen omdat alleen het winkelgedeelte en niet het gehele pand op de balans staat.
Wim Laman
15 januari 2012
1 van 7
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
Vraag 4
(5 punten)
Amit gaat op vrijdag naar de fietsenmaker om zijn fiets op te halen. Thuisgekomen ontdekt hij dat de fietsenmaker 19% OB in rekening heeft gebracht. Amit weet dat dit niet juist is en wil een deel van zijn geld terug. De volgende dag gaat hij weer naar de fietsenmaker. Kan de fietsenmaker deze fout corrigeren? a. Dat kan niet. Bij een volgende reparatie kan de fietsenmaker het verschil verrekenen. b. Dat kan niet. De fietsenmaker heeft het bedrag al ontvangen. Doordat de fietsenmaker het kasstelsel volgt, kan hij geen correctie meer aanbrengen. c. Dat kan alleen als de fietsenmaker intussen geen aangifte omzetbelasting naar de Belastingdienst heeft gestuurd. d. Dat kan altijd. Als de fietsenmaker dat wil, mag hij een creditfactuur of een herstelbon uitschrijven maar dit is niet verplicht.
Vraag 5
(5 punten)
Joris is belastingadviseur. Hij verzorgt gratis de aangifte IB van zijn zwager. Aan een derde zou hij hiervoor € 100 in rekening brengen. Is hier sprake van een belaste prestatie voor de OB? a. Ja, er is sprake van een dienst ex art. 4-1 OB. Joris moet 19% van € 100 aangeven; b. Ja, er is sprake van een dienst ex art. 4-2-b OB. Joris moet 19% van € 100 aangeven; c. Ja, er is sprake van een dienst ex art. 4-2-b OB. Joris moet 19% van de aan de dienst toe te rekenen kosten (€ 15) aangeven; d. Nee, bij gebreke van een vergoeding is er geen sprake van een dienst. Joris hoeft niets aan te geven.
Vraag 6
(5 punten)
Een Nederlandse ondernemer bestelt bij een Italiaanse ondernemer goederen. Hij weigert zijn BTWidentificatienummer aan de Italiaan te verstrekken. Wat is hiervan het gevolg? a. De transactie is dan niet rechtsgeldig tot stand gekomen. b. De Italiaanse ondernemer moet nu Italiaanse OB berekenen. c. Er is dan geen sprake van een intracommunautaire transactie maar van de invoer van goederen. d. De Italiaanse ondernemer moet zich in Nederland bij de Belastingdienst aanmelden en in Nederland OB voldoen.
Vraag 7
(5 punten)
Hultermans is handelaar in gebruikte goederen (waaronder tweedehands boeken). In januari behaalde hij een verkoopmarge van € 5.000. In februari hield hij opruiming en verkocht hij een groot aantal boeken voor minder dan de inkoopprijs. Daardoor behaalde hij over februari een verkoopmarge van € -/- 2.000 (negatief). In maart gingen de zaken gelukkig weer beter en behaalde hij een verkoopmarge van € 6.000. Hoe heet de regeling op grond waarvan Hultermans de negatieve marge over februari met de positieve marge van maart mag verrekenen? a. globalisering b. kleine ondernemersregeling c. margeregeling d. verliescompensatie
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 2 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00
Vraag 8 De a. b. c. d.
(5 punten)
Wet op de omzetbelasting 1968 geldt in alle landen van Europa. kent in alle EU-landen hetzelfde tarief. is een kostprijsverhogende belasting. is een aanslagbelasting.
Vraag 9
(5 punten)
Jan Willemsen verhuurt de zolder van zijn woning aan een werkstudent. De student wil ook graag de garage huren zodat hij daar zijn auto in kan stallen. Welke van onderstaande beweringen is juist? a. Jan Willemsen is als particulier en is helemaal geen OB verschuldigd. b. Als de huur minder is dan € 4.065,- per jaar is Jan Willemsen op grond van de kamerverhuurvrijstelling geen OB verschuldigd. c. Jan Willemsen is alleen over de voor de garage ontvangen huur OB verschuldigd. d. Jan Willemsen is alleen in het geval dat hij samen met de student voor belaste verhuur heeft gekozen (optie) over de huur die hij voor de garage ontvangt OB verschuldigd. e. Op grond van een ministeriële goedkeuring (resolutie) is Willemsen in het geheel geen OB verschuldigd.
Vraag 10
(5 punten)
Attractiepark “De Efteling” ontvangt dagelijks grote hoeveelheden bezoekers. Een groot deel daarvan komt met de eigen auto. Daarom heeft De Efteling verschillende aangrenzende percelen als parkeerterreinen ingericht. De bezoekers kunnen daar hun auto parkeren. Wie de parkeerplaats wil verlaten, heeft een uitrijkaart nodig. De uitrijkaarten zijn – al dan niet in combinatie met de aankoop van toegangskaartjes voor het attractiepark – tegen betaling van € 7,50 bij de centrale kassa verkrijgbaar. Welk antwoord is juist? a. Er is sprake van een combinatie van diensten waarbij het toegang geven tot het attractiepark overheerst. Daardoor is ook over de vergoeding voor het parkeren slechts 6% OB verschuldigd. b. Er is sprake van een combinatie van diensten waarbij het toegang geven tot het attractiepark overheerst. Desondanks is over de vergoeding voor het parkeren niet 6% maar 19% OB verschuldigd. c. Er is sprake van een combinatie van diensten. Deze diensten kunnen goed van elkaar onderscheiden worden. Bovendien wordt voor elke dienst een afzonderlijke vergoeding berekend. Over de entree tot het attractiepark is 6% OB verschuldigd en over de parkeergelden 19%. d. Er is sprake van een combinatie van diensten. Deze diensten kunnen goed van elkaar onderscheiden worden. Bovendien wordt voor elke dienst een afzonderlijke vergoeding berekend. Over de entree tot het attractiepark is 6% OB verschuldigd. Over de parkeergelden is geen OB verschuldigd nu sprake is van een vrijgestelde prestatie.
Ga verder met deel 2
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 3 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00
Deel 2 Vraagstuk
Je moet je antwoord steeds motiveren. Bij een berekening mag je niet volstaan met de einduitkomst, maar moet je de berekening bij het antwoord opnemen.
Heb je de aanwijzingen hierboven gelezen? ‘De Goede Woning’ is eigenaar van circa 2.000 vooroorlogse woningen. Deze woningen worden al sinds vele jaren aan particulieren verhuurd. Gevraagd 1.
Volgens artikel 7 Wet OB is ondernemer: ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. In de rechtspraak zijn drie criteria ontwikkeld aan de hand waarvan wordt beoordeeld, of iets een bedrijf is. Laat aan de hand van deze criteria zien dat ‘De Goede Woning’ een bedrijf uitoefent (3 punten).
Eerste criterium:
Een organisatie van kapitaal (de woningen)
Tweede criterium:
en arbeid (het personeel)
waarmee in een duurzaam streven wordt deelgenomen aan het ruilverkeer (de verhuur).
Derde criterium:
2.
Is ‘De Goede Woning’ over de huursommen OB verschuldigd? Motiveer je antwoord en vermeld het wetsartikel (2 + 1 punt)
Ja / Nee want
Nee, want ‘De Goede Woning’ verricht een vrijgestelde prestatie
Artikel
11-1-b Wet OB
De woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. De corporatie besluit daarom de woningen te renoveren. Daarbij worden alle deuren, ramen en kozijnen door nieuwe vervangen, wordt de keuken vergroot en wordt er een nieuw keukenblok geplaatst, van een slaapkamer een badkamer gemaakt, op het dak een dakkapel geplaatst en een zolderkamer gemaakt. Verder worden alle gas-, water- en elektraleidingen vernieuwd.
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 4 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00
Gevraagd 3.
Verklaar waarom er ondanks alle werkzaamheden die worden uitgevoerd voor de OB toch geen nieuw goed ontstaat (3 punten).
Volgens de rechtspraak is er pas sprake van het ontstaan van een nieuw goed als dit gepaard gaat met een wijziging in de bestemming. Daarvan is hier geen sprake. Het waren woningen en het blijven woningen.
4.
Verklaar waarom de ingebruikname van de verbouwde woningen niet tot een integratieheffing als bedoeld in art. 3 lid 3 letter b jo art. 3 lid 9 Wet OB leidt (3 punten).
Hiervan is alleen sprake als er een nieuw goed is ontstaan. Dat is hier niet het geval.
5.
‘De Goede Woning’ verhuurt naast woningen ook 24 winkels. ‘De Goede Woning’ verhuurt 17 hiervan met OB. Verklaar (1) hoe dit kan, (2) wat het voordeel hiervan is, (3) welke voorwaarden er gelden en (4) vermeld het wetsartikel.
Verklaring: (3 punten)
De meeste winkeliers hebben recht op aftrek voorbelasting. De verhuurder kan dan samen met de huurders opteren voor belaste verhuur.
Voordeel: (3 punten)
De verhuurder verricht nu een belaste prestatie en heeft daardoor recht op aftrek voorbelasting. Hierdoor dalen de onderhoudskosten tot het nettobedrag wat positief doorwerkt in de hoogte van de huurprijs die de verhuurder aan de huurder berekent. Voorwaarden: (3 punten)
De huurder en verhuurder moeten er gezamenlijk om verzoeken. Dit kan alleen als de huurder uitsluitend of nagenoeg uitsluitend belaste prestaties verricht.
Artikel: (1 punt)
Artikel 11-1-b-sub 5.
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 5 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00
‘De Goede Woning’ houdt al sinds haar oprichting kantoor in een verbouwd pakhuis. Het bestuur vindt dat het tijd wordt voor iets nieuws en koopt van een landbouwer een perceel akkerland; kosten € 60.000 exclusief OB. Gevraagd 6.
Valt deze levering onder de landbouwvrijstelling als bedoeld in artikel 27 Wet OB? Motiveer je antwoord (3 punten).
Ja. Grond is een goed. De landbouwer heeft dit goed in zijn bedrijf gebruikt (de regeling kent geen beperking tot roerende goederen – is in de praktijk van weinig belang omdat er sprake is van de levering van maagdelijke grond of omdat de ingebruikname van de grond inmiddels meer dan twee jaar geleden plaatsvond).
‘De Goede Woning’ dient bij de gemeente een verzoek in tot wijziging van het bestemmingsplan. Dit verzoek wordt na enige tijd ingewilligd. Een architect heeft inmiddels een bouwtekening gemaakt (kosten € 30.000 plus 5.700 OB) die samen met de nodige papieren bij de gemeente wordt ingediend. Acht weken later ontvangt ‘De Goede Woning’ bericht dat zij de bouwvergunning bij de gemeente kan komen afhalen tegen betaling van € 6.000 leges. Gevraagd 7.
Is de gemeente over de € 6.000 leges OB verschuldigd? Motiveer je antwoord (3 punten).
Nee, de OB wordt geheven van ondernemers. De gemeente verricht deze prestatie niet als ondernemer maar als overheid.
De grond is gekocht, een aannemer gevonden en de bouwvergunning verleend. Niets kan de bouw van het nieuwe kantoor nog stoppen. Op 30 september 2010 (laatste dag van het derde kwartaal) stuurt de aannemer een factuur van € 200.000 plus € 38.000 OB voor de eerste termijn. Gevraagd 8.
De omzetbelasting wordt geheven volgens het stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde. Om dit te bereiken heeft de wetgever de ondernemer een recht op aftrek OB toegekend. Welke voorwaarde stelt de wet aan dit recht op aftrek voorbelasting en waar staat dit in de wet OB?
Voorwaarde (2 punten):
Op voorwaarde dat de afgenomen prestatie voor belaste handelingen wordt gebruikt.
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 6 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00
Artikel (1 punt): 9.
artikel 15 lid 1 Wet OB.
Mag ‘De Goede Woning’ de € 38.000 OB die de aannemer haar in rekening brengt op haar aangifte over het derde kwartaal 2010 als voorbelasting in aftrek brengen? Motiveer uw antwoord (7 punten).
Op het moment dat ‘De Goede Woning’ het kantoorpand in gebruik neemt, verricht zij een prestatie als bedoeld in artikel 3, lid 3, letter b (integratieheffing). Zij is daar OB over verschuldigd. Dit betekent dat ‘De Goede Woning’ het kantoorpand bij fictie voor een belaste prestatie gebruikt. Zij heeft dus recht op de aftrek voorbelasting.
De Goede Woning’ neemt het nieuwe kantoor op 1 mei 2011 in gebruik. De totale belaste verhuur bedroeg in het tweede kwartaal 2011 € 225.000 (ex OB) en de vrijgestelde verhuur € 1.125.000. Gevraagd 10. Bereken hoeveel OB ‘De Goede Woning’ in aftrek mag brengen als nog gegeven is dat de totale OB-druk op het nieuwe kantoorpand € 600.000 bedroeg (6 punten).
€ 225.000 x € 600.000 € 225.000 + € 1.125.000
= € 100.000
Aan het einde van 2011 blijkt dat de totale belaste omzet uit verhuur € 3.000.000 (ex OB) bedroeg en de vrijgestelde omzet op € 12.000.000 uitkwam. Gevraagd 11. Laat aan de hand van een berekening zien of en zo ja, tot welk bedrag dit gevolg heeft voor het recht op aftrek voorbelasting (6 punten).
€ 3.000.000 x € 600.000 € 3.000.000 + € 12.000.000
=
Al terug ontvangen
€ 120.000 € 100.000 -/-
Verschil (nog te ontvangen)
€ 20.000
EINDE
blo2.2-fe-fe~extra_oefen02_v1.40.doc
pag. 7 / 7
versie: 15-jan-12 13:52:00