Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2009, 20549 BEGRIPSBEPALINGEN
OB
Reikwijdte
Begripsbepalingen Wet Besluit Belasting
Artikel 1. 1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 1a, derde lid, 2a, eerste lid, onderdelen l en m, en tweede lid, 5a, vierde en vijfde lid, 7, vierde lid, 8, zevende lid, 11, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, onder 5°, en p, 15, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, derde en zesde lid, 17e, 21, 23, eerste lid, 24, tweede lid, 25, tweede, der de en zesde lid, 26, 27, negende lid, 28d, 28i, 28p, 31, zevende lid, 32f, tweede lid, 32h, 32i, 34, eerste, tweede, derde en vierde lid, 35, tweede en derde lid, 35a, vierde lid, en 37d, van de Wet op de omzetbelasting 1968, onderdeel a, posten 31, 32 en 35, van de bij die wet behorende tabel I, onderdeel a, posten 7 en 8, van de bij die wet behorende tabel II, artikel II van de wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere re geling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, artikel 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, alsmede de artikelen 4, eerste lid, onderdeel c, 9, derde lid, 12, vijfde lid, 13, 24b, achtste lid, 24ba, tweede lid, en 24c, derde lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit omzet belasting 1968. 2. Deze regeling verstaat onder: a. wet: Wet op de omzetbelasting 1968; b. besluit:Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968; c. belasting: omzetbelasting. INLEIDENDE BEPALINGEN
Optie belaste verwerving
Artikel 1a. 1. De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan ingevolge artikel 1a, derde lid, eerste volzin, van de wet, het tweede lid van dat artikel niet van toepassing is, vast: a. op de datum van dagtekening van de beschikking bedoeld in het derde lid van dat artikel; dan wel b. indien degene die het verzoek indient zulks wenst, op een in het verzoek aange geven latere datum. 2. De wederopzegging als bedoeld in artikel 1a, derde lid, tweede volzin, van de wet, dient schriftelijk te geschieden. 3. De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan na de wederopzegging artikel 1a, tweede lid, van de wet, wederom van toepassing is, vast, met inachtneming van het derde lid, tweede volzin, van dat artikel, op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de wederopzegging is ontvangen.
Nieuw vervoermiddel
Artikel 1b. In geval moet worden aangetoond dat een vervoermiddel een nieuw ver voermiddel is, dienen zodanig deugdelijke gegevens te worden overgelegd dat aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het vervoermiddel een nieuw vervoer middel is. In ieder geval moeten worden overgelegd: a. de gegevens als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, van de wet; b. de gegevens omtrent het gebruik op het moment van aankoop; c. naam en adres van degene van wie het vervoermiddel is verkregen.
1072
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 HOOFDSTUK I VEILINGEN Artikel 2. Vervallen HOOFDSTUK I A VERKOPEN OP AFSTAND Drempelbedragen
Artikel 2b. 1. De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan ingevolge artikel 5a, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, het vierde lid van dat artikel niet van toepassing is, vast: a. op de datum van dagtekening van de beschikking bedoeld in het vijfde lid van dat artikel; dan wel b. indien degene die het verzoek indient zulks wenst, op een in het verzoek aange geven latere datum. 2. De wederopzegging als bedoeld in artikel 5a, vijfde lid, tweede volzin, van de wet, dient schriftelijk te geschieden. 3. De inspecteur stelt de datum met ingang waarvan na de wederopzegging artikel 5a, vierde lid, van de wet, wederom van toepassing is, vast, met inachtneming van het vijfde lid, tweede volzin, van dat artikel, op 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de wederopzegging is ontvangen.
Afstandsverkopen
OB
Artikel 2a. Het bedrag bedoeld in artikel 5a, vierde lid, van de wet, is voor leverin gen naar: a. het Koninkrijk Denemarken: Dkr 280 000; b. het Koninkrijk Zweden: SEK 320 000; c. het Verenigd Koninkrijk van GrootBrittannië en NoordIerland: £ 70 000. d. de overige lidstaten: het in euro's luidende bedrag zoals dat in die lidstaten geldt met ingang van 1 januari 2002.
HOOFDSTUK II FISCALE EENHEID Artikel 3. Vervallen Artikel 3a. 1. Bij vorming van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, wordt de fiscale eenheid voor het berekenen van de door haar verschul digde belasting geacht in de plaats te zijn getreden van de natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die de fiscale een heid vormen. 2. Bij beëindiging van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, worden de natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die de fiscale eenheid vormden, voor het berekenen van de door hen verschuldigde belasting geacht in de plaats te zijn getreden van de fiscale eenheid, voor het deel dat tot hun bedrijfsvermogen behoort. 3. Bij wijziging van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet: a. is bij toetreding van een natuurlijk persoon of lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot de fiscale eenheid, het eerste lid van overeenkomstige toepassing; en b. is bij uittreding van een natuurlijk persoon of lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uit de fiscale eenheid, het tweede lid van overeenkom stige toepassing.
1073
Fiscale eenheid
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 4. De voorgaande leden gelden niet voor de toepassing van artikel 4c, derde en vierde lid. HOOFDSTUK III REGELING VOOR GEBRUIKTE GOEDEREN, KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN Edele metalen en edelstenen Kunstvoorwerpen
Artikel 4. 1. Als edele metalen en edelstenen als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, on derdeel 1, van de wet, worden aangewezen onbewerkte edele metalen (GNcode 7106, 7108, 7110 en 7112) en onbewerkte edelstenen (GNcode 7102, 7103). 2. Als kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten als be doeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de wet, worden aangewezen de in bijlage J bedoelde goederen. Artikel 4a. 1. De wederverkoper is verplicht aan zijn leverancier als bedoeld in ar tikel 28b, tweede lid, van de wet, een door laatstbedoelde te ondertekenen inkoop verklaring uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld: a. de dag waarop de levering wordt verricht; b. naam en adres van de wederverkoper; c. naam en adres van de leverancier; d. een duidelijke omschrijving van het geleverde goed en, voor zover het een mo torrijtuig betreft, tevens het kenteken; e. de hoeveelheid van de geleverde goederen; f. het bedrag dat aan de leverancier ter zake van de levering is of moet worden vol daan; g. een verklaring van de leverancier dat hij ter zake van de levering aan hem van het goed in het geheel geen belasting in aftrek heeft gebracht. 2. De wederverkoper is verplicht een dubbel van de uitgereikte inkoopverklaring te bewaren. 3. Het eerste lid is niet van toepassing: a. ingeval het bedrag dat aan de leverancier moet worden voldaan minder dan € 500 bedraagt; b. ingeval de leverancier ingevolge artikel 35 van de wet een factuur uitreikt; c. ingeval de inkoop van een goed door de wederverkoper gelijktijdig plaatsvindt met de levering door hem van een ander goed aan de leverancier en de wederverko per een factuur uitreikt die voldoet aan de in de wet gestelde voorwaarden, mits de factuur tevens voldoet aan het bepaalde in het eerste lid.
Margeregeling
Artikel 4b. 1. Ingeval van inwilliging van het in artikel 28c, eerste lid, van de wet bedoelde verzoek, is de wederverkoper de belasting die hij in aftrek heeft gebracht: a. ter zake van de levering en invoer van goederen als bedoeld in het eerste lid, on derdelen a en b, van dat artikel; of b. met toepassing van het tweede lid van dit artikel; alsnog verschuldigd in het eerste belastingtijdvak waarin artikel 28c van de wet toepassing vindt. 2. Ingeval van een wederopzegging als bedoeld in artikel 28c, tweede lid, van de wet, kan de ondernemer de belasting die hij: a. ingevolge artikel 28e, onderdeel b, van de wet niet in aftrek heeft gebracht; of b. met toepassing van het eerste lid van dit artikel verschuldigd is geworden; alsnog in aftrek brengen in het eerste belastingtijdvak waarin die wederopzegging toepassing vindt.
OB
Inkoopverklaring
Aftrek belasting
1074
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
1075
Globalisatieregeling
Veilinghouders Optie niet-toepassing globalisatie
OB
Artikel 4c. 1. Artikel 28d van de wet is van toepassing: a. ter zake van leveringen door wederverkopers van de volgende goederen alsmede van de gebruikte onderdelen, toebehoren en benodigdheden terzake: 1°. vervoermiddelen, daaronder begrepen caravans, fietsen en bromfietsen; 2°. kleding; 3°. meubels; 4°. boeken en tijdschriften; 5°. foto, film en videoapparatuur alsmede beeld en geluiddragers zoals gram mofoonplaten, video en muziekcassettes en compactdiscs; 6°. muziekinstrumenten; 7° huishoudelijke, elektrische en elektronische apparaten; 8°. huisdieren; 9°. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten; b. ter zake van leveringen door wederverkopers van andere goederen dan die be doeld in onderdeel a, ingeval het onmogelijk of ongebruikelijk is om de goederen ad ministratief van inkoop tot verkoop te volgen of om de aankoopprijs van een partij goederen te splitsen in aankoopprijzen voor elk afzonderlijk goed, mits de wederver koper op een daartoe gedaan verzoek door de inspecteur is aangewezen. 2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van veilinghouders. 3. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van we derverkopers die daarvan schriftelijk kennis geven aan de inspecteur. Deze regeling mag slechts worden toegepast met ingang van het kalenderjaar volgend op dat van de kennisgeving en geldt tot wederopzegging met ingang van een kalenderjaar na die wederopzegging, doch voor ten minste vijf kalenderjaren. Een hernieuwde schrifte lijke kennisgeving kan eerst met ingang van het zesde kalenderjaar na het ingaan van die wederopzegging worden ingewilligd. 4. De inspecteur beslist op het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek geldt zulks met ingang van het kalenderjaar volgend op dat van het verzoek en tot wederopzegging met ingang van een kalenderjaar na die wederopzegging, doch voor ten minste vijf kalenderjaren. Een hernieuwd verzoek kan eerst met ingang van het zesde kalender jaar na het ingaan van die wederopzegging worden ingewilligd. 5. De wederverkoper die ingevolge de vorige leden de belasting moet berekenen op de voet van artikel 28d van de wet, maar die ter zake van de levering van een goed in het tijdvak van aangifte op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet het tarief van nihil toepast dan wel de belasting berekent met toepassing van artikel 28f, eerste lid, van de wet, is gehouden in dat tijdvak de in artikel 28d, tweede volzin, van de wet, laatstbedoelde som te verminderen: a. met het bedrag dat eerder bij de berekening van de winstmarge per tijdvak van aangifte ter zake van dat goed in aanmerking is genomen; of b. ingeval het in onderdeel a bedoelde bedrag niet bekend is, met het bedrag van de vergoeding voor dat goed verminderd met het positieve bedrag van de brutowinst, welke wordt gesteld op het bedrag van die vergoeding vermenigvuldigd: 1°. met het saldo van de winstmarges per tijdvak van aangifte over het voorgaande kalenderjaar gedeeld door de som van de bij de berekening van die winstmarges in aanmerking genomen vergoedingen; of 2°. ingeval het onder 1° bedoelde saldo ontbreekt, met de winstmarge over het voorafgaande tijdvak van aangifte gedeeld door de som van de bij de berekening van die winstmarge in aanmerking genomen vergoedingen; waarbij de onder 1° en 2° bedoelde winstmarges en vergoedingen betrekking heb ben op goederen waarop eenzelfde tarief van toepassing is als op het geleverde goed en de bedoelde winstmarges de in een tijdvak van aangifte gerealiseerde winstmar
Beschikking
Toepassing gewone btw-regelingen
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Verrekening
Saldo winstmarges
OB
Vaststelling negatief jaarsaldo
ges betreffen, voordat de in het zesde lid bedoelde verrekening of optelling heeft plaatsgevonden. 6. Ingeval in een belastingtijdvak in een kalenderjaar, het laatste belastingtijdvak in een kalenderjaar uitgezonderd, de winstmarge per belastingtijdvak met betrekking tot leveringen van goederen waarop eenzelfde tarief wordt toegepast (tijdvakwinst marge) negatief is, wordt deze negatieve tijdvakwinstmarge verrekend met een po sitieve tijdvakwinstmarge, of opgeteld bij een negatieve tijdvakwinstmarge, die in het volgende belastingtijdvak wordt gerealiseerd. 7. Na afloop van een kalenderjaar wordt voor dat kalenderjaar met betrekking tot leveringen van goederen waarop eenzelfde tarief wordt toegepast de in artikel 28d, van de wet bedoelde winstmarge op jaarbasis vastgesteld (jaarsaldo). Ingeval dat jaarsaldo negatief is, wordt dit negatieve jaarsaldo opgeteld bij de ten behoeve van de vaststelling van het jaarsaldo van het daaropvolgende kalenderjaar in artikel 28d, tweede volzin, van de wet laatstbedoelde, op jaarbasis herrekende, som. Ingeval de belasting over dat aldus berekende jaarsaldo minder bedraagt dan het bedrag aan be lasting dat over dat kalenderjaar is of moet worden voldaan ter zake van dergelijke leveringen, wordt het verschil aan de wederverkoper teruggegeven. 8. Het vaststellen van een negatief jaarsaldo als bedoeld in het zevende lid, alsme de van het bedrag van de aldaar bedoelde teruggaaf, geschiedt op verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het verzoek wordt gedaan bij de aangifte over het eer ste tijdvak van het volgende kalenderjaar. Indien de beschikking met betrekking tot de vaststelling van een negatief jaarsaldo tot een onjuist bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking bij voor bezwaar vatbare beschikking herzien. De be voegdheid tot herziening ten aanzien van een negatief jaarsaldo vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin dat saldo, zonder toepassing van de tweede volzin van het zevende lid berekend, is ontstaan. HOOFDSTUK IV DOORLOPENDE POSTEN
Doorlopende posten Reisbureaus
Leges kentekenbewijs
Artikel 5. Als met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van het besluit, worden aangewezen: a. de bedragen welke door een reisbureau, reisvereniging of een dergelijke onder nemer op eigen naam ten behoeve van reizigers voor wie zij de reis verzorgen, aan een andere ondernemer worden voldaan ter zake van in het buitenland ten behoeve van die reizigers verrichte leveringen en diensten; b. de bedragen welke de leverancier van een motorrijtuig aan de afnemer in reke ning brengt terzake van de verstrekking van het kentekenbewijs, voor zover die be dragen aan leges zijn voldaan. HOOFDSTUK IVA GEMAAKTE UITGAVEN
Gemaakte uitgaven
Artikel 5a. 1. Als gemaakte uitgaven voor het gebruik van een goed als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet worden, met inachtneming van het ge stelde in het tweede en derde lid, aangemerkt de kosten van de ondernemer, de om zetbelasting daaronder niet begrepen, in verband met: a. de verwerving of de vervaardiging van het goed; b. het onderhoud, het herstel, de verbetering en de verbouwing van het goed; wanneer ter zake van de desbetreffende kosten recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan en voor zover het goed wordt gebruikt in de zin van genoemde bepaling.
1076
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 2. Het bedrag van de voor een kalenderjaar in aanmerking te nemen kosten als be doeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gedeeld door 10 ingeval van een onroeren de zaak, en gedeeld door 5 ingeval van een roerende zaak waarop de ondernemer af schrijft voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. 3. Het bedrag van de voor een kalenderjaar in aanmerking te nemen kosten als be doeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gesteld op het bedrag van die kosten in het kalenderjaar waarin de ondernemer de betreffende goederen of diensten gaat gebrui ken. 4. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde kosten voor de verwerving of de ver vaardiging van een goed worden op nihil gesteld voor een onroerende zaak na afloop van het negende jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebrui ken, en voor een roerende zaak na afloop van het vierde jaar volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken, indien het gaat om een roerende zaak waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting af schrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. 5. Voor goederen waarvoor de kosten in verband met de verwerving of de vervaar diging van het goed bij de verwerving of de vervaardiging lager zijn dan de vergoe ding voor de levering van dat goed als bedoeld in artikel 8 van de wet, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, de vergoeding aangemerkt als de ge maakte kosten.
Geschenken geringe waarde
HOOFDSTUK V VRIJSTELLINGEN Artikel 6. 1. De keuze blijkens de notariële akte of het verzoek om te worden uitge zonderd van de vrijstelling van belasting voor de levering van onroerende zaken en van rechten waaraan deze zijn onderworpen kan voor elke onroerende zaak en voor elk recht waaraan een onroerende zaak is onderworpen worden gedaan. 2. In de notariële akte of het verzoek wordt vermeld een omschrijving van de on roerende zaak en het recht waaraan deze is onderworpen met plaatselijke en kadas trale aanduiding alsmede de datum van aanvang van het boekjaar. In de notariële akte of het verzoek wordt een door de afnemer ondertekende verklaring gevoegd waaruit blijkt dat hij de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een vol ledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat. 3. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. 4. Aan de in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet bedoelde voor waarde dat de afnemer de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat, is voldaan, wanneer de onroerende zaak zowel over het boekjaar van levering van de onroerende zaak als over het daarop volgende boekjaar voor de hiervoor vermelde doeleinden is gebruikt. 5. Ingeval de onroerende zaak niet vóór het einde van het boekjaar volgende op het boekjaar van levering van de onroerende zaak in gebruik is genomen door de afne mer, is niet voldaan aan de in het vierde lid bedoelde voorwaarde. 6. De afnemer stelt binnen vier weken na afloop van het boekjaar volgende op het boekjaar van levering van de onroerende zaak, de leverancier door middel van een door hem ondertekende verklaring ervan in kennis, of is voldaan aan de in het vierde 1077
Optie belaste levering onroerende zaak Omschrijving
Beschikking 90%-criterium
Referentieperiode
Verklaring
OB
Artikel 5b. Als gemaakte uitgaven voor een dienst als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van de wet, wordt aangemerkt het bedrag van de door de onderne mer voor het verrichten van de dienst gemaakte kosten.
Einde belasting privégebruik
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 lid bedoelde voorwaarde. De afnemer zendt binnen dezelfde termijn een afschrift van deze verklaring aan de inspecteur. 7. In geval van levering door de afnemer van de onroerende zaak binnen de termijn waarin het keuzerecht voor belasting wordt beoordeeld, is het zesde lid van toepas sing, met dien verstande dat de verklaring wordt overgelegd binnen vier weken na het tijdstip waarop de levering is verricht. In dat geval vervalt de verklaring, bedoeld in de eerste volzin van het zesde lid. 8. Voor de toepassing van dit artikel geldt als boekjaar het boekjaar van de afne mer. Optie belaste verhuur onroerend goed Omschrijving
OB
Beschikking
Geen toepassing kleine-ondernemersregeling
Feitelijk gebruik huurder
Verklaring
Incidenteel onderschrijding 90%
Artikel 6a. 1. De keuze blijkens de schriftelijke huurovereenkomst of het verzoek om te worden uitgezonderd van de vrijstelling van belasting voor verhuur van onroe rende zaken kan voor elke onroerende zaak afzonderlijk worden gedaan. 2. In de schriftelijke huurovereenkomst of het verzoek wordt vermeld een om schrijving van de onroerende zaak met plaatselijke en kadastrale aanduiding alsmede de datum van aanvang van het boekjaar van de huurder. In de schriftelijke huurover eenkomst of het verzoek wordt een door de huurder ondertekende verklaring ge voegd waaruit blijkt dat hij de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat. 3. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, waarin de datum met ingang waarvan de vrijstelling buiten toepassing blijft, wordt vermeld. 4. Artikel 25 van de wet geldt niet, voor zover de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet ingevolge 5° van die bepaling ten aanzien van de onder nemer niet van toepassing is. 5. Voor elk boekjaar geldt dat aan de in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de wet bedoelde voorwaarde dat de huurder de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek van be lasting op de voet van artikel 15 van de wet bestaat, is voldaan, wanneer de onroe rende zaak over het desbetreffende boekjaar voor de hiervoor vermelde doeleinden is gebruikt. De voorwaarde wordt voor de eerste keer beoordeeld over het boekjaar waarin de huurder de onroerende zaak, met toepassing van het keuzerecht voor be lasting, is gaan huren. 6. Ingeval de onroerende zaak niet vóór het einde van het boekjaar waarin de huur der de onroerende zaak, met toepassing van het keuzerecht voor belasting, is gaan huren, door de huurder in gebruik is genomen, is niet voldaan aan de in het vijfde lid bedoelde voorwaarde. 7. Ingeval niet meer wordt voldaan aan de in het vijfde lid bedoelde voorwaarde stelt de huurder de verhuurder binnen vier weken na afloop van het desbetreffende boekjaar daarvan in kennis door middel van een door hem ondertekende verklaring. Tevens zendt de huurder binnen dezelfde termijn een afschrift hiervan aan de inspec teur. 8. Ingeval in een boekjaar dat is aangevangen na het boekjaar waarin de huurder de onroerende zaak is gaan huren, de vrijstelling buiten toepassing is gebleven en na afloop van dat boekjaar blijkt dat de huurder niet meer voldoet aan de in het vijfde lid bedoelde voorwaarde, kan de vrijstelling in dat boekjaar buiten toepassing blij ven, tenzij de huurder redelijkerwijs kon voorzien dat hij niet langer zou voldoen aan deze voorwaarde. Blijkt in het daarop volgende boekjaar evenmin te worden voldaan aan voormelde voorwaarde, dan vindt de vrijstelling toepassing met ingang van laatstgemeld boekjaar, ook als de huurder redelijkerwijs niet kon voorzien dat hij in het desbetreffende boekjaar niet zou voldoen aan die voorwaarde. 9. Voor de toepassing van dit artikel geldt als boekjaar het boekjaar van de huurder.
1078
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Artikel 7. De vrijstelling van belasting voor voordrachten en dergelijke diensten, als zijn bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de wet, geldt in gevallen waarin zij worden gehouden of verricht vanwege publiekrechtelijke lichamen, stichtingen en verenigingen en strekken tot bevordering van wetenschap of algemene ontwikke ling.
Vrijstelling voor voordrachten e.d.
Artikel 8. 1. In het geval, bedoeld in artikel 31 van de wet, wordt hij aan wie de overdracht is geschied, voor het berekenen van de door hem verschuldigde belasting wat de onderneming of het overgedragen gedeelte betreft, geacht in plaats te zijn ge treden van degene die de onderneming of een gedeelte daarvan heeft overgedragen. 2. Het eerste lid geldt niet voor de toepassing van artikel 4c, derde en vierde lid.
Overdracht onderneming
Artikel 9. Vervallen
HOOFDSTUK VI AFTREK VAN VOORBELASTING Artikel 10. Door de ondernemer kan in aftrek worden gebracht de belasting die blij kens zijn boeken en bescheiden in het tijdvak van aangifte op de voet van artikel 22 van de wet verschuldigd is geworden ter zake van de invoer van voor hem bestemde goederen.
Aftrek van voorbelasting
Artikel 10a. 1. De in artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de wet bedoelde belas ting die in de aankoopprijs is begrepen, wordt gesteld op 19/119 van het bedrag van de aankoopprijs, voorzover deze betrekking heeft op een personenauto, een bestel auto of een motorrijwiel verminderd met het bij de personenauto, de bestelauto of het motorrijwiel nog behorende bedrag aan belasting bedoeld in en berekend over eenkomstig artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrij wielen 1992. 2. Het bedrag van de aankoopprijs dient ten genoegen van de inspecteur te worden aangetoond aan de hand van bescheiden zoals een originele factuur, een inkoopver klaring of een betalingsbewijs.
Bedrag belasting nieuw vervoermiddel
Artikel 11. 1. De aftrek van de in artikel 15 van de wet bedoelde belasting (voorbe lasting) geschiedt, ingeval de ondernemer zowel handelingen verricht waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat als handelingen verricht waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, met inachtneming van het volgende:
Splitsingsregels
1079
Aantonen aankoopprijs
OB
Artikel 9a. Als diensten als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het besluit, worden Uitgezonderd van samenwerkingsde volgende diensten aangewezen: a. het ontwikkelen van geautomatiseerde informatie en communicatiesystemen; vrijstelling b. het voor de in onderdeel a bedoelde systemen ontwikkelen van programmatuur, alsmede het ter beschikking stellen daarvan; c. het begeleiden van dan wel het leiding geven aan de toepassing van de in onder deel a bedoelde systemen; d. het ter beschikking stellen van computerapparatuur; e. advisering, begeleiding, onderzoek en andere diensten op het gebied van onder houdsbeheersing van woningen en andere gebouwen; f. expertisewerkzaamheden, onderzoeken, inspecties, taxaties, arbitrage en advise ring in het kader van een verzekering of een schadegeval; g. het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 13, zevende lid en artikel 14, eer ste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Werkelijk gebruik
OB
Twee of meer goederen of diensten van dezelfde soort
Aftrek op basis van factuur Herrekening
Laatste tijdvak
a. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting geheel voor aftrek in aanmerking; b. van goederen en diensten, die uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, komt de voorbelasting in het geheel niet voor aftrek in aanmerking; c. met betrekking tot goederen en diensten die zowel voor de onder a als voor de onder b bedoelde handelingen worden gebruikt, komt voor aftrek in aanmerking het gedeelte van de voorbelasting dat in dezelfde verhouding staat tot die belasting als het totaal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a staat tot het to taal van de vergoedingen voor de handelingen bedoeld onder a en onder b. 2. Indien aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van de in het eerste lid, onder deel c, bedoelde goederen en diensten, als geheel genomen, niet overeenkomt met de aldaar bedoelde verhouding, wordt het voor aftrek in aanmerking komende gedeelte van de voorbelasting van die goederen en diensten berekend op basis van het werke lijke gebruik. 3. Ingeval de ondernemer twee of meer goederen of diensten van dezelfde soort ge bruikt, worden deze alle geacht mede te worden gebruikt ten behoeve van handelin gen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, tenzij blijkt welke van die goederen of diensten uitsluitend worden gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek bestaat en welke uitsluitend voor handelingen waarvoor dat recht wél bestaat. Artikel 12. 1. De in artikel 11 voorgeschreven berekeningswijze geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht dan wel de belasting wordt verschuldigd. 2. De herziening, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de wet, geschiedt op basis van de gegevens van het belastingtijdvak waarin de ondernemer de goederen of dien sten is gaan gebruiken. 3. Bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van het boekjaar vindt herzie ning van de aftrek plaats op basis van de voor het gehele boekjaar geldende gege vens.
Artikel 13. 1. In afwijking van artikel 11 worden voor de toepassing van de aftrek afzonderlijk in aanmerking genomen: a. onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen; b. roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de ven nootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. Herziening bij on2. Met betrekking tot onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen roerende zaken wordt de aftrek herzien in elk van de negen boekjaren, volgende op dat waarin de ondernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een tiende gedeelte van de voorbelasting op basis van de voor het boekjaar geldende ge gevens bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van dat boekjaar. Herziening bij roe3. Met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde roerende zaken rende zaken wordt de aftrek herzien in elk van de vier boekjaren, volgende op dat waarin de on dernemer het goed is gaan gebruiken. De herziening geschiedt telkens voor een vijf de gedeelte van de voorbelasting op basis van de voor het boekjaar geldende gege vens bij de aangifte over het laatste belastingtijdvak van dat boekjaar. Geen herziening ge4. De herziening blijft achterwege in het boekjaar waarin de belasting welke op ba ring verschil sis van de voor dat boekjaar geldende gegevens voor aftrek in aanmerking komt, niet meer dan tien percent verschilt van de in aftrek gebrachte belasting. Herziening
1080
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Artikel 13a. 1. In geval van levering door de ondernemer van de in artikel 13, eerste lid, bedoelde goederen binnen de termijn waarin de aftrek wordt herzien, is artikel 13, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing. Daarbij wordt de onder nemer geacht tot het einde van die termijn het gebruik van het goed voor bedrijfs doeleinden voort te zetten uitsluitend ten behoeve van: a. belaste handelingen, indien ter zake van de levering van het goed belasting ver schuldigd is dan wel geen belasting verschuldigd is omdat het gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet; b. handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, indien ter zake van de levering van het goed geen belasting verschuldigd is en het niet gaat om een handeling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet. 2. De herziening geschiedt in één keer bij de aangifte over het belastingtijdvak waarin de levering plaatsvindt.
Levering binnen herzieningsperiode
Artikel 14. Het afstoten van goederen welke de ondernemer in zijn bedrijf heeft ge bruikt, wordt niet beschouwd als een handeling die voor de berekening van de aftrek bij hem in aanmerking komt.
Afstoten van goederen
Herziening in één keer
Artikel 14a. Handelingen ter zake waarvan op grond van artikel 27, eerste lid, van de wet geen belasting verschuldigd is, worden voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 14 aangemerkt als handelingen, andere dan die bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet. Privégebruik auto
Gemengd gebruik
Artikel 16. Vervallen HOOFDSTUK VIA VRIJSTELLING VOOR INTRACOMMUNAUTAIRE VERWERVINGEN Artikel 16a. 1. Als intracommunautaire verwervingen als bedoeld in artikel 17e van de wet worden aangewezen: a. intracommunautaire verwervingen van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk; b. intracommunautaire verwervingen door ondernemers die geen prestaties in Ne derland verrichten die bij hen aan belasting zijn onderworpen. 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de ondernemer gehouden een boekhou ding te voeren waarin de voor die toepassing nodige gegevens op duidelijke en over zichtelijke wijze zijn vermeld.
1081
Vrijstelling intracommunautaire verwerving
OB
Artikel 15. 1. De belasting welke drukt op het houden met inbegrip van de aan schaffing door de ondernemer, van een auto welke mede wordt gebruikt voor eigen privédoeleinden (privégebruik), wordt eerst in aftrek gebracht alsof de auto uitslui tend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt; vervolgens is ter zake van het privé gebruik jaarlijks 12 percent belasting verschuldigd over het bedrag dat bij de heffing van de inkomstenbelasting als onttrekking wordt aangemerkt. Indien de auto bij de heffing van de inkomstenbelasting niet tot het bedrijfsvermogen wordt gerekend, is ter zake van het privégebruik 12 percent belasting verschuldigd over het bedrag dat bij de heffing van de inkomstenbelasting als onttrekking in aanmerking zou zijn ge nomen indien de auto bij die heffing tot het bedrijfsvermogen zou zijn gerekend. Deze belasting is verschuldigd in het laatste belastingtijdvak van het boekjaar. 2. Indien de artikelen 11, 12 en 13 toepassing vinden, wordt de in het eerste lid be doelde heffing van 12 percent naar evenredigheid verlaagd.
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 3. In geval de ondernemer niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft, dient de aanspraak op toepassing van de vrijstelling ten genoe gen van de inspecteur te worden aangetoond. HOOFDSTUK VII GRENSOVERSCHRIJDEND VERKEER VAN GOEDEREN EN DIENSTEN Vrijstelling en vergunning
Artikel 16b. 1. Ten aanzien van de vrijstelling als bedoeld in artikel 21, onderdeel d, van de wet, is een vergunning van de inspecteur vereist. Het bepaalde in artikel 6 van het Communautair douanewetboek is van overeenkomstige toepassing. 2. De vrijstelling is slechts van toepassing indien wordt aangetoond dat ter zake van de levering is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 14, 35, 35a en 37a van de wet alsmede in artikel 12 van het besluit.
Verlegging
Artikel 17. 1. Voor goederen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A worden voor de toepassing van artikel 23 van de wet aangewezen alle onderne mers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, andere dan ondernemers. 2. Bij de aangifte ten invoer worden bescheiden een kopiefactuur, vracht en la dingspapieren en dergelijke overgelegd waaruit blijkt dat de regeling van artikel 23 van de wet van toepassing is.
Vrachtpapieren
OB
Bevoorraders
Register
Verzoek tot aanwijzing
Voorwaarden verzoek
Door PTT ingebrachte goederen
Artikel 17a. 1. Voor de toepassing van artikel 23 van de wet worden aangewezen alle ondernemers en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastin gen, andere dan ondernemers, doch alleen voor wat betreft de voor hen bestemde, niet in het vrije verkeer zijnde goederen waarmee in Nederland een vervoermiddel wordt bevoorraad. 2. Lichamen moeten van het bevoorraden, bedoeld in het eerste lid, afzonderlijk aantekening houden op de voet van artikel 31. Artikel 18. 1. Voor andere goederen dan bedoeld in de artikelen 17 en 17a wordt een verzoek om aanwijzing voor de toepassing van artikel 23 van de wet ingediend bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschik king. Bij inwilliging van het verzoek stelt de inspecteur een datum van ingang vast en kent hij aan de belanghebbende een btwidentificatienummer toe. 2. Het verzoek wordt slechts ingewilligd, indien de belanghebbende: a. in Nederland woont of is gevestigd, dan wel aldaar een vaste inrichting of een fiscaal vertegenwoordiger heeft; b. geregeld goederen invoert, dan wel incidenteel goederen invoert en een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland heeft; c. een bedrijfsadministratie voert welke naar het oordeel van de inspecteur zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze zijn opgenomen de door de inspecteur nodig geoordeelde gegevens omtrent de ingevoerde goederen, en dat aan de hand daarvan op eenvoudige wijze de ter zake van de invoer van die goederen verschul digde omzetbelasting kan worden vastgesteld. 3. De aanwijzing geldt voor alle goederen welke ten behoeve van de belangheb bende worden ingevoerd, waaronder zijn begrepen de goederen ter zake waarvan de belanghebbende aan een andere ondernemer een schriftelijke verklaring heeft afge geven dat hij de goederen invoert of dat de invoer in zijn opdracht plaatsvindt. 4. Ten aanzien van goederen welke door Koninklijke TNT Post B.V. worden inge voerd, vindt artikel 23 van de wet slechts toepassing, indien: a. op de postzending of in de daarbij behorende bescheiden het aan de belangheb bende toegekende btwidentificatienummer is vermeld, of
1082
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 b. ten aanzien van de postzending de belanghebbende een schriftelijke inklarings opdracht aan de Koninklijke TNT Post B.V. heeft verstrekt waarin het aan hem toe gekende btwidentificatienummer is vermeld. 5. Tenzij de inspecteur anders bepaalt, moet de belanghebbende voldoen aan de volgende voorwaarden: a. van de invoer wordt afzonderlijk aantekening gehouden op de voet van artikel 31; b. bij aangifte ten invoer van de goederen worden bescheiden een kopiefactuur, vracht en ladingspapieren en dergelijke overgelegd waaruit blijkt dat de goederen voor belanghebbende zijn bestemd en de regeling van artikel 23 van de wet van toe passing is. Op deze bescheiden moet het btwidentificatienummer zijn vermeld. 6. Ingeval de belanghebbende handelt in strijd met de gestelde voorwaarden, als mede in geval van misbruik, waaronder wordt begrepen misbruik door de vervoerder van de goederen, kan de inspecteur de aanwijzing intrekken en een nieuwe aanwij zing weigeren. De intrekking en de weigering geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. 7. Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op personenauto’s, be stelauto’s en motorrijwielen in de zin van de artikelen 3 en 4 van de Wet op de be lasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.
1083
Intrekking of wijziging aanwijzing
Verlegging bij personenauto’s
OB
Artikel 18a. 1. Voor personenauto’s en bestelauto’s in de zin van artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt een verzoek om aanwijzing voor de toepassing van artikel 23 van de wet ingediend bij de inspec teur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek stelt de inspecteur een datum van ingang vast en wijst hij aan waar aangifte ten invoer dient te geschieden. 2. Het verzoek wordt slechts ingewilligd, indien: a. de belanghebbende in Nederland woont of is gevestigd, dan wel aldaar een vaste inrichting of een fiscaal vertegenwoordiger heeft; b. de belanghebbende reeds gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden ge regeld goederen als bedoeld in het eerste lid, heeft ingevoerd en op regelmatige wijze de ter zake van de invoer van die goederen verschuldigde omzetbelasting heeft vol daan; c. de belanghebbende een bedrijfsadministratie voert welke naar het oordeel van de inspecteur zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze zijn opgeno men de door de inspecteur nodig geoordeelde gegevens omtrent de hiervoor bedoel de goederen en dat aan de hand daarvan op eenvoudige wijze de ter zake van de in voer van die goederen verschuldigde omzetbelasting kan worden vastgesteld; d. de voldoening van de ter zake van de invoer van de hiervoor bedoelde goederen verschuldigde omzetbelasting naar het oordeel van de inspecteur is verzekerd. 3. De belanghebbende moet voldoen aan de volgende voorwaarden: a. van de invoer van goederen als zijn bedoeld in het eerste lid, wordt afzonderlijk aantekening gehouden op de voet van artikel 31; b. bij aangifte ten invoer van de hiervoor bedoelde goederen worden bescheiden een kopiefactuur, vracht en ladingspapieren en dergelijke overgelegd waaruit blijkt dat de goederen voor belanghebbende zijn bestemd en de regeling van artikel 23 van de wet van toepassing is. Op deze bescheiden moeten datum en nummer van de in het eerste lid bedoelde beschikking, alsmede in voorkomende gevallen het op de voet van artikel 18 aan belanghebbende toegekende btwidentificatienummer zijn vermeld. 4. De inspecteur is bevoegd in bepaalde gevallen nadere voorwaarden te stellen. 5. Ingeval de belanghebbende handelt in strijd met de gestelde voorwaarden, als mede in geval van misbruik, waaronder wordt begrepen misbruik door de vervoerder
Voorwaarden voor belanghebbende
Voorwaarden verzoek
Voorwaarden aan belanghebbende
Intrekking of weigering aanwijzing
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Motorrijwielen
Inlevering kopiefactuur
van de in het eerste lid bedoelde goederen, kan de inspecteur de aanwijzing intrekken en een nieuwe aanwijzing weigeren. De intrekking en de weigering geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. 6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op motor rijwielen in de zin van artikel 4 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992. Artikel 18b. Bij toepassing van de artikelen 17, 17a, 18 en 18a is degene die goede ren ten invoer aangeeft verplicht op eerste vordering een kopiefactuur in te leveren. Indien in een van de gevallen bedoeld in de eerste volzin van dit lid geen factuur wordt opgemaakt, wordt in plaats van een kopiefactuur een daarmee gelijk te stellen bescheid ingeleverd. Artikel 18c. Vervallen
Model opdracht uitvoer: bijlage B
Artikel 19. De schriftelijke opdracht, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van het besluit, tot uitvoer uit de Gemeenschap of tot plaatsing onder het stelsel van douaneentrepots op basis van artikel 98, eerste lid, onderdeel b, van het Commu nautair douanewetboek wordt opgemaakt overeenkomstig het in de bij deze regeling behorende bijlage B opgenomen model.
OB
Artikel 19a. Vervallen Bescheiden voor teruggaaf
Artikel 20. Bij de aangifte ter verkrijging van teruggaaf op grond van artikel 24, eer ste lid, van de wet worden overgelegd: a. bescheiden waarmee kan worden aangetoond hoeveel belasting voor de goede ren is betaald; b. het certificaat van uitvoer waarin de uit de Gemeenschap uitgevoerde of in een entrepot opgeslagen goederen zijn vermeld en dat overeenkomstig artikel 22 is aan geboden en afgetekend; c. voor wat betreft motorrijtuigen waarvoor ter zake van de in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 bedoelde opgaaf van een kenteken een bewijs is afgegeven, een ter zake van de uitvoer uit de Gemeenschap of van de opslag in een entrepot door de Dienst Wegverkeer (RDW) opgemaakte verklaring.
Inhoud aangifte voor teruggaaf
Artikel 21. In de aangifte ter verkrijging van teruggaaf op grond van artikel 24, eer ste lid, van de wet worden per partij uit de Gemeenschap uitgevoerde of in een en trepot opgeslagen goederen vermeld: a. het bedrag van de gevraagde teruggaaf; b. de soort en de hoeveelheid van de uit de Gemeenschap uitgevoerde of in een en trepot opgeslagen goederen; c. het nummer van het certificaat van uitvoer; d. een omschrijving van de bescheiden waarmee kan worden aangetoond hoeveel belasting voor de goederen is betaald.
Certificaat van uitvoer
Artikel 22. 1. Een lichaam als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, dat aan spraak wil maken op teruggaaf van de belasting op grond van dat artikel, draagt zorg, dat de goederen bij de uitvoer uit de Gemeenschap of bij de opslag in een entrepot zijn vergezeld van een certificaat van uitvoer uit de Gemeenschap. Daartoe dient te worden gebruik gemaakt van een van rijkswege tegen betaling verkrijgbaar gesteld formulier. 2. In het certificaat worden vermeld: a. een per kalenderjaar doorlopend volgnummer;
1084
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 b. de naam en het adres van het lichaam; c. een nauwkeurige omschrijving van de soort en de hoeveelheid van de goederen. 3. Het certificaat wordt, na daartoe te zijn aangeboden, voor uitvoer uit de Ge meenschap afgetekend door de daartoe bevoegde ambtenaar. Deze zendt het certifi caat terug aan het daarin vermelde adres. Art. 20 en 22 buiten toepassing
Artikel 23a. 1. In geval van levering van goederen aan natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats hebben in een derdeland en die, anders dan als ondernemer, deze goederen uiterlijk het einde van de derde maand na de maand van aankoop bij het verlaten van Nederland in hun persoonlijke bagage meevoeren naar een derde land, hetzij rechtstreeks hetzij via één of meer andere lidstaten, is de ondernemer gerechtigd, in afwijking van het wettelijk geldende tarief, het tarief van nihil toe te passen, indien de totale waarde van de op de factuur vermelde goederen, inclusief de tegen het wettelijk tarief berekende belasting, ten minste € 50 bedraagt. De normale verblijfplaats dient aan de hand van een legitimatiebewijs te worden aangetoond. 2. Het eerste lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot goederen die worden afgenomen door een natuurlijke persoon die zijn normale verblijfplaats heeft in de Gemeenschap en die ten genoegen van de inspecteur kan aantonen dat hij zich binnen de in het eerste lid bedoelde termijn in een derdeland zal vestigen. 3. Met betrekking tot de toepassing van het tarief van nihil is het bepaalde in artikel 12 van het besluit van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het aantonen van de aanspraak op toepassing daarvan in ieder geval is vereist een fac tuur, een kopiefactuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat, na daartoe te zijn aangeboden, voor uitvoer uit de Gemeenschap is afgetekend door een daartoe bevoegde ambtenaar.
Nultarief bij levering aan particulieren uit derde-landen
OB
Artikel 23. Ingeval een lichaam als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, is aangewezen op de voet van artikel 23 van de wet, kunnen de artikelen 20 en 22 al dan niet op verzoek en onder nader bij de aanwijzing te stellen voorwaarden buiten toepassing worden verklaard.
HOOFDSTUK VIII KLEINE ONDERNEMERS Artikel 24. 1. Indien aannemelijk is, dat over een jaar artikel 25 van de wet van toe passing zal zijn, kan de ondernemer per belastingtijdvak van dat jaar een voorlopige vermindering op de belasting toepassen. 2. De voorlopige vermindering is per belastingtijdvak van een kwartaal gelijk aan de belasting vóór aftrek van de vermindering. Zij bedraagt per belastingtijdvak van een kwartaal evenwel bij een vermoedelijke belasting per jaar vóór toepassing van artikel 25, eerste lid, van de wet, van: a. meer dan € 1345 doch niet meer dan € 1475 ten hoogste € 250; b. meer dan € 1475 doch niet meer dan € 1611 ten hoogste € 159; c. meer dan € 1611 doch niet meer dan € 1747 ten hoogste € 68; d. meer dan € 1747 nihil. 3. Na afloop van het jaar wordt de voorlopige vermindering verrekend met de in artikel 25, eerste lid, van de wet bedoelde vermindering. 4. Indien de verrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het jaar aan belasting is betaald, moet het verschil worden voldaan op de aangifte over het eerste belasting tijdvak van het volgende jaar; leidt de herrekening tot een lager bedrag dan over het jaar aan belasting is betaald, dan wordt het verschil aan de ondernemer op verzoek teruggegeven.
1085
Kleine ondernemers
Bedrag vermindering
Verrekening vermindering Verrekening of teruggaaf
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Ontheffing van art. 34 en 35
Beschikking
Facturen bewaren
Verval ontheffing
OB
Hernieuwd verzoek na opzegging
Bepaling vermindering
Artikel 25. 1. Ontheffing van verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 35 van de wet, wordt op verzoek verleend, indien aannemelijk is, dat de on dernemer jaarlijks, na toepassing van artikel 25, eerste lid, van de wet, geen belasting behoeft te voldoen. 2. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De ontheffing gaat in bij het begin van het jaar, volgende op dat waarin het verzoek is gedaan. 3. De ondernemer die ontheffing heeft verkregen, kan volstaan met het ordelijk be waren van de aan hem uitgereikte facturen gedurende de termijn, bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in artikel 34a van de wet. 4. De ontheffing vervalt: a. bij schriftelijke opzegging door de ondernemer; b. zodra de ondernemer weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij niet langer voldoet aan de voor de ontheffing gestelde eisen; c. bij nietvoldoening aan het derde lid. 5. Na het vervallen van de ontheffing door opzegging kan een hernieuwd verzoek eerst na vijf jaar worden ingewilligd. 6. De omzetbelasting die de ondernemer die ontheffing heeft gekregen, op aangifte moet voldoen op grond van de artikelen 12, tweede tot en met vierde lid, 17f en 23 van de wet, kan door hem niet op de voet van artikel 15 van de wet op de aangifte in aftrek worden gebracht. Artikel 25a. Voor de bepaling van de vermindering als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet: a. dient de belasting die ingevolge de artikelen 12, tweede en derde lid, 17f en 23 van de wet, wordt geheven van de ondernemer, niet te worden beschouwd als door hem verschuldigde belasting; en b. dient de belasting die ingevolge artikel 12, vierde lid, van de wet, wordt geheven van degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend, in aan merking te worden genomen als ware zij geheven van de ondernemer die de levering of de dienst verricht. HOOFDSTUK IX KASSTELSEL
Ondernemers
Artikel 26. 1. Als ondernemers als bedoeld in artikel 26 van de wet, worden aange wezen: a. 1°. winkeliers; 2°. marktkooplieden; 3°. schoenherstellers; 4°. kappers; 5°. glazenwassers; 6°. exploitanten van wasserijen; 7°. rijwielherstellers; 8°. exploitanten van schoonheidsverzorgingsbedrijven; 9°. behangers; 10°. stoffeerders; 11°. exploitanten van horecabedrijven; 12°. advocaten die hun praktijk alleen uitoefenen; 13°. houders van autorijscholen;
1086
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 b. andere dan de in onderdeel a genoemde ondernemers, indien zij hun prestaties als ondernemer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend verrichten in of vanuit een inrich ting welke bestemd is voor de verkoop van goederen of het verlenen van diensten aan anderen dan ondernemers; c. niet onder de onderdelen a of b vallende ondernemers die niet aan ondernemers goederen plegen te leveren en diensten plegen te verlenen, behoudens voorzover zij goederen leveren als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, mits zij op daartoe gedaan verzoek door de inspecteur zijn aangewezen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. 2. Indien de in het eerste lid in de onderdelen a en b bedoelde ondernemers van de aanwijzing geen gebruik maken, dienen zij daarvan schriftelijk kennis te geven aan de inspecteur.
Kennisgeving bij factuurstelsel
HOOFDSTUK X LANDBOUWREGELING Artikel 27. Vervallen Verklaring
Artikel 29. De wederopzegging door belanghebbende, bedoeld in artikel 27, zesde lid, van de wet, dient schriftelijk te geschieden.
Verzoek en wederopzegging
OB
Artikel 28. 1. De aftrek en de teruggaaf op grond van artikel 27, vierde onderschei denlijk vijfde lid, van de wet, vinden slechts plaats, indien de ondernemer aan wie de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer de goederen heeft geleverd, een door deze ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt, dat de goede ren binnen het kader van de genoemde bepaling zijn geleverd, en waarin voorts zijn vermeld: a. naam en adres van de leverancier; b. de dag waarop de levering wordt verricht; c. naam en adres van de afnemer; d. de hoeveelheid van de goederen; e. een duidelijke omschrijving van de goederen; f. het in rekening gebrachte bedrag. 2. De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt opgemaakt vóór de vijftiende dag van de maand, volgende op die waarin de levering is verricht. 3. De aftrek vindt plaats in het belastingtijdvak waarin de goederen zijn geleverd. 4. Ingeval van leveringen aan veilingen en andere vaste afnemers kan, in afwijking van het eerste en het tweede lid, de landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbou wer volstaan met een éénmaal per kalenderjaar af te geven verklaring waaruit blijkt, dat de goederen binnen het kader van artikel 27, vierde lid, van de wet zijn geleverd. In dat geval houdt degene aan wie de goederen worden geleverd, van iedere levering op zodanige wijze aantekening dat daaruit de in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, bedoelde gegevens blijken. 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn ten aanzien van diensten voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Tijdstip verklaring Tijdstip aftrek Verklaring eenmaal per jaar
Diensten
HOOFDSTUK XA REGELING VOOR BELEGGINGSGOUD Artikel 29a. Als gouden munten als bedoeld in artikel 28j, eerste lid, onderdeel c, van de wet, worden aangemerkt de gouden munten die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage L.
1087
Gouden munten
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Heffing op verzoek
Artikel 29b. De ondernemer of de tussenpersoon die het recht uitoefent om overeen komstig artikel 28l van de wet voor belastingheffing te kiezen, stelt de inspecteur schriftelijk in kennis van deze keuze.
Vrijgestelde prestatie
Artikel 29c. Handelingen die op grond van artikel 28k van de wet van de belasting zijn vrijgesteld, worden voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 14 aange merkt als handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.
Administratieplicht
Artikel 29d. Voor de toepassing van de in artikel 28k van de wet vervatte vrijstel ling, is de ondernemer gehouden een boekhouding te voeren waarin de voor die toe passing nodige gegevens op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld. Artikel 29e. Vervallen HOOFDSTUK XI ONDERNEMERSVERKLARING Artikel 30. Vervallen
OB
Verklaring, dat elders btw is betaald
Ondernemer van buiten EG
Artikel 30a. 1. De ondernemer die in een andere LidStaat woont of is gevestigd en geen vaste inrichting in Nederland heeft, dient bij een verzoek om teruggaaf als be doeld in artikel 33, tweede lid, van de wet door middel van een verklaring aan te to nen, dat hij in de staat waar hij woont of is gevestigd, is onderworpen aan de belas ting over de toegevoegde waarde. De verklaring, afgegeven door de overheid van de LidStaat waar de ondernemer woont of is gevestigd, dient overeen te stemmen met het in bijlage E opgenomen model. De verklaring moet zijn gedrukt en ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Gemeenschappen. De verklaring behoeft niet te worden overgelegd indien de ondernemer reeds eerder een dergelijke verkla ring heeft overgelegd en sinds de afgifte daarvan nog geen jaar is verstreken. 2. Een ondernemer die buiten de Gemeenschap woont of is gevestigd en geen vaste inrichting in Nederland heeft, dient indien de inspecteur zulks vraagt, bij een verzoek om teruggaaf als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de wet aan te tonen dat hij ondernemer is in de zin van artikel 7 van de wet. HOOFDSTUK XII ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN
Regelmatig boekhouden
Aantekeningen van facturen
Artikel 31. 1. De ondernemer is gehouden regelmatig aantekening te houden van: a. de aan hem en door hem uitgereikte facturen alsmede, indien het een wederver koper betreft, de door hem uitgereikte inkoopverklaringen; b. de uitgaven en ontvangsten ter zake van de aan hem en door hem verrichte leve ringen van goederen en verleende diensten en de door hem verrichte intracommu nautaire verwervingen van goederen; c. het betrekken van voor hem bestemde ingevoerde goederen; d. het verzenden of afleveren van door hem voor uitvoer uit de Gemeenschap of opslag in een entrepot bestemde goederen. 2. De in het eerste lid bedoelde aantekeningen van facturen welke doorlopend dienen te worden genummerd omvatten: a. dagtekening en nummer; b. naam, adres en, in voorkomend geval, btwidentificatienummer van de onder nemer door wie of aan wie de levering of de dienst wordt verricht, alsmede van de gene aan wie wordt geleverd met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6;
1088
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Eisen boekhouding
OB
c. een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of van de dienst; d. de vergoeding; e. het bedrag van de belasting. 3. De rechtspersoon, andere dan ondernemer, is gehouden ter zake van zijn intra communautaire verwervingen regelmatig aantekening te houden van: a. de aan hem uitgereikte facturen; b. de uitgaven ter zake van die verwervingen. 4. De in het derde lid bedoelde aantekeningen van facturen welke doorlopend die nen te worden genummerd omvatten: a. dagtekening en nummer; b. naam, adres en btwidentificatienummer van degene door wie de levering wordt verricht; c. een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen; d. de vergoeding onderscheiden naar: 1°. nieuwe vervoermiddelen; 2°. accijnsgoederen; 3°. overige goederen; e. het bedrag van de belasting. 5. De aantekeningen worden op zodanige duidelijke en overzichtelijke wijze en met vermelding van zodanige bijzonderheden gehouden, dat aan de hand daarvan de door de ondernemer of door de rechtspersoon, andere dan ondernemer, over een be paald belastingtijdvak verschuldigde belasting kan worden vastgesteld. De weder verkoper is tevens gehouden om met betrekking tot goederen die administratief van inkoop tot verkoop zijn te volgen, zijn boekhouding op zodanige wijze te voeren dat aan de hand daarvan het verband tussen inkoop en verkoop kan worden vastgesteld. 6. De ondernemer en de rechtspersoon, andere dan ondernemer, zijn verplicht de aantekeningen te bewaren gedurende de termijn, bedoeld in artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in artikel 34a van de wet. 7. De inspecteur kan afwijkingen toestaan van de verplichtingen welke zijn opge legd in de vorige leden. 8. De ondernemer is gehouden zijn boekhouding op zodanige duidelijke en over zichtelijke wijze te voeren en met vermelding van zodanige bijzonderheden, dat de inspecteur aan de hand daarvan kan vaststellen of de belastingheffing met betrekking tot de in artikel 34, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet, bedoelde goederen, op de juiste wijze plaatsvindt.
Bewaarplicht
Afwijkingsmogelijkheid
Artikel 31a. De ondernemer aan wie een vergunning voor een fiscaal vertegenwoor diger als bedoeld in artikel 24c van het besluit is verleend, is gehouden: a. afzonderlijk aantekening te houden van de gegevens als bedoeld in artikel 31 die betrekking hebben op de buitenlandse ondernemer; b. de aantekeningen als bedoeld in onderdeel a zodanig te houden dat de herkomst en de bestemming van de goederen op eenvoudige wijze kunnen worden gevolgd en de verschuldigde belasting op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
Fiscaal vertegenwoordiger
Artikel 32. 1. Als ondernemers als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de wet, worden aangewezen groothandelaren in levensmiddelen, dranken, tandheelkundige grondstoffen, tandtechnische werken en onderdelen van tandtechnische werken. 2. De in artikel 35, derde lid, van de wet, bedoelde ontheffing van de verplichting om een factuur uit te reiken indien vrijgestelde prestaties worden verricht, geldt niet ter zake van de levering van een roerende zaak als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel r, van de wet.
Ontheffing van uitreikingsverplichting
1089
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Artikel 33. 1. In afwijking in zoverre van de verplichtingen opgelegd bij artikel 35a van de wet geldt als een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur: a. het vervoersbewijs voorzover de ondernemer personen vervoert in de vorm van openbaar vervoer of taxivervoer als bedoeld in artikel 1, onderdelen h en j, van de Wet personenvervoer 2000; b. de gebruikelijke afrekening voorzover de ondernemer spijzen en dranken ver strekt voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel, café, restaurant, pen sion en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode ver blijf houden; c. de factuur die bij inruiltransacties wordt uitgereikt en die de gehele inruiltrans actie dekt, mits die factuur alle vermeldingen bevat die anders op de afzonderlijk uit te reiken facturen zouden moeten worden vermeld; d. de wekelijks of maandelijks uitgereikte verzamelfactuur met betrekking tot le veringen of diensten waarbij bonnen en dergelijke worden uitgereikt die op zich niet voldoen aan de factuurvereisten, mits deze verwijst naar de bonnen en dergelijke, en samen daarmee voldoet aan de factuurvereisten; e. het gedeelte van de overschrijvingskaart dat de afnemer behoudt of de aan de afnemer gezonden bank of giroafrekening, bij het gebruik van acceptgirokaarten onderscheidenlijk automatische overschrijving; mits daarin in elk geval de volgende vermeldingen zijn opgenomen: 1°. de datum van uitreiking; 2°. een identificatie van de ondernemer die de prestatie verricht; 3°. een identificatie van de aard van de geleverde goederen of de verrichte dien sten; 4°. het te betalen bedrag van de belasting of de gegevens aan de hand waarvan dat bedrag kan worden berekend. 2. In afwijking in zoverre van de verplichtingen opgelegd bij artikel 35a van de wet: a. kan bij de levering van brandstof voor landvoertuigen de vermelding van de naam en het adres van de afnemer achterwege blijven, mits die afnemer kan worden geëdentificeerd doordat zijn gegevens door de wijze van betalen, giraal of anders zins, traceerbaar zijn; b. kan bij de levering van goederen door groothandelaren, in plaats van de vermel ding van de aard van de geleverde goederen, een door de inspecteur goedgekeurde codevermelding worden gebruikt. 3. Geen afwijkingen zijn toegestaan voor leveringen als bedoeld in artikel 5a van de wet en voor leveringen met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, on derdeel a, post 6.
Inhoud teruggaafverzoek
Artikel 33a. 1. De aanvrager van het teruggaafverzoek als bedoeld in artikel 32f van de wet neemt in het verzoek alle informatie op die is voorgeschreven in de artikelen 8 en 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG. 2. De aanvrager van het verzoek bedoeld in het eerste lid omschrijft in het verzoek mede zijn beroepsactiviteit op de wijze als genoemd in artikel 32h van de wet. 3. De aanvrager kan zowel voor het verstrekken van de gegevens in het in het eer ste lid bedoelde verzoek als voor alle mogelijke andere op dit teruggaafverzoek be trekking hebbende te verstrekken aanvullende of verder aanvullende gegevens, ge bruik maken van de Nederlandse, Engelse of Duitse taal.
OB
Afwijkende facturen
1090
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 HOOFDSTUK XIII TARIEF Artikel 33b. Vervallen
Artikel 34a. 1. Ter zake van de levering en het vervoer van gas door middel van pijpleidingen vinden de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 32, onder scheidenlijk onderdeel b, post 18, slechts toepassing, indien de afnemer van die pres taties een tuinbouwer is en mits per aansluiting een door de tuinbouwer onderteken de verklaring aan de leverancier onderscheidenlijk netbeheerder kan worden over legd waaruit blijkt, dat deze het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten, en waarin voorts zijn vermeld: a. de dagtekening; b. naam en adres van de afnemer, en c. naam en adres van de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder. 2. De in het eerste lid bedoelde verklaring heeft betrekking op al het per aansluiting door de tuinbouwer afgenomen gas; indien slechts een deel van dat gas wordt ge bruikt voor het in het eerste lid vermelde doel, moet dit in de verklaring worden ver meld en wordt dat deel uitgedrukt in een percentage van het geheel. 3. Indien een gegeven als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b of c, of het tweede lid, wijzigt, geeft de tuinbouwer binnen zes weken een nieuwe verklaring af aan de leverancier onderscheidenlijk de netbeheerder. 4. De tuinbouwer trekt de verklaring binnen zes weken schriftelijk in, indien het door hem afgenomen gas niet langer wordt gebruikt voor het hiervoor vermelde doel. In de te ondertekenen verklaring wordt de datum van wijziging van gebruik op genomen.
1091
OB
Artikel 34. Als hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het Hulpmiddelen blinexclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden als bedoeld in de den/slechtzienden bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 31, worden aangewezen: a. sprekende koortsthermometers, bloedsuikermeters en bloeddrukmeters die wor den aangewend voor zelfdiagnose; b. programmatuur, alsmede de hiermee samenhangende apparatuur, die door mid del van zogeheten spraakoutput er specifiek op is gericht visueel gehandicapten in staat te stellen om met computers te werken; c. programmatuur die grafische besturingssystemen omzet in voor zogeheten spraakoutput en brailleschrift begrijpelijke informatie; d. programmatuur die erop is gericht om conventionele geschriften met behulp van een scanner om te zetten in een door een computer te gebruiken tekst waardoor deze geschriften toegankelijk worden voor visueel gehandicapten; e. programmatuur die erop is gericht de weergave op het beeldscherm van een computer te vergroten en/of te laten contrasteren; f. bijzondere gezichtshulpmiddelen voor slechtzienden die gewoonlijk door een arts of een optometrist worden voorgeschreven en individueel worden aangemeten, te weten: op of in een bril gemonteerde kijkerloepsystemen; telescoop en prisma loepbrillen, de daarbij behorende opsteeklenzen daaronder begrepen; in een bril montuur of brilglazen aan te brengen vergroot en loepglazen; filterlenzen en toe passingen en filterglazen bestemd voor een selectieve absorptie van meer dan 400 Nn. van het licht met korte golflengte; alsmede tafelloepsystemen, al dan niet voor zien van verlichting, voor vergrotingen tot Nn 2X en bijbehorende toebehoren, en monoculaire handtelescopen.
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 Leveringen invoer van minerale olie
Percentage teruggaaf
OB
Termijn voor verzoek om teruggaaf
Aftrek
Artikel 34b. 1. Ter zake van de levering, de invoer en de intracommunautaire ver werving van minerale olie vindt de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 32, slechts toepassing bij wijze van teruggaaf van belasting aan de tuinbouwer die de olie gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouw produkten. 2. De teruggaaf geschiedt op verzoek van de tuinbouwer en bedraagt 13 percent van de aan hem wegens levering van de minerale olie in rekening gebrachte vergoe ding. 3. In afwijking in zoverre van artikel 33 van de wet geschiedt het verzoek om te ruggaaf steeds binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de olie is ontvangen, en wel bij een afzonderlijke, ondertekende aangifte welke de vol gende gegevens moet bevatten: a. de dagtekening; b. het kwartaal waarover teruggaaf wordt verzocht; c. naam en adres van de tuinbouwer; d. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht, en de vergoeding welke daarvoor in rekening is gebracht; e. de datum van levering van de minerale olie; f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd; g. de verklaring dat de tuinbouwer de olie ter zake waarvan teruggaaf wordt ge vraagd gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouw produkten. 4. Bij de aangifte moeten de inkoopfacturen worden overgelegd van de in de aan gifte vermelde hoeveelheid minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht. 5. Geen teruggaaf wordt verleend indien de belasting op de voet van artikel 15 van de wet in aftrek wordt gebracht.
Levering en invoer van gas anders dan d.m.v. pijpleidingen
Artikel 34c. Ter zake van de levering van gas anders dan door middel van pijplei dingen, en ter zake van de invoer en de intracommunautaire verwerving van gas is artikel 34b van overeenkomstige toepassing.
Wekker met licht
Artikel 35. Als hulpmiddel dat speciaal is ontworpen dan wel bestemd voor het ex clusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 35, worden aangewezen: a. wek en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare sig nalen; b. teksttelefoons die er specifiek op zijn gericht om ten behoeve van auditief ge handicapten spraak om te zetten tekst. Artikel 36. Vervallen
Schriftelijke verklaring
Artikel 36a. 1. Als schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, on derdeel b.1° en b.2°, van het besluit, wordt aangewezen: een factuur, een kopiefac tuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de in die bepaling bedoelde verklaring van de afnemer van de goederen, die vergezeld gaat van een ver klaring van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dat deze de goederen voor de ondernemer in zijn accijnsgoederenplaats in opslag neemt. 2. Als schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, wordt aangewezen: een factuur, een kopiefactuur, of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de in die bepaling bedoelde verklaring van de afnemer van de goederen.
1092
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 3. In de factuur die de ondernemer afgeeft ter zake van leveringen als bedoeld in het eerste en tweede lid vermeldt hij ‘levering met toepassing van tabel II, post a.7’, onderscheidenlijk ‘levering met toepassing van tabel II, post a.8’. Wanneer een le vering is geschied met toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder b, moet op de afgegeven factuur tevens het accijnsnummer van de af zender van het geleidedocument, alsmede het volgnummer van het geleidedocument worden vermeld. Artikel 36b. Tot de goederen of soorten van goederen bedoeld in de bij de wet be horende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a, onderscheidenlijk onder b behoren de goederen opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage I onderscheidenlijk bijlage K, voor zover deze produkten niet geschikt zijn zonder nadere be of verwer king in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht.
Tabel II, a, post 8, a
Artikel 36ca. 1. Een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën als bedoeld in de Wet op de accijns kan worden aangewezen voor toepassing van de bijzondere bepa ling van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7. 2. Voor het verkrijgen van de in het eerste lid bedoelde aanwijzing dient de ver gunninghouder van de accijnsgoederenplaats een verzoek in bij de inspecteur. In het verzoek dient hij zijn naam, adres en btwidentificatienummer te vermelden. Voorts dient hij de inspecteur een afschrift te verstrekken van zijn vergunning voor die ac cijnsgoederenplaats. 3. In de aanwijzing neemt de inspecteur nadere voorwaarden op met betrekking tot de door de vergunninghouder te voeren administratie ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bijzondere bepaling van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7. Deze voorwaarden bepalen in ieder geval dat de administratie zodanig wordt gevoerd dat bij de uitslag van minerale oliën uit de accijnsgoederen plaats in de zin van de Wet op de accijns de identiteit wordt vastgelegd van de on dernemer van wie de belasting wordt geheven ter zake van de aan hem verrichte, aan de uitslag voorafgaande levering alsmede dat de hoeveelheid en de soort van de des
1093
Aanwijzing accijnsgoederenplaats voor minerale oliën
OB
Artikel 36c. 1. Ondernemers wier bedrijfsuitoefening gericht is op het leveren van Vergunning voor engoederen als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage I, kunnen met betrek trepot king tot die goederen, voor zover in Nederland aanwezig, in aanmerking komen voor een vergunning voor een nietplaatsgebonden entrepot als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a. 2. Degene die een vergunning voor een nietplaatsgebonden entrepot wil verkrij gen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur. 3. In het verzoek dient te worden vermeld: a. de naam, het adres, het btwidentificatienummer en de aard van het bedrijf van de ondernemer die het verzoek doet; b. de goederen waarop het verzoek betrekking heeft. 4. In de vergunning neemt de inspecteur nadere regels op met betrekking tot de door de ondernemer te voeren administratie ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder a. In de vergunning vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan de vergun ning geldt. 5. De vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken: a. op verzoek van de vergunninghouder; b. in geval de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd. 6. Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een vergunning alsmede het af wijzen van een verzoek om een vergunning te verlenen geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 betreffende minerale oliën wordt omschreven. Daarbij moet, wanneer bedoelde on dernemer een buitenlandse ondernemer is, de naam en het btwidentificatienummer worden vastgelegd van de fiscaal vertegenwoordiger die voor die ondernemer op treedt met betrekking tot die levering. In de aanwijzing vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan de aanwijzing geldt. 4. De aanwijzing kan worden gewijzigd of ingetrokken: a. op verzoek van de vergunninghouder; b. in geval de voorwaarden voor de aanwijzing niet worden nageleefd. 5. Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een aanwijzing alsmede het af wijzen van een verzoek om een aanwijzing te verlenen, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een aanwijzing kan niet worden verleend aan degene die een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën heeft verkregen als bedoeld in artikel 42a van de Wet op de accijns.
OB
Opslagplaats goederen bijlage K
Artikel 36cb. 1. Ondernemers wier bedrijfsuitoefening erop gericht is om ten be hoeve van een andere ondernemer te beschikken over een opslagplaats voor goede ren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage K, kunnen met betrekking tot die opslagplaats voor die goederen in aanmerking komen voor een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, on derdeel a, post 8, onder b. 2. Degene die een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur. 3. In het verzoek dient te worden vermeld: a. de naam, het adres, het btwidentificatienummer en de aard van het bedrijf van de ondernemer die het verzoek doet; b. de goederen waarop het verzoek betrekking heeft; c. (vervallen); d. de locatie en de inrichting van de als plaatsgebonden entrepot aan te merken plaats of plaatsen. 4. In de vergunning neemt de inspecteur ten behoeve van de controle op de juiste toepassing van de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, onder b, nadere voorwaarden op met betrekking tot de tot het plaatsgebonden entrepot te rekenen plaatsen en de door de ondernemer te voeren administratie. Deze voorwaarden be palen in ieder geval dat de administratie zodanig wordt gevoerd dat bij de beëindi ging van de opslag van de goederen in het entrepot de identiteit wordt vastgelegd van de ondernemer van wie de belasting wordt geheven ter zake van de aan hem verrich te, aan de beëindiging van de opslag voorafgaande levering alsmede dat de hoeveel heid en de soort van de desbetreffende goederen wordt omschreven. Daarbij moet, wanneer bedoelde ondernemer een buitenlandse ondernemer is, de naam en het btw identificatienummer worden vastgelegd van de fiscaal vertegenwoordiger die voor die ondernemer optreedt met betrekking tot die levering. In de vergunning vermeldt de inspecteur voorts de datum met ingang waarvan deze geldt. 5. De vergunning kan worden gewijzigd of ingetrokken: a. op verzoek van de vergunninghouder; b. in geval de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd. 6. Het verlenen, het wijzigen en het intrekken van een vergunning alsmede het af wijzen van een verzoek om een vergunning te verlenen, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een verzoek om een vergunning kan worden geweigerd aan de ondernemer die in de vijf aan het verzoek voorafgaande jaren onherroepelijk is ver oordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de omzetbe lasting. 7. Onder beëindiging van de opslag van goederen in een plaatsgebonden entrepot wordt verstaan: 1094
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 a. het brengen van goederen buiten een plaatsgebonden entrepot dat voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen door of in opdracht van de ondernemer die de macht heeft als eigenaar over die goederen te beschikken; b. het verrichten van een zodanige be of verwerking met betrekking tot in een plaatsgebonden entrepot opgeslagen goederen door of in opdracht van de onderne mer die de macht heeft als eigenaar over die goederen te beschikken, dat die goede ren daarna geen goederen meer zijn die zijn genoemd in de bij deze regeling beho rende bijlage K, dan wel dat die goederen weliswaar goederen zijn die zijn genoemd in die bijlage, maar geschikt zijn om zonder nadere be of verwerking in de particu liere verbruikssfeer te worden gebracht. HOOFDSTUK XIV OVERGANGSBEPALINGEN MET BETREKKING TOT GEBRUIKTE GOEDE REN, KUNSTVOORWERPEN, VOORWERPEN VOOR VERZAMELINGEN EN ANTIQUITEITEN, IN HET HANDELSVERKEER MET ENKELE LIDSTA TEN Overgangsbepalingen
OB
Artikel 36d. 1. Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van de wet is niet van toepassing wanneer het verworven goed een gebruikt vervoermiddel is in de zin van artikel 327, lid 3, van de BTWrichtlijn 2006 waarvan de levering aan de in artikel 4, onder b, van die richtlijn vermelde voorwaarden voldoet. 2. Artikel 5a van de wet is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde le veringen. 3. De in het eerste lid bedoelde leveringen worden voor de toepassing van artikel 28b, tweede lid, van de wet gelijkgesteld met de in dat tweede lid bedoelde leverin gen aan de wederverkoper. SLOTBEPALING Artikel 37. 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1969. 2. Deze regeling kan worden aangehaald als Uitvoeringsbeschikking omzetbelas ting 1968.
1095
Inwerkingtreding Citeertitel