Obesitas en verschillende eettypes: de ‘Emotie-eter’ (III) Veel obese mensen zien het eten uit onvrede, spanning of stress vaak als oorzaak voor hun foute eetgedrag. Die onlustgevoelens kunnen van alles zijn, inclusief de ontevredenheid over hun lichaam. Met de veel gehoorde opening ‘ik ben een echte emotie-eter’ zetten heel wat obese patiënten hun behandeltraject in. Tegelijkertijd gebruiken ze dit statement vervolgens even gemakkelijk als een soort van machteloosheid waar ook niets meer aan te veranderen valt. ‘Zo ben ik nu eenmaal, het zit in mijn genen, in mijn familie is iedereen te dik, dus kan ik er ook niets aan doen dat ik zo ben’. Om zo al snel gedurende de rit hun talloze smoezen uit de kast te gaan halen, waarom ze zich echt niet hebben kunnen houden aan hun vooraf geadviseerde eetpatroon van regelmaat en matig eten. Emotioneel eten Heftige emotionele toestanden (zoals woede, angst of verdriet) leiden gewoonlijk tot vermindering van eetlust. Evenals het consumeren van voeding kunnen langdurige
en intens negatieve gevoelens door onderdrukking van maagsamentrekkingen en door een stijgende bloed-suiker spiegel tot verzadiging leiden. Paradoxaal genoeg reageert een grote groep personen (waaronder obese personen) precies omgekeerd: in zo’n situatie gaan zij juist extra veel eten. Het behoeft dan ook geen verwondering dat deze groep meer risico loopt op extreem overgewicht of obesitas. Emotioneel eten en overgewicht worden bijna automatisch met elkaar in verband gebracht. Dit zogenaamde emotionele eten is volgens deze theorie juist een reactie op intern ervaren negatieve emoties, en
dus niet zozeer op interne honger- of verzadigingssignalen. Nu moet er niet onmiddellijk aan trauma’s of andere ernstige emotionele problemen worden gedacht (zoals verlies van dierbaren, relatieproblemen of psychiatrische problematiek). Ook heel alledaagse gevoelens van boosheid, angst of stress kunnen het overeten ‘triggeren’. Zo kunnen vrouwen, met al hun huishoudelijke lasten en plichten, als ze al niet zelf een bovenmatige drang tot verzorgen aan de dag leggen, enorme stresseters zijn. Maar ook de lichamelijke veranderingen bij opgroeiende en (extra hiervoor) gevoelige meisjes kunnen potentiële stressbronnen zijn om ongezond te eten. Tot slot: ook positieve gevoelens, zoals blijheid of een voldaan gevoel iets belangrijkst behaald te hebben, kunnen makkelijk ‘zin in iets lekkers’ ontlokken, ook al wordt dan niet onmiddellijk aan emotioneel eten gedacht. Box 1: Casusillustratie van een emotie-eter Petra is een moeder van drie kinderen met een drukke deeltijdbaan. Ze loopt tegen de veertig, maar zegt al haar hele leven ‘altijd’ voor anderen bezig te zijn (geweest). In haar rol als huismoeder neemt ze weinig tijd voor zichzelf. Evenmin wordt er bijgesprongen door haar man. Zelfs van de kant van haar schoonouders wordt maar al te vaak een beroep op haar gedaan bij ziekte of iets anders. Als ze ’s avonds eindelijk wat tijd voor zich zelf heeft, probeert ze te ontspannen en daar hoort iets lekkers bij. In de eerste maanden van de behandeling maakt ze voor het eerst echt tijd voor zichzelf vrij door 2 à 3 keer per week te sporten. Ze vindt dat heerlijk, maar heeft al gauw het gevoel dat dit ten koste van
=1=
de kinderen gaat. Bijvoorbeeld als er eentje zich niet lekker voelt, denkt ze dat ze beter thuis kan blijven voor het geval ze van school gehaald moet worden. Zo voelt ze zich bij het sporten ook weer gauw schuldig. Vooral als haar man de kinderen moet opvangen, of als ze gaat sporten, geeft haar dat een dubbel gevoel. Petra vindt dat ze goed haar
best doet in de behandeling: ze sport veel, eet gezonder, maar wil zich qua eten toch ook niet alles ontzeggen. ‘Anders houd ik het beslist niet vol!’ De eerste maanden valt ze goed af, maar eigenlijk vindt ze het resultaat teleurstellend voor wat het haar kost. Ze vraagt zich steeds vaker af wat dat sporten voor zin heeft, zodat dit er geleidelijk aan ook weer bij in gaat schieten. Ze maakt weer ongezonde keuzes. Uit schuldgevoel (haar verzorgingsdrang), maar ook uit frustratie, blijft ze weer meer thuis, wil ze er weer helemaal voor haar gezin zijn. Dit alles vertaalt zich weer in een toename in gewicht.
Jong geleerd, oud gedaan, of toch nog iets anders? Hoewel je een betoog over aangeleerd onvermogen om hongerprikkels te kunnen onderscheiden van onlustgevoelens eerder van gedragstheoretici (‘behavioristen’) zou verwachten, komt de theorie van ‘aangeleerd’ emotioneel eten uit onverwachtse hoek, de psychoanalyse! Iedereen weet, daar hoef je geen psycholoog voor te zijn, dat de behoefte aan orale bevrediging bij baby’s een grote rol speelt. Maar de psychoanalytica Hilde Bruch (1973) kwam voor het eerst met de theorie op de proppen dat voedsel (tijdens het zogen), als symbool voor veiligheid, troost en moederlijke zorg, bij emotionele stress voortdurend die basale gevoelens kan blijven oproepen, óók bij volwassenen. De verklaring ervan zocht ze vooral in de analytische
(orale) fixatiemechanismen. Het foutieve leerproces voltrekt zich volgens haar doordat veel moeders bij onlust van hun kind enkel reageren met het geven van voedsel. Deze moeders zouden geen onderscheid kunnen maken tussen hongergevoelens en toestanden van ‘overprikkeldheid’ zonder duidelijk aanwijsbare oorzaken. Of anders gezegd: deze moeders missen het vermogen om non-verbaal emotionele uitingen te onderscheiden van de behoefte naar voedsel. Het eindresultaat zou dan zijn dat elk onlustgevoel geïnterpreteerd kan gaan worden als een hongertoestand. Waarom is dit al vroeg geleerde proces, ook al blijkt dit later een onvolwassen manier te zijn om met moeilijke situaties om te gaan, toch zo moeilijk te doorbreken? De verklaring hiervoor kan dan toch beter bij gedragstheoretici gezocht worden, die veel beter kunnen uitleggen dat beloningen op korte termijn bekrachtigender werken dan lange termijn beloningen. In het werken met volwassen obese patiënten blijkt uitstel tot directe behoeftebevrediging uiterst
moeilijk te worden verdragen. Te veel eten verwordt zo tot een inadequate manier van omgaan met pijnlijke emoties, zoals angst, woede of verdriet. Door ongezond en overmatig veel te gaan eten wordt voedsel een afleidingsmanoeuvre om zich de emotionele (stress)toestanden niet meer bewust te (willen?) worden. Psychoanalytici spreken over voedsel als een verdedigingsmechanisme. Nog een stapje verder,
=2=
in de denktrant van Bruch, bij wie voedsel staat voor ‘emotionele voeding’, zou dat bij ernstige affectieve verwaarlozing inderdaad wel eens het geval kunnen zijn. Maar of dat altijd zo opgaat is nog maar de vraag. Voedsel kan ook worden genuttigd voor heel andere doeleinden dan alleen het bevredigen van de nodige lichamelijke behoeftes.
Het niet willen of niet kunnen voelen Als ‘emotie-eters’ van zich zelf al zeggen dat ze hun emoties makkelijk ‘weg-eten’, zou je denken dat ze die gevoelens bij zich zelf ook heel goed weten te signaleren. Maar als je probeert samen met hen na te gaan op welke emoties ze zoal reageren, als ze vervallen in te veel of te vaak eten, of zelfs een eetbui kunnen krijgen, dan blijkt dat voor hen tamelijk lastig te verwoorden. Hierin lijken emotie-eters heel veel op patiënten met psychosomatische klachten, personen die lijden aan lichamelijke klachten en chronische aandoeningen, waarvoor artsen geen verklaringen kunnen vinden. In de psychosomatiek nu wordt verondersteld dat deze patiënten om allerlei psychische redenen lichamelijk lijden. Ook deze groep personen is nauwelijks in staat om over hun emoties te praten, laat staan over hun psychische problemen. Ook obese patiënten die voor hun overgewicht hulp zoeken, en die zich zelf emotie-eters noemen, zijn ofwel niet in staat ofwel niet geneigd om over moeilijke emotionele toestanden te praten. Ze komen vaak niet verder dan een ‘zich rot voelen’, ‘zich gespannen voelen’ of ‘zich zo moe voelen’. Damasio (2003) een belangrijk neuropsycholoog en expert op het
gebied van de psychologie over emoties, spreekt dan over ‘achtergrondemoties’. Zelf heb ik het liever over onze gevoelsstemmingen, van je moe, gespannen, gestrest of (on)plezierig voelen. In de psychosomatische benadering van het ‘emotioneel eten’ wordt overeten (teveel snoepen of snacken) vooral uitgewerkt als reactie op negatieve (basis)emoties: bang, boos en bedroefd. Maar mijn idee is eerder dat ze al aan het eten geslagen zijn, voordat ze die gevoelens zich daadwerkelijk bewust zijn, vooral reagerend dus op hun vage stemmingen. Obese patiënten geven ook zelf vaak te kennen dat door veel te eten ze hun gevoelens goed kunnen onderdrukken. Situaties kunnen soms zo moeilijk te verdragen zijn, dat ze die eerder willen ‘ontlopen’, dat ze liever niet willen voelen. Meestal komt dat voort uit ontbrekende (sociale) vaardigheden om hier goed mee om te gaan. Bij ontkenning, of het niet in staat zijn tot het herkennen van specifieke negatieve gevoelens, leidt dat natuurlijk ook niet tot adequate (probleem)oplossingen. Box 2: illustratie hoe negatieve emoties een vreetbui kunnen ‘triggeren’. Sara is een zwaarlijvige patiënte die tijdens de behandeling haar vreetbuien volledig kwijt was, maar door een extreem emotioneel voorval na lange tijd plotseling toch weer verviel in een enorme vreetaanval. Zo stond ze op een keer in een kledingswinkel voor een rekje met kleine maten een ‘beeldig’ jurkje voor haar jarige (slanke) zuster uit te zoeken. Plotseling hoorde ze achter zich twee ‘nette’ dames hardop over haar praten, waarbij de een tegen de ander zei: ‘moet je dat vieze dikke mens eens zien … die denkt nog echt dat ze maatje 36 aan kan!’ Ze kon wel door de grond zakken van schaamte, zo erg vond ze wat er gezegd werd. Zo snel ze kon rende ze de winkel uit, linea recta naar huis. Uit ellende plunderde ze de hele ijskast: alles wat te eten was at ze op! Misselijk en overstuur verliep verder de dag. Het duurde een hele therapiesessie voordat ze, afgezien van haar schaamtegevoelens die ze wèl communiceerde, haar woede jegens de beide vreemden kon erkennen en herkennen. Uiteindelijk gaf ze toe totaal niet om te kunnen gaan met zulke gevoelens. Uit ervaring wist dat ze dan veel te
=3=
agressief zou reageren, waarover ze zich later dan weer zou schamen.
Schuld en schaamte In vakliteratuur rond eetstoornissen zijn gevoelens van 'schuld & schaamte' regelmatig aan de orde, terwijl die in de zojuist beschreven 'psychosomatische' benadering voor obesitas veel minder accent krijgen (Bosch, 2001). Toch geven obese patiënten zelf ook te kennen dat schuld- en schaamtegevoelens een bijzonder grote rol spelen, niet alleen in hun persoonsbeleving, maar ook met betrekking tot hun eetgedrag. Schaamtegevoelens lijkt bij hen het sterkst op de voorgrond te staan. Patiënten met obesitas betrekken schaamte allereerst op hun lichaam: ze zien zichzelf liever niet op straat (in winkelruiten) of thuis (in spie-
gels). Ook innerlijk zien ze zichzelf heel ongunstig ‘via de ogen van anderen’. Uit mijn klinische ervaring blijkt dat schaamte rond eetgedrag ook bepaald wordt door het eten in bijzijn van anderen. Zo schaamt men zich vaak om te eten in gezelschap van anderen. Vanuit die schaamte vermijden veel patiënten te eten in het openbaar. Dat kan vervolgens weer makkelijk leiden tot foutief eetgedrag thuis, als ze alleen zijn. Obese patiënten geven zelf aan het meest onder hun schaamtegevoelens te lijden. Maar ook schuldgevoel vormt een voorspeller voor eetpathologie. In de behandelliteratuur wordt schuldgevoel vaak als gevolg van foutief eten beschreven, wat weer snel leidt tot complexere negatieve emoties,zoals ‘je
een slappeling vinden’, of ‘je minderwaardig voelen’. Schuldgevoel heeft doorgaans betrekking op je gedrag, en niet zozeer op je identiteit. Gevoelens van schaamte lijken vooral met dat laatste te maken te hebben: ze hebben een heel negatief zelfbeeld. Vandaar dat een algehele ongunstige zelfwaardering zo hoog correleert met schaamte. Het onbeperkte smoezenboek Waarom houden ‘emotionele eters’ nu toch zo krampachtig vast aan hun onhandige manier van omgaan met moeilijke situaties, door maar liever door te slaan in eten? Wat verliezen ze als het eten hen wordt ‘afgenomen’? Allereerst blijkt het opgeven van de troostende werking van voedsel voor hen bijzonder moeilijk te verdragen. De korte termijn beloning van het niet willen voelen van pijn of spanning door ongezond en teveel gaan eten is veel sterker dan de lange termijn beloning van een gezond en slank lichaam. Anders gezegd: ze kiezen voor de strategie van korte termijn bevrediging ondanks nog meer onvrede op langere termijn over eigen gewicht en uiterlijk. Het gevolg van deze keus, tezamen met nog meer overgewicht, is nog meer stigmatisering en nog minder zelfvertrouwen. Dit gebrek aan motivatie om het vol te houden moet dan ook eerder gezocht worden in het ontbreken van de nodige sociale vaardigheden om met conflicten om te kunnen gaan. Hun emoties worden in feite op een heel kinderlijke manier gereguleerd: ‘begraaf ze!’ Praat er niet over! Zijn ze er wel? Kalmeer jezelf met heerlijk eten. Maar hoe legitimeer je iets wat jezelf in feite niet wilt? Juist: door allerlei legitieme redenen te bedenken waarom jij je niet aan je eigen voornemens gehouden hebt, of zoals ze dat zelf liever formuleren: niet hebben kunnen houden! Hun smoezenboek is dan ook onvoorstelbaar uitgebreid … Slotbeschouwing Het is opmerkelijk dat positieve of prettige gevoelens, blijheid of iets te vieren hebben, nooit in een psychosomatische benadering worden betrokken. Natuurlijk heeft
=4=
dat te maken met het gegeven dat in klinische situaties rond emotioneel (eet)gedrag vooral de negatieve gevoelens bij conflictueuze of stresserende situaties in de aandacht staan. Maar dat neemt niet weg dat foutief eten wel degelijk ook uitgelokt kan worden door positieve gevoelens, zoals bij een iets te joyeuze ‘Bourgondische’ leefstijl, die bij mensen met aanleg voor overgewicht flink uit de hand kan lopen. Dat ‘gezelligheidsleven’ kan dan gaan overlappen met gepaard gaande negatieve gevoelens hieromtrent, die vervolgens weer hoognodig omgezet moeten worden in positieve gevoelens via lekker eten en drinken. Zo is de cirkel gesloten. En het slot zit dan meestal hermetisch dicht. In deze bijdrage heb ik me vooral willen richten op emotioneel eten, maar in mijn betoog ben ik ook voortdurend over die grens gegaan: ook het eten op alle prikkels om ons heen zet aan tot eten. En zelfs de lijners vervallen via negatieve emoties weer in hun oude eetpatronen.
Mensen zijn moeilijk in een hokje te stoppen, en dat geldt voor ons allemaal, ook in de manier waarop wij eten. Het denken in typen is enkel van nut om de mechanismen voor eetstijlen op een systematische manier te kunnen beschrijven. Strikt genomen wordt in deze denktrant elke variatie als afwijkend beschouwd. Daar ben ik het beslist niet mee eens: ik gebruik deze wijze van ordenen alleen als communicatievorm naar anderen toe, zoals u als lezer. Referenties:
Bosch, J.D. (2001). Binge eating: grensoverschrijdend gedrag. In: C.J.A. Roosen e.a. (red). Over een grens: psychotherapie met adolescenten. (Assen Koninklijke van Gorcum). Bruch, H. (1973). Eating disorders: obesity, anorexia nervosa and the person within. (New York: Basic Books). Damasio, A.(2003). Ik voel, dus ik ben. (Amsterdam Wereldbibliotheek).
© 2014. J.D. Bosch, Den Haag.
Dit is het slot van een drieluik over obesitas: Obesitas en verschillende eettypes: de Bourgondiër (I). Obesitas en verschillende eettypes: de 'lijner' (II). Obesitas en verschillende eettypes: de Emotie-eter (III). Daarnaast verscheen bij Nugarum Collectio een publicatie van Joop Bosch getiteld: Obesitas: een ziekte of gevolg van een zieke samenleving?
=5=