7. Bijlagen Sommige begrippen die in de vorige hoofdstukken aan bod kwamen, worden in de volgende bijlagen uitvoerig verklaard.
7.1 De verschillende bestanddelen van de wervelkolom en hun functie 7.1.1 De wervels Als we inzoomen op een wervel van bovenaf gezien, of op een wervelsegment (twee wervels in profiel gezien) kunnen we enkele kenmerken vaststellen:
Wervel van bovenaf gezien
Wervelsegment in profiel
✒ Een grote cilindrische massa vooraan (wervellichaam) (A) ✒ Een kanaal: het ruggenmergkanaal, waardoor het ruggenmerg loopt en beschermd wordt (B) ✒ Uitsteeksels (apofysen) die dienen als verankering voor de ligamenten en spieren (C dwarsapofyse en D doornachtige apofyse) ✒ Gewrichtsvlakken om het in elkaar grijpen van de wervels boven en onder mogelijk te maken (E) 7.1.2 De ligamenten Talloze ligamenten (F) lopen door de hele wervelkolom. Ze zijn vergelijkbaar met elastieken en stabiliseren en versterken de wervelkolom. In tegenstelling tot bij de tussenwervelschijven lopen er talloze zenuwuiteinden door en de beschadiging van een ligament is dan ook zeer pijnlijk en wordt zeer snel opgemerkt. 7.1.3 De spieren De paravertebrale spieren of rugspieren(G) zijn vastgehecht aan de achterkant van de wervelkolom.
Wervel van bovenaf gezien, met de tussenwervelschijf Wervelsegment in profiel: de ligamenten (F), de spieren (G), de tussenwervelschijf (H), het ruggenmerg (J) en de zenuwwortels (K)
Door hun samentrekking houden zij de rug in een bepaalde houding, zorgen zij ervoor dat de romp overeind blijft of remmen zij de daling van de romp af bij het vooroverbuigen. Zij versterken ook de stabiliteit van de romp. De spieren van het menselijk lichaam werken in synergie en de preventie van rugpijn mag niet worden beperkt tot de zorg voor de paravertebrale en abdominale spieren (buikspieren) alleen. We zullen hierna zien hoe het spierstelsel kan worden versterkt en versoepeld. 7.1.4 De tussenwervelschijf De tussenwervelschijf (H) bevindt zich tussen iedere wervel. Zij bestaat uit twee delen: ✒ De kern (L) (in het midden) die eruitziet als een zeer dichte gelei. Ze bestaat uit: • Specifieke proteïnen (grote moleculen die proteoglycanen worden genoemd) die water aantrekken: 10% van haar massa • Water: 90% van haar massa
60
✒ De ring (M) (rondom) bestaat uit vezels die in concentrische lagen liggen. Deze verschillende lagen lopen schuin, afwisselend en vormen een soort van traliewerk waarin de geleiachtige kern stevig in het midden wordt gehouden. A. rol: schokdemping en mobiliteit De aantrekkingskracht die de proteoglycanen uitoefenen op water geeft aan de kern een zekere voorspanning, een beetje zoals bij bepaalde constructies (brug, pylonen). Dankzij deze positieve inwendige druk kan ze de drukverschillen veroorzaakt door bepaalde houdingen, hanteringen, verplaatsingen te voet of in een voertuig dempen en absorberen … De tussenwervelschijf van een jongere kan worden vergeleken met een goed opgeblazen band. De kern speelt ook de rol van een mechanisch kogelgewricht, dat soms zeer wijde bewegingen mogelijk maakt: zich vooroverbuigen, zich strekken en zich draaien. B.
Gelijkenis tussen de tussenwervelschijf en een spons
kenmerken
Afwezigheid van zenuwcellen Ieder weefsel van ons lichaam heeft afhankelijk van de ligging een min of meer grote hoeveelheid zenuwuiteinden. Onze handen hebben er enorm veel. Deze zenuwcellen treden op als schildwachten en sturen signalen naar de hersenen om hen te verwittigen voor beschadiging of agressie. In tegenstelling tot wat meestal wordt gedacht, heeft de tussenwervelschijf weinig zenuwcellen. Dit kenmerk maakt haar weinig geschikt om de hersenen op de hoogte te brengen van de eerste beschadigingen. Afwezigheid van bloedvaten De organen en weefsels van het lichaam worden gevoed via de bloedvaten: de slagaders brengen zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen, terwijl de aders de afvoer van de toxinen naar de filterorganen mogelijk maken. De tussenwervelschijf heeft geen bloedvaten. Daarom “voedt ze zich” tijdens positieveranderingen en bewegingen, zoals een spons die onderworpen wordt aan drukveranderingen. Statische houdingen en gebrek aan lichaamsbeweging belemmeren de uitwisseling van vloeistoffen en voedingsstoffen in de schijf. ✒ Staand: de druk is evenwichtig en de aan- en afvoer van vloeistof is gering
61
✒ Liggend: de druk op de schijven is gering, de schijf absorbeert het water (dankzij de grote cellen die het water aantrekken) en de voedingsstoffen. De hoogte van de schijf neemt toe. ‘s Morgens zijn we ongeveer 1 tot 2 cm groter dan ‘s avonds.
✒ Staand met een last in de handen: de druk op de schijven is groot, en de vloeistof en het afval uit de schijf wordt naar buiten afgevoerd. De hoogte van de schijf vermindert. De tussenwervelschijven dragen de naam van de wervels die erboven en eronder zitten. Zo is schijf L5/S1 de schijf die tussen de vijfde lendenwervel en de eerste wervel van het heiligbeen ligt.
7.1.5 De achterste gewrichten Deze kleine gewrichten (E) zijn bedekt met kraakbeen en spelen een rol die vergelijkbaar is met die van spoorstaven die de locomotief geleiden. Ze maken bepaalde bewegingen mogelijk en andere onmogelijk. Ze zijn rijk aan zenuwuiteinden en dus gevoelig voor bewegingen, voor pijn en zelfs voor veranderingen in de luchtdruk. 7.1.6 Ruggenmerg en zenuwwortels Het ruggenmerg (J) is de zenuwstreng die uit de hersenen komt en via het ruggenmergkanaal door iedere wervel gaat. Net zoals een boom wortels heeft, is het ruggenmerg onderverdeeld in zenuwwortels (K) die via de conjugatiegaten (openingen die opzij tussen twee wervels liggen) boven komen. Deze wortels vormen het vertrekpunt van de verschillende zenuwen die door de ledematen lopen, evenals door de romp. Iedere wortel heeft een naam die afgeleid is van de wervel die zich boven haar uitgangspunt bevindt. De zenuwwortel L5 links komt uit via het linkse conjugatiegat onder wervel L5. De nervus ischiadicus is bekend. Zij heeft verschillende vertakkingen die verschillende delen van de dij, het been en de voet van zenuwen voorzien.
62
7.2 Het risico verbonden met houdingen en bewegingen: de uitleg 7.2.1 Vooroverbuigen (ronde rug) Verklaring van het mechanisme De romp wordt naar voor gebracht en de wervelkolom wordt rond, de lendenlordose verdwijnt. Dit verlies van de lendenlordose gaat gepaard met wijzigingen in de verdeling van de druk van de verschillende bestanddelen: ✒ Het voorste deel van de schijf wordt samengedrukt. ✒ Het achterste deel en de achterste ligamenten worden uitgerekt. ✒ De kern vertoont de neiging om zich naar achter te verplaatsen. ✒ De druk op de schijf neemt sterk toe en bereikt een waarde van bijna 300 kg. Deze 300 kg zijn verdeeld over een klein deel van de schijf en niet over de hele schijf. 7.2.2 Zich naar achter uitstrekken Verklaring van het mechanisme ✒ De lendenwervelkolom vertoont de neiging om nog holler te worden. ✒ Het achterste deel van de schijf wordt samengedrukt. ✒ Het voorste deel en het voorste ligament worden uitgerekt. ✒ De kern vertoont de neiging om zich naar voor te verplaatsen. ✒ De achterste gewrichten komen dichter bij elkaar en de druk op hun kraakbeen neemt toe. 7.2.3 Zich opzij draaien Verklaring van het mechanisme ✒ De rotatie van de romp bevordert een afschuiving van de vezels van de ring van de schijf. ✒ De achterste gewrichten verhinderen een te grote rotatie van de wervellichamen. ✒ De druk in de schijf neemt toe als gevolg van deze spanning op de vezels. 7.2.4 Zich opzij draaien en tegelijk vooroverbuigen Verklaring van het mechanisme ✒ Het voorste deel van de schijf wordt samengedrukt. ✒ De rotatie van de romp bevordert het afschuiven van de vezels van de ring. ✒ De combinatie van de twee bewegingen verhoogt het risico dat de vezels van de vezelige ring breken, in hoge mate. Dit soort van beweging vormt dus een groot risico voor de rug.
63
7.2.5 Zittende houding Verklaring van het mechanisme De zittende houding leidt tot een vermindering of een omkering van de lendenkromming (door de buiging van de heupen en het steunen van de heupbeenderen (onderste deel van het bekken) op de zetel). Dit veroorzaakt dezelfde wijzigingen als in de voorovergebogen houding: ✒ Het voorste deel van de schijf wordt samengedrukt. ✒ Het achterste deel en de achterste ligamenten worden uitgerekt. ✒ De kern vertoont de neiging om zich naar achter te verplaatsen. ✒ De druk binnenin de schijf neemt toe (hefboomeffect). 7.2.6 Hurken Verklaring van het mechanisme Het sterk buigen van de knieën en ook van de heupen veroorzaakt een inversie van de lendenkromming en dus de inklemming van het voorste deel van de schijf. Het buigen van de knieën verhoogt ook de druk op het kraakbeen van het gewricht.
7.3 Houding en hantering van lasten: aanvullende uitleg over de druk op de tussenwervelschijf 7.3.1 Druk op de onderste tussenwervelschijf in staande houding Op gevaar af van ons bloot te stellen aan kritiek van de wetenschappers die de in de natuurkunde gebruikte overeenkomsten nakomen als ze het hebben over gewicht, massa en druk, hebben wij de waarden van gewicht en druk in kilogram en kilogram per vierkante centimeter uitgedrukt, in plaats van in Newton en Newton per vierkante meter of Pascal. Wij hebben dit gedaan om het voor zoveel mogelijk mensen verstaanbaar te houden. Ik hoop dat zij ons dit gebruik van gewone termen niet kwalijk nemen De druk op de onderste tussenwervelschijf (L5-S1) in staande houding, wordt beïnvloed door het gewicht van de romp, het hoofd, de armen en de schouders, die ongeveer 2/3 van het totale gewicht uitmaken. Zo bedraagt bij een persoon die 75 kg weegt, de druk op de laatste lendenwervel ongeveer 50kg. Deze druk is verdeeld over het oppervlak van de schijf, dat overeenkomt met ongeveer 12 cm2. Om de druk per vierkante centimeter te berekenen, volstaat het de druk (50kg) te delen door de oppervlakte (15 cm2). Het resultaat is: 3,3 kg/ cm2 (of hectopascal). Dankzij deze berekening kunnen we ons de druk die wordt uitgeoefend op iedere vierkante centimeter van de schijf voorstellen door hem over te brengen op de oppervlakte van ongeveer een vingertop.
64
7.3.2 Druk op de onderste tussenwervelschijf als men een last van 15 kg op het hoofd draagt Als de last goed verticaal op de onderste tussenwervelschijven rust, wordt de druk berekend door het gewichten van het geheel van romp – hoofd – armen op te tellen bij het gewicht van de last: 50kg + 15 kg = 65kg (of 4,3 kg/ cm2) 7.3.3 Druk op de onderste tussenwervelschijf als men een last van 15 kg in de handen draagt Het dragen van de last aan de voorkant van de wervelkolom veroorzaakt een hefboomarm die de druk op de schijf verhoogt. A.
Over de hefboomarmen:
hefboom met gelijke hefboomarmen en het steunpunt tussenin Als we twee gewichten hebben van 15 kg op een weegschaal, ieder op 50 cm van het steunpunt, is de weegschaal in evenwicht en de druk op het steunpunt gelijk aan de som van de twee gewichten. In de volgende figuur zien we de druk op het steunoppervlak P. De druk op het punt P = de som van de twee gewichten 15 kg +15 kg = 30 kg (of 2 kg/cm2).
hefboom met ongelijke hefboomarmen en het steunpunt tussenin Als de lengte van een van de twee hefboomarmen gedeeld wordt door een bepaalde coëfficiënt (10), moet de last aan de andere kant worden vermenigvuldigd met dezelfde coëfficiënt, om het evenwicht te herstellen. De druk op het steunoppervlak P = de som van de twee gewichten 150 kg + 15 kg = 165 kg (of 11 kg/cm2) B. ✒ ✒ ✒ ✒
Principe van de hefboomarm toegepast op het menselijk lichaam: De hefboomarm overeenstemmend met de afstand tussen de schijf en de last = 50 cm. De hefboomarm overeenstemmend met de afstand tussen de schijf en de rugspieren = 5 cm Het gewicht van de last = 15 kg De samentrekkingskracht van de rugspieren = 150 kg.
65
✒ Gewicht van de romp, het hoofd en de bovenste ledematen = 50 kg (voor een persoon van 75 kg) ✒ De druk op het steunoppervlak P (of de schijf L5-S1) = 150 kg +15 kg + 50 kg = 215 kg (of 14,3 kg/cm2) 7.3.4 Druk op de onderste tussenwervelschijf als men 90° voorovergebogen is met ronde rug en zonder last in de hand ✒ De hefboomarm overeenstemmend met de afstand tussen de schijf (L5-S1) en het zwaartepunt van de romp = 20 cm ✒ De hefboomarm overeenstemmend met de afstand tussen de schijf en de rugspierenspieren = 4 cm (hij is kleiner dan in staande houding, aangezien in de houding met ronde rug de rugspieren dichter bij de schijf komen) ✒ Het gewicht van de romp, het hoofd en de bovenste ledematen = 50 kg ✒ De samentrekkingskracht van de spieren = 250 kg ✒ De druk op het steunoppervlak P (of de schijf L5-S1) = 250 kg + 50 kg = 300 kg De druk die in staande houding over de hele schijf was verdeeld, is niet meer gelijkmatig verdeeld, het voorste deel van de schijf is afgeklemd; we kunnen stellen dat de oppervlakte waarover de druk is verdeeld, met de helft verminderd is, namelijk 7,5 cm2. De druk per cm2 is gelijk aan 300 kg gedeeld door 7,5 cm2 of 40 kg/cm2. 7.3.5 Druk op de onderste tussenwervelschijf als men 90° voorovergebogen is met ronde rug, met een last van 15 kg in de hand Bij de berekening wordt rekening gehouden met de belasting van het gewicht van de last en van de romp, de respectievelijke afstanden van de lasten en van de romp ten opzichte van de schijf L5-S1en de hefboomarm van de rugspieren. De druk op het steunoppervlak P (of de schijf L5-S1) = 250 kg + 187,5 kg + 50 kg + 15 kg = 502,5 kg. De druk per cm2 is gelijk aan 502,5 kg gedeeld door 7,5 cm2 of: 67 kg/cm2. Deze hoge druk kan microscheuren doen ontstaan ter hoogte van de vezels van de vezelige kern en zo de weg vrijmaken voor een discushernia.
De druk op de onderste tussenwervelschrijf in de correcte houding is 5 keer kleiner dan in de houding met gestrekte benen en ronde rug. Om over na te denken!
66
7.3.6 Druk op de onderste tussenwervelschijf als men een last van 15 kg in een correcte houding (behoud van lordose en buiging van de knieën) optilt Het buigen van de knieën en het omringen van de last door dichter bij de last te gaan staan en de voeten te spreiden, maakt het mogelijk om de afstand tussen de last en de lendenschijf L5-S1 te verkleinen en dus de hefboomarm te verkorten. Door het behoud van de lordose kan enerzijds een hefboomarm van de rugspierenspieren van 5 cm in plaats van 4 cm worden bewaard, alsook een homogene verdeling van
de druk tussen de voor- en de achterkant van de schijf. De druk per oppervlakte-eenheid wordt derhalve verminderd. De druk op het steunoppervlak P (of de schijf L5-S1) = 100 kg + 45 kg + 50 kg + 15 kg = 210 kg. De druk per cm2 is gelijk aan 210 kg gedeeld door 15 cm2, of: 14 kg/cm2.
7.4 Trillingen, stoten en schokken 7.4.1 Amplitude en frequentie Motorrijtuigen (tractor, maaidorser, zelfaangedreven grasmaaier, heftruck, vrachtwagen, …) onderwerpen de bestuurder aan trillingen. In de natuurkunde worden trillingen gekenmerkt door: de frequentie (aantal schommelingen uitgevoerd per seconde en uitgedrukt in Hertz) en de versnelling (de amplitude van de trilling uitgedrukt in m/sec2). Het is een mechanisme dat gelijkt op dat van een gewicht dat aan een veer hangt. Dit gewicht stijgt en daalt een aantal keer per seconde (frequentie) en stijgt minder of meer naargelang de kracht die men erop uitoefent (versnelling). In het geval van een voertuig, als men spreekt van trillingen van 1,5 m/sec2 tegen 5 Hertz, betekent dit dat het lichaam van de bestuurder 5 keer per seconde met een amplitude van 1,5 m/sec2 onderworpen is aan bewegingen van boven naar beneden. 7.4.2 Oorsprong van de trillingen Een veer schommelt volgens een verticale as, maar in het geval van een voertuig worden de trillingen volgens drie assen uitgeoefend: verticaal (voornamelijk ten gevolge van de onregelmatigheden van de bodem), zijdelings en voor/achter (ten gevolge van de stoten van het gekoppelde materiaal). Meestal zijn de trillingen die worden doorgegeven volgens de verticale as het grootst. De tijdens het rijden ondergane trillingen zijn van verschillende oorsprong:
Oorsprong Mechanische onderdelen van het rijtuig: motor en transmissie
Reactie van de banden op de bodem
Stoten doorgegeven door het gekoppelde materiaal of het op veren hangend werktuig
Frequentie (Hertz)
Hoog
Laag
Variabel
Amplitude (m/sec2)
Gering
Hoog
Variabel
Schadelijkheid
Gering
Hoog
Variabel
De lage frequenties zijn het schadelijkst voor de lage rug (3 tot 6 Hz), De reactie van de banden op de bodem kan worden veroorzaakt of geaccentueerd door een defecte ophanging of door banden met uitstekende strips.
67
7.4.3 Resonantiefrequentie Men kan het gedrag van het menselijk lichaam bij trilling experimenteel onderzoeken. Het volstaat dat men iemand op een sokkel laat zitten die trilt tegen verschillende frequenties en amplitudes.Voor lage frequenties (1 beweging per seconde) en hoge frequenties (25 bewegingen per seconde) volgt het lichaam de impulsen van de sokkel, zonder de amplitude van de beweging te vergroten.Voor frequenties van 4 tot 8 bewegingen per seconden (4 tot 8 Hertz) daarentegen, ondergaat het lichaam belangrijke vervormingen. Deze frequentie wordt resonantiefrequentie genoemd. Het lichaam resoneert en verhoogt de amplitude van de trillingsbron, zoals de stem kan resoneren en versterkt worden in een kathedraal.Voor de rug is de resonantiefrequentie 4 Hertz. Bij deze frequentie kan de beweging van het bovenste deel van de romp uitsluitend door dit resonantiemechanisme van een (geringe) waarde van 1 m/sec2 tot een (hoge en belastende) waarde van 3 m/sec2 stijgen, waardoor de bestuurder dus door elkaar wordt geschud. Dit betekent dat een zetel moet functioneren als goede schokdemper bij deze frequentie, want dat anders de rug wordt blootgesteld aan grote trekkingen en samendrukkingen. Sommige zetels dempen de trillingen goed, maar andere hebben geen effect en nog andere verhogen de trillingen. 7.4.4 Duur, snelheid en houding: bijkomende belasting De negatieve impact van de trilling wordt nog versterkt door het intensief gebruik van de voertuigen: in bepaalde periodes van het jaar wordt er op de drukste dagen wel 12 tot 14 uur gereden. De verplaatsingsnelheid van het voertuig verergert de belasting, maar ook de houding doet dat. De houding die de bestuurder aanneemt om zijn zichtbaarheid te vergroten, om zijn evenwicht te herwinnen, om de werking van het getrokken werktuig te controleren of om te reageren op hellingen, accentueert het effect van de trillingen. 7.4.5 Effect van de trillingen op het lichaam Het directe effect van de trillingen is ongemak. Men gaat voornamelijk klagen over onaangename gevoelens ter hoogte van de ledematen, de onderkant van de rug, het hoofd en de hals. De mechanische belasting als gevolg van de trillingen versnelt het verslijten van de wervelstructuren. Bij bestuurders van motorrijtuigen worden fracturen van het wervelplateau, spleten in de tussenwervelschijf en discushernia vastgesteld. De belemmering van de voeding van de schijf veroorzaakt door de trillingen zou eveneens een potentiële oorzaak van rugpijn kunnen zijn.
68
7.5 Pathologie: aanvullende uitleg 7.5.1 Natuurlijke veroudering en artrose Soms hoor je zeggen: “Rimpels geven een indruk van wijsheid”. Dit teken van de tijd die vliegt, is het gevolg van het verlies van soepelheid van de huid en de vermindering van de hoeveelheid water in de weefsels. Deze veroudering treft ook de gewrichten. De dikte van het kraakbeen kan geleidelijk afnemen en zelfs verdwijnen. Het been dat onmiddellijk daaronder zit, wordt niet meer beschermd. Houdingen en bewegingen impliceren samendrukkingen die niet meer worden gedempt door het kraakbeen. Op de duur verschijnen er kleine beenderige uitsteeksels rondom het gewricht. Die worden gemeenzaam “spondylotische haken” (of osteofyten) genoemd. Deze slijtage van het kraakbeen komt overeen met artrose. Bij een röntgenonderzoek zijn vervormingen van de beenderen te zien. Het begin van de beschadiging van het kraakbeen is praktisch niet zichtbaar op de foto’s. De elementen van de wervelkolom ondergaan ook dezelfde langzame evolutie. De tussenwervelschijf en de gewrichtsvlakken van de achterste gewrichtsapofysen verouderen ook. De grote moleculen (proteogylcanen) van de tussenwervelschijf, die in jonge staat water aantrekken en aan de schijf een voorspanning geven (en dus schokdemping), verliezen hun capaciteit om water aan te trekken. Geleidelijk treden er verouderingsverschijnselen op: ✒ Vermindering van de hoogte van de schijf (discusverzakking of –inklemming genoemd). ✒ Verschijnen van spondylotische haken op de wervelplateaus. Deze twee tekens samen dragen de naam discusarthrosis. De schokdemper presteert minder goed, de soepelheid van de wervelkolom is soms verminderd, maar dat is niet vaak pijnlijk.Veel mensen hebben verzakte schijven met spondylotische haken en hebben daar geen last van.
De blauwe pijlen duiden de spondylotische haken (osteofyten) aan.
Onthoud: net als rimpels een normaal ouderdomsverschijnsel zijn, zijn de verzakking van de schijven en de spondylotische haken die op röntgenfoto’s te zien zijn, in het algemeen goedaardig en niet noodzakelijk de oorzaak van pijn. 7.5.2 Beschadiging van de ligamenten en van de achterste gewrichten De weerstand van de ligamenten tegen de spanningen veroorzaakt door sommige houdingen (voorovergebogen met ronde rug bijvoorbeeld) is niet eeuwig. Deze vaak herhaalde houdingen kunnen op termijn microscheuren van de vezels veroorzaken. De beschadiging van de ligamenten is niet zichtbaar op een standaard röntgenfoto, maar in 40% van de gevallen van autopsie heeft men vastgesteld dat bepaalde wervelligamenten gescheurd waren. Aangezien de ligamenten rijkelijk van ze-
69
nuwen voorzien zijn (vele kleine gevoelige zenuwen), zal hun beschadiging pijn veroorzaken ter hoogte van de gekwetste plaats. De achterste gewrichten kunnen eveneens de bron van pijn zijn: zich bruusk opzij draaien of zich ver naar achter uitstrekken kan het kraakbeen aan te hoge druk blootstellen, wat zich uit in pijn. 7.5.3 Spiervermoeidheid Wie heeft er nog geen pijn in de dijen gehad de dag na een fietstocht of een wandeling die langer of intenser was dan gewoonlijk? De oorsprong van deze pijnen moet in verband worden gebracht met de aanwezigheid van toxinen die worden teweeggebracht door de samentrekking van de spieren van de dij. Sommige langdurige activiteiten, zoals tuinieren of het inkloppen van piketten van afsluitingen bijvoorbeeld, impliceren de voortdurende samentrekking van de rugspieren. Deze te sterk belaste spieren voeren de toxinen niet snel genoeg af en geven aanleiding tot rugpijn. 7.5.4 Spierkrampen Het wervelgewricht heeft een verweermiddel in geval van letsel van een ligament of van een achterste gewricht: de spieren trekken samen als reflex om een verergering van het letsel te voorkomen. Deze reflexsamentrekking is in het begin goed voor het wervelgewricht. Maar vaak doet deze reflexsamentrekking toxinen ontstaan door het werk van de spieren. De heilzame samentrekking wordt omgezet in een pijnlijke kramp, die vaak moeilijk te stillen is. 7.5.5 Beschadiging van de tussenwervelschijf We onderscheiden verschillende stadia in de beschadiging van de schijf. Deze stadia verlopen verspreid over een groot aantal jaren: Stadium 1: Dit is de intacte staat van de tussenwervelschijf van een persoon jonger dan 15 jaar.
stadium 1
stadium 2
stadium 3
70
Stadium 2: We zien kleine scheuren verschijnen, voornamelijk in de achterste zijdelingse stukken van de vezelige ring. De herhaalde of wijde bewegingen waarbij wordt voorovergebogen met ronde rug of gedraaid en voorovergebogen tegelijk, liggen ongetwijfeld aan de oorsprong van deze beschadiging. Door de afwezigheid van zenuwreceptoren zijn deze scheuren niet pijnlijk. Toch maken zij de ring broos. Stadium 3: Als de ongunstige mechanische omstandigheden blijven bestaan (inspanningen of bewegingen), verschijnen er grotere scheuren of zelfs spleten, vertrekkend vanaf de kern naar de buitenste lagen van de ring, nog altijd zonder pijn.
Stadium 4: De aanwezigheid van spleten maakt de tussenwervelschijf kwetsbaar. De kern kan verschuiven naar de omtrek van de ring, zodat er een opzwelling van de ring verschijnt. Men spreekt dan van discusprotusie. De zenuwuiteinden kunnen geïrriteerd raken door deze opzwelling, zodat er pijn in de onderrug ontstaat. Stadium 5: De ring is broos geworden en een inspanning kan de laatste lagen van de ring doen scheuren. De kern komt dan buiten de ring: dat is de discushernia
stadium 4
stadium 5
Verschillende scenario’s zijn mogelijk: 1. Irritatie van mechanische oorsprong (door direct contact). De hernia drukt rechtstreeks op de zenuwwortel of het ruggenmerg. Er treedt pijn op in de rug, maar ook over het hele been. Het volgende schema toont de uitbreiding van de pijnen als gevolg van de samendrukking van de linkse wortel L5. Deze pijn kan gepaard gaan met tintelingen, mierenkriebelen in die zone of spierzwakte (in dat geval, moeite om de voet op te heffen)
Discus hernia
2. Irritatie van inflammatoire oorsprong: het scheuren van de vezels van de ring leidt tot een biochemische reactie, ontsteking genoemd. Dit mechanisme veroorzaakt de symptomen die soms dezelfde zijn als bij een samendrukking van mechanische oorsprong. Zij verdwijnen over het algemeen als de ontsteking weg is. 3. Afwezigheid van irritatie: de hernia is niet groot genoeg om in contact te komen met de zenuwwortel en de scheur van de ring geeft aanleiding tot pijn die beperkt blijft tot de onderrug. Afwezigheid van pijn: een discushernia of discusprotusie is niet noodzakelijk pijnlijk: bijna 35% van de volwassen bevolking tussen 40 en 49 jaar in goede gezondheid heeft een discusprotusie zonder pijn, die alleen aan het licht komt bij een nucleaire magnetische resonantie (NMR) scan. Tussen 30 en 45 jaar is het risico het grootst. Na 45 jaar bevatten de discus en zijn kern immers niet meer zoveel water en is er dus minder materie die een hernia kan doen ontstaan. 7.5.6 Lumbago Al deze beschadigingen kunnen op acute wijze tot uiting komen, bijvoorbeeld na een hevige inspanning of een banale beweging. Als zij een plotse en erge pijn veroorzaken, spreekt men van een lumbago (spit). De persoon neemt automatisch een goed te herkennen houding aan (“verwrongen van pijn”) veroorzaakt door een hevige spiercontractuur en het zoeken naar de minst pijnlijke houding.
De verschillende klinische beelden van een discushernia: van afwezigheid van pijn tot ischalgie met eventuele verlamming (in het rood: het pijngebied)
Het gebeurt zelden dat een lumbago zich voordoet bij iemand die intacte wervelgewrichten heeft. Het is vaak het gevolg van in de loop der jaren opgestapelde spanningen (door
71
talloze verkeerde bewegingen en houdingen). De uitdrukking “de druppel die de emmer doet overlopen” past uitstekend bij dit verschijnsel. 7.5.7 Extra tips A. Bedrust: maximum twee dagen Langdurige inactiviteit vertraagt de heling van de tussenwervelschijf, aangezien haar voeding afhankelijk is van de drukschommelingen en dus van beweging. De heling verloopt sneller als men een zekere lichamelijke activiteit aanhoudt. Die moet natuurlijk wel aangepast zijn aan de functionele capaciteiten die de pijn toelaat. Te veel activiteit in pijnlijke periodes is ook geen oplossing. Langdurige bedrust verzwakt ook de spieren en vermindert de lichamelijke conditie. De terugkeer naar de aanvankelijke capaciteiten zal des te moeilijker zijn. Men meent dat twee dagen complete bedrust het maximum is dat niet mag worden overschreden. Als de pijn heel hevig is, is de aanbevolen houding liggend op de rug met gebogen benen. In deze houding ondergaat de wervelkolom nog slechts 25% van de druk tegenover in staande houding. Recente studies tonen aan dat de personen die een zekere lichamelijke activiteit aanhouden (met name door een vroegtijdige hervatting van het werk) minder recidive vertonen in de volgende maanden, in tegenstelling tot de personen die een langdurige bedrust hielden. B.
Ernstige signalen waarmee rekening moet worden gehouden Let echter goed op de kenmerken van uw pijn: ✒ als de pijn heviger wordt in plaats van stabiel te blijven of te verminderen ✒ als de pijn ‘s nachts erger lijkt ✒ als de pijn, die aanvankelijk beperkt was tot de onderrug, een van beide benen treft. Raadpleeg dan onverwijld uw arts. Hij zal beslissen of uw situatie bijkomende onderzoeken vereist (bloedafname, radiografie, scanner…). C.
Chirurgische ingreep in geval van discushernia: uitsluitend bij paralyse (verlamming) De chirurgen menen dat pijn, zelfs al is die zeer erg, niet voldoende reden is om een operatie te overwegen. Deze laatste wordt slechts nodig als er belangrijke symptomen zijn van aantasting van de zenuwwortel: paresthesie (mierenkriebelen, tintelingen), verlies van gevoel in bepaalde zones van het been en vooral verlies van spierkracht. Behalve de hernia met grote samendrukking van de wortel, waarvoor een operatie de enige oplossing is, tonen recente wetenschappelijke studies aan dat een hernia in 75% van de gevallen gedeeltelijk kan oplossen en zelfs volledig kan
72
verdwijnen binnen een jaar. Dit verschijnsel is misschien te verklaren door de enzymen die door de witte bloedcellen worden meegevoerd en die de hernia, die een soort van vreemd lichaam vormt in het ruggenmergkanaal, zouden verteren.
7.6 Regelmatig uit te voeren lichaamsoefeningen 7.6.1 Lenigheidsoefeningen (stretching) Deze eenvoudige oefeningen kunnen na elkaar of op verschillende momenten van de dag worden gedaan. De principes van de stretching moeten worden nageleefd: ✒ geleidelijk uitrekken ✒ een marge houden in het uitrekken: zich goed uitrekken doet niet noodzakelijk pijn ✒ handhaaf de uitrekhouding ongeveer 20 seconden en vermijd schokkende bewegingen
1
2
3
5
6
8
9
11
12
4
7
10
13
73
7.6.2 Spierversterkende oefeningen Tijdens de spierversterkende oefeningen is het belangrijk dat de ademhaling niet blokkeert, om een overbelasting van hart en bloedvaten te vermijden. De regel is eenvoudig en bestaat erin uit te blazen bij inspanning. Deze oefeningen kunnen in 3 series van 15 herhalingen worden gedaan. Daarna zullen de herhalingen en de series, gelet op de vorderingen, worden verhoogd. Versterking van de buikspieren
Versterking van de dijspieren
Versterking van de rugspieren
74
Versterking van de borstspieren
7.6.3 Oefeningen om de rug los te maken Het kantelen van het bekken door het opeenvolgend samentrekken van de buik- en bilspieren en daarna van de lendenspieren, zorgt ervoor dat de tussenwervelschijven worden gevoed. Deze beweging zorgt er ook voor dat de krampachtig samengetrokken spierstructuren kunnen ontspannen. Dit kantelen van het bekken en buigen en strekken van de wervelkolom kan gebeuren terwijl men op de rug ligt, overeind zit of staat. Oefeningen om de wervelkolom te ontspannen in zittende houding, op handen en voeten en liggend.
75
7.7 Moederschap, borstvoeding en rugklachten 7.7.1 Moederschap Zwangerschap gaat vaak gepaard met de opkomst van rugklachten. Hoewel sommige vrouwen die reeds rugkwalen hadden hun rugpijn voelden afnemen in de prenatale periode, voelen 50% van de zwangere vrouwen lage rugpijnen waardoor hun activiteiten soms beperkt worden. De oorzaken van deze pijnen zijn veelvoudig en vinden vaak hun origine in de hormonale veranderingen en de invloed daarvan op de gewrichten en ligamenten. Gewichtstoename kan eveneens de onnatuurlijke druk op de ruggenwervel doen toenemen. Al roept de rugklachtenpreventie in de zwangerschapsperiode op tot voorzichtigheid, wordt het vermijden van elke fysieke activiteit zeker niet aangeraden. Het merendeel van de studies toont aan dat de zwangerschap algemeen gezien beter verloopt bij actieve vrouwen dan bij deze die niet werken. De aanbevelingen met betrekking tot rugklachten in deze periode omvatten drie aandachtspunten: A) Tillen van lasten: het spreekt voor zich dat het tillen van lasten tijdens de zwangerschap wordt bemoeilijkt door de lichamelijke aanpassingen, vooral op gebied van buikspieren en door snelle vermoeidheid. Het maximaal op te tillen gewicht is moeilijk te schatten maar op basis van Duitse normen kan men aanraden om voor het regelmatig tillen de 5 kg niet te overschrijden en occasioneel niet meer dan 10 kg te tillen. B) Schadelijke houdingen: reeds in normale situaties wordt aangeraden om herhaling van voor de rug risicovolle bewegingen te vermijden (zich buigen met kromme rug,…). Bij zwangerschap kan de mogelijke verslapping van de ligamenten letsels van de tussenwervelstructuren veroorzaken omdat deze minder beschermd worden door deze ligamenten die te soepel zijn geworden. Lange tijd in dezelfde positie (liggend of zittend) blijven dient ook worden vermeden, vooral om ophoping van vloeistoffen (zware benen) te voorkomen. De tussenwervelschijf heeft beweging nodig om zich te voeden. Het aannemen van variërende posities komt ten goede van verschillende factoren. C) Schokken en trillingen: zonder het met zekerheid te kunnen aantonen, suggereren de wetenschappelijke studies dat schokken een oorzaak kunnen zijn van zwangerschappen die verkeerd aflopen. Trillingen over het hele lichaam zoals deze doorgegeven door een tractor, veroorzaken een onaangename gewaarwording bij de zwangere vrouw, de fœtus trilt tegelijkertijd. De trilfrequenties in de orde van 4 tot 8 Hertz geproduceerd door verschillende landbouwmotoren zijn de meest nefaste voor het embryo of de fœtus. Omdat het niet altijd eenvoudig is om de trillingen te verminderen, wordt het ten stelligste afgeraden om de zwangere vrouw lange tijd bloot te stellen aan het besturen van voertuigen.
76
7.7.2 De prille moeder Een zwakke fysieke toestand, de noodzakelijkheid om de baby te dragen en hem te verzorgen zijn factoren die rugpijnen kunnen veroorzaken of in stand houden bij de prille moeder. Het is dus essentieel om dat men aandacht schenkt aan de rug in die periode. Het meubilair voor de verzorging (luiertafel, badje, …) moet gekozen worden in functie van het vermijden van voorovergebogen houdingen. Een kinderbedje kiezen waarvan het niveau kan veranderd worden, vermijdt het te veel naar voor buigen. De kinderwagen moet voorzien zijn van handvatten op de juiste hoogte. De aankoop van een kinderstoel waarvan men de hoogte kan variëren laat toe het kind aan de tafel van de volwassenen te zetten. Borstvoeding in een comfortabele zetel, met een kussen om de arm die het kind draagt te ondersteunen, alsook een ruggensteun zouden dit bevoorrechte moment nog aangenamer kunnen maken. Rekening houden met adequate houdingen en bewegingen (in stand houden natuurlijke kromming en door de knieën buigen is ook hier zeer nuttig, vooral wanneer het gaat over het optillen en dragen van het kind.
77
7.8 Vragenlijst Omcirkel het juiste antwoord. Opgelet, voor sommige vragen kan het zijn dat er geen enkel goed antwoord is of dat er meer goede antwoorden zijn. A) Welke tekening toont het correcte silhouet van de wervelkolom in profiel? 1–2–3–4–5
B) Welke pijl wijst naar de tussenwervelschijf? 1–2–3–4–5
C) Welke pijl wijst naar het ruggenmerg? 1–2–3–4–5
E) Om zich te voeden, hangen mijn tussenwervelschijven af van: 1) de geneesmiddelen die ik voorgeschreven krijg 2) de bloedvaten die erdoor lopen 3) de schommelingen in de interne druk tijdens de bewegingen van de wervelkolom 4) een vitaminensupplement in mijn voeding F) ‘s Avonds ben ik 1 tot 2 cm kleiner dan ‘s morgens wegens het feit dat: 1) mijn spieren vermoeid zijn na een zware werkdag 2) mijn tussenwervelschijven een deel van hun waterinhoud in de loop van de dag hebben verloren 3) de luchtdruk groter is ‘s avonds dan ‘s morgens G) Deze tekening die een wervel voorstelt van bovenaf gezien, toont: 1) een tussenwervelschijf in goede staat? 2) een discusprotrusie(verscho ven tussenwervelschijf)? 3) een discushernia (uitstulping van de tusenwervelschrijf)?
H) Een langdurige zittende houding is slecht voor mijn rug wegens het feit dat: 1) zij geen goede voedingsuitwisselingen ter hoogte van de tussenwervelschijf mogelijk maakt 2) zij mijn rug verplicht om heel hol te zijn 3) zij mijn rug verplicht tot een omgekeerde natuurlijke lendenkromming I) uid in de volgende lijst aan wat altijd pijn doet aan de rug: 1) artrose (slijtage) 2) een discushernia (uitstulping) 3) een discusprotrusie (verschuiving van de kern) 4) een discusverzakking
D) Welke pijl wijst naar de lendenlordose? 1–2–3–4
J) In geval van acute rugpijn mag de bedrust niet langer duren dan: 1) 2 dagen 2) 7 dagen 3) 15 dagen 4) 30 dagen K) Een discushernia vereist steeds een chirurgische ingreep 1) Waar 2) Niet waar L) Een discushernia kan mettertijd verdwijnen 1) Waar 2) Niet waar
78
M) Wat is voor een man het maximum gewicht van een last om in ideale omstandigheden te hanteren: 1) 12kg 2) 15kg 3) 20kg 4) 25kg 5) 30kg 6) 50kg N) Wat is voor een vrouw het maximum gewicht van een last om in ideale omstandigheden te hanteren: 1) 12kg 2) 15kg 3) 20kg 4) 25kg 5) 30kg 6) 50kg O) In staande houding zou de juiste hoogte van het werkvlak voor precisiewerk moeten overeenkomen met: 1) de hoogte van de heupen 2) de hoogte van de ellebogen 3) een hoogte tussen de heupen en de ellebogen
T) Welke is bij deze hantering van een last met een centrale handgreep (emmer) de correcte stand van de voeten? 1-2-3
U) Welke is bij deze hantering van een last zonder handgreep de correcte stand van de voeten? 1-2-3
V) Welke is de correcte stand van de voeten om een pallet overeind te zetten? 1-2-3
P) Als men voorover moet buigen zonder dat men de knieën kan buigen, is het beter om de rug rond te maken dan hem hol te houden 1) Waar 2) Niet waar Q) Om een last van meer dan 10 kg vanaf de vloer op te heffen, moet men de knieën zo laag mogelijk buigen 1) Waar 2) Niet waar R) Door met een hand op de dij te steunen als men vooroverbuigt, kan men de druk op de onderkant van de wervelkolom verlichten 1) Waar 2) Niet waar S) ‑Welke is bij deze hantering van een last met twee handgrepen de correcte stand van de voeten? 1-2-3
W) Vaak gebruikte lasten moeten bij voorkeur op de volgende hoogte worden opgeslagen: 1) de vloer 2) het bekken 3) halverwege de dijen en de schouders 4) de schouders X) Zware lasten moeten bij voorkeur op de volgende hoogte worden opgeslagen 1) de vloer 2) het bekken 3) halverwege de dijen en de schouders 4) de schouders Y) Welke zijn van deze aanbevelingen om een last vanaf de vloer op te tillen, de correcte? 1) Eerst denken en dan doen 2) De natuurlijke welving van de onderrug handhaven 3) Naast de last gaan staan 4) Dichtbij de last gaan staan 5) De ellebogen buigen 6) De voeten uit elkaar zetten
79
Z) Welke van deze situaties tonen een geschikte manier om de rug te beschermen? 1-2-3-4-5-6-7-8
80