www.pwc.nl
Nulmeting PVV Op weg naar toekomstbestendige kalver- en varkenssectoren
DEFINITIEF
29 september 2014 Referentie: 2014-1093/MVG/dvr
Inhoudsopgave Managementsamenvatting
6
Belangrijkste resultaten nulmeting onderzoek & innovatie binnen de varkensketen
7
Belangrijkste resultaten nulmeting verordening varkensleveringen
8
Belangrijkste resultaten nulmeting monitoring kritische stoffen (MKS) kalveren
9
Aanbevelingen
10
1.
Inleiding
11
1.1.
Aanleiding
11
1.2.
Doel
11
1.3.
Leeswijzer
11
2.
Aanpak nulmeting en beschrijving PVV
12
2.1.
Aanpak nulmeting PVV
12
2.1.1.
Uitgangspunten nulmeting
12
2.1.2.
Het ‘agility’-gedachtegoed
13
2.1.3.
Onderzoeksopzet nulmeting
13
2.2.
Beschrijving organisatie en werkwijze PVV
13
3.
Antibioticareductie kalveren en varkens
17
3.1.
Inleiding
17
3.2.
Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting antibioticareductie
19
3.3.
Effectiviteit
24
3.3.1.
Uitwerking indicatoren
24
3.3.2.
De effectiviteit van het antibioticabeleid
28
3.4.
Responsiviteit
29
3.4.1.
Uitwerking indicatoren
29
3.4.2.
Responsiviteit van het PVV op het gebied van antibioticareductie
31
3.5.
Efficiëntie
31
3.5.1.
Uitwerking indicatoren
31
3.5.2.
De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van antibioticareductie
32
3.6.
Adaptiviteit
3.6.1. 3.7.
De adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van antibioticareductie
Accountability
3.7.1.
Uitwerking indicatoren
32 32 32 33
‘PwC’ is het merk waaronder PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (KvK 34180285), PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284), PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (KvK 34180287), PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. (KvK 51414406), PricewaterhouseCoopers Pensions, Actuarial & Insurance Services B.V. (KvK 54226368), PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289) en andere vennootschappen handelen en diensten verlenen. Op deze diensten zijn algemene voorwaarden van toepassing, waarin onder meer aansprakelijkheidsvoorwaarden zijn opgenomen. Op leveringen aan deze vennootschappen zijn algemene inkoopvoorwaarden van toepassing. Op www.pwc.nl treft u meer informatie over deze vennootschappen, waaronder deze algemene (inkoop)voorwaarden die ook zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam.
3.7.2. 3.8.
Accountability van het PVV en de sector op het gebied van antibioticareductie
Transparantie
35 35
3.8.1.
Uitwerking indicatoren
36
3.8.2.
Transparantie van het PVV rondom het thema antibioticareductie
36
3.9.
Toegankelijkheid
36
3.9.1.
Uitwerking van de indicatoren
37
3.9.2.
Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van antibioticareductie
37
4.
Onderzoek & Innovatie binnen de varkensketen
38
4.1.
Inleiding
38
4.2.
Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting onderzoek & innovatie
40
4.3.
Effectiviteit
45
4.3.1.
Uitwerking indicatoren
45
4.3.2.
De effectiviteit van het beleid ten aanzien van onderzoek en innovatie
46
4.4.
Responsiviteit
46
4.4.1.
Uitwerking indicatoren
47
4.4.2.
Responsiviteit van het PVV en de keten op het gebied van onderzoek en innovatie
48
4.5.
Efficiëntie
48
4.5.1.
Uitwerking indicatoren
48
4.5.2.
Efficiëntie van het PVV op het gebied van onderzoek en innovatie
49
4.6.
Adaptiviteit
4.6.1. 4.7.
Adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van onderzoek en innovatie
Accountability
50 50 50
4.7.1.
Uitwerking indicatoren
50
4.7.2.
Accountability van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie
51
4.8.
Transparantie
51
4.8.1.
Uitwerking indicatoren
51
4.8.2.
Transparantie van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie
52
4.9.
Toegankelijkheid
53
4.9.1.
Uitwerking indicatoren
53
4.9.2.
Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie
53
5.
Verordening Varkensleveringen
55
5.1.
Inleiding
55
5.2.
Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting verordening varkensleveringen
56
5.3.
Effectiviteit
61
5.3.1.
PwC
Uitwerking indicatoren
61
Pagina 3 van 105
5.3.2. 5.4.
De effectiviteit van de VVL
Responsiviteit
62 63
5.4.1.
Uitwerking indicatoren
63
5.4.2.
Responsiviteit van het PVV op het gebied van VVL
65
5.5.
Efficiëntie
65
5.5.1.
Uitwerking indicatoren
66
5.5.2.
De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van VVL
67
5.6.
Adaptiviteit
5.6.1. 5.7.
De adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van VVL
Accountability
67 67 67
5.7.1.
Uitwerking indicatoren
67
5.7.2.
Accountability van het PVV en de sector op het gebied van VVL
68
5.8.
Transparantie
68
5.8.1.
Uitwerking indicatoren
68
5.8.2.
Transparantie van het PVV rondom het thema VVL
69
5.9.
Toegankelijkheid
70
5.9.1.
Uitwerking van de indicatoren
70
5.9.2.
Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van VVL
70
6.
MKS kalveren
72
6.1.
Inleiding
72
6.2.
Totaaloverzicht uitkomsten MKS kalveren
74
6.3.
Effectiviteit
79
6.3.1.
Uitwerking indicatoren
79
6.3.2.
De effectiviteit van het MKS beleid
82
6.4.
Responsiviteit
83
6.4.1.
Uitwerking indicatoren
83
6.4.2.
Responsiviteit van het PVV op het gebied van MKS kalveren
84
6.5.
Efficiëntie
84
6.5.1.
Uitwerking indicatoren
84
6.5.2.
De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van MKS
86
6.6.
Adaptiviteit
6.6.1. 6.7.
Adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van MKS
Accountability
86 86 86
6.7.1.
Uitwerking indicatoren
87
6.7.2.
Accountability van het PVV en de sector op het gebied van MKS
88
PwC
Pagina 4 van 105
6.8.
Transparantie
88
6.8.1.
Uitwerking indicatoren
88
6.8.2.
Transparantie van het PVV op het gebied van MKS
89
6.9.
Toegankelijkheid
89
6.9.1.
Uitwerking indicatoren
90
6.9.2.
Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van MKS kalveren
90
7.
Slotbeschouwing
91
7.1.
Overkoepelende effecten
91
7.1.1.
Ontwikkelingen op het gebied van export
91
7.1.2.
Ontwikkelingen in de status van diergezondheid
94
7.1.3.
Ontwikkelingen in het aantal humane besmettingen
96
7.2.
Voorstellen voor vervolgmetingen
98
A.
Bronnenlijst
99
B.
Het ‘agility’-gedachtegoed
101
C.
Onderzoeksbeschrijving agility scan
104
C.1.
Respondenten
104
C.2.
Vragenlijst en berekening totaalscore
105
PwC
Pagina 5 van 105
Managementsamenvatting Aanleiding nulmeting De vee- en vleessectoren maken zich zorgen over het besluit van kabinet Rutte II om de Product- en Bedrijfschappen op te heffen en alle publieke taken op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn, voedselveiligheid van de Productschappen over te hevelen naar het ministerie van Economische Zaken (hierna: EZ). Zij willen voorkomen dat het meer op afstand plaatsen van deze publieke taken ten koste gaat van de Nederlandse export- en concurrentiepositie en de gezondheid voor mens en dier. Om de transitie in goede banen te kunnen leiden heeft het bestuur van het Productschap Vee en Vlees (hierna: PVV) besloten tot het uitvoeren van een nulmeting. Deze nulmeting heeft als doel om aan de hand van een aantal door de begeleidingscommissie PVV bepaalde representatieve thema’s rondom diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid inzicht te krijgen in het ‘huidige’ functioneren van de ‘ketens’, en het functioneren van het PVV als onderdeel van deze ketens, uitgaande van de situatie zoals die was in 2013. Het gaat hierbij niet alleen om het inzichtelijk maken van kostenontwikkelingen, maar ook om aspecten als effectiviteit, de mate waarin ketens zich kunnen aanpassen aan een veranderende omgeving en de snelheid waarmee kan worden ingespeeld op wensen en eisen van zowel de betrokken sectoren als de samenleving. De nulmeting is uitgevoerd rondom de voor de vee- en vleessector belangrijke thema’s antibioticareductie, onderzoek & innovatie, verordening varkensleveringen (hierna: VVL) en monitoring kritische stoffen (hierna: MKS).
Aanpak nulmeting Een goede nulmeting vereist een gezaghebbend en robuust meetinstrumentarium waarmee deze prestaties kunnen worden gemeten en in de tijd kunnen worden gevolgd. Het door PwC ontwikkelde ‘agility’ instrumentarium leent zich hiervoor en is als kapstok gebruikt voor de nulmeting. Per thema hebben PwC en het PVV het door PwC ontwikkelde meetinstrumentarium verder op maat gemaakt. Het meetinstrumentarium valt uiteen in indicatoren en vragenlijsten. Op basis van de vragenlijsten is een quick scan uitgevoerd, waarbij per thema de volgens de begeleidingscommissie PVV belangrijkste belanghebbenden zijn geënquêteerd en met behulp van beschikbare brondocumenten is per thema een aantal indicatoren uitgewerkt. De nulmetingen zijn gestructureerd aan de hand van de zeven ‘agility’ kenmerken: effectiviteit, responsiviteit, efficiëntie, adaptiviteit, accountability, transparantie en toegankelijkheid.
Belangrijkste resultaten nulmeting antiobioticareductie De belangrijkste aan de indicatoren gerelateerde uitkomsten zijn:
PwC
De resistentieontwikkeling bij kalveren en varkens vertoont een neerwaartse trend. Ten opzichte van 2009 is er in 2013 in varkenssector een reductie van antibiotica gerealiseerd van circa 75% en in de kalversector van circa 50%. De norm bedroeg 50%. Het gebruik van antibiotica (eerste, tweede en derde keus) is zowel in de kalver- als varkenssector fors afgenomen. Het gebruik van derde keus middelen is in beide sectoren nagenoeg nul in 2013. Het relatieve aandeel van eerste keuze middelen is toegenomen. Bij kalveren is dit aandeel toegenomen tussen 2011 en 2013 met circa 13% tot 17%. Bij varkens is het aandeel eerste keuze antibiotica gestegen tussen 3% en 7%. De verkoopcijfers voor de binnen de veterinaire sector in gebruik zijnde antibiotica laten tussen 2007 en 2013 eveneens een dalende trend zien (circa 63%). De doorlooptijd voor het opstellen en goedkeuren van productschapsverordeningen bedraagt circa zeven maanden. De doorlooptijd voor het doorvoeren van aanpassingen in kwaliteitssystemen bedraagt gemiddeld genomen drie tot vier maanden. De aan het antibioticabeleid gerelateerde financiële lasten (uren) voor het productschap bedroegen in 2013 € 154.798. De aan het antibioticabeleid gerelateerde financiële lasten voor bedrijven zonder een erkend kwaliteitssysteem bedragen in totaal € 15.000 per jaar voor kalverbedrijven en € 96.000 per jaar voor varkensbedrijven. Met een erkend kwaliteitssysteem zijn de extra lasten verwaarloosbaar.
Pagina 6 van 105
In 2013 bevinden zich binnen de varkenssector 11% van de bedrijven op het actieniveau en binnen de kalversector 14% van de bedrijven.
De belangrijkste uitkomsten van de scan zijn:
De effectiviteit, responsiviteit, efficiëntie en transparantie van het antibioticabeleid alsmede de ‘accountability’, toegankelijkheid en adaptiviteit van het PVV rondom dit thema wordt door de respondenten als positief ervaren. De respondenten zijn met name positief over de mate waarin de beoogde resultaten worden gerealiseerd door de keten, de kwaliteit van de diensten die het PVV ten aanzien van het antibioticabeleid levert en de mate waarin de activiteiten die worden ontplooid door de bij antibioticareductie betrokken spelers bijdragen aan het realiseren van de beoogde resultaten. De respondenten zijn neutraal tot positief over de mate waarin het antibioticabeleid geen ongewenste neveneffecten veroorzaakt, het leveren van dezelfde resultaten voor minder budget ten opzichte van het voorgaande jaar en de mogelijkheid van het PVV om budgetten alsmede de inzet van medewerkers snel op te schalen danwel in te krimpen bij veranderende omstandigheden.
De belangrijkste relaties met maatschappelijke effecten zijn:
Met betrekking tot vee-gerelateerde humane besmettingen met MRSA is, zoals blijkt uit gegevens van het RIVM, een licht dalende trend waarneembaar. Dit zou een gevolg kunnen zijn van de effectieve antibiotica aanpak in de dierlijke sectoren. De geboekte resultaten in de antibioticareductie hebben vooralsnog niet geleid tot grote veranderingen in de diergezondheidsstatus. De vraag is nog wel waar uiteindelijk de ondergrens ligt. Oftewel hoe laag is het antibioticagebruik zonder dat dit leidt tot zieke dieren die niet behandeld kunnen/mogen worden.
Belangrijkste resultaten nulmeting onderzoek & innovatie binnen de varkensketen De belangrijkste aan de indicatoren gerelateerde uitkomsten zijn:
In 2013 zijn er in totaal 28 onderzoeken uitgevoerd (vijf praktijkonderzoeken uitgevoerd, 16 innovatieonderzoeken en zeven gezondheidsonderzoeken). Het totaal aantal onderzoeken is de afgelopen jaren toegenomen, waarbij het aantal praktijkonderzoeken is afgenomen en het aantal innovatie- en gezondheidsonderzoeken is toegenomen. De werkwijze en de nauwe betrokkenheid van de sectoren (ook in financiële zin) maken het overgrote deel van de onderzoeken succesvol. In 2013 zijn twee onderzoeken vroegtijdig afgebroken. De beoogde effecten zijn echter niet SMART gedefinieerd. In totaal is er in 2013 € 3,8 miljoen aan onderzoek & innovatie besteed. Het PVV heeft in totaal € 2,2 miljoen gerealiseerd (€ 649.000 aan praktijkonderzoek, € 983.000 aan innovatie en € 565.000 aan gezondheidsonderzoek). Het ministerie van EZ heeft in 2013 € 1,6 miljoen ter beschikking gesteld. De aan onderzoek & innovatie gerelateerde financiële lasten voor het productschap bedroegen in 2013 € 63.442. Onderzoeken kunnen afhankelijk van de prioriteit binnen tien dagen tot twee maanden worden opgestart.
De belangrijkste uitkomsten van de scan zijn:
PwC
De effectiviteit, responsiviteit, efficiëntie, transparantie en toegankelijkheid van het onderzoek & innovatiebeleid wordt door de respondenten als positief ervaren. De accountability en adaptiviteit van het PVV rondom dit thema wordt door de respondenten als neutraal tot positief ervaren. De respondenten zijn met name positief over de mate waarin er geen ongewenste effecten worden gerealiseerd, de mate waarin het PVV zich verantwoordt over het gebruik van de haar ter beschikking gestelde middelen, de mate waarin bedrijven en organisaties zich op de hoogte kunnen stellen van de uitkomsten van onderzoeken en de diensten die het PVV levert ten aanzien van O&I en de mate waarin de website van het PVV bereikbaar was.
Pagina 7 van 105
De respondenten zijn neutraal tot positief over de mate waarin en de snelheid waarmee de keten de beoogde effecten ten aanzien van O&I realiseert, het leveren van dezelfde resultaten voor minder budget ten opzichte van het voorgaande jaar, de mogelijkheid van het PVV om de inzet van medewerkers snel op te schalen danwel in te krimpen bij veranderende omstandigheden en de wijze waarop het PVV zich verantwoord over de wijze waarop deelbelangen vanuit de sector ten aanzien van O&I worden afgewogen.
De belangrijkste relaties met maatschappelijke effecten zijn:
De activiteiten die het PVV ontplooit op het gebied van O&I, gericht op de verbetering van diergezondheid en voedselveiligheid, lijken positief bij te dragen aan een versterking van de export. Zo blijft de exportwaardigheid van kalfsvleesproducten uit Nederland op een hoog niveau mede door de in Nederland aanwezige kennis op het gebied voedselveiligheid. De onderzoeksactiviteiten die het PVV initieert en coördineert dragen positief bij aan de status van diergezondheid in de varkenssector. Dit blijkt uit de stijgende export van Nederlandse biggen naar Duitsland.
Belangrijkste resultaten nulmeting verordening varkensleveringen De belangrijkste aan de indicatoren gerelateerde uitkomsten zijn:
Sinds de invoering van de VVL in 2007 zijn er geen uitbraken van varkensziektes meer geweest. Het aantal zaken dat vanaf 2011 voor de tuchtrechter kwam bleef stabiel net onder de tien zaken. Het totale aantal overtredingen is sterk gedaald ten opzichte van 2010. Het aantal opgebrachte contactovertredingen bij de tuchtrechter is in 2013 ten opzichte van 2012 gestegen. Dit komt door de striktere handhaving sinds 2012. Transportaanvragen kunnen bij automatische beoordeling binnen een kwartier worden afgehandeld en een handmatige beoordeling (bij ontheffingen) binnen een dag. Het PVV controleert achteraf. Transporten kunnen per direct worden voorkomen of gestopt bij een incident of verdenking. De aan VVL gerelateerde financiële lasten voor het productschap bedroegen in 2013 € 298.176. De administratieve lasten voor bedrijven zijn niet toegenomen door invoering van de VVL, maar gedaald van € 1,8 miljoen (onder de RVL) naar € 615.000 voor de hele sector (situatie 2007).
De belangrijkste uitkomsten van de scan zijn:
De effectiviteit, responsiviteit, efficiëntie en transparantie van het beleid ten aanzien van de VVL alsmede de ‘accountability’, toegankelijkheid en adaptiviteit van het PVV rondom dit thema wordt door de respondenten als positief ervaren. De respondenten zijn met name positief over de mate waarin ten aanzien van de VVL geen ongewenste effecten worden gerealiseerd, de mate waarin het PVV zich bewust is van haar verantwoordelijkheden ten aanzien van de VVL, de snelheid waarmee het PVV belanghebbenden in de keten ten aanzien van VVL bedient, de mate waarin de activiteiten van medewerkers van het PVV aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het PVV ten aanzien van de VVL en mate waarin het PVV zich verantwoordt over het gebruik van de haar ter beschikking gestelde middelen. De respondenten zijn neutraal tot positief over de mate waarin het PVV in staat is om met minder middelen dezelfde effecten te leveren ten opzichte van het voorgaande jaar, de beschikbare financiële middelen door het PVV flexibel kunnen worden ingezet en de mogelijkheid van het PVV om de inzet van medewerkers snel op te schalen danwel in te krimpen bij veranderende omstandigheden.
De belangrijkste relaties met maatschappelijke effecten zijn:
PwC
Door de aanwezigheid van de VVL is actueel inzicht aanwezig in de vervoersstromen van varkens, waardoor bij calamiteiten snel inzicht kan worden verkregen op welke bedrijven actie moet worden ondernomen. Uitbraken van varkensziekten kunnen mede hierdoor in de kiem worden gesmoord. Het voorkómen van grote uitbraken van varkensziekten heeft een positieve invloed op de diergezondheid, de beeldvorming ten aanzien van Nederlands varkensvlees en uiteindelijk ook de export.
Pagina 8 van 105
Door de VVL regeling, waarmee de contactstructuur tussen varkenshouderijen wordt gereguleerd, is het risico op verspreiding van (humane) besmettingen afgenomen.
Belangrijkste resultaten nulmeting monitoring kritische stoffen (MKS) kalveren De belangrijkste aan de indicatoren gerelateerde uitkomsten zijn:
Onder de SKV worden bij kalverhouders circa 73% van de UBN’s bemonsterd (dit is 13% boven de norm). Daarnaast worden alle slachterijen bemonsterd (conform de norm). Voor de basismonitoring hebben zich in 2012 geen bedrijven aangemeld. Niet elk dier wordt bemonsterd. Wel wordt ieder bij IKB aangesloten bedrijf eens in de twee à drie jaar bemonsterd. <2% van alle bedrijven zijn niet bij IKB aangesloten. Deze bedrijven hebben zich ook niet aangemeld voor de basismonitoring. Ten aanzien van de aanwezigheid van kritische stoffen zijn onder de SKV in 2013 twee overtredingen aangetroffen en onder de basismonitoring nul. Ten aanzien van de monitoringsplicht zijn eind 2012-begin 2013 27 potentiële kalverbedrijven aangeschreven op het niet voldoen aan de monitoringsplicht. Het aantal tuchtzaken bedroeg in 2012 drie en in 2013 nul. Er is maximaal drie weken nodig om een verdenking van aanwezigheid van kritische stoffen te bevestigen. De snelheid waarmee onder het SKV een certificaat wordt afgegeven is binnen één dag, dezelfde dag dat de controle wordt uitgevoerd. De aan MKS gerelateerde financiële lasten voor het productschap bedroegen in 2013 € 61.593. De administratieve lasten voor bedrijven bedragen bij gebruikmaking van SKV € 2,5 miljoen in totaal en bij gebruikmaking van de basismonitoring maximaal € 20,97 per dier en maximaal € 5,14 per slachting.
De belangrijkste uitkomsten van de scan zijn:
De effectiviteit van het MKS-beleid kalveren wordt door de respondenten als positief ervaren. De responsiviteit, efficiëntie, adaptiviteit, accountability, transparantie en toegankelijkheid van het PVV (en de keten) ten aanzien van het MKS-beleid kalveren wordt door de respondenten als neutraal tot positief ervaren. De respondenten zijn met name positief over de duidelijkheid over de rolverdeling ten aanzien van het MKS-beleid in de kalverketen, de mate waarin de kalverketen de beoogde effecten realiseert en de mate waarin de activiteiten van ketenpartners bijdragen aan het realiseren van de beoogde effecten van het MKS-beleid. De respondenten zijn neutraal tot positief over de mate waarin het PVV klachten en vragen ten aanzien van het MKS beleid afhandelt, de aan het MKS-beleid gerelateerde budgetten snel kunnen worden aangepast bij veranderende omstandigheden en de mogelijkheid van het PVV om de inzet van medewerkers snel op te schalen danwel in te krimpen bij veranderende omstandigheden.
De belangrijkste relaties met maatschappelijke effecten zijn:
Het MKS beleid richt zich op het voorkomen van de aanwezigheid van kritische stoffen in varkens- en kalfsvlees. Ondanks of dankzij dit beleid is er in juli 2014 vervuild veevoer ontdekt. De vrees bestaat dat dit leidt tot een verslechterd imago ten aanzien van Nederlands varkens- en kalfsvlees en uiteindelijk ook tot een daling van de export.
PwC
Pagina 9 van 105
Aanbevelingen De uitgevoerde nulmeting rondom de vier thema’s geeft een beeld van het functioneren van de ‘ketens’, alsmede het functioneren van het PVV als onderdeel van deze ketens, uitgaande van de situatie, zoals die was in 2013. De taken van het PVV gaan de komende tijd gefaseerd over naar het ministerie van EZ of worden aan het initiatief van de sector overgelaten. Het is sterk aan te bevelen om de resultaten van de nu uitgevoerde nulmeting te gebruiken gedurende de transitiefase en gestructureerd toe te werken naar een stip op de horizon. Belangrijke punten van aandacht tijdens deze transitiefase zijn:
de handhaafbaarheid van de regelgeving; de snelheid waarmee regelgeving op het gebied van diergezondheid en voedselveiligheid wordt opgesteld en de betrokkenheid van de sectoren daarbij; het budget ten aanzien van onderzoek & innovatie en de betrokkenheid van de sectoren daarbij.
Het is van belang om tijdens de transitie de voortgang strak te blijven monitoren. Daarnaast zal na de transitie een vervolgmeting worden uitgevoerd. De vervolgmeeting moet worden uitgevoerd wanneer alle taken opnieuw zijn belegd bij diverse partijen (ministerie van EZ of nieuwe sectororganisatie), circa één à twee jaar vanaf nu. Op basis van de uitkomsten van deze vervolgmeting kunnen eventuele lacunes en ontwikkelingen rondom de thema’s inzichtelijk gemaakt worden. Op basis van deze inzichten kunnen verbetervoorstellen worden geformuleerd en kan vroegtijdig worden bijgestuurd.
PwC
Pagina 10 van 105
1. 1.1.
Inleiding Aanleiding
De vee- en vleessectoren maken zich grote zorgen over het besluit van kabinet Rutte II om de Product- en Bedrijfschappen op te heffen en alle publieke taken op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid van de Productschappen over te hevelen naar het ministerie van EZ. Zij vragen zich af of het meer op afstand plaatsen van deze publieke taken daadwerkelijk zal leiden tot een hogere efficiëntie en bijdraagt aan zowel een versterking van de Nederlandse export- en concurrentiepositie en een betere gezondheid voor mens en dier. De besturen van de Productschappen Pluimvee & Eieren (PPE) en Vee & Vlees (PVV) willen inzicht krijgen in het functioneren van de diverse ketens rondom thema’s op het gebied van diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid, uitgaande van de huidige inrichting. Het gaat hierbij niet alleen om het inzichtelijk maken van kostenontwikkelingen, maar ook om aspecten als effectiviteit, de mate waarin ketens zich kunnen aanpassen aan een veranderende omgeving en de snelheid waarmee kan worden ingespeeld op wensen en eisen van zowel de betrokken sectoren als de samenleving.
1.2. Doel Het PVV heeft besloten om met behulp van het door PwC ontwikkelde ‘agility’ instrumentarium een nulmeting uit te voeren. Het doel van deze nulmeting is om:
Aan de hand van een aantal representatieve thema’s rondom diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid inzicht te krijgen in het ‘huidige’ functioneren van de ‘ketens’, en het functioneren van het PVV als onderdeel van deze ketens.
1.3. Leeswijzer Hoofdstuk 2 gaat in op de aanpak van de nulmeting. Hierbij wordt stilgestaan bij de uitgangspunten, het ‘agility’-gedachtegoed en de onderzoeksopzet. Ook wordt in dit hoofdstuk een korte beschrijving gegeven van de inrichting en de werkwijze van het PVV. In de hoofdstukken 3 t/m 6 worden per thema de resultaten van de nulmeting gepresenteerd. In de slotbeschouwing worden uiteindelijk ontwikkelingen in voor het PVV relevante overkoepelende effecten in kaart gebracht, waarbij daar waar mogelijk een relatie wordt gelegd met de uitkomsten van de onderzochte thema’s. De slotbeschouwing besluit met een aantal aanbevelingen.
PwC
Pagina 11 van 105
2.
Aanpak nulmeting en beschrijving PVV
2.1. Aanpak nulmeting PVV 2.1.1. Uitgangspunten nulmeting De nulmeting is, met intensieve ondersteuning vanuit PVV, uitgevoerd door een PwC-team. Bij het uitvoeren van de nulmeting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: •
Het door PwC ontwikkelde ‘agility’ framework is als kapstok gebruikt voor het uitvoeren van de nulmeting. Het ‘agility’-gedachtegoed is in meer detail uitgewerkt in paragraaf 2.1.2 en bijlage B.
•
De nulmeting kan worden gezien als een momentopname of foto en heeft betrekking op het jaar 2013. Daar waar relevant en beschikbaar is ook data van eerdere jaren gepresenteerd.
•
De nulmeting richt zich op een aantal taken rondom diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid.
•
De nulmeting is uitgevoerd rondom 4 thema’s binnen deze taken. Deze selectie uit alle taken van het PVV is bepaald door de PVV-begeleidingsgroep en is gemaakt omdat deze thema’s volgens de begeleidingsgroep representatief zijn. Alle taken van het PVV zijn grofweg te verdelen in taken ten aanzien van eigen autonome PVV verordeningen, uitvoering geven aan Europese eisen en taken waarbij het vooral van belang is dat er collectieve financiering is. Vervolgens is de keuze gemaakt om de nulmetingen specifiek te richten op varkens en kalveren als grote sectoren. Op basis hiervan zijn de volgende 4 thema’s gekozen:
•
o
Antibioticareductie varkens en kalveren;
o
Onderzoek & Innovatie varkens;
o
VVL;
o
Monitoring Kritisch Stoffen (MKS) kalveren.
Ieder thema draagt in meerdere dan wel mindere mate bij aan het realiseren van maatschappelijke effecten. Ontwikkelingen in de volgende overkoepelende voor de sector relevante maatschappelijke effecten zijn eveneens in kaart gebracht: o
Ontwikkelingen op het gebied van export;
o
Ontwikkelingen in de gezondheid van kalveren en varkens (ontwikkelingen basismonitoring);
o
Ontwikkelingen in het aantal humane besmettingen (MRSA/ Salmonella).
•
PwC gaat in de nulmeting uit van de juistheid en volledigheid van de vanuit het PVV aangeleverde data en informatie. De aangeleverde gegevens zijn input voor het ‘agility’-instrumentarium en vormen daarnaast de basis voor het expert oordeel van PwC. Een zo representatief mogelijke groep van ketenpartners, bepaald door de PVV begeleidingscommissie, op het gebied van antibiotica, onderzoek & innovatie, MKS en VVL zijn bevraagd met behulp van de ‘agility’ scan (zie ook paragraaf 2.1.2 en bijlage C).
•
Op het in deze rapportage gepresenteerde cijfermateriaal wordt noch een accountantscontrole toegepast noch een beoordelingsopdracht uitgevoerd.
PwC
Pagina 12 van 105
•
Het eindrapport, dat in intensieve samenwerking met het PVV tot stand is gekomen, is een PwC branded-rapport. Dit betekent dat PwC verantwoordelijk blijft voor de inhoud van het rapport en dat geen wijzigingen mogen worden aangebracht zonder PwC toestemming. Indien een bredere verspreiding van het rapport is gewenst kan dit na schriftelijke toestemming van PwC plaatsvinden.
2.1.2. Het ‘agility’-gedachtegoed Een goede nulmeting vereist een gezaghebbend en robuust meetinstrumentarium waarmee deze prestaties kunnen worden gemeten (nulmeting) en in de tijd kunnen worden gevolgd (periodieke metingen). PwC heeft de afgelopen periode een visie op de overheid van de toekomst ontwikkeld en een strategie om deze te realiseren. De overheid van de toekomst noemt PwC De ‘agile’ overheid. Een goede Nederlandse vertaling voor ‘agility’ is behendigheid. ‘Agility’ leent zich bij uitstek voor organisaties die opereren in een complexe en snel veranderende omgeving. Centraal in het ‘agility’-concept staat het snel kunnen inspelen op de wensen en eisen van de omgeving en het snel kunnen aanpassen aan een veranderende omgeving zonder daarbij het eindresultaat en doelmatigheid uit het oog te verliezen. Een ‘agile’ organisatie is volgens PwC zowel toegankelijk, transparant, adaptief, responsief, efficiënt, effectief en accountable, waarbij effectiviteit, adaptiviteit, responsiviteit en efficiëntie de dominante kenmerken zijn. Het ‘agility’-gedachtegoed heeft PwC vertaald naar een concrete ‘agility’-scan. Met deze quick scan kan zowel de mate van ‘agility’ van een overheidsorganisatie (als onderdeel van een netwerk) rondom een thema in kaart worden gebracht en hoe deze organisatie gepositioneerd staat in de transitie naar meer ‘agility’. De scan leent zich dus zowel voor het doen van nul- en periodieke metingen rondom thema’s en het identificeren van verbeterinitiatieven. Zie voor een meer gedetailleerde uitwerking van het ‘agility’-gedachtegoed bijlage B.
2.1.3. Onderzoeksopzet nulmeting In fase 1 van het project hebben wij per thema samen met het PVV het door PwC ontwikkelde meetinstrumentarium verder op maat gemaakt. Het meetinstrumentarium valt uiteen in indicatoren en vragenlijsten. In fase 2 hebben wij met behulp het op maat gemaakte meetinstrumentarium nulmetingen uitgevoerd op de door het PVV geïdentificeerde thema’s. Op basis van de vragenlijsten is een quick scan uitgevoerd en met behulp van beschikbare brondocumenten zijn de in fase 1 geïdentificeerde indicatoren uitgewerkt. De uitkomsten van de nulmetingen zijn gestructureerd met behulp van de zeven ‘agility’ kenmerken. De belangrijkste activiteiten die zijn ontplooid tijdens dit onderzoek zijn gepresenteerd in tabel 2.1.3-1. Belangrijkste activiteiten fase 1 (Op maat maken van meetinstrumentarium) 1. Kick-off verkenningssessie met de PVVbegeleidingsgroep 2.
Het opstellen definitieve lijst met indicatoren per thema;
3.
Het opstellen van definitieve lijst vragen per thema.
Belangrijkste activiteiten fase 2 (Uitvoeren nulmetingen) 1. Het uitvoeren van nulmetingen rondom de geïdentificeerde thema’s aan de hand van de scan (percepties belanghebbenden); 2. Het uitvoeren van nulmetingen rondom de geïdentificeerde thema’s en effecten (uitwerking van indicatoren); 3. Opstellen van een (concept) rapportage ; 4.
Bespreken van concept rapportage met Begeleidingsgroep.
Tabel 2.1.3-1: Belangrijkste activiteiten fase 1 en 2.
2.2. Beschrijving organisatie en werkwijze PVV Het PVV en het Productschap Pluimvee en Eieren voeren samen een gemeenschappelijk secretariaat. Omdat vertegenwoordigers van de brancheorganisaties en werknemersorganisaties de bestuursleden benoemen, vormt het bestuur een afspiegeling van de sectoren. In het kader van de wet op de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie hebben de schappen een bevoegdheid om voor een sector bindende regels (verordeningen) op te stellen. Een productschap is een kolomorganisatie. In het geval van het PVV betreft het activiteiten van de veehouderij tot en met de detailhandel.
PwC
Pagina 13 van 105
Figuur 2.2-1: Structuur PPE/PVV-organisatie.
De productschappen voeren deels taken uit voor de overheid. Dit zogeheten ‘medebewind’ betreft vooral het administratief afhandelen van EU-maatregelen, zoals het uitbetalen van exportsubsidies. Daarnaast hebben de productschappen voor het bedrijfsleven een collectieve eigen verantwoordelijkheid. Op verzoek van de diverse sectoren voeren ze zogeheten ‘autonome’ taken en activiteiten uit (zie tabel 2.2-1). Taken PVV 2013 Voedselveiligheid en Kwaliteit: Beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Monitoring schadelijke stoffen, bestrijding zoönoses, terugdringen antibioticagebruik, hygiënecodes, Integrale Keten Beheersing, slachting/weging/classificatie. Diergezondheid en Welzijn: Beleidsvoorbereiding, regelgeving, toezicht en tuchtrecht. Preventieve diergezondheid, monitoring, dierziektebestrijding, Identificatie & Registratie, Opheffen veterinaire exportbelemmeringen. Innovatie en Onderzoek: Beleidsvoorbereiding, coördinatie en medefinanciering. Dierziekten, milieu, welzijn, kwaliteit, bedrijfsvoering. Arbeid (sociaal-economische zaken): Beleidsvoorbereiding en coördinatie en medefinanciering. Arbeidsmarkt, -omstandigheden, -verhoudingen, duurzame werkgelegenheid, scholing. Markt en Afzetbevordering: Beleidsvoorbereiding, onderzoek, coördinatie. Marktinformatie, voorlichting over sectoren, exportpromotie levend vee. Tabel 2.2-1: Taken PVV.
PwC
Pagina 14 van 105
De Kroon benoemt de voorzitter van het PVV-bestuur. Omdat de brancheorganisaties en werknemersorganisaties de bestuursleden aanwijzen, vormen de besturen een afspiegeling van de sectoren. Het bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid. Ook bedrijfsgenoten die niet zijn aangesloten bij een brancheorganisatie worden, zoals beschreven in de Code Goed Bestuur, in staat gesteld hun inbreng te leveren.
Binnen het PVV zijn (advies)commissies actief, waarin overlegd wordt over specifieke aangelegenheden in de vee- en vleessector. Deze commissies hebben deels eigen bevoegdheden, en deels bevoegdheden gedelegeerd door het bestuur. In de commissies zijn de brancheorganisaties en zo nodig andere externe partijen vertegenwoordigd. Naast vaste adviescommissies worden stuur-, werk- of klankbordgroepen ingesteld die tijdgebonden en onderwerpgericht opereren. Naast de administratieve lasten voor bedrijven zijn er ook de heffingen van het productschap welke jaarlijks door het productschapsbestuur worden vastgesteld. De heffing wordt geïnd bij de slacht of export van dieren.
Verder betalen bedrijven in de (rood)vleesindustrie en vleeswarenindustrie een heffing aan het PVV gebaseerd op de fte’s (vleesindustrie) en omzet (vleeswarenindustrie). De heffing wordt niet als last ervaren door de meerderheid van ondernemers in de vee- en vleessectoren. Het PVV kent namelijk een goed draagvlak in de eigen sector. Dit is de conclusie uit de ondernemerspeiling die het PVV in juni 2011 heeft laten uitvoeren door Bureau Bartels. Op de vraag of het PVV moet blijven voortbestaan antwoorde 76% van de ondervraagde ondernemers in de vee- en vleessector met ‘ja’. Onderstaand een overzicht van de totale heffingsopbrengst en de bestedingen. Al deze tarieven staan gepubliceerd op de website van het productschap in het onderdeel financiën/ heffingen.
Tabel 2.2-1: Heffingen en bestedingen PVV. Bron: PVV, 2014, overzicht heffingen, beschikbaar op: www.pve.nl onderdeel financiën/heffingen.
PwC
Pagina 15 van 105
Regelgeving is er om bepaalde (beleids)doelstellingen te verwezenlijken of om aanpassing van gedrag te bewerkstelligen. Het PVV heeft regelgeving vastgesteld op het gebied van diergezondheid en voedselveiligheid. Om de naleving van regelgeving te bevorderen, wordt veel aandacht besteed aan de aansluiting op de praktijk en aan de handhaafbaarheid van de voorschriften. Het handhavingsbeleid van het PVV wordt jaarlijks vastgelegd in een handhavingsplan. Het handhavingsbeleid wordt hiermee volgens een vaste systematiek vastgesteld, periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. De inzet van regelgeving en de intensiteit van het toezicht op de naleving worden per deelsector/dossier bepaald. In opdracht van het PVV, wordt het toezicht op de naleving van regelgeving uitgeoefend door toezichthouders die zijn aangewezen door het bestuur van het PVV. De aangewezen toezichthouders zijn personen (controleurs) in dienst van een onafhankelijke geaccrediteerde controleorganisatie. Bij vaststelling van overtreding van de (publieke) regelgeving wordt een berechtingrapport opgesteld ten behoeve van tuchtrechtelijke afdoening (bestraffing). In bepaalde gevallen kan het door de toezichthouder vastgestelde ook aanleiding geven tot het toepassen van bestuursrechtelijke sancties (intrekking van een erkenning bijvoorbeeld). Overtredingen van de eigen regelgeving kunnen worden aangepakt via tuchtrecht op grond van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. Het PVV heeft een onafhankelijk opererend tuchtgerecht ingesteld, dat zaken behandelt die namens de voorzitter van het productschap bij het tuchtgerecht worden aangebracht.
PwC
Pagina 16 van 105
3.
Antibioticareductie kalveren en varkens
3.1. Inleiding Het PVV speelt een belangrijke rol in de reductie van antibioticagebruik binnen de varkens- en kalverensector. In figuur 3.1-1 worden de taken van het productschap aangaande antibioticareductie schematisch weergegeven. Antibiotica wordt gebruikt in de varkens- en kalverensector om zieke dieren te behandelen en om onnodig lijden van de dieren te voorkomen. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het toenemende gebruik van antibiotica in de dierlijke sectoren mogelijk verband houdt met de manifestatie van antibioticaresistente bacteriën bij mensen. Daarom is eind 2008 met vier grote veehouderijsectoren een convenant antibioticaresistentie dierhouderij afgesloten. Onderdeel van dit convenant is de aanpak gericht op selectief en correct gebruik van antibiotica, met als doel zorgvuldiger en minder gebruik van antibiotica. In de kalveren- en varkenssector is onder meer afgesproken dat veehouders gebruik maken van en een contract aangaan met één dierenarts die diergeneesmiddelen voorschrijft en dat een bedrijfsgezondheidsplan opgesteld moet worden. In 2010 heeft de toenmalige minister van LNV doelstellingen geformuleerd met betrekking tot antibioticareductie. Voor 2011 was de doelstelling een afname van 20% ten opzichte van 2009 en voor 2013 was de doelstelling een afname van 50%. De convenantpartners, zoals beschreven in de bovenstaande paragraaf, hebben deze doelstellingen onderschreven in een nota1 die in 2010 aan de minister is aangeboden. In deze nota staat dat de aanpak een kwantitatieve vermindering en een kwalitatieve verbetering behelst, waarbij zorgvuldige registratie van antibioticagebruik een sleutelrol speelt. Het PVV heeft daarom in 2011 regelgeving opgesteld waardoor het antibioticagebruik verplicht geregistreerd moet worden. Naast registratie dienen alle bedrijven te beschikken over actuele bedrijfsgezondsheidsplannen en bedrijfsbehandelplannen. Deze plannen worden opgesteld met de eigen dierenarts en brengen de gezondheidssituatie op het bedrijf in beeld. Jaarlijks controleert een erkende controle-instantie of de antibioticaregistratie in de databank overeenkomt met de situatie op het varkens- of kalverbedrijf en of het bedrijfsgezondheids- en bedrijfsbehandelplannen aan de minimumeisen voldoen. De controle op correct gebruik van antibiotica is daarnaast verscherpt via de kwaliteitsregeling Integrale Keten Beheersing (IKB) Kalf en in de varkenssector via twee kwaliteitssystemen IKB varken en IKB Nederland Varkens. Dit hoofdstuk brengt het functioneren van zowel het PVV ten aanzien van antibioticabeleid voor kalveren en varkens en de aan antibioticagebruik gerelateerde ketens middels de zeven ‘agility’-kenmerken in kaart.
1
Stuurgroep Antibioticaresistentie Dierhouderij (commisie-Werner), 2010, “Nota Extra maatregelen ter bestrijding van antibioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij, bovenop het Convenant antibioticaresistentie dierhouderij”).
PwC
Pagina 17 van 105
• Opstellen en onderhouden van regelgeving Regelgeving
Erkenning kwaliteitssysteme n
Erkenning controlesystemen
Aanwijzen databanken
Handhaving
Afstemming
Communicatie
• Afhandeling van aanvragen van kwaliteitssystemen ten behoeve van het verkrijgen van een erkenning. • Administratieve beoordeling. • Praktijkbeoordeling. • Bewaking van de uitvoering van erkenningsvoorwaarden incl. rapportage verplichtingen. • Afhandeling van aanvragen van kwaliteitssystemen, bestaande uit: • Administratieve en praktijk beoordeling (voorlopige en definitieve erkenning). • Bewaking uitvoering erkenningsvoorwaarden inclusief rapportageverplichtingen. • Beoordeling en afhandeling bevindingen in d aangeleverde controlerapportages. • Up-to-date houden databanken (ICT aanpassingen en beschikbaar stellen van financiele middelen). • Aansturen outputrapportages. • Aansturen aanschrijven van structurele veelgebruikers antibiotica. • Beoordelen managementinformatie. • Periodiek overleg databankbeheerder inzake organisatorische, financiele, ICT- en kwaliteitsaspecten. • Selectie van bedrijven die niet voldoen aan regelgeving (vanuit de gegevens van de databanken en kwaliteitssystemen. • Inschakelen berechtingrapporteurs. • Faciliteren van tuchtrechtzaken. • Beschikbaar stellen financiele middelen Tuchtgerecht. • Overlegplatform per sector. • Voortgangsrapportages, aanvullend beleid, onderhouden draagvlak en goedkeuring financiele middelen. • Overleg Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit. • Berekeningsmethodiek, kwaliteit van data, invoering verbetermaatregelen, financiering bedrijfsleven aandeel diersectoren. • Derden (overheid e.d.). • Individuele deelnemers (o.a. structurele veelgebruikers). • Sectoraal. • Extern (onder aandere publicaties op de website).
Figuur 3.1-1: Taken PVV ten aanzien van antibioticareductie. Bron: Memo PVV, 2014, procesbeschrijving antibioticareductie.
PwC
Pagina 18 van 105
3.2. Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting antibioticareductie Tabel 3.2-1 presenteert de belangrijkste uitkomsten van de nulmeting rondom het thema antibioticareductie. Figuur 3.2-2 toont op een overzichtelijke wijze de scores van de quick scan. Een gedetailleerde uitsplitsing van de scores per kenmerk is opgenomen in bijlage C. De in onderstaande tabel en figuur gepresenteerde resultaten worden in meer detail toegelicht in de paragrafen 3.3 tot en met 3.9. ‘Agility’ kenmerk 1. Effectiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
Uitkomsten
4,2
Bijzonderheden
Respondenten het meest positief over:
Realisatie van de beoogde effecten door de keten Realisatie van de doelstellingen van het PVV Bewustzijn PVV over verantwoordelijkheidsgebied
Respondenten zijn het minst positief over: Indicatoren: Mate van resistentieontwikkeling
Resistentieontwikkeling bij kalveren en varkens vertoont een neerwaartse trend
PVV heeft geen normen gedefinieerd
De reductie per keuze antibiotica
Het aandeel eerste keuze antibiotica is toegenomen in de afgelopen drie jaar voor zowel de kalveren- als de varkenssector. In de kalverensector is dit aandeel toegenomen met 13% tot 17% (afhankelijk van het soort vlees) en in de varkenssector is het aandeel toegenomen met 3% tot 7%.
PVV heeft geen specifieke normen gedefinieerd voor kalveren en varkens
De reductie van antibioticagebruik
Reductie van 73-75% ten opzichte van 2009 bij varkens en reductie van 50% ten opzichte van 2007 bij kalveren.
Norm bedroeg reductie van 50% ten opzichte van 2009
De verkoopcijfers van antibiotica
2.
De mate waarin het antibioticabeleid tot ongewenste effecten leidt
De verkoopcijfers voor de binnen de veterinaire sector in gebruik zijnde antibiotica laten tussen 2007 en 2013 een dalende trend van 63% zien (van circa 550 ton tot circa 209 ton) en zijn derhalve een extra bevestiging voor het dalende antibioticagebruik
PVV heeft geen specifieke normen gedefinieerd voor kalveren en varkens
Responsiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
4,2
Respondenten het meest positief over:
PwC
De kwaliteit van de diensten die het PVV ten aanzien van het antibioticabeleid levert
Pagina 19 van 105
Respondenten zijn het minst positief over:
De afhandeling van klachten en vragen De snelheid waarin de keten in staat is om de beoogde effecten te realiseren
Indicatoren Doorlooptijd opstellen van productschapsverordening
Zeven maanden
Doorlooptijd aanpassingen in kwaliteitssystemen
Drie tot vier maanden
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van doorlooptijd
Doorlooptijd behandeling klachten en beantwoording van vragen
Conform normen communicatie en klachtenprocedure
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van doorlooptijd Norm klachtenafhandeling binnen zes weken, norm telefoongesprek beantwoorden binnen 24 uur en mail beantwoorden binnen 48 uur.
3.
Efficiëntie Scan (0p schaal van 1-5)
4,1
Respondenten het meest positief over:
Bijdrage van de ketenpartners in de realisatie van de beoogde effecten van het antibioticabeleid Bijdrage van de activiteiten van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV ten aanzien van antibiotica Afstemming activiteiten ketenpartners en het PVV
Respondenten het minst positief over:
Verschillen tussen de begroting en de realisatie ten aanzien van het antibioticabeleid De mate waarin het PVV efficiënter opereert dan in het voorgaande jaar
Indicatoren De aan antibioticareductie gerelateerde financiële lasten PVV voor varkens en kalveren
€ 154.798
De aan antibioticareductie gerelateerde financiële lasten bedrijven voor varkens en kalveren
Zonder erkend kwaliteitssysteem: € 15.000 per jaar voor alle kalverbedrijven, € 96.000 per jaar voor alle varkensbedrijven. Met erkend kwaliteitssysteem zijn de lasten verwaarloosbaar.
PwC
Pagina 20 van 105
4.
Adaptiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
4,0
Respondenten het meest positief over:
Aanpassingsvermogen PVV bij politiek-bestuurlijke wisselingen Aanpassingsvermogen PVV bij veranderende omstandigheden Aanpassingsvermogen medewerkers PVV bij veranderende vragen uit de sector
En het minst positief over:
5.
Mogelijkheden van het PVV om opte schalen of in te krimpen bij veranderende omstandigheden
‘Accountability’ Uitkomsten scan
3,9
Respondenten vooral positief over de mate waarin het PVV verantwoording aflegt over:
Het realiseren van de beoogde effecten
En het minst positief over:
Verantwoording van het PVV over de integriteit van haar medewerkers Verantwoording van de bedrijven aan het PVV over de bijdrage aan de realisatie van de effecten
Indicatoren De wijze van publieke verantwoording van het productschap
Aan hogere organen via jaarverslag in het kader van Code Goed Bestuur en goedkeuring van verordeningen door SER dan wel door het Rijk. Aan de betreffende sectoren via jaarverslag en via commissies waarin de sectoren vertegenwoordigd zijn.
De mate waarin de sector voldoet aan voorschriften
Via kwaliteitssystemen 100% controle. In de 2011-2013 is het aandeel bedrijven dat zich op het actieniveau bevindt gedaald en het aandeel bedrijven dat zich op het streefniveau bevindt gestegen. Binnen de varkenssector bevindt zich in 2013 nog 11% op het actieniveau en binnen de kalverensector nog 14%. Het aandeel kalverbedrijven op streefniveau (48%) is lager dan in de varkenssector (83% bij vleesvarkens en 66% bij zeugen/biggen).
PwC
Pagina 21 van 105
6.
Transparantie Scan (0p schaal van 1-5)
4,1
Respondenten het meest positief over:
De betrouwbaarheid van de informatie die het PVV verstrekt
Respondenten het minst positief over:
Inzicht in de middelen van het PVV
Indicatoren
7.
Transparantie met betrekking tot antibioticagebruik, -reductie en registratie
Rapportages ten aanzien van antibioticagebruik, -reductie en registratie zijn voor iedereen openbaar beschikbaar.
De wijze waarop het PPE inzicht verschaft ten aanzien van strategie, beleid en procedures
Informatie-uitwisseling op basis van Code Goed Bestuur en via onder meer website, jaarverslag. Daarnaast wordt transparantie vergemakkelijkt door de organisatiestructuur waarin belanghebbenden zijn vertegenwoordigd (bestuur, commissies, et cetera).
Toegankelijkheid Scan (0p schaal van 1-5)
4,0
De Maran-rapportage is wel Engelstalig en wetenschappelijk geschreven. Daarnaast heeft KPMG de kwaliteit van de antibioticaregistratie onderzocht. Het oordeel was dat het registratieproces nog verder kan verbeteren.
Respondenten het meest positief over:
Direct contact tussen medewerkers van het PVV en de ketenpartners Betrekken ketenpartners voorafgaand aan bestuurlijke besluitvormingsprocessen
Respondenten het minst positief over:
De bereikbaarheid van het PVV
Indicatoren Bereikbaarheid medewerkers PVV
Medewerkers die zich bezighouden met antibioticabeleid zijn telefonisch, per e-mail en fax te bereiken. Contactgegevens zijn te vinden op de website van het PVV.
Fysieke bereikbaarheid PVV
Kantoor PVE ligt vlakbij station Zoetermeer en snelweg.
PwC
Pagina 22 van 105
Inspraak belanghebbenden
Op basis van Code Goed Bestuur worden belanghebbenden in alle fasen van de beleidscyclus betrokken bij besluitvorming.
Participatie belanghebbenden
Participatie is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV.
Tabel 3.2-1: Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting rondom thema antibioticareductie.
Hoe Agile is het PVV antibioticareductie Effectief 5 4 Accountable
Efficiënt 3 2 1
Transparant
Responsief
Toegankelijk
Adaptief
Figuur 3.2-2: Totaaloverzicht uitkomsten quick scan rondom thema onderzoek & innovatie.
PwC
Pagina 23 van 105
3.3. Effectiviteit Het ‘agility’-kenmerk effectiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie: “De keten weet de gewenste resultaten op het gebied van antibioticareductie en de uiteindelijk beoogde maatschappelijke effecten, bijvoorbeeld een minder resistentie-ontwikkeling van bacteriën zoals MRSA of ESBL, ook daadwerkelijk te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de effectiviteit van het antibioticabeleid beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de meest relevante spelers in de keten op het gebied van antibioticareductie onder varkens en kalveren.
3.3.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van het antibioticabeleid worden in de volgende paragrafen, op basis van de door PVV verstrekte bronnen, de volgende indicatoren uitgewerkt:
de mate van resistentieontwikkeling onder varkens en kalveren;
de reductie per keuze antibiotica;
de reductie van het gebruik van antibiotica in de sector;
de verkoopcijfers van antibiotica.
3.3.1.1. Mate van resistentieontwikkeling onder varkens en kalveren Onder resistentieontwikkeling wordt het effect verstaan dat bacteriën zich zo aanpassen dat deze niet meer worden gedood of worden afgeremd door antibiotica. Een belangrijk doel van het antibioticabeleid is het beter beheersen en doen verminderen van de resistentieontwikkeling. Er is door het PVV geen absolute norm bepaald bij dit doel. Resistentieontwikkeling wordt gemeten in dieren en op vlees en is een onderdeel van de jaarlijkse Maranrapportage. In de Maran-rapportage 2013 wordt geconcludeerd dat de mate van antibioticaresistentie bij alle veesoorten is afgenomen ten opzichte van 2012.2 Bij kalveren en varkens werden er in 2013 lagere percentages van het ESBL/AmpC-producerende E.coli aangetroffen dan in 2012. De Maran-rapportage signaleert een positief verband tussen de (door onder ander het PVV) opgestelde regelgeving met betrekking tot het gebruik van antibiotica en de resistentie-ontwikkeling in de voedselketen: “This is a very important signal […] that all their constraints to reduce antibiotic use and at the same time maintain animal health in food producing animals does improve the resistance situation in the food chain.”3 In diverse artikelen, waaronder een artikel dat gebaseerd is op de Maran-rapportage 2013 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, wordt voorts gesteld dat runderen, varkens en kippen in enkele jaren tijd beduidend minder resistent zijn geworden voor antibiotica. Hierin wordt echter wel opgemerkt dat de resistentieniveaus ondanks de dalende tendens in dierlijke organismen nog altijd hoog zijn.4
3.3.1.2. De reductie per keuze antibiotica Bij het toedienen van antibiotica heeft een veehouder meerdere typen antibiotica tot zijn beschikking. De typen antibiotica zijn opgedeeld in drie ‘keuzen’, omdat het antibiotica betreft die ook in de humane sector van nut kunnen zijn. Eerste keus antibiotica leveren weinig risico op antibioticaresistentie en worden niet als kritisch middel gebruikt bij de mens en is daarom een te prefereren keuze binnen de veehouderijsectoren. De derde
2
Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB), 2014, “Nethmap-MARAN 2014”. Ibid 4 RIVM, 2013, "antibioticaresistentie in Nederland neemt toe". 3
PwC
Pagina 24 van 105
keus antibiotica worden wel gebruikt bij de mens als kritisch middel in de humane sector en zijn daarom een non-preferabele keuze binnen de niet-humane sector. De tweede keuze bevindt zich hier tussenin. Het PVV heeft zich met de sector tot doel gesteld om de kwaliteit van het antibioticagebruik te verbeteren. Er zijn echter geen normen bepaald ten aanzien van de reductie van tweede en derde keuze antibiotica. In figuur 3.3.1.2-1 wordt de onderverdeling van het totale gebruik in eerste, tweede en derde keuze antibiotica als percentage van het totale antibioticagebruik in de veehouderij weergegeven. Hierbij is zichtbaar dat het aandeel van de zwaardere keuzes twee en drie in 2012 en 2013 ten opzichte van 2011 afneemt en het aandeel eerste keuze antibiotica dus toeneemt. De figuur beschrijft niet het absolute antibioticagebruik, maar gaat over de verhoudingen tussen eerste, tweede en derde keus antibiotica. Door het dalende antibioticagebruik in absolute zin (zie paragraaf 3.3.1.2) zien we in de figuur dus een stijgende trend van het aandeel eerste keuze antibiotica. Onderverdeling keuze antibiotica 60% 50% 40%
2011
30%
2012
20%
2013
10% 0% Keuze 1
Keuze 2
Keuze 3
Figuur 3.3.1.2-1: Gebruik van keuze antibiotica landbouwhuisdieren. Bron: Sda, 2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013.
Ook voor de varkens- en kalverensector specifiek zien we tussen 2011 en 2013 een afname in het gebruik van antibiotica totaal en specifiek een verschuiving naar een hoger gebruik van eerste keuze middelen. Figuur 3.3.1.2-2 en 3.3.1.2-3 tonen de onderverdeling van het totale gebruik in de eerste, tweede en derde keuze antibiotica als percentage van het totale antibioticagebruik in de varkens- en kalverhouderij. Hierin is te zien dat het aandeel van derde keuze antibiotica in het gebruik zeer laag is (overal lager dan 0,3%). Daarnaast is het aandeel eerste keuze antibiotica vooral bij kalveren toegenomen tussen 2011 en 2013 met circa 13 tot 17 procent. Ook bij vleesvarkens is het aandeel eerste keuze antibiotica gestegen, maar met een lager percentage (circa 7%). Bij zeugen en biggen was er in 2012 een daling van het aandeel eerste keuze antibiotica, maar in 2013 weer een stijging, waardoor per saldo het aandeel eerste keuze antibiotica bij zeugen en biggen licht is gestegen tussen 2013 en 2011 (met circa 3%).
PwC
Pagina 25 van 105
Aandeel 1e, 2e en 3e keuze varkens 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2011 2012 2013
1
2
3
1
2
Vleesvarkens
3
Zeugen en biggen
Figuur 3.3.1.2-2: Overzicht eerste, tweede en derde keuze antibioticagebruik bij varkens. Bron: SDa, 2012-2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren 2011-2013.
Aandeel 1e, 2e en 3e keuze kalveren 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2011 2012 2013
1
2 Blank vlees
3
1
2 Rosé start
3
1
2 Rosé afmest
3
1
2
3
Rosé combinatie
Figuur 3.3.1.2-3: Overzicht aandeel eerste, tweede en derde keuze antibioticagebruik bij kalveren. Bron: SDa, 2012-2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren 2011-2013.
3.3.1.3. Reductie antibioticagebruik varkens- en kalverbedrijven Antibiotica worden gebruikt in de varkens- en kalverhouderij om zieke dieren te behandelen en om onnodig lijden van de dieren te voorkomen. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het toenemende gebruik van antibiotica in de dierhouderij mogelijk verband houdt met de manifestatie van antibioticaresistente bacteriën in de humane sector. Voor het jaar 2013 heeft het PVE zich met de sector (zie ook paragraaf 3.1) als doel gesteld om het antibioticagebruik ten opzichte van 2009 met 50% te verminderen.5 Deze doelstelling is niet uitgesplitst in doelstellingen per sector.
5
Stuurgroep Antibioticaresistentie Dierhouderij (commisie-Werner), 2010, “Nota Extra maatregelen ter bestrijding van antibioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij, bovenop het Convenant antibioticaresistentie dierhouderij”).
PwC
Pagina 26 van 105
Antibioticagebruik wordt sinds 2004 voor de grootste vleessectoren in kaart gebracht met alle afleverregels van antibiotica op veehouderij bedrijven. De gegevens worden door dierenartsen ingevoerd en doorgestuurd naar de sectorale gegevenssystemen van de diersectoren. Het antibioticagebruik wordt sinds 2004 als een ongewogen gemiddelde dierdagdosering per jaar (DDDAF) gerapporteerd, waarbij elk veehoudersbedrijf ongeacht de omvang gelijk wordt meegewogen. Sinds 2011 publiceren het SDa en de WUR ook het gewogen gemiddelde antibioticatgebruik (DDDANAT), welke in de toekomst gebruikt zal worden om de trend in antibioticagebruik te monitoren. In 2013 werd de DDDAF dan ook niet meer gerapporteerd in de rapportage van het SDa en WUR. In de tabellen 3.3.1.3-1 en 3.3.1.3-2 wordt het antibioticagebruik bij varkens en kalveren tussen 2009 en 2013 weergegeven. De index geeft aan wat het jaarlijkse gebruik was ten opzichte van het gebruik in 2009; bij de berekening van de index wordt voor de afname in 2009-2012 DDAF als basis genomen en voor de afname in 2012-2013 DDDANAT. De beoogde 50% reductie is ruim gehaald binnen de varkenssector. Bij vleesvarkens heeft er in 2013 naar schatting een daling van 73% plaatsgevonden sinds 2009 en bij biggen/zeugen een daling van 75%. Bij de kalveren is de doelstelling behaald omdat de aanpak al in 2007 was gestart. Op basis van de DDD van 34 in 2007 is het antibioticagebruik in 2013 met ruim 50%gedaald ten opzichte van 2007. Jaar
Antibioticagebruik vleesvarkens*
Antibioticagebruik biggen/zeugen*
DDDAF
DDDANAT
Index
DDDAF
DDDANAT
Index
2009
16
-
100%
25
-
100%
2010 2011 2012 2013
11 8 5 -
9 8 7
69% 50% 31% 27%*
19 13 10 -
20 16 10
76% 52% 40% 25%**
Tabel 3.3.1.3-1: Overzicht antibioticagebruik varkens in dierdagdoseringen per dierjaar (DDDA). Bron: Mevius, D.J. et al., MARAN 2014, hoofdstuk 2.2; SDa, ‘Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013; Trends, benchmarken bedrijven en dierenartsen’.
(*)De doseringen zijn afgerond op integers. De index is gebaseerd op de procentuele afname van de afgeronde DDDAF tussen 2009-2012. (**) De index in 2013 is berekend door de procentuele daling van de DDDANAT tussen 2012 en 2013 te vermenigvuldigen met de index in 2012, omdat de DDAF vanaf 2013 niet meer wordt gepubliceerd. Jaar
2009 2010 2011 2012 2013
Antibioticagebruik kalveren* DDDAF
DDDANAT
Index
30 27 25 21 -
26 22 17
100% 90% 83% 70% 54%**
Tabel 3.3.1.3-2: Overzicht antibioticagebruik kalveren in dierdagdoseringen per dierjaar (DDDA). De doseringen zijn afgerond op integers. De index is gebaseerd op de afgeronde DDDA F tussen 2009-2012. Bron: Mevius, D.J. et al., MARAN 2014, hoofdstuk 2.2; SDa, ‘Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013; Trends, benchmarken bedrijven en dierenartsen’.
(*)De doseringen zijn afgerond op integers. De index is gebaseerd op de procentuele afname van de afgeronde DDDAF tussen 2009-2012. (**) De index in 2013 is berekend door de procentuele daling van de DDDANAT tussen 2012 en 2013 te vermenigvuldigen met de index in 2012, omdat de DDAF vanaf 2013 niet meer wordt gepubliceerd.
PwC
Pagina 27 van 105
3.3.1.4. Verkoopcijfers van antibiotica Voor het jaar 2013 heeft het PVV, zoals beschreven in paragraaf 3.1, zich als doel gesteld om het antibioticagebruik in de sectoren, ten opzichte van 2009, met 50% te verminderen. Een andere indicatie voor een reductie van antibioticagebruik is de verkoop van antibiotica. In de MARAN rapportage van 2013 is een tabel opgenomen inzake de ontwikkeling van de verkoop van antibiotica over alle diersoorten heen. Uit figuur 3.3.1.4-1 blijkt dat tussen de jaren 2007 en 2013 de verkoop van antibiotica met 63% is gedaald. Ten opzichte van 2009 is de verkoop met circa 58% gedaald. Overzicht verkoop antibiotica veterinaire sector
Aciteve substantie (*1000 kg)
600 500 Overige 400
Trimethoprim/Sulfonamides Fluorquinolonen
300
Aminoglycosides Macroliden
200
Tetracycline Penicilline
100 0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Figuur 3.3.1.4-1: Overzicht ontwikkeling verkoop antibiotica. Bron: Mevius, D.J. et al,. MARAN 2014, hoofdstuk 2.1, figuur ABuse01 “Antimicrobial veterinary medicinal product sales from 1999-2013 in kg (thousands)”.
3.3.2. De effectiviteit van het antibioticabeleid De antibioticaresistentie is in 2013 ten opzichte van het jaar daarvoor bij alle veesoorten afgenomen. Met betrekking tot het antibioticagebruik op kalveren- en varkensbedrijven is een dalende trend waarneembaar. Het aandeel eerste keuze antibiotica is in de afgelopen drie jaar toegenomen voor zowel de kalveren- als de varkenssector. In de kalverensector is dit aandeel tussen 2011 en 2013 toegenomen met 13% tot 17% (afhankelijk van de vleessoort) en in de varkenssector is het aandeel toegenomen met 3% tot 7%. Het aandeel derde keuze antibiotica is zeer laag in beide sectoren (minder dan 0,3%). In de varkenssector is de doelstelling van een 50% afname van het antibioticagebruik in 2013 ten opzichte van 2009 ruimschoots behaald (73% voor vleesvarkens en 75% voor zeugen/biggen). In de kalversector is deze doelstelling van 50% behaald ten opzicht van 2007;. De verkoop van antibiotica voor de gehele veterinaire sector laat voor de jaren 2007 tot en met 2013 een dalend beeld zien, wat de cijfers met betrekking tot de afname van antibioticagebruik ondersteunt. Uit de quick scan blijkt voorts dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de effectiviteit van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,2. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de mate waarin het PVV (4,4) haar doelstellingen en de keten (4,5) de beoogde effecten ten aanzien van het antibioticabeleid realiseert en over de mate van bewustzijn van het verantwoordelijkheidsgebied van het PVV (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over het ontstaan van ongewenste maatschappelijke effecten door het antibioticabeleid (3,4).
PwC
Pagina 28 van 105
3.4. Responsiviteit Het ‘agility’-kenmerk responsiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie: “Het PVV en de keten kunnen snel inspelen op eisen en wensen van de omgeving (samenleving/politiek) ten aanzien van antibioticagebruik en weten de beoogde maatschappelijke effecten snel te realiseren (volksgezondheid/minder resistentie-ontwikkeling van bacteriën zoals MRSA of ESBL).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij responsiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie onder varkens en kalveren.
3.4.1. Uitwerking indicatoren Om iets te zeggen over de responsiviteit van het PVV hebben wij in onderstaande paragrafen, aan de hand van representatieve voorbeelden, de doorlooptijd in kaart gebracht ten aanzien van:
het opstellen van productschapsverordeningen;
het doen van aanpassingen in de kwaliteitssystemen;
het beantwoorden van vragen en afhandelen klachten.
3.4.1.1. Opstellen van productschapsverordeningen Het productschap kan maatregelen nemen, die aangezien ze in het belang van de gehele sector zijn, algemeen verbindend verklaard worden. Een dergelijke productschapsverordening betekent een wettelijke verplichting tot navolging voor alle bedrijven in de sector. Met betrekking tot het opstellen van een productschapsverordening kan het opstellen van regelgeving en het ontwikkelen van een centrale database van antibioticagegevens worden gezien als een representatief voorbeeld. In dit voorbeeld kwam het verzoek van de antibioticawerkgroep omtrent het opstellen van regelgeving eind januari 2011 binnen bij het Productschap. Vervolgens is de ontwerpverordening en het bijbehorende besluit vastgesteld op eind juni 2011. De verordening is vervolgens eind augustus 2011 gepubliceerd. Het totale traject (inclusief goedkeuring door de SER en overheid) heeft circa zeven maanden geduurd. Ten aanzien van de doorlooptijd voor het opstellen van verordeningen zijn geen absolute normen aanwezig. Het proces is in figuur 3.4.1.1-1 schematisch weergegeven.
•Verzoek opstellen regelgeving (vanuit de sector). Verzoek
•Behandeling vindt plaats in een adviescommissie. Behandeling
•Voorstel voorgelegd aan bestuur PVV en als concept vastgesteld. Voorleggen
Vaststellen
•Concept voorstel wordt in een volgende vergadering definitief vastgesteld door het PVV bestuur. Hierna moet de SER en de overheid nog goedkeuring geven en dan regelgeving worden gepubliceerd.
Figuur 3.4.1.1-1: Proces opstellen verordening.
PwC
Pagina 29 van 105
3.4.1.2. Aanpassingen aan kwaliteitssystemen Kwaliteitszorgsystemen helpen bedrijven om te voldoen aan wet- en regelgeving en productschapsverordeningen en het waarborgen van een goede kwaliteit van de producten. Uit de benchmarkrapporten (online) wordt duidelijk in welk niveau, qua antibioticagebruik, een bedrijf valt.6 Twee keer per jaar volgt er aan de hand van dit niveau een beoordeling binnen IKB kalf (via infokalf) en binnen IKB varken. Afhankelijk van het niveau moet een bedrijf maatregelen nemen om het antibioticaniveau te verlagen. Met betrekking tot de tijd die benodigd is om aanpassingen aan kwaliteitssystemen uit te voeren, hanteren wij als uitgangspunt een voorbeeld dat gerelateerd is aan de wijziging in de productschapsverordening zoals eerder benoemd. De ontwikkeling van een centrale database waarin antibioticagegevens konden worden vastgelegd, liep parallel aan het wetgevingstraject en was begin 2012 afgerond. Daarom heeft dit traject inclusief wetgeving bijna tien maanden geduurd. De aanpassing aan kwaliteitssystemen duurde dus drie tot vier maanden. Het proces ten aanzien van het doen van aanpassingen aan kwaliteitssystemen wordt in figuur 3.4.1.2-1 schematisch weergegeven.
Beleid
•Werkgroep antibiotica (sector breed vertegenwoordigd, dierenartsen en voerlevernaciers) maken beleid. In de varkenssector wordt dit ook nog afgestemd in de commissie varkenshouderij.
Voorstel
•Voorstel richting beheer van IKB kalf (het kwaliteitssysteem), in devarkenssector gaan uitvoeringsvoorstellen uit de werkgroep via het PVV naar de beide IKB systemen.
Voorleggen
Vastleggen
•Voorstel voorgelegd aan centraal college van deskundigen (CCVD) van IKB's.
•Voorstel kalveren wordt vastgelegd door het PVV bestuur, voorstel varkens wordt bij instemming CCVD's opgenomen in beide varkens IKB systemen.
Figuur 3.4.1.2-1: Proces ten aanzien van wijzigingen in kwaliteitssystemen. Bron: Memo PVV, 2014, Beschrijving aanpassing kwaliteitssystemen.
3.4.1.3. Het beantwoorden van vragen en het afhandelen van klachten Het PVV kent normen voor het beantwoorden van vragen via telefoon en e-mail en het afhandelen van (spaarzame) klachten. Voor klachten is er in het kader van de Code Goed bestuur een klachtenregeling (op de website in te zien) waarin voorgeschreven is hoe een klacht moet worden behandeld en waarbij de norm is dat een schriftelijke klacht binnen zes weken moet worden afgehandeld. Uit het jaarverslag is gebleken dat er in 2013 geen klachten zijn binnengekomen. De procedure voor het beantwoorden van telefoon en e-mail staat in de PVE personeelswijzer. Hierin wordt aangeven hoe moet worden omgegaan met e-mail en telefoongesprekken. Eens in de vijf jaar, vindt een toets op deze procedure plaats op basis van de normen van onderzoeksbureau Synovate. De gehanteerde normen stellen dat een telefoontje binnen 15 seconde moet worden beantwoord en dat een terugbel actie binnen 24 uur moet plaatsvinden. Beantwoording van een e-mail vindt binnen 48 uur plaats. Uit de meest recente toets (juni 2011) is gebleken dat de beleidsafdeling van het PVV aan de normen voldoet.
6
http/:Infokalf.portaal.SKV.info en www.IKBvarken.nl.
PwC
Pagina 30 van 105
3.4.2. Responsiviteit van het PVV op het gebied van antibioticareductie Het traject van verzoek tot vaststellen van een verordening kan binnen zeven maanden worden afgerond. Veranderingen in kwaliteitssystemen kunnen afhankelijk van de vraag 3 tot 4 maanden in beslagnemen. Bij het PVV geldt de norm dat een schriftelijke klacht binnen zes weken afgehandeld moet worden. In 2013 zijn geen klachten binnen gekomen met betrekking tot antibioticareductie. Voorts voldoet het PVV in 2013 aan de norm dat binnen 24 uur telefoongesprekken worden beantwoord en mails binnen 48 uur worden afgehandeld. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de responsiviteit van de PVV ten aanzien van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,2. De respondenten zijn het meest positief over de kwaliteit van de diensten die het PVV ten aanzien van antibiotica levert (4,5). De respondenten zijn het minst positief over de afhandeling van klachten en vragen en de snelheid waarin de keten in staat is om de beoogde effecten te realiseren (4,0).
3.5. Efficiëntie Het ‘agility’-kenmerk efficiëntie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie: “De keten maakt gebruik van zo weinig mogelijk middelen (uitgedrukt in €) om de beoogde effecten te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de efficiëntie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie onder varkens en kalveren.
3.5.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de efficiëntie van het beleid gericht op de reductie van het antibioticagebruik worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
de financiële lasten van het productschap gerelateerd aan antibioticareductie;
de administratieve lasten van bedrijven gerelateerd aan antibioticareductie.
3.5.1.1. Financiële lasten productschap aangaande antibioticabeleid Het productschap voert, zoals beschreven in paragraaf 3.1, een groot aantal taken uit ten aanzien van het opstellen en uitvoeren van antibioticabeleid. Onderstaande tabel toont een overzicht van de lasten van het productschap gerelateerd aan het opstellen en uitvoeren van het antibioticabeleid. Deze lasten komen met name voort uit de directe personeelskosten en de toerekening van een gedeelte van de overheadskosten. De overheadkosten, waarvan de gegevens voor het PVV uit de administratie zijn te destilleren, betreffen onder meer de huisvestingkosten, kosten ondersteuning, bureaukosten, vergaderkosten en overige lasten. De overheadkosten zijn vervolgens inclusief de directe personeelskosten omgeslagen naar een tarief per uur. De hoogte van de totale toegerekende overhead en de directe personeelskosten zijn daarmee afhankelijk van het totaal aantal besteedde uren inzake antibioticareductie. De financiële lasten zijn gebaseerd op de PVE jaarrekening 2013. Personeelskosten Toegerekende overhead Totale kosten
Kosten (Eur) € 119.524 € 35.274
Uren 1.952
FTE 1,22
€ 154.798
Tabel 3.5.1.1-1: Lasten productschap ten aanzien van antibioticareductie rund, kalf en varken. Bron: Memo PVV, 2014, Overzicht van kosten ten behoeve van de nulmeting PVV inclusief bijbehorende uren.
PwC
Pagina 31 van 105
3.5.1.2. Administratieve lasten voor bedrijven De administratieve lasten voor bedrijven gerelateerd aan antibioticareductie betreffen de lasten die de bedrijven moeten maken om aan de door het productschap gestelde eisen te voldoen. De administratieve lasten (exclusief heffingen) voor bedrijven worden vastgelegd in de verordeningen van het productschap. In het kader van de verordening van de registratie en verantwoording inzake het antibioticagebruik bedraagt de administratieve last voor kalverbedrijven zonder erkend kwaliteitssysteem circa € 15.000 per jaar (situatie 2011). Voor varkensbedrijven is dit bedrag € 96.000 per jaar (situatie 2011). Voor bedrijven die reeds gebruik maken van een erkend kwaliteitssysteem is de extra administratieve last veroorzaakt door de antibiotica regelgeving in beide sectoren verwaarloosbaar.
3.5.2. De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van antibioticareductie Op jaarbasis spendeert het productschap 1.952 uren en € 154.798 aan antibioticareductie op het gebied van kalveren en varkens. De administratieve lasten voor bedrijven bedragen € 15.000 per jaar voor antibioticareductie bij kalveren en € 96.000 per jaar voor antibioticareductie bij varkens. Voor bedrijven die reeds een erkend kwaliteitssysteem hanteren, zijn de extra administratieve lasten verwaarloosbaar. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de efficiëntie van het PVV ten aanzien van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,1. De respondenten zijn het meest positief over de bijdrage van de ketenpartners in de realisatie van de beoogde effecten van het antibioticabeleid (4,6), de bijdrage van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV (4,5) en de afstemming tussen het PVV en haar ketenpartners (4,4). De respondenten zijn het minst positief over de verschillen tussen begroting en realisatie van begroting en de mate waarin het PVV efficiënter opereert dan in het voorgaande jaar ten aanzien van het antibioticabeleid (3,5).
3.6. Adaptiviteit Het ‘agility’-kenmerk adaptiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie: “Het PVV of de keten kunnen zich snel aanpassen als de omstandigheden veranderen (aanpassen van organisatorische structuren bij bijvoorbeeld uitbraak dierziektes of politiek-bestuurlijke veranderingen).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij adaptiviteit beoordeeld aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie onder varkens en kalveren.
3.6.1. De adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van antibioticareductie Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de adaptiviteit van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,0. De respondenten zijn het meest positief over het aanpassingsvermogen van het PVV bij politiek-bestuurlijke wisselingen (4,2) of andere veranderende omstandigheden (4,1) en het aanpassingsvermogen van de medewerkers van het PVV bij veranderende vragen uit de sector (4,1). De respondenten zijn het minst positief over de mogelijkheden van het PVV om op te schalen of in te krimpen bij veranderende omstandigheden (3,6).
3.7. Accountability Het ‘agility’-kenmerk accountability is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie: “De varkens- en kalverensector en het PVV nemen verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun acties op het gebied antibioticareductie en leggen rekenschap af voor het al dan niet realiseren van de beoogde resultaten als onderdeel van de te realiseren gewenste effecten.”
PwC
Pagina 32 van 105
Op basis van deze operationalisatie hebben wij accountability beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een vragenlijst (quick scan), gehouden onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie.
3.7.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de accountability van het PVV en de sector ten aanzien van het beleid gericht op de reductie van het antibioticagebruik worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
de wijze van publieke verantwoording van het productschap;
de mate waarin de sector voldoet aan voorschriften.
3.7.1.1.
De wijze van publieke verantwoording van het productschap
Het productschap legt in haar jaarverslag rekenschap af in het kader van de Code Goed Bestuur. Hierin is aangegeven welke acties het Productschap onderneemt om bedrijven te betrekken bij het beleidsproces en hen op relevante punten voldoende te informeren. Veel informatie is openbaar toegankelijk via de website, waar ook contactpersonen van het productschap vermeld staan. Daarnaast zijn de bedrijven ook goed vertegenwoordigd in het productschap, doordat zowel in de commissies die het bestuur ondersteunen als in het PVV-bestuur ook de diverse brancheorganisaties zijn vertegenwoordigd (zie ook hoofdstuk 2.2). De verordeningen van het Productschap moeten worden goedgekeurd door de SER en door het ministerie van EZ c.q. Brussel. De gebruikscijfers van antibiotica in de veehouderij openbaar beschikbaar via de website van de WUR en van de SDa.7
3.7.1.2. De mate waarin de sector voldoet aan voorschriften In de Verordening registratie en verantwoording antibioticagebruik (varkens/kalveren) worden eisen gesteld waardoor het PVV in staat is het antibioticagebruik in de varkens- en kalversector te monitoren. Elke levering van een antibioticum moet binnen twee weken na de levering in een aangewezen databank worden geregistreerd. De registratie kan in praktijk door de dierenarts, in opdracht van de veehouder, worden uitgevoerd. Ook is de veehouder verplicht om te beschikken over een actueel bedrijfsbehandel- en bedrijfsgezondheidsplan. Deze worden op basis van een fysieke inspectie van het bedrijf door de dierenarts opgesteld. Daarnaast zijn veehouders verplicht jaarlijks te laten controleren op deze punten.8 Gecertificeerde deelnemers van de door het PVV erkende IKB regelingen voldoen aan de gestelde eisen in de Verordening. Ongeveer 85% van de varkenshouders en ruim 90% van de kalverhouders zijn IKB gecertificeerd. Voor de kalversector is er één erkende IKB regeling (Regeling IKB Vleeskalveren) en voor de varkenssector zijn er twee erkende regelingen (IKB Nederland Varkens en IKB Varken). Officiële Certificerende Instanties zorgen voor de controles en de certificering voor deze regelingen. Tijdens de reguliere IKB-controles worden de eisen uit de Verordening gecontroleerd. Als er tekortkomingen worden geconstateerd sanctioneren de IKB-systemen hierop. Indien de tekortkomingen niet worden opgelost sluiten de IKB-systemen de desbetreffende deelnemer uiteindelijk uit van deelname. Deze informatie wordt doorgeven aan het PVV, zodat het PVV kan toezien op de naleving van de verplichtingen. Niet IKB-gecertificeerde varkens- en kalverhouders krijgen een brief van het PVV waarin wordt uitgelegd op welke wijze zij, op eigen kosten, aan hun controleverplichtingen kunnen voldoen.
7
Website WUR, http://www.wageningenur.nl/nl/Expertises-Dienstverlening/Onderzoeksinstituten/Central-VeterinaryInstitute/Publicaties-CVI/MARAN-Rapporten.htm; http://www.autoriteitdiergeneesmiddelen.nl/nl/publicaties. 8 Website IKB Varken, http://www.ikbvarken.nl/Nieuws/IKB-Varken-erkend-voor-Verordening-registratie-en.aspx; Website PVV, antibiotica kalveren, http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=ixvqEsHsuOnbPTEcBZHG.
PwC
Pagina 33 van 105
Op basis van gegevens vanuit databanken, kwaliteitssystemen en controle-organisaties schakelt het productschap rapporteurs in. Indien een bedrijf in overtreding is, dan start het productschap een tuchtrechtelijke procedure waarbij een sanctie opgelegd kan worden. Over het algemeen wordt een (voorwaardelijke) boete opgelegd. Andere mogelijke sancties zijn: berisping, openbaarmaking van de uitspraak op kosten van de betrokkene, of het onder verscherpte controle stellen van het bedrijf van de betrokkene op zijn kosten voor ten hoogste twee jaren. In 2013 werd voor de eerste maal een tuchtrechtprocedure opgestart ten aanzien van het antibioticabeleid. Het betrof twee verschillende overtredingen: een niet-nakoming van de verplichte centrale registratie van antibiotica binnen twee weken en van de verplichte jaarlijkse controle van een varkenshouder. Er is een boete opgelegd van € 875 (waarvan € 200 voorwaardelijk).9 Aangezien de regelgeving nog relatief jong is zijn er naast deze ene zaak geen afzonderlijke cijfers bekend van het aantal overtredingen gerelateerd aan antibiotica welke voor het tuchtrecht zijn voorgekomen. Tabel 3.7.1.2-2 biedt echter wel inzicht in de normen (streefwaarden) en de mate waarin bedrijven zich houden aan de streefwaarden inzake antibioticagebruik. Bedrijven worden onderverdeeld in drie categorieën: het streefniveau (geen directe actie vereist), het signaleringsniveau (hoog gebruik, extra aandacht vereist) en het actieniveau (directe actie vereist). In tabel 3.7.1.2-1 is gespecificeerd bij welk aantal dagdoseringen bedrijven zich op streef- signalerings- of actieniveau bevinden. De NVWA houdt in haar risicogebaseerde toezicht rekening met het feit of bedrijven zich in het actieniveau bevinden. De PVV verordeningen richten zich alleen op het registreren van de gegevens en verplicht de veelgebruikers, die zich in het actieniveau bevinden, tot aanvullende maatregelen.
Streefniveau Signaleringsniveau Actieniveau
Varkens Vleesvarkens Zeugen/bigge n 0-10 0-10 10-13 10-22 ≥13 ≥22
Blankvlees 0-23 23-39 ≥39
Kalveren Rosé start Rosé afmest 0-67 67-110 ≥110
0-1 1-6 ≥6
Rosé combinatie 0-12 12-22 ≥22
Tabel 3.7.1.2-1: Overzicht streef- signalerings- en actieniveau varkens- en kalverensector in dierdagdoseringen per dierjaar (DDDAF). Bron: SDa, 2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013, tabel 5 “Signalerings en actiewaarden voor de verschillende diersectoren en bedrijfstypen op basis van DDDAF voor 2013.”
Figuur 3.7.1.2-2 toont het aandeel bedrijven in de kalver- en varkenssector dat zich in het streef-, signaleringsen actieniveau bevond in de jaren 2011 tot 2013. Hierin is te zien dat in zowel de kalveren- als varkenssector het aandeel bedrijven dat zich op actieniveau bevindt tussen 2011 en 2013 is gedaald. In 2013 bevinden 11% van de varkensbedrijven en 14% van de kalverenbedrijven zich op het actieniveau. In 2011 was dit aandeel nog voor zowel de varkens- als de kalverensector rond de 25%. Er zijn grote verschillen tussen de sectoren in het aandeel bedrijven dat zich op het streefniveau bevindt. Het aandeel kalverbedrijven op streefniveau (48%) is lager dan in de varkenssector (83% bij vleesvarkens en 66% bij zeugen/biggen). In beide sectoren is het aandeel bedrijven op streefniveau gestegen tussen 2011 en 2013 (11% bij kalveren, 14% bij vleesvarkens en 17% bij zeugen en biggen). Ondanks de verbeteringen tussen 2011 en 2013 bevond zich in 2013 nog wel 38% van de kalverbedrijven op het signaleringsniveau en is er dus voor een groot deel van deze sector nog extra aandacht vereist. De SDa geeft aan dat slechts 4,1% van de varkensbedrijven en 2,7% van de kalverbedrijven zich alle drie de jaren (2011-2013) op het actieniveau bevonden. 10 Gezien de ontwikkeling in het percentage van bedrijven dat op streef-, signalerings- en actieniveau zit lijkt het handhavingsbeleid ten aanzien van de Verordening Antibiotica de accountability van de sectoren aan het PVV te versterken. 9
PVV, 2014, Jaarverslag PVV 2013, pagina 11. SDa, 2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013.
10
PwC
Pagina 34 van 105
Streef- signalerings- en actiegebied in kalveren- en varkenssector 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2011 2012
Kalveren totaal
Vleesvarkens
actie
signalering
streef
actie
signalering
streef
actie
signalering
streef
2013
Zeugen en biggen
Figuur 3.7.1.2-2: Overzicht bedrijven inzake het naleven van voorschriften omgerekend naar percentages in kalverenen varkenssector (2011-2013). Bronnen: SDa, 2013, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren 2012, tabel 25-27 en SDa, 2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren 2013, tabel 6.
3.7.2. Accountability van het PVV en de sector op het gebied van antibioticareductie Het productschap doet aan publieke verantwoording via de website en via de commissies. Verordeningen moeten worden goedgekeurd door de SER. Het PVV houdt toezicht op de mate waarin bedrijven zich houden aan EU-voorschriften en voorschriften die door het PVV zijn opgesteld door verplichte jaarlijkse controles ten aanzien van registratie bij alle veehouders. Naast verordeningen en regelgeving zijn er ook streefwaarden opgesteld door de SDa met betrekking tot de dierdagdoseringen per dierjaar. In de afgelopen jaren (2011-2013) is het aandeel bedrijven dat zich op het actieniveau bevindt gedaald en het aandeel bedrijven dat zich op het streefniveau bevindt gestegen. Binnen de varkenssector bevindt zich in 2013 nog 11% op het actieniveau en binnen de kalverensector nog 14%. Het aandeel kalverbedrijven op streefniveau (48%) is lager dan in de varkenssector (83% bij vleesvarkens en 66% bij zeugen/biggen). Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de accountability van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. De respondenten zijn het meest positief over de mate waarin het PVV verantwoording aflegt over de realisatie van de beoogde effecten (4,1). De respondenten zijn het minst positief over de verantwoording van het PVV over de integriteit van haar medewerkers en de verantwoording van de bedrijven aan het PVV over de bijdrage aan de realisatie van de effecten (3,7).
3.8. Transparantie Het ‘agility’-kenmerk transparantie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie. “Het PVV weet duidelijk inzicht te geven in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten ten aanzien van de aanpak van antibioticareductie.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij transparantie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie.
PwC
Pagina 35 van 105
3.8.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de transparantie van het PVV rondom het thema antibioticareductie werken wij in onderstaande paragrafen de volgende twee indicatoren uit:
de mate van transparantie van het PVV met betrekking tot antibioticaresistentie, -gebruik en -reductie;
de mate van transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleidsbeslissingen en procedures.
3.8.1.1. Transparantie met betrekking tot antibioticaresistentie, -gebruik en -reductie Jaarlijks wordt er gerapporteerd ten aanzien van de antibioticaresistentie en het antibioticagebruik. Het PVV is eigenaar van de gegevens in de registratiesystemen waarin dierenartsen aangeven hoeveel antibiotica er is geleverd aan hun cliënten. Dit is de belangrijkste bron om het dagelijkse antibioticumgebruik per dier te berekenen. Dit wordt doorgegeven aan de SDa en gepubliceerd in de SDa-rapportage. De MARAN-rapportage bevat daarnaast gedetailleerde informatie over de verkoop en het gebruik van antibiotica en is ook openbaar beschikbaar (onder andere via websites van de PVE, WUR, RIVM, UU en SWAB). Aan de andere kant is de rapportage Engelstalig en wetenschappelijk geschreven, waardoor deze voor een geïnteresseerde lezer die niet wetenschappelijk is opgeleid wellicht niet begrijpelijk is. Toch kunnen geïnteresseerden goed op de hoogte blijven van de belangrijkste resultaten uit het verslag doordat er in de media veel artikelen verschijnen die gebaseerd zijn op deze rapportage. Ook is er in opdracht van de SDa in 2013 een onderzoek uitgevoerd door KPMG, waarin de kwaliteit van de antibioticaregistratie werd onderzocht.11 Dit is ook een openbaar (beschikbaar via de website van het SDa) en in het Nederlands gepubliceerd rapport. Het oordeel van KPMG was dat het registratieproces nog verder kan verbeteren.
3.8.1.2. Transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleid en procedures In de Code van Goed Bestuur is aangegeven dat bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid gericht op antibioticareductie. Het communicatieplan dat het PVV in 2008 heeft opgesteld draagt bij aan de transparantie van het besluitvormingsproces. Daarnaast wordt de transparantie vergroot door de plaats van de bedrijven in de organisatiestructuur van het PVV.
3.8.2. Transparantie van het PVV rondom het thema antibioticareductie Het PVV maakt in samenwerking met haar ketenpartners gegevens omtrent het gebruik van antibiotica en resistentieontwikkeling binnen de sectoren inzichtelijk. Ook geeft het PVV inzicht in de kwaliteit van de registratiesystemen die in gebruik zijn. De organisatiestructuur van het PVV en de plaats die bedrijven daar in hebben komt eveneens de transparantie ten goede. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de transparantie van het PVV en het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,1. De respondenten zijn het meest positief over de betrouwbaarheid van de informatie die het PVV verstrekt (4,3). De respondenten zijn het minst positief over het inzicht dat zij hebben op de bestede middelen van het PVV (3,7).
3.9. Toegankelijkheid Het ‘agility’-kenmerk toegankelijkheid is als volgt geoperationaliseerd voor het thema antibioticareductie.
11
KPMG, 2013, Rapport inventarisatie antibioticumregistratie door dierenartsen.
PwC
Pagina 36 van 105
“Het PVV schept ruimte voor de stakeholders op het gebied van antibioticareductie voor participatie en inspraak bij opstellen regelgeving en wijze van uitvoering.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de toegankelijkheid beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op gebied van antibioticareductie.
3.9.1. Uitwerking van de indicatoren Om inzicht te krijgen in de toegankelijkheid van het PVV (ten aanzien van het antibioticabeleid) voor belanghebbenden werken wij in onderstaande paragrafen de volgende vier indicatoren uit: 1.
Bereikbaarheid medewerkers;
2. Fysieke bereikbaarheid PVV; 3. Inspraakmogelijkheden; 4. Participatiemogelijkheden.
3.9.1.1. Bereikbaarheid medewerkers De medewerkers van het PVV zijn direct te bereiken door middel van de website www.pve.nl. Hier zijn de contactgegevens van de medewerkers voor antibioticareductie weergegeven, inclusief het mailadres, telefoonnummer en faxnummer. Daarnaast is er een contactformulier waarmee vragen gesteld kunnen worden.
3.9.1.2. Fysieke bereikbaarheid PVV Het kantoor van het PVV ligt op een gunstige locatie vlakbij station Zoetermeer (10-15 minuten lopen) en vlak naast de snelweg. Op de website van het PVE kan het kantooradres gemakkelijk gevonden worden.
3.9.1.3. Inspraakmogelijkheden Volgens de Code van Goed Bestuur moeten bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid en in de verschillende fasen van de beleidscyclus betrokken kunnen raken bij de besluitvorming op het gebied van beleid gericht op antibioticareductie. Door het PVV is hier invulling aan gegeven via haar communicatieplan. In het communicatieplan wordt per fase (agendering, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, implementatie en evaluatie), beschreven hoe stakeholders betrokken worden bij de besluitvorming.
3.9.1.4. Participatiemogelijkheden Participatie van de bedrijven is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV (zie ook hoofdstuk 2.2). Werkgroepen per deelsector hebben indirect via de adviescommissie invloed op de besteding van financiële middelen. Ook kunnen belanghebbende organisaties direct invloed op het antibioticabeleid uitoefenen, doordat zij deel uitmaken van het bestuur en commissies.
3.9.2. Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van antibioticareductie De medewerkers zijn goed bereikbaar, het gebouw is fysiek goed bereikbaar, inspraak wordt gefaciliteerd conform de geldende Code van Goed Bestuur en participatie is ingebakken in de organisatiestructuur van PVV. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de toegankelijkheid van het antibioticabeleid en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,0. De respondenten zijn het meest positief over het directe contact tussen de medewerkers van het PVV en haar ketenpartners en de betrokkenheid van ketenpartners voorafgaand aan bestuurlijke besluitvorming (4,2). De respondenten zijn het minst positief over de bereikbaarheid (fysiek, telefonisch en website) van het PVV (3,8).
PwC
Pagina 37 van 105
4.
Onderzoek & Innovatie binnen de varkensketen
4.1. Inleiding Het PVV vervult een centrale rol ten aanzien van Onderzoek & Innovatie (O&I) binnen de kalveren- en varkensketen. Het PVV zorgt dat onderzoek in collectief verband kan worden verricht door te coördineren (bij elkaar brengen van onderzoekers en sectoren) en collectief te financieren. Het gaat om onderzoeken die individuele bedrijfsgenoten niet zelf kunnen doen, maar die wel voor de gehele sector van groot belang zijn. Het productschap laat voornamelijk onderzoek doen op het gebied van diergezondheid, welzijn, voedselveiligheid, innovatie en kwaliteit van producten. Het doen van collectief onderzoek heeft tot doel de concurrentiepositie en vitaliteit van de Nederlandse vee- en vleessectoren verder te versterken, het oplossen van knelpunten bij de huidige bedrijfsvoering, in te spelen op veranderingen en (nieuwe) productiesystemen en producten te ontwikkelen. Onderzoeksresultaten worden enerzijds gebruikt door de veehouders en andere bedrijfsgenoten (bijvoorbeeld de erfbetreders) bij het nemen van besluiten bij hun bedrijfsvoering. Anderzijds worden onderzoeksresultaten benut bij besprekingen met de overheid over het uitzetten van overheidsbeleid, bijvoorbeeld op het gebied van welzijn. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar stoppen met castreren van mannelijke biggen (beerbiggen). Het castreren van beerbiggen is een welzijnsprobleem in het kader van ingrepen bij jonge dieren. Als beren niet gecastreerd worden ontstaan praktische problemen op het gebied van het houden van beren en bij het vermarkten van het vlees. De overheid en het bedrijfsleven hebben daarom samen onderzoeken gefinancierd op het gebied van detectie van berengeur aan de slachtlijn, consumenten acceptatie, berenmanagement in de stal en ook meer fundamenteel genetisch onderzoek naar de erfelijkheid van het produceren van ‘geur’ door beren. De resultaten zijn van groot belang bij de beleidskeuzes op weg naar het stoppen met castreren in Nederland en in Europa. In figuur 4.1-1 wordt het proces rondom onderzoek & innovatie schematisch weergegeven. In klankbordgroepen vindt de inventarisatie en prioritering plaats van gewenst onderzoek, wordt de voortgang van de onderzoeken besproken en worden alle afgesloten onderzoeken geëvalueerd. In deze klankbordgroepen zijn bestuurders uit de sector vertegenwoordigd om te borgen dat de sector op de hoogte is van de lopende onderzoeken en sturing te geven aan de onderzoeksvraag van de sector. Daarnaast zijn er steeds meer MKB-bedrijven betrokken bij de uitvoering van het onderzoek (in de vorm van menskracht en materialen). In klankbordgroepen zijn eveneens vertegenwoordigers van het ministerie van EZ vertegenwoordigd aangezien sinds de start van het Topsectorenonderzoek het PVV en het ministerie van EZ O&I gezamenlijk financieren. Daarnaast zijn in een beperkt aantal klankbordgroepen ook vertegenwoordigers van de fokkerij (Topigs), slachterij (COV dan wel slachterij-vertegenwoordigers), mengvoer (NEVEDI) en dierenartsen (KNMvD-VGV) aanwezig. Een werknemer van de Wageningen University & Research centre (WUR) is voorzitter van de klankbordgroep en een andere werknemer van de WUR voert de secretariële werkzaamheden uit. Dit vergemakkelijkt onderlinge afstemming tussen de klankbordgroepen en uitvoerige besprekingen van de voorstellen en prioriteringen. De voortgang en de uitkomsten van onderzoeken worden besproken in de klankbordgroepen. In de Commissie Varkenshouderij wordt elke vergadering een schriftelijke terugkoppeling gegeven van de lopende onderzoeken en eventuele bijzonderheden. De klankbordgroep adviseert de Commissie Varkenshouderij m.b.t. uit te voeren nieuwe onderzoeken. De door de Commissie Varkenshouderij goedgekeurde onderzoeken worden vervolgens voorgelegd aan het PVV-bestuur die nog een marginale toetsing uitvoert en het advies in het merendeel van de gevallen overneemt. Dit hoofdstuk brengt het functioneren van zowel het PVV en de aan O&I gerelateerde ketens middels de zeven ‘agility’-kenmerken in kaart. Wij beperken ons in dit hoofdstuk, gezien het representatieve karakter, tot O&I binnen de varkensketen.
PwC
Pagina 38 van 105
Doorlopend programma
Positief advies klankbordgroep
Toetsing
• Door middel van klankbordgroepen worden de gewenste onderzoeken en priotering vastgesteld (doorlopend programma aanwezig). • Lopend onderzoek wordt begeleid door de klankbordgroepen. • Afgesloten onderzoeken worden beoordeeld binnen de klankbordgroepen. • Indien klankbordgroepen een positief advies afgeven dan komt het voorstel terecht in de Commissie Varkenshouderij.
• De Commissie Varkenshouderij toetst: • Aanwezigheid van raakvlakken met andere onderzoeken. • Kosten van het onderzoek binnen de begroting van het PVV past.
• Indien akkoord dan gaat het voorstel vervolgens naar het bestuur van het PVV. Positief advies commissie
• Het bestuur geeft vervolgens formele goedkeuring en dan kan het het onderzoek starten. Formele goedkeuring
Figuur 4.1-1: Het proces rondom onderzoek & innovatie. Bron: Memo PVV, 2014, Werkwijze PVV t.a.v. Onderzoek & Innovatie.
PwC
Pagina 39 van 105
4.2. Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting onderzoek & innovatie Tabel 4.2-1 presenteert de belangrijkste uitkomsten van de nulmeting rondom het thema onderzoek & innovatie binnen de varkenssector. Figuur 4.2-2 toont op een overzichtelijke wijze de scores van de quick scan. Een gedetailleerde uitsplitsing van de scores per kenmerk is opgenomen in bijlage C. De in onderstaande tabel en figuur gepresenteerde resultaten worden in meer detail toegelicht in de paragrafen 4.3 tot en met 4.9. ‘Agility’ kenmerk 1. Effectiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
Uitkomsten
3,8
Bijzonderheden
Respondenten het meest positief over:
Het ontbreken van ongewenste maatschappelijke effecten door O&I gefinancierd door het PVV Bewustzijn verantwoordelijkheden door het PVV
Respondenten het minst positief over:
Indicatoren: Het aantal en type onderzoeken dat per jaar wordt verricht binnen de varkenssector
De mate waarin de onderzoeken succesvol zijn
2.
In 2013 zijn in totaal 28 onderzoeken uitgevoerd (vijf praktijk-, 16 innovatie-, en zeven gezondheidsonderzoeken). Het totaal aantal onderzoeken is de afgelopen jaren toegenomen, waarbij het aantal praktijkonderzoeken is afgenomen en het aantal innovatie- en gezondheidsonderzoeken is toegenomen). Door de werkwijze en de nauwe betrokkenheid van de sector is het overgrote deel van de onderzoeken succesvol. Er zijn in 2013 twee onderzoeken afgebroken, waarbij het één go/no-go moment betrof.
De mate waarin de keten de beoogde effecten realiseert De mate waarin de beoogde effecten specifiek en meetbaar worden gedefinieerd
PVV heeft geen normen gedefinieerd
PVV heeft de beoogde effecten niet SMART geformuleerd ook zijn er daarom geen normen gedefinieerd. De koppeling met de toegevoegde economische waarde is derhalve lastig te maken.
Responsiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
3,8
Respondenten het meest positief over:
Snelheid bedienen belanghebbenden door het PVV
Respondenten het minst positief over:
PwC
Snelheid realiseren beoogde effecten door de keten Mate waarin PVV op de hoogte is van behoeften omgeving ten aanzien van O&I
Pagina 40 van 105
Indicatoren Snelheid waarmee onderzoeken kunnen worden gestart Doorlooptijd behandeling klachten en beantwoording van vragen 3.
Afhankelijk van de prioriteit tussen de tien dagen en twee maanden Beantwoording vragen conform normen. Er zijn geen klachten binnengekomen met betrekking tot O&I in 2013.
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van opstartsnelheid.
Norm klachtenafhandeling binnen zes weken, norm telefoongesprek beantwoorden binnen 24 uur en e-mail beantwoorden binnen 48 uur.
Efficiëntie Scan (0p schaal van 1-5)
3,8
Respondenten het meest positief over:
Bijdrage van de activiteiten van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV ten aanzien van antibiotica
Respondenten het minst positief over:
Ontwikkeling efficiëntie ten opzichte van het voorgaande jaar
Indicatoren Onderzoeksbudgetten die het PVV jaarlijks beschikbaar stelt
De aan onderzoek & innovatie gerelateerde financiële lasten PVV (2013) 4.
Het PVV heeft in 2013 totaal € 2,2 miljoen gerealiseerd voor onderzoeken ten behoeve van de varkenssector. Hiervan werd circa € 649k aan praktijkonderzoeken; € 983k aan innovatieonderzoeken en € 565k aan gezondheidsonderzoeken besteed. Het ministerie van EZ heeft in 2013 € 1,6 miljoen ter beschikking gesteld. € 63.442
Adaptiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
3,5
Respondenten het meest positief over:
Aanpassingsvermogen netwerk ten aanzien van O&I bij veranderende omstandigheden
Respondenten het minst positief over:
PwC
Aanpassingsvermogen activiteiten PVV bij veranderende omstandigheden Toekomstbestendigheid geformuleerde beleid
Pagina 41 van 105
5.
‘Accountability’ Uitkomsten scan
3,7
Respondenten vooral positief over de mate waarin het PVV verantwoording aan de sectoren aflegt over:
Gebruik van de ter beschikking gestelde middelen Realisatie van beoogde effecten
Respondenten het minst positief over:
De wijze waarop het PVV deelbelangen vanuit de sector tegen elkaar afweegt
Indicatoren De wijze van publieke verantwoording van het productschap
Aan hogere organen via jaarverslag en in het kader van Code Goed Bestuur is er een afzonderlijk toezichtsverslag van de SER. Aan de overige belanghebbenden via jaarverslag en via commissies en klankbordgroepen waarin sectoren en onderzoeksorganisaties vertegenwoordigd zijn.
6.
Transparantie Scan (0p schaal van 1-5)
3,9
Respondenten het meest positief over:
Mogelijkheden om zich op de hoogte te stellen van beleidsbeslissingen en diensten van het PVV
Respondenten het minst positief over:
Inzicht in de realisatie van beoogde effecten door het PVV Houding PVV ten opzichte van verstrekken prestatiegegevens
Indicatoren Transparantie met betrekking tot de inhoud en resultaten van de onderzoeken
Regelmatig communiceert het PVV over onderzoeks- en innovatieprojecten via digitale nieuwsbrieven. Onderzoeken zelf zijn via de website te vinden. Ook zijn belanghebbenden vertegenwoordigd in klankbordgroepen, commissie varkenshouderij en het bestuur.
De wijze waarop het PVV inzicht verschaft ten aanzien van strategie, beleid en procedures
Informatie-uitwisseling op basis van Code Goed Bestuur en via onder meer website, jaarverslag, communicatieplan PVV. Daarnaast wordt transparantie vergemakkelijkt door de organisatiestructuur waarin belanghebbenden zijn
PwC
Pagina 42 van 105
vertegenwoordigd (bestuur, commissie varkenshouderij, klankbordgroepen, et cetera). 7.
Toegankelijkheid Scan (0p schaal van 1-5)
3,9
Respondenten het meest positief over:
De bereikbaarheid van de website, fysieke en telefonische bereikbaarheid
Respondenten het minst positief over:
Houding ten opzichte van participatie van ketenpartners Toegankelijkheid netwerk O&I voor nieuwe partners
Indicatoren Bereikbaarheid medewerkers PVV
Medewerkers die zich bezighouden met onderzoek & innovatie zijn telefonisch, per e-mail en fax te bereiken.
Fysieke bereikbaarheid PVV
Kantoor PVE ligt vlakbij station Zoetermeer en snelweg.
Inspraak belanghebbenden
Op basis van Code Goed Bestuur worden belanghebbenden in alle fasen van de beleidscyclus betrokken bij besluitvorming.
Participatie belanghebbenden
Participatie is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV.
Tabel 4.2-1: Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting rondom thema onderzoek & innovatie.
PwC
Pagina 43 van 105
Hoe Agile is het PVV - onderzoek & innovatie Effectief 5 Accountable
4
Efficiënt
3 2 1 Transparant
Responsief
Toegankelijk
Adaptief
Figuur 4.2-2: Totaaloverzicht uitkomsten quick scan rondom thema onderzoek & innovatie.
PwC
Pagina 44 van 105
4.3. Effectiviteit Het ‘agility’-kenmerk effectiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie op het gebied van varkens: “De keten weet de gewenste resultaten, zoals nieuwe stalconcepten, geoptimaliseerde testen, en uiteindelijk de beoogde maatschappelijke effecten, zoals een innovatieve sector, betere diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid ook werkelijk te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij effectiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de varkensketen op het gebied van onderzoek en innovatie.
4.3.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van onderzoek & innovatie worden in de volgende paragrafen, op basis van de door PVV verstrekte bronnen, de volgende indicatoren uitgewerkt:
het aantal en type onderzoeken dat in opdracht van het PVV is verricht;
de mate waarin de onderzoeken succesvol zijn.
4.3.1.1. Het aantal en type onderzoeken dat in opdracht van het PVV is verricht De onderzoeken die in opdracht van het PVV worden verricht, kunnen worden gesplitst in gezondheidsonderzoeken, praktijkonderzoeken en innovatieonderzoeken. Gezondheidsonderzoeken richten zich met name op de preventie van bedrijfsgebonden dierziekten, het realiseren van een hogere gezondheidsstatus en het verantwoord gebruik van antibiotica. Praktijkonderzoeken richten zich op de primaire bedrijven en hebben betrekking op welzijn, voedselveiligheid, kwaliteit van producten en het productieproces. Innovatieonderzoeken betreffen innovatieve projecten die zich met name richten op schaalvergroting en rationalisatie, nieuwe productiemethoden, verduurzaming en kennisontwikkeling. Tabel 4.3.1.1-1 toont het aantal onderzoeken dat is uitgevoerd tussen 2011 en 2013. In totaal werden er in 2013 28 onderzoeken uitgevoerd op het gebied van varkens. Het aantal praktijkonderzoeken is afgenomen in 2013, terwijl het aantal onderzoeken op het gebied van innovatie en gezondheidsonderzoeken is toegenomen. Aantal onderzoeken 2013
Aantal onderzoeken 2012
Aantal onderzoeken 2011
Praktijkonderzoek Onderzoeken voor innovatie
5 16
15 5
16 3
Gezondheidsonderzoeken Totale aantal onderzoeken O&I
7 28
3 23
3 22
Tabel 4.3.1.1-1: Overzicht aantallen onderzoeken met betrekking tot varkens. Bron: Memo PVV/jaarverslagen PVV.
4.3.1.2. De mate waarin onderzoeken succesvol zijn Hoe succesvol de onderzoeken met betrekking tot de varkensketen zijn en hoe de onderzoeken bijdragen aan export, diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid wordt niet direct gemeten. Zoals in de inleiding (hoofdstuk 4.1) is beschreven, is de varkenssector nauw betrokken bij het opstarten, monitoren en evalueren van de onderzoeken van het PVV. Door de werkwijze en de nauwe betrokkenheid van de sector werd het overgrote deel van de onderzoeken afgerond en de resultaten toegepast. De vertegenwoordigers uit de varkenssector kunnen in klankbordgroepen hun onderzoeksvragen neerleggen (en bijstellen).
PwC
Pagina 45 van 105
Ook de voortgang en de uitkomsten van onderzoeken worden besproken in de klankbordgroepen. De Commissie Varkenshouderij keurt de onderzoeken goed en op de agenda staat een schriftelijke terugkoppeling over lopende onderzoeken en eventuele bijzonderheden. Na afronding van onderzoek wordt bekeken of er nog vervolgonderzoek moet plaatsvinden. Evaluatie van onderzoeken bepaalt de vervolgvragen en de hoogte van het onderzoeksbudget. Het PVV-bestuur geeft uiteindelijk formeel akkoord op het advies van de Commissie. In de PVV-nieuwsbrief, wordt zowel melding gemaakt van de onderzoeken die starten alsmede de resultaten van de afgeronde onderzoeken. Er wordt expliciet aandacht besteed aan de praktische implementatie van de afgeronde onderzoeken: dat wil zeggen wat kan de heffingsbetaler, de varkenshouder, met de resultaten van het onderzoek. Slechts twee gezondheidsonderzoeken zijn voortijdig afgebroken; bij één van deze onderzoeken ging het om een gepland go/no-go moment. Alle andere onderzoeken zijn wel afgerond. Het is dus vooral de werkwijze en de nauwe betrokkenheid van de sector die het overgrote deel van de onderzoeken succesvol maakt. Een goed voorbeeld van succesvolle onderzoeken die gelijk in de praktijk worden toegepast zijn de onderzoeken binnen het onderzoeksthema ‘vitale vleesvarkens’. Door het uitvoeren van een dierproef op het varkensinnovatiecentrum (VIC-Sterksel) in Brabant en door middel van het organiseren van een netwerkgroep waarbij praktiserende varkenshouders op hun bedrijf gelijk mee konden doen werden de resultaten gelijk in de praktijk gebracht.
4.3.2. De effectiviteit van het beleid ten aanzien van onderzoek en innovatie In 2013 werden er op het gebied van varkens 5 praktijkonderzoeken uitgevoerd, 16 innovatieprojecten en 7 gezondheidsonderzoeken. Hierbij is in 2013 meer nadruk gelegd op de innovatie- en gezondheidsprojecten en minder op de praktijkonderzoeken dan in de voorgaande jaren (2011 en 2012). Dit was met name door de focus op de verlaging van en het verantwoord antibiotica gebruik. Hierdoor werd het noodzakelijk meer gezondheidsprojecten te starten. Er wordt door de organisatiestructuur geborgd dat het type onderzoeken blijven passen bij de ontwikkelingen in de sectoren. Met de resultaten ervan worden verschillende doelen nagestreefd zoals een hoger diergezondheidsniveau in Nederland, een verbeterde concurrentiekracht en voedselveiligheid. De mate waarin deze onderzoeken bijdragen aan deze effecten is niet duidelijk. Wel kan worden geconcludeerd dat door de werkwijze en de nauwe betrokkenheid van de sector het overgrote deel van de onderzoeken worden afgerond en de resultaten succesvol worden toegepast. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de effectiviteit van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,8. Hierbij zijn respondenten het meest positief over het ontbreken van ongewenste maatschappelijke effecten (4,7) en de mate van bewustzijn van het verantwoordelijkheidsgebied van het PVV (4,2). Het minst positief zijn de respondenten over de realisatie van de beoogde effecten door de keten (3,2) en de mate waarin de beoogde effecten specifiek en meetbaar worden gedefinieerd (3,4).
4.4. Responsiviteit Het ‘agility’-kenmerk responsiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie op het gebied van varkens: “Het PVV en de keten kunnen snel inspelen op eisen en wensen van de omgeving (samenleving/politiek) en weten dus de beoogde maatschappelijke effecten snel te realiseren (onderzoeken laten uitvoeren).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij responsitiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op het gebied van onderzoek & innovatie.
PwC
Pagina 46 van 105
4.4.1. Uitwerking indicatoren Om iets te zeggen over de responsiviteit van het PVV ten aanzien van onderzoek & innovatie wordt in onderstaande paragrafen, aan de hand van representatieve voorbeelden, ingegaan op de snelheid:
waarmee onderzoeken kunnen worden opgestart;
waarmee vragen worden behandeld en klachten worden afgehandeld.
4.4.1.1. De snelheid waarmee onderzoeken kunnen worden opgestart Sinds de start van het Topsectorenbeleid in 2012 worden in principe alle projecten aan het begin van het jaar vastgesteld, zodat er lopende het jaar in principe geen nieuwe projecten goedgekeurd hoeven te worden. Indien er toch ad hoc een project goedgekeurd moet worden, dan kan dat normaliter altijd via de ‘normale’ weg, dat wil zeggen agenderen voor de vergadering van de Commissie Varkenshouderij (die elke twee maanden plaatsvindt). Daar waar op verzoek van de sector snel moet worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen kan snel budget worden vrijgemaakt als de sector dit zelf wil. Dit kan snel doordat er korte lijnen zijn via de Commissie Varkenshouderij en het PVV-bestuur. Voor dergelijke urgente kwesties kunnen via een schriftelijke ronde langs de Commissie Varkenshouderij, ervan uitgaande dat het gevraagde bedrag past binnen het door het PVVbestuur reserveerde bedrag voor onderzoek, onderzoeken met spoed worden opgestart. Op basis van deze inrichting van het proces en de betrokkenheid van de sector zelf, kan gesteld worden dat in de behoefte naar onderzoek snel kan worden voorzien, afhankelijk van de prioriteit van het onderzoek. Als het niet binnen het budget past zal er een subsidieverzoek met een advies van de commissie varkenshouderij via het dagelijks bestuur en het bestuur van PVV moeten worden ingediend. Dit kan wel 3-6 maanden in beslag nemen. In het verleden hebben zich situaties voorgedaan waarbij het onderzoek op korte termijn moest starten. In die gevallen wordt het onderzoeksvoorstel via een schriftelijke procedure aan de leden van de Commissie Varkenshouderij voorgelegd met verzoek om binnen 10 dagen te reageren. Het voordeel was dat de leden van de Klankbordgroep het onderzoek wensten en zij (of een deel van hen) ook deel uitmaken van de Commissie Varkenshouderij. Dus in de meeste gevallen werd het onderzoek dan ook goedgekeurd. Binnen tien dagen kon in dit geval de procedure worden doorlopen en het onderzoek worden opgestart. Het duurt gemiddeld twee maanden maar het is mogelijk om binnen tien dagen een onderzoek te starten mits het binnen de begroting past.
4.4.1.2. Het beantwoorden van vragen en afhandelen van klachten Het PVV kent normen voor het beantwoorden van vragen via telefoon en e-mail en het afhandelen van (spaarzame) klachten. Voor klachten is er in het kader van de Code Goed bestuur een klachtenregeling (op de website in te zien) waarin voorgeschreven is hoe een klacht moet worden behandeld en waarbij de norm is dat een schriftelijke klacht binnen zes weken moet worden afgehandeld. Uit het jaarverslag is gebleken dat er in 2013 geen klachten zijn binnengekomen. De procedure voor het beantwoorden van telefoon en e-mail staat in de PVE personeelswijzer. Hierin wordt aangeven hoe moet worden omgegaan met e-mail en telefoongesprekken. Eens in vijf jaar, vindt een toets op deze procedure plaats op basis van de normen van onderzoeksbureau Synovate. De gehanteerde normen stellen dat een telefoonoproep binnen 15 sec moet worden beantwoord en dat een terugbel actie binnen 24 uur moet plaatsvinden. Beantwoording van een e-mail vindt binnen 48 uur plaats. Uit de meest recente toets (2011) is gebleken dat de beleidsafdeling van het PVV aan de normen voldoet.
PwC
Pagina 47 van 105
4.4.2. Responsiviteit van het PVV en de keten op het gebied van onderzoek en innovatie Responsiviteit van het PVV is geborgd in (advies)commissies, klankbordgroepen en (dagelijks)bestuur waarin bedrijven uit de varkenssector zijn vertegenwoordigd. Voor onderzoeksvoorstellen die snel moeten inspelen op actuele ontwikkelingen is een afzonderlijk budget beschikbaar. De aanvraagprocedure kan, dankzij de inrichting van het proces (met korte lijnen) en de betrokkenheid van de sector zelf, afhankelijk van de prioriteit van het onderzoek binnen tien dagen tot twee maanden worden doorlopen. Hierna kan direct met het onderzoek worden gestart. Indien een onderzoek niet binnen het budget past dan kan het opstarten van een onderzoek drie tot zes maanden in beslag nemen. Daarnaast voldoet het PVV aan de normen ten aanzien van het beantwoorden van vragen en afhandelen van klachten, wat betekent dat klachten binnen 6 weken worden afgehandeld, e-mails binnen 48 uur beantwoord worden en een terugbelactie binnen 24 uur plaatsvindt. In 2013 zijn er geen klachten binnengekomen. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de responsiviteit van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,8. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de snelheid waarmee het PVV belanghebbenden bedient (4,1). Het minst positief zijn de respondenten over de snelheid waarmee de keten de beoogde effecten op het gebied van O&I realiseert (3,3) en de mate waarin het PVV op de hoogte is van de behoeften van haar omgeving ten aanzien van O&I (3,4).
4.5. Efficiëntie Het ‘agility’-kenmerk efficiëntie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie op het gebied van varkens. “De keten maakt gebruik van zo weinig mogelijk middelen (uitgedrukt in €) om de beoogde effecten te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij ‘efficiëntie’ beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op het gebied van onderzoek en innovatie.
4.5.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de efficiëntie van het beleid gericht op onderzoek & innovatie worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
onderzoeksbudgetten die het PVV beschikbaar stelt;
financiële lasten van het productschap aangaande onderzoek & innovatie.
4.5.1.1. Onderzoeksbudgetten die het PVV beschikbaar stelt Het PVV stelt financiële middelen beschikbaar voor onderzoeks- en innovatieprojecten in de varkenshouderij. Deze middelen komen beschikbaar vanuit het totale budget van het Productschap, dat, zoals aangegeven in hoofdstuk 2.2, wordt gevormd uit de heffingen welke het Productschap aan de varkenssector oplegt. Tabel 4.5.1.1-1 toont de gerealiseerde onderzoeksbudgetten voor de jaren 2011-2013. Deze onderzoeksbudgetten zijn mede tot stand gekomen op basis van welke onderzoeksplannen er zijn voor het betreffende jaar en de in het verleden uitgegeven bedragen aan onderzoek. Het gerealiseerde budget met betrekking tot O&I is sinds 2011 licht gestegen. Hierbij is het aandeel dat besteed wordt aan innovatieprojecten en gezondheidsonderzoek gestegen en het aandeel dat aan praktijkonderzoek wordt besteed gedaald. Dit is in lijn met de trend van het aantal onderzoeken dat er wordt uitgevoerd. Dit komt met name door de focus op verantwoord antibiotica gebruik. De dieren moeten gezond blijven zonder antibiotica toe te dienen, hierbij kan de wijze waarop dieren worden gehouden een rol spelen maar ook bijvoorbeeld het voer Naast de onderzoeksbudgetten die vanuit het PVV beschikbaar worden gesteld, stelt het ministerie van EZ ook een budget beschikbaar. In 2013 was dit circa 1,6 miljoen euro.
PwC
Pagina 48 van 105
Budget praktijkonderzoek varkens Budget onderzoek voor innovatie* Budget gezondheidsonderzoek Totale budget voor onderzoek en innovatie*
Budget (besteed) 2013
Budget (besteed) 2012
Budget (besteed) 2011
€ 649k € 983k € 565k € 2.197k
€ 800k € 800k € 300k € 1.900k
€ 1.200k € 660k € 300k € 2.160k
Tabel 4.5.1.1-1: Onderzoeksbudgetten van het PVV (exclusief bijdrage van het ministerie van EZ). *Inclusief € 500k voor het onderzoek “Stoppen castreren”. Bron: PVV, Jaarverslagen 2011, 2012 en 2013, hoofdstuk 3 diergezondheid en welzijn en hoofdstuk 4 onderzoek en innovatie.
4.5.1.2. Financiële lasten productschap aangaande onderzoek & innovatie Het productschap voert, zoals beschreven in paragraaf 4.1, taken uit ten aanzien van onderzoek & innovatie binnen de varkensketen. Tabel 4.5.1.2-1 toont een overzicht van de lasten van het productschap gerelateerd aan het uitvoeren van het onderzoek & innovatie. Het productschap ziet toe op ondersteunende werkzaamheden rondom de aanvraag van een onderzoek en de communicatie rondom het onderzoek. In 2013 zijn er door het productschap 800 uren besteed bij een totaal van 28 onderzoeken. De lasten komen met name voort uit de directe personeelskosten en de toerekening van een gedeelte van de overheadskosten. De overheadkosten, waarvan de gegevens voor het PVV uit de administratie zijn te destilleren, betreffen onder meer de huisvestingkosten, kosten ondersteuning, bureaukosten, vergaderkosten en overige lasten. De overheadkosten zijn vervolgens inclusief de directe personeelskosten omgeslagen naar een tarief per uur. De hoogte van de totale toegerekende overhead en de directe personeelskosten zijn daarmee afhankelijk van het totaal aantal bestede uren inzake onderzoek & innovatie. De financiële lasten zijn gebaseerd op de PVE jaarrekening 2013. Personele kosten Toegerekende overhead Totale kosten
Kosten (in Eur) € 48.985 € 14.465 € 63.450
Uren 800
FTE 0,5
Tabel 4.5.1.2-1: Tijd en kosten die het productschap besteedt aan onderzoek en innovatie met betrekking tot varkens. Bron: Memo PVV, 2014, overzicht van kosten ten behoeve van de nulmeting PVV inclusief de bijbehorende uren.
4.5.2. Efficiëntie van het PVV op het gebied van onderzoek en innovatie Het PVV stelde met het ministerie van EZ in 2013 € 3,8 miljoen beschikbaar voor Onderzoek & Innovatie. Het ministerie van EZ heeft in 2013 € 1,6 miljoen voor Onderzoek & Innovatie met betrekking tot varkens en het PVV € 2,2 miljoen ter beschikking gesteld. Dit budget is de afgelopen jaren gegroeid. Hierbij is het aandeel dat besteed wordt aan gezondheidsonderzoek en innovatie gestegen en het aandeel dat aan praktijkonderzoek wordt besteed gedaald sinds 2011. Het kost het PVV ongeveer € 63.450 en 800 manuren om onderzoeken te coördineren. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de efficiëntie van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,8. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de bijdrage van de activiteiten van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV (4,2). Het minst positief zijn de respondenten over de ontwikkeling van de efficiëntie ten opzichte van 2012 (3,2).
PwC
Pagina 49 van 105
4.6. Adaptiviteit Het ‘agility’-kenmerk adaptiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie binnen de varkensketen. “Het PVV of de keten kunnen zich snel aanpassen als de omstandigheden veranderen (aanpassen van organisatiestructuren bij bijvoorbeeld dierziekte-uitbraak of politiek-bestuurlijke veranderingen).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij adaptiviteit beoordeeld aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van onderzoek & innovatie.
4.6.1. Adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van onderzoek en innovatie Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de adaptiviteit van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,5. Hierbij zijn respondenten het meest positief over het aanpassingsvermogen van het netwerk ten aanzien van O&I bij veranderende omstandigheden (3,8). Het minst positief zijn de respondenten over de flexibiliteit van de activiteiten van het PVV en de mate waarin de inzet van medewerkers kan opschalen of inkrimpen bij veranderende omstandigheden en de toekomstbestendigheid van het geformuleerde beleid (3,3).
4.7. Accountability Het ‘agility’-kenmerk accountability is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie. “Het PVV neemt verantwoordelijkheid voor de gevolgen van haar acties op het gebied van onderzoek en innovatie en legt rekenschap af voor het al dan niet realiseren van de beoogde resultaten als onderdeel van de te realiseren gewenste effecten. Het gaat hier ook om het informeren over uitgevoerde onderzoeken en mogelijkheden door innovaties.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij ‘accountability’ beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op het gebied van onderzoek & innovatie.
4.7.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de accountability van het PVV ten aanzien van onderzoek & innovatie worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
in hoeverre wordt rekenschap door het PVV (en onderzoekers) afgelegd aan stakeholders (waaronder) de varkenshouders;
in hoeverre wordt door het PVV rekenschap afgelegd aan een hogere autoriteit.
4.7.1.1. Rekenschap afleggen (door onderzoekers en PVV) aan stakeholders (waaronder varkenshouders) Door deelname aan de klankbordgroepen, de Commissie Varkenshouderij en het PVV bestuur ligt het initiatief voor en de monitoring en evaluatie van onderzoeken bij de varkenssector zelf. In de klankbordgroepen worden verschillende stakeholders vertegenwoordigd, zoals aangegeven in de inleiding (hoofdstuk 4.1). De definitieve onderzoeksrapporten worden openbaar gemaakt12 Over de resultaten van de onderzoeken wordt vervolgens gecommuniceerd in een digitale PVV nieuwsbrief, de PVE website en via de vakpers. Daarnaast is een budget voor kennisoverdracht beschikbaar dat door het PVV wordt gefinancierd. Onderzoekers kunnen gevraagd worden om presentaties te geven over afgeronde onderzoeken. Ook kunnen varkenshouders het varkensinnovatiecentrum in Brabant (VIC Sterksel) bezoeken om daar een presentatie te krijgen van de afgeronde/lopende onderzoeken dan wel een kijkje te nemen in de stallen waar de onderzoeken plaatsvinden. 12
PVV, 2014, website PVV onderdeel onderzoek, beschikbaar op www.pve.nl.
PwC
Pagina 50 van 105
4.7.1.2. Rekenschap afleggen aan een hogere autoriteit Betreffende O&I is in het jaarverslag een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen waarin het Productschap rekenschap aflegt op het gebied van het proces rondom de aanvraag en het uitvoeren van onderzoeken, evenals het aantal onderzoeken en de beschikbare financiële middelen hiervoor.13 In het jaarverslag is eveneens een paragraaf opgenomen in het kader van de Code Goed Bestuur. In het jaarlijkse toezichtsverslag van de SER wordt aangegeven of het productschap via het jaarverslag voldoende verantwoording aflegt over de inzet van de publieke middelen.
4.7.2. Accountability van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie Belangrijke stakeholders zijn vertegenwoordigd in de organisatiestructuur van het PVV. Het informeren van belanghebbenden, zoals sectoren en onderzoeksorganisaties, omtrent de status en evaluatie van uitgevoerde onderzoeken vindt plaats in de klankbordgroepen. Betreffende O&I is in het jaarverslag een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen waarin het Productschap rekenschap aflegt op het gebied van het proces rondom de aanvraag en het uitvoeren van onderzoeken, evenals het aantal onderzoeken en de beschikbare financiële middelen die hiervoor zijn aangewend. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de accountability van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de verantwoording door het PVV over de realisatie van de boogde effecten en het gebruik van de aan haar ter beschikking gestelde middelen (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over de wijze waarop het PVV deelbelangen vanuit de sector tegen elkaar afweegt (3,2).
4.8. Transparantie Het ‘agility’-kenmerk transparantie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie. “Het PVV weet duidelijk inzicht te geven in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten (in relatie tot maatschappelijke effecten) ten aanzien van de subsidiëring en uitvoering van onderzoek”. Op basis van deze operationalisatie hebben wij de transparantie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op het gebied van onderzoek & innovatie.
4.8.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten werken wij in onderstaande paragrafen de volgende twee indicatoren uit:
13
de mate van transparantie van het PVV met betrekking tot de inhoud en resultaten van de onderzoeken/innovatieve projecten;
de mate van transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleid & subsidiëring en procedures van de onderzoeken.
PVV, 2014, jaarverslag 2013, hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4.
PwC
Pagina 51 van 105
4.8.1.1. Transparantie van het PVV met betrekking tot de inhoud en resultaten van de onderzoeken/innovatieve projecten Bij het PVV vormt communicatie een integraal onderdeel van de (beleidsmatige) taken en activiteiten. Van
het begin tot het eind van projecten is de sector betrokken bij de onderzoeken en innovatieve projecten door deelname in de klankbordgroepen, de Commissie Varkenshouderij en het bestuur van de PVV zoals beschreven in de inleiding (hoofdstuk 4.1). Daarnaast wordt er met de sectoren gecommuniceerd over de voortgang en resultaten van onderzoek via digitale nieuwsbrieven (gemiddeld 20 nieuwsberichten per jaar), via mediacontactenfolders, via het verzorgen van lezingen (m.n. door de onderzoekers) en het organiseren van bijeenkomsten waarvoor varkenshouders (en erfbetreders) worden uitgenodigd. De website www.pvv.nl biedt naast veel achtergrondinformatie en dossiers over de beleidsmatige onderwerpen en regelgeving van het Productschap, ook een overzicht van onderzoeks- en innovatieprojecten per sector. De volledige onderzoeksrapporten en onderliggende stukken (plannen, evaluaties en dergelijken) zijn voor de bedrijfsgenoten ook via de website te vinden. In het jaarverslag wordt beschreven welke onderzoeken en innovatieprojecten hebben plaatsgevonden. In de jaarplannen wordt ook van tevoren aangegeven welke financiële middelen aan welke onderzoeken en projecten zullen worden besteed.14
4.8.1.2. Transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleid en procedures In de Code Goed Bestuur is aangegeven dat bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid. In het communicatieplan is onder meer opgenomen dat informatievoorziening plaatsvindt via de website van het productschap en hierin is ook een contactformulier opgenomen waardoor belanghebbenden vragen kunnen stellen, opmerkingen kunnen geven maar ook onderwerpen kunnen agenderen. In het communicatieplan, dat is opgesteld om aan de Code Goed Bestuur te voldoen, zijn eisen opgenomen over het beleid en het actief betrekken van bedrijfsgenoten bij de besluitvorming. Daarnaast wordt de transparantie vergroot door de plaats van de bedrijven in de organisatiestructuur. De commissie varkenshouderij en indirect de Klankbordgroepen hebben per onderzoeksthema inzicht in de besteding van financiële middelen, de voortgang van lopende onderzoeken en de evaluatie van afgesloten onderzoeken. In het jaarverslag van het PVV worden de financiële middelen die zijn besteed per onderzoek en per innovatieproject beschreven.
4.8.2. Transparantie van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie Het PVV borgt transparantie op het vlak van O&I en het bijbehorende beleid in een overzicht van onderzoeksen innovatieprojecten dat vier keer per jaar wordt uitgebracht15, door onderzoeksresultaten te publiceren op de website en door communicatie via jaarplannen. Daarnaast wordt de transparantie omtrent O&I versterkt door de organisatiestructuur (klankbordgroepen, Commissie Varkenshouderij en bestuurssamenstelling PVV) waarin belangrijke stakeholders zijn vertegenwoordigd. In het jaarverslag van het PVV worden de financiële middelen die zijn besteed per onderzoek en per innovatieproject beschreven. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de transparantie van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de mogelijkheden om zich op de hoogte te stellen van beleidsbeslissingen en de diensten van het PVV (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over het inzicht in de realisatie van beoogde effecten door het PVV en de houding van het PVV ten opzichte van verstrekken prestatiegegevens (3,6).
14 15
PVV,2008, communicatieplan beleidscyclus PPE en PVV 2008. Ibid.
PwC
Pagina 52 van 105
4.9. Toegankelijkheid Het agility-kenmerk ‘toegankelijkheid’ is als volgt geoperationaliseerd voor het thema Onderzoek & Innovatie. “Het PVV schept ruimte voor de belanghebbenden op het gebied van onderzoek & innovatie voor participatie en inspraak bij opstellen onderzoeksvragen en wijze van uitvoering.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de toegankelijkheid beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op het gebied van onderzoek & innovatie.
4.9.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de toegankelijkheid van het PVV (ten aanzien van het onderzoek & innovatie) voor belanghebbenden werken wij in onderstaande paragrafen de volgende vier indicatoren uit: 1. 2. 3. 4.
Bereikbaarheid van medewerkers; Fysieke bereikbaarheid van het PVV; Inspraakmogelijkheden; Participatiemogelijkheden.
4.9.1.1. Bereikbaarheid van medewerkers De medewerkers van het PVV zijn direct te bereiken door middel van de website www.pve.nl. Hier staan de contactgegevens van de medewerkers van het PVV per thema weergegeven; inclusief het mailadres, telefoonnummer en faxnummer. Hierin wordt echter geen contactpersoon getoond met betrekking tot onderzoek & innovatie. Wel is er een contactformulier waarmee vragen gesteld kunnen worden. In de digitale PVV-nieuwsbrieven over de specifieke onderzoeken wordt wel de naam van de PVV-contactpersoon genoemd. Ook wordt op de website het postadres van de PVV weergegeven.
4.9.1.2. Fysieke bereikbaarheid van het PVV Het kantoor ligt op een gunstige locatie vlakbij station Zoetermeer (10-15 minuten lopen) en vlak naast de snelweg. Op de website van het PVV kan het adres gemakkelijk gevonden worden.
4.9.1.3. Inspraakmogelijkheden Volgens de Code Goed Bestuur moeten bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid en in de verschillende fasen van de beleidscyclus betrokken kunnen raken bij de besluitvorming rond het initiëren en coördineren van onderzoeken en innovatieprojecten. Door het PVV is hier invulling aan gegeven via haar communicatieplan. In het communicatieplan wordt per fase in de besluitvorming (agendering, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, implementatie en evaluatie), beschreven hoe stakeholders betrokken worden bij de besluitvorming.
4.9.1.4. Participatiemogelijkheden De participatie van de bedrijven is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV. Klankbordgroepen en (advies)commissies per deelsector hebben invloed op de besteding van financiële middelen, lopende onderzoeken en evaluatie van afgesloten onderzoeken. Ook hebben belanghebbende organisaties direct invloed op het beleid, doordat zij deel uitmaken van het bestuur, de commissie varkenshouderij en klankbordgroepen.
4.9.2. Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van onderzoek & innovatie De medewerkers zijn goed bereikbaar, het gebouw is fysiek goed bereikbaar en inspraak wordt gefaciliteerd conform de geldende Code Goed Bestuur. Daarnaast wordt participatie gefaciliteerd in de organisatiestructuur van PVV.
PwC
Pagina 53 van 105
Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de toegankelijkheid van Onderzoek & Innovatie en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de bereikbaarheid (website, fysiek en telefonisch) van het PVV (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over de houding van het PVV ten opzichte van participatie van ketenpartners en de toegankelijkheid van het netwerk van O&I voor nieuwe partners (3,4).
PwC
Pagina 54 van 105
5.
Verordening Varkensleveringen
5.1. Inleiding In de VVL wordt door het PVV op verzoek van de varkenssector het aantal contactmomenten tussen varkens gereguleerd. Het doel van de VVL is het voorkómen van dierziektes onder varkens. De VVL definieert zes verschillende statussen (A-F) ten aanzien van het vervoer van varkens voor varkenshouders en de daarbij behorende voorwaarden en mogelijkheden met betrekking tot aan- en afvoer en het soort dieren dat wordt gehouden. Het productschap bewaakt dat de varkenshouders voldoen aan de voorwaarden bij de door hen gekozen status en dat er op een juiste wijze gebruik wordt gemaakt van de aan- en afvoermogelijkheden die horen bij de toegekende status.16 Elke keer dat een varkenshouder varkens aan- of afvoert, met uitzondering van afvoer naar het slachthuis, moet deze online een transport document aanvragen. Als de varkenshouder, ondanks dat in het transport document staat dat het transport niet is toegestaan onder de VVL, een illegaal transport uitvoert, dan is de varkenshouder in overtreding en kan deze voor het tuchtgerecht gedaagd worden.17 Het PVV verzamelt alle relevante informatie met betrekking tot de VVL en verwerkt deze in de Varkens In Nederland database (VIN). Het systeem VIN bevat bijvoorbeeld de bloeduitslagen en de contactovertredingen van de varkenshouders (zie figuur 5.1-1). Hieruit herleidt het PVV een rapport waarin staat welke bedrijven een contactovertreding hebben begaan (onrechtmatig varkensvervoer), welke status de varkenshouderijen hebben en hadden in het verleden, wat de resultaten van de bloedtesten zijn en welke ontheffingen er gelden. Op deze manier kan het PVV de mate waarin varkenshouders voldoen aan de VVL-regelgeving monitoren. Ontheffingen met voorwaarden door PVE Gegevens t.b.v. constateringen tekortkomingen ontheffingen
Contacten met bedrijven
Niet ontvangen Bedrijfsrapporten Bloeduitslagen erkende labs
VIN Contact-overtredingen
Conclusie bedrijfsrapporten geaccr. keuringsinstantie Status toezichtstraject en verleden Leegstands-verklaringen geaccr. keuringsinstantie Overtredingen bloedtappen Contact-overtredingen van GD
VVL Statusgegevens I&RVL van GD
NAW gegevens van RVO Figuur 5.1-1: overzicht input en output gegevens VIN. Bron: PVV, 2014, Memo uitvoering controle en toezicht VVL in VIN. 16
PVV, 2014, Memo uitvoering controle en toezicht VVL in VIN. PVV, Website - veelgestelde vragen VVL, http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=mfgpJsHsuOnbPTEcBdBgBjB&context=gfMsHsuOnbPTEA#bggpJsHsuOnbPTEcBdBgBjBD. 17
PwC
Pagina 55 van 105
5.2. Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting verordening varkensleveringen Tabel 5.2-1 presenteert de belangrijkste uitkomsten van de nulmeting rondom het thema VVL. Figuur 5.2-2 toont op een overzichtelijke wijze de scores van de quick scan. Een gedetailleerde uitsplitsing van de scores per kenmerk is opgenomen in bijlage C. De in onderstaande tabel en figuur gepresenteerde resultaten worden in meer detail toegelicht in de paragrafen 5.3 tot en met 5.9. ‘Agility’ kenmerk 1. Effectiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
Uitkomsten
3,9
Bijzonderheden
Respondenten het meest positief over:
De mate waarin de VVL-regeling tot ongewenste effecten leidt Het bewustzijn van het PVV over haar verantwoordelijkheidsgebied
Respondenten het minst positief over:
Duidelijke afspraken tussen de PVV en haar ketenpartners over de te leveren resultaten De mate waarin het PVV haar doelstellingen behaalt ten aanzien van VVL
Indicatoren:
2.
Het aantal uitbraken van varkensziektes
Sinds de invoering van de VVL in 2007 geen uitbraken van varkensziektes.
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van het aantal uitbraken.
Het aantal overtredingen
Het aantal zaken dat vanaf 2011 voor de tuchtrechter kwam bleef stabiel net onder de tien zaken. Het totale aantal overtredingen is sterk gedaald t.o.v. 2010. Het aantal opgebrachte contactovertredingen bij de tuchtrechter is in 2013 t.o.v. 2012 gestegen. Dit komt door de striktere handhaving.
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van het aantal overtredingen Bij meer dan één overtreding volgde er in 2013 een tuchtzaak; voorheen was de handhaving minder streng.
Responsiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
3,9
Respondenten het meest positief over:
De snelheid waarmee het PVV belanghebbenden bedient
Respondenten het minst positief over:
PwC
De verantwoording van het PVV naar een hogere autoriteit
Pagina 56 van 105
Indicatoren
3.
Snelheid opstellen van de VVL en het aanbrengen van wijzigingen
Opstellen VVL duurde een jaar, wijzigingen kunnen doorgevoerd worden in drie tot vier maanden.
Snelheid isolatie van incidenten of verdenkingen
Er zijn geen ziekte-uitbraken onder varkens geweest sinds de invoer van de VVL. Transporten kunnen per direct worden voorkomen of gestopt bij een incident of verdenking.
Snelheid van beoordeling vervoermeldingen;
Automatische beoordeling binnen een kwartier, handmatige beoordeling (bij ontheffingen) binnen een dag. Het PVV controleert achteraf.
PVV heeft geen normen gedefinieerd ten aanzien van doorlooptijden.
Efficiëntie Scan (0p schaal van 1-5)
3,8
Respondenten het meest positief over:
Bijdrage van de activiteiten van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV ten aanzien van de VVL
Respondenten het minst positief over:
Ontwikkeling efficiëntie ten opzichte van het voorgaande jaar Het flexibel aanwenden van de financiële middelen door het PVV
Indicatoren
4.
Financiële lasten PVV
€ 298.176
Administratieve lasten voor bedrijven Adaptiviteit
€ 615.000 voor de hele sector (situatie 2007)
Scan (0p schaal van 1-5)
3,8
Respondenten het meest positief over:
Aanpassingsvermogen PVV bij politiek-bestuurlijke wisselingen Aanpassingsvermogen medewerkers PVV bij veranderende vragen uit de sector
Respondenten het minst positief over:
PwC
Mogelijkheden van het PVV om op te schalen of in te krimpen bij veranderende omstandigheden
Pagina 57 van 105
5.
‘Accountability’ Uitkomsten scan
3,9
Respondenten vooral positief over de mate waarin het PVV verantwoording aan de sectoren aflegt over:
Gebruik van de ter beschikking gestelde middelen
Respondenten het minst positief over:
Verantwoording van het PVV over de integriteit van haar medewerkers
Indicatoren De wijze van publieke verantwoording van het productschap
De mate waarin de sector voldoet aan de VVL
6.
Aan hogere organen via jaarverslag, de website en goedkeuring van verordeningen door SER dan wel door het ministerie van EZ c.q. Brussel. Aan de betreffende sectoren via jaarverslag en via commissies waarin de sectoren vertegenwoordigd zijn.
Transparantie Scan (0p schaal van 1-5)
4,0
Respondenten het meest positief over:
Betrouwbaarheid van de door het PVV verstrekte informatie ten aanzien van de VVL Mogelijkheden van de ketenpartners om zich op de hoogte te stellen van diensten en beleidsbeslissingen van het PVV
Respondenten het minst positief over: Indicatoren De mate van transparantie van het PVV met betrekking tot het aantal overtredingen en status varkensbedrijven
De wijze waarop inzicht wordt verschaft in realiseren van de beoogde effecten
Geen openbare gegevens beschikbaar over het totaal aantal overtredingen en de (statistieken van) status van bedrijven. Wel wordt aantal bij de tuchtrechter aangebrachte zaken en de bijbehorende sancties in het jaarverslag van het tuchtgerecht PVV weergegeven. Ook wordt het aantal tuchtrechtzaken ten aanzien van de VVL in het jaarverslag van het PVV besproken.
PwC
Pagina 58 van 105
De wijze waarop het PVV inzicht verschaft ten aanzien van strategie, beleid en procedures
7.
Toegankelijkheid Scan (0p schaal van 1-5)
Informatie-uitwisseling op basis van Code Goed Bestuur en via onder meer website, jaarverslag, communicatieplan PVV. Daarnaast wordt transparantie vergemakkelijkt door de organisatiestructuur waarin belanghebbenden zijn vertegenwoordigd (commissies, klankbordgroepen, et cetera). 3,9
Respondenten het meest positief over:
Betrokkenheid ketenpartners voorafgaand aan bestuurlijke besluitvorming Direct contact medewerkers PVV en haar ketenpartners
Respondenten het minst positief over: Indicatoren Bereikbaarheid medewerkers PVV
Medewerkers die zich bezighouden met de VVL zijn telefonisch, per email en fax te bereiken.
Fysieke bereikbaarheid PVV
Kantoor PVE ligt vlakbij station Zoetermeer en snelweg.
Inspraak belanghebbenden
Op basis van Code Goed Bestuur worden belanghebbenden in alle fasen van de beleidscyclus betrokken bij besluitvorming.
Participatie belanghebbenden
Participatie is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV.
Laagdrempeligheid en overzichtelijkheid website De toegankelijkheid van het netwerk voor nieuwe partners
Tabel 5.2-1: Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting rondom thema VVL.
PwC
Pagina 59 van 105
Hoe Agile is het PVV - VVL Effectief 5 4 Accountable
Efficiënt 3 2 1
Transparant
Responsief
Toegankelijk
Adaptief
Figuur 5.2-2: Totaaloverzicht uitkomsten quick scan rondom thema VVL.
PwC
Pagina 60 van 105
5.3. Effectiviteit Het ‘agility’-kenmerk effectiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL. “De keten weet de gewenste resultaten, zoals gecontroleerde bewegingen, en uiteindelijk de beoogde maatschappelijke effecten, zoals (diergezondheid) ook werkelijk te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de effectiviteit van de VVL-regeling beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de meest relevante spelers in de keten op het gebied van VVL.
5.3.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de VVL-regeling worden in de volgende paragrafen, op basis van de door PVV verstrekte bronnen, de volgende indicatoren uitgewerkt: 1. het aantal uitbraken van varkensziektes; 2. het aantal overtredingen; 3. ontwikkelingen naar status bedrijven.
5.3.1.1. Het aantal uitbraken van varkensziektes Na de uitbraak van klassieke varkenspest (KVP) in 1997 heeft de overheid samen met de varkenssector in 1999 de regeling varkensleveringen (RVL) opgesteld. In 2007 is het RVL overgenomen door het productschap en heet sindsdien VVL. Voor ieder transport anders dan bestemming slacht moet door varkenshouders een transportdocument worden aangevraagd waarop staat aangegeven of een transport wel of niet is toegestaan. Hierdoor weet iedere houder of handelaar van te voren of een transport al dan niet mag plaats vinden. Daarnaast is er streng toezicht en volgt een directe waarschuwing en vanaf twee overtredingen binnen twee jaar volgt het tuchtgerecht. Sinds de invoering van de RVL/ VVL is er, behoudens de uitbraak van mond- en klauwzeer (MKZ) in 2001, geen uitbraak meer geweest van varkensziektes.
5.3.1.2. Het aantal overtredingen varkensleveringen Door het productschap wordt sinds de overname van de regeling van de overheid streng toegezien op de naleving van de VVL. Hierbij is in het begin veel tijd gestoken in het nabellen, waarschuwen en steeds strenger handhaven. Voor 2010 werden de overtredingen nog niet voor de tuchtrechter gebracht, terwijl nu iedere tweede overtreding, binnen twee jaar, voor de tuchtrechter komt. Tabel 5.3.1.2-1 presenteert het aantal zaken en onderliggende overtredingen dat vanaf 2010 is opgebracht bij het tuchtgerecht. In de tabel is te zien dat het aantal zaken dat voor de tuchtrechter kwam tussen 2010 en 2013 rond de tien bleef. In 2013 is het aantal contactovertredingen bijna gehalveerd ten opzichte van 2010. Voor 2010 waren er enkele tientallen varkensbedrijven die meer dan één overtreding pleegden, terwijl dit nu tot minder dan tien varkensbedrijven is gedaald. Deze trend zien we niet in de cijfers van de tuchtrechtzaken terug doordat er nu strikter gehandhaafd wordt. Bedrijven die twee of meer overtredingen begaan binnen twee jaar worden vanaf 2012 consistent aangebracht bij het tuchtgerecht. Opvallend is de sterke toename van het aantal overtredingen in 2013, terwijl het aantal zaken nagenoeg gelijk bleef. In 2013 werden er bij één varkenshouder negentien overtredingen geconstateerd ten aanzien van varkensleveringen. Deze varkenshouder bezat meerdere bedrijven en vervoerde varkens tussen deze bedrijven zonder de toestemming van het PVV.
PwC
Pagina 61 van 105
2007 Totaal aantal contactovertredingen VVL
2008
2009
2010
2011
2012
2013
52
212
171
121
115
75
Aantal contactovertredingen aangeboden aan tuchtgerecht totaal*
0
0
0
81
34
18
38
Aantal contactovertredingen volgens de tuchtrechter totaal**
0
0
0
72
29
17
36
Aantal zaken voor tuchtrechter***
0
0
0
21
10
7
9
Tabel 5.3.1.2-1: Het aantal tuchtrechtelijke overtredingen en zaken. *) het aantal overtredingen dat heeft geleid tot een zaak voor de tuchtrechter. **) het aantal overtredingen die volgens de uitspraak van de tuchtrechter zijn te verwijten. ***) een zaak bestaat uit meerdere overtredingen. Bron: PVE, 2011-2014, Tuchtgerecht van het PPE en PVV 2010, 2011, 2012 en 2013; PVV, 2012-2014, Jaarverslagen 2011, 2012 en 2013, Hoofdstuk 1, Tuchtrecht; VIN.
5.3.1.3. Ontwikkelingen in status De gegevensverwerking rondom de varkensleveringen worden vastgelegd in de database Varkenshouders in Nederland (VIN). In de grafiek 5.3.1.3-1 zijn de percentages varkenshouders die een A/…/F status bezitten weergegeven tussen 2008 en 2014Q2. De verhoudingen tussen de status zijn stabiel gebleven in deze periode. Een A bedrijf is een fokbedrijf met zeugen met de hoogste hygiëne status, een B-bedrijf is vermeerderingsbedrijf met zeugen met standaard hygiëne status, een C-bedrijf is een opfokbedrijf met fokbiggen en de hoogste hygiënestatus, een D-bedrijf is een bedrijf met vleesvarkens en standaard hygiënestatus, een E-bedrijf is een speenbiggenbedrijf met hoogste hygiënestatus en en F-bedrijf is een speenbiggenbedrijf met een standaard hygiënestatus. 100% 80% 60% 40% 20% 0%
F E D C B A
Figuur 5.3.1.3-1: Ontwikkelingen in status. Bron:VIN, PVE.
5.3.2. De effectiviteit van de VVL De VVL reguleert de varkensleveringen door de statustoekenning en bijbehorende eisen en mogelijkheden. De VVL wordt gehandhaafd door het aanbrengen van zaken bij de tuchtrechter als een varkensbedrijf twee of meer overtredingen pleegt. Het aantal contactovertredingen in de afgelopen jaren gedaald met 64% t.o.v. 2009. Het aantal opgebrachte contactovertredingen bij de tuchtrechter is in 2013 t.o.v. 2012 gestegen. Dit komt door de striktere handhaving. Het aantal tuchtzaken lag tussen 2010 en 2013 rond de tien zaken per jaar. Er is sinds de invoering van de RVL/ VVL, behoudens de uitbraak van mond- en klauwzeer (MKZ) in 2001, geen uitbraak meer geweest van varkensziektes.
PwC
Pagina 62 van 105
Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de effectiviteit van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de mate waar de VVL-regeling enkel tot gewenste resultaten leidt en het bewustzijn van het PVV over haar verantwoordelijkheidsgebied (4,1). Het minst positief zijn de respondenten over de duidelijke afspraken tussen de PVV en haar ketenpartners over de te leveren resultaten en de mate waarin het PVV haar doelstellingen behaalt ten aanzien van VVL (3,8).
5.4. Responsiviteit Het ‘agility’-kenmerk responsiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL: “Het PVV en de keten kunnen snel inspelen op eisen en wensen van de omgeving (sectoren/ samenleving/politiek) en weet dus beoogde maatschappelijke effecten snel te realiseren (voorkomen van dierziektenuitbraken).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij responsiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
5.4.1. Uitwerking indicatoren Om iets te zeggen over de responsiviteit van het PVV hebben wij in onderstaande paragrafen, aan de hand van representatieve voorbeelden, de doorlooptijd in kaart gebracht ten aanzien van:
het opstellen van de VVL en het aanbrengen van wijzigingen; het isoleren van incidenten of verdenkingen; beoordelingen van vervoermeldingen; beantwoording van vragen en de afhandeling van klachten.
5.4.1.1. Het opstellen van de VVL en het aanbrengen van wijzigingen De VVL-regelgeving is een overname van de voormalige RVL regelgeving van de overheid. De overheid heeft naar het streven van het terugdringen van regeldruk en administratieve lasten besloten om de RVL in te trekken. Hierbij heeft het productschap, gegeven de wens van de sector, de tijd gekregen om een eigen, autonome regeling te ontwikkeling en vast te stellen.18 Dit heeft een jaar voorbereiding gekost in verband met de modernisering van de RVL. Het opstellen van deze regelgeving heeft daarmee langer geduurd dan gemiddeld genomen het geval is. Bij de Verordening Antibiotica duurde het opstellen bijvoorbeeld zeven maanden. Ten aanzien van de doorlooptijd voor het opstellen van verordeningen zijn overigens geen absolute normen aanwezig. Wijzigingen in regelgeving bij het productschap hebben normaal gesproken een looptijd van circa drie tot vier maanden. In figuur 5.4.1.1-1 is weergegeven hoe het proces verloopt ten aanzien van het opstellen van de VVL en het doorvoeren van wijzigingen.
18
Nederlandse Varkenshouders Vakbond (NVV), september 2006, nieuws.
PwC
Pagina 63 van 105
•Verzoek opstellen regelgeving als opvolger van de RVL (vanuit de sector). Verzoek
Behandeling
•Aanpassing/ modernisering regelgeving RVL. •Behandeling regelgeving in een adviescommissie.
•Voorstel voorgelegd aan bestuur PVV en als concept vastgesteld. Voorleggen
Vaststellen
•Concept voorstel wordt in een volgende vergadering definitief vastgesteld door het PVV bestuur. Hierna moet de SER en de overheid nog goedkeuring geven en dan regelgeving worden gepubliceerd.
Figuur 5.4.1-1: Proces opstellen VVL-verordening.
5.4.1.2. Het isoleren van verdenkingen of incidenten Sinds het opstellen van de VVL-verordening heeft er geen uitbraak van varkensziekte meer plaatsgevonden. Door het gebruik van de VVL-verordening is het niet mogelijk om zonder toestemming van de PVV tot een transport over te gaan. Om deze toestemming te krijgen moeten de varkenshouders regelmatig het bloed van een deelverzameling van de varkens laten testen op Klassieke VarkensPest (KVP) en de ziekte van Aujeszky (ZvA). De frequentie van de bloedtesten en de steekproefgroottes zijn afhankelijk van de status van de varkenshouder. Het PVV is dus op de hoogte van de diergezondheid op de varkenshouderijen en kan indien nodig, bij een verdenking of dierziekte uitbraak, per direct transporten stoppen of voorkomen.
5.4.1.3. Beoordeling van vervoermeldingen In figuur 5.4.1.3-1 is weergegeven hoe het proces verloopt ten aanzien van de beoordeling van vervoermeldingen. De verantwoordelijke instanties in dit proces zijn:
Het Identificatie & Registratie Varkensleveringen (I&RVL) Bureau vallende onder de GD met de volgende verantwoordelijkheden: o
Afwerken van aanvragen transportdocument;
o
Beantwoorden van de eerstelijns vragen.
Het PVV met de volgende verantwoordelijkheden; o
Verwerken aanvragen ontheffingen;
o
Verwerken aanvragen clusters en relaties die niet standaard zijn;
o
Bewaken voorwaarden voor statussen en relaties;
o
Analyseren data uit de verschillende systemen.
De aanvraag van een vervoermelding heeft een maximale doorlooptijd van een kwartier indien deze via het I&R systeem verloopt.19 Alleen als er sprake is van een ontheffing dan kan een handmatige beoordeling nodig zijn. In 19
Het I&R systeem valt onder de Rijksdienst voor ondernemen (RVO). De uitvoering, dat wordt verzorgd door het Identificatie &
Registratie Varkensleveringen-bureau (I&RVL-bureau), is ondergebracht bij de Gezondheidsdienst voor Dieren(GD). Voor het afgeven van ontheffingen wordt gebruik gemaakt van VIN. VIN is van het productschap en wordt gevuld door het PVV, RVO, de GD en de erkende laboratoria.
PwC
Pagina 64 van 105
dat geval is de doorlooptijd gemiddeld genomen één werkdag. De controle op het vervoersdocument vindt door PVV achteraf plaats.
Melding
Behandeling
•Doorgeven transportmelding door varkenshouder in het Identificatie & Registratie voor Varkensleveringen (I&RVL) systeem bij de GD (online, telefonisch of vanuit bedrijfmanagementsysteem).
•Automatische rapportage, afgeven vervoersdocument tenzij een bedrijf geschorst is voor zijn status.
• Transportdocument met bevindingen. Achteraf vindt controle plaats door PVV of dit transport gereden had mogen worden. Zo niet dan is dit een contactovertreding (zie ook 5.3.1.1). Rapportage
Figuur 5.4.1.3-1 Beoordeling van vervoermeldingen. Bronnen: RVO, website RVO, https://mijn.rvo.nl/varkens-melden; Memo PVV, 2014.
5.4.2. Responsiviteit van het PVV op het gebied van VVL Het traject van verzoek tot vaststellen van een verordening duurde voor de VVL ongeveer een jaar. Deze doorlooptijd is langer dan de tijd die voor het opstellen van een Verordening bij het PVV gebruikelijk is (gemiddeld is dit, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de Verordening Antibioticareductie, zeven maanden). Het PVV heeft aangegeven dat de doorlooptijd langer was doordat bestaande regelgeving van de overheid is overgenomen en deze, op wens van de sector, is gemoderniseerd. Bij wijzigingen in bestaande Verordeningen bedraagt de doorlooptijd gemiddeld drie tot vier maanden. Door het systeem met de meldingen kunnen bij incidenten of verdenkingen dieren direct worden geïsoleerd door geen toestemming meer te verlenen voor transport. Het beoordelen van transportmeldingen wordt bij een automatische verwerking binnen een kwartier afgehandeld en bij een handmatige verwerking (bij ontheffingen) binnen een werkdag. De controle op het vervoersdocument vindt door PVV achteraf plaats. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de responsiviteit van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de snelheid waarmee het PVV belanghebbenden bedient (4,1). Het minst positief zijn de respondenten over de mate waarin het PVV reageert op de wensen en eisen van een hogere autoriteit (3,6).
5.5. Efficiëntie Het ‘agility’-kenmerk efficiëntie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL: “De keten maakt gebruik van zo weinig mogelijk middelen (uitgedrukt in €) om de beoogde effecten te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij efficiëntie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
PwC
Pagina 65 van 105
5.5.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de efficiëntie van de aan de VVL-gerelateerde activiteiten worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt: 1.
de financiële lasten van het productschap gerelateerd aan de VVL;
2. de administratieve lasten van bedrijven gerelateerd aan de VVL.
5.5.1.1.
Financiële lasten productschap aangaande de VVL
Het productschap voert, zoals beschreven in paragraaf 5.1, een groot aantal taken uit ten aanzien van de VVL. Onderstaande tabel toont een overzicht van de lasten van het productschap gerelateerd aan het actualiseren en uitvoeren van de VVL-regeling. Deze lasten komen met name voort uit de directe personeelskosten en de toerekening van een gedeelte van de overheadskosten. De overheadkosten, waarvan de gegevens voor het PVV uit de administratie zijn te destilleren, betreffen onder meer de huisvestingkosten, kosten ondersteuning, bureaukosten, vergaderkosten en overige lasten. De overheadkosten zijn vervolgens inclusief de directe personeelskosten omgeslagen naar een tarief per uur. De hoogte van de totale toegerekende overhead en de directe personeelskosten zijn daarmee afhankelijk van het totaal aantal besteedde uren inzake de VVL. De financiële lasten zijn gebaseerd op de jaarrekening 2013. Personeelskosten Toegerekende overhead Totale kosten
Kosten (Eur) € 230.231
Uren 3.760
FTE 2,35 (inclusief twee uitvoering)
€ 67.946 € 298.176
Tabel 5.5.1.1-1: Lasten productschap ten aanzien van VVL. Bron: Memo PVV, 2014, Overzicht van kosten ten behoeve van de nulmeting PVV inclusief bijbehorende uren.
5.5.1.2. Administratieve lasten voor bedrijven De administratieve lasten voor bedrijven gerelateerd aan de VVL betreffen de lasten die de bedrijven moeten maken om aan de door het productschap gestelde eisen te voldoen. De administratieve lasten onder de RVL waren begroot voor de totale sector circa € 1,8 miljoen.20 Door de overname van de regelgeving door het productschap is van de mogelijkheid gebruik is gemaakt om de regelgeving te moderniseren waardoor de administratieve lasten zijn gedaald naar circa €615.000 voor de gehele sector. Deze daling wordt veroorzaakt doordat:
De verordening gebruik maakt van de integrale keten beheersing (IKB) controles die als bedrijfsrapport kunnen worden gebruikt.
Het VVL-meldingensysteem is geïntegreerd in de verplichte identificatie & registratie (I&R) meldingen. Een melding van een voorgenomen transport leidt daardoor niet tot extra administratieve lasten, aangezien een VVL melding volstaat als afvoermelding I&R.
De niet IKB gekwalificeerde bedrijven dienen op eigen kosten een aparte controle betreffende deze verordening uit te voeren. Voor andere bedrijven wordt zo veel mogelijk aangesloten bij IKB-controle. Binnen de VVL gelden verschillende statussen die invloed hebben op de aan- en afvoermogelijkheden van varkens. Bij bepaalde zwaardere statussen, de zogenaamde A, C of E-status gelden er aanvullende eisen. Namelijk het maandelijks laten nemen van bloedmonsters en het laten uitvoeren van een bedrijfscontrole. De uitslagen hiervan worden geautomatiseerd aan het productschap gestuurd, wat niet leidt tot aanvullende administratieve lasten voor de varkenshouder. De administratieve lasten liggen bij het PVV, de bevindingen van de controle en de uitslagen van de testen worden automatisch doorgestuurd naar PVV. 20
PVV, 2007, Verordening Varkensleveringen (PVV) 2007.
PwC
Pagina 66 van 105
5.5.2. De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van VVL Op jaarbasis spendeert het productschap 3.760 uren aan de VVL en de financiële lasten bedragen € 298.176. De administratieve lasten voor bedrijven zijn niet toegenomen door invoering van de VVL maar gedaald van € 1,8 miljoen onder de RVL naar € 615.000 voor de hele sector (situatie 2007). Het PVV handhaaft naast de VVL diverse andere verordeningen, waarbij het PVV zorgdraagt dat door dezelfde controlemiddelen (zoals de IKB controles) de bedrijven in één keer alle relevante informatie kunnen verstrekken voor verschillende doeleinden hetgeen de aanvullende administratieve lasten beperkt. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de efficiëntie van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,8. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de bijdrage van de activiteiten van de medewerkers aan de missie, visie en doelstellingen van het PVV ten aanzien van de VVL (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over de ontwikkeling van de efficiëntie ten opzichte van 2012 en de mate waarin de financiële middelen van het PVV flexibel kunnen worden aangewend (3,3).
5.6. Adaptiviteit Het ‘agility’-kenmerk adaptiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL: “Het PVV of de keten kunnen zich snel aanpassen als de omstandigheden veranderen (aanpassen van organisatorische structuren bij bijvoorbeeld uitbraak dierziektes of politiek-bestuurlijke veranderingen).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij adaptiviteit beoordeeld aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
5.6.1. De adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van VVL Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de adaptiviteit van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,8. Hierbij zijn respondenten het meest positief over het aanpassingsvermogen van het PVV bij politiek-bestuurlijke wisselingen (4,1) en bij veranderende vragen uit de sector (4,0). Het minst positief zijn de respondenten over de mogelijkheden van het PVV om op te schalen of in te krimpen bij veranderende omstandigheden (2,9).
5.7. Accountability Het ‘agility’-kenmerk accountability is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL: “De varkenssector en het PVV nemen verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun acties op het gebied van de VVL en leggen rekenschap af voor het al dan niet realiseren van de beoogde resultaten als onderdeel van de te realiseren gewenste effecten.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij accountability beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een vragenlijst (quick scan), gehouden onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
5.7.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de accountability van het PVV en de sector ten aanzien van het beleid gericht op de VVL worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
de wijze van publieke verantwoording van het productschap;
de mate waarin de sector voldoet aan de VVL.
PwC
Pagina 67 van 105
5.7.1.1.
De wijze van publieke verantwoording van het productschap
Het productschap legt in haar jaarverslag rekenschap af in het kader van de Code Goed Bestuur. Hierin is aangegeven wat het Productschap actie onderneemt om bedrijven te betrekken bij het beleidsproces, en hen op relevante punten voldoende te informeren. Veel informatie is openbaar toegankelijk via de website, waar ook contactpersonen van het productschap vermeld staan. Daarnaast zijn de bedrijven ook goed vertegenwoordigd in het productschap doordat in de werkgroep VVL en in adviescommissie varkens die het bestuur ondersteunen ook de diverse brancheorganisaties zijn vertegenwoordigd (zie ook hoofdstuk 2.2). De verordeningen van het Productschap moeten worden goedgekeurd door de SER en door het ministerie van EZ c.q. Brussel. Ten aanzien van de VVL is algemene informatie, waaronder een lijst met veel gestelde vragen en bijbehorende antwoorden beschikbaar via de website.
5.7.1.2. De mate waarin de sector voldoet aan de VVL Bij het PVV vindt controle op de VVL plaats. Dit betreffen administratieve controles waarbij vergelijkingen worden gemaakt met de I&R gegevens, bloedtapgegevens, vergelijkingen met andere meldingen, met exportmeldingen, met TRACES (Trade Control and Expert System) en heffingsopgaves. Indien een bedrijf niet voldoet dan wordt dit bedrijf voor het tuchtgerecht gebracht. De ontwikkeling in het aantal overtredingen in het kader van de VVL is opgenomen in tabel 5.3.1.2-1. Het aantal contactovertredingen in de afgelopen jaren gedaald met 64% t.o.v. 2009. Het aantal opgebrachte contactovertredingen bij de tuchtrechter is in 2013 t.o.v. 2012 gestegen. Dit komt door de striktere handhaving. Het aantal tuchtzaken lag tussen 2010 en 2013 rond de tien zaken per jaar.
5.7.2. Accountability van het PVV en de sector op het gebied van VVL Het productschap doet aan publieke verantwoording via het jaarverslag, de website en via de adviescommissie varkens. Verordeningen moeten worden goedgekeurd door de SER. Het PVV houdt toezicht op de mate waarin bedrijven zich houden aan voorschriften die door het PVV zijn opgesteld. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de accountability van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de verantwoording van het PVV naar de sectoren over het gebruik van haar middelen (4,3). Het minst positief zijn de respondenten over de verantwoording van het PVV over de integriteit van haar medewerkers (3,5).
5.8. Transparantie Het ‘agility’-kenmerk transparantie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL. “Het PVV weet duidelijk inzicht te geven in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten ten aanzien van VVL.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij transparantie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
5.8.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de transparantie van het PVV rondom het thema VVL worden in onderstaande paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
de mate van transparantie van het PVV met betrekking tot het aantal overtredingen en de status van varkensbedrijven;
de mate van transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleidsbeslissingen en procedures.
PwC
Pagina 68 van 105
5.8.1.1. Transparantie met betrekking tot het aantal overtredingen en de status van bedrijven Er worden geen gegevens openbaar gemaakt ten aanzien van het totaal aantal overtredingen en de status van bedrijven. Deze worden in een centraal systeem vastgelegd en gepresenteerd aan de adviescommissie varkens. Op basis van dit systeem wordt in het jaarverslag van het tuchtgerecht PVV inzicht gegeven in het aantal aangebrachte zaken en in de bijbehorende sancties. Ook wordt het aantal tuchtrechtzaken ten aanzien van de VVL in het jaarverslag van het PVV besproken. Het vastleggen en verwerken van gegevens van de uitvoering van de werkzaamheden van het productschap ten aanzien van de voedselveiligheid en kwaliteit en diergezondheid en dierenwelzijn vindt plaats in de database Varkenshouders in Nederland (VIN). Dit betreffen onder andere de volgende gegevens:
registratie van varkenshouders en bewerkers en verwerkers;
uitslagen en bijbehorende gegevens van de verplicht genomen monsters in het kader van verschillende PVV-verordeningen;
controlegegevens en overtredingen.
Deze gegevens worden periodiek gebruikt of op verzoek van de daarvoor aangewezen instellingen binnen de Europese Unie. De gegevens die voor deze rapportages gebruikt worden zijn niet herleidbaar naar individuele bedrijven. De gegevens die in de database zijn opgenomen worden in Nederland verstrekt aan:
tuchtgerecht, in verband met het starten van tuchtzaken;
toezichthoudende instanties, in het geval van niet conforme uitslagen heeft het productschap een meldingsplicht naar de NVWA;
varkenshouder;
slachterij.
Voor het toegang krijgen tot het VIN systeem dient bij de afdeling Beleid van het PVV, de beheerder van het VIN-systeem, toegang worden aangevraagd voor het verkrijgen van rechten voor de inzage in dit systeem. Niet alle gegevens zijn dus direct openbaar vanuit het VIN systeem, maar wel wordt in de jaarverslagen van het tuchtgerecht inzicht gegeven in het aantal aangebrachte zaken en in de afgegeven sancties.
5.8.1.2. Transparantie van het PVV ten aanzien van strategie, beleid en procedures In de Code van Goed Bestuur is aangegeven dat bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid gericht op VVL. Door middel van het communicatieplan dat het PVV in 2008 heeft opgesteld, is het besluitvormingsproces inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt de transparantie vergroot door de plaats van de bedrijven of brancheorganisaties in de organisatiestructuur van het PVV.
5.8.2.
Transparantie van het PVV rondom het thema VVL
Transparantie omtrent VVL wordt geborgd door de organisatiestructuur van het PVV en de plaats die bedrijven daar in hebben. Er zijn geen openbare gegevens beschikbaar over het totaal aantal overtredingen en de status van bedrijven, ondanks dat deze wel in een centraal systeem (VIN) worden vastgelegd. Deze informatie wordt wel gepresenteerd aan de adviescommissie varkens maar niet als zodanig openbaar gepubliceerd. Wel wordt op basis van dit systeem in het jaarverslag van het tuchtgerecht PVV inzicht gegeven in het aantal aangebrachte zaken en in de bijbehorende sancties. Ook wordt het aantal tuchtrechtzaken ten aanzien van de VVL in het jaarverslag van het PVV besproken.
PwC
Pagina 69 van 105
Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de transparantie van de VVLregeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,0 Hierbij zijn respondenten het meest positief over de betrouwbaarheid van de door het PVV verstrekte informatie ten aanzien van de VVL (4,5) en de mogelijkheden van de ketenpartners om zich op de hoogte te stellen van diensten en beleidsbeslissingen van het PVV (4,3). Het minst positief zijn de respondenten over het inzicht in de realisatie van de beoogde effecten ten aanzien de VVL (3,5).
5.9. Toegankelijkheid Het ‘agility’-kenmerk ‘toegankelijkheid’ is als volgt geoperationaliseerd voor het thema VVL. “Het PVV schept ruimte voor de bij de VVL betrokken stakeholders voor participatie en inspraak bij opstellen regelgeving en wijze van uitvoering.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de toegankelijkheid beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op gebied van VVL.
5.9.1. Uitwerking van de indicatoren Om inzicht te krijgen in de toegankelijkheid van het PVV (ten aanzien van de VVL-regeling) voor belanghebbenden werken wij in onderstaande paragrafen de volgende vier indicatoren uit: 1. 2. 3. 4.
Bereikbaarheid medewerkers; Fysieke bereikbaarheid PVV; Inspraakmogelijkheden; Participatiemogelijkheden.
5.9.1.1. Bereikbaarheid medewerkers De medewerkers van het PVV zijn direct te bereiken door middel van de website www.pve.nl. Hier zijn de contactgegevens van de medewerkers voor VVL weergegeven, inclusief het mailadres, telefoonnummer en faxnummer. Daarnaast is er een contactformulier waarmee vragen gesteld kunnen worden.
5.9.1.2. Fysieke bereikbaarheid PVV Het kantoor van het PVV ligt op een gunstige locatie vlakbij station Zoetermeer (10-15 minuten lopen) en vlak naast de snelweg. Op de website van het PVE kan het kantooradres gemakkelijk gevonden worden.
5.9.1.3. Inspraakmogelijkheden Volgens de Code van Goed Bestuur moeten bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid en in de verschillende fasen van de beleidscyclus betrokken kunnen raken bij de besluitvorming op het gebied van beleid gericht op VVL. Door het PVV is hier invulling aan gegeven via haar communicatieplan. In het communicatieplan wordt per fase (agendering, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, implementatie en evaluatie), beschreven hoe stakeholders betrokken worden bij de besluitvorming.
5.9.1.4. Participatiemogelijkheden Participatie van de bedrijven is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV (zie ook hoofdstuk 2.2). De werkgroep VVL heeft indirect via de adviescommissie varkens ook invloed op de besteding van financiële middelen. Ook kunnen belanghebbende organisaties direct invloed op de VVL-regeling uitoefenen, doordat zij deel uitmaken van het bestuur en commissie varkenshouderij.
5.9.2. Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van VVL De medewerkers zijn goed bereikbaar, het gebouw is fysiek goed bereikbaar, inspraak wordt gefaciliteerd conform de geldende Code van Goed Bestuur en participatie is ingebakken in de organisatiestructuur van PVV.
PwC
Pagina 70 van 105
Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de toegankelijkheid van de VVL-regeling en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,9. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de betrokkenheid van de ketenpartners voorafgaand aan bestuurlijke besluitvorming en het directe contact tussen de medewerkers van het PVV en haar ketenpartners (4,4). Het minst positief zijn de respondenten over de laagdrempeligheid en overzichtelijkheid van de website en de toegankelijkheid van het netwerk voor nieuwe partners (3,6).
PwC
Pagina 71 van 105
6.
MKS kalveren
6.1. Inleiding Het doel van de Verordening monitoring kritische stoffen bij kalveren 2008 (MKS kalveren) is het veiligstellen van het consumentenvertrouwen in kalfsvlees. Door intensieve controles van dieren, vlees en voer bij kalverhouders en slachterijen geeft de MKS-regeling de garantie dat het vlees dat geproduceerd wordt in Nederland vrij is van ongewenste en verboden stoffen (kritische stoffen). De sector meent dat deze garantie indirect de afzet van kalfsvlees, zowel in Nederland als in de andere landen, verbetert. 21 Het PVV speelt een belangrijke rol in de MKS in zowel de varkens- als de kalverensector. In de EU-richtlijn 96/23 wordt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en voor de onschadelijkheid van het voor menselijke consumptie aangehouden vlees neergelegd bij de producenten en bij eenieder die in de veehouderij een rol vervult.22 De PVV-verordeningen MKS fungeren als nadere uitwerking van deze verantwoordelijkheid en effectueren de verplichtingen voor alle betreffende kalver- en varkenshouders en -slachterijen. Op basis van de verordening MKS van het PVV geldt een monitoringsplicht omtrent MKS. Deze monitoringsplicht bestaat bij kalveren uit de volgende onderdelen:
De verplichting tot monitoring bij alle kalverhouders, die in de laatste twaalf maanden meer dan vijftien runderen, jonger dan één jaar, hebben afgeleverd voor de slacht.
De verplichting tot monitoring bij kalverslachterijen die op jaarbasis gemiddeld meer dan 75 kalveren per week slachten.
De monitoring van verboden en ongewenste stoffen (hormonen, beta-agonisten en dergelijke) en residuen van antibiotica en milieucontaminanten.
Als zaken aan het licht komen bij de monitoring, dan heeft het PVV de verplichting deze te melden aan de overheid (onder andere de NVWA).
Om te voldoen aan de monitoringsplicht kunnen veehouders en slachterijen ofwel gebruik maken van een erkend kwaliteitssysteem danwel deelnemen aan de basismonitoring. In de praktijk is ruim 98% van de bedrijven aangesloten bij het in 2013, zich bij het PVV aangemelde en door het PVV erkende private kwaliteitssysteem voor MKS Kalveren: de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalverensector (SKV).23 Overige bedrijven moeten zich melden bij het PVV voor de basismonitoring. De taken en verantwoordelijkheden voor de diverse instanties (het productschap, kwaliteitssystemen, controleorganisaties en laboratoria) zijn duidelijk gescheiden. Het productschap zelf voert hoofdzakelijk het beleid uit en voor een kleinere groep bedrijven ondersteunt zij de basismonitoring. Hierbij schakelt het PVV zelf andere instanties in voor de controle. In figuur 6.1-1 worden de taken van het productschap aangaande MKS schematisch weergegeven. De toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verbond in 2007 aan het vaststellen van de verordening de voorwaarde dat daarvoor een breed draagvlak in de betreffende sector is. Dat brede draagvlak bestond en bestaat tot op heden zowel in de kalver- als varkenssector. Dit hoofdstuk brengt het functioneren van het PVV middels de 7 ‘agility’-kenmerken in kaart, waarbij alleen zal worden ingegaan op de MKS kalveren. Voor varkens is de monitoring qua bemonstering minder intensief, maar werkt de MKS op hoofdlijnen hetzelfde.
21
PVV, Website PVV, Kalveren (MKS), http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=fogkBsHsuOnbPTEcBZCF&context=qfMsHsuOnbPTEM. VWA, Website VWA, Richtlijn 96/23/EG (verbod groeibevorderaars en productiviteitsverhogende middelen), https://www.vwa.nl/onderwerpen/wet- en-regelgeving/dossier/richtlijn-96-23-eg-verbod-groeibevorderaars-enproductiviteitsverhogende-middel/wat-regelt-deze-richtlijn. 23 SKV, Website SKV, Home, http://www.skv.info/Home.aspx 22
PwC
Pagina 72 van 105
Verordening en programma
Aanmelding kwaliteitssystemen, laboratoria en controleorganisaties
Uitvoering en handhaving beleid
•Opstellen advies omtrent jaarlijks programma MKS kalveren door de Commissie van Deskundigen. •Actuele ontwikkelingen en andere externe rapportages worden meegenomen. •Nieuwe eisen (vanuit de EU) worden meegenomen. •Het advies wordt besproken in bestuursvergadering PVV en vastgesteld.
•Kwaliteitssystemen kunnen zich aanmelden bij het PVV, voorwaarden opgenomen in het Besluit erkenningsvoorwaarden kwaliteitssystemen MKS. •Controleorganisaties kunnen hun belangstelling kenbaar maken. Op basis van het aantal bedrijven dat in aanmerking komt voor de basismonitoring worden door het productschap offertes opgevraagd. • Laboratoria kunnen erkend worden voor de analysewerkzaamheden, waarbij in ieder geval voldaan moet worden aan de voorwaarden opgenomen in het Besluit erkenningsvoorwaarden laboratoria.
•Het opgestelde programma dient uitgevoerd te worden, door middel van het uitvoeren van de in het betreffende jaar te verrichten aantal metingen bij het bedrijf maar ook bij de slachterij. •Bij aansluiting van de SKV worden de monitoringsbezoeken door de SKV geregeld, bij aansluiting van de basismonitoring zorgt het PVV voor de monitoringsbezoeken. •Het productschap is verantwoordelijk voor de handhaving van het beleid; •Bij overtredingen vinden tuchtrechtelijke maatregelen plaats.
Figuur 6.1-1: Overzicht taken productschap in het kader van de Verordening MKS. Bron: PVV, 2014, Programma MKS 2014.
PwC
Pagina 73 van 105
6.2. Totaaloverzicht uitkomsten MKS kalveren Tabel 6.2-1 presenteert de belangrijkste uitkomsten van de nulmeting rondom het thema MKS kalveren. Figuur 6.2-2 toont op een overzichtelijke wijze de scores van de quick-scan. Een gedetailleerde uitsplitsing van de scores per kenmerk is opgenomen in bijlage C. De in onderstaande tabel en figuur gepresenteerde resultaten worden in meer detail toegelicht in de paragrafen 6.3 tot en met 6.9. ‘Agility’ kenmerk 1. Effectiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
Uitkomsten
4,0
Bijzonderheden
Respondenten het meest positief over:
Realisatie van de beoogde effecten door de keten Duidelijke rolverdeling tussen PVV en keten ten aanzien van MKS
Respondenten het minst positief over:
Bewustzijn PVV over verantwoordelijkheidsgebied De mate waarin de door de keten gerealiseerde effecten blijvend zijn
Indicatoren: Aantal metingen per jaar
SKV: Kalverhouders: circa 73% van de bedrijven (13% boven de norm) Slachterijen (6): conform de norm, op drie uitzonderingen na.24 Basismonitoring: Geen bedrijven aangemeld
Aantal overtredingen kritische stoffen in 2013 Aantal overtredingen monitoringsplicht
2.
SKV (98%): 2 overtredingen Basismonitoring: 0 Eind 2012-begin 2013 zijn er 27 bedrijven aangeschreven op het niet voldoen aan de MKSmonitoringsverplichting. Aantal tuchtzaken: 0 in 2013, 3 in 2012, 0 in 2011.
Volgens het MKS-programma 2012 moet minstens 60% van de UBN’s van kalverhouders bemonsterd worden. Per slachthuis: • minstens twee UBN’s • minstens drie monsters per UBN • minstens viermaal per jaar, per keer 15% tot 30% van totale aantal monsters per jaar NB: Niet elk dier wordt bemonsterd. Wel wordt ieder bij IKB aangemeld bedrijf eens in de twee à drie jaar bemonsterd. <2% van alle bedrijven heeft zich niet aangemeld bij IKB of PVV. PVV heeft geen normen gedefinieerd. De geconstateerde overtredingen betroffen een natuurlijk antibioticum PVV heeft geen normen gedefinieerd
Responsiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
3,7
Respondenten zijn het meest positief over:
24
De snelheid waarmee het PVV de regierol kan nemen bij actuele kwesties ten aanzien van MKS
Op basis van gegevens 2012.
PwC
Pagina 74 van 105
Respondenten het minst positief over:
De kwaliteit waarmee het PVV klachten en vragen behandelt
Indicatoren
3.
Snelheid waarmee wordt gereageerd indien kritische stoffen worden aangetroffen
Maximaal drie weken voor nadere analyse.
Snelheid afstemmen MKS activiteiten op recente ontwikkelingen
Jaarlijks door het MKS-programma, ad hoc activiteiten mogelijk door middel van budget Commissie van Deskundigen.
Snelheid verlening SKV certificaat
Op dezelfde dag dat de controle wordt uitgevoerd binnen tien dagen voor de slacht.
Snelheid waarmee vragen worden beantwoord en klachten worden afgehandeld
Conform normen communicatie en klachtenprocedure.
PVV heeft geen normen gedefinieerd PVV heeft geen normen gedefinieerd
PVV heeft geen normen gedefinieerd
Norm klachtenafhandeling binnen zes weken, norm telefoongesprek beantwoorden binnen 24 uur en mail beantwoorden binnen 48 uur
Efficiëntie Scan (0p schaal van 1-5)
3,7
Respondenten het meest positief over:
Bijdrage van de ketenpartners in de realisatie van de beoogde effecten van de MKS
Respondenten het minst positief over:
Ontwikkeling efficiëntie ten opzichte van het voorgaande jaar
Indicatoren De financiële lasten van het productschap
€ 61.539
PVV heeft geen normen gedefinieerd
De administratieve lasten van bedrijven
Kwaliteitssysteem (SKV): € 2,5 miljoen in totaal.
PVV heeft geen normen gedefinieerd
Basismonitoring: kalverhouders maximaal €20,79 per dier en slachterijken maximaal € 5,14 per slachting. 4.
Adaptiviteit Scan (0p schaal van 1-5)
3,6
Respondenten het meest positief over:
PwC
Aanpassingsvermogen netwerk ten aanzien van MKS bij veranderende omstandigheden
Pagina 75 van 105
Respondenten het minst positief over:
5.
Mogelijkheden van het PVV om opte schalen of in te krimpen bij veranderende omstandigheden Mogelijkheden van het PVV om de budgetten aan de passen bij veranderende omstandigheden
‘Accountability’ Uitkomsten scan
3,7
Respondenten vooral positief over de mate waarin het PVV verantwoording aan de sectoren aflegt over:
Het realiseren van de beoogde effecten
Respondenten het minst positief over de verantwoording van het PVV over:
De verantwoording van het PVV over de realisatie van de beoogde effecten aan een hogere autoriteit
Indicatoren Rekenschap door het PVV en de SKV afgelegd aan stakeholders
Afleggen van rekenschap door bedrijven en kwaliteitssystemen aan het productschap
6.
Het productschap en het SKV leggen rekenschap af aan hun stakeholders door openbaar te maken wat de plannen voor het komende jaar zijn en door het jaarverslag op hun websites te publiceren. De SKV verantwoordt zich aan de PVV door tussen- en jaarverslagen en maakt melding van geconstateerde overtredingen. Bedrijven laten voer, dier en vlees testen op kritische stoffen. Bemonsterde dieren mogen niet worden afgevoerd voordat de analyseresultaten bekend zijn.
Transparantie Scan (0p schaal van 1-5)
3,7
Respondenten het meest positief over:
Mogelijkheden van de ketenpartners om zich op de hoogte te stellen van procedures van het PVV Begrijpelijke informatie van het PVV ten aanzien van MKS
Respondenten het minst positief over:
PwC
Helderheid/structuur begroting en jaarrekening van het PVV
Pagina 76 van 105
Indicatoren Transparantie met betrekking tot overtredingen
Transparantie over: Positieve monsteruitslagen worden doorgegeven aan de NVWA. In het (openbare) jaarverslag van het tuchtgerecht van het PVV, worden de overtredingen en bijbehorende sancties genoemd ten aanzien van de monitoringsverplichting. Geen transparantie over: Het aantal overtredingen ten aanzien van MKS dat niet tot een tuchtzaak heeft geleid.
De wijze waarop het PVV inzicht verschaft ten aanzien van strategie, beleid en procedures
7.
Toegankelijkheid Scan (0p schaal van 1-5)
Informatie-uitwisseling op basis van Code Goed Bestuur en via onder meer website, jaarverslag, communicatieplan PVV. Daarnaast wordt transparantie vergemakkelijkt door de organisatiestructuur waarin belanghebbenden zijn vertegenwoordigd (commissies, klankbordgroepen en bestuur) 3,7
Respondenten het meest positief over:
Actieve/activerende houding PVV ten opzichte van participatie van de ketenpartners
Respondenten het minst positief over:
Indicatoren Bereikbaarheid medewerkers PVV
Fysieke bereikbaarheid PVV Inspraak belanghebbenden
Participatie belanghebbenden
Medewerkers die zich bezighouden met MKS zijn telefonisch, per e-mail en fax te bereiken.
Fysieke bereikbaarheid van het PVV
De laagdrempeligheid en overzichtelijkheid van de website De toegankelijkheid van het netwerk voor nieuwe partners
Kantoor PVE ligt vlakbij station Zoetermeer en snelweg. Op basis van Code Goed Bestuur worden belanghebbenden in alle fasen van de beleidscyclus betrokken bij besluitvorming. Participatie is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV.
Tabel 6.2-1: Totaaloverzicht uitkomsten nulmeting rondom thema MKS kalf en varkens.
PwC
Pagina 77 van 105
Hoe Agile is het PVV - MKS Effectief 5
Accountable
4
Efficiënt
3 2 1 Transparant
Responsief
Toegankelijk
Adaptief
Figuur 6.2-2: Totaaloverzicht uitkomsten quick-scan rondom thema MKS kalf en varkens .
PwC
Pagina 78 van 105
6.3. Effectiviteit Het ‘agility’-kenmerk effectiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS kalveren: “De keten weet de gewenste resultaten, zoals gereduceerde aanwezigheid van kritische stoffen, en uiteindelijk de beoogde maatschappelijke effecten, zoals voedselveiligheid ook werkelijk te bereiken”. Op basis van deze operationalisatie hebben wij effectiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op het gebied van MKS kalveren.
6.3.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de effectiviteit van het MKS-beleid worden in de volgende paragrafen, op basis van de door PVV verstrekte bronnen, de volgende indicatoren uitgewerkt:
het aantal metingen per jaar;
aantal overtredingen kritische stoffen (aantal positieve uitslagen geteste monsters);
aantal overtredingen monitoringsplicht.
6.3.1.1. Het aantal metingen per jaar (kalveren) In het kader van de verordening MKS bij kalveren zijn kalverhouders en slachterijen verplicht zich ofwel te registreren bij het productschap voor de basismonitoring, danwel deel te nemen aan een erkend kwaliteitssysteem. Momenteel is de SKV het enige door het productschap erkende (private) kwaliteitssysteem in Nederland. Ongeveer 98% van de Nederlandse kalverhouders is aangesloten bij de SKV. Jaarlijks wordt door de Commissie van Deskundigen het MKS-programma opgesteld, waarbij het PVV-bestuur wordt geadviseerd over de hoeveelheid monsters die voor het betreffende jaar worden genomen en de analyses die daarop plaatsvinden. Na akkoord van het PVV-bestuur moeten de erkende kwaliteitssystemen (de SKV) en de kalverhouders die deelnemen aan de basismonitoring aan het programma voldoen. Achteraf wordt hierover in het jaarverslag MKS gerapporteerd. De basismonitoring op kritische stoffen bij de kalverhouder vindt tweemaal per jaar plaats. Tijdens het controlebezoek wordt gekeken naar het gebruik en registratie van diergeneesmiddelen en de herkomst van voedermiddelen. Ook worden onder andere urine en voermonsters genomen.25 De bemonstering bij de zes kalverslachterijen vindt viermaal per jaar plaats.26 SKV voert controles uit binnen de gehele vleeskalversector. Deze controles kunnen bestaan uit visuele controles, controles van de bedrijfsadministratie maar ook monsternames. Controles vinden altijd onaangekondigd plaats. Monsters worden zowel genomen van het levende als het geslachte vleeskalf.27 In tabel 6.3.1.1-1 is het aantal metingen voor kalverhouders en slachterijen opgenomen. Dit betreffen gegevens met betrekking tot het jaar 2012 aangezien het jaarverslag MKS 2013 nog niet beschikbaar is. In 2012 werd 73% van de bedrijven gecontroleerd. De controles van de SKV voldeden ruim aan de norm van 60% die in het MKSprogramma was gesteld. Ook voldeden SKV-controles van de slachterijen aan de norm, met uitzondering van drie gevallen waarbij dit niet mogelijk was (zie de toelichting bij de tabel). Niet elk dier wordt bemonsterd. Wel wordt ieder bij IKB aangemeld bedrijf eens in de twee à drie jaar bemonsterd. Van alle bedrijven heeft 2% zich niet aangemeld bij IKB of PVV.
25
PVV, Website PVV, Kalveren, MKS, Vraag en antwoord, http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=voioBsHsuOnbPTEcBZCFD&context=qfMsHsuOnbPTEM. 26 Memo PVV, 2014, Monitoring kritische stoffen openstaande punten status 18072014.docx. 27 SKV, Website SKV, Controles, http://www.skv.info/Diensten/Controles.aspx.
PwC
Pagina 79 van 105
Metingen verricht SKV 1.526 (73%)
Soort bedrijf
Norm MKS-programma
Kalverhouders
60%
Slachterijen (6)
Per slachthuis: minstens twee Unieke Bedrijfsnummers (UBN’s) minstens 3 monsters per UBN minstens viermaal per jaar, per keer 15% tot 30% van totale aantal monsters per jaar
Conform de norm, op drie uitzonderingen na *)
Basismonitoring 0 0
Tabel 6.3.1.1-1 het aantal metingen per jaar. Bron: PVV, 2012, Jaarverslag monitoring kritische stoffen kalveren 2012. *) De eerste uitzondering betrof het bemonsteren van één UBN bemonsterd terwijl dit er minstens twee moeten zijn, (wel met een dubbel aantal monsters). Het tweede uitzonderingsgeval betrof een geval op een slachthuis waar als gevolg van kleine koppels per UBN twee monsters zijn genomen in plaats van drie. De derde uitzondering betrof een slachterij die drie keer bemonsterd werd in plaats van vier keer in verband met een sluiting.
6.3.1.2. Aantal overtredingen kritische stoffen Ruim 98% van de bedrijven zijn dus aangesloten bij de SKV. De SKV controleert bij kalverhouders (vloeistoffen van) kalveren en voer en bij slachterijen het vlees op kritische stoffen in het kader van de MKS kalveren. De controles van de SKV hebben tussen 2010 en 2013 zeven keer geleid tot het aantreffen van kritische stoffen (het ging hier om een natuurlijk gevormd antibioticum bij kalverhouders). Voor de basismonitoring heeft zich niemand aangemeld dus hierin zijn geen overtredingen vastgesteld. In tabel 6.3.1.2-1 is zijn voor zowel de SKV als voor de basismonitoring de aantallen bloedmonsters met kritische stoffen samengevat over de jaren 2010 tot 2013. Er zijn in 2010 geen kritische stoffen aangetroffen, in 2011 vier (op drie boerderijen) en in 2012 één. Het ging bij alle overtredingen om het antibioticum chlooramfenicol, welke van nature aanwezig kan zijn in gewassen. Deze gewassen dienen vervolgens als diervoeder of als strooisel en zo kan het antibioticum onbedoeld in de voedselketen terecht komen. Dit is bewezen in een promotieonderzoek uit 2013 van de WUR.28 Bij het aantreffen van kritische stoffen in vlees, voer of dierlijke afscheidingen wordt dit (door de SKV of door het PVV) gemeld aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). 29 Aangezien er bij het NVWA in 2012 al sterke vermoedens bestonden dat chlooramfenicol natuurlijk gevormd kan worden en er geen rechtstreeks gevaar was voor de volksgezondheid, heeft de NVWA geen actie ondernomen op de positieve testuitslagen van de SKV. SKV
Basismonitoring
2010
2011
2012
2013
2010
2011
2012
2013
Chlooramfenicol
0
1
1
0
0
0
0
Furazolidon
0
4 (op 3 boerderij en) 0
0
1
0
0
0
0
Tabel 6.3.1.2-1: Het aantal bloedmonsters waarbij kritische stoffen zijn aangetroffen (kalverhouders en kalfslachterijen) per jaar (SKV). Bron: SKV, 2012-2013, Jaarverslagen 2011 en 2012.
28
RIKILT WUR, 2013, Antibiotica van nature in gewassen aanwezig / Bjorn J.A. Berendsen, 2013, LC-MS residue analysis of antibiotics, What selectivity is adequate? 29 SKV, 2013, Jaarverslag SKV 2012, pagina 18.
PwC
Pagina 80 van 105
6.3.1.3. Aantal overtredingen naar aanleiding van niet naleven monitoringsplicht Kalverhouders- en slachterijen kunnen, zoals beschreven in hoofdstuk 6.1, aan hun monitoringsverplichting in het kader van de MKS kalveren voldoen op twee manieren: ofwel door middel van deelname aan een erkend kwaliteitssysteem (SKV), danwel door middel van deelname aan de basismonitoring bestaande uit vergelijkbare verplichtingen. In de praktijk houdt dit in dat ongeveer 98% van de bedrijven zijn aangesloten bij de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalverensector (SKV). De niet naleving van de verplichtingen van de verordeningen worden tuchtrechtelijk gehandhaafd. De monitoringsverplichting wordt gehandhaafd door het PVV en als andere acties niet helpen bij de tuchtrechter aangebracht. De hoeveelheid overtredingen ten aanzien van de monitoringsverplichting wordt in deze paragraaf toegelicht. De volgende handhavingsactiviteiten vonden eind 2012, begin 2013 plaats in het kader van mogelijke overtredingen van de monitoringsplicht MKS, waarbij 27 bedrijven door het PVV zijn aangeschreven op het niet voldoen aan de MKS-monitoringsverplichting. Dit heeft geleidt tot de volgende acties:
negen bedrijven hebben zich alsnog aangemeld bij de SKV;
negen bedrijven waren ten onrechte aangeschreven (betroffen fokkalveren, opfokstieren et cetera);
vijf bedrijven waarvan de activiteiten zijn beëindigd (gerealiseerd of na afvoer van de nog aanwezige dieren, hierdoor is monitoring niet meer noodzakelijk);
drie bedrijven waarvan de status onduidelijk is, betroffen allen (zeer) kleine bedrijven die mogelijk niet onder de verordening vallen (minder dan 15 dieren);
één bedrijf is aangebracht bij het Tuchtgerecht. In deze zaak is begin 2012 een uitspraak geweest en het hoger beroep is in 2013 behandeld. Het PVV heeft deze zaak gewonnen.
In tabel 6.3.1.3-1 zijn het totaal aantal zaken dat in 2011 tot 2013 voor de tuchtrechter werden aangebracht weergegeven. De verordening MKS was vanaf 1 maart 2009 van kracht. Enkel in 2012 waren er vier tuchtrechtzaken en in 2011 en 2013 waren er geen zaken. In het kader van de basismonitoring is er in 2012 dus sprake van één bedrijf dat niet is aangemeld voor registratie in het register MKS en deelname aan het basismonitoringprogramma van het productschap of van een erkend kwaliteitssysteem.
PwC
Pagina 81 van 105
2011
2012
2013
Aantal overtredingen voor tuchtrechter: afvoeren van kalveren zonder onderzoek naar kritische stoffen Aantal overtredingen voor tuchtrechter : niet aanmelden voor registratie in het register MKS Aantal overtredingen voor tuchtrechter : niet deelnemen aan het basismonitoringsprogramma van het productschap of van een erkend kwaliteitssysteem
0
2
0
0
1
0
0
1
0
Aantal zaken voor tuchtrechter
0
3
0
Tabel 6.3.1.3-1: Aantal overtredingen MKS kalveren. Bron: Tuchtgerecht van het PPE en PVV, 2012-2014, Jaarverslagen 2011, 2012 en 2013. In verband met afbouw van PVV zijn de overtredingen voor registratie in register MKS niet in deze tabel opgenomen, zoals uit de tekst blijkt gaat het om een beperkt aantal (kleine) bedrijven.
6.3.2. De effectiviteit van het MKS beleid Voor binnenlandse en buitenlandse afnemers van kalfsvlees is het MKS-programma een belangrijke garantieinvulling op de afwezigheid van verboden stoffen. Het aantal malen dat kritische stoffen zijn aangetroffen in voer, vlees en (vloeistoffen van) kalveren evenals het aantal overtredingen als gevolg van het niet naleven van de monitoringsplicht is de afgelopen jaren zeer gering geweest. In 2013 was er geen tuchtrechtzaak, in 2012 waren dit er drie en in 2011 waren er geen tuchtrechtzaken. Tussen 2010 en 2012 zijn er door het SKV geen kritische stoffen aangetroffen bij de deelnemende kalverhouders en –slachterijen (op het natuurlijk voorkomende antibioticum chlooramfenicol na). Monitoring vindt op 98% van alle bedrijven plaats en waar de monitoring ontbreekt worden passende acties ondernomen. Tevens zijn bedrijven zich bewust op de mogelijke gevolgen indien zij niet voldoen aan de MKS verordening. Bedrijven die niet deelnemen in de monitoring kunnen namelijk geen kalveren meer afvoeren van het bedrijf. Omdat dit van belang is voor de continuïteit van een bedrijf voelen bedrijven zich genoodzaakt om aan de voorschriften te voldoen. Niet elk dier wordt bemonsterd. Wel wordt ieder bij IKB aangemeld bedrijf eens in de twee à drie jaar bemonsterd. <2% van alle bedrijven heeft zich niet aangemeld bij IKB of PVV.
Indien er geen MKS beleid zou zijn, dan zou de deelname aan het erkende kwaliteitssysteem naar verwachting zijn afgenomen en daardoor was het makkelijker geworden om ongemerkt verboden en ongewenste stoffen te gebruiken. Voor de kalverhouder zou dit zeer winstgevend kunnen zijn, maar een eventuele ontdekking van kritische stoffen zou een sterke negatieve invloed kunnen hebben op het vertrouwen in het Nederlandse product en daarmee op de afzet in zowel het binnenland als in het buitenland. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden positief zijn over de effectiviteit van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 4,0. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de realisatie van de beoogde effecten door de keten en de duidelijke rolverdeling tussen PVV en keten ten aanzien van MKS (4,1). Het minst positief zijn de respondenten over het bewustzijn van het PVV ten aanzien van haar verantwoordelijkheidsgebied en de mate waarin de door de keten gerealiseerde effecten blijvend zijn (3,8).
PwC
Pagina 82 van 105
6.4. Responsiviteit Het ‘agility’-kenmerk responsiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS: “Het PVV en de keten kunnen snel inspelen op eisen en wensen van de omgeving (samenleving/politiek) en weet dus beoogde maatschappelijke effecten snel te realiseren (voedselveiligheid).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij responsiviteit beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van MKS.
6.4.1. Uitwerking indicatoren Om iets te zeggen over de responsiviteit van het PVV ten aanzien van MKS hebben wij in onderstaande paragrafen, aan de hand van representatieve voorbeelden, de snelheid in kaart gebracht ten aanzien van: 1.
Reactie indien kritische stoffen worden aangetroffen;
2. Inspelen op recente ontwikkelingen; 3. Verlening SKV certificaat (hoe lang duurt het tot een monster is getest en de kalveren niet geslacht kunnen worden); 4. Beantwoording van vragen en afhandeling van klachten.
6.4.1.1. Snelheid waarmee wordt gereageerd indien kritische stoffen worden aangetroffen De snelheid waarmee wordt gereageerd op een bevinding van een kritische stof is erg afhankelijk van de soort/type gevonden stof. Vanwege de complexiteit van analyse en verificatie kan dit een week tot drie weken duren voordat vaststaat of het daadwerkelijk een kritische stof betreft. Als dit het geval is wordt dit per ommegaande doorgegeven aan de NVWA die direct een strafrechtelijke procedure opstart.
6.4.1.2. Snelheid waarmee wordt ingespeeld op recente ontwikkelingen In het kader van de verordening MKS dient het PVV bestuur jaarlijks een programma MKS vast te stellen. Het programma MKS wordt opgesteld door de Commissie van Deskundigen (CvD) MKS en als advies voorgelegd aan het PVV-bestuur. De CvD bestaat uit twee onafhankelijke deskundigen, het secretariaat van het PVV en een SKV afgevaardigde als uitvoerende dienst. Door het MKS-programma kan jaarlijks worden ingespeeld op de laatste ontwikkelingen. Tevens heeft de CvD zelf een budget (van het PVV) waarmee zij, in geval van calamiteiten, direct zelf nader onderzoek kunnen instellen. In de laboratoria worden eerder genomen monsters minimaal één jaar bewaard, zodat achteraf ook nog onderzoek op deze monsters kan plaatsvinden. Aanspraak op het budget door de CvD is de afgelopen jaren niet nodig gebleken. In het plan voor 2014 is afgesproken om als CvD onderzoek te doen naar de zware metalen cadmium en lood in lever en nieren van kalveren. Omdat er jaarlijks budget is vastgesteld voor onderzoek door de CvD kon daar direct gebruik van worden gemaakt.
6.4.1.3. Snelheid verlening SKV certificaat Vleeskalveren mogen alleen ter slacht worden aangeboden nadat voor het betreffende koppel een kwaliteitscertificaat is afgegeven (binnen tien dagen voor slacht). Na melding van het bedrijf aan SKV komt een SKV controleur langs om het koppel aan een laatste visuele inspectie te onderwerpen. Als er op basis van deze inspectie geen vermoedens zijn dat er verboden stoffen zijn toegediend aan het koppel en de eventuele monsternames uitgewezen hebben dat er geen verboden stoffen bij de koppel zijn aangetroffen, wordt een kwaliteitscertificaat voor het betreffende koppel uitgegeven. Het certificaat wordt dan per direct afgegeven en is 14 dagen geldig.
PwC
Pagina 83 van 105
6.4.1.4. Snelheid waarmee vragen worden beantwoord en klachten worden afgehandeld Het PVV kent normen voor het beantwoorden van vragen via telefoon en e-mail en het afhandelen van (spaarzame) klachten. Voor klachten is er in het kader van de Code Goed bestuur een klachtenregeling (op de website in te zien) waarin voorgeschreven is hoe een klacht moet worden behandeld en waarbij de norm is dat een schriftelijke klacht binnen zes weken moet worden afgehandeld. Uit het jaarverslag is gebleken dat er in 2013 geen klachten zijn binnengekomen. De procedure voor het beantwoorden van telefoon en e-mail staat in de PVE personeelswijzer. Hierin wordt aangeven hoe moet worden omgegaan met e-mail en met telefoongesprekken. Eens in vijf jaar, vindt een toets op deze procedure plaats op basis van de normen van onderzoeksbureau Synovate. De gehanteerde normen stellen dat een telefoonoproep binnen 15 seconden moet worden beantwoord en dat een terugbelactie binnen 24 uur moet plaatsvinden. Beantwoording van een e-mail vindt binnen 48 uur plaats. Uit de meest recente toets in 2011 is gebleken dat de beleidsafdeling van het PVV aan de normen voldoet.
6.4.2. Responsiviteit van het PVV op het gebied van MKS kalveren De snelheid waarmee wordt gereageerd op een bevinding van een kritische stof kan een week tot drie weken duren. Als een kritische stof wordt aangetroffen dan wordt dit per ommegaande doorgegeven aan de NVWA. Het traject van het vaststellen van het programma MKS is een jaarlijks terugkerend proces waarbij externe ontwikkelingen worden meegenomen. Daarnaast kunnen urgente zaken direct opgepakt worden aangezien er een afzonderlijk budget voor het CdK aanwezig is. Het verlenen van een kwaliteitscertificaat voor een koppel dat geslacht wordt, wordt binnen 10 dagen voor de slacht aangevraagd en als de controleur op het bedrijf komt, wordt het certificaat per direct uitgegeven. Het afgegeven certificaat heeft een geldigheid van 14 dagen. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de responsiviteit van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de snelheid waarmee het PVV de regierol kan nemen bij actuele kwesties ten aanzien van MKS (4,0). Het minst positief zijn de respondenten over de kwaliteit waarmee het PVV klachten en vragen behandelt (3,4).
6.5. Efficiëntie Het ‘agility’-kenmerk efficiëntie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS: “De keten maakt gebruik van zo weinig mogelijk middelen (uitgedrukt in €) om de beoogde effecten te bereiken.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij efficiëntie beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van MKS.
6.5.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de efficiëntie van het beleid gericht op MKS worden in de volgende paragrafen de volgende indicatoren uitgewerkt:
de financiële lasten van het productschap gerelateerd aan MKS;
de administratieve lasten van bedrijven gerelateerd aan MKS.
6.5.1.1. Financiële lasten productschap aangaande MKS Het productschap voert, zoals beschreven in paragraaf 6.1, een aantal taken uit ten aanzien van MKS. Onderstaande tabel toont een overzicht van de lasten van het productschap gerelateerd aan het opstellen en uitvoeren van het MKS beleid. Deze lasten komen met name voort uit de directe personeelskosten en de toerekening van een gedeelte van de overheadkosten.
PwC
Pagina 84 van 105
De overheadkosten, waarvan de gegevens voor het PVV uit de administratie zijn te destilleren, betreffen onder meer de huisvestingkosten, kosten ondersteuning, bureaukosten, vergaderkosten en overige lasten. De overheadkosten zijn vervolgens inclusief de directe personeelskosten omgeslagen naar een tarief per uur. De hoogte van de totale toegerekende overhead en de directe personeelskosten zijn daarmee afhankelijk van het totaal aantal besteedde uren op het gebied van MKS. De financiële lasten zijn gebaseerd op de jaarrekening 2013. Personeelskosten Toegerekende overhead Totale kosten
Kosten (in €) € 60.177 € 1.362
Uren 1.008
FTE 0,63
€ 61.539
Tabel 7.5.1.1-1: Lasten productschap ten aanzien van MKS kalveren. Bron: Memo PVV, 2014, Overzicht van kosten ten behoeve van de nulmeting PVV inclusief bijbehorende uren.
6.5.1.2. Administratieve lasten voor bedrijven De administratieve lasten voor bedrijven gerelateerd aan MKS kalveren betreffen de lasten die de bedrijven moeten maken om aan de door het productschap gestelde eisen te voldoen. Voor de administratieve lasten (exclusief heffingen) rondom de verordening MKS kalveren wordt er dus onderscheid gemaakt in bedrijven welke zich hebben aangemeld bij een erkend kwaliteitssysteem dan wel voor de bedrijfsmonitoring via het productschap. De administratieve lasten bestaan voornamelijk uit kosten van het monitoringsbezoek, de monstername en monsteranalyse. De administratieve lasten voor bedrijven die zich hebben aangesloten bij de bedrijfsmonitoring via het productschap, zijn hoger dan de kosten voor het erkende kwaliteitssysteem van de SKV. Dit is door het productschap ook expliciet vermeldt in een door het productschap verzonden brief eind 2010 aangaande het informeren van de kalverhouders van de vanaf 1 maart 2009 ingevoerde verordening MKS.
Bij aanmelding bij een erkend kwaliteitssysteem (momenteel is alleen de SKV erkend), worden de kosten van deelname en de bedrijfsbezoeken voor monitoring door de betreffende instantie bij de bedrijven in rekening gebracht. De totale kosten van het MKS programma, inclusief onderzoeksactiviteiten bedragen € 2,5 miljoen;
Indien de monitoring plaatsvindt via het productschap (basismonitoring) dan worden de kosten voor het monitoringsbezoek, de monstername en monsteranalyse door het productschap in rekening gebracht. In tabel 6.5.1.2-1 zijn de tarieven vermeldt voor kalverhouders en in tabel 6.5.1.2-2 zijn de tarieven vermeld van de slachterijen. Het tarief voor de kalverhouders is afhankelijk van het aantal kalveren op het bedrijf en is maximaal € 20,79 per dier. Het tarief voor de slachterijen is afhankelijk van het aantal slachtingen en is maximaal €5,14 per slachting
Aantal dieren bedrijven
Kosten per jaar (in €)
≤ 101 dieren 101 tot en met 200 dieren 201 tot en met 300 dieren 301 tot en met 400 dieren 401 tot en met 600 dieren 601 tot en met 800 dieren ≥ 800 dieren
€ 1.250 € 2.100 € 2.550 € 3.250 € 3.550 € 4.950 € 5.150
Bovengrens kosten per dier € 20,79 € 12,69 € 10,80 € 8,85 € 8,24 € 6,43
Ondergrens kosten per dier € 12,50 € 10,50 € 8,50 € 8,13 € 5,92 € 6,19 -
Tabel 6.5.1.2-1: Lasten kalverhouders bij monitoring door het productschap. Bron: Productschap PVV, 2009, Verordening retributies monitoring kritische stoffen bij Kalveren (PVV) 2009.
PwC
Pagina 85 van 105
Aantal slachtingen per jaar
Kosten per jaar (in €)
≤ 1.000 > 1.000, ≤ 5.000 > 5.000, ≤ 10.000 > 10.000, ≤ 25.000 > 25.000, ≤ 50.000 > 50.000, ≤ 75.000 > 75.000
€ 1.350 € 5.150 € 10.300 € 25.700 € 49.900 € 75.600 € 101.210
Bovengrens kosten per slachting € 5,14 € 2,06 € 2,57 € 2,00 € 1,51 € 1,35
Ondergrens kosten per slachting € 1,35 € 1,03 € 1,03 € 1,03 € 1,00 € 1,01 -
Tabel 6.5.1.2-2: Lasten be- of verwerkers bij monitoring door het productschap. Bron: Productschap PVV, 2009, Verordening retributies monitoring kritische stoffen bij Kalveren (PVV) 2009.
6.5.2. De efficiëntie van het PVV en de keten op het gebied van MKS Op jaarbasis spendeert het productschap 1.008 uren en € 61.539 aan de uitvoering van MKS. In de MKS verordening wordt gebruik gemaakt van het kwaliteitssysteem van de SKV. Dit kwaliteitssysteem behelst een normerings-, controle- en sanctioneringssystematiek, waarin de onderhavige monitoringsverplichtingen conform de voorschriften van de verordening zijn opgenomen. Dit levert een hoge controlefrequentie (ongeveer 60% van alle bedrijven per jaar) op met de nodige efficiëntie-winst, zowel voor de ondernemer als voor het bestuur. De totale financiële lasten voor bedrijven die deelnemen aan de SKV bedraagt € 2,5 miljoen. De uitvoeringskosten voor bedrijven die deelnemen aan de basismonitoring bedragen voor kalverhouders maximaal € 20,79 per dier per jaar en voor slachterijen maximaal € 5,14 per slachting per jaar. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de efficiëntie van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de bijdrage van de ketenpartners in de realisatie van de beoogde effecten van de MKS (4,1). Het minst positief zijn de respondenten over de ontwikkeling van de efficiëntie ten opzichte van 2012 (3,0).
6.6. Adaptiviteit Het ‘agility’-kenmerk adaptiviteit is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS. “Het PVV of de keten kunnen zich snel aanpassen als de omstandigheden veranderen (aanpassen van organisatiestructuren bij bijvoorbeeld andere EU-regelgeving of politiek-bestuurlijke veranderingen).” Op basis van deze operationalisatie hebben wij adaptiviteit beoordeeld aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van MKS.
6.6.1. Adaptiviteit van het PVV en de keten op het gebied van MKS Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de adaptiviteit van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,6. Hierbij zijn respondenten het meest positief over het aanpassingsvermogen van het netwerk bij veranderende omstandigheden (3,9). Het minst positief zijn de respondenten over de mogelijkheden van het PVV om op te schalen of in te krimpen en de budgetten aan de passen bij veranderende omstandigheden (3,4).
6.7. Accountability Het ‘agility’-kenmerk accountability is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS. “Het PVV neemt verantwoordelijkheid voor de gevolgen van haar acties op het gebied MKS en legt rekenschap af voor het al dan niet realiseren van de beoogde resultaten als onderdeel van de te realiseren gewenste effecten. Het gaat hier ook om toezicht op en handhaving van de regels die zijn gemaakt ten aanzien van MKS.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij ‘accountability’ beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op het gebied van MKS.
PwC
Pagina 86 van 105
6.7.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de accountability van het PVV ten aanzien van MKS worden in de volgende paragrafen de volgende twee indicatoren uitgewerkt:
in hoeverre wordt rekenschap door het PVV en de SKV afgelegd aan stakeholders (waaronder) het bestuur;
in hoeverre worden door bedrijven en kwaliteitssystemen rekenschap afgelegd aan het productschap.
6.7.1.1. Rekenschap afleggen door het productschap en de SKV aan stakeholders Het productschap en het SKV leggen rekenschap af aan hun stakeholders door openbaar te maken wat de plannen voor het komende jaar zijn en door het jaarverslag op hun websites te publiceren. Daarnaast doet het productschap aan publieke verantwoording via de website en via de commissies. Ook wordt er verantwoording afgelegd aan de SER aangezien verordeningen moeten worden goedgekeurd door de SER. Voor aanvang van het jaar wordt een programma MKS opgesteld door de CvD waarbij de controle- en analysestrategie ten behoeve van de MKS-verordeningen is ingevuld. Zie hoofdstuk 6.1 voor de invulling van de taken en het proces rondom de opstelling van het programma MKS. Het programma MKS wordt besproken en vastgesteld in een openbare vergadering van het bestuur. De notulen van de bestuursvergaderingen en relevante bijlagen zijn openbaar beschikbaar op de website van het productschap. Hierbij zijn de bijlagen van het bemonsteringsschema niet openbaar gemaakt, maar alleen opvraagbaar voor de beheerders van kwaliteitssystemen in de kalversector en voor erkende laboratoria. In het kader van de verordening MKS kalveren wordt er door het PVV ook een jaarverslag opgesteld waarin wordt ingegaan op het programma van het betreffende jaar en de daadwerkelijke uitgevoerde activiteiten en de bevindingen die zijn geconstateerd. Tot en met het jaar 2012 is een jaarverslag opgesteld, door het overhevelen van de taken van de productschappen naar de overheid is er over het jaar 2013 nog geen jaarverslag beschikbaar. Een concept over het jaar 2013 is momenteel in voorbereiding. Net als het MKS-programma wordt het jaarverslag besproken in een bestuursvergadering en beschikbaar gesteld op de website van het productschap. Het SKV stelt jaarlijks een jaarverslag op waarin naast de financiële gegevens ook de verantwoording is opgenomen met betrekking tot de uitgevoerde activiteiten en bevindingen over het betreffende verslagjaar. Tot en met het jaar 2012 zijn de jaarverslagen beschikbaar op de website van het SKV.30 Het jaarverslag 2013 bevindt zich nog in de afrondingsfase.
6.7.1.2. Afleggen van rekenschap door bedrijven en kwaliteitssystemen aan het productschap Kalverhouders en slachterijen leggen rekenschap af aan het productschap. Bedrijven die aan de basismonitoring deelnemen verantwoorden zich rechtstreeks aan het PVV. De meeste bedrijven (95%), verantwoorden zich aan de SKV. De SKV legt op haar beurt weer verantwoording af bij de PVV. De verordeningen voorzien in het verbod om varkens c.q. kalveren aan te voeren, afkomstig van een bedrijf dat de dieren niet heeft doen onderzoeken op de afwezigheid van kritische stoffen, versterkt door het gebod dat bemonsterde dieren niet mogen worden afgevoerd voordat de analyseresultaten bekend zijn. Afwijkingen (‘positief-bevindingen’) worden gemeld aan de NVWA t.b.v. de strafrechtelijke handhaving. De niet-naleving van de verplichtingen van de verordeningen worden tuchtrechtelijk gehandhaafd.
30
SKV, 2013, Jaarverslag 2013 beschikbaar op www.skv.info menu organisatie en vervolgens jaarverslagen.
PwC
Pagina 87 van 105
Kwaliteitssystemen dienen van te voren worden aangemeld om beoordeeld te worden of het kwaliteitssysteem voldoet aan de verordening Erkenningsvoorwaarden kwaliteitssystemen MKS bij Kalveren (PVV) 2009. In deze verordening staat onder meer vermeldt op welke wijze rekenschap moet worden afgelegd aan het productschap:
Verstrekken van periodieke beheersverslagen aan de Commissie van Deskundigen MKS, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgevoerde controles en de resultaten daarvan. Deze periodieke beheersverslagen worden afgesloten met een jaarverslag. Tot en met het jaar 2012 zijn de jaarverslagen van het SKV beschikbaar op haar website.31 Het jaarverslag 2013 bevindt zich nog in de afrondingsfase;
Melding van geconstateerde overtredingen van wettelijke normen of van overtredingen of gebreken die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. Zie ook hoofdstuk 6.3, Effectiviteit, voor het aantal overtredingen.
6.7.2. Accountability van het PVV en de sector op het gebied van MKS Het productschap en het SKV leggen rekenschap af aan hun stakeholders door openbaar te maken wat de plannen voor het komende jaar zijn en door het jaarverslag op hun websites te publiceren. Daarnaast doet het productschap aan publieke verantwoording via de website en via de adviescommissies kalveren. Verordeningen moeten worden goedgekeurd door de SER. Het PVV houdt toezicht of laat via andere kwaliteitssystemen toezicht houden op de mate waarin bedrijven zich houden aan EU-voorschriften en voorschriften die door het PVV zijn opgesteld. De verordeningen voorzien in het verbod om varkens c.q. kalveren aan te voeren, afkomstig van een bedrijf dat de dieren niet heeft doen onderzoeken op de afwezigheid van kritische stoffen, versterkt door het gebod dat bemonsterde dieren niet mogen worden afgevoerd voordat de analyseresultaten bekend zijn. Afwijkingen (‘positief-bevindingen’) worden gemeld aan de NVWA t.b.v. de strafrechtelijke handhaving. De niet-naleving van de monitoringsverplichting van de verordeningen worden tuchtrechtelijk gehandhaafd. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de accountability van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de mate waarin het PVV aan de sector verantwoording aflegt over de realisatie van de beoogde effecten ten aanzien van MKS (3,9). Het minst positief zijn de respondenten over de verantwoording van het PVV over de realisatie van de beoogde effecten aan een hogere autoriteit (3,5).
6.8. Transparantie Het ‘agility’-kenmerk transparantie is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS. “Het PVV weet duidelijk inzicht te geven in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten (in relatie tot effecten) ten aanzien van MKS.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij transparantie beoordeeld aan de hand van één indicator en aan de hand van een quick scan, uitgevoerd onder de relevante spelers in de keten op gebied van MKS.
6.8.1. Uitwerking indicatoren Om de mate van transparantie van het beleid gericht op het MKS beleid te duiden, gebruiken wij als indicator:
31
De mate van transparantie van het PVV met betrekking tot het aantal overtredingen.
De mate waarin het PVV inzicht verschaft in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten van beleid.
SKV, 2013, Jaarverslag 2013 beschikbaar op www.skv.info menu organisatie en vervolgens jaarverslagen.
PwC
Pagina 88 van 105
6.8.1.1. Transparantie met betrekking tot overtredingen De overtredingen ten aanzien van MKS bestaan uit overtredingen van kritische stoffen en overtredingen van de monitoringsverplichting. Als er niet conforme uitslagen uit de bemonstering wordt geconstateerd dan worden deze uitslagen (door het SKV of het PVV) doorgegeven aan de NVWA. In het (openbare) jaarverslag van het tuchtgerecht van het PVV, worden de overtredingen en bijbehorende sancties genoemd ten aanzien van de monitoringsverplichting. Deze jaarverslagen van de afgelopen vijf jaar zijn online beschikbaar.32 Er wordt door het PVV echter geen transparantie gecreëerd over het aantal overtredingen ten aanzien van MKS dat niet tot een tuchtzaak heeft geleid. Deze cijfers zijn niet publiekelijk beschikbaar.
6.8.1.2. De wijze waarop het PVV inzicht verschaft in strategie, beleidsbeslissingen, procedures en resultaten van beleid In de Code van Goed bestuur is aangegeven dat bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid gericht op MKS. In het communicatieplan, dat het PVV in 2008 heeft opgesteld, is het besluitvormingsproces inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt de transparantie vergroot door de plaats van de bedrijven in de organisatiestructuur van het PVV. Tevens wordt in het jaarverslag van het PVV inzicht gegeven in het doel van de verordening, de wijze waarop het monitoringsprogramma is ingericht en tevens worden de handhavingsactiviteiten nader toegelicht.33 Ook is er een MKS jaarprogramma aanwezig, deze is beschikbaar op de website van het PVV onder de bestuursvergaderingen. Een directe verwijzing naar het jaarverslag wordt echter niet gegeven in het onderdeel MKS van de website.
6.8.2. Transparantie van het PVV op het gebied van MKS Het PVV creëert transparantie omtrent het MKS beleid door informatie, waaronder het programma MKS, openbaar beschikbaar te stellen op de website van het productschap. Door middel van het jaarverslag MKS wordt specifiek verantwoording afgelegd ten aanzien van de verrichte controles en geconstateerde overtredingen in het betreffende verslagjaar. Positieve monsteruitslagen worden doorgegeven aan de NVWA. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de transparantie van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de mogelijkheden om zich op de hoogte te stellen van procedures van het PVV en de begrijpelijkheid van informatie die het PVV ten aanzien van de MKS geeft (3,9). Het minst positief zijn de respondenten over de helderheid/structuur van de begroting en jaarrekening (3,5)
6.9. Toegankelijkheid Het ‘agility’-kenmerk toegankelijkheid is als volgt geoperationaliseerd voor het thema MKS. “Het PVV schept ruimte voor de stakeholders op het gebied van MKS voor participatie en inspraak bij opstellen regelgeving en wijze van uitvoering.” Op basis van deze operationalisatie hebben wij de toegankelijkheid beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren en aan de hand van een quick scan, gehouden onder de relevante spelers in de keten op gebied van MKS.
32 33
http://www.tuchtrechtpvv.nl/tuchtrecht?waxtrapp=ufgvBsHsuOnbPTKLS. PVV, 2014 Jaarverslag 2013 pagina 14.
PwC
Pagina 89 van 105
6.9.1. Uitwerking indicatoren Om inzicht te krijgen in de toegankelijkheid van het PVV (ten aanzien van het MKS beleid) voor belanghebbenden werken wij in onderstaande paragrafen de volgende vier indicatoren uit: 1. 2. 3. 4.
Bereikbaarheid van medewerkers; Fysieke bereikbaarheid van het PVV; Inspraakmogelijkheden; Participatiemogelijkheden.
6.9.1.1. Bereikbaarheid medewerkers De medewerkers van het PVV zijn direct te bereiken door middel van de website www.pvv.nl. Hier zijn de contactgegevens van de medewerkers voor MKS weergegeven, inclusief het e-mailadres, telefoonnummer en faxnummer. Daarnaast is er een contactformulier waarmee vragen gesteld kunnen worden.
6.9.1.2. Fysieke bereikbaarheid PVV Het kantoor van het PVV ligt op een gunstige locatie vlakbij station Zoetermeer (10-15 minuten lopen) en vlak naast de snelweg. Op de website van het PVV kan het kantooradres gemakkelijk gevonden worden.
6.9.1.3. Inspraakmogelijkheden Volgens de Code van Goed Bestuur moeten bedrijfsgenoten in alle fasen van de beleidscyclus gelijktijdig kennis kunnen nemen van de inhoud van het beleid en in de verschillende fasen van de beleidscyclus betrokken kunnen raken bij de besluitvorming op het gebied van beleid gericht op monitoring van kritische stoffen. Door het PVV is hier invulling aan gegeven via haar communicatieplan. In het communicatieplan wordt per fase (agendering, beleidsvoorbereiding, beleidsbepaling, implementatie en evaluatie), beschreven hoe stakeholders betrokken worden bij de besluitvorming rondom het beleid van MKS.
6.9.1.4. Participatiemogelijkheden Participatie van de bedrijven is inherent aan de organisatiestructuur van het PVV (zie ook hoofdstuk 2.2). Klankbordgroepen per deelsector hebben indirect via de adviescommissie kalveren invloed op de besteding van financiële middelen. Ook kunnen belanghebbende organisaties direct invloed op het beleid rondom MKS uitoefenen, doordat zij deel uitmaken van het bestuur en commissies.
6.9.2. Toegankelijkheid van het PVV op het gebied van MKS kalveren De medewerkers zijn goed bereikbaar. Het gebouw is fysiek goed bereikbaar. Inspraak wordt gefaciliteerd conform de geldende Code van Goed Bestuur en participatie is ingebakken in de organisatiestructuur van PVV. Uit de quick scan blijkt dat de ondervraagde belanghebbenden neutraal tot positief zijn over de toegankelijkheid van de MKS en geven op een schaal van vijf gemiddeld een 3,7. Hierbij zijn respondenten het meest positief over de actieve/activerende houding PVV ten opzichte van participatie van de ketenpartners (4,0). Het minst positief zijn de respondenten over de fysieke bereikbaarheid van het PVV, de laagdrempeligheid en overzichtelijkheid van de website en de toegankelijkheid van het netwerk voor nieuwe partners (3,5).
PwC
Pagina 90 van 105
7.
Slotbeschouwing
7.1. Overkoepelende effecten In dit besluitende hoofdstuk bespreken wij een aantal overkoepelende effecten en leggen daar waar mogelijk een relatie met de hiervoor besproken thema’s. Het betreffen de volgende overkoepelende effecten:
Ontwikkelingen op het gebied van export van kalfs- en varkensvlees;
Ontwikkelingen in status diergezondheid onder varkens en kalveren in Nederland;
Ontwikkelingen in het aantal humane besmettingen.
7.1.1. Ontwikkelingen op het gebied van export Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van de export worden in onderstaande paragrafen de volgende indicatoren uitgewerkt:
Export van Nederlands kalfs- en varkensvlees in tonnen;
Een SWOT-analyse ten aanzien van de Nederlandse export.
7.1.1.1.
Export van Nederlands kalfs- en varkensvlees in tonnen en SWOT-analyse
Figuur 7.1.1.1-1 toont de export van de Nederlandse kalfsvleessector voor de jaren 2010-2013. In 2012 is de uitvoer van kalfsvlees met circa 2% gedaald wat ongeveer gelijk is aan de daling van de productie waarbij de belangrijkste afnemer Italië bleef, gevolgd door Duitsland en Frankrijk.34 De daling van de export wordt onder andere veroorzaakt door een lagere vleesconsumptie in de traditionele landen (Italië, Duitsland en Frankrijk) en substitutie van andere (vlees)producten spelen hierbij een rol. In 2013 was weer een herstel van de export zichtbaar. Voor de Nederlands kalfssector is in 2012 een rapportage opgesteld inzake de concurrentiemonitoring (het LEI-rapport 2012-025). Hierin wordt vermeldt dat de Nederlandse kalfvleessector voor blank kalfsvlees de komende jaren de meeste concurrentiekrachtige van Europa blijft dankzij een sterke verticale integratie (functies als voerproductie, slachterij, verwerking en transport worden gecombineerd) en de aanwezigheid van een hoogwaardig kwaliteitssysteem, te weten het IKB Kalf (Integrale Keten Beheersing). 35 In het LEI rapport is ook een SWOT-analyse opgenomen ten aanzien van de kalfssector, waarbij, naast de hierboven genoemde punten, de volgende sterke punten zijn gesignaleerd:
Een lagere kostprijs van het product als gevolg van een efficiënte productie en korte communicatielijnen;
Initiatief dierenwelzijn: onder andere de Welzijnsmonitor;
Geavanceerd netwerk met kalverhouders en toeleveranciers;
Aanwezigheid van hoogwaardige kennisinstellingen.
34
PVV, Vee Vlees en Eieren in Nederland, Kengetallen 2012, hoofdstukken rundvee en vleeskalveren; http://www.pve.nl/wdocs/dbedrijfsnet/up1/ZggbpoaJC_vjc_2013_versie_kalfsvlees.pdf 35 WUR, LEI rapport 2012-025, pagina 7.
PwC
Pagina 91 van 105
Het LEI-rapport constateert de volgende zwakke punten:
verzadigde markten in Italië en Spanje;
imago sector bij consumenten;
kwetsbaarheid dierziekten.
Uit het LEI-rapport blijkt verder dat er met name kansen liggen in verband met afschaffing van de melkquota per 1 januari 2015 en toepassing van product- en marktinnovaties op bestaande ‘thuismarkten’. Ook kan door middel van de aanwezigheid van het interne kwaliteitsbewakingssysteem (IKB) en de welzijnsmonitor een bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van het imago van de sector. Bedreigingen zijn er ook. Indien de invoerrechten in de EU worden verlaagd maakt het de invoer van rundvlees uit Zuid-Amerika en de Verenigde Staten aantrekkelijker. Dit kan leiden tot het opzetten van rosékalverenhouderijen in deze landen. Tevens heeft het overheidsbeleid invloed door de invoering voor de vergoedingen vanuit de EU door middel van een zogenoemde flat rate waardoor er minder EU premies beschikbaar komen. Wel wordt verwacht dat dit laatste voor de concurrentiepositie binnen de EU geen invloed zal hebben.36 Export kalfsvlees in tonnen 210 208 206 204 kalfsvlees
202 200 198 196 2010
2011
2012
2013
Figuur 7.1.1.1-1 – Export kalfsvlees in tonnen. Bron: 2014, PVV, voorlopige jaarcijfers 2013 kalfssector, beschikbaar op www.pve.nl.
Figuur 7.1.1.1-2 toont de export van varkensvlees over de jaren 2010 tot en met 2013. Ten aanzien van de varkenssector is geen actueel LEI rapport beschikbaar (meest recente betreft een rapport uit 2008), maar wel een door het PVV opgestelde memo inzake marktontwikkelingen.37 Dit memo is beschikbaar op de website van het productschap. In het memo is een overzicht opgenomen van de totale varkensstapel over de jaren 2010 tot en met 2013. Het aantal vleesvarkens bedroeg in 2010 nog 6.026.000 varkens en in 2013 5.861.000. Hierdoor is de export van varkensvlees in de afgelopen 2 jaar licht gedaald. Met name de export van varkensvlees naar landen als Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Griekenland 36 37
WUR, 2012, LEI rapportage 2012-025, pagina 35. PVV, 2013, Marktontwikkelingen varkenssector (beschikbaar op website www.pve.nl).
PwC
Pagina 92 van 105
nam af. Vanuit Europees perspectief is het belangrijkste exportland buiten de EU Rusland, gevolgd door China. De totale export vanuit de EU daalde met circa 2%. De export naar China noteerde in de eerste 8 maanden van 2013 een groei van 22% en naar verwachting zal China op termijn de belangrijkste afnemer van Europees varkensvlees worden.38 Uit het financieel dagblad van 25 juli 2014 en een marktanalyse van Rabobank Food & Agri blijkt voorts dat Nederland een sterke positie heeft als het gaat om innovatie, marktgerichte productie en duurzaam geproduceerd varkensvlees. Nederland loopt hierin binnen de EU voorop hetgeen onze exportpositie positief beïnvloedt. Hierdoor staat Nederland goed gepositioneerd ten opzichte van de Chinese markt. De concurrentie wordt wel groter. Met name onze sterke exportpositie naar Duitsland staat de laatste jaren onder druk doordat de zelfvoorzieningsgraad in Duitsland boven de 100% ligt. Daarnaast wordt Duitsland steeds meer een geduchte concurrent.39 Export varkensvlees in tonnen 920 910 900 890 varkensvlees
880 870 860 850 2010
2011
2012
2013
Figuur 7.1.1.1-2 – Export varkensvlees in tonnen. Bron: 2014, PVV, voorlopige jaarcijfers 2013, beschikbaar op www.pve.nl.
7.1.1.2.
Export en de relatie met de thema’s
Ongeveer 80% van het Nederlandse kalfsvlees wordt geëxporteerd naar Italië, Duitsland en Frankrijk. Van het varkensvlees wordt circa 67% van het Nederlandse productievolume geëxporteerd. Belangrijk daarin is dat rond de Nederlandse productie geen problematiek omtrent diergezondheid, voedselveiligheid en dierenwelzijn optreedt. Is er onzekerheid over de normen op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid of welzijn dan zal dit negatieve gevolgen hebben voor de export van Nederlands vlees. Het onderzoek op het gebied van diergezonheid is daarbij van belang. Minder dierziektes betekent minder gebruik van antibiotica (voedselveiligheid) en minder zoönoses (zoals salmonella) betekent minder risico voor de volksgezondheid. Tevens zijn er landen die specifiek vragen naar varkensvleesproducten uit varkenshouderijen waar meer aandacht is voor dierenwelzijn (bijvoorbeeld het project stoppen met castreren).
38 39
PVV, 2014, marktontwikkelingen varkenssector Pagina 6, beschikbaar op www.pve.nl. Rabobank, 2013, Rabobank Food & Agri “marktanalyse: marktkansen en uitdagingen Nederlandse varkenshouderij”.
PwC
Pagina 93 van 105
De activiteiten die het PVV ontplooit op het gebied van O&I, gericht op de verbetering van diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid dragen eveneens bij aan een versterking van de export. De kennis op het gebied van de kalverensector leidt tot een koplopers positie qua voedselveiligheid in de EU waardoor ook de exportwaardigheid van kalfsvleesproducten uit Nederland op een hoog niveau blijft en kan stijgen. Voor de varkenssector is er ook een sterke positie, voor met name (levende) biggen, aanwezig binnen Europa ten aanzien van diergezondheid en voedselveiligheid, wel is de concurrentie in deze sector groter, waardoor het een van de slechts renderende sectoren in de landbouw is.40 Het MKS beleid richt zich op het voorkomen van de aanwezigheid van kritische stoffen in varkens- en kalfsvlees. Ondanks of dankzij dit beleid is er in juli 2014 vervuild veevoer ontdekt. De vrees bestaat dat dit leidt tot een verslechterd imago ten aanzien van Nederlands varkens- en kalfsvlees en mogelijk ook tot een daling van de export. 41 Door de aanwezigheid van de VVL is actueel inzicht aanwezig in de vervoersstromen van varkens, waardoor bij calamiteiten snel inzicht kan worden verkregen op welke bedrijven actie moet worden ondernomen. Uitbraken van varkensziekten kunnen mede hierdoor in de kiem worden gesmoord. Het voorkómen van grote uitbraken van varkensziekten heeft een positieve invloed op de beeldvorming ten aanzien van Nederlands varkensvlees en uiteindelijk ook de export. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat door importerende landen buiten de EU ook gekeken wordt naar de algehele status van de Europese sector. Bij een uitbraak van varkenspest in Litouwen begin 2014 leidde dit direct tot een import verbod van Europees varkensvlees door Rusland, wat de vleessector miljoenen kost.
7.1.2. Ontwikkelingen in de status van diergezondheid In onderstaande paragrafen worden de ontwikkelingen in de status van de diergezondheid geanalyseerd aan de hand van de wijze waarop de diergezondheid wordt gemonitord en het aantal dierziektenuitbraken de afgelopen jaren.
7.1.2.1.
Monitoring diergezondheid
Nederland is een wereldspeler op het gebied van export van landbouwproducten. Om deze positie te behouden is continuïteit op bedrijven, een goed imago met betrekking tot diergezondheid en welzijn en het voldoen aan wettelijke verplichtingen van groot belang. Goede, relevante en bovenal tijdige informatie over diergezondheid is essentieel. In alle sectoren vindt basismonitoring op de diergezondheid plaats. Doelen van de basismonitor zijn:
Zicht houden op trends en ontwikkelingen die relevant zijn voor de diergezondheid;
Opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die niet endemisch in Nederland voorkomen;
Opsporen van nog onbekende aandoeningen.
Om deze doelen te bereiken is een systeem opgezet van verschillende, elkaar aanvullende monitoringsinstrumenten. De GD werkt hierbij intensief samen met dierenartsen in het veld en veehouders, maar bijvoorbeeld ook met slachterijen. Voor runderen, kalveren, varkens en kleine herkauwers worden basismonitoringsprogramma’s collectief gefinancierd via het productschap om goed op hoogte te zijn van de diergezondheidsstatus en ontwikkelingen daarin in Nederland.
7.1.2.2. Uitbraken van dierziekten De Veekijker is een landelijk monitoringsinstrument om eventuele besmettelijke dierziekten in een vroeg stadium op te sporen. Op de website van de gezondheidsdienst voor dieren (GD) zijn de hoofdpunten van de monitoring van varkensgezondheidszorg per half jaar opgenomen en voor de rundvee sector per kwartaal.
40
LTO, 2014, column Maarten Rooijakkers “producenten organisatie varkenshouderij” 10 juli 2014. Financieel Dagblad, 25 juli 2014, artikelen “veevoeraffaire smet op vleesimago: ‘Dit raakt de hele sector’ ” en “ruim 100 bedrijven op slot door vervuild veevoer”. 41
PwC
Pagina 94 van 105
In het laatste verslag ten aanzien van de monitoring van varkensgezondheidszorg, dat betrekking heeft op het tweede half jaar van 2013, wordt onder meer bericht over constatering van uitbraken van Afrikaanse Varkenspest in Litouwen en Polen alsmede de toename in het aantal vragen omtrent kreupelheid. 42 In het verslag van de monitoring van diergezondheid van Rundvee over het eerste kwartaal 2014 is een overzicht weergegeven van de diergezondheidssituatie in Nederland ten aanzien van een aantal ziektes (waaronder MKZ en Salmonella). Hierbij is Nederland sinds 2001 vrij van MKZ en zijn er in het eerste kwartaal van 2014 op 478 bedrijven infecties vastgesteld ten aanzien van salmonella (minder dan in dezelfde periode in 2013 en het voorgaande kwartaal). Tabel 7.1.2.2-1 biedt een overzicht van het aantal besmettingen van dierziekten bij kalveren en varkens in de jaren 2011-2013. Opvallend zijn de besmettingen met het BVD-virus. Dit virus kent twee verschillende typen. In Nederland worden de meeste infecties veroorzaakt door BVD type 1. Maar in 2013 vindt er een uitbraak plaats van het BVD type 2 op vleeskalverbedrijven. De 14 besmettingen met BVD type 2 komen waarschijnlijk door import van besmette kalveren uit Duitsland. Hieruit blijkt dat bij het aankopen van dieren het belangrijk is om de bedrijfsstatus van herkomst van de dieren na te gaan. Varkens MKZ, Brucellose, SVD, ZvA KVP, AVP Kalveren BVDtype 2 Blauwtong, runderTBC
2013
2012
2011
0 0
0 0
0 0
14 0 (sinds 2009) 3
0 0 2
0 0 3
Tabel 7.1.2.2 -1: Uitbraken van specifieke dierziekten onder kalveren en varkens in Nederland in de jaren 2011-2013. Bron:GD: rapportage monitoring diergezondheid varkens en runderen 2011, 2012, 2013.
7.1.2.3. Diergezondheid en de relatie met de thema’s Met name de onderzoeksactiviteiten die het PVV initieert en coördineert dragen bij aan de status van diergezondheid in de sector. Een specifiek voorbeeld daarvan is de aanpak om de aandoening PRRS (Porcine Reproductive and Respiratory Syndroom) te beheersen in de varkenssector. In Noord-Nederland is zodoende gestart met een praktijkproef waar ruim 70 bedrijven aan deelnemen. Op alle bedrijven wordt een monitoring op PRRS uitgevoerd. Doel van de aanpak is om meer informatie te verzamelen over het beheersen van PRRS om zo te komen tot de productie van een PRRS-vrije biggenstroom. Dit moet leiden tot een hogere gezondheidsstatus van de varkenspopulatie in Nederland. Optimale diergezondheid in de varkenssector is van belang voor terugdringing van het antibioticagebruik, voor de positie op de biggenexportmarkt, en voor de afzetmogelijkheden van varkensvlees naar met name derde landen. De geboekte resultaten in de antibiotica reductie hebben tot vooralsnog niet geleid tot veranderingen in de diergezondheidsstatus. De vraag is nog wel waar uiteindelijk de ondergrens ligt. Oftewel hoe laag is het antibioticagebruik zonder dat dit leidt tot zieke dieren die niet behandeld kunnen/mogen worden. Door de aanwezigheid van de VVL is actueel inzicht aanwezig in de vervoersstromen van varkens, waardoor bij calamiteiten snel inzicht kan worden verkregen op welke bedrijven actie moet worden ondernomen. Echte uitbraken van besmettelijke varkensziekten zijn mede daardoor de afgelopen jaren niet voorgekomen.
42
GD, 2014, hoofdpunten monitoring diergezondheid varkens tweede half jaar 2013.
PwC
Pagina 95 van 105
7.1.3. Ontwikkelingen in het aantal humane besmettingen Om de ontwikkelingen van het aantal humane besmettingen te duiden worden hieronder de volgende indicatoren nader uitgewerkt:
aantallen humane besmettingen met Salmonella;
aantallen humane besmettingen met MRSA.
7.1.3.1.
Aantal humane besmettingen Salmonella
Over het jaar 2012 heeft de EU de rapportage ‘EU summary report on zoonoses, zoonotic agents and food-borne outbreaks’ opgesteld waarin het aantal humane besmettingen van een aantal bacteriën wordt vermeld met betrekking tot de gehele veterinaire sector. Tabel 7.1.3.1-1 toont het aantal humane besmettingen met Salmonella in Nederland, afgezet tegen het aantal besmettingen in de EU. Om een vergelijk mogelijk te maken toont de tabel deze cijfers ook omgerekend naar gevallen per 100.000. Uit deze cijfers is zichtbaar dat in 2012 zich een sterke stijging heeft voorgedaan in Nederland, in tegenstelling tot de algemene dalende tendens in de EU. Dit kan verklaard worden door de toename van de uitbraak van de Salmonella Thompson afkomstig van gerookte zalmproducten in de zomer van 2012.43 In figuur 7.1.3.1-2 wordt dit bevestigd en blijkt dat het aantal humane besmettingen met Salmonella in Nederland veroorzaakt door rund en varkensproducten gemeten vanaf 1984 een duidelijke dalende trend vertoont. Nederland Nederland, per 100.000 EU EU, per 100.000
2012 2.198 20.5 92.216 22.2
2011 1.284 12.0 95.572 22.8
2010 1.447 13.5 101.052 24.1
Tabel 7.1.3. 1-1: Aantal gevallen van besmettingen met Salmonella. Bron: European Food Safety Authority, 2014, The European Union Summary Report, Trends and Sources of Zoonoses, Zoonotic Agents and Food-borne outbreaks in 2012, table SA2.
European Food Safety Authority, 2014, The European Union Summary Report, Trends and Sources of Zoonoses, Zoonotic Agents and Food-borne outbreaks in 2012, pagina 21 43
PwC
Pagina 96 van 105
Figuur 7.1.3.1-2: Ontwikkeling aantal humane besmettingen met Salmonella. Bron: RIVM, 2014, The incidence of human Salmonellosis.
7.1.3.2. Aantal humane besmettingen MRSA Tabel 7.1.3. 2-1 toont het aantal isolaten Meticillineresistente Staphylococcus Aurus (hierna: MRSA) in de jaren 2010-2013. Met betrekking tot vee-gerelateerde humane besmettingen met MRSA is een licht dalende trend waarneembaar. De overige humane besmettingen (met de zogenaamde ziekenhuisbacterie) lijken iets te stijgen. Vee gerelateerd Overige (ziekenhuisbacterie) Totaal
2013 1.073 2.115
2012 1.148 2.000
2011 1.256 1.866
2010 1.239 1.897
3.188
3.148
3.122
3.136
Tabel 7.1.3. 2-1: Aantal gevallen van besmettingen met MRSA (Meticillineresistente Staphylococcus Aurus). Bron: RIVM, 2014, infectieziekten bulletin RIVM, jaargang 25 nummer 1 / RIVM, 2012, infectieziekten bulletin RIVM jaargang 23, nummer 1.
PwC
Pagina 97 van 105
7.1.3.3. Ontwikkeling aantal humane besmettingen en de relatie met de drie thema’s Humane besmettingen met dierziekten kunnen ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en schaden het vertrouwen van binnenlandse en buitenlandse consumenten in Nederlandse voedselproducten. Desalniettemin is het moeilijk een direct verband te leggen tussen de activiteiten van het PVV en de ontwikkeling in het aantal humane besmettingen met dierziekten. Het is veelal moeilijk vast te stellen welk deel van humane besmettingen veroorzaakt is door kalfs- en varkensvlees. Daarnaast is het moeilijk vast te stellen hoe de activiteiten van het PVV het besmettingsgevaar beïnvloeden – met uitzondering van Salmonellagerelateerde problematiek. Ten aanzien van salmonella zijn er in de jaren 2011 tot en met 2013 geen overtredingen geconstateerd voor de Varkenssector.44Dit is in lijn met de afname van het aantal salmonella besmettingen in figuur 7.1.3.1-2. Door de VVL regeling waarmee de contactstructuur tussen varkenshouderijen wordt gereguleerd is het risico op verspreiding van besmettingen afgenomen. De afname van vee gerelateerde MRSA kan een gevolg zijn van de effectieve antibiotica aanpak en met name de afname van het gebruik van derde keuze middelen antibiotica.
7.2. Voorstellen voor vervolgmetingen De uitgevoerde scan betreft een nulmeting rondom vier thema’s die representatief zijn voor het functioneren van het PVV. Hiermee is het huidige functioneren van het PVV in kaart gebracht. De taken van het PVV gaan nu gefaseerd over naar het ministerie van EZ of worden aan het initiatief van de sector over gelaten. Het is sterk aan te bevelen om de resultaten van de nu uitgevoerde nulmeting te gebruiken om de transitiefase in goede banen te leiden en de stip op de horizon te bepalen. Daarnaast is het aan te bevelen om na de transitie een vervolgmeting uit te voeren. Meer in het bijzonder betekent dit: 1.
De uitkomsten van deze vervolgmeting helpen de transitiefase te structureren. Belangrijke punten van aandacht tijdens deze transitiefase zijn: o
De handhaafbaarheid van de regelgeving;
o
De snelheid waarmee regelgeving op het gebied van diergezondheid en voedselveiligheid wordt opgesteld en de betrokkenheid van de sectoren daarbij;
o
Het budget ten aanzien van onderzoek & innovatie en de betrokkenheid van de sectoren daarbij.
2. Het is van belang om tijdens de transitie de voortgang strak te blijven monitoren. Daarnaast zal na de transitie een vervolgmeting worden uitgevoerd. De vervolgmeeting moet worden uitgevoerd wanneer alle taken opnieuw zijn belegd bij diverse partijen (ministerie van EZ of nieuwe sectororganisatie), circa één à twee jaar vanaf nu. Op basis van de uitkomsten van deze vervolgmeting kunnen eventuele lacunes en ontwikkelingen rondom de thema’s inzichtelijk gemaakt worden. Op basis van deze inzichten kunnen verbetervoorstellen worden geformuleerd en kan vroegtijdig worden bijgestuurd.
44
Tuchtgerecht PPE en PVV, 2012-2014, jaarverslagen 2011, 2012 en 2013.
PwC
Pagina 98 van 105
A.
Bronnenlijst
European Food Safety Authority, 2014, The European Union Summary Report, Trends and Sources of Zoonoses, Zoonotic Agents and Food-borne outbreaks in 2012 Financieel Dagblad, 25 juli 2014, artikelen “veevoeraffaire smet op vleesimago: ‘Dit raakt de hele sector’ ” en “ruim 100 bedrijven op slot door vervuild veevoer” GD, 2012-2014, Rapportages monitoring diergezondheid varkens en runderen 2011, 2012, 2013 GD, 2014, hoofdpunten monitoring diergezondheid varkens tweede half jaar 2013 KPMG, 2013, Rapport inventarisatie antibioticumregistratie door dierenartsen LTO, 2014, column Maarten Rooijakkers “producenten organisatie varkenshouderij” Memo PVV, 2014, Monitoring kritische stoffen openstaande punten status 18072014.docx PVV, 2007, Verordening Varkensleveringen (PVV) 2007 PVV, 2012, Jaarverslag monitoring kritische stoffen kalveren 2012 PVV, 2012, Jaarverslag PVV 2011 PVV, 2013, Jaarverslag PVV 2012 PVV, 2014, Jaarverslag PVV 2013 PVV, 2014, Memo procesbeschrijving antibioticareductie PVV, 2014, Memo uitvoering controle en toezicht VVL in VIN PVV, 2014, Programma MKS 2014 PVV, 2014, Voorlopige jaarcijfers 2013 PVV, Vee Vlees en Eieren in Nederland, Kengetallen 2012 PVV,2008, communicatieplan beleidscyclus PPE en PVV 2008 Rabobank, 2013, Rabobank Food & Agri marktanalyse: marktkansen en uitdagingen Nederlandse varkenshouderij RIKILT WUR, 2013, Antibiotica van nature in gewassen aanwezig / Bjorn J.A. Berendsen, 2013, LC-MS residue analysis of antibiotics, What selectivity is adequate? RIVM, 2013, Antibioticaresistentie in Nederland neemt toe RIVM, 2014, infectieziekten bulletin RIVM, jaargang 25 nummer 1 / RIVM, 2012, infectieziekten bulletin RIVM jaargang 23, nummer 1 RIVM, 2014, The incidence of human Salmonellosis SDa, 2012, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2011
PwC
Pagina 99 van 105
SDa, 2013, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2012 SDa, 2014, Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2013 SKV, 2013, Jaarverslag SKV 2012 Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB), 2014, Nethmap-MARAN 2014 Stuurgroep Antibioticaresistentie Dierhouderij (commisie-Werner), 2010, Nota Extra maatregelen ter bestrijding van antibioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij Tuchtgerecht PPE en PVV, 2012-2014, jaarverslagen 2011, 2012 en 2013 WUR, 2012, LEI rapportage 2012-025
PwC
Pagina 100 van 105
B.
Het ‘agility’-gedachtegoed
Op weg naar een behendige en slagvaardige overheid Met het bijschaven van de dienstverlening of het verhogen van belastingen redt de overheid het niet meer als zij haar financiële uitdagingen het hoofd wil bieden en de kwaliteit van de dienstverlening op peil wil houden. Daarnaast vereist de netwerksamenleving een anders opererende overheid. Steeds meer overheidsinstanties komen daarom met alternatieve oplossingen. Overal om ons heen zien wij aansprekende voorbeelden van een grotere focus op maatschappelijke effecten en een hervorming van verouderde bureaucratie. We bevinden ons in het beginstadium van de overgang naar een nieuw overheidsmodel: de ‘agile’ overheid. Wat is ‘agility’? Een goede Nederlandse vertaling van ‘agility’ is behendigheid. ‘Agility’ leent zich bij uitstek voor organisaties die opereren in een complexe en snel veranderende omgeving. Centraal in het ‘agility’ concept staat het snel kunnen inspelen op de wensen en eisen van de omgeving en het snel kunnen aanpassen aan een veranderende omgeving zonder daarbij het eindresultaat en doelmatigheid uit het oog te verliezen. Een ‘agile’ organisatie is zowel toegankelijk, transparant, adaptief, responsief, efficiënt, effectief en accountable. NB: Effectiviteit, adaptiviteit, responsiviteit en efficiëntie zijn de dominante ‘agility’ kenmerken.
PwC
Pagina 101 van 105
Het ‘agility’ transitie-framework In het visiedocument "De 'agile' overheid" brengt PwC enkele aansprekende initiatieven samen in een pragmatisch framework. Dit bestaat uit 10 transitieprincipes. Hiermee kunnen wij overheidsorganisaties op een gestructureerde manier meer 'agile' maken (zie figuur B.1). Deze transitieprincipes zijn onderverdeeld in drie clusters:
Bij een andere oriëntatie zijn de gewenste maatschappelijke effecten (effecten) leidend. Een focus op effecten impliceert netwerk-/ketendenken omdat vaak meerdere partijen een bijdrage leveren aan het realiseren van gewenste maatschappelijke effecten. Een focus op effecten in plaats van input leidt volgens PwC tot een andere balans tussen de diverse netwerk-/ketenpartners (zoals de publieke sector, de private sector, het maatschappelijk middenveld en de burgers) in de levering en financiering van publieke diensten die bijdragen aan de gewenste maatschappelijke effecten. Deze twee bovenstaande clusters hebben ook gevolgen voor de inrichting en wijze van opereren (ten aanzien van mensen, processen, technologie, structuur en strategie) van de betreffende overheidsorganisatie als onderdeel van de keten zelf.
Figuur B1: Agiltiy kenmerken en transitieprincipes.
De ‘agility’ scan Om een 'agile' overheid daadwerkelijk te realiseren heeft PwC op basis van het visiedocument samen met onze klanten een ‘agility scan’ ontwikkeld. Deze scan maakt het mogelijk om het huidige ‘agility’-niveau van de betreffende overheidsorganisatie te bepalen en leidt tot inzicht in de stappen die moeten worden genomen om de organisatie meer ‘agile’ te maken. Maatwerk is hierbij altijd ons uitgangspunt (zie figuur B.2).
PwC
Pagina 102 van 105
Figuur B.2: Toepassing ‘agility’ scan.
PwC
Pagina 103 van 105
C.
Onderzoeksbeschrijving agility scan
Deze appendix bevat een overzicht van het aantal respondenten van de agility scan en de achtergrond van deze respondenten. Ook wordt de vragenlijst per agility kenmerk en thema weergegeven. Niet alle vragen in de vragenlijst worden gelijk meegewogen in de totaalscore. Daarom wordt de weging van de vragen in de totaalscore ook weergegeven. Naast de vragen en de weging vindt u in deze appendix ook de gemiddelde score per vraag van de respondenten terug.
C.1. Respondenten In totaal zijn er 66 verzoeken verstuurd om de agility scan in te vullen. Een zo representatief mogelijke groep van ketenpartners, bepaald door de PVV begeleidingscommissie, op het gebied van antibiotica, onderzoek & innovatie, MKS en VVL zijn bevraagd. In tabel C.1.-1 wordt weergegeven hoeveel respondenten er per organisatie zijn.
Organisatie
Antibioticareductie kalveren en varkens
Onderzoek & Innovatie varkens
MKS kalveren
VVL
Uitvraag
Respons
Uitvraag
Respons
Uitvraag
Respons
Uitvraag
Respons
COV
1
1
1
0
2
2
1
1
Co-More
1
0
2
0
0
0
0
0
SKV (Co-More)
1
1
0
0
2
1
1
0
Van Drie
2
2
0
0
2
1
0
0
VION
0
0
1
1
0
0
0
0
LTO
3
3
3
0
3
1
5
2
NVV
2
1
3
2
0
0
3
1
KNMvD
4
3
1
1
0
0
0
0
WUR/ASG
2
0
2
2
0
0
0
0
SDA
1
0
0
0
0
0
0
0
GD
0
0
2
2
0
0
2
2
Nevedi
3
1
0
0
3
0
0
0
Ducares
0
0
0
0
1
1
0
0
NVWA
1
0
0
0
1
1
0
0
TNO
0
0
0
0
2
2
0
0
IKB NL varkens
2
0
0
0
0
0
2
0
Klaremelk BV
0
1
0
0
0
0
0
0
Vee & Logistiek
0
0
1
1
0
0
2
1
Anoniem
-
0
-
0
-
1
-
2
23
13
16
9
16
10
16
9
Totaal
Tabel C.1.-1: Aantal respondenten per thema.
PwC
Pagina 104 van 105
C.2. Vragenlijst en berekening totaalscore Per agility kenmerk is een lijst met stellingen opgesteld, die respondenten kunnen beantwoorden met vijf keuzes: Zeer mee oneens Mee oneens Neutraal Mee eens Zeer mee eens Elke stelling is dusdanig geformuleerd dat een hoge score (bijvoorbeeld 5 – zeer mee eens) een positieve indicatie geeft voor het kenmerk en een lage score (bijvoorbeeld 1 – zeer mee oneens) geeft een negatieve indicatie. Daarnaast worden stellingen die een grotere bijdrage hebben aan het kenmerk zwaarder gewogen dan andere stellingen. De totaalscore per kenmerk wordt berekend door een gewogen gemiddelde te nemen van de score per vraag. In de tekst worden de totaalscores geïnterpreteerd zoals weergegeven in tabel C.2.-1 Score
Interpretatie tekst
1,00 - 1,25
Zeer negatief
1,25 - 1,75
Zeer negatief tot negatief
1,75 - 2,25
Negatief
2,25 - 2,75
Negatief tot neutraal
2,75 - 3,25
Neutraal
3,25 - 3,75
Neutraal tot positief
3,75 - 4,25
Positief
4,25 - 4,75
Positief tot zeer positief
4,75 – 5,00
Zeer positief
Tabel C.2.-1: Interpretatie van scores
PwC
Pagina 105 van 105