www.prv-overijssel.nl Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle
Aan Provinciale Staten
Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 4803
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk BA/2004/3144
Bijlagen 1
Doorkiesnummer 2055
Inlichtingen bij Hr. T.E. Sytsema
Datum 30 november 2004
Onderwerp
3e kwartaalbericht Brussel
Hierbij bieden wij u het 3e kwartaalbericht Brussel ter kennisneming aan. In het kwartaalbericht informeren wij u over de voor Oost-Nederland van belang zijnde Brusselse ontwikkelingen in het afgelopen kwartaal.
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Voorzitter,
Secretaris,
ATTENTIE: GEWIJZIGD RABO Zwolle 3973.41.121
Het provinciehuis is vanaf het NS-station bereikbaar: met stadsbus lijn 1 richting Berkum, halte provinciehuis
Bezoekadres Luttenbergstraat 2 Zwolle
Aan: Van: Datum:
beide colleges van GS Hein Cannegieter en Rob van Eijkeren 27 oktober 2004
Derde Kwartaalbericht 2004 Bureau Brussel van de Oost-Nederlandse Provincies ten behoeve van Provinciale Staten van Gelderland en Overijssel.
Regionaal Beleid Structuurfondsen Op 14 juli werden de concept-verordeningen van de structuursfondsen en plattelandsontwikkeling 2007-2013 gepubliceerd door de Europese Commissie. De eerdere voorstellen van de Commissie, waarover wij spraken in het vorige kwartaalbericht, zijn slechts op een paar punten gewijzigd: Het meest in het oog springend was de resolute formulering die de Commissie uiteindelijk heeft gekozen voor de plaats van de inbreng van de (grote) steden in de programmering voor de structuurfondsen, namelijk binnen de regionale programma’s en dus niet apart, zoals het in de huidige periode nog wel kon. Volgens de voorstellen moet het stedelijk luik als het ware een subprogramma van het regionale programma zijn. Wel kunnen na vaststelling door de Commissie van het regionale programma de steden zelf een stuk verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering ervan, maar het is en blijft een onderdeel van het regionale programma. Hiermee is uiteraard een goede afstemming tussen stad en ommeland gewaarborgd. Op een vraag hierover tijdens de presentatie in Brussel antwoordde Eurocommissaris Barrot ook ondubbelzinnig in bovenstaande zin. Overigens begrepen wij uit reacties van de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EU (de Nederlandse ambassade bij de EU) en van enkele grootstedelijke vertegenwoordigers dat men dit toch anders ziet. Uit een eerder optreden van minister De Graaf (BZK-Grotestedenbeleid) was dit al duidelijk geworden. De Graaf zal zijn uiterste best gaan doen een apart nationaal stedenprogramma te kunnen maken, los dus van de provincies en de regionale programma’s. Maar zoals het er nu uitziet zullen, als de Commissie zijn zin krijgt van Europees Parlement en Raad van Ministers, provincies en steden samen - uiteraard met het Rijk - een programma moeten maken. De lidstaten krijgen trouwens wel een belangrijke rol bij de keuzes die in elk land gemaakt moeten worden. Zij moeten een strategische document maken waarbij uiteraard de Europese criteria voor de inzet van structuurgeld uitgangspunt zijn. Basis voor deze criteria is de Lissabon-strategie: alles moet meehelpen Europa tot de meest concurrerende en duurzame economie in de wereld te maken. Dus anders dan tot nu toe zullen ook kansrijke regio’s (en steden) en niet alleen achtergebleven gebieden in aanmerking kunnen komen voor Europese structuursteun. Dit is trouwens maar de helft van het verhaal. De andere helft zijn de sociale doelstellingen. Hierbij veranderen een aantal zaken, maar niet de principiële.
. Nederlands standpunt Een belangr ijk deel van de ‘hoofd’-lobby verschuift nu verder naar Den Haag. Officieel is onze regering tegen structuurgeld voor de EU-15, dus ook Nederland, of als dat niet lukt maar voor een klein beetje geld. In toenemende mate menen wij dat onze regering dat gevecht gaat verliezen. Dus moeten Gelderland en Overijssel nu zo gaan voorsorteren dat straks als de Nederlandse ‘fair share’ binnen is onze regering niet om Oost-Nederland heen kan bij de verdeling van het geld! Beide provincies zijn – evenals alle andere uiteraard - al intern begonnen met na te denken over dat ‘voorsorteren’. Zeer interessant was de toespraak van de staatssecretaris EZ, mw.K.van Gennip, die zij namens het EU-Voorzitterschap uitsprak bij de openingsbijeenkomst van de “Open Dagen” (zie hierna). Ze gaf niet alleen hoog op van het belang van (samenwerkende) regio’s voor de integratie van het uitgebreide Europa, maar ook nuanceerde zij het (afwijzende) standpunt de Nederlandse regering ten aanzien van de structuurfondsen in hoge mate. De Nederlandse decentrale overheden trekken hun eigen plan en spreken daar weer met enige regelmaat over met een aantal Haagse ministeries, die in ieder geval nu ‘in’ zijn voor een serieuze ‘terugvaloptie’. . het nieuwe Interreg Een van onze kleinere lobbydoelen was om het huidige Interreg-III-C (Interregionale samenwerking) in de toekomstige Interreg-doelstelling (D3 – Coöperatie) te houden. De Commissie wilde dat niet, te lastig, en wilde het als een verplicht onderdeel ‘mainstreamen’ in de Concurrentiedoelstelling (D2). De Commissie heeft goed geluisterd naar de argumenten, maar desondanks uiteindelijk geen keuze gemaakt. Binnen D2 is de verplichting blijven staan om met één andere Europese regio samen te werken, maar toch gaven ze ons ook onze zin: in de Interreg-doelstelling is naast de grensoverschrijdende samenwerking (wat ons betreft dus met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen) en de transnationale samenwerking (binnen Noord-West-Europa) ook – wat we wilden – de interregionale samenwerking overeind gebleven. Ook zeer interesssant was in dit verband de bijdrage aan een van de workshops in het Huis van de Nederlandse Provincies tijdens de Open Dagen in Brussel van een medewerkster van de Europese Commissie, DG Regio, over het toekomstige Interreg. Voor het hele Interreg komt volgens de plannen van de Commissie ruim 13 miljard euro beschikbaar voor 2007-2013. Bijna de helft gaat naar grensoverschijdende samenwerking (waarvan dan weer 12% naar de nieuwe buitengrenzen gaat). Evenveel – dus bijna de helft - gaat naar transnationale samenwerking (hetgeen een drastische verhoging is en dus veel meer mogelijkheden dan nu biedt) en 4,5% naar interregionale samenwerking (uitwisseling van kennis en ervaring). Bij transnationale samenwerking denkt men aan watermanagement, bereikbaarheid, risicopreventie, hoog water, vervuiling, enz. Mogelijkheden genoeg voor OostNederland! Het is deels hetzelfde rijtje waarvoor men bij Doelstelling 2 (Concurrentie) geld kan krijgen. Alleen bij D2 heeft men geen partners nodig; alleen een goed plan. Bij D3 (Coörperatie) moet men gelijkgezinde partners in andere lidstaten hebben. Maar goed: er is tijd om goede samenwerkingsideeën uit te denken en we hebben al de nodige ervaring. Een ander lobbydoel hebben we niet gehaald: In de concepten en nu ook het Commissie-voorstel moet binnen de regionale programma’s van een lidstaat 50%
uitgegeven worden uit de economische pot ( het EFRO) en 50% uit de sociale pot (het ESF). Je mag iets schuiven maar niet veel. Wij wilden een flexibele inzet (in de praktijk meer EFRO dan ESF), maar DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken was daar mordicus op tegen. Advies van hooggeplaatste contacten binnen de Europese Commissie, DG Regio, was dan ook: je moet het nu voor elkaar zien te krijgen via het Europees Parlement en de Raad van Ministers. . plattelandsontwikkeling Wat betreft plattelandsontwikkeling: er had een conferentie plaats in het Brabantse Hoeven, georganiseerd door IPO/HNP en LNV. Hier bleek dat LNV/provincies meer kritiek hebben op de nieuwe voorstellen van de Commissie dan in eerste instantie werd gedacht. De Commissie wil bijvoorbeeld de uitvoering van groene diensten in handen geven van de boeren en niet bv. in handen geven van Staatsbosbeheer of het Gelders of Overijssels Landschap. En zo zijn er nog enkele zaken die vrij principieel liggen. Net zoals bij de structuurfondsen is het de bedoeling dat de betreffende EUministerraad in december 2004 de contouren vaststelt van de verordening. Daar zal dus blijken of minister Veerman de concept-verordening in onze zin weet bij te buigen. Definitieve besluitvorming zou in juni 2005 moeten volgen. NRW Samen met de vertegenwoordiging van Noordrijn-Westfalen organiseerde het Bureau een bijeenkomst met een aantal andere ‘zware’ regio’s (Vlaanderen, Wallonie, Wales, Nedersaksen, Zuid-West-Engeland, West-Midlands, Catalonie) in het kader van een los-vaste samenwerking die eerder dit jaar startte. Hierbij werd de Nederlandse voorzitter van de Raadswerkgroep Stuctuurfondsen (waarin de 25 lidstaten zich over de voorstellen van de Commissie buigen), uitgenodigd om te vertellen hoe hij denkt de ministerrraad van december voor te bereiden.
Milieu &Water Commissie DEVE In het derde kwartaal vonden twee reguliere vergaderingen van de Commissie Duurzame ontwikkeling (DEVE) van het Comité van de Regio’s plaats in Brussel. De september- vergadering werd bezocht door Landbouwminister Veerman, in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap. De minister sprak over de beperkte EU- financieringsmiddelen voor de landbouwsector en de plattelandsontwikkeling nu en in de volgende periode en hield daarbij een pleidooi voor het zo effectief mogelijk benutten van deze middelen en de rol die Europese decentrale overheden daarbij kunnen en moeten spelen om tot een zinvolle invulling en besteding te komen. Op de agenda van de Cie DEVE stond de benoeming van een rapporteur voor het opstellen van een Comité-advies in reactie op de door de Europese Commissie, in juli, gepubliceerde mededeling te komen tot een Europees Actie Programma voor hoogwaterrisico- management. Gedeputeerde Henk Aalderink, die zich kandidaat had gesteld, werd benoemd. Afgezien van andere Europese kandidaten, dient te worden vastgesteld dat in de Commissie DEVE van het Comité van de Regio’s geen ‘watergedeputeerden’ zitting hebben , en dat gezien het gewicht van het hoogwater-
onderwerp voor decentraal Nederland, het verwerven van dit rapporteurschap van belang is. Aangezien het onderwerp “hoogwater” is ge-agendeerd voor de afsluitende raad van regeringsleiders onder NL-voorzitterschap op 20 december zal het advies van de rapporteur in de eerstvolgende Cie DEVE vergadering op 9 december worden behandeld en vervolgens worden aangeboden aan Raad, Commissie en Europees Parlement. Europees bodembeleid Het is nu wel duidelijk dat het idee van de Europese Commissie om in februari 2005 te komen met een voorstel tot een Kaderrichtlijn Bodem van tafel is. Het zal bij een voorstel tot richtlijn blijven en vanwege de komst van een nieuwe Milieu-commissaris zal een publicatie in februari niet worden gehaald. Gelukkig krijgt het onderwerp nu – nu er nog een wereld te winnen valt, denk aan de relatie met de Nota Ruimte - volop aandacht: Onder Nederlands voorzitterschap zal medio november een Europese bodem-conferentie worden georganiseerd, provinciale participatie is voorzien. Europese Richtlijn Luchtkwaliteit. In het vorige kwartaalbericht werd reeds aandacht besteed aan de problematiek rond het onderwerp luchtkwaliteit. Ambtelijk en bestuurlijk overleggen werden na het zomerreces voortgezet. Overleggen niet alleen in eigen kring van IPO/HNP, maar ook met het HNP bezoekende delegaties van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijk Ordening, de sinds twee jaar geprivatiseerde afdeling bestuursrechtspraak van het ministerie van VROM. Deze Stichting adviseert de Raad van State in zijn vernietigende uitspraken inzake luchtkwaliteit van de afgelopen tijd, waardoor uitbreiding van bedrijventerreinen en aanleg van o.a. spitsstroken werden getorpedeerd. De Raad va n State loopt hiermee vooruit op het per 1 januari 2005 van kracht worden van de Europese richtlijn Luchtkwaliteit. Ook een bezoek van de ambtelijk top van VROM werd aangegrepen om deze kwestie te bespreken en werd de aanbeveling gedaan op dit onderwerp mediation tussen Raad van State en VROM toe te passen. Om een en ander kracht bij te zetten zal binnenkort een IPO-bestuurlijk brief aan Staatssecretaris Van Geel worden gezonden, waarin zal worden bepleit gezamenlijk met de Nederlandse regering deze problematiek, met een belangrijk gezondheidsaspect, aan te kaarten bij de Europese Commissie voor 1 januari 2005, voordat de richtlijn officieel van kracht zal zijn en Nederland naar verwachting binnen de kortste keren in gebreke zal worden gesteld. Declaration of Arnhem De provincie Gelderland gooide hoge (Europese) ogen met een groots opgezette conferentie in het kader van het Charta van Europese Regio’s, dat vorig jaar werd vastgesteld bij een conferentie in Florence. Het zijn conferenties voor voorzitters van regionale Europese parlementen. De conferentie in het Arnhemse Musis Sacrum op 9 juli onder voorzitterschap van Statenvoorzitter CdK Kamminga werd bijgewoond door ongeveer 40 vertegenwoordigers van regionale parlementen en verder verschillende vertegenwoordigers van Europese organisaties. Onder de sprekers waren de voorzitter van het Comité van de Regio’s, Peter Straub, die ook voorzitter is van de Landdag (regioparlement) van de Duitse deelstaat Baden-Württemberg, de voorzitter van de regiokamer van de Raad van Europa, Yavuz Mildon, de Gelderse gedeputeerde Aalderink, die als het ware via een case study een scherp inzicht gaf hoe een regio als de provincie Gelderland inhoud geeft aan Europees beleid. Ook was er
op een groot scherm de video-opname te zien die was gemaakt van de speech van staatssecretaris Nicolai. Helaas kon hij zelf niet aanwezig zijn in verband met een al enige tijd tevoren voorziene uitlopende kabinetszitting. Het thema van de conferentie was meteen de titel: Crossing Borders. De ‘Declaration of Arnhem’ werd er vastgesteld en ondertekend. Onder meer zag de conferentie mogelijkheden voor een duidelijke bijdrage van regionale parlementen aan de ontwikkeling van regionale democratie op het Europese continent. Men constateerde dat in het proces van de Europese integratie dat moet volgen op de recente en toekomstige uitbreiding van de EU de Europese regio’s bij uitstek een bindende rol kunnen spelen, ook naar de ‘nieuwe buren’ toe. Verder verwelkomden de voorzitters van regionale parlementen de grotere rol die de regio’s volgens het grondwettelijk verdrag moeten gaan spelen, maar zien die rol wel als een minimum-optie in het besluitvormingsproces van de EU. Ook wenste de conferentie een actieve rol voor regionale parlementen in het proces van beleidsvorming, actieve relaties met het Europees Parlement, de Commissie, het Comité van de Regio’s en de regiokamer van de Raad van Europa. De conferentie bevestigde de vitale rol van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking voor de toekomst van Europa en vroeg de Europese instellingen en lidstaten dit nog meer dan nu te faciliteren. Tenslotte deed de conferentie een dringend beroep op Europees Parlement, Europese Raad, Comité van de Regio’s en de Raad van Europa om regionale parlementen te betrekken bij het voortgaande proces van democratisering in Europa. De declaratie is toegezonden aan het voorzitterschap van de EU (de Nederlandse regering), de voorzitter van het EP, de voorzitter van het Comité van de Regio’s, de voorzitter van de Raad van Europa en de Nederlandse Europarlementeriers.
Open Dagen Hoogtepunt in september was voor het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP) en daarin het Bureau Brussel van de Oost-Nederlandse Provincies het evenement van de Open Dagen. Tien clusters van regionale bureau’s in Brussel zetten hun deuren open, organiseerden actuele workshops, tentoonstellingen, ontvangsten. Het HNP was samen met het bureau van de G4 een van die clusters. Vier dagen lang hingen de vlaggen van Europa, Nederland, de twaalf provincies en de vier grote steden aan het gebouw in de Aduatukersstraat in Brussel. Binnen pasten de tentoonstellingen nauwelijks in de verschillende verdiepingen en in het auditorium hadden in drie dagen zes workshops plaats, twee georganiseerd door de provinciale bureau’s (Interreg en innovatie), een door de G4 (stedelijke dimensie) en drie door DG Regionaal Beleid (twee maal capacity building en interregionale samenwerking). Ze zaten vol tot overvol en aldus bezochten zo’n 400 belangstellenden uit de nieuwe en oude EU-lidstaten het HNP. Onder de sprekers bij de workshops waren onder meer CdK Jansen (over de drie Oost-Nederlandse innovatie-valleys) en gedeputeerde Aalderink (over de grensoverschrijdende samenwerking bij hoogwater). Ander hoogt epunt tijdens de Open Dagen was de ontvangst die HNP/G4 in het kader van het Nederlandse Voorzitterschap van de EU hadden georganiseerd in de zeer stemmige Bibliothèque Solvay in het Leopoldspark naast het Europees Parlement. Het werd een zeer geslaagde ontvangst. Veel Nederlandse Europarlementariërs waren er, medewerkers van de Europese Commissie met wie wij werken, collega’s van andere regionale bureau’s en bedrijven. En niet te vergeten vele provinciale bestuurders. Na
de opening van het HNP in 2000 was dit de grootste en ook meest geslaagde ontvangst die we organiseerden.