Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen Ten behoeve van het mogelijk maken van de herbouw van de Puurveense molen te Kootwijkerbroek en het planologisch vastleggen van de molenbiotoop wordt de Parapluherziening De Puurveense Molen opgesteld. Van 13 juni tot en met 24 juli 2014 heeft het ontwerp voor de parapluherziening ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. De volgende zienswijzen zijn binnengekomen. 1.
a.
a.
Hekkelman Advocaten N.V. Datum ontvangst: 23-07-2014 P.P.A. Bodden Datum dagtekening: 23-07-2014 Postbus 1094 Registratienummer: 605132 6501 BB NIJMEGEN namens J.W. Dekker, Puurveenseweg 28 Zienswijze: De heer Dekker exploiteert aan het perceel Puurveenseweg 26 een veehouderijbedrijf. In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan wordt ten onrechte gesteld dat het perceel aan de Puurveenseweg 26 niet langer een agrarische bestemming heeft. Reclamant wijst erop dat ter plaatse het bestemmingsplan Buitengebied 2012 vigeert. Op grond van dit bestemmingsplan rust op het laatstgenoemde perceel wel degelijk een agrarische bestemming. Daarnaast merkt reclamant op dat de toetsing aan het aspect geur (voor zover deze heeft plaatsgevonden) ten onrechte niet inzichtelijk is. De heer Dekker vreest dat de komst van de molen hem beperkt in de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn veehouderijbedrijf. Van belang hierbij is dat de molen in de nieuwe situatie als geurgevoelig object zal kwalificeren. Gemeentelijke reactie: De nieuwe Puurveense molen is conform de Wet geurhinder en veehouderij aan te merken als geurgevoelig object. In de beoogde molen zullen mensen langdurig verblijven. Vanwege de ligging nabij de kern Kootwijkerbroek zijn er in de directe omgeving van de beoogde molen weinig agrarische bedrijven aanwezig. Het agrarisch bedrijf aan de Puurveenseweg 26 is het dichtstbij gelegen. De afstand tussen het agrarische bouwvlak aan de Puurveenseweg 26 zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en de dichtstbijzijnde hoek van het bestemmingsvlak van de Puurveense molen bedraagt circa 198 meter. Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 is gestart met het opstellen van het bestemmingsplan Puurveenseweg II. Beide bestemmingsplannen zijn in werking getreden. Het bestemmingsplan Buitengebied 2012 betreft enkel en alleen een actualiseringsplan waarbij de huidige planologische situatie is overgenomen. Dit geldt tevens voor het agrarische bouwvlak aan de Puurveenseweg 26. Het actualiseringsplan, bestemmingsplan Buitengebied 2012, is op 28 mei 2013 vastgesteld door de gemeenteraad, maar de door de gemeenteraad beoogde ruimtelijke ontwikkeling op deze locatie is vastgelegd in het bestemmingsplan Puurveenseweg II dat op 9 juli 2013 is vastgesteld. Het bestemmingsplan Puurveenseweg II, waarbij twee nieuwe woningen in plaats van het agrarische bedrijf zijn bestemd, is daardoor het geldende bestemmingsplan. Planologisch is er geen sprake meer van een bestemd agrarisch bedrijf. Desondanks hebben wij volledigheidshalve voor het opstellen van de Parapluherziening een geurberekening gemaakt, waar naar wordt verwezen in paragraaf 5.6 van de toelichting van de ontwerp parapluherziening. Het agrarisch bedrijf is in eigendom van de heer Dekker voor wat betreft het voorste gedeelte en in eigendom van de gemeente voor wat betreft het achterste gedeelte. Er rust op beide percelen nog een milieuvergunning. Echter, op basis van het Besluit
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 1 van 7
Huisvesting mogen er géén varkens meer worden gehouden, tenzij er aanvullende maatregelen worden genomen zoals het plaatsen van een luchtwassysteem. Op dit moment is daarvan nog geen sprake. Uitgaande van de mogelijke situatie dat de heer Dekker zal voldoen aan het Besluit Huisvesting, en rekening houdend met de eigendomssituatie, zal de geurbelasting op de dichtstbijzijnde hoek van het bestemmingsvlak van de molen 5 odeur units (ou) bedragen. Op grond van de vigerende geurverordening van de gemeente Barneveld geldt voor dit gebied een norm van 14 ou. De berekende geurbelasting is lager dan de norm, waardoor er geen belemmeringen optreden voor het agrarisch bedrijf en een goed leefklimaat is gewaarborgd voor de Puurveense molen. Ook de achtergrondbelasting leidt niet tot overschrijding van de streefwaarden. Naar aanleiding van de zienswijze hebben wij nog een aanvullende berekening uitgevoerd, waarbij er van wordt uitgegaan dat de heer Dekker overeenstemming met de gemeente zou bereiken om in de bestaande stallen die in eigendom zijn van de gemeente dieren te houden. Uitgaande van het (in het verleden) vergunde veebestand, is een worst-case berekening gemaakt. Hierbij zijn de vleesvarkens als emissie-arm meegerekend en is alle geur op de rand van het agrarische bouwvlak (zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2012) berekend. Bij de molen is de dichtstbijzijnde hoek van het bestemmingsvlak aangehouden. Uit deze onrealistische uitgangspunten blijkt dat er op het rekenpunt (dat dichter bij het agrarisch bouwvlak ligt dan waar de molen feitelijk geplaatst zal worden) de geurbelasting op 9,9 ou uitkomt. Dit is ruimschoots onder de norm zoals vastgesteld in de geurverordening. Geconcludeerd moet worden dat de beoogde molen de heer Dekker niet zal beperken in de ontwikkelingsmogelijkheden van het, eventueel aanwezige, veehouderijbedrijf. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
b.
b.
Zienswijze: De gronden aan de Puurveenseweg 26 en 28 zijn blijkens de verbeelding bij het ontwerpbestemmingsplan gelegen binnen de te vestigen molenbiotoop. Blijkens de toelichting vloeien hier ter plaatse beperkingen in de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit voort. Dit is echter niet terug te vinden in de onderhavige herziening van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Reclamant verzoekt de gemeente hieromtrent meer duidelijkheid te verschaffen. Gemeentelijke reactie: De onderhavige parapluherziening betreft geen algehele herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012, maar een gedeeltelijke herziening van diverse bestemmingsplannen. Een parapluherziening kan worden gezien als een bestemmingsplan dat als een paraplu over andere bestemmingsplannen heen hangt. Voor zover regels niet zijn opgenomen in deze parapluherziening, gelden de regels zoals zijn opgenomen in het betreffende moederplan. De bouw- en gebruiksregels die gelden ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone – Molenbiotoop” op de gronden Puurveenseweg 26 en 28 - voor zover gelegen binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2012 - staan in artikel 33.11 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012. Volledigheidshalve merken wij op dat het bestemmingsplan Puurveenseweg II - vigerend voor de gronden aan de Puurveenseweg 26 - niet is meegenomen in de ontwerp parapluherziening. Dit bestemmingsplan wordt wel meegenomen in de vast te stellen parapluherziening. Conclusie: ambtshalve wordt de parapluherziening aangepast door deze ook van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan Puurveenseweg II.
c.
Zienswijze: Met betrekking tot het gestelde in de bouwregels uit het ontwerpbestemmingsplan die gelden voor de andere onderliggende bestemmingsplannen (niet zijde het bestemmingsplan Buitengebied 2012) wordt opgemerkt dat de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, waarnaar in deze bouwregels wordt verwezen, ten onrechte niet
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 2 van 7
planologisch is geborgd. Hierdoor bestaat er bij voorbaat ten onrechte geen duidelijkheid over de maximale bouwhoogte binnen de molenbiotoop. Een minimale bouwhoogte van de molen is immers niet voorgeschreven.
c.
Gemeentelijke reactie: De regels die gelden voor de aanduiding “Vrijwaringszone – Molenbiotoop” zijn opgenomen in alle bestemmingsplannen waarop deze parapluherziening van toepassing is en die zijn genoemd in artikel 1 van de regels. Gelet op de wijze van meten zijn de wieken niet bepalend voor het bepalen van de hoogte van de molen. Wieken worden aangemerkt als ondergeschikte bouwdelen. Dit blijkt ook uit de wijze van meten bij windturbines. Hiervoor geldt dus niet het bepalen van een bouwhoogte zoals dit wel geldt voor een bouwwerk. De hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen moet bepaald worden aan de hand van een omgevingsvergunning of een aanvraag om omgevingsvergunning. Voor de beoogde Puurveense molen is een ontwerp gemaakt. Er is tussen de initiatiefnemer en de gemeente overeenstemming bereikt over de bouwhoogte van de molen en over de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen. Deze laatste zal 9,5 meter bedragen. Op dit moment wordt de aanvraag omgevingsvergunning voorbereid. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
d.
d.
Zienswijze: De parapluherziening, die reeds de derde (partiële) herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 vormt, is onder meer strijdig met het rechtszekerheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. Door de stapeling van bestemmingsplannen valt voor de heer Dekker niet langer in te zien welk gebruik op zijn percelen is toegestaan, hetgeen ook strijdig is met het principe van een goede ruimtelijke ordening. Voorts blijkt uit de toelichting ten onrechte niet hoe de verschillende plangebieden van de onderliggende bestemmingsplannen zich qua ligging tot elkaar verhouden. Gemeentelijke reactie: Aangezien alle bestemmingsplannen en herzieningen van bestemmingsplannen digitaal vervaardigd en digitaal beschikbaar moeten worden gesteld, zijn de verschillende bestemmingsplannen waarop de voorliggende parapluherziening betrekking heeft, digitaal te raadplegen. Ook de partiële herzieningen van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 zijn digitaal te raadplegen. Op de website „www.ruimtelijkeplannen.nl‟ is per adres te raadplegen welk(e) bestemmingsplan(nen) vigeert (vigeren). Daarnaast zijn in de voorliggende parapluherziening in de digitale regels hyperlinks opgenomen naar de betreffende digitale regels van de moederplannen. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening conform de relevante wetgeving. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
e.
e.
Zienswijze: De molen kwalificeert blijkens het toegestane gebruik als een gevoelig object. Gelet hierop ontbreekt in de toelichting ten onrechte een toetsing aan de aspecten geluid en fijn stof. De heer Dekker vreest dat de komst van de molen hem beperkt in de ontwikkelingsmogelijkheden van zijn veehouderijbedrijf. Gemeentelijke reactie: De Wet geluidhinder (Wgh) beschermt de volgende objecten: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (bijvoorbeeld ziekenhuizen en verzorgingstehuizen) en geluidsgevoelige terreinen (bijvoorbeeld woonwagenstandplaatsen). De beoogde molen is geen geluidsgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarom is een geluidsonderzoek niet noodzakelijk.
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 3 van 7
Ten aanzien van fijn stof veroorzaakt door veehouderijen zijn er luchtkwaliteitsnormen. De luchtkwaliteit wordt beoordeeld op plaatsen waar significante blootstelling van mensen plaatsvindt. De molen kan een object met significante blootstelling zijn. Op het perceel Puurveenseweg 26 rust geen agrarische bedrijfsbestemming meer (zie de reactie onder a.). Desondanks hebben wij volledigheidshalve een berekening gemaakt voor een worst-case scenario waarbij de oorspronkelijk vergunde varkens en kippen zijn meegenomen: 16.000 legkippen en 1360 vleesvarkens beide op de hoogst mogelijke fijnstofemissie. Hierbij is tevens uitgegaan dat de stallen welke de gemeente in eigendom heeft ook in gebruik zouden zijn. Als toetspunt is de hoek van het bestemmingsvlak van de molen aangehouden, wat feitelijk dichter bij het perceel Puurveenseweg 26 ligt dan dat het in de praktijk zal zijn. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het toetspunt sprake is van een lage fijnstofemmissie (24,94 microgram/m³ waar dit 40 microgram/m³ mag zijn). Het aantal overschrijdingen blijft ver onder de maximaal toegestane norm (15,3 dagen terwijl de maximaal toegestane norm 35 dagen is). Ook de achtergrondconcentratie is niet erg hoog. De locatie ligt nabij de kern Kootwijkerbroek, er zijn geen grote bedrijven in de directe omgeving aanwezig en ook ligt de locatie niet bij een snelweg. Geconcludeerd moet worden dat de beoogde molen de heer Dekker niet zal beperken in de ontwikkelingsmogelijkheden van het, eventueel aanwezige, veehouderijbedrijf. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
f.
f.
Zienswijze: De toetsing aan de Ruimtelijke Verordening Gelderland en de Omgevingsverordening is niet volledig. Zo is onder meer niet getoetst aan de relevante bepalingen omtrent detailhandel. Voorts vraagt reclamant zich af of aan de juiste versie van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is getoetst. Gemeentelijke reactie: De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 15 december 2010 vastgesteld en in werking getreden op 2 maart 2011. Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening, als gevolg van de Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro). Op 19 december 2012 volgde een tweede herziening om de aanleg van een sportcomplex in Zaltbommel mogelijk te maken. Op 29 mei 2013 volgde een derde herziening om de ruimtelijke ontwikkeling van een tweetal initiatieven in de ecologische hoofdstructuur (EHS) mogelijk te maken, waarbij de kaarten „EHS‟ en „Recreatie‟ van de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn aangepast. Reclamant geeft niet aan wat de juiste versie is van de Ruimtelijke Verordening Gelderland waaraan getoetst moet worden. Ook geeft reclamant niet aan wat de gevolgen zouden zijn voor zijn cliënt door het niet gebruiken van de juiste versie. Het plangebied ligt volgens de kaarten behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland (zoals deze is vastgesteld en is herzien) binnen een gebied buiten het bestaand stedelijk gebied en buiten uitbreidingsrichtingen voor wonen en werken. Ook ligt het plangebied buiten de ecologische hoofdstructuur en niet binnen een nationaal landschap of een waardevol open gebied. Het plangebied is aangeduid als „nieuwe bebouwing buitengebied‟. Binnen de regels van de verordening is aangegeven onder welke voorwaarden nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken, bedrijventerreinen, recreatiewoningen, recreatieparken, glastuinbouw en detailhandel is toegestaan. Ten aanzien van detailhandel (niet zijnde grootschalige detailhandel) geldt dat in een bestemmingsplan nieuwe locaties voor detailhandel niet ten koste mogen gaan van de bestaande detailhandelsstructuur. In de Omgevingsvisie, welke door Provinciale Staten is vastgesteld op 9 juli 2014, staat dat de provincie en haar partners streven naar een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandel die bijdraagt aan vitale, aantrekkelijke steden en dorpen. Door trends als internetwinkelen, schaalvergroting en branchevervaging en door demografische ontwikkelingen verandert de winkelmarkt en neemt de vraag naar winkels aanzienlijk af. De ruimtevraag verandert mee. De bestaande centra in de (binnen-)steden en dorpen staan centraal. Om deze in de toekomst vitaal te houden streeft de provincie naar transformatie en vernieuwing van bestaande winkelgebieden. De provincie wil overcapaciteit aan winkels terugdringen. Dit voorkomt
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 4 van 7
leegstand en aantasting van de sociale en economische vitaliteit van winkelgebieden in dorpen en steden. Zie paragraaf 3.1.4.2 van de Omgevingsvisie. In de ontwerp Omgevingsverordening, welke naar verwachting eind september 2014 door Provinciale Staten wordt vastgesteld, is in artikel 2.3.7.1 ten aanzien van detailhandel opgenomen dat in een bestemmingsplan geen nieuwe locaties voor detailhandel mogelijk worden gemaakt die ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur. Voor zover er voor het betreffende gebied een regionale afspraak is gemaakt over de programmering van detailhandel (RPD) is de bestemming detailhandel in een bestemmingsplan alleen mogelijk als deze ontwikkeling niet in strijd is met de door GS vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van detailhandel. In de voorliggende parapluherziening wordt binnen de bestemming “Cultuur en ontspanning” bij de molen tevens de functie detailhandel toegestaan. Het toestaan van de verkoop van producten draagt, naast een kleinschalige horecavoorziening, bij aan de economische levensvatbaarheid van de her te bouwen korenmolen en daarmee het behoud ervan. Het gaat om detailhandel met een beperkte (winkel)oppervlakte en met een lokaal verzorgingsgebied. Gelet hierop zal de voorgenomen ontwikkeling niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur. In Kootwijkerbroek zijn een aantal speciaalzaken en één supermarkt gevestigd. De molen met verkoop van specifieke producten kan een kwalitatieve bijdrage leveren aan de bestaande detailhandelsstructuur van Kootwijkerbroek. Er zijn geen regionale afspraken ten aanzien van de programmering van detailhandel waarmee de beoogde ontwikkeling in strijd is. Conclusie: De zienswijze geeft aanleiding om paragraaf 4.2.1 van de toelichting van de parapluherziening aan te passen ten opzichte van de ontwerp parapluherziening.
g.
g.
Zienswijze: In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan ontbreekt ten onrechte een toetsing aan de ladder duurzame verstedelijking. Het mogelijk maken van de bouw van een molen kwalificeert wel degelijk als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het betreft een overige stedelijke voorziening in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Gemeentelijke reactie: Onderdeel a van artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht gemeenten om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde regionale behoefte, en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Op deze wijze wordt over- en ondercapaciteit zoveel mogelijk voorkomen. Deze verplichting moet leiden tot een regionale afstemming bij de invulling van een kwantitatieve of kwalitatieve woningbehoefte of bij een behoefte aan bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. Wij zijn van mening dat de molen geen „andere stedelijke voorziening‟ betreft zoals wordt bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Onder andere stedelijke voorzieningen vallen bijvoorbeeld onderwijs, zorg, sport en leisure. De bepaling van de behoefte aan dergelijke stedelijke voorzieningen is sterk gebaseerd op de bevolkingsontwikkeling en leeftijdsopbouw. De te realiseren korenmolen heeft een cultuurhistorische waarde en is lokaal gebonden. Er is geen regionale behoefte. Elders kan niet in deze lokale behoefte worden voorzien. Ook kan het terugbouwen van de molen niet elders in de regio gepland zijn. De beoogde functies van de molen dragen bij aan de economische levensvatbaarheid van de her te bouwen korenmolen en daarmee het behoud ervan. Voor wat betreft detailhandel is de detailhandel dat nu bij de molen planologisch wordt toegestaan zo kleinschalig, dat dit geen gevolgen zal hebben voor het winkelbestand in Kootwijkerbroek. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 5 van 7
h.
h.
Zienswijze: De (gelet op de verkeersaantrekkende werking van de molen) benodigde parkeermogelijkheden zijn ten onrechte niet planologisch geborgd. Gemeentelijke reactie: Aan het beoogde terrein van de molen wordt de bestemming “Cultuur en ontspanning” toegekend. Binnen deze bestemming zijn parkeervoorzieningen toegestaan (zie artikel 7.1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012). Er worden maximaal 20 auto‟s gelijktijdig op het terrein verwacht. Binnen het bestemmingsvlak “Cultuur en ontspanning” is voldoende ruimte voor te realiseren parkeerplaatsen aanwezig. Conclusie: De zienswijze geeft geen aanleiding om de parapluherziening ten opzichte van de ontwerp parapluherziening aan te passen.
i.
i.
Zienswijze: Uit de toelichting blijkt de economische uitvoerbaarheid van het ontwerpbestemmingsplan geenszins. De toelichting bevat op dit punt enkel niet onderbouwde en niet verifieerbare stellingen. Het haalbaarheidsonderzoek (dat reeds uit 2010 stamt en derhalve niet meer actueel is) bevestigt de twijfels omtrent de economische uitvoerbaarheid eens te meer. Gemeentelijke reactie: Er is een actuele raming van de kosten. De kosten die gemoeid zijn met de heroprichting van de molen zijn begroot op € 920.000,--. De Provincie Gelderland heeft op 20 februari 2014 besloten éénmalig een subsidie van € 499.537,-- te verlenen. De beschikking zal als bijlage aan het vast te stellen bestemmingsplan worden gevoegd. Het overige bedrag wordt door fondsenwerving door de Molenstichting bijeen gebracht. Door de provinciale subsidie en bijdragen van derden is reeds voorzien in dekking van 75% van de kosten. De resterende dekking zal de komende periode worden behaald door fondsenwerving van de Molenstichting. Gelet hierop is het aannemelijk dat een rendabele planverwezenlijking mogelijk is. Conclusie: De zienswijze geeft aanleiding om paragraaf 7.1 van de toelichting van de parapluherziening aan te passen ten opzichte van de ontwerp parapluherziening.
2.
a.
a.
G. Veldhuizen Datum ontvangst: 25 augustus 2014 Laageinderweg 54 Datum dagtekening: 25 augustus 2014 3774 TD KOOTWIJKERBROEK Registratienummer: 606774 Zienswijze: De indiener van de zienswijze vreest belemmering van toekomstige ontwikkelingen van zijn bedrijf. Gemeentelijke reactie: De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt zes weken (zie artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht). De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd. In dit geval is het ontwerp op 13 juni 2014 ter inzage gelegd en was het mogelijk om tot en met 24 juli 2014 een zienswijze naar voren te brengen. De zienswijze is gedateerd op 25 augustus 2014. De zienswijze is tevens ingeboekt op 25 augustus 2014. Nu de termijn liep tot en met 24 juli 2014 is deze zienswijze niet tijdig naar voren gebracht en dus buiten de termijn voor het indienen van zienswijzen. Gelet hierop laten we deze zienswijze buiten beschouwing. Daarnaast is de zienswijze per email ingediend. Artikel 2:15 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht geeft de mogelijkheid dat het bestuursorgaan de weg van het indienen van zienswijze per email openstelt. De ingediende zienswijze is echter niet op juiste wijze (via de gemeentelijke website en met gebruikmaking van DigiD om te legitimeren) naar voren gebracht en (daarom) niet ondertekend. Aan de indiener van de zienswijze hoeft geen herstelmogelijkheid geboden te worden nu de
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 6 van 7
zienswijze te laat is ingediend. Conclusie: De zienswijze is te laat ingediend en wordt inhoudelijk niet behandeld..
Nota Zienswijzen Parapluherziening De Puurveense Molen
pagina 7 van 7