Nota van commentaar Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Nota van commentaar naar aanleiding van de inspraak en het overleg met betrekking tot de
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
december 2006
Inspraak en vooroverleg met betrekking tot de beleidsnotitie Functieverruiming Buitengebied Op 37 september 2005 heeft het College van burgemeester en wethouders van Breda ingestemd met de terinzagelegging van de ontwerp-beleidsnotitie Functieverruiming Buitengebied. Na de publicatie van dit besluit in het Stadsblad heeft de ontwerp-beleidsnotitie van 27 oktober tot en met 23 november 2005 ter inzage gelegen in het Stadskantoor aan de Claudius Prinsenlaan te Breda. Tevens is op donderdag 3 november een inloopavond georganiseerd. In de inzage-periode hebben de betrokken instanties de ontwerp-beleidsnotitie schriftelijk toegestuurd gekregen. Zij zijn uitgenodigd om een schriftelijke inspraakreactie te geven. In het voortraject, dwz voorafgaand aan het vaststellen van de ontwerp-beleidsnotitie door het college, had met de meest betrokken partijen (ZLTO, BMF, Provincie Noord-Brabant) al tweemaal vooroverleg plaatsgevonden. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in de ontwerp-beleidsnotitie. Inspraak In het kader van de inspraak zijn 7 reacties ontvangen. De onderstaande personen en instanties hebben schriftelijk een inspraakreactie gegeven. De reacties zijn voorzien van een nummer. Van elke reactie is de inspraak puntsgewijs samengevat en van commentaar voorzien. In een aantal gevallen wordt verwezen naar het commentaar op een andere inspraakreactie. Het commentaar is steeds cursief gedrukt. Indien de reactie heeft geleid tot bijstelling van de beleidsnotitie dan is dit aangegeven in de kolom ‘gevolg’. Het feit dat een inspraakreactie niet of niet letterlijk is vermeld, wil niet zeggen dat de inspraak reactie niet is betrokken bij het opstellen van de beleidsnotitie. nr
Naam
Adres
Postcode
Plaats
1
Provincie Noord-Brabant, directie ruimtelijke ontwikkeling en handhaving
Postbus 90151
5200 MC
Den Bosch
2
P. van Rijckevorsel
Overaseweg 268
4836 BD
Breda
3
BMF tav J. van der Schroeff
Postbus 591
5000 AN
Tilburg
4
PA. Sloven
Brielsedreef 58
4841 KS
Prinsenbeek
5
ZLTO tav CPA van Bavel
Zanddreef 4
4839 AX
Breda
6
VLIP tav mw LMJC Mathon–van Vlijmen
Brielsedreef 82
4841 KS
Prinsenbeek
7
Bedrijven en bewoners Achter Emer en Rietdijk, tav R. van Damme, namens de volgende personen: C. de Graauw P. vd Riet M. vd Kieboom Joh. Vd Riet C. Poppelaars A. Poppelaars M. Cremers J. Poppelaars K. Poppelaars S. Mol P. Leijten J.P. Klijs
Achter Emer 15
4824 ZA
Breda
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Inspreker
Zienswijze
Motivering
Gevolg (gearceerde tekst wordt toegevoegd respectievelijk geschrapt)
1. provincie Noord- Brabant, directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving
1.1. De directie spreekt haar waardering uit voor de zorgvuldig afgewogen en opgestelde toetsingscriteria op basis waarvan initiatieven beoordeeld worden. 1.2. In de notitie ontbreekt in de tekst een duidelijke koppeling met een voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB). Dit terwijl uit het criterium E. wel af te leiden is dat de verruiming betrekking heeft op bestaande bebouwing. De directie verzoekt om de tekst hierop aan te vullen zodat hier geen onduidelijkheid over kan bestaan. 1.3. De directie mist onder de algemene toetsingscriteria nog een opmerking met betrekking tot stankhinder. Bijvoorbeeld het benutting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor wonen kan alleen als er geen sprake is van ligging binnen een stankcirkel. 1.4. De directie wijst erop dat op pagina 9 van de notitie per omissie niet wordt vermeld dat de verruimde mogelijkheden in het ‘echte buitengebied’ ook betrekking hebben op hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. 1.5. Op basis van de nota buitengebied in ontwikkeling dienen de verruimde hergebruiksmogelijkheden van vab’s door middel van een rood-voor-groenconstructie een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De directie mist in de beleidsnotitie een duidelijkheid over de wijze waarop deze bijdrage wordt gegarandeerd en geïnstrumenteerd (bijvoorbeeld door het bijdragen aan een “landschapsfonds” of het leveren van maatwerk in relatie tot de grootte van het financieel voordeel). In hoofdstuk 5 implementatie is opgenomen dat voor de kwaliteitswinst in het buitengebied nog concrete normen moeten worden vastgelegd. De directie verzoekt dit punt voor vaststelling van de notitie nader uit te werken. 1.6. In de notitie zijn de hergebruiksmogelijkheden afhankelijk gesteld van de bestemming van het gebied. Zo zijn er in Agrarische gebieden met natuurwaarden geen mogelijkheden voor cat. 1 en 2 bedrijven. Deze systematiek maakt het mogelijk afhankelijk van de aanwezige waarden zoals opgenomen in het bestemmingsplan een afweging te maken ten aanzien van nieuwe functies. Dit kan een goede werkwijze zijn. Wel verzoekt de directie nog inzichtelijk te maken of de huidige bestemmingen of bestemmingsplannen in overeenstemming zijn met de gebiedsaanduidingen uit het streekplan 2002. Specifiek is van belang dat op basis van de vigerende bestemmingsplannen in de functieverruimingsgebieden geen bestemming ‘Agrarisch gebied’ is gelegd op gronden welke op basis van het Streekplan onderdeel zijn van de GHS. De directie verzoekt hier in de vastgestelde beleidsnotitie nog op in te gaan.
1.1. VK. 1.2. In tegenstelling tot wat wordt gesuggereerd heeft de functieverruiming niet uitsluitend betrekking op VAB’s, maar ook op burgerwoningen in het buitengebied. Dit zal worden verduidelijkt in de tekst. 1.3. Een opmerking met betrekking tot stankhinder zal aan de algemene toetsingscriteria worden toegevoegd 1.4. Een vermelding van de mogelijkheden voor hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zal worden toegevoegd. 1.5. Het is evident dat een heldere norm voor de vereiste bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit helderheid biedt voor de initiatiefnemer en andere belanghebbenden. Anderzijds is het stellen van een eenduidige norm voor een breed spectrum van mogelijke initiatieven een lastige opgave. De gewenste landschappelijke inpassing kan verschillen per gebied, per locatie en per initiatief. Een eenduidige norm schiet tekort waar maatwerk gevraagd wordt. Aan dit punt wordt tegemoet gekomen door het formuleren van een norm die toch enigszins flexibel kan worden gehanteerd. 1.6. Strijdigheid tussen de bestemmingen van het bestemmingsplan en de provinciale aanduidingen van het streekplan kan voorkomen bij verouderde bestemmingsplannen. De bestemmingsplankaarten zullen worden gecontroleerd en de functieverruimingsgebieden worden aangepast.
1.2. toevoegen op p. 9: in de bestaande (agrarische en nietagrarische) bebouwing… 1.3. toevoegen op p. 12 algemene toetsingscrieteria A. De activiteiten passen binnen de vigerende gebiedsvisies, gebiedsplannen en reconstructieplannen. De activiteiten zijn niet strijdig met overige rechtsregels, zoals de milieu-, horeca- en stankwetgeving. 1.4.toevoegen op p. 9: er zijn beperkt aanvullende mogelijkheden geschapen voor statische opslag van goederen (caravans en boten), voor paardehouderijen, voor hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor wonen en voor extensieve recreatieve functies. 1.5. vervangen op p. 13 H. De opstallen worden aan de hand van … tm bankgarantie. Door: H. De bebouwing wordt aan de hand van een beeldkwaliteitplan landschappelijk ingepast met behulp van gebiedseigen beplanting. Dit criterium is nader uitgewerkt in paragraaf 4.3. landschapsversterkende maatregelen. .Toevoegen paragraaf 4.3. landschapsversterkende maatregelen. 1.6. Aanpassen bijlage 2 kaart functieverruimingsgebieden.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Inspreker
Zienswijze
Motivering
Gevolg (gearceerde tekst wordt toegevoegd respectievelijk geschrapt)
2. P. van Rijckevorsel
2.1. Inspreker wil meer verruimingsmogelijkheden rond het zuidwestelijk gedeelte van de Overaseweg. In het betreffende gebied zijn al verschillende niet-agrarische bedrijven gevestigd
2.1. Van oorsprong vormde de Overaseweg ten westen van de bundel HSL/A16 een geheel met de Overaseweg aan de oostzijde van de bundel. Beide delen kennen dezelfde ontstaansgeschiedenis en hebben vergelijkbare gebiedskarakteristieken. Ze kunnen worden beschouwd als een landschappelijke eenheid. De ontwikkeling van de autosnelweg en de HSL hebben de beide delen van elkaar gescheiden. In het westelijke gedeelte van de Overaseweg ligt een bebouwingscluster van zeven woonhuizen annex bedrijven, waaronder twee agrarische bedrijven en drie nietagrarische bedrijven.
2.1 Aanpassen bijlage 2 kaart functieverruimingsgebieden.
Voorgesteld wordt om de beide delen van de Overaseweg als een geheel te beschouwen en integraal aan te duiden als functieverruimingsgebied. 3. BMF
3.1. verzoek expliciet als algemeen uitgangspunt te benoemen om het landschap te gaan versterken en natuur- en landschapselementen en belangrijke cultuurhistorische structuren te beschermen. 3.2. bepaalde gebieden (bijvoorbeld ten noorden van Teteringen, het gebied bij IJpelaar, het gebied ten (zuid)oosten van Ulvenhout, nabij Wolfslaar en een aanzienlijk deel van De Rith en Het Lies) zijn ten onrechte of (veel) te groot als functieverruimingsgebied op kaartbijlage 2 terecht gekomen. 3.3. verzoek om de overlap van de functieverruimingsgebieden met de Landschaps Ecologische Zones te laten vervallen, in het bijzonder bij Effen en bij De Rith en Het Lies, langs het Hoeveneind ten noorden van Teteringen en Lijndonk ten oosten van Bavel. 3.4. verzoek om normen voor landschapsversterking alsnog te formuleren en keihard vast te leggen. 3.5. verzoek een zonering op te nemen dat verblijfsrecreatie (bv minicampings) en andere intensieve recreatie zich niet tegen de natuur aan kan gaan ontwikkelen 3.6. de formulering dat ‘aanvullende landschapsversterkende maatregelen verplicht worden gesteld indien de voorgestelde ingreep een grote impact heeft op de kwaliteit van het betreffende gebied’ is strijdig met het uitgangspunt dat ingrepen moeten leiden tot verhoging van de kwaliteit. 3.7. In de gebieden An en Aln en tegen de EHS aan is de omzetting naar een recreatiebedrijf ongewenst vanwege de impact op de natuurwaarden.
3.1. met de nota functieverruiming beoogt het college een dubbelslag te maken. Enerzijds wordt ruimte gegeven voor nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied; anderzijds wordt gepoogd de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied te verhogen. Deze dubbelslag zal explicieter in de tekst worden vastgelegd. 3.2. Alle door de inspreker genoemde gebieden voldoen aan de criteria voor functieverruimingsgebieden die in de ontwerp-beleidsnotitie zijn opgenomen. Er zijn dan ook geen valide redenen om functieverruimingsgebieden te schrappen. 3.3. zie 3. 1. Met de aanduiding als functieverruimingsgebied beoogt het college onder meer om de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied te verhogen. Daarmee kan de functieverruiming een bijdrage leveren aan de realisatie van de Landschaps Ecologische Zones. Ongewenste aantasting van natuur en landschap zal worden voorkomen. 3.4. zie 1.5. 3.5. daar waar recreatiebedrijven kunnen leiden tot ongewenste aantasting van de bestaande waarden zal op basis van het algemene toetsingscriterium G (‘er vindt geen aantasting plaats van (potentiele) landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden. Ook de effecten op de waarden in de wijdere omgeving worden hierbij meegewogen’) medewerking worden onthouden. 3.6. tekst zal worden aangepast 3.7.zie 3.5.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
3.1. toevoegen p. 3. Met de voorliggende beleidsnotitie wordt een dubbelslag beoogd. Enerzijds wil de gemeente mogelijkheden bieden voor nieuwe economische activiteiten in het buitengebied door ‘functieverruiming.’ Selectief wordt ruimte geboden aan niet-agrarische bestemmingen in het buitengebied. Anderzijds wil de gemeente een positieve impuls geven aan de kwaliteit van het buitengebied door de initiatiefnemers van de nieuwe niet-agrarische activiteiten te laten investeren in het landschap. Hier is dus het motto ‘voor wat hoort wat’ van toepassing. De hierboven beschreven dubbelslag komt overeen met de uitgangspunten van de provinciale beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004). 3.6. schrappen zin p 13 In voorkomende gevallen worden aanvullende landschapsversterkende maatregelen verplicht worden gesteld indien de voorgestelde ingreep een grote impact heeft op de kwaliteit van het betreffende gebied. Zie ook 1.5.
Inspreker
Zienswijze
Motivering
4. PA Sloven
4.1. op voorhand worden delen van het Brabantse buitengebied uitgesloten. waarom worden de mensen die wonen in bepaalde delen van het Bredase buitengebied (specifiek: het gebied Prinsenbeek-Noord) de extra keuzevrijheid misgunt die andere Bredanaars blijkbaar wel krijgen? Is hier geen sprake van een discriminatie van niet-verkorenen? En bevoordeling van hen die u wel meer keuze gunt? Waarom moet dat dan al in dit pril stadium gebeuren? waaraan ontleent Breda een grond voor rechtvaardiging om al in dit stadium van deze nota tot uitsluiting van groepen bewoners over te gaan? Gaat het college de nota functieverruiming verbreden en zo Prinsenbeek stimuli geven om Prinsenbeek-Noord als uitloopgebied voor recreatie behouden? 4.2. welk vergelijkingsmateriaal is gebruikt bij het inrichten van de nota. Op welke punten zijn er verschillen en op welke wijze is de keuze tot stand gekomen? Op welke punten zijn er overeen komsten en op welke wijze is de keuze tot stand gekomen? 4.3. (Verwezen wordt naar de in de notitie opgenomen beperkingen ten aanzien van detailhandel en minicampings in het buitengebied.) In hoeverre is er sprake van een nog te rechtvaardigen beleid als voor zoveel bewoners van het buitengebied de functieverruiming in feite zinloos is? Een specifieke tak van het bedrijfsleven kan hierdoor de gronden relatief goedkoop in handen krijgen. 4.4 de beleidsnotitie doet geen recht aan de evolutie en het karakter van Prinsenbeek-Noord. De driehoek tussen Overveld en Bosdal dient in aanmerking te komen voor functieverruiming. 4.5. de aanzet van deze nota is gegeven in 2003, waarom komt deze nota pas nu uit? Is de nota bewust vertraagt om andere plannen ten behoeve van glastuinbouw meer ‘body’ te laten krijgen? 4.6. is het uit oogpunt van een zo breed mogelijk bestuur niet verstandiger om de planologische zaken Functieverruiming en Glastuinbouw Prinsenbeek te ontvlechten en die ter ontlasting van die spanning in verschillende ambtelijke handen te leggen? 4.7. nieuwbouw van woningen dient onder voorwaarden bespreekbaar te zijn en opgenomen te worden in de tabel onder paragraaf 4.2. 4.8. in de notitie ontbreekt een overzicht van de effecten van subsidies om het buitengebied qua karakter te behouden en extra gebruiksmogelijkheden te geven, zoals een landelijke stimuleringsregeling voor het maken van wandelpaden. Voorbeelden van dergelijke doorwerkingen zou het realiteitsgehalte van de nota vergroten. 4.9. In de hardheidsclausule legt de gemeente zichzelf op om elk initiatief te toetsen aan de provinciale gebiedsplannen. Dit is strijdig met de gemeentelijke ambitie om autonomie te behouden over het buitengebied.
4.1. De locatie Prinsenbeek-Noord betreft de enige Bredase locatie met ontwikkelingsmogelijkheden voor de glastuinbouw, vastgelegd op de ontwikkelingenkaart van het bestemmingsplan buitengebied Prinsenbeek (2002), in de streekplanuitwerking BredaTilburg (2005) en in het gebiedsplan Brabantse Delta (2005). De betreffende locatie dient zoveel mogelijk voor de glastuinbouw te worden gereserveerd. Functieverruiming is derhalve strijdig met het algemene criterium dat dit moet passen binnen de vigerende gebiedsplannen en gebiedsvisies (p.12). 4.2. de ontwerp-beleidsnotitie is tot stand gekomen na bestudering van de provinciale notitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ en enkele recente bestemmingsplannen. De ontwerp- beleidsnotitie moet worden beschouwd als de locale vertaling van de provinciale beleidskaders. Er zijn op dit momen nog geen beleidsnotities bekend van andere gemeenten die zijn gebaseerd op dezelfde actuele Brabantse beleidskaders. 4.3 de beperkingen ten aanzien van de detailhandel en minicampings zijn gebaseerd op de provinciale beleidskaders. Zie verder 3.2.Grondspeculatie is geen onderwerp van de voorliggende beleidsnotitie. 4.4. zie 4.1. 4.5. het opstellen van de ontwerpbeleidsnotitie heeft vertraging opgelopen door de ontwikkeling van de provinciale beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (verschenen in juni 2004), de juridische implicaties van het nieuwe beleid en de beperkt beschikbare ambtelijke capaciteit. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de glastuinbouw in Prinsenbeek is verwoord in het bestemmingsplan buitengebied Prinsenbeek uit 2000 en heeft dus op de ontwikkeling van de voorliggende beleidsnotitie geen invloed gehad. 4.6. het beleid ten aanzien van functieverruiming en glastuinbouw wordt bepaald door het college van Burgemeester en wethouders. 4.7. nieuwbouw van woningen is op grond van het streekplan ‘Brabant in balans’ (2002) in principe uitgesloten. Uitzonderingen betreffen woningen in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling en vergelijkbare rood-voor-groen-constructies. De gemeente werkt aan een aparte notitie waarin de (on)mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen nader zijn uitgeschreven. 4.8. subsidieregelingen vallen buiten de context van de voorliggende beleidsnotitie. 4.9. Het toetsen aan de provinciale gebiedsplannen is noodzakelijk vanwege de toetspraktijk van het provinciale bestuur.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Gevolg (gearceerde tekst wordt toegevoegd respectievelijk geschrapt)
Inspreker
Zienswijze
Motivering
5. ZLTO
5.1. De beleidsnotitie is te sterk geschreven vanuit het belang van het stedelijk gebied. Het verbeteren van het economisch perspectief voor het buitengebied wordt onvoldoende als uitgangspunt genomen. Met bijvoorbeeld de statische opslag van uitsluitend boten en caravans wordt vooral een stadsprobleem in het buitengebied opgelost. 5.2. de verbetering van de landschappelijke kwaliteit is een gemeenschappelijk belang en moet ook evenredig gedragen worden. Voor nieuwbouwwijken en industriegebieden worden ook honderden hectares buitengebied van functie veranderd, waarbij landschappelijke compensatie achterwege blijft. Landschappelijke maatregelen moeten niet het verhogen van de economische vitaliteit in de weg staan. 5.3. kan er ook ruimte geboden worden aan kleine zelfstandige bedrijven o.a. in de bouw, de zogenaamde Z.Z.P.-ers; zelfstandigen zonder personeel? 5.4. Minicampings mogen in principe overal gevestigd worden maar wel binnen het bouwblok. In gebieden met bestemming ‘agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden’ en met bestemming ‘natuur’ zijn de bouwblokken veelal eng begrensd. Zijn hier mogelijkheden voor bouwblokverruiming of vestiging buiten het bouwblok?
5.1. de mogelijkheden voor statische opslag zijn beperkt door de provinciale kaders, vastgelegd in de beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (p. 21). 5.2. de verbetering van de landschappelijke kwaliteit is een van de uitgangspunten van de voorliggende beleidsnotitie. Deze staan niet ter discussie. Zie ook 3.1. Overigens wordt de gemeente wel degelijk door de provincie verplicht om groencompensatie te realiseren bij het in gebruik nemen van het buitengebied voor stedelijke functies. 5.3. ZZP-ers betreffen kleinschalige bedrijfjes die toekunnen met een beperkte bedrijfsruimte. In het algemeen veroorzaken zij geen overlast en hebben zij geen negatieve effecten op de ruimtelijke kwaliteit. Voor zover de ZZP-ers vallen binnen de milieucategorieën 1 en 2 kunnen zij gebruik maken van de in de voorliggende notitie beschreven mogelijkheden. De mogelijkheden voor ZZP-ers in de milieucategorie 3 zijn echter beperkt tot uitzonderingsgevallen, waarvoor maatwerk is vereist. De voorliggende beleidsnotitie voorziet niet in een generieke regeling voor zzp-ers in de milieucategorie 3. In voorkomende gevallen kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule. 5.4. De omvang van de bouwblokken wordt bepaald in de bestemmingsplannen buitengebied. Bij het bepalen van de omvang spelen meerdere aspecten een rol. Vestiging van minicampings is inmiddels onder voorwaarden ook mogelijk buiten het bouwblok. Overigens is verblijfsrecreatie van rechtswege niet toegestaan in agrarisch gebied met natuurlijke waarden (An en Aln-gebied).
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Gevolg (gearceerde tekst wordt toegevoegd respectievelijk geschrapt)
Inspreker
Zienswijze
Motivering
Gevolg (gearceerde tekst wordt toegevoegd respectievelijk geschrapt)
6. Vereniging Landschapsbehoud in Prinsenbeek
6.1. De plankaart is niet duidelijk en de legenda niet compleet. Onder andere het zwembad De Kuil ontbreekt in Prinsenbeek Noord. 6.2. Conform het provinciale beleid vindt men de functieverruimingsgebieden in gebieden met geconcentreerde bebouwing. Hulpkaart 1b van het Bestemmingsplan Buitengebied Prinsenbeek (2000) geeft deze geconcentreerde bebouwing aan in de bebouwingslinten maar deze wordt niet opgenomen als functieverruimingsgebied. Een deugdelijke motivering van deze afwijking ontbreekt. Het gebied rond de Brielsedreef, Overveldsestraat en de Verloren Hoek zou functieverruimingsgebied moeten worden zodat de in dit gebied gevestigde vollegronds- of glastuinders de zegeningen van de functieverruiming niet hoeven te ontberen. 6.3. Het is uit landschappelijk en extensief recreatief oogpunt onwenselijk dat kassen na (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging gebruikt zouden kunnen worden voor de opslag van onder andere caravans. Er dienen voorzieningen te worden getroffen zodat in die gevallen tot sloop van de kassen zal worden overgegaan.
6.1. Het zwembad De Kuil is inderdaad onjuist ingekleurd. Verder is de kaart met name bedoeld om de begrenzing van de functieverruimingsgebieden aan te duiden. 6.2. Zie 4.1. 6.3. Versterking van de landschappelijke kwaliteit is een van de uitgangspunten van de voorliggende beleidsnotitie. De notitie voorziet in de verplichting om bij gebruikmaking van de functieverruimingsmogelijkheden de overtollige bebouwing te slopen. Dat geldt ook voor de opslag van caravans. Hiertoe mag maximaal 1000 m2 van de bestaande bebouwing zoals kassen worden gebruikt; in agrarisch gebied met landschappelijke waarden 750m2. De overige bedrijfsbebouwing die niet in agrarisch gebruik is dient te worden gesloopt.
6.1. aanpassen bijlage 2 kaart functieverruimingsgebieden
7. Bedrijven en bewoners Achter Emer en Rietdijk
7.1. Het noordelijk deel van de landgoederenzone Haagse Beemden, ingeklemd tussen het bedrijventerrein Achter Emer en de woonwijken Asterd en Oorden voldoet aan de criteria voor de functieverruimingsgebieden. In het gebied zijn een aantal agrarische bedrijven, een tuincentrum en overige bedrijven gevestigd. In de visie Landgoederenzone Haagse Beemden zijn de agrarische bedrijven als pijler voor behoud en versterking aangewezen. Dat zou reden moeten zijn om de continuïteit van deze bedrijven te waarborgen. Aanwijzing als functieverruimingsgebied zal daaraan bijdragen.
7.1. Het betreffende gebied wordt in de toekomstvisie Landgoederenzone Haagse Beemden (2002) aangeduid met de term ‘landbouw-buiten.’ De bebouwing in dit gebied is gering. In totaal zijn er veertien bouwblokken verspreid over een lang, voornamelijk eenzijdig bebouwd en onderbroken lint. Waardevol is met name de transparantie van het lint en de doorzichten naar de achterliggende groene ruimte. In de toekomstvisie staat in dit gebied primair de ontwikkeling van de landbouwkundige functie voorop, rekening houdend met het aanwezige raamwerk van landschappelijke beplantingen.Functieverruiming en de daaraan gekoppelde landschapsversterkende maatregelen kunnen een extra impuls geven aan zowel de sociaal-economische vitaliteit als de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
7.1. aanpassen bijlage 2 kaart functieverruimingsgebieden.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied