Meditatie 15-05-2011 Lieve mensen, wat me in bloemen zo aanspreekt is hun schoonheid, hun verrassende en eigenlijk overbodige schoonheid. Want het gaat niet om de bloem. Het gras verdort, de bloem valt af… Het gaat om de vrucht en het zaad. De bloem is eigenlijk nauwelijks meer dan een bijproduct, een noodzakelijke fase van de plant om tot de vrucht te komen, noodzakelijk, dat wel, maar toch niet meer dan een fase, voorlopig. Bloemen behoren dood te gaan om ruimte te creëren voor vrucht en zaad. Het liedje dat we straks als slotlied zingen: Nu gaan de bloemen nog dood – nee, dat is vast niet geschreven door een tuinder! Bloemen zijn voorlopig, bestemd om dood te gaan. Des te wonderlijk is die schoonheid en die overvloed. De natuur kan je soms toch zo overweldigen met schoonheid, dat je denkt: hoe krijg ik zoveel schoonheid opgesoupeerd?? Schoonheid is ook iets waar ieder mens zich door laat raken. De grootste cultuurbarbaar is nog onder de indruk van een mooi berglandschap.
Die overvloed aan schoonheid doet me op een of andere manier denken aan God. Graag denk ik aan God als aan de ultieme schoonheid. Meestal associëren we God met liefde, vrede, recht, macht… Maar in God moet ook wel ongelooflijk veel schoonheid zijn. De bijbel heeft daar woorden voor: lieflijk, zoals je spreekt van een lieflijk landschap. En: de luister van God, het gracieuze, het heerlijke, oogverblindende. Als ik God zeg, zeg ik: overvloedige en ultieme schoonheid. Denk ook maar aan de schoonheid van muziek, in het bijzonder vanmorgen, met het mooie orgel hier in de Nikolaaskerk en nu ook nog de bijdragen van onze twee fluitisten. Denk aan de schilderijen van Van Gogh, die God zocht in de schoonheid van het licht.
Tot zover bloemen en schoonheid. Maar bloemen verrassen ook
omdat ze groeien en mooi staan te zijn op ongedachte plaatsen! Dan zie ik de prachtige bloei van een cactus voor me - zo'n lelijke cactus nota bene! met zijn lange, haast wulpse uitstulpingen en felle kleuren. Bloemen zijn in die zin tekenen van hoop. Waar je het niet verwacht zijn bloemen. En zo kunnen bloemen ook troost geven. In februari, als je de winter zat bent, de eerste sneeuwklokjes... De ongelooflijke roodheid van een klaproos op een grijze dag... Bloesem in april als de bomen nog voor de rest nog kaal zijn… Een rode klimroos is het mooist tegen de achtergrond van een grauwe muur… Het is de troost van schoonheid in de misère: Ik kan wel verdrietig zijn, ik treur misschien, maar dit bestaat ook - en zal blijven bestaan.
De profeet Jesaja ziet bloemen op de wel meest ongedachte plek: in de woestijn! Het gebruikte Hebreeuwse woord is nogal verschillend vertaald. In sommige vertalingen heet het een lelie,
de meesten van u kennen het als een roos, en de NBG-vertaling uit 1951 heeft het over een narcis. Eén ding is zeker, daarbij moeten we niet denken aan onze trompetnarcis. Het doet er ook niet toe, het gaat hoe dan ook om een tot de verbeelding sprekende bloem met mooie kleuren en vorm. Een krachtig beeld van hoop en troost. De woestijn, de totale leegte en woestenij, de ontreddering en desoriëntatie, daar waar je niets meer verwacht: en zie, de mooiste bloemen duiken juist daar op. Daar, in de dorheid en doodsheid, alledaagse gezegd: Als er geen fluit meer aan is, dan is daar ineens een bloem in je leven. Misschien wel juist daar, omdat hij daar het meest opvalt. Dat kan een gebeurtenis zijn, een gebaar, een mens, maar Jesaja doelt natuurlijk vooral op de ongedachte aanwezigheid van God. Een spoortje God midden in je woestijn,
je woestijn van rouw, eenzaamheid, wanhoop, Godsverduistering… Na de ontluistering is er altijd weer de luister, dat is wat Jesaja hier schildert.
God strooit bloemen op je wegen, ook de doodlopende en de onbegaanbare wegen. Bloemen van stilte, bloemen van rust, bloemen van Godervaring, bloemen van liefde, bloemen van woorden, bloemen van mensen. Zo'n bloem van een mens was Jezus. De bloem van God bloeide in hem. Geen wonder dat ook Jezus het over bloemen heeft. En hij bepaalt ons vooral bij de aandacht die we voor bloemen mogen koesteren.
Let op de leliën, kijk goed, leer van – staat er eigenlijk. Kijk nou eens goed, kijk nou eens echt en leer van ze.
Wat dan? Waar moet ik dan op letten?
Wat moet ik dan leren van – nota bene! - een bloem?
Kijk nou eens goed hoe koninklijk ze zijn! Bekleed door God zelf, bekleed met Goddelijke schoonheid. Salomo, de heerlijkste koning die we gehad hebben, kon er niet aan tippen! En kijk dan ook eens hoe mooi je zelf bent. Kijk eens en leer nou eindelijk eens hoe koninklijk je zelf bent. Door God bekleed – jij, ja!
Ik? Ik zie er niet uit… Ik koninklijk? En weet je wat voor laag-bij-de-grondse gedachten ik soms heb? Ik door God bekleed? Nou, dan had hij me wel van een mooier kleedje kunnen voorzien… Ik een bloem?? Een distel, zul je bedoelen!
Je kijkt niet goed, je mist iets.
Misschien is dat, het negatieve dat je nu noemt, er allemaal ook wel. Dat is het stukje woestijn in ons aller leven. Maar vergeet niet de bloemen te zien. De prachtige herinneringen in je rouw. De waardevolle kanten van je karakter. Je rimpels van schoonheid. De liefde die je kunt opbrengen… Dat talent dat jij hebt… En vooral: dat rustpunt, die plek van God, in jezelf. Zoek de bloem in jezelf, zegt Jezus. We zijn even stil om de bloemen in ons eigen leven en in onszelf op te sporen.
…..
Als je nou voortaan in de spiegel kijkt ‘s morgens en dan eerst eens op zoek gaat naar die bloem van God in jezelf. En je zegt: Goedemorgen bloem… Misschien zul je om jezelf lachen
omdat je vindt dat je er bepaald niet zo uit ziet. Maar hoe dan ook begint de dag een stuk aangenamer.
Amen ds. Wim Jansen