Nijmegen Zuid - 6 (Hatert vlek 2-5)
Versie Concept:
Datum 23 april 2010
Voorontwerp: Ontwerp: Vaststelling: Beslissing beroep: In werking: Onherroepelijk:
21 april 2011
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk1
Inleiding
4
Hoofdstuk2
Wonen
8
Hoofdstuk3
Economie
10
Hoofdstuk4
Verkeer
12
Hoofdstuk5
Milieu
14
Hoofdstuk6
Water
19
Hoofdstuk7
Natuur en Landschap
21
Hoofdstuk8
Cultuurhistorie
23
Hoofdstuk9
Archeologie
24
Hoofdstuk10
Financien
25
Hoofdstuk11
Vooroverleg
26
Brief Raad van State Bijlage 1
27 29
Brief Raad van State
2
Toelichting
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
In het kader van de herstructurering van Hatert is voor het deel van Hatert ten zuiden van de Hatertseweg een stedenbouwkundig masterplan gemaakt dat in 2005 door het College van B&W is vastgesteld. De belangrijkste onderdelen van het masterplan zijn de twee elkaar kruisende groene zones met maatschappelijke functies; het assenkruis van Hatert. De noord-zuid lopende centrale zone bestaat uit het winkelcentrum, het wijkpark, het wijkcentrum, het centrale hart en het circusterrein. In de oost-west zone bevindt zich naast woningbouw een aantal onderwijsvoorzieningen en een voormalige kerk. Het plangebied loopt in westelijke richting door tot de hoek Zijpendaalstraat- Loevensteinstraat. Er is een aantal projecten (ook wel vlekken genoemd) te onderscheiden in en nabij de twee elkaar kruisende zones en wel de volgende: Vlek Vlek Vlek Vlek Vlek
1: woningbouw Cort van de Lindenstraat 2: woningbouw circusterrein 3: woningbouw in combinatie met zorgvoorziening in het Centrale hart 4: vervangende woningbouw Kleverburgstraat 5: woningbouw Muiderslotstraat en Zijpendaalstraat
Voor de eerste 4 projecten is een artikel 19 lid 2 procedure doorlopen en vervolgens bouwvergunning verleend. De projecten Cort van de Lindenstraat en het project Kleverburgstraat zijn inmiddels uitgevoerd. Fase 1 van het project circusterrein en het project Centrale Hart zijn momenteel in uitvoering. Het project Muiderslotstraat bevindt zich nog in de ontwerpfase.
In bestemmingsplan Nijmegen Zuid is het project Cort van de Lindenstraat als een rechtstreekse woonbestemming opgenomen. De overige projecten vallen binnen de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO (nu 3.6 Wro). Het onderhavige wijzigingsplan maakt gebruik van deze bevoegdheid om het project aan de Muiderslotstraat mogelijk te maken en voor de andere vlekken het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de reeds gecreeerde planologische mogelijkheden (de vrijstellingen ex artikel 19 lid 2).
Stedenbouw In de komende paragraven zullen de verschillende vlekken kort beschreven worden vanuit een stedenbouwkundig oogpunt.
Vlek 2 Circusterrein Het circusterrein tussen Couwenbergstraat en Thorbeckestraat grenst aan het buitengebied de Elshof. Het groene terrein ligt al bijna 50 jaar braak. Op het circusterrein is een combinatie van gestapelde bebouwing en grondgebonden woningbouw geprojecteerd. Er zijn 3 fases gedefinieerd. Grenzend aan het centrale hart gaat het om woningbouw van maximaal 6 bouwlagen waarvan de zesde bouwlaag terug ligt. (Fase 1) Grenzend aan buitengebied de Elshof wordt gestapelde woningbouw van maximaal 7 tot 9 bouwlagen geprojecteerd. (Fase 3) Tussen deze twee gestapelde projecten in is ruimte gereserveerd voor grondgebonden woningbouw in 3 bouwlagen. (Fase 2). Langs de Couwenbergstraat komt een groenzone die
4
de omgeving Centrale hart verbindt met het buitengebied de Elshof. Door de aanleg van de groenzone is de afstand van de appartementencomplexen en de grondgebonden woningbouw tot de tegenoverliggende bestaande woningbouw aan de Couwenbergstraat ruim 30 m. Aan de Thorbeckestraat is deze afstand kleiner namelijk 22 meter. De als park ingerichte groenzone langs de Couwenbergstraat verhoogt de woonkwaliteit voor zowel de bestaande als de nieuwe woningen.
In bestemmingsplan Nijmegen Zuid heeft het circusterrein een groenbestemming. Het circusterrein valt evenwel binnen de begrenzing wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO. In de randvoorwaarden die bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen staat dat de gestapelde woningbouw maximaal uit 6 tot 9 bouwlagen mag bestaan. Tussen de gestapelde wooncomplexen mag grondgebonden woningbouw in maximaal 3 bouwlagen worden gerealiseerd. Langs de Couwenbergweg moet een groenzone worden aangelegd.
In stedenbouwkundige zin bestaat er geen bezwaar tegen de bouwplannen en de groenzone op het circusterrein en wel om de volgende redenen: bouwplannen passen binnen het stedenbouwkundig masterplan van Hatert bouwplannen en groenzone passen binnen grens wijzigingsbevoegdheid opgenomen op de plankaart van bestemmingsplan Nijmegen Zuid
zoals
bouwplannen voldoen qua bouwhoogte en bouwmassa aan de randvoorwaarden die gesteld zijn bij de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 Wro zoals opgenomen in bestemmingsplan Nijmegen Zuid. de groenzone verhoogt de kwaliteit van de leefomgeving en vormt een verbindingszone tussen Centrale hart en het buitengebied de Elshof.
Vlek 3: Centrale hart Op het kruispunt van de centrale noord-zuid zone en oost-west zone is in het stedenbouwkundig masterplan plaats ingeruimd voor een hoogte-accent. Dit hoogte-accent bestaat uit een woontoren op een parkeerdek dat 1.40 m boven maaiveld ligt. Het gaat om een rechthoekig gebouw van 13 bouwlagen maar door de uitkragende balkons, per verdieping in afwisselende afmetingen en vorm ontstaat een subtiel gevelspel. De onderste verdieping waar plaats is voor voorzieningen wordt zowel vanaf de Couwenbergstraat ontsloten als vanaf het verhoogde dek. Door het gebouw direct aan de Couwenbergstraat te situeren blijft ruimte over voor een centraal ontmoetingsplein dat gelegen is op het parkeerdek. In stedenbouwkundige zin is de situering van het hoogte-accent van groot belang wat betreft de beleving vanuit de wijk Hatert. In het masterplan is gekozen voor een lokatie die dicht op de Couwenbergstraat ligt zodat het hoogte-accent goed zichtbaar is over de as van de Couwenbergstraat. Op het circusterrein verderop komt langs de Couwenbergstraat een groene zone voor de geprojecteerde woningbouw zodat het hoogte-accent eveneens prominent in het zicht ligt vanaf de Elshof. De entree van de parkeergarage ligt aan de Zijpendaalstraat. Langs de Zijpendaalstraat is ook het bezoekersparkeren opgelost. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaat er geen bezwaar tegen het bouwplan in het centrale hart en wel om de volgende redenen: bouwplan past binnen het stedenbouwkundig masterplan van Hatert; bouwplan valt binnen de grens wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen op de plankaart van bestemmingsplan Nijmegen Zuid; bouwplan voldoet qua omvang, hoogte en functie aan de randvoorwaarden die 5
gesteld zijn bij de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO zoals opgenomen in bestemmingsplan Nijmegen Zuid; bouwplan draagt in positieve zin bij aan de ruimtelijke kwaliteit van Hatert, een herkenbare centrale plek in de wijk, waar ontmoeting, wijkvoorzieningen en wonen samen gaan.
Vlek 4: Vervangende woningbouw Kleverburgstraat De stedenbouwkundige structuur van Hatert bestaat uit een groot aantal zich herhalende verkavelingspatronen (stempels). Tussen Kleverburgstraat en Zijpendaalstraat is een groot deel van de bestaande stempel van grondgebonden woningbouw vervangen door nieuwbouw grondgebonden woningbouw in 3 bouwlagen. De nieuwbouw is parallel aan de Zijpendaalstraat en de Kleverburgstraat geplaatst. Alleen op de kop is de bebouwing op de Cauwenbergstraat georiënteerd. Er is een langgerekt bouwblok ontstaan, goed passend in de stedenbouwkundige structuur van Hatert Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen dit bouwplan en wel om de volgende redenen. In het raamwerk van het bestemmingsplan is het woongebied aan de Kleverburgstraat aangewezen als ontwikkelingslocatie vanwege de slechte bouwkundige staat van de woningen. In bestemmingsplan Nijmegen Zuid ligt het woonblok binnen de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO . In de randvoorwaarden die bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen staat dat er uitsluitend vervangende nieuwbouw mag plaatsvinden in maximaal 3 bouwlagen. Het nieuwe bouwblok past binnen de stedenbouwkundige structuur van Hatert.
Vlek 5: Woningbouw Muiderslotstraat en Zijpendaalstraat. Op het voormalig keilboutterrein is een woningbouwplan geprojecteerd. Het gaat om een appartementencomplex in 4 bouwlagen parallel aan de Muiderslotstraat. De omgeving bestaat uit deels gestapelde woningbouw, grondgebonden woningbouw en een lage winkelstrip. De woningen zijn georiënteerd op de Muiderslotstraat en op een nieuw binnenterrein waar ook het parkeren wordt opgelost. De begane grondwoningen hebben hun voordeur aan de Muiderslotstraat, waardoor anonimiteit wordt voorkomen. De woningen op eerste, tweede en derde verdieping worden ontsloten door een galerij die aan de binnenzijde ligt. Het gebouw heeft een logische opbouw qua oriëntatie, ontsluiting, ligging bergingen, woning plattegronden en gevelbeelden.
In bestemmingsplan Nijmegen zuid ligt op het perceel een bestemming Maatschappelijke Doeleinden. Het terrein is aangewezen als een ontwikkelingslocatie. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 Wro opgenomen.
In stedenbouwkundige zin bestaat er geen bezwaar tegen het bouwplan en wel om de volgende redenen. Het bouwplan sluit goed aan op de bestaande omgeving De bouwmassa valt binnen de specifieke voorwaarden die bij de wijzigingsbevoegdheid voor deze locatie in bestemmingsplan Zuid zijn opgenomen. (woningbouw in maximaal 4 bouwlagen)
6
Binnen de grens van de wijzigingsbevoegdheid ligt ook de naastgelegen voorzieningen strip Zijpendaalstraat. Ook hier kan ontwikkeling/herstructurering plaatsvinden. Er mag op de commerciële plint 4 lagen woningbouw worden toegevoegd. Deze ontwikkeling is nog niet opgestart maar wordt wel meegenomen in het onderhavige wijzigingsplan.
7
Hoofdstuk 2
Wonen
Wonen is een alledaags woord voor een alledaagse zaak. De betekenis is voor alle inwoners van Nijmegen groot. Tegelijkertijd is die betekenis voor iedereen anders. Een goed leefklimaat draagt bij aan een goede leefbaarheid. Een goed woonklimaat is de basis voor een leefbaar, sociaal en vitaal Nijmegen. Als gemeente bouwen we geen woningen. Bij de gemeente gaat het om stellen van inhoudelijke en procesmatige kaders om gewenste uitkomsten te bereiken.
In “Hatert onder de Pannen” het wijktoekomstplan uit 2002 is voor het wonen als hoofddoelstelling geformuleerd: Het creëren van aantrekkelijke woonmilieu. Mogelijkheden bieden voor een wooncarrière binnen de buurt. Om die ambitie te verwezenlijken zijn er in de afgelopen jaren een aantal projecten gestart en moeten er in de komende periode opnieuw een aantal projecten starten.
Om inhoudelijke en procesmatige kaders te stellen heeft Nijmegen de “Woonvisie” opgesteld. Hierin is een aantal uitgangspunten voor het wonen in Nijmegen geformuleerd. Bij de vrijstellingsprocedures voor de vlekken 2, 3 en 4 was de woonvisie uit 2005 van kracht. Inmiddels is in april 2009 een nieuwe Woonvisie door de raad vastgesteld. De uitgangspunten in de nieuwe Woonvisie sluiten aan op de woonvisie 2005. In de Woonvisie Nijmegen 2009-2020, zijn de volgende uitgangspunten genoemd:
Een belangrijk uitgangspunt is dat Nijmegen een ongedeelde stad wil zijn. Het gaat hierbij om het voorkomen van sociaal-economische tweedeling binnen stadsdelen, maar ook binnen wijken. Nijmegen stelt de wijk centraal, met als doel het realiseren van een woonmilieu waarin mensen graag samen leven. Met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn.
Bewoners binden is een tweede uitgangspunt. Mensen moeten een positieve keuze kunnen maken . Dus belangrijk is dat Nijmegen rekening houdt met individuele wensen en financiele mogelijkheden. Dit betekent voldoende betaalbare woningen. Vasthouden van middenklassen en sociale stijgers.Ook voor hogere inkomens een plek in de stad realiseren. Tevens nieuwe bewoners aantrekken. Dit vraagt om een diversiteit in woonmilieus.
Op basis van de uitgangspunten zijn een aantal opgaven en thema's benoemd. Een van de centrale opgaven/thema's uit de “Woonvisie Nijmegen 2009-2020” is het wonen voor ouderen en wonen en zorg. Dit wordt verder ingevuld middels woonservicegebieden beleid. Kort samengevat is een woonservicegebied een wijk waarin behalve gewoon wonen, optimale condities worden geschapen om wonen met zorg en welzijn/dienstverlening, tot en met niet planbare 24-uurs zorg. Dit heet ook wel levensloopgeschikte wijken. Uitgangspunt is dat mensen zolang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen in de eigen wijk, ook ouderen en mensen met een functiebeperking. Omdat niet overal intensieve zorg aan huis georganiseerd kan worden, worden binnen woonservicegebieden clusters van voorzieningen gerealiseerd voor mensen die 24 uur per dag van zorg of toezicht afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben. Op die manier kunnen zij in de wijk blijven wonen. In Hatert is afgesproken dat de centrale zone het kloppende hart van het woonservicegebied wordt, het zorgenaamde wijkservicepunt (zorgplint). 8
Dit wijkservicepunt bestaat uit 1 of meerdere gebouwen waar allerlei zorg en woondiensten geclusterd zijn en waar zorg en gemaksdiensten worden verleend. Het servicepunt ligt in de buurt van voorzieningen, zoals winkels en openbaar vervoer.
In het gebied rondom het wijkservicepunt wonen in grote meerderheid bewoners die geen gebruik maken van zorg en niet meer dan normaal gebruik maken van welzijn en dienstverlening.
Momenteel heeft Hatert een sterk eenzijdig woningbezit naar leeftijd en eigendom en is er veel van hetzelfde. De woningvoorraad moet gerekend worden tot de betaalbare woningvoorraad. Om de doorstroming vanuit de goedkopere huurwoningen op gang te krijgen, moeten woningen specifiek voor ouderen gerealiseerd worden.
De nieuwbouwontwikkelingen met toevoeging van appartementen in diverse (huur)prijsklassen, eengezinswoningen in huur en koop en appartementen gecombineerd met een zorgfunctie in de centrale zone heeft een positieve invloed op differentiatie van de woningvoorraad. Het zorgt ervoor dat mensen wooncarriere in hun wijk kunnen maken. Tevens dragen de ontwikkelingen bij aan het inrichten van het woonservicegebied Hatert. Deze plannen dragen bij aan een grotere variatie en kwaliteit van het woningaanbod en uitbreiding van zorgvoorzieningen voor de ouder wordende bewoners.
9
Hoofdstuk 3
Economie
Buurteconomie Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in: ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte); behoefte aan woon-werkpanden; economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.
In de wijken kan ook gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, huiskamerondernemingen en woon-werkcombinaties. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Zo kan in Hatert de oude winkelstrip aan de Zijpendaalstraat op termijn omgevormd worden naar andere economische functies. Gedacht moet worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening. Detailhandel In de jaren '70 en '80 is binnen de Nederlandse distributieplanologie een fijnmazig netwerk van detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. Vanuit een theoretische benadering werd het distributielandschap verdeeld in winkelcentra van verschillende niveaus, logisch gespreid over de ruimte. In Hatert zijn de winkels voor de dagelijkse boodschappen geconcentreerd in het Winkelcentrum Hatert en de Couwenbergstraat. Daarnaast is er nog een solitaire discount supermarkt in de wijk gevestigd. Landelijk gezien heeft de detailhandel heeft zich in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Schaalvergroting, branchevervaging en toenemende mobiliteit hebben geleid tot meer concurrentie op de markt. De supermarktoorlog heeft deze ontwikkeling nog verder versterkt. De detailhandels-voorzieningen op buurtniveau komen hierdoor onder druk te staan. Met name de buurtwinkelcentra verliezen hun functie. Ook branches als de groenteboer en slagers hebben het bijzonder moeilijk om het hoofd boven water te houden. De verwachting is dat het proces van schaalvergroting nog niet ten einde is. Dit betekent toenemende leegstand in buurtwinkelcentra. Dit is ook het geval aan de Zijpendaalstraat. Hier zijn nog een aantal panden die vroeger een winkelstrip hebben gevormd en nu zit er nog een enkele winkel. De overige panden zijn vervangen door kleinschalige bedrijvigheid, wat dienstverlening en een cafetaria. Op bestaande detailhandellocaties kan dit voorlopig blijven bestaan. Naar verwachting zal de oude winkelstrip op termijn helemaal vervangen zijn door andere economische functies.
Horeca Het horecabeleid bepaalt dat er in Nijmegen met name ruimte is voor horeca in het stadscentrum. Daarbuiten wordt alleen horeca toegestaan die bestemd is voor eigen bewoners en dus een wijkfunctie vervult. In het plangebied is het horeca-aanbod gekoppeld aan de detailhandelsvoorzieningen. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor maar veel vaker als een pluspunt. 10
Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijk verrijking van hun wijk. In de wijk geldt dat nieuwe horeca kansen worden geboden, mits deze aanvullend op het aanbod en kleinschalig van omvang is (bijvoorbeeld restaurant of café). Of de komende jaren ook nieuw horeca-aanbod zal ontstaan, hangt af van initiatieven vanuit de markt. In Hatert zijn vooral aan de Couwenbergstraat voldoende horecabedrijven te vinden. Aan de Zijpendaalstraat zit één cafetaria. Op de bestaande horecalocaties kan dit blijven voortbestaan. Een uitbreiding van het bestaande aanbod ligt niet voor de hand. Naast reguliere horeca is er in Nijmegen ook ondersteunende horeca. Er is sprake van ondersteunende horeca wanneer men in een zaak die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft iets kan consumeren en daarvoor moet betalen. Het gaat dan om detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatieve- en sportvoorzieningen waar een beperkt deel van het oppervlak gebruikt wordt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een boekenwinkel met een koffiecorner of om een museum met een restaurant.
Kantoren Gelet op de ontwikkeling van de vraag naar kantoorruimte in Nijmegen en de aanbodgegevens uit de gemeentelijke planexploitaties is de huidige planvoorraad in Nijmegen tot 2020 toereikend. Hoofddoelstelling van de kantorenmarktstrategie is het streven naar een dusdanig aanbod van kantoorlocaties zodanig dat kantoorgebruikers zo goed mogelijk worden gefaciliteerd en de werkgelegenheid zo goed mogelijk tot ontwikkeling kan komen. Voor het plangebied in Hatert spreken we voornamelijk over kleinschalige kantoren, waarvoor vanuit de economische doelstellingen ruimte moet zijn. Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in woonwijken. Hierbij moet een afweging worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperkten van de overlast voor de buurt. Het is niet toegestaan om woningen volledig als kantoor te gebruiken, maar een kantoor aan huis is (onder beperkende voorwaarden) wel mogelijk.
Het onderhavige plan maakt voor de locatie aan de Couwenbergstraat (Vlek 3) Gemengde Doeleinden (GD-1) mogelijk. Deze bestemming maakt onder andere kantoren mogelijk op de begane grond (circa 650m2). Omdat het kantoorbeleid met name gericht is tegen ongewenste leegstand is een volledig gebruik van de begane grond als kantoorfunctie aanvaardbaar. Een combinatie van kantoren en andere functies is echter waarschijnlijk en vanuit economisch opzicht eveneens acceptabel.
11
Hoofdstuk 4
Verkeer
Bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer: Gemotoriseerd verkeer wordt ontsloten via de ontsluitingswegen Couwenbergstraat, Van Hogendorpstraat en Malderburchtstraat. De ontsluiting van de wijk Hatert loopt via de hoofdwegen Hatertseweg en Grootstalselaan.
Langzaam verkeer: Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden door fiets en voetganger.
Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Thorbeckstraat. Deze bevinden zich ter hoogte van de kruising met de Cort van der Lindenstraat.
Expeditie De wijk Hatert ontsluit via de ontsluitingswegen Couwenbergstraat, Van Hogendorpstraat en Malderburchtstraat. Dit zijn tevens de routes voor het expeditieverkeer.
Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone “Rest bebouwde kom” .
Verkeersveiligheid Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Alle wegen rond het plangebied zijn ingericht, conform de inrichtingseisen van 'Duurzaam Veilig Verkeer', als verblijfsgebied met een maximum toegestane rijsnelheid van 30 km/uur.
12
13
Hoofdstuk 5
Milieu
Bedrijvigheid In de naaste omgeving bevinden zich een school en een wijkcentrum, beide inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer (Wm), die met hun aanwezige hindercirkels de planinvulling mogelijk kunnen beïnvloeden. Het akoestisch onderzoek van Royal Haskoning, rapport 9S4979.A0, d.d. 19 oktober 2007, brengt de eventuele overlast vanuit deze inrichtingen in kaart.
Open Wijkschool Met betrekking tot de Open Wijkschool De Klumpert aan de Zijpendaalstraat kan gesteld worden dat een dergelijke school in de Staat van B3edrijfsactiviteiten functiemenging van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering van 16 april 2007 wordt aangemerkt als een inrichting categorie B, wat inhoudt dat zij binnen een woonwijk acceptabel is indien vrijstaand van (geluid)gevoelige bestemmingen. Hieraan voldoet de invulling ter plaatse.
Aanvullend kan nog opgemerkt worden dat de bij de basisschool behorende speelplaats aan een tweetal openbare wegen is gelegen, zodat het geluid van spelende kinderen niet behoeft te worden meegenomen in de beoordeling en dit de planinvulling eveneens niet frustreert. Uit de bovenaangehaalde akoestische rapportage blijkt eveneens dat de Open Wijkschool de planinvulling niet beïnvloed.
Wijkcentrum Over het Wijkcentrum Hatert kan opgemerkt worden dat deze inrichting uitgaat boven het niveau buurt-/clubhuis als opgenomen in de bovenaangehaalde Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, zodat niet zonder meer van deze staat kan worden uitgegaan. Het bovenvermelde akoestisch onderzoek is uitgevoerd om de invloed van het Wijkcenrum Hatert op de nieuwbouwplannen in kaart te brengen. Uit het akoestisch onderzoek van Royal Haskoning blijkt dat de geluidsbelasting vanuit het wijkcentrum naar de nabijgelegen nieuwbouwwoningen als verwaarloosbaar kan worden aangemerkt.
Conclusie Rekening houdend met het bovenstaande kan gesteld worden dat het beoogde doel van het wijzigingsplan als acceptabel kan worden aangemerkt.
Bodem Algemeen Het bestaande bestemmingsplan wordt gewijzigd (art. 3.6 Wro). Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit beoordeeld in relatie tot het wijzigingsplan.
Bodemkwaliteit
14
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten: Vlek 2a en 2c Verkennend bodem- en asbestonderzoek “Circusterrein” te Nijmegen, Syncera Milieu, projectnummer B06B0081, d.d. 13 april 2006 Vlek 2b Verkennend bodem- en asbestonderzoek “Circusterrein” te Nijmegen, Syncera Milieu, projectnummer B06B0081, d.d. 13 april 2006. Nader onderzoek asbest in grond Circusterrein Hatert, Thorbeckestraat/Couwenbergstraat te Nijmegen, SGS Environmental services, projectnummer 51211B, d.d. 12 juni 2007 Vlek 3 Verkennend bodemonderzoek centrale hart Hatert, Syncera Milieu, B06B0081, d.d. 13 april 2006
projectnummer
Vlek 4 Verkennend bodem- en asbestonderzoek vernieuwing vlek 4 Hatert, Royal Haskoning, projectnummer 9S4979.A0, d.d.16 april 2008 Vlek 5 Verkennend bodem- en asbestonderzoek vernieuwing vlek 5 Hatert te Nijmegen, Royal Haskoning, projectnummer 9V7652.A0, d.d. 8 april 2010
Uit deze bodemonderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse van de verschillende deelgebieden redelijk overeenkomt. De bodemkwaliteit kan als volgt worden samengevat: De grond (ca. 0 – 2 meter diep) is maximaal licht verontreinigd met metalen, PAK en/of minerale olie; Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met metalen of arseen; Er is geen asbestverontreiniging aangetoond. Op twee locaties is echter sprake van een afwijkende bodemkwaliteit: Ter plaatse van vlek 2b (het centrale deel van het voormalige “Circusterrein”) is plaatselijk een zeer lage concentratie asbest in de grond aangetoond. De gemeten concentratie ligt ruim beneden de grenswaarde van 100 mg/kg. Het aanwezige asbest vormt daarmee geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie. Ter plaatse van vlek 5 (Muiderslotstraat 81, voormalig terrein Keilbout) is op een locatie een bodemlaag met bijmengingen puin en asfalt aangetroffen. Deze laag onderzocht en blijkt (matig) verontreinigd. Op de locatie moet nog bodemonderzoek worden uitgevoerd ter plaatse van de deels gesloopte (onderzoeken vindt plaats na sloop).
deel van de is indicatief aanvullend bebouwing
Conclusie Vlek 2 t/m 4 Op basis van de uitgevoerde onderzoeken blijkt geen sprake te zijn van ernstige bodemverontreiniging. De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming zijn er zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
Vlek 5 Op basis van de bekende gegevens kan worden geconcludeerd dat bij het realiseren van de
15
gewijzigde bestemming rekening moet worden gehouden met enige extra kosten als gevolg van bodemverontreiniging. De verwachting is echter niet dat op de locatie sprake zal zijn van grootschalige ernstige bodemverontreiniging. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming worden zodoende geen grote maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van bodemverontreiniging verwacht.
Geluid Het bestemmingsplan maakt nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk in een 30 km gebied. Deze wegen hebben volgens de Wet geluidhinder geen geluidszone. De plannen hoeven dus niet te worden getoetst aan de verkeerslawaainormen van de Wet geluidhinder
Lucht Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, dan moet gelet worden op de volgende twee zaken: a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen “niet in betekenende mate” en “in betekenende mate” bijdragen. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt.
De nieuwbouw die door de ruimtelijke plannen in de centrale zone van Hatert mogelijk gemaakt wordt, bedraagt bij elkaar 339 woningen.
Vlek 2
Omschrijving Circusterrein
3
Tussen circusterrein wijkgebouw van Kleverburgstraat Oude winkelcentrum
4 5 Totaal
aantal woningen 35 + 36 + 61
en 72 48 87 339
datum art. 19 lid 2 besluit Vlek 2 A 08-02-2008; Vlek 2 B 29-02-2008; Vlek 2 C 29-04-2008 14-01-2009 08-02-2008 nvt
Volgens artikel 4, lid 2 van de regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) hoeven deze plannen als totaal niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer, omdat ze niet in betekenende mate bijdragen aan een
16
verslechtering van de luchtkwaliteit. De vlekken 2, 3 en 4 waren door eerdere vrijstelling artikel 19-procedures reeds juridisch mogelijk gemaakt. Vlek 5 afzonderlijk is ook een niet in betekenende mate plan en hoeft niet verder getoetst te worden aan de luchtkwaliteitsregelgeving.
ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. - Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. De amvb geldt niet langs gemeentelijke wegen. Het besluit levert derhalve voor deze plannen geen beperkingen op. - GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid De recente "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert tav het bouwen van gevoelige bestemmingen. De te realiseren woningen behoren niet tot gevoelige bestemmingen (scholen, kinderdagverblijven of zorginstellingen). Verder treden er voor de diverse zichtjaren (huidig, 2015 en 2020) geen overschrijdingen van grenswaarden op in het plangebied. Het Besluit en de GGD-richtlijn leveren derhalve geen beperkingen op ten aanzien van dit plan.
Externe veiligheid Met betrekking tot externe veiligheid/vervoer gevaarlijke stoffen kan voor het wijziginsplan gesteld worden dat externe veiligheid op deze locatie niet aan de orde is. Er zijn geen modaliteiten in de buurt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is (dichtstbijzijnde is het Maas-Waalkanaal op ongeveer 600 m1 afstand). Er ligt eveneens geen hogedruk aardgasleiding in de nabijheid van het plan.
Fysieke veiligheid Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. Vluchtwegen in het pand zullen in het kader van de bouwvergunning getoetst worden.
Situering van gebouwen. In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen.
17
Bluswatervoorziening De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor eensgezinswoningen minimaal 30 m3 en voor gemengde functies (vlek 5) en hoogbouw (vlek 2 en 3) minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen. Voor hoogbouw met verblijfsgebied boven 20 meter (vlek 3 en mogelijk enkele panden in vlek 2) geldt dat de panden voorzien moeten zijn van droge stijgleidingen met een bovengrondse brandkraan binnen 35 meter en een opstelplaats voor het voertuig binnen 15 meter van het voedingspunt. Om aan de gevraagde afstanden te voldoen dienen waarschijnlijk extra brandkranen geplaatst te worden.Indien de benodigde hoeveelheid water niet door brandkranen gerealiseerd kan worden, dienen aanvullende voorzieningen (bijvoorbeeld putten) overwogen te worden.
Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. In principe hoeft het huidige plan hier niet strijdig mee te zijn. Voor vlek 5, vlek 4 en vlek 2 is dit echter afhankelijk van de lokalisering van de toegangen van de panden en/of de berijdbaarheid van de erven door brandweervoertuigen.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende wijzigingsplan mits er aandacht is voor de punten genoemd onder 'Bereikbaarheid' en 'Bluswatervoorziening'.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
18
Hoofdstuk 6
Water
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door: - een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; - maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); - een waterproof kruipruimteloos)
bouwkundig
ontwerp
van
woningen
en
gebouwen
(bijvoorbeeld
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Ondergronds bouwen is mogelijk, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Gebied waarbinnen de afkoppelnota geldt.
19
5. Riolering/ hemelwater De riooltechnische ontsluiting van vlek 2a, 2b en 2c bevindt zich aan de Couwenberghstraat, Thorbeckestraat, van vlek 3 bevindt zich alzijdig, van vlek 4 bevindt zich aan de Kleverburgstraat, Zijpendaalstraat en Couwenbergstraat, van vlek 5 bevindt zich aan de Muiderslotstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt en geen ontheffing wordt verleend, waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.
moet een
6. Kaders Voor plannen met meer dan 500 m2 verhard oppervlak en directe lozing op het oppervlaktewater moet een waterhuishoudkundig plan bij het waterschap worden ingediend. Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt en geen ontheffing wordt verleend, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend.
20
Hoofdstuk 7
Natuur en Landschap
Flora en Fauna De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Zorgplicht en Verbodsbepalingen In de Flora- en faunawet is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. De Flora- en faunawet bevat daarnaast een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Flora en Fauna wetgeving. Dit kan aan de hand van een flora en fauna onderzoek. Voor het onderhavige gebied hebben verschillende flora & fauna onderzoeken plaatsgevonden. Uit deze onderzoeken blijkt dat de voorgestelde ontwikkelingen haalbaar zijn.
Vanuit de Flora- en faunawet gelden de beperkingen van de zorgplicht en uitvoering van het werk na het broedseizoen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is reëel mits uitgevoerd buiten het broedseizoen. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken moet gezien worden als een voor vogels verstorende activiteit en moet daarom buiten het vogelbroedseizoen starten en worden uitgevoerd.
Groenhoofdstructuur Binnen het plangebied is groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig. Vanuit het bomenbeleidsplan zijn de bomen aan de Couwenbergstraat en Cort van der Lindenstraat onderdeel van de bomenstructuur op wijkniveau.
Waardevolle bomen/ groen Waardevolle bomen en groen is te vinden binnen vlek 3 (bebouwing tussen de Kleverburgstraat en de Zijpendaalstraat). Langs de doorsteek van de Thorbeckestraat naar de Cort van der Lindenstraat staat een rij Haagbeuken evenals langs het verlengde van de Cort van der Lindenstraat. Deze bomen vallen
21
onder de bomenstructuur op wijkniveau. Tijdens de bouw dienen de bomen beschermd te worden middels afzetting met bouwhekken op de plaats van de kroonprojectie ervan.
Voor alle te handhaven bomen binnen en aan de randen het plangebied geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats gedurende de bouwactiviteiten beschermd moet worden. Dat betekent binnen deze zone: geen graafwerkzaamheden en bodembewerking, geen transport en opslag materialen, geen ophoging van maaiveld, geen omvorming van open maaiveld naar verharding en geen (tijdelijke) verlaging of verhoging van grondwaterniveau.
Compensatie Voor het rooien van bomen met een diameter >30cm is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd. Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau. Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende bovenen ondergrondse ruimte moet zijn: voor een boom van de 1e grootte of omloop 80 jaar: per boom 30 m3 doorwortelbare ruimte en 10m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg voor een boom van de 2e grootte of omloop 40 jaar: per boom 15 m3 doorwortelbare ruimte en 7m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg voor een boom van de 3e grootte of omloop 20 jaar: per boom 7 m3 doorwortelbare ruimte en 5m afstand t.o.v. bebouwing en 1m t.o.v. rijweg
22
Hoofdstuk 8
Cultuurhistorie
Op de terreinen van het onderhavige wijzigingsplan bevinden zich geen beschermde monumenten en ze liggen ook niet binnen een van Rijkswege Beschermd Stadsgezicht of een van Gemeentewege Beschermd Stadsbeeld. Monumentale of Cultuurhistorische aspecten zijn niet in het geding. Het plan is vanuit het oogpunt van Cultuurhistorie aanvaardbaar.
23
Hoofdstuk 9
Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geimplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones met hun waardering zijn aangegeven.
Het plangebied ligt in een zone met een “nader te onderzoeken acheologisch belang” (waarde 1). Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.
Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de minister van OCW, in casu de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
24
Hoofdstuk 10 Financien De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk het ingediende ontwerp, een woningbouwplan bestaande uit een bouwblok met 22 huurwoningen en 4 focus/zorgwoningen, te realiseren. De grondexploitatie van het gebied is op 17 november 2010 door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Deze grondexploitatie bevat de verkoop van grond, de kosten van aanleg van zes parkeerplaatsen, de gemeentelijke plankosten, rente en kostenstijgingen. Dekking vindt plaats door verkoop van de grond. Met Stichting Portaal is een overeenkomst van koop en verkoop afgesloten op 4 oktober 2010. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over verkoop van grond, te maken aanpassingen, kosten e.d., ten gevolge van de realisatie van voorgestelde wijziging conform vastgestelde grondexploitatie. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aanwezigheid van deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken.
25
Hoofdstuk 11 Vooroverleg Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt op grond van artikel 3.1.1 Bro daarbij vooroverleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
Waterschap. Het waterschap Rivierenland heeft in haar brief van 22 november 2010 in het kader van artikel 3.1.1 Bro overleg aangegeven geen opmerkingen te hebben op het ontwerpwijzigingsplan.
Provincie Gelderland. Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en in welke mate de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan is van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
VROM Inspectie. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM inspectie niet noodzakelijk.
26
Brief Raad van State
27
28
Bijlage 1 Brief Raad van State
29
30
vanState
Gemeente Nijmegen Bas Crebolder Postbus 9 1 0 5 6 5 0 0 HG NIJMEGEN
Datum
inliclitingen
uw kenmerk
ons nummer
21 april 2011
(070)426 4033
G230/11.0005461
201104570
Onderwerp
verzoek om informatie In antwoord op u w schrijven gedateerd 13 april 2 0 1 1 bericht ik u, dat er voor zover bij de Raad van State bekend geen beroep en/of verzoek om schorsing casu quo voorlopige voorziening is ingesteld inzake wijzigingsplan Nijmegen Zuid-6, (Hatert vlek 2 t/m 5).
Met vriendelijke groet, ' ' .
a/ara 'Sietske Verkade Publieksvoorlichter
Postbus 20019 - 2500 EA 's-Gravenliage - T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.i-aadvanstate.nl Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden