Opvoeden
Oudsten
Herders
Toerusten
Leraars
Zorgen voor
Apostelen
Diakenen
Nieuwtestamentisch leiderschap in onze kerken
Sturen
Opzieners
Omzien naar
Voorgangers
Onderrichten
Profeten
Evangelisten
Door Henk Troost
Ondersteunen
Nieuwtestam mentiscch leiderschap in onze kerk
Het doeel van dit bo oekwerkje iss te ontdekken welke taken de leidinggevvenden van n de vroege kerk vervulden. Ik doe d dat vanuit d de betekeniss van de poi, presbutteroi e.a. en n benamingen diakonoi, episkop vanuit h hetgeen we in het Nieu uwe Testam ment lezen over het functioneren van de verschillend de e leiderstypen. Het ggeeft ons dee mogelijkheeid de wijze waarop in onze kerrken leidingg wordt gegeven, te vergelijkken met de wijze waarrop dat werrd gedaan in n de vroege kerk en daarmee on nszelf de kaans te geven n (nog) dichter te komen bij nieuwtestameentisch leide erschap.
DE VOLGENDE ONDDERWERPEN N KOMEN AAN DE ORDE: Welke ttaken vervulde een diaken? Hoe weten we dat wanneer Paulus het over oudsten n en opzieners heeft, h hij over deze elfde nieuwteestamentiscche functie spreekt? Wat is d de taak van een episkopos (opzien ner) bezien vanuit de b betekenis vaan het werkkwoord episkop peoo? En: w wat is de invulling in Oude en Nieuwe Testameent van de presbuteros (oudstee)? Wat leren ander beenamingen zoals herdeer en rentm meester ons over de wijjze waarop leiding werd geegeven? In hoeveerre is het aaannemelijkk dat ouderre vrouwen wat Paulus betreft in aaanmerkingg kwamen n voor de taaken van dee presbuteroi (oudsten n)? En: wareen er echt vrouwelijke diakeneen? Welke (hedendaaggse) benamiingen vertalen de nieuwtestamen ntische functies op de m meest juiste én n meest beggrijpbare m manier? Kiess je voor diaaken, cowerrker, coördinator..? Kie es je voor voorganger, o opziener, ou udste, pasto or..? Welke ttaken haddeen de 5 bed dieningen: aapostel, profeet, evanggelist, herdeer en leraar?? Wat kun nnen de 5 b bedieningen n voor de plaatselijke kkerk betekenen en in w welke gezagsvverhouding staan zij tott de leidinggevenden vvan de plaattselijke kerkk? ‘Weet h hoe het mett je schapen en geiten g gaat, zorg g goed voor dee kudde’ (Sp preuken 27::23).
2
De taken van de diaken Een kenmerk van een nieuwtestamentische kerk is dat zij diakenen (let op het meervoud!) aanstelt. Fil. 1:1 ‘Aan alle heiligen in Filippi,… hun opzieners (episkopoi) en dienaren (diakonoi)’ Paulus gebruikt het woord diakonos zowel voor een aangesteld leider als voor ‘trouwe helpers’ of ‘goede dienaren’: ‐ ‘Onze geliefde medewerker (sundoelos) Epafras, die zich als trouw dienaar (diakonos) van Christus voor u inzet’ (Kol.1:7). – ‘Tychikus, onze trouwe helper (diakonos) en mededienaar (sundoelos) van de Heer’ (Kol.4:7). Paulus noemt zichzelf ook diakonos. –‘dienaar van het evangelie’ (Ef3:7). –‘dienaar van Christus’ lichaam, de kerk’ (Kol.1:25) Paulus wil zijn zoals Jezus: ‘Ik ben in jullie midden als iemand die dient (ho diakonoon)’ en ‘de leider moet zoals de dienaar (ho diakonoon) worden’ (Luc.22:26‐27). Jezus is de dienaar van de HEER, de èvèd JHWH (Jes.42:19) Een diakonos is een dienaar én een leider; over Stefanas en zijn huisgenoten die zich in dienst (diakonia) van de heiligen hadden gesteld, schreef Paulus: ‘Aanvaard hun gezag’ (1 Kor.16:15,16). Een definitie van diakonoi: leiders die hun dienst goed verrichten (zie 1 Tim.3:13). Taken van de diakonos : ‐ onderwijs en prediking (dit zal Timoteüs volgens Paulus tot een goede diakonos maken; 1 Tim.4:6); ‐ evangelisatie (zo vervult Timoteüs volgens Paulus zijn dienende taak, zijn diakonia; 2 Tim.4:5); pastoraat (Febe was volgens Paulus diakonos en prostatis, dit betekent beschermster: ‘ze is velen tot steun geweest’; Rom 16:1); De eerste takenverdeling in de vroege kerk (Hand.6:1:6): ‐ de 12 apostelen wijden zich aan het gebed en de diakonia van het woord ‐ 7 wijze mannen krijgen als taak: de diakonia van de gemeenschappelijke maaltijden en de diakonia aan de weduwen. Deze 7 waren ten opzichte van de 12: ondersteunende leiders Paulus spreekt mensen die met hem samenwerken afwisselend aan met mededienaar (sundoelos), dienaar(diakonos) en medewerker (sunergos); Het ligt voor de hand aan te nemen dat Paulus het ondersteunend leiderschap van zijn medewerkers transponeert naar de lokale kerk als hij aan Timoteüs schrijft over opzieners en ‘ook een diaken’ (1 Tim. 3). Wat is volgens Paulus fundamenteel voor elke dienaar van God? Een dienaar van God moet voor zijn taak berekend zijn en voor elk goed doel volledig toegerust (2 Tim.3:17).
3
Welke taken vervulde de diaken dus hoogstwaarschijnlijk? Die taken waarvoor hij of zij nodig was en waarvoor hij of zij toegerust was. Welke verschillen zijn er tussen de normen en waarden waaraan diaken moeten voldoen vergeleken met andere aangestelde leiders? Bij het lezen van de opsomming in 1 Timoteüs 3 zie je nauwelijks verschillen, integendeel, meerdere keren lezen we het woordje ‘ook’. Waren er in de vroege kerk vrouwelijke diakenen? Ja, want Paulus schrijft in 1 Timoteüs 3:11 ‘gunaikas oosautoos’ dat betekent ‘evenzo vrouwen’ (dus ‘hun vrouwen’ zoals sommige vertalingen hebben, staat niet in de originele Griekse tekst); Ja, want Febe was diaken; Ja, want in de geschriften van de eerste eeuwen vinden we meerdere keren verwijzingen naar vrouwen die diaken waren. Welke hedendaagse benaming is een goede equivalent voor diaken? Cowerker is een mogelijkheid, dus in Engelssprekende kerken coworkers. Coördinatoren is een andere mogelijkheid.
SAMENGEVAT: In de plaatselijke nieuwtestamentische kerk ‐ Is de diakonos dienaar én leider; ‐
Is de diakonos een ondersteunend leider in het leidersteam;
‐
Heeft de diakonos de normen en waarden die andere aangestelde leiders hebben;
‐
Is een diakonos beschikbaar voor de taken waarvoor hij/zij nodig en toegerust is;
‐
Kan de diakonos ingezet worden voor onderwijs, evangelisatie, pastoraat, praktische zaken, diaconaat, muziek… zowel voor volwassenen als voor jongeren, zowel in de eredienst op zondag als in de huiskerken tijdens de week;
‐
Zijn er meerdere diakonoi;
‐
Kunnen er mannelijke én vrouwelijke diakonoi zijn;
4
De benaming en de taken van de opziener/oudste
In het Nieuwe Testament wordt een zelfde type leidinggevenden afwisselend opzieners en oudsten genoemd en soms ook voorganger of leider. Ze worden daarbij vergeleken met herders en beheerders.
DE BENAMINGEN DIE PAULUS EN PETRUS GEBRUIKTEN
De apostel Paulus spreekt afwisselend over opzieners en oudsten. In Handelingen 20:17,28 lezen we dat hij de oudsten (presbuteroi) van de gemeente in Efeze bij zich laat komen en hen opdraagt voor de kudde (poimnion) te zorgen waarover ze als opzieners (episkopoi) door de Heilige Geest zijn aangesteld. Aan Titus geeft hij de opdracht om op Kreta in elke stad oudsten (presbuteroi) aan te stellen, opzieners (episkopoi) die beheerder (oikonomos) zijn van Gods huis (Titus 1:5,7). De apostel Petrus noemt alle benamingen in één adem als hij het heeft over leiding geven zoals God het heeft bedoeld. In 1 Petrus 5:1‐4 doet hij een beroep op de oudsten (presbuteroi) om de kudde (poimnion) van God te weiden, goed toezicht te houden (episkopoentes) en voorbeelden (tupoi) voor de kudde te zijn. Wat de benaming voor een leider betreft valt het op dat Petrus wel oproept om voorbeelden voor de kudde te zijn maar zichzelf of anderen niet benoemt met herder. Hij schrijft aan presbuteroi en noemt zichzelf mede‐oudste. Hiervoor zagen we dat ook Paulus spreekt over opzieners over de kudde en niet over herders. In vertalingen zoals de Statenvertaling en de King James is dat ook zo vertaald, in moderne vertalingen zoals de Nieuwe Vertaling en de NIV wordt met herders en shepherds vertaald. Dit laatste is vanuit de Griekse grondtekst gezien niet juist. De benaming herder is in het Nieuwe Testament exclusief voor Jezus. Hij is de goede herder, (ho kalos poimèn; in de Engelse vertalingen ‘the good shepherd’ en in de Latijnse vertaling ‘pastor bonus’), de hoogste herder en de machtige herder van de schapen (Hebr.13:20). Eén keer lezen we in het Nieuwe Testament over dienende christenen die herder worden genoemd namelijk in de opsomming: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. (Ef 4:12). Uit bestudering van dit Bijbelgedeelte en het functioneren van apostelen, profeten enz; kun je conclusies trekken wat Paulus zich voorstelt bij de taak en het functioneren van die herders.
WAT WETEN WE OVER HET WOORD EPISKOPOS?
Bij het woord episkopos behoren de werkwoorden episkopeoo dat ‘toezicht houden’ en ‘zorgen voor’ betekent en episkeptomai dat ‘omzien naar’ en ‘bezoeken’ betekent. Dit laatste werkwoord zien we bijvoorbeeld in de woorden van Jezus: ‘Ik was ziek en jullie bezochten mij’ (Matt.25:36) en in de woorden van Jakobus: ‘Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan (bezoeken) in hun nood’ (Jak.1:27).
5
Het begrip opziener voor episkopos is niet alleen een letterlijke vertaling uit het Grieks maar geeft ook goed weer wat de taak is van iemand met deze functie: zien en toezicht houden. Er is echter nog iets heel belangrijk dat niet uit het woord zelf blijkt, maar wat onder andere in de voorgaande Bijbelgedeelten te zien is. Het gaat hier ook om iemand die ‘omziet naar’ in de zin van ‘zorg besteedt aan. Bij de episcopos in de vroegchristelijke kerk is daarbij de focus, de scope op de zielen van mensen, want Jezus is de episkopos van onze zielen (1 Petr.2:25).
WAT WETEN WE UIT DE BIJBEL OVER DE PRESBUTEROS?
Het woord ‘oudsten’ komt in de bijbel veel voor en dat verspreid over vele boeken. Op www. biblija.net zie je dat de NBV 217 keer vertaalt met ‘oudsten’. In theologische woordenboeken kun je lezen dat presbuteros in eerste instantie gewoon oud of ouder betekent, in tweede instantie de connotatie ‘gerespecteerd’ heeft en vervolgens de benaming is voor allerlei soorten leidinggevende mensen. Op meerdere plaatsen kun je ook lezen dat in de joodse en de vroegchristelijke geschriften leeftijd en officiële functie moeilijk te onderscheiden zijn. Twee zeer nauw verwante woorden met presbuteros zijn presbutis en presbutes. In Titus 2:2,3 worden ze vertaald met ‘oudere mannen’ en ‘oudere vrouwen’. Opmerkelijk genoeg volgen er dan voorwaarden waaraan zij moeten voldoen die veel lijken op de voorwaarden die gesteld worden aan presbuteroi, wat de indruk geeft dat het hier om mensen gaat met een officiële taak in de gemeente. Hetzelfde geldt overigens voor 1 Timoteüs 5:9,10 waar voorwaarden worden gesteld aan weduwen. Waar in de NBV het woord ‘ingeschreven’ wordt gebruikt, staat in het Grieks een werkwoord dat maar één keer voorkomt in het Nieuwe Testament (katalegoo). De Statenvertaling vertaalt met: ‘gekozen’ en Het Boek omschrijft het met de woorden: ‘Een weduwe, die bijzonder werk in de gemeente wil doen’. Vertalingen die suggereren dat het hier over aangestelde vrouwen gaat, geven misschien precies weer wat Paulus bedoelt. Dit wordt nog versterkt door vers 11 en 12 waar hij jonge weduwen afwijst omdat zij wanneer zij hertrouwen hun eerste belofte (om zich helemaal aan Christus te wijden) zullen moeten verbreken. Die ‘eerste belofte’ zou kunnen wijzen op het verlangen naar een officiële aanstelling. In vers 17 heeft Paulus het dan weer over een andere categorie oudsten wat de gedachte nog eens bevestigt dat ook ‘oudere mannen’, ‘oudere vrouwen’ en weduwen wat Paulus betreft in aanmerking komen voor officiële taken in de gemeente.
WERKWOORDEN BIJ HET LEIDINGGEVEN: KOPIAOO, PROÏSTÈMI, EPIMELEOMAI EN NOETHETEOO Leiders die zich toeleggen op onderricht noemt Paulus expliciet in 1 Timoteüs 5:17. Hij schrijft daar over oudsten (presbuteroi) die goed leiding geven en veel moeite doen (van het werkwoord kopiaoo) voor prediking (logos) en onderricht (didaskalia). ‘Leiding geven’ is hier de vertaling van ‘proïstèmi’. Dit woord gebruikt Paulus ook als hij het in Romeinen 12 heeft over het charisma om leiding te geven met ijver.
6
Bij de voorwaarden die aan een leider worden gesteld, zien we proïstemi bij goed leiding geven aan het eigen huisgezin en dat in relatie tot zorgen voor de gemeente van God (1 Tim.3:4,5). Het woord ‘zorgen’ (epimeleomai) is hier opmerkelijk omdat de tweede betekenis van proïstemi ook ‘zorgen voor, zich bekommeren om’ is. Paulus gebruikt proïstèmi ook in 1 Tessalonicensen 5:12 waar het gaat om leidinggevenden die zich afmatten (van ‘kopiaoo’) en terechtwijzen (van ‘noetheteoo’). Het werkwoord kopiaoo treffen we bijvoorbeeld aan in Matteüs 11:28 waar Jezus mensen, die afgemat zijn, uitnodigt om naar hem te komen. Het werkwoord noetheteoo staat nog op een aantal interessante plaatsen zoals bijvoorbeeld Kolossenzen 1:28 waar Paulus spreekt over het terechtwijzen en onderrichten van mensen om hen tot het volmaakte doel (teleion) te brengen, waarvoor Paulus zich dan weer afmat. Samengevat kunnen we zeggen over presbuteroi: presbuteroi zijn oudere en/of gerespecteerde mensen, wel of niet in een officiële functie. In de kerk te Jeruzalem waren de oudsten duidelijk de mensen die het, samen met de apostelen, voor het zeggen hadden. In het Nieuwe Testament lezen we over aangestelde oudsten dat zij leiding gaven, predikten, onderwezen, voor de gemeente van God zorgden, terechtwezen, de zwakken steunden, voor de zieken baden en hen zalfden met olie. Het is goed mogelijk dat ook weduwen en oudere vrouwen in aanmerking kwamen voor de officiële functie van oudste.
EEN BENAMING DIE ENKELE KEREN IN HET NIEUWE TESTAMENT VOORKOMT: ÈGOEMENOS Een andere benaming voor de leiders van de vroegchristelijke kerk is ègoemenos. Het werkwoord ègeomai betekent zowel ‘leiden’ als ‘een mening hebben over’. Beide betekenissen zijn van belang wanneer dit woord in het Nieuwe Testament wordt gebruikt. In Handelingen 14:12 noemden heidenen Paulus Hermes omdat hij de ‘ègoemenos toe logoe’, woordvoerder was. In Hebreeën 13:7 lezen we de oproep om zich de leiders (ègoemenoi) in herinnering te brengen die ‘het woord van God’ spraken en hen na te doen (mimeomai). Sommige vertalingen kiezen hier voor leiders, andere voor voorgangers.
HET BEELD VAN DE LEIDER ALS RENTMEESTER OF BEHEERDER
We bespreken tenslotte het beeld van de rentmeester of beheerder dat Paulus voor leiders gebruikt als hij aan Titus schrijft dat: ‘een opziener(episkopos), als beheerder van Gods huis (theoe oikonomos), onberispelijk moet zijn (Tit.1:7). Het gedeelte uit Titus over de opziener als beheerder van Gods huis staat bij Paulus in directe relatie tot leidinggeven aan het huisgezin. Een zin ervoor zegt Paulus dat de door Titus aan te stellen oudsten gelovige kinderen moeten hebben die niet onder beschuldiging (katègoria; zie ook 1 Tim 5:19) staan van een losbandig leven (asootia; zoals over de verloren zoon in Luc.15:13 wordt gezegd) of onaanspreekbaar, niet onderworpen (avupotaktos) zijn.
7
CONCLUSIES OVER DE TAKEN VAN GEMEENTELEIDERS
Bij de presbuteros ligt het accent op gerespecteerde leiders die leiding geven, prediken, onderwijzen en zorgen voor de gemeente. Bij de benaming episkopos ligt het accent op ‘omzien naar’ en ‘zorgen voor’. De vergelijking met de herder die leidt, weidt, zorgt en stuurt, helpt om een algemeen beeld te krijgen van de nieuwtestamentische leider. Bij het begrip‘ègoemenos’ lazen we over het brengen van het Woord van God. Het begrip oikonomos staat in het Nieuwe Testament in de context van het zorgen voor en leiden van het huisgezin en de gemeente. Bij het bestuderen van ‘de taken van een diaken’ heb ik de conclusies getrokken dat de diakonos dienaar én leider is; dat de diakonos in het Nieuwe Testament gelijkgesteld wordt aan de presbuteros/episkopos wat betreft normen en waarden en dat de diakonos alle taken kan doen die een presbuteros/episkopos doet. De diaken moet hier dus genoemd worden wanneer we conclusies trekken over de taken van gemeenteleiders. Uit al het voorgaande blijkt dat de taak van de leider alles te maken heeft met zich dienstbaar opstellen naar mensen door hen te voeden met de woorden van Jezus, hen aan te sporen, iets op het hart te drukken, te bemoedigen en te troosten. Dit gebeurt zoals een vader of moeder naar de kinderen, een herder naar zijn schapen en zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels. Op vele plaatsen hebben we gezien met hoeveel bewogenheid, ontferming, medelijden, bekommernis, zorg, inspanning, nauwgezetheid, tederheid en verdriet dit gebeurt. Ook de bescherming die een leider moet bieden komt naar voren door de vergelijking met ouders, herders en goede beheerders. De voorwaarden die aan leiders worden gesteld hebben ook een beschermend effect op degenen voor wie zij verantwoordelijkheid dragen. De opdracht van een gemeenteleider kunnen we samenvatten met de woorden ‘Weet hoe het met je schapen en geiten gaat, zorg goed voor de kudde’, die staan in Spreuken 27:23. De Statenvertaling vertaalt met ‘Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen, zet uw hart op de kudden’. De vertaling aangezicht komt letterlijk uit het Hebreeuws en komt dikwijls voor in de uitdrukking ‘het aangezicht van de Heer’, waardoor er opgeroepen wordt tot een zelfde soort verlangen waar het om gaat om de Heer kennen en de schapen kennen. De Septuaginta vertaalt dit met ‘psuchas poimnioe soe’ (letterlijk: de zielen van jouw kudde). Het woord ‘hart’ dat de Statenvertaling heeft in ‘zet uw hart op de kudden’ is de vertaling van het Hebreeuwse ‘lev’. De opdracht voor een gemeenteleider is dus om zijn schapen te kennen en veel hart, veel lef voor hen te hebben
WELKE ONTWIKKELINGEN ZIEN WE IN CHRISTELIJKE GESCHRIFTEN VOLGEND OP HET N.T.? In de geschriften die volgen op het Nieuwe Testament zien we, wat de taak van de leiders betreft, een voortzetting van hetgeen we hiervoor zagen. Zo lezen we bijvoorbeeld in het vijfde hoofdstuk van de brief van Polycarpus aan de Filippenzenen dat oudsten barmhartig moeten zijn, voor allen medelijdend; ze moeten terugbrengen wat afgedwaald is, alle zieken bezoeken, geen weduwe, wees of arme onbezorgd laten en altijd bedacht zijn op wat schoon
8
is voor God en mensen. Juist daarvoor schrijft Polycarpus dat gemeenteleden zich moeten onderwerpen aan de oudsten en diakenen. Ook daar herkennen we een voortzetting. Wat gezag betreft zien we in andere vroegchristelijke geschriften dat er al snel een hiërarchie komt binnen het leiderschap. Een kerk die nieuwtestamentisch leiderschap wil, zal zich er terdege over moeten bezinnen hoe die hiërarchie kan worden vermeden.
9
Apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars
Apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars zijn gaven (domata) van Jezus zelf, die hij geeft tot toerusting van de heiligen voor dienstbetoon (ergon diakonias) en opbouw van het lichaam van Christus (Ef. 4:11). Het fundament voor die opbouw wordt gelegd door apostelen en profeten (Ef. 2:20). God heeft in zijn lichaam (sooma), zijn gemeente (ekklèsia) mensen een plaats gegeven, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars (1 Kor.12:28). In de eerste zin van het boek Handelingen worden de apostelen al genoemd en dit boek krijgt dan ook als opschrift Handelingen van de apostelen (prakseis apostoloon). Dit wil echter niet zeggen dat het lichaam van Christus alleen opgebouwd werd door apostelen die heiligen hebben toegerust tot dienstbetoon. Ook profeten, evangelisten, herders en leraars hebben dit in de vroegchristelijke kerk gedaan. In het Nieuwe Testament treffen we meerdere namen van apostelen aan (naast de 12), enkele namen van profeten en leraars, één maal de naam van een evangelist en nergens de naam van een herder.
DE BEDIENING HERDER
Bij Paulus constateren we dat hij zelfs bij het schrijven over het zorgen voor de kudde niet over herders maar over episkopoi en presbuteroi spreekt. In de opsomming van de mensen die Jezus aan Zijn kerk geeft, gebruikt hij voor één keer wél de benaming herder. Het is dus zeer goed mogelijk dat Paulus hier een type herder voor ogen heeft met een bredere taak dan het weiden van de kudde door een leider in een plaatselijke gemeente. In het Oude Testament worden er wel herders bij naam genoemd, waaronder grote leiders zoals Mozes en David. Deze leiders waren er voor een heel volk zoals ‘de 5’ in Efeziërs 4 er zijn voor het hele lichaam van Christus. Dat geldt heel waarschijnlijk ook voor de herder zoals Paulus die in dit Bijbelgedeelte voor ogen heeft.
EEN BEDIENING HERKENNEN
Een bediening wordt volgens Efeze 4 door Jezus aangesteld. Hoe herken je dat? Mijns inziens ten eerste door woorden van kennis of wijsheid die iemand als bediening benoemen, dus op bovennatuurlijke wijze. Ten tweede door de praktijk waarbij een bediening zich kenmerkt door dienstbetoon naar de grotere cirkels van christenen en kerken. Ten derde door de bevestiging door andere leiders dat deze persoon effectief ook functioneert als bediening. Wat het herkennen van bedieningen betreft is het ook belangrijk dat je duidelijk het onderscheid ziet tussen een charisma voor iets hebben en als bediening een gave van God aan de kerk zijn. Het is niet altijd gemakkelijk om dit bij iemand te onderkennen omdat iemand die als bediening aan de kerk is gegeven als toegewijd christen ook
10
bekwaamheidsgaven (de 7 charismata uit Romeinen 12) ontwikkeld heeft. Je kunt dus uit bekwaamheidsgaven niet afleiden dat iemand een bediening is. Timoteüs bijvoorbeeld had het charisma om te onderwijzen, maar was hij misschien ook de bediening leraar, want hij moet doen wat kenmerkend is voor een bediening namelijk doorgeven aan betrouwbare mensen die op hun beurt geschikt zijn om anderen te onderwijzen (2 Tim.2:2). Ook uit de bovennatuurlijke gaven (de 9 charismata uit 1 Cor.12) kun je niet afleiden dat iemand een bediening is want die gaven zijn aan alle christenen gegeven en ook het uitleven van de 9voudige vrucht (uit Galaten 5) geeft geen reden om iemand een bediening te noemen. Het spreekt natuurlijk wel voor zichzelf dat een bediening zich maximaal uitstrekt naar de 9 charismata en het leven vanuit de 9voudige vrucht.
DE KERNTAKEN VAN DE BEDIENINGEN
Bedieningen beseffen dat de kern van hun roeping bestaat uit gebed (om mensen bij God te brengen) en verkondiging ( om God bij mensen te brengen). We zien het besef daarvan al concreet gemaakt in Handelingen 6 waar de apostelen zeggen ‘hèmeeis de tei proseuchei kai tei diakonai toe logoe proskarterèsomen’ (wij dan aan het gebed en de dienst van het woord zullen ons toewijden). De kern van de roeping is bij de 5 bedieningen dezelfde, maar de uitwerking verschilt. De apostel en de profeet zullen altijd alle aspecten van Gods Koninkrijk benadrukken, want zij zijn fundamentleggers van al hetgeen in Jezus is. De andere drie bedieningen zullen dat ook doen maar met het accent van hun bediening. Je kunt dat als volgt verwoorden: Een herder brengt je verder in pastoraal dienstbetoon, een evangelist doet je zoeken naar wat is vermist en stimuleert verkondigend dienstbetoon, een leraar stoomt je klaar voor onderrichtend dienstbetoon. Wanneer deze drie hun stempel zetten op de kerk en haar omgeving, zijn ze een hel voor de duivel.
GEHEUGENSTEUNTJES OM DE ACCENTEN VAN DE BEDIENINGEN TE ONTHOUDEN
De apostel is een gezondene met de fundamentele opdracht het mysterie van het evangelie te openbaren (Efeziërs 6:19). Om te onthouden waar de bedieningen een accent leggen, kun je uit het woord gezondene de woordjes zonde, zond, zon en gezond nemen. De profeet is dan degene die het meest de zonde accentueert, de evangelist degene die het meest de nadruk legt op ‘God zond zijn Zoon’, de leraar wil een totaalbeeld van God geven door bijv. te spreken over ‘God is als de zon’ en de herder zal de nadruk leggen op ‘gezond’ zijn. Met deze (wel knappe) woordspeling bevestig je tegelijkertijd dat de apostel zoals men wel zegt, iets van alle bedieningen in zich heeft, of nog anders gezegd alle andere bedieningen kan raken. Men illustreert dat dan met de hand, waarbij de duim alle vingers kan aanraken. In een beetje lenige hand kunnen echter alle vingers elkaar raken (zij het niet zo vlot als met de duim). Wanneer dan ook gezegd wordt dat de duim het beste draagvlak heeft, gaat de vergelijking met de bedieningen mis. Paulus zegt namelijk dat apostelen én profeten fundamenteel bezig zijn. Toch blijft het verhelderend om de profeet te vergelijken met de wijsvinger, wijzend naar zonde en rechtvaardigheid; de evangelist met de middenvinger die
11
het verst naar buiten reikt, zich uitstrekkend naar het verlorene; de herder met de ringvinger, altijd gericht op het innerlijk welzijn van het lichaam van Jezus; en de leraar met de pink omdat je met die vinger het beste in je oor kunt en de leraar je leert om het Woord van God beter te horen.
DE BETEKENIS VAN DE BEDIENINGEN VOOR DE LOKALE LEIDERS EN DE LOKALE KERK Wanneer je gelooft dat de vijfvoudige bediening onmisbaar is voor de kerk zoals Jezus die voor ogen heeft, is het ook belangrijk dat elke bediening haar stempel drukt op de plaatselijke kerk. In hun toerusting tot dienstbetoon ontdekken de bedieningen natuurlijk dat de ene christen zich meer laat toerusten dan de ander. Je mag aannemen dat dit ook een rol speelde bij het aanstellen van leiders in de vroegchristelijke kerk. In ieder geval is zeker dat de doorstroom stopt wanneer aangestelde leiders niet werken met het naar aanleiding van 2 Timoteüs 2:2 ‘222 principe’: ‘Wat jou doorgegeven is, moet jij doorgeven, zodat anderen gaan doorgeven’ (NIV ‘And the things you have heard me say in the presence of many witnesses entrust to reliable men who will also be qualified to teach others’). Aangezien de leiders van de plaatselijke kerk de taak hebben om op te voeden en te scopen (de richting te bepalen) is hun visie op bedieningen van grote invloed op de plaatselijke kerk. Het is dus een must voor een apostolische kerk dat de leiders van die plaatselijke kerk onder invloed zijn geweest en zijn van de 5 bedieningen. De leiders van een plaatselijke kerk hebben de opdracht om de 5 bedieningen ‘te vertalen’ naar degenen over wie zij gesteld zijn. De leiders zullen dus onderwijzen en motiveren hoe belangrijk het is om lief te hebben, te evangeliseren, en discipelen en dienaren van Jezus te worden. Door de impact van de bedieningen op hun levens zullen zij veel aandacht geven aan het grote gebod (om God en elkaar lief te hebben) en aan de grote opdracht van Jezus (om te evangeliseren en discipelen te maken). Zij zullen ook aandacht geven aan het ontwikkelen van de gaven zoals die in Romeinen staan opgesomd: profeteren, bijstand verlenen, onderwijzen, troosten, weggeven, leiding geven en barmhartig zijn. De invloed van de bedieningen op hun levens zal de leiders helpen om die gaven in mensen te herkennen en de goede wegen te bewandelen om zich in die gaven te bekwamen. De toerusting door de profeet stelt de leider in staat iemand terzijde te staan bij het zich bekwamen in het profeteren en onder invloed van die toerusting zal hij stimuleren om meer geestelijke gaven te gebruiken. Door de leraar zal hij de gave van het onderwijzen herkennen en stimuleren. Door de herder de gave om bijstand te verlenen, te troosten of barmhartig te zijn. Door de apostel en profeet om zichzelf helemaal weg te geven aan Jezus en Zijn kerk. Bedieningen kunnen natuurlijk ook door de lokale leiders gevraagd worden om de plaatselijke kerk rechtstreeks te dienen. De lokale leiders hebben daarbij de verantwoordelijkheid om te zien wat de gemeente op een bepaald moment in het bijzonder nodig heeft en erop te letten dat er een evenwichtige invloed is van alle bedieningen.
12