LEIDER (M/V) IN LAST Over moreel leiderschap in kerken in tijden van maatschappelijke onrust en onzekerheid Verslag van een studiedag op 27 oktober 2014, PLD, Utrecht
Context “Wij geloven in meer, niet in minder!”, was de reactie van de Raad van Kerken op het “Minder, minder” van de PVV in reactie op de vraag van Wilders in het voorjaar van 2014 of zij meer of minder Marokkanen in Nederland willen. Kerkgemeenschappen richtten een vluchtkerk in voor uitgeprocedeerde asielzoekers. In Leiden werd de kerken gevraagd ondersteuning te bieden bij de begeleiding van een exgedetineerde pedofiel. In Apeldoorn speelde iets dergelijks rond de huisvesting van de moordenaar van de politicus Pim Fortuyn. Buurtpastoraat trekt zich het lot aan van dak- en thuislozen. Door veranderingen in de zorgwetgeving kijkt men voor allerlei taken (weer) naar de kerken. Zomaar een paar kwesties waarin een appèl op kerken werd gedaan om onderdak en zorg te bieden aan mensen van buiten de kerk, of waarin (mensen in) kerken vanuit zichzelf dit appèl voelden. De primaire reactie op een dergelijk appèl is: Iedereen verdient een veilige plek in de samenleving. Is dat immers niet een belangrijk element van onze christelijke godsdienst, van de ethiek en moraal die daarmee verbonden zijn? Een primaire morele reactie dus. Maar dergelijke kwesties roepen vaak spanning, conflict, verwarring en onzekerheid op, die zich zowel buiten als binnen de kerken voordoen. Moet je mensen ook onderdak geven als je de indruk hebt dat zij een bedreiging vormen voor de veiligheid van anderen? Moet je zorg bieden als je de indruk hebt dat dit verdere bezuinigingen legitimeert en vrijwilligers overbelast? Zo zijn er meer morele kwesties, ook van meer individuele aard. Wat moet je doen met het lijden van een ernstig zieke ouder of kind? Wat te doen als een familielid of vriend psychisch ernstig in de war is, maar zich niet wil laten helpen en niet gedwongen kan worden opgenomen? Steeds meer kerken realiseren zich dat zij een bijdrage kunnen – en misschien dan ook wel moeten – leveren aan duurzaamheid, maar welke veranderingen vergt dat, in kerkelijk beheer en persoonlijk gedrag? En wat wordt van een plaatselijke kerk verwacht als de radicale islam zich in haar wijk lijkt te manifesteren? Of als anderen alleen al de suggestie daarvan aangrijpen om elke moslim aan te vallen? Hoe moet er gereageerd worden als er vragen gesteld worden over het conflict tussen Israëliërs en Palestijnen? En van een schijnbaar heel andere orde: moet je je mengen in de discussie
1
over Zwarte Piet en de verwijten van discriminatie en racisme die daarbij naar voren komen? Hoe te reageren als de overheid islamitische organisaties onder verscherpt toezicht plaatst? Al die vragen, spanning en onzekerheid roepen om leiderschap, ook in kerken, ook van predikanten. Leiderschap bij sociale en morele dilemma’s. Moreel leiderschap. Maar wat behelst dat leiderschap? Wat bedoelen we met moreel leiderschap? Is dat iets anders dan geestelijk leiderschap in kwesties van geloof, of dan pastoraal leiderschap, of organisatorisch leiderschap in het reilen en zeilen van de kerkelijke gemeente? Gaat het dan inderdaad om primaire, glasheldere morele boodschappen, op basis van een moraal en ethiek die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat? Gaat het om leiderschap binnen de kerk en de gemeente, of ook naar buiten toe? Hoe doe je dat, als predikant, kerkelijk werker of als kerkenraadslid? Is aandacht tijdens de eredienst, in de preek of bij de gebeden voldoende? Een actie organiseren? De wet overtreden door een vluchtkerk in te richten? Samen op bezoek gaan bij de Marokkaanse moskee in de buurt? Gesprekken in de wijk organiseren?
Studiedag Over dit thema belegden Stichting Oikos en Kerk in Actie op 27 oktober 2014 in Utrecht een studiedag met de titel Leider (m/v) in last. Moreel leiderschap in tijden van maatschappelijke onrust. Het accent lag daarbij op de vraag hoe de spanningen en verwarring die ontstaan door een aantal meer publieke maatschappelijke kwesties - de plek van Marokkaanse Nederlanders in ons land, de huisvesting van ex-gedetineerden in een gewone woonwijk – in kerken aan de orde komen. Daarover brachten ds. Karin van den Broeke, voorzitter van de Generale synode van de PKN, en dr. Joke van Saane, voorzitter van de wijkkerkenraad van de Grote Kerk in Apeldoorn hun ervaringen naar voren. Joke van Saane plaatste dat ook in het kader van haar expertise als universitair docent godsdienstpsychologie aan de VU en onderzoeker op het terrein van leiderschap. Een verdere reflectie werd geboden door dr. Jack Barentsen, onderzoeker praktische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven. In twee workshops werd verder op de vragen en voorbeelden ingegaan, mee aan de hand van de eigen ervaringen rond moreel leiderschap van het dertigtal deelnemers. Daarnaast presenteerden drs. Christiaan Hogenhuis en ir. Jaap van der Sar van Stichting Oikos elementen uit het format dat zij ontwikkelden voor een workshop over deze thematiek die (werkgemeenschappen van) predikanten, kerkelijk werkers en kerkenraden in principe zelf kunnen uitvoeren en hen kan helpen om gezamenlijk richting te bepalen in situaties van maatschappelijke onzekerheid.
Opening (Evert Jan Hazeleger) De programma-manager van Kerk in Actie, Evert Jan Hazeleger, opende de studiedag met een korte schets van de voorgeschiedenis ervan in het project rond maatschappelijke onzekerheid en door het thema in een mondiaal kader te plaatsen. Hij maakte zojuist een vergadering mee van ACT Alliance, het mondiale samenwerkingsverband van kerkelijke diaconale instellingen waarvan Kerk in Actie lid is. Voor ACT Alliance is het uitgangspunt rechtvaardigheid en waardigheid voor allen. Dat schuurt als er sprake is – zoals in ons land – van maatschappelijke onzekerheid, die populistisch wordt gevoed. Daarvan is op allerlei manieren sprake. Sinds 2009 – het begin van het project rond maatschappelijke
2
onzekerheid - is er nogal wat veranderd. Naast het populisme kregen we ook te maken met een economische crisis die weer een hele nieuwe dimensie gaf aan de maatschappelijke onzekerheid. Het heeft de tegenstellingen verscherpt. In 2014 maakten we een volgende fase mee in de reeks van populistische uitingen. In maart het ‘minder, minder” van Wilders, wat leidde tot de kerkdienst in Den Haag op 23 maart: ‘Wij geloven in meer’. Daarna volgde een hete zomer met de Gaza-oorlog en de oorlog tegen IS. Het gevolg is een toenemend antisemitisme. Mannen met keppeltjes en rabbijnen worden op straat nageschreeuwd. Synagogen moeten extra worden beveiligd. Joden zeggen dat zij zich sinds de Tweede Wereldoorlog niet zo onveilig hebben gevoeld. Moslims krijgen in toenemende mate het gevoel dat ze ongewenst zijn en krijgen vaak te maken met discriminatie, en in eigen kring met radicalisering en extremisme. Evert Jan Hazeleger stelt dat dit erop wijst dat we een fundamenteel moeilijker situatie hebben dan in 2001 (9-11) of 2004 (moord op Theo van Gogh). In recent onderzoek onder predikanten werd duidelijk dat er maar weinig predikanten actief betrokken zijn bij het diaconaat van hun gemeente. Ook wordt er in de preken maar weinig ingegaan op de concrete maatschappelijke zaken waar gemeenteleden mee te maken hebben. Het scherpe maatschappelijke klimaat is er daar een van. Dit geeft misschien een blinde vlek weer en een hiaat in de opleiding van predikanten. Volgens Evert Jan Hazeleger legt het ook een verlegenheid bloot. Hoe kun je op een goede wijze inspelen op maatschappelijke spanningen en vragen. In die verlegenheid wil dit project en de uitkomsten van vandaag voorzien. Het draait naar zijn idee om kerkelijke presentie in maatschappelijk onzekere tijden. Daarbij is moreel leiderschap onmisbaar. Kerk in Actie heeft opdracht gegeven voor dit project en de studiedag vanwege de uitsluitingsmechanismen, die niet alleen in de samenleving merkbaar waren maar ook in de kerk. Ze wilde een methodiek om daar in de praktijk wat mee te kunnen doen. De hierboven geschetste ontwikkelingen maken een concrete aanpak van uitsluitingsmechanismen alleen maar dringender. Voor Kerk in Actie zijn daarbij twee pijlers van belang: de vraag uit Genesis ‘Ben ik mijn broeders, mijn zusters hoeder?’ en de opdracht uit de gelijkenis van de wonderbare spijziging, waar hongerigen niet met een lege maag naar huis gestuurd worden en Jezus zegt: ‘Geven jullie hen te eten.’
Wij geloven in meer, niet minder (ds. Karin van den Broeke) De voorzitter van de Generale synode van de PKN, mevr. ds. Karin van de Broeke presenteerde vervolgens haar ervaringen rond de kerkdienst die in Den Haag werd georganiseerd in antwoord op het optreden van Geert Wilders en de PVV-aanhang op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen, waar Wilders vroeg of zij meer of minder Marrokkanen in Nederland wilden en de aanhang scandeerde ‘minder, minder’. Binnen een dag en zonder enige aarzeling werd besloten tot een kerkdienst met als thema “Wij geloven in meer, niet in ‘minder, minder’”. De aanzet daartoe kwam van enkele concreet aan te wijzen personen, die stelden ‘Dit kan toch niet onbeantwoord blijven?’ en ‘Is dit niet het moment om ons te laten horen?’ De bedoeling van de kerkdienst was niet te polariseren tegen Wilders, maar een ander geluid te laten horen, vóór verdraagzaamheid. Het gevoel hierbij was: dit heeft alleen betekenis als we het metéén doen. De grootste uitdaging was hoe verschillende tradities hierbij te betrekken – oecumene, evangelicale kerken, migrantenkerken, moslims, andere religies – en de onderlinge verbondenheid uit te drukken op zo’n manier dat ieder daarbij trouw kan blijven aan de eigen traditie. Uiteindelijk werd voor het uitdrukken van deze
3
‘eenheid in verscheidenheid’ de vorm gevonden van het delen van het licht, aan het eind van de dienst. Daarbij koos de vertegenwoordigster van islamitische zijde bijvoorbeeld voor een wierookstokje, wat meer paste binnen haar traditie. Op de dienst kwamen twee soorten reacties. Er waren dankbare geluiden: ‘We leven weer in een ander Nederland’. Dit was de meerderheid. Maar ook was er kritiek: ‘Kennen jullie de rauwheid van onze samenleving wel?‘ ‘Is een kerkdienst wel de juiste vorm?’ Alle reacties zijn persoonlijk beantwoord. Het leverde onderling begrip op en soms zelfs een vorm van instemming. Karin van den Broeke besloot met de opmerking dat het in dit soort situaties van belang blijft te vertrouwen op je intuïtie. “En je mag hopen op de aanwezigheid van de Geest.” Zo kan iedereen op zijn eigen plaats een bijdrage leveren.
Iedereen is welkom (dr. Joke van Saane) Een ander voorbeeld daarvan gaf vervolgens dr. Joke van Saane, hoogleraar godsdienstpsychologie aan de VU én voorzitter van de wijkkerkenraad van de Grote Kerk te Apeldoorn. In die laatste hoedanigheid was zij betrokken bij de discussie over de nieuwe woonplaats van Volkert van der Graaf na zijn vrijlating. In Apeldoorn was al langere tijd bekend dat hij daar zou komen wonen, en wel in de wijk van de Grote Kerk, zonder dat dit veel ophef veroorzaakte. “Apeldoorners zijn nuchtere mensen.” Toen de EO hiervan lucht kreeg en de vraag aan de kerkenraad stelde ‘Wat gaan jullie hieraan doen?’ ontstond er echter toch discussie. Een vraag was wie hierover namens de Grote Kerk het woord zou voeren. De predikant was met ziekteverlof, zijn voorganger was bij de media bekend maar was niet bij deze zaak betrokken. De media-aandacht vergde echter snel en adequaat reageren. Uiteindelijk reisde de voorzitter van de kerkenraad – “Ik kan daar wel wat over zeggen” - naar Hilversum af met de overeengekomen boodschap: Wij willen een open en gastvrije kerk zijn. Als Volkert van der Graaf zich meldt, dan is hij welkom.’ Voor deze nuchtere en rustige reactie was veel waardering bij de andere wijkgemeenten in Apeldoorn en bij B & W. Joke van Saane plaatste dit voorbeeld van lokaal kerkelijk leiderschap in een breder perspectief van leiderschap. Daaronder verstaat zij een dynamisch proces waarin leider en volgers elkaar beïnvloeden zodat 1. er overeenstemming ontstaat over doelen en middelen van de groep; 2. individuele leden en de groep als geheel optimaal gefaciliteerd worden in de pogingen de doelen te bereiken; 3. het welzijn van de groep en de leden verhoogd wordt. Deze karakteristieken zijn gelegd naast de casus zoals die zich in Apeldoorn ontvouwde. Waar het in de definitie van leiderschap vooral gaat om (doelen, middelen en welzijn van) de eigen groep, stelt zij dat moreel leiderschap betrekking heeft op andere – wat zij noemt – taakrelaties. In (religieuze) groepen spelen meer relaties dan alleen die binnen de groep. Er is ook een relatie met de buitenwereld. Niet alle leiderschap in kerken is moreel leiderschap, of zoals Joke van Saane formuleert: geloof-waardig leiderschap. Bij geloofwaardig leiderschap zijn leider en groep goed op elkaar afgestemd, is er een zekere flexibiliteit in de rollen (bijv.: wie neemt het voortouw, wie organiseert het gesprek, wie brengt informatie in en analyseert, wie treedt naar buiten?) en manieren van optreden (stijlen) in de groep en is er geen eenzijdige focus op de leider dan wel de eigen groep. Moreel leiderschap betekent voor Joke van Saane in de eerste plaats open staan voor
4
en goed luisteren naar wat er speelt in de stad, binnen én buiten de eigen groep (kerk). Dat speelde eerder al rond de aanslag op de Koninklijke familie tijdens Koninginnedag en recent ook weer bij de ramp met de MH17, waarbij verschillende bewoners van Apeldoorn omkwamen.
Ruimte maken (Christiaan Hogenhuis, Oikos) Na deze inleidingen verduidelijkte Christiaan Hogenhuis aan de hand van enkele beelden het begrip ‘moreel’ in moreel leiderschap. Dit als korte weergave van een achtergrondstuk dat voor de studiedag was rondgestuurd. De kern daarvan is: waar ‘moreel’, moraal en ethiek vaak worden geassocieerd met het geheven vingertje, regels, plichten en precies weten hoe het moet, zo nodig heel anders dan ‘de massa’ doet – verbeeld met het morele kompas, de opgestoken duim, ‘goed zo!’, en het dwars op de stroom gaan liggen - gaat het in de kern om het gesprek over de vraag ‘hoe te leven?’ Ofwel, de vraag wat goed leven, het goede leven en goed samenleven is en wat daaraan bijdraagt. Dat is altijd een zaak van interpretatie, in een specifieke context, waarvoor geen absolute en universeel geldende antwoorden beschikbaar zijn, vanuit welke traditie dan ook. Moraal en ethiek zijn dan eerder richtingwijzers die de verschillende richtingen aanduiden die je in kunt gaan, of verspieders in het kraaiennest die aangeven waar land in zicht of verborgen klippen onder water aanwezig zijn. Het gaat dan werkelijk om een gesprek over die verschillende interpretaties en bij elkaar doorvragen wat daar nu werkelijk achter schuil gaat, tot je op een punt van sprakeloosheid komt. Dat is het punt waarop werkelijk zichtbaar wordt wat voor de betreffende persoon van doorslaggevende waarde, van ultiem belang of gewicht is. Daarin beïnvloeden traditie en situatie elkaar wederzijds in een ‘reflexief evenwicht’ waarvan de exacte invulling of uitkomst – de stand van de balans - niet zomaar vaststaat. De hoop is dat mensen, omdat zij allemaal mensen zijn, uiteindelijk die ultieme waarden bij elkaar herkennen en zo een grond voor overeenstemming, afstemming en samenwerking vinden. Zo vormt zich een besef dat een gemeenschappelijke ultiem belang aan de orde is, waarop men zich als groep (kerk) wel móet laten horen, omdat men niet anders kán en wíl. Maar die ultieme waarden kúnnen ook botsen, binnen en buiten de groep. Dan kan echter het werkelijke besef dat het ook bij ander om een ultieme waarde gaat, het conflict wellicht van haar dodelijke scherpte ontdoen. Tegelijk kan uiteraard zo’n ultiem belang ook voor een predikant of andere ‘werker in de kerken’ in een specifiek geval aan de orde zijn en dat is dan een punt waarop hij of zij persoonlijk van zich zal laten horen. Ethiek verandert zo van ‘antwoorden (moeten) geven’ naar ‘hulp bieden bij het vinden van antwoorden’ en in laatste instantie soms ook van zich laten horen, bijvoorbeeld door een scherpe vraag te stellen: ‘moet hier niet iets tegenover staan?’ Hulp in de vorm van vragen stellen, waar nodig ondersteund door analyse, begrips- en probleemverheldering, en vooral ruimte creëren waar de vragen gesteld en besproken kunnen worden. Dat is dan misschien wel de voornaamste, eerste betekenis van moreel leiderschap, ook van predikanten en andere ‘werkers in de kerken’. De gebruikte beelden (bijv. een richtingwijzer die tegen de rest in gaat, een ‘geheven vingertje’, een weegschaal voor de afweging en de reflexieve balans, een matroos in een kraaiennest enz.) brachten verschillende associaties rond moreel leiderschap compact en herkenbaar naar voren. Zij bleken ook naderhand verhelderend te werken bij het gesprek over de inleidingen.
5
Artiest, impresario en ingenieur (dr. Jack Barentsen) Als afsluiting van de inleidingen reflecteerde dr. Jack Barentsen, onderzoeker praktische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven op moreel leiderschap in kerken. Hij stelde dat elke vorm van leiderschap een ethische dimensie heeft. Er komen immers normen en waarden bij aan de orde en het heeft betrekking op andere mensen, die niet alleen maar als human resources gezien kunnen worden. In kerken en onder theologen is er veel aandacht geweest voor organisatieleiderschap, die vaak wordt ingezet in organisaties die resultaatgericht zijn. In kerken was en is dat het geval omdat door fusies, krimp, afkalving of juist de focus op groei veel tijd moet worden besteed aan het onderhoud van de organisatie. Moreel leiderschap richt zich juist of ook op het gezamenlijke welzijn (binnen en buiten de organisatie; common good). Deze dimensie wordt echter stelselmatig ontkend of ondergewaardeerd, waardoor het bijv. bij banken zo lastig is om een echte cultuuromslag naar ethisch of moreel verantwoord leiderschap te maken en te laten beklijven. In modellen zoals authentiek en spiritueel leiderschap of de lerende organisatie en in het onderzoek daarnaar wordt er echter toch wel iets van zichtbaar. Dat is een goede ontwikkeling, want anders wordt een oneigenlijke contrast gecreëerd tussen organisatorisch en moreel leiderschap. Moreel leiderschap komt volgens Jack Barentsen in kerken vooral naar voren bij maatschappelijke vraagstukken waarin kerkleden en/of pastores een weg zoeken, of zelfs waarin een pastor zijn of haar kerkleden oproept tot dieper gaande morele en spirituele bezinning. Het gaat dan om een vorm van maatschappelijk georiënteerd religieus leiderschap waar over de grenzen van de kerk heen gekeken wordt naar wat er in de samenleving aan de hand is. De vraag is dan niet zozeer of een leider de groep (kerk) meekrijgt (zoals meer het geval is bij organisatieleiderschap), maar of de groep en de groepsleden een eigen moreel standpunt kunnen ontwikkelen en durven in te nemen, ondanks tegenspraak of zelfs tegenwerking. De roep om moreel leiderschap komt meer dan eens voort uit een verlegenheid. Veel kaders waarop een leider voorheen als ware het een moreel kompas een vanzelfsprekend beroep kon doen, zijn weggevallen of worden minder breed gedragen. Daardoor is meer nadruk komen te liggen op persoonlijk en authentiek leiderschap. Daar is moed voor nodig. Je komt immers makkelijker alleen te staan. Ook Jack Barentsen benadrukte dat het bij (moreel) leiderschap gaat om de verhouding tussen leider en groep. Leiderschap en gemeenschap vormen een interactief geheel. Een belangrijke rol van moreel leiderschap is het vertegenwoordigen van en helpen vormgeven aan de groepsidentiteit. Dat hoeft niet per se vanuit een bepaalde leerstelligheid benaderd te worden. Het accent kan ook liggen op (gemeenschappelijke) ervaring en de sociale betrokkenheid van de groep. De leider is dan vaak iemand uit de groep of de organisatie die de normen en waarden, de principes van de organisatie vertegenwoordigt en liefst ook belichaamt. D.w.z. leiders zijn vaak (maar niet altijd) een soort prototype voor de groep. Leiderschap wordt dan vaak gezien, zelfs in een bedrijfscontext, als identiteitsleiderschap. De leider is ondernemer in identiteit die deze identiteit vormt, aanpast, accentueert en concreet vorm geeft. Daarmee heeft identiteitsleiderschap drie dimensies: Artiest van sociale identiteit: creatief vorm geven aan de visie op wie we zijn in onze context Impresario van sociale identiteit: rituelen, bijeenkomsten, activiteiten organiseren en leiden waarin deze visie tot uitdrukking komt, a.h.w. wordt gevierd
6
Ingenieur van sociale identiteit: de visie op sociale identiteit concreet vormgeven in het dagelijkse leven. Deze 3 dimensies zijn alle nodig voor een evenwichtig identiteitsleiderschap, maar hoeven niet alle in één persoon te zitten.
Een oefening Leiderschap – hoezeer we er ook naar streven – krijgt niet altijd en eenvoudig vorm. Dat bleek toen aan het begin van de middag een ogenschijnlijk simpele oefening werd gedaan door de deelnemers: een latje moest door de groep met inachtneming van een aantal regels op de grond gelegd worden. Dat bleek moeilijk tot te moeilijk. Los van het resultaat: het proces naar het gewenste resultaat toonde vele vormen van leiderschap, door wisselende personen. Dat gaf stof tot nadenken.
‘Hier laten we elkaar uitspreken’ (workshops) Dat de inleidingen en de oefening iets los maakten, bleek in de werkgroepsdiscussies, waarin aspecten uit de inleidingen en de oefening werden gekoppeld aan eigen ervaringen en vragen van de aanwezigen. Vragen zoals: wanneer ga je een kritische grens over als je voor een groep werkt, hoe ga je daarin met je eigen grenzen om? Hoe beïnvloeden de social media de uiteindelijke vorm en expressie van leiderschap waarmee je uit de voeten kunt? Hoe ga je om met de communicatiedruk van buiten, waarin je soms allerlei verborgen agenda’s worden toegedicht? Dit soort vragen komen op zowel bij intern kerkelijke kwesties - zoals in het geval van fusies tussen kerken, de rolverdeling tussen kerkenraad en predikant, of kerkleden die uit onvrede onder de preek de kerk uitlopen - als bij externe kwesties, zoals de verhouding tot een lokale moslimgemeenschap. Soms ook vervagen die grenzen doordat een conflict in de burgerlijke gemeente in de kerk tot precies dezelfde scheidslijnen leidt. Herkend werd de idee dat een leider niet steeds alle functies, zoals genoemd door Jack Barentsen, hoeft te vervullen. Essentieel is dat alle functies in een team vertegenwoordigd zijn. Daarmee geef je ook ruimte aan verscheidenheid en wellicht houd je daardoor de spanning uit. In de gesprekken kwamen allerlei bruikbare inzichten naar voren: Laat zien hoe je zelf ook worstelt met een bepaalde kwestie. Zorg (indien mogelijk) dat je elkaar kent (vóór of los van het conflict). Dat schept vertrouwen en biedt een context om lastige vragen aan elkaar te stellen. Er is veiligheid nodig. Afspraken kunnen daarbij helpen, zoals: ‘Hier laten we elkaar uitspreken’, ‘Niets van wat hier gezegd wordt gaat zonder toestemming naar buiten’ e.d. Wacht niet op incidenten. Verantwoording en bespreking van wat je doet moet je organiseren. Een jaarlijkse terugblik bijvoorbeeld. We kunnen samenleven zonder het met elkaar eens te zijn. Verschillende van deze inzichten geven in feite invulling aan wat genoemd werd ‘ruimte maken voor de kwaliteit van het proces of een proces met kwaliteit’. Dat werd genoemd als een belangrijke functie van moreel leiderschap. Op een ander moment werd dit gespecificeerd tot: ‘de stem van de ongehoorde laten horen’. Als belangrijke zaken die nodig zijn om een proces met kwaliteit te realiseren werden genoemd:
7
Creativiteit Moed Gedeelde tijd met elkaar doorbrengen. Of zelfs: met elkaar in een gemeenschap leven Je laten voeden door verhalen, van personen en uit de traditie Vertrouwen, in jezelf én in de ander Geloof Veiligheid
12 Angry men (filmfragmenten) Praten helpt, maar is niet alles. Beelden kunnen heel veel duidelijk maken. Dat bleek toen een selectie van drie fragmenten werd getoond uit de film ’12 Angry Men’ uit 1957. De fragmenten, geselecteerd door Oikos, gaven aan hoezeer de uitingsvormen van leiderschap kunnen verschillen, en wellicht afhankelijk van de situatie moeten verschillen. Een cruciaal element bleek: een vraag stellen of een twijfel uiten, zeker als de zaken volstrekt helder lijken: ‘Ik weet het niet.’ Dat wekt soms ergernis, wat een van de deelnemers deed opmerken: “Een leider? Hij blokkeert alleen maar de voortgang. Of hij een leider wordt, moet nog blijken.” Dit kon weer verbonden worden met de ‘dwarsligger’ die naar voren kwam in de beelden die Christiaan Hogenhuis eerder liet zien. Dit kan kennelijk een belangrijke fase in het moreel leiderschap zijn. De beelden riepen al met al weer een geanimeerd gesprek op.
Een workshopformat Dat is ook de reden dat deze filmfragmenten, net als de eerdere oefening, zijn opgenomen in het format dat Oikos ontwikkelde om rond moreel leiderschap bijeenkomsten te organiseren. Het format werd zonder veel extra toelichting – er was al genoeg gesproken en uitgesproken - uitgereikt aan ds. Karin van den Broeke door ir. Jaap van der Sar, die het format samen met Christiaan Hogenhuis ontwikkelde. De bedoeling is dat de deelnemers aan deze studiedag - en wellicht anderen - met dit format aan de slag kunnen in eigen kleinere kringen, zoals kerkenraden, predikantenkringen en meer. Oikos kan daarbij een zekere ondersteuning geven.
Geven jullie hen te eten De bijeenkomst werd afgesloten door ds. Jan Post Hospers, medewerker van het Protestants Landelijk Dienstencentrum die vanaf het begin betrokken was bij dit project. Hij deed dat met lezing van de gelijkenis van de wonderbare spijziging: geven jullie hen te eten. Zij deden dat door te verzamelen wat iedereen al bij zich had. Dat bleek meer dan voldoende. Moeilijker hoeft (moreel) leiderschap – soms? – niet te zijn. Utrecht, 18 november 2014, Christiaan Hogenhuis en Jaap van der Sar
[email protected]
8