Nieuwsbrief van d.d. 01-08-2011 Nummer: 09—2011
Extra voordelig Elektroscooter van de Zaak 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Geen fiscale bijtelling De scooter kunt u voor zakelijke ritten gebruiken zonder km administratie. Sprake van een Omgekeerde bewijslast . De belastingdienst moet uw privé gebruik aantonen. U krijgt investeringsaftrek van max. 28% op deze aanschaf. U Krijgt Milieu-investeringsaftrek 13,5% (cat. 3) over de helft van het investeringsbedrag (MIA) U mag deze aankoop in het 1e jaar voor 75% afschrijven (VAMIL) Voor de Mia + Vamil moet u deze scooter wel aanmelden bij Bureau IRWA te Breda met code B 5071
Personeels-BV toch uitzendbedrijf? Het komt nogal eens voor dat binnen een concern het personeel in dienst is van één van de BV’s, maar werkt voor de andere BV’s. Dit heeft gevolgen voor de sectorindeling, de van toepassing zijnde CAO en het bedrijfstakpensioenfonds. De Hoge Raad (LJN: BO6755) heeft wat betreft de sectorindeling uitspraak gedaan. Voor de sectorindeling kan een personeels-BV als uitzendbedrijf worden aangemerkt. Een personeels-BV maakt deel uit van een concern en stelt haar werknemers ter beschikking aan andere BV’s binnen het concern. Het concern houdt zich bezig met de
verhuur van klimmateriaal, gereedschappen en machines, alsmede de verhuur van steigers die door werknemers van de personeels-BV worden ge(de)monteerd. De personeels-BV was door de Belastingdienst ingedeeld in sector 3 (Bouwbedrijven). Na bezwaar wordt zij ingedeeld in sector 52 (Uitzendbedrijven). Daar worden onder andere ingedeeld de werkgevers die op basis van een uitzendovereenkomst (art. 7:690 BW) werknemers ter beschikking stellen. Die arbeidskrachten verrichten geen werkzaamheden die voor meer dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend. De BV verlangde indeling in sector 45 (Zakelijke Dienstverlening III), maar volgens het Hof voldoet de personeels-BV aan de voorwaarden van sector 52. Kennelijk konden de werkzaamheden niet voor meer dan 50% aan de sector Bouw worden toegerekend. De personeels-BV betoogt bij de Hoge Raad dat het ter beschikking stellen van personeel binnen het eigen concern niet kan worden aangemerkt als het ter beschikking stellen van personeel aan derden in de zin van de uitzendovereenkomst. De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Volgens de Hoge Raad is de wetgever ervan uitgegaan dat de omstandigheid dat de werkgever en de derde in een groep zijn verbonden, er niet aan in de weg staat dat de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer wordt aangemerkt als een uitzendovereenkomst. Ook bij uitlenen binnen een concern kan sprake zijn van een uitzendovereenkomst en indeling in sector 52. Het Hof heeft echter onvoldoende onderzocht of sprake is van toezicht en leiding door de BV’s waaraan de werknemers door de personeels-BV ter beschikking zijn gesteld. Om deze reden verwijst de Hoge Raad terug naar Hof Den Bosch. Commentaar: Het wordt niet helemaal duidelijk waarom de personeels-BV uit het voorgaande item is gaan procederen. In 2011 is de sectorpremie voor het Bouwbedrijf 1,4%, voor de Zakelijke Dienstverlening III 2,36% en voor Uitzendbedrijven 5,46%. Een financieel voordeel kon niet worden behaald, maar waarschijnlijk houdt dit verband met de wens om buiten de Bouw CAO te blijven. Indeling in de sector hoeft echter niet te leiden tot verplichte toepassing van de Bouw CAO.
Volledige terugbetaling studiekosten bij studiekostenregeling Op grond van een regel uit de rechtspraak geldt dat bij het aangaan van een studiekostenbeding ook een glijdende schaal moet zijn overeengekomen. Dit betekent dat naarmate er meer tijd verstrijkt na afronding van de opleiding de werknemer minder dient af te lossen als hij tussentijds vertrekt. Bij het ontbreken van dit onderdeel maakt de werknemer goede kans om het beding buiten werking te stellen (nietigverklaring). Een werkgever (deurwaarderskantoor) heeft naast de klassieke regeling met glijdende schaal ook in de studiekostenregeling opgenomen, dat als de
werknemer zelf afziet van het afmaken van de cursus, hij de volledige kosten moet terugbetalen. De kantonrechter (Dordrecht) oordeelt dat het voor deze situatie niet is vereist om een glijdende schaal op te nemen. Ook is volgens de kantonrechter volledige terugbetaling niet in strijd met redelijkheid en billijkheid. De werkgever heeft immers alle kosten betaald, zonder dat hij de vruchten heeft kunnen plukken van zijn investeringen in de werknemer. In een vergelijkbare zaak bij de kantonrechter Tilburg (LJN: BP9634) komt de werknemer er iets beter af. Omdat de kantonrechter oordeelt dat de werkgever wel in enige mate heeft geprofiteerd van de kennis en vaardigheden die de werknemer heeft opgedaan tijdens zijn studie. Om die reden volgt enige matiging van het terug te betalen bedrag.
Werkgevers weinig succesvol in strijd tegen loonsancties Opvallend zijn de vele uitspraken van De Centrale Raad van Beroep in het laatste jaar, waarin werkgevers zonder resultaat hebben geprocedeerd tegen door het UWV opgelegde loonsancties. Het gaat hier om het doorbetalen van loon gedurende het derde ziektejaar van een werknemer wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door de werkgever. Zie bijvoorbeeld alleen al vijf (!) uitspraken in de eerste week van mei 2011 (LJN: BQ3657, BQ3678, BQ3800, BQ3921en BQ4320). Daarbij is het opmerkelijk dat werkgevers onjuiste argumenten aandragen. Werkgevers achten zich bijvoorbeeld niet aansprakelijk voor onjuiste adviezen van door hun ingeschakelde arbodiensten of re-integratiebedrijven, voor niet aan het reintegratieproces meewerkende zieke werknemers, het niet duurzaam tewerkstellen van zieke werknemers met arbeidsmogelijkheden (zoals het langer dan 6 weken arbeidstherapeutisch laten werken) of het niet of niet tijdig inzetten van re-integratie in passende arbeid binnen of buiten het eigen bedrijf (te afwachtend). Daarbij lijkt de trend te zijn dat werkgevers vermijden om zelf (tijdig) de juiste acties voor re-integratie van zieke werknemers te ondernemen en op het moment van intreden van ziekterisico’s te laat deskundig advies inwinnen. Commentaar: Sociale zekerheid en re-integratie is een relatief nieuw en complex vakgebied, waarin ook vele niet deskundigen een graantje trachten mee te pikken. Het financieel belang voor werkgevers bij een loonsanctie kan oplopen tot maximaal € 49.297 per zieke werknemer, zodat hier commercieel wel het een en ander betekend kan worden!
Gebruikelijk loon: afroommethode ook bij indirecte fee-earners De Hoge Raad heeft de toepassing van deze afroommethode nadrukkelijk beperkt tot situaties waarin de DGA 90% of meer van de opbrengsten in de BV verdient met zijn werkzaamheden als werknemer, als directeur van de BV. Hof Den Haag heeft de reikwijdte van de afroommethode recent opgerekt. Het Hof ging akkoord met toepassing van de afroommethode bij een orthodontiste met negen werknemers in de praktijk. Het Hof vond – met de inspecteur – dat de werkzaamheden van de negen medewerkers enkel ten dienste waren van de werkzaamheden van de orthodontiste. Florence Dente was orthodontiste. Dente woonde in België, zij oefende haar praktijk uit in Nederland. Dente en haar echtgenoot hadden alle aandelen in X BVBA, een naar Belgisch recht opgerichte houdstervennootschap, die op haar beurt alle aandelen had in BV X, de vennootschap waarin de orthodontistenpraktijk werd uitgeoefend. BV X had negen werknemers. Dat waren naast Dente twee tandartsassistentes, drie mondhygiënistes, twee verpleegkundigen en een werkster. BV X behaalde over 2003 een winst van € 331.074. Toen de inspecteur dat constateerde, verhoogde hij het salaris van Dente over 2003. Hij paste de afroommethode toe en verhoogde haar arbeidsbeloning met € 77.017. De inspecteur legde BV X terzake een naheffingsaanslag loonbelasting op. De BV verzette zich tegen die naheffingsaanslag; een procedure volgde. Dente stelde dat de afroommethode niet van toepassing was, aangezien BV X meerdere werknemers had die zelfstandig hun werkzaamheden verrichten en die daarmee meer dan 10% van de opbrengsten in de BV genereerden. Voorst stelde zij dat zij parttime werkte – 3 dagen per week – en dat de inspecteur alleen al om die reden haar salaris te hoog had vastgesteld. Rechtbank en Hof Den Haag beslisten dat de inspecteur de hoogte van het gebruikelijk loon terecht had vastgesteld met de afroommethode. Het Hof oordeelde dat de werkneemster van BV X - naast de orthodontiste – niet zelfstandig opbrengsten in de BV genereerden: hun werkzaamheden stonden ten dienste staan van de werkzaamheden van de orthodontiste. Het Hof overwoog daarbij dat de werkzaamheden van de werknemers van BV X, inclusief de mondhygiënistes, niet afzonderlijk werden gefactureerd: cliënten kregen één factuur waarop alle behandelingen tezamen tegen één tarief vermeld werden. Dat de werknemers ieder hun eigen taak uitoefenden en ook voor die werkzaamheden gekwalificeerd zijn, vond het Hof niet van belang. Het Hof vond dat BV X haar stelling dat in ieder geval de mondhygiënisten eigen praktijk voerden, onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat cliënten rechtstreeks een afspraak met de mondhygiëniste konden maken vond het Hof daarvoor onvoldoende. Het Hof verwierp ook de stelling dat voor Dente als parttimer een lagere arbeidsbeloning in aanmerking moest worden genomen. De inspecteur had terecht gesteld dat zij –
naast de drie praktijkdagen – op de andere werkdagen in de week haar vak moest bijhouden, en werkzaamheden op organisatorisch vlak had te verrichten. Het Hof was met de inspecteur van mening dat bij uitval van Dente als orthodontiste, als gevolg van ziekte, overlijden of anderszins, de inkomstenstroom in de BV nagenoeg direct volledig zou wegvallen. Het Hof concludeerde dat de inspecteur het salaris met de afroommethode niet te hoog had vastgesteld: een vergelijkbare orthodontist zou een vergelijkbaar salaris hebben ontvangen als het gebruikelijk loon dat de inspecteur had vastgesteld. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond. Commentaar Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de afroommethode in veel meer situaties kan worden toegepast dan tot op heden werd aangenomen. De rechter vindt dat akkoord als er in de BV naast de DGA meerdere indirecte fee-earners werkzaam zijn, en de werkzaamheden van die medewerkers enkel ten dienste staan van de activiteiten van de DGA. De cruciale overweging van de rechter hierbij is dat wanneer de DGA uitvalt, door ziekte of anderszins, de inkomstenstroom in de BV nagenoeg direct wegvalt. Dat is bij veel zelfstandig gevestigde vrije beroepers mét enkele medewerkers al snel het geval. Bijvoorbeeld bij een accountantskantoor, waarbij de DGA de ‘spil van de organisatie’ vormt, alle cliënten werft en aanstuurt en zijn medewerkers slechts hand- en spandiensten verrichten. De uitspraak maakt duidelijk dat in situaties als deze de toepassing van de afroommethode slechts vermeden kan worden als de werkzaamheden van de medewerkers zelfstandig gedeclareerd (kunnen) worden bij de cliënten, dus niet als onderdeel van de dienstverlening door de DGA/vrije beroeper.
Geen nieuwe inleg spaarloon meer mogelijk Werknemers kunnen volgend jaar geen geld meer inleggen voor belastingvriendelijk sparen via de spaarloonregeling. Wel blijft spaarloon dat al is ingelegd onder het fiscaal gunstige regime vallen. Dat maakte staatssecretaris Frans Weekers (Financiën) vrijdag duidelijk. De beperking van het spaarloon is nodig om de verlaging van de overdrachtsbelasting te kunnen betalen. Uiteindelijk moet de spaarloonregeling opgaan in de nieuwe vitaliteitsregeling. Volgens het regeerakkoord wordt in deze voorziening ook de levensloopregeling voor verlofsparen ondergebracht. De nieuwe regeling moet ,,op zijn vroegst'' vanaf 2013 werknemers gaan helpen met het vrijmaken van tijd en geld voor zorgtaken, scholing, opzetten eigen bedrijf of deeltijdpensioen.
De komende jaren wordt het al opgebouwde spaarloon volgens de huidige systematiek jaarlijks gedeeltelijk vrijgegeven. Na vier jaar wordt de spaarloonregeling dan echt opgeheven.
BTW-forfait op privégebruik auto: 2,7% van de cataloguswaarde Per 1 juli 2011 is de BTW-afdracht op privé-gebruik auto ingrijpend gewijzigd. Het privé-gebruik van een auto van de zaak, door de ondernemer zelf of zijn personeel, wordt– als die auto gratis ter beschikking wordt gesteld – aangemerkt als een fictieve dienst. De BTW is verschuldigd over het werkelijke privé-gebruik; woon-werkverkeer geldt daarbij als privé-gebruik. Om te voorkomen dat de ondernemer dat werkelijke privégebruik moet registreren keurt Financiën goed dat de BTW over die fictieve dienst forfaitair wordt vastgesteld op 2,7% van de cataloguswaarde van de auto (inclusief BTW en BPM). Cruciaal is dat de BTW op het privé-gebruik ontkoppeld is van de (variabele) bijtelling voor de auto van de zaak voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting. De BTW is verschuldigd over het werkelijke privé-gebruik dat van de auto is gemaakt. En tot dat privé-gebruik behoort ook het woon-werkverkeer; voor de loon- en inkomstenbelasting geldt dat wél als zakelijk autogebruik. Het vaststellen van het werkelijke privé-gebruik van de auto(‘s) van de zaak vergt een sluitende kilometeradministratie per auto. Om administratieve lasten en uitvoeringskosten te beperken keurt Financiën goed dat de verschuldigde BTW forfaitair wordt vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs (inclusief BTW en BPM) van de auto. De ondernemer die van deze goedkeuring gebruik maakt kan in eerste instantie alle BTW die drukt op de autokosten als voorbelasting in aftrek brengen. Vervolgens moet hij in het laatste belastingtijdvak van het kalenderjaar de verschuldigde BTW op het privé-gebruik aangeven. Als de auto niet het volledige kalenderjaar voor privé doeleinden ter beschikking staat, moet de BTW naar tijdsgelang worden berekend. Commentaar Het forfait van 2,7% BTW is in vergelijking tot de oude regeling voordelig voor duurdere auto’s met een hoge bijtelling voor privé-gebruik. Een auto met een cataloguswaarde van € 50.000, met 25% bijtelling kostte aan BTW-afdracht op jaarbasis € 1.500 (12% van 25% van € 50.000). Onder de nieuwe regeling is dat € 1.350 (2,7% van € 50.000). Maar bij een bijtelling van 14% kantelt dat: de oude regeling kostte aan BTW € 840 (12% van 14% van € 50.000), onder de nieuwe regeling is dat € 1.350. Het verschil wordt nog groter voor auto’s zonder enige bijtelling voor privé-gebruik, de milieuvriendelijke auto’s met 0% bijtelling, en de auto’s van werknemers met een verklaring geen privé-gebruik. Voor werkgevers kan dat verschil in BTW-afdracht een reden zijn om van de werknemer een (hogere) bijdrage voor het privé-gebruik van de auto van de zaak te gaan vragen.
Hoogachtend, R.A.M. van der Velden b.v. Oostveenseweg 7-b 2636EC Schipluiden k.v.k. nummer 27231863 telf. nr. 015-3808141 fax. Nr. 015-3808095 Hoewel aan de inhoud van deze nieuwsbrief de uiterste zorg wordt besteed, kunnen wij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor onverhoopte onjuistheden. Aanmelden nieuwsbrief, c.q. afmelden en e-mailadres wijzigen:
[email protected]