Nieuwsbrief NVMT Professional Master De veranderende wereld van de fysiotherapie Door: Dr. Harriët Wittink, opleidingsmanager Professional Master, Hogeschool Utrecht De wereld van de fysiotherapie is sterk veranderd in de afgelopen 15-20 jaar. De opkomst van evidence based practice, een veranderend zorgstelsel en een meer kritische en complexe consument beïnvloeden onze dagelijkse praktijk. Maar ook de veranderingen in het Hoger Onderwijs en de huidige kenniseconomie bepalen de huidige en de toekomstige wereld van de fysiotherapie. Hieronder worden deze ontwikkelingen kort geschetst. Evidence based practice Professor Archie Cochrane, een Schotse epidemioloog, publiceerde in 1972 zijn boek Effectiveness and Efficiency: Random Reflections on Health Services. In dat boek stelt hij dat mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg dagelijks met zoveel medische literatuur worden geconfronteerd dat het eenvoudig onmogelijk is dat ze alles bijhouden. Hij stelde voor kleine groepen te vormen van belangstellenden rond bepaalde onderwerpen, die een systematisch overzicht van die onderwerpen zouden schrijven, en dat overzicht aan alle geïnteresseerde gebruikers ter beschikking zouden stellen. In 1992 werd de term “evidence based medicine” voor het eerst in de literatuur genoemd 1 en het eerste Cochrane Centrum opgericht in Oxford, gevolgd door het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen, is niet meer weg te denken uit de gezondheidszorg. De eis van wetenschappelijk onderbouwen van handelen is hiermee een feit geworden. Zorgverleners horen nu evidence-based beslissingen te nemen, waarin, naast het (beste) bewijs, de klinische ervaring van de zorgprofessional, de mogelijkheden van de context en wensen en ervaringen van de cliënt een rol spelen. Het vinden van het (beste) bewijs vroeg om nieuwe methodologieën, zoals de systematische review en (later) de meta-analyse, waarin een grote nadruk ligt op de randomized controlled trial (RCT). De conclusie van menig systematische review en meta-analyse was dat fysiotherapie interventie ofwel niet, of een beetje, of soms effectief is en dat “gezien de slechte kwaliteit van het onderzoek, verder onderzoek nodig is”. Het is wellicht niet verwonderlijk dat het gros van de fysiotherapeuten de schouders ophaalde en doorging met “business as usual”, maar de onderhandelpositie met de verzekeraars werd hier niet door verbeterd. Om EBP te integreren in de Nederlandse fysiotherapie ontwikkelde het KNGF een aantal richtlijnen, waarbij de implementatie een struikelblok bleek. Zorgverzekeraars hechten echter waarde aan evidence based handelen en laten dat blijken in het gevoerde beleid. De gezondheidszorg De gezondheidszorg is volop in beweging, zowel op nationaal als internationaal niveau. Tegenover het kostenverlagend potentieel van technologie en automatisering staan kostenverhogende factoren als vergrijzing, toenemende aantallen chronisch zieken, multimorbiditeit, veeleisende consumenten en medische doorbraken. Per saldo stijgen de kosten voor gezondheidszorg jaarlijks met 2,5 tot 3,5 procent.
1
Guyatt G, Cairns J, Churchill D, et al. [‘Evidence-Based Medicine Working Group’] "Evidence-based medicine. A new approach to teaching the practice of medicine." JAMA 1992;268:2420-5.
Er komt vanuit de maatschappij, de zorgverzekeringen en de overheid steeds meer druk om de effecten van de zorg zichtbaar te maken. Er is veel aandacht voor kwaliteit van zorg, het beperken van de kosten in de gezondheidszorg, de keuzemogelijkheden en rechten van de patiënt (BIG-wet 2 , Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst WGBO, 1995). Onder leiding van minister Hoogervorst werd in de afgelopen jaren een nieuw zorgstelsel doorgevoerd om de organisatie en financiering van de zorg te verbeteren. Een van de gevolgen van het nieuwe beleid was dat per 1 januari 2004 fysiotherapie, met een beperkte uitzondering, uit het ziekenfonds basispakket werd geschrapt. Dit werd gevolgd door het experiment ‘vrije prijsvorming fysiotherapie’ dat van januari 2005 tot januari 2008 zal lopen. Fysiotherapeuten mogen met zorgverzekeraars onderhandelen over de hoogte van hun tarieven. Een fysiotherapeut die betere service of kwaliteit levert, kan met de zorgverzekeraar een hoger tarief afspreken. De maximumprijzen zijn dus voor de duur van het experiment losgelaten. Het College tarieven gezondheidszorg/Zorgautoriteit (Ctg/Zaio) inventariseert de effecten van het experiment. Een van de gevolgen van dit experiment is een toenemende tendens naar gedifferentieerde producten en zorgprogramma's. 3 Innovatie van producten en meer gedifferentieerde zorg aanbieden en gebruik maken van goedkope krachten is toenemend belangrijk om te kunnen blijven concurreren. Ter voorbereiding van de Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) per 1 januari 2006 werden alle zittende fysiotherapeuten in Nederland bijgeschoold. De ‘vierde dimensie’ van EBP is de klinische expertise van de zorgverlener; het stellen van de indicatie voor fysiotherapie, juiste diagnose en prognose en het vakkundige behandelen en herevalueren van de patiënt. 4 Klinische expertise hangt dus in grote mate samen met een hoog niveau van klinisch redeneren, een belangrijk gegeven in de directe toegankelijkheid tot fysiotherapie. Hoewel er – ook onder de eigen beroepsgroep – verzet was tegen DTF, zijn de eerste ervaringen positief. De komende jaren gaat de organisatie van de eerstelijnszorg veranderen. Huisartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen moeten beter samenwerken om samenhangende zorg in de wijk te leveren. Ook moeten artsen, verpleegkundigen en paramedici hun werk efficiënter verdelen. Kritische patiënten Dat de toenemende informatiestroom en digitalisering van de maatschappij ook zijn weerklank vindt in de gezondheidszorg blijkt uit het rapport ‘Internetgebruiker en veranderingen in de zorg’ dat in opdracht van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) is uitgevoerd. Eenderde (meer dan drie miljoen mensen) van de internetgebruikers zoekt meerdere keren per jaar naar informatie over gezondheid en/of gezondheidszorg. Een toenemend aantal mensen zoekt voorafgaand aan een bezoek aan de dokter naar informatie over hun klachten. Het percentage dat dit altijd of vaak doet, is verdubbeld van 16 procent in 2003 naar 33 procent in 2004. Daarnaast blijkt uit recent uitgevoerd onderzoek dat patiënten meer in de diagnosestelling en besluitvorming betrokken willen worden. 5
2
In de Wet BIG zijn een aantal handelingen voorbehouden aan de daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren. Deze bevoegdheidsregeling voorbehouden handelingen is in de wet opgenomen om te voorkomen dat door ondeskundig handelen de patiënt onaanvaardbare risico's loopt. 3 4
http://www.minvws.nl/dossiers/eerstelijnszorg/fysiotherapie/default.asp
Haynes, Deveraux, Guyatt. Clinical expertise in the area of evidence based medicine and patient choice. EBM Notebook 2002 Verbeek, Sengers et al. Patient Expectations of Treatment for Back Pain: A Systematic Review of Qualitative and Quantitative Studies. Spine 2004. 5
Complexe gezondheidszorg Door sociaal-hygiënische maatregelen, verbetering preventie (infectie)ziekten en medisch technologische ontwikkelingen leven mensen langer en neemt het aantal chronische zieken toe. Chronische condities vormden in 2003 al 80% van de zorgvraag. Bij deze zorgvraag zijn veel verschillende behandelaars betrokken en 60% van de patiënten weet niet of verschillende zorgverleners contact met elkaar hebben. De bevolkingsgroep boven de 80 jaar oud is de snelst stijgende groep in de wereld en stijgt van 3% in 2005 naar 8% in 2050. In 2020 zal 20% van de bevolking 65 jaar of ouder zijn. Mede door de vergrijzing zal het aantal aandoeningen van het bewegingsapparaat toenemen. Ook heeft de gesignaleerde toekomstige epidemie van bewegingsarmoede en overgewicht een grote invloed op het ontstaan en beloop van (chronische) aandoeningen. De zorg zal complexer worden en de noodzaak tot multidisciplinair samenwerken groter. In dit kader zal in de komende jaren de rol en de positie van de fysiotherapie zich verder moeten versterken. 6 Internationale ontwikkelingen Het Europese Unie (EU) lidmaatschap van Nederland heeft ook grote gevolgen voor de wereld van de fysiotherapie. Op de 800ste verjaardag van de Sorbonne stelden de onderwijsministers van Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk een gezamenlijke verklaring op over de harmonisatie van het hoger onderwijssysteem (Sorbonne verklaring 1998). In deze verklaring zijn beleidsvoornemens vastgelegd over de concurrentiepositie van het Europees Hoger Onderwijs tot die van de VS, Zuid-Oost Azië en Oceanië en over de toenemende problemen in het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek in de ondertekenende landen. Nog geen jaar na haar ondertekening kreeg de Sorbonne-verklaring een vervolg. In juni 1999 ondertekenden negenentwintig Europese onderwijsministers de Bologna-verklaring om hun stelsels van hoger onderwijs te hervormen. Het doel van de Bologna-verklaring is om te komen tot een gemeenschappelijk en open Europees hoger onderwijs met onderling vergelijkbare graden en erkende diploma's. Een Europese transparante onderwijsruimte bevorderd voor studenten de mogelijkheden tot uitwisseling en een betere voorbereiding op een internationale arbeidsmarkt. Ook wordt hiermee de internationale concurrentiepositie en aantrekkelijkheid van het Europese Hoger Onderwijs bevorderd. In Nederland heeft de Bologna verklaring onder andere geleid tot de invoering van het BachelorMaster (BaMa) stelsel. De bacheloropleiding volgt op een vooropleiding in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. De masteropleiding volgt op een bacheloropleiding. Masteropleidingen in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) hebben een beroepsgerichte oriëntatie en wetenschappelijke opleidingen (WO)-masters zijn wetenschappelijk georiënteerd. In Nederland heeft dit geleid tot het ontwikkelen van twee soorten masteropleidingen: de Professional Master en de wetenschappelijke master ofwel de Master of Science. Met de invoering van de BaMa-structuur is een meer strikte accreditatie ontstaan in het hoger onderwijs. De Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) keurt opleidingen op kwaliteit. Niet de duur van de opleiding, maar het behaalde eindniveau en studielast, gebaseerd op het European Credit Transfer System (ECTS) is het criterium voor internationale vergelijkbaarheid. De Dublin descriptoren (2004) 7 beschrijven het niveau van de Bachelor en Master opleiding en sluiten aan bij de principes van de kenniseconomie (Lissabon akkoord, 2000).
6
Coppoolse R, Wittink H, van Meeteren NL, Helders P. Het niveau van de Professional Master. Fysiopraxis 15 (3) 2006
7
nvao.net/download.php?387
De principes van de kenniseconomie houden in, dat door het toepassen van kennis innovatie mogelijk is, die nieuwe producten of diensten en daarmee economische groei mogelijk maakt. Inherent aan de kenniseconomie is een voortdurende talentontwikkeling en een besef dat kennis vervliegt (dus levenslang leren). De World Confederation of Physical Therapy (WCPT) heeft in 1995 internationale standaarden afgesproken voor fysiotherapie. In dit document staat dat levenslang leren en professionele ontwikkeling kenmerken zijn van de competente fysiotherapeut. Het levenslang leren houdt in dat kritische reflectie een essentieel onderdeel van de eigen professionele ontwikkeling is. Het Lissabon akkoord van 2000 heeft tot doel om Europa de meest dynamische kenniseconomie van de wereld te doen zijn per 2010. Dit betekent dat kenniscirculatie en implementatie en daardoor zorginnovatie belangrijk is. De toenemende eis van het wetenschappelijk verantwoorden van de zorg (evidence based practice), het kunnen bewijzen van de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg, en het werken met vrije tarieven vraagt van de hedendaagse fysiotherapeut andere competenties dan voorheen. Professionalisering vergt een continue ontwikkeling, toepassing en verbreiding van kennis binnen de beroepsgroep. Verdere professionalisering in de vorm van specialisatie, kennisontwikkeling, kennisverspreiding en kennisimplementatie is gewenst binnen het vakgebied van fysiotherapie. Kortom, professionals worden in toenemende mate geconfronteerd met complexe vraagstukken en kenniscirculatie op zowel structuur, proces als uitkomsten in de zorg. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen vindt het College voor Beroepsinhoudelijke Verenigingen (CBI) binnen het KNGF het voor de toekomst van de fysiotherapie noodzakelijk om de professie naar een (meer) academisch niveau te tillen. Dit betekent niet alleen dat fysiotherapeutisch onderzoek moet worden gestimuleerd maar ook dat de fysiotherapeut eenvoudig zijn weg kan vinden bij het toepassen van onderzoeksresultaten binnen zijn praktisch handelen en dat in algemene zin de scholing op een masterniveau gewenst is.
Waar staat de Nederlandse Manuele Therapie t.o.v het buitenland op wetenschappelijk gebied? Door: Dr Arianne P. Verhagen, namens de commissie Wetenschap & Scholing van de NVMT. Deze bijdrage van de commissie Wetenschap & Scholing aan dit informatiebulletin richt zich met name op de internationale wetenschappelijke positie van de Nederlandse Manuele Therapie. De vragen die hierover gesteld kunnen worden richten zich op het verschil in wetenschappelijke scholing van de Nederlandse manueel therapeut en het niveau van wetenschappelijk onderzoek in Nederland ten opzichte van die in het buitenland. Wanneer we internationaal de positie van Nederland op het wetenschappelijke terrein in kaart willen brengen kan men het beste kijken naar de Angelsaksische landen zoals Engeland, Australië, de Verenigde Staten en Canada. Deze landen lopen namelijk voorop in de wetenschappelijke onderbouwing van het vak. Scholing In Nederland is het hoger onderwijs (nog) verdeeld in universitaire opleidingen (WO) en hoger beroepsonderwijs (HBO). Dit betekent dat van oudsher in Nederland alleen bachelors fysiotherapie en manuele therapie werden opgeleid. Voor een wetenschappelijke opleiding moet men een studie aan de universiteit gaan volgen (bijvoorbeeld bewegingswetenschappen of recentelijk Fysiotherapie Wetenschap). Wetenschappelijk onderzoek door fysiotherapeuten is derhalve beperkt doordat slechts kleine aantallen mensen tot nu toe deze weg hebben gevolgd. Opvallend is, dat in de Angelsaksische landen fysiotherapie een opleiding is die wordt gegeven aan universiteiten en colleges. In deze opleidingsstructuur is het goed mogelijk om van bachelor niveau, via een master-opleiding door te stromen naar een PhD opleiding (promotie onderzoek). Hierdoor is het mogelijk om talentvolle bachelor studenten te selecteren en die te stimuleren om master- en promotie-onderzoek te gaan doen. Deze opleidingsstructuur vinden we in Nederland eigenlijk alleen terug op de universiteiten.
Het is in de Angelsaksische landen dus veel gebruikelijker is dan in Nederland om wetenschappelijk onderzoek te doen als afstudeermogelijkheid bij een master-opleiding. Daar heeft een groot aantal fysiotherapeuten deelgenomen aan een promotietraject en hebben zij wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd op voor fysiotherapie belangrijke onderwerpen. Op deze manier worden klinische vragen uit de dagelijkse praktijk makkelijk omgezet in onderzoeksvragen. In de Angelsaksische landen is geen door de overheid gegarandeerde eenheid van onderwijs, dus maakt het uit op welke universiteit of college je de opleiding volgt. Elke opleiding profileert zich graag en met de opkomst van de evidence based medicine (EBM) is een wetenschappelijk afstudeertraject een geschikte en aan populariteit winnende methode om te profileren. Internationaal is er sprake van opleidingen manuele therapie met diverse inhoud en verschillend niveau. In de Angelsaksische landen is de opleiding manuele therapie veelal geen aparte beroepsopleiding zoals in Nederland. Lang niet altijd heet deze specialisatie nog ‘manuele therapie’; in Australië bijvoorbeeld noemt men zich ‘musculoskeletal physiotherapists’. De opleiding manuele therapie is vaak te vergelijken met een afstudeerrichting, zoals er ook afstudeerrichtingen zijn als cardio respiratoire therapie, ‘womans health’, werkgerelateerde therapie (occupational health), etc. Dit is vergelijkbaar met de situatie in Nederland waar er ook verschillende specialisaties zijn. Verreweg de meeste internationale opleidingen manuele therapie vinden plaats binnen dezelfde universitaire setting als de fysiotherapie en leiden op tot een manueel therapeut (specialisatie) op master niveau (dit is vaak niet goed te onderscheiden in Master of Profession of Master of Science). Aangezien in veel landen een specialisatie in de fysiotherapie automatisch tot een Master-titel leidt, lijkt het evident om de verschillen tussen Nederland en de Angelsaksische landen zo klein mogelijk te houden en ook de manuele therapie-opleiding in Nederland op Masterniveau aan te bieden. Wetenschap Door het verschil in scholing is duidelijk dat het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek door fysio-/manueel therapeuten in Canada, de USA en Australië een veel logischer exercitie is dan in Nederland. Dat blijkt ook uit de hoeveelheid onderzoek dat de laatste jaren in deze landen wordt verricht en gepubliceerd. Nederland heeft daarentegen weliswaar een prominente plek internationaal in het patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat, maar dit onderzoek wordt met name uitgevoerd door epidemiologen en bewegingswetenschappers, waarvan slechts enkelen ook fysiotherapeut of manueel therapeut zijn. Er is op dit moment geen logische aanvoer van studenten en onderzoekers vanuit de eigen opleiding en beroepsveld. Door de opkomst van EBM is er wereldwijd in de verschillende beroepsgroepen in de gezondheidszorg een grote behoefte ontstaan aan het doen van onderzoek ter onderbouwing van het vak. Dit gaat beter wanneer er een cultuur in de beroepsgroep is die positief staat ten opzichte van wetenschappelijk onderzoek en ook genoeg kennis heeft om relevante vraagstellingen te genereren en mogelijk zelfs kan participeren in onderzoek (op bachelor, master of PhD niveau). De behoefte om evidence te genereren vindt dan ook op veel terreinen gehoor en er wordt in Australië en de VS erg veel onderzoek gedaan de laatste jaren. Nederland kan hier internationaal op dit moment niet goed bij aansluiten, zeker wel in de kwaliteit van het onderzoek, maar beslist niet in de kwantiteit. IFOMT De Nederlandse manuele therapie maakt deel uit van een internationale gemeenschap. Dit is geformaliseerd in het lidmaatschap van de wereldorganisatie van manueel therapeuten IFOMT (International Federation of Orthopaedic Manipulative Therapists); een samenwerkingsverband van: ‘specialist physiotherapists with an internationally recognized post-graduate qualification’. De IFOMT is een onderdeel van het WCPT; de wereldorganisatie van fysiotherapeuten. Van IFOMT zijn 14 Europese landen lid en daarvan hebben nu 13 landen, waaronder Nederland, master-opleidingen om manueel therapeuten op te leiden. Deze ontwikkeling is niet meer te stoppen. Wereldwijd is de enige manier om als manueel therapeut gekwalificeerd te worden het volgen van een mastertraject. Ook de eisen om lid te zijn van IFOMT zullen aan deze ontwikkeling worden aangepast.
Toekomst Binnen het internationale kader wordt in Nederland hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek gedaan op het gebied van de EBM in samenwerking met de Cochrane Collaboration. Veel Nederlandse onderzoekers op dit terrein zijn lid van de Editorial Board of reviewer van de Cochrane Back Review Groep en de tijdschriften Spine of Manual Therapy. Toch blijft de aansluiting van deze onderzoekers met het beroepsveld fysio-/manuele therapie vaak moeizaam. Om de aansluiting met het buitenland te behouden, zal allereerst het opleidingsniveau van de manuele therapeut aan moeten sluiten bij wat internationaal gangbaar is en dat betreft minimaal Professional Master niveau. Op dit moment blijkt de communicatie tussen de wetenschappers en het beroepsveld soms moeilijk vanwege verschil in kennis over wetenschappelijk onderzoek. Een opleiding voor iedereen naar de Professional Master kan hierin een goede brug slaan. Daarnaast is het wenselijk om de mogelijkheid te creëren voor een opleiding tot MSc-niveau, met mogelijke doorstroom naar een promotietraject zodat wetenschappelijk onderzoek binnen onze eigen beroepsgroep uitgevoerd kan worden. De opleiding KBW (kort bewegingswetenschappen) in Maastricht en Fysiotherapie Wetenschap in Utrecht zijn wat dat betreft voorlopers (geweest) in deze ontwikkeling. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat iedereen wetenschappelijk onderzoek gaat opzetten, maar voor een gezonde beroepsgroep en beroepsontwikkeling is het noodzakelijk dat er een logische opbouw is van bachelor, master en PhD niveau waarbij de promovendi een gering percentage van de beroepsgroep uitmaken (ongeveer 5%). Het is goed dat wetenschappers vanuit de beroepsgroep zelf onderzoek doen. Op die manier speelt het wetenschappelijk onderzoek een duidelijke rol in de praktijk. Het opbouwen van een wetenschappelijke traditie kost tijd en het opleiden van alle manueel therapeuten tot Professional Master is daarvan een goede eerste stap.
Opleidingen Door: de opleidingen manuele therapie Verkorte Opleiding Professional Master In 2005 is het Beroepscompetentieprofiel (BCP) van de manueel therapeut geïntroduceerd. Dit BCP beschrijft de beroepspraktijk van de manueel therapeut. Het BCP beschrijft beroepsrollen en de daaraan verbonden competenties op het niveau van de professional master. Een competentie wordt gedefinieerd als de combinatie van kennis, attitude en vaardigheden. De professional master manuele therapie is een specialist, die zich bezighoudt met hoog complexe patiëntenzorg, die zijn handelen kan onderbouwen met de best mogelijke evidentie en tegelijkertijd in staat is deze expertise te delen en te verspreiden onder collega’s binnen de eigen organisatie en daarmee bijdraagt aan de ontwikkeling van de beroepsgroep. De rol van specialist leidt uiteindelijk naar de beroepsrollen van professioneel leider (binnen de eigen organisatie), beroepsontwikkelaar (binnen het beroep) en adviseur (collega’s en andere zorgdisciplines). Beroepsinhoudelijke verenigingen hebben zich uitgesproken voor de aansluiting van het werkveld bij de nieuwe beroepsstandaard. Aanbieders van scholingsprogramma’s staan min of meer in de startblokken om het opleidingsprogramma aan te bieden dat leidt tot de titel van Professional Master. Het uitgangspunt hierbij is, dat het programma modulair en als deeltijdprogramma wordt aangeboden. Er is sprake van een ‘verkorte opleiding’ met een omvang van ± 45 EC’s 8 , omdat vrijstelling gegeven wordt op een groot deel van de inhoud van de ‘specialistenrol’. Omdat de instromende studenten vaak al langer geleden zijn afgestudeerd, zal er wel een update plaatsvinden op onderdelen van de specialistenrol. Kernwoorden hierbij zijn: casuïstiek, methodisch handelen, klinisch redeneren en registreren in éénduidige terminologie (ICF, RPS etc.). 8
Eén EC (European Credit) staat voor 28 studiebelastingsuren
De rollen van beroepsontwikkelaar, professioneel leider en adviseur zullen leidend zijn binnen het programma, waarbij elke rol ingevuld wordt vanuit de beroepscontext van de manueel therapeut. Heel concreet betekent dit, dat geleerd wordt om de eigen zorg kritisch te toetsen aan de bestaande evidentie (EBP), transparant te beschrijven (case report) en leiding te geven aan veranderprocessen binnen de te verlenen zorg en praktijkvoering (innovatie en implementatie). Deze leerdoelen worden zo veel als mogelijk gerelateerd aan de eigen praktijksetting, waardoor er sprake is van een functionele koppeling van ‘werk en studie’. Deze vorm van onderwijs wordt ook wel ‘action learning’ genoemd. Aan dit verkorte programma ligt een EVC-procedure ten grondslag. ‘EVC’ staat voor ‘eerder verworven competenties’. Aanbieders van scholing en KNGF zijn gezamenlijk actief om een EVCprocedure te ontwikkelen, die geaccordeerd kan worden door de NVAO 9 . Vanuit het oogpunt van transparantie wordt gewerkt naar een éénduidige procedure. Vragen hierbij zijn oa.: Hoe wordt een competentie getoetst? Competenties worden getoetst aan de hand van aantoonbaar doorlopen scholing, die heeft geleid tot een door de beroepsgroep erkende certificering en/of diploma van een door de overheid erkend instituut. Hoe toon ik aan dat ik die competenties al bezit? Het aantonen van al aanwezige competenties gebeurt door de ‘eerder verworven competentie’ (EVC) procedure. In deze procedure wordt gevraagd aan te tonen dat de gevraagde competenties aanwezig zijn. In het geval van bij de beroepsvereniging geregistreerde fysiotherapeuten, die de bij – en nascholingen hebben gevolgd, kan aangenomen worden dat de competenties behorende bij de rol van specialist aanwezig zijn. Bij wie moet ik die EVC-procedure doorlopen? Bij de geaccrediteerde opleidingen kunt u, na definitieve vaststelling, een EVC-procedure aanvragen. Wat gebeurt er als blijkt dat ik de benodigde competenties niet bezit? De verkorte opleiding ‘Professional Master’ is juist bedoeld om ontbrekende competenties bij te scholen tot het Professional Master-niveau. In principe is het mogelijk om de niet aanwezige competenties bij verschillende instanties aan te vullen. Het is dan ook mogelijk om met elders verworven competenties een masteropleiding in te stromen (waarbij vrijstellingen worden gegeven voor EVC’s) en de master titel te behalen. Van belang hierbij is het feit dat de opleidingen het diploma afgeven. Deze dienen te handelen binnen de kaders die de NVAO ze biedt. Tot slot Hoe ziet het tijdspad eruit? De NVMT wil de leden voorleggen om herregistratie per 2015 te koppelen aan: a. het in bezit hebben van de titel van professional master; b. de inschrijving aan een geaccrediteerd professional master opleidingsinstituut. Dit betekent dat elke collega een tijdsplanning tussen nu en 2015 kan organiseren, waarbinnen praktijkvoering en scholing in een goede harmonie samengaan.
Omgeving: visie KNGF Door: Henri Kiers, bestuurslid KNGF Door de komst van het BaMa stelsel, toenemende specialisatie, ontwikkeling van het vak fysiotherapie en internationale ontwikkelingen is het KNGF groot voorstander van het ontstaan van masteropleidingen voor de specialisaties in de fysiotherapie.
9
Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie
Het KNGF pleit er wel voor om wildgroei van masteropleidingen te voorkomen door een samenhang tussen de verschillende masteropleidingen te creëren. Ook de initiële opleiding fysiotherapie zou in kunnen spelen op de toenemende mate van specialisatie. Zo kan ervoor gekozen worden om een differentiatie aan te brengen in de laatste fase van de initiële opleiding. Deze differentiatie zou dan goed aansluiten bij een specifieke masteropleiding tot specialist. Naast de vakinhoudelijke specialisatie is het ook van groot belang dat de fysiotherapiewetenschap zich verder ontwikkelt. Wetenschappelijk onderzoek moet vanuit de fysiotherapie worden geïnitieerd. Waar nu nog vaak epidemiologen of gezondheidswetenschappers onderzoek in de fysiotherapie doen, zouden dit veel meer fysiotherapeut-onderzoekers moeten zijn. Binnen de academische centra zijn meer wetenschappelijke opleidingen nodig als kweekvijver voor fysiotherapeut-onderzoekers. Dat zou bij voorkeur moeten plaatsvinden vanuit een vakgroep fysiotherapie aan een universiteit.
Omgeving: BI’s en Sociaal-maatschappelijke positionering Door: Phia Dekker, bestuurslid NVMT In het visiedocument van de NVMT (2001) wordt de manueel therapeut getypeerd als de bewegingsconsulent bij uitstek voor gezondheidsproblemen in relatie tot stoornissen in functie van de wervelkolom en beperkingen in het dagelijkse leven die hiervan het gevolg zijn. Daarbij wordt de manueel therapeut in een sturende en coördinerende functie de rol toebedeeld van ’casemanager’, om in een multidisciplinaire samenwerking de kwaliteit van geboden zorg te optimaliseren. Het visiedocument is in 2000 visionair geschreven waar we met de beroepsgroep naar toe wilden gaan. Het is een stuk met ambitieuze visie, goedgekeurd door de ALV in 2001. De taak van de manueel therapeut wordt hierdoor sterk beïnvloed en daarmee zijn rol binnen het totaal van de zorg. In navolging van het visiedocument werd daarom het Beroepscompetentieprofiel geschreven in mei 2005: ‘Het accent blijft liggen op manueel therapeutische zorg, maar beroeps- en maatschappelijke ontwikkelingen leiden ertoe dat de manueel therapeut zich ook andere competenties moet aanmeten om adequaat te kunnen functioneren. Verantwoording naar de samenleving hoort daar ook zeer nadrukkelijk bij. Kenmerkend voor een professionele beroepsbeoefenaar is de voortdurende kritische zelfbeoordeling en een streven naar perfectionering van eigen kennis en vaardigheden. Dit betekent dat er voortdurend gewerkt moet worden met de nieuwste inzichten die op basis van wetenschappelijk onderzoek en best practices zijn verkregen. De ontwikkelingen binnen het Hoger Onderwijs in het kader van de BAMA-structuur sluiten uitmuntend aan bij de zich veranderende taakstelling en profilering van de toekomstige manueel therapeut. De toekomstige manueel therapeut zal de nieuwe Professional Master zijn, die aanvullend basiswetenschappelijk geschoold is zodat de vertaalslag gemaakt kan worden tussen de uitkomsten van onderzoek en klinisch handelen. Daarbij wordt de beroepsgroep gesteund door de input van universitair geschoolde manueel therapeuten (MSc.). Een dergelijk opleidings-en beroepscompetentieprofiel zal faciliterend werken binnen het proces van evidence based practice en multidisciplinaire samenwerking en zal het profiel van de manueel therapeut als ‘casemanager’ structureel onderbouwen.’ Het beleid voortvloeiende uit het Beroepscompetentieprofiel werd vastgesteld in de ALV van december 2005. Een aantal opleidingen hebben direct hun curricula aangepast en leiden nu op tot Professional Master en zijn door het Nederlands Vlaams Accreditatie Orgaan ( NVAO) geaccrediteerd. Het Bestuur van de NVMT stelt vast dat de beroepsgroep geaccordeerd heeft dat de manueel therapeut de titel Professional Master moet verkrijgen als gevolg van de eisen beschreven in het Beroepscompetentieprofiel.
Het besluit wanneer de beroepsgroep hieraan moet voldoen ligt nu ter besluitvorming voor in de extra ALV van 13 februari 2007 (zie voor verdere info laatste blad van deze Nieuwsbrief). Het bestuur heeft als standpunt dat de beroepsgroep in 2015 gestart zal moeten zijn met zijn scholing tot Professional Master. Het bestuur sluit zich op deze wijze aan bij de sportfysiotherapeuten die ook besloten hebben gestart te zijn met de opleiding tot Professional Master in 2015. Zij voorziet dat het de beroepsgroep een sterke profilering en positionering biedt in deze tijd van marktwerking.
Manuele therapie, waar liggen de uitdagingen? De master opleiding is een feit Door: Dr Anton de Wijer, fysiotherapeut-manueel therapeut, kaderlid NVMT Om de toekomst in te schatten is het veelal goed om terug te kijken. In de meer dan 30 jaren dat ik als manueel therapeut werkzaam ben hebben zich grote veranderingen voorgedaan, zowel binnen de samenleving, de organisatie en de inhoud van het onderwijs en de gezondheidszorg, de spreekkamerwerkelijkheid van de therapeut en de rol van de patiënt daarin. Werd ik in de 70’er jaren nog opgeleid in een meester-gezel verhouding en bleek de inhoud van het curriculum vooral afhankelijk van de visie van de toen aanwezige docenten, momenteel ligt dat heel anders (v.b. meer student georiënteerd op basis van bestaande beroepscompetentieprofielen met beschrijving van taakgebieden, aspecten van Evidence Based Practice e.a). De NVMT heeft, mede ingegeven door de nationale en internationale ontwikkelingen, enkele jaren geleden een visiedocument ontwikkeld, een Beroepscompetentieprofiel (BCP) beschreven en deze stukken geaccordeerd in de ALV. Voor de directe toekomst betekent dit dat aankomende collegae hieraan moeten voldoen. De door de ALV vastgestelde BCP blijkt overeen te komen met een Professional Master’s niveau. De cursisten die de opleiding tot manueel therapeut volgen zullen moeten toetsen of de opleiding die ze volgen voldoet aan de toetredingsvereisten van de NVMT. Als dit niet zo is dan zal de aspirant manueel therapeut zich moeten laten toetsen op behaalde competenties bij één van de opleidingen die wel een Master’s titel in de manuele therapie uitgeven. Ook de zittende collegae zullen op termijn moeten voldoen aan het door de ALV vastgestelde en geaccordeerde niveau. Voor velen die de ontwikkelingen volgen is dit allang duidelijk. Meerdere opleidingen bieden schakelprogramma’s aan om de zittende groep de benodigde extra kennis en vaardigheden aan te reiken. Daar vele collegae, door opgedane eerdere ervaringen en opleiding, al voldoen aan deelcompetenties valt te overwegen die verworven competenties te laten toetsen zodat een verkort opleidingstracé mogelijk wordt. Er zijn collega’s die door scholing en ervaringen zich immers al op Master niveau hebben gepositioneerd. Zij hebben echter de bijbehorende titel nog niet gekregen. Vanzelfsprekend is de collega vrij om daar zelf voor te kiezen, een schakelprogramma op de opleiding of een meer individueel traject door het toetsen van eerder verworven competenties behoort tot de mogelijkheden. Het onderwijs en de gezondheidszorg zijn op zich niet de domeinen waar de meer ‘industriële’ ontwikkelingen gemakkelijk verlopen. Het veld toont immers veel weerstand bij veranderingen. Het heeft lang geduurd alvorens belangrijke ontwikkelingen m.b.t. kwaliteitsbeleid in gang werden gezet en uiteindelijk geïmplementeerd. De vruchten van dit beleid zijn naar mijn mening groot. In 1995 trad de Wet BIG in werking. Artikel 14 van die wet maakte het beroepsgroepen mogelijk specialisten aan te wijzen. De verbijzonderingen binnen de fysiotherapie hadden tot dan toe bestaan bij de gratie van het KNGF. In 1995 kwam een officiële status van de fysiotherapeut als specialist in zicht. De NVMT heeft zich uitgesproken vóór een specialistenmodel. Dat bleek ook uit het rapport ‘Intern de rijen sluiten’ in 2003. Daarin gaven de beroepsinhoudelijke verenigingen aan dat ze een omslag wilden maken naar wetenschappelijke verenigingen. Met dit rapport werd de weg ingeslagen naar samenwerken, het erkennen van elkaars competenties en het leveren van kwaliteit onder het motto: ‘onbekend = onbekwaam = onbevoegd’.
We hebben daartoe onze specifieke vaardigheden als manueel therapeut in kaart gebracht. Ook hebben we een volgende belangrijke stap naar een wetenschappelijk orgaan (Wetenschappelijk College Fysiotherapie) gezet. Dit orgaan is gekoppeld aan het CBI en het KNGF en heeft een uiterst succesvol jaar achter de rug. Deze veranderingen kostten blijkbaar tijd, we hebben er ruim tien jaar over gedaan. De veranderingen waren ook groot. Maar ik denk dat de veranderingen van de komende vijftien jaar nog groter zullen zijn. Dan gaat het om de plek van de manueel therapeut in de toekomst. Het is goed dat wij de opgedane achterstand in onderwijspositie internationaal bezien nu inhalen. Verdiepen De opmars van de gedragsmatige kant van ons vak juich ik van harte toe. Maar we moeten heel goed de biomedische basis van ons vak bewaken. Dat zijn de vakken die we nodig hebben om klinisch goed te kunnen redeneren en vakmatig verantwoord te kunnen handelen. Door verbreding van ons vak kan er in de opleiding niet dezelfde aandacht zijn voor het fundament van ons vak. Het is uitstekend dat het moderne onderwijs plaatsvindt in de context van de spreekkamer maar de fundamenten moeten optimaal blijven. Daarom is het van belang om de resultaten uit fundamenteel wetenschappelijk onderzoek te volgen. Dat moet zich aan de ene kant ontwikkelen aan de hand van vragen als wat nou eigenlijk een manipulatie is, want daarover is grote disconsensus binnen de beroepsgroep. Aan de andere kant vraagt de spreekkamerwerkelijkheid nader onderzoek. Er is een uitermate groot gebrek aan onderzoek dat de praktijk van de manueel therapeut in kaart brengt. Veel onderzoek dat nu plaatsvindt, is in het kader van opleidingen. Maar als de resultaten vervolgens niet teruggeplaatst worden in de praktijk van de manueel therapeut zelf, dan hebben we wel een probleem. Er zijn in onze beroepsgroep teveel verschillende ideeën en stromingen met volstrekt andere achtergronden en uitgangspunten, en ze claimen allemaal hetzelfde resultaat. Dat vraagt om een nadere beschouwing. Wat zijn de achterliggende theoretische concepten en hun modellen, hoe zijn ze gevalideerd? We moeten ze vergelijken en dan kijken wat er anders wordt gedaan in de praktijk. Want misschien doen ze helemaal niet zoveel anders. Het lijkt van belang dat toekomstige studenten manuele therapie en collegae zich daadwerkelijk gaan bezig houden met de klinische vragen en aspecten van praktijk innovatie. De onderzoekers met een universitaire master kunnen zich richten op de meer fundamentele vragen. Professionaliseren Elke manueel therapeut in het jaar 2015 op masterniveau. Dit is voor de zittende groep een grote stap, het formaliseren althans. De beroepsgroep heeft een goede traditie wat scholing betreft en vele collegae hebben zich zelf tot een master niveau gebracht. Voor toekomstige generaties is de scholing op Master’s niveau vanzelfsprekend, een manuele therapeutische scholing is immers een verdieping (inhoud, complexiteit) en een verbreding (leiderschap, innovatie, adviseur, implementatie resultaten onderzoek) na de bachelor opleiding. Complexe zorg moet goed worden gepositioneerd. Ook in het onderwijs. Die verdieping moet plaatsvinden. Want mensen extra opleiden betekent dat je ze wilt benutten in situaties waarin reguliere zorg niet afdoende is. Daarbij dienen we rekening te houden op basis van welke prestatie-indicatoren we straks afgerekend willen worden. Een heuse tocht naar de toekomst. Dat de aankomende generatie hier geen probleem mee heeft blijkt uit de lange traditie in het buitenland en de snelheid van instroom in de huidige professional masters in Nederland. Uit de ervaringen van eerdere transities van opleidingsniveau’s blijkt dat enige weerstand te verwachten valt bij de huidige zittende groep. Door de instroom grens te verschuiven (voor 2015 ingeschreven staan bij een opleiding die een transitieprogramma manuele therapie aanbiedt op professional master’s niveau) en opleidingen te vragen de mogelijkheid te bieden eerder verworven competenties te toetsen zal een meer individueel traject ontstaan die recht doet aan de kwaliteiten die reeds voorhanden zijn.
Laten we hopen dat een ieder het belang van bovengenoemde ontwikkelingen inziet, de internationale ontwikkeling die zich op dit terrein voordoet onderkent en zijn of haar geluk mede kan vinden in het voorrecht om toegang te hebben tot kennis en vaardigheden om patiënten te kunnen helpen. Om die reden hebben we het vak gekozen en vele therapeuten scholen zich immers enkel en alleen om zich beter te kunnen inzetten voor de ander. Natuurlijk zal dit proces voor en tegenstanders kennen. Maar laat het duidelijk zijn dat wanneer manuele therapie als specialisatie op de bachelor’s opleiding wil blijven bestaan, dan rest ons geen andere weg. Natuurlijk zijn vele manueel therapeuten overtuigd van dit gegeven, maar het blijft voor sommige leden toch altijd een gevoel van moeten en voor anderen een gevoel van een kans. Het bestuur en het kader van de NVMT gaat unaniem voor die kans! Vandaar dat met een gerust hart de inschrijvingsgrens is vastgesteld op einde 2015, waarmede de instroom voor 2018 gegarandeerd lijkt.
Tenslotte Wij hopen met deze Nieuwsbrief de leden – u – extra te hebben geïnformeerd en voor hen die twijfelen duidelijk te hebben gemaakt dat een weg naar de toekomst kansen en uitdagingen biedt. Het bestuur van de NVMT wil hierover graag met u verder praten en organiseert hiervoor 2 regionale ledenrondgangen op maandag 22 januari 2007 in het Mercure/Accorhotel te Rosmalen en het Mercure/Accorhotel te Zwolle. Beide avonden beginnen om 20.00 uur. Op 13 februari 2007 wordt een extra Algemene Ledenvergadering gehouden in het Mercure/Accorhotel te Bunnik, aanvang 20.00 uur. De agenda hiervoor is als volgt: 1. Opening 2. Mededelingen 3. Scholing tot Professional Master Gevraagd besluit: gaan de leden akkoord met het standpunt van het bestuur dat de beroepsgroep in 2015 gestart moet zijn met zijn scholing tot Professional Master. 4. Rondvraag 5. Sluiting Via bijgevoegd aanmeldingsformulier kunt u zich zowel voor de ledenrondgang als voor de extra Algemene Ledenvergadering aanmelden. Graag tot ziens!
Bestuur NVMT