Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief December 2010
78
Nieuwsbrief no 78 pag. 1
Beste Vrienden Allereerst wens het bestuur goede feestdagen en een gelukkig en gezond Nieuwjaar! Helaas moet ik melden dat Jan Jagtman in Oktober overleed. Het was een bevlogen en aimabele gastdocent. Op de landelijke dag hoorden we 2 bijzondere lezingen, die de 2e generatie problematiek belichtte. Ankie Werner als ervaringsdeskundige en Martijn Stöfsel vanuit zijn professie. Ook werd er een DVD vertoond betreft “Verzet in Indië”, dat wil zeggen een verkorte versie van 13’27” minuten. Als iemand die van het secretariaat (mij dus) wil lenen voor een gastles neem dan contact op. Aan het einde van dit jaar doe ik nog eens beroep op jullie om mij te berichten waar je een gastles gaf en het aantal leerlingen dat je bereikte. Ik begin dan in januari met het jaarverslag dat aardig wat werk is. Het komt op onze leeftijd voor dat je kleinkinderen vragen of je bij hem/haar in de klas komt om je verhaal te vertellen. Natuurlijk doe je dat, maar mocht het buiten je regio zijn geef dan even de regioleider een seintje om verwarring te voorkomen. Het stripboek bestemd voor het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs, uitgegeven door het Indisch Herinneringscentrum is te bestellen door de school zelf. Ze hebben hierover een mailtje gekregen, je kunt ernaar vragen als de school het nog niet heeft. Dan heb ik nog wat artikelen verzameld met dank een de mensen die mij het een en ander toestuurden. Voor de oproep van het Indisch Platform vraag ik jullie speciale aandacht . Bij het artikel van het Indonesische staatsbezoek wil ik nog vermelden dat de heer Hassan Wirajuda (ex minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië) opmerkte tijdens de Gebaarlezing in het Vredespaleis, dat er gezocht werd naar een acceptabele oplossing voor het bezoek. Verder zei hij dat Indonesië voor Nederland de poort naar de Pacific kon zijn en dat Nederland voor Indonesië de poort naar de Europese Unie kon zijn, hij benadrukte een vriendschappelijke samenwerking. Tot slot hartelijke groet namens het bestuur Connie
Inhoud.
Wisselwerking tussen de 1e en de 2e gen.- uitgesproken of stilgehouden verleden. .......... 2 St. Indisch Platform zoekt donateurs................................................................................. 3 Het verhaal van de tweede generatie – Ankie Werner ....................................................... 4 Liesbeth van der Heijde-Göllner † ......................................................... .......................... 5 Nederland en Indonesië blijven wachten op 1e staatsbezoek in 40 j. ...... .......................... 6 JAVA. The Garden of the East, .............................................................. .......................... 7 De Meierij.Gastles in Schijndel ............................................................... .......................... 9 Beter dan een boek over de politionele acties......................................... ........................ 10 Piet Dietze ............................................................................................ ........................ 10 Operatie "Olympic" (Waarom de atoombom?) ........................................ ........................ 11 Vijftig jaar Trauma, Nieuw-Guinea-veteranen ........................................ ........................ 13 Petitie “Comfort Women”(Troost-meisjes/-vrouwen)......................................................... 14
Onze activiteiten worden mede mogelijk gemaakt door de opbrengsten uit de Giroloterij en de Bankloterij. Uw deelname aan de Giro- c.q. Bankloterij wordt daarom van harte aanbevolen.
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË Wisselwerking tussen de eerste en de tweede generatie Van uitgesproken of stilgehouden verleden. Landelijke dag Gastdocenten Bronbeek 5 oktober 2010 Martijn Stöfsel Klinisch psycholoog-psychotherapeut Sinai-centrum Amersfoort
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 2
Programma uitgesproken of stilgehouden oorlogsverleden wisselwerking tussen de eerste en tweede generatie verbinding beide invalshoeken in licht taakstelling Stichting gastdoecenten
Essentie van complex trauma Uitgesproken of stilgehouden oorlogsverleden. meerdere of langdurende traumatische ervaringen, ieder mens beschikt over een traumaverwerkingspro- leidend tot veranderingen op persoonlijkheidniveau, met name: ces, wantrouwen, proces raakt verstoord, als de traumatische ervaring te isoleren, intens is of als fysiek overleven voorop staat, agressie, In complexe traumasituaties is vermijden een veel teleurgestelde sombere kijk op leven, gebruikte strategie, in en na elke oorlog, overal op de spanningen en problemen in dagelijks leven (met grote wereld (onderzoek Bramsen), kans op retraumatisering, bekrachtiging), veelal hardnekkige symptomen; dissociatie, depressie, somatische klachten, niet mogen zijn wie je bent, ‘niet mogen worden, wie je zou zijn geworden’ Heel goed -uit lijfsbehoud- leren verdringen van emoties als verdriet en agressie: flink zijn!
Traumaverwerking
eerste fase: overeind blijven, spanningsreductie, verdringing en vermijding, emotionele (gedeeltelijke ontkenning, 'stilgehouden oorlogsverleden' tweede fase: verwerking: afwisselende herbeleving en vermijding, 'uitgesproken oorlogsverleden' derde fase: acceptatie en integratie, het verleden is verleden geworden, hoe weerverder te leven? Doel verwerking: - emoties weer hanteerbaar, - ervaringen worden 'verleden', - gevoel van controle over leven, - cognitieve schemata aanpassen
Voor en nadelen van uitspreken of stilhouden Stilhouden Voordeel: geen moeilijke gevoelens, Nadeel: altijd lichte spanning, altijd op je hoede voor triggers, toch af en toe ongewilde ongecontroleerde confrontatie met eigen pijnlijke gevoelens. Uitspreken Nadeel: confrontatie met moeilijke gevoelens, Voordeel: minder spanning, meer in het 'nu' kunnen leven, meer relativeren, onbevangen met eigen gevoelens om kunnen gaan. Uitspreken moet wel mogelijk of haalbaar zijn !!
Tweede generatie problematiek • een of beide ouders/opvoeders zijn getraumatiseerd door de oorlog, • over het algemeen geen secondaire traumatisering, • belast met het zien of vermoeden van onverwerkte problematiek ouders: • parentificatie: zorgen voor ouders, • knellende loyaliteit naar ouders, • moeizame (niet of te heftige) losmaking van ouders, • moeizame individuatie: laag zelfbeeld, subassertief, onzekerheid twijfelen, • gezien vroege start beïnvloeding kan dit zeer forse impact hebben op de psychologische ontwikkeling • bij trauma-gerelateerde 'opvoedingsagressie' door ouders: primaire traumatisering, secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 3
Vervolg
Vragen ? Gevolgen in gezin. onveiligheid in gezin, scherp onderscheid tussen in en na-oorlog geboren kinderen,
oudste kind draagt vaak complexe verantwoordelijkheid: schipperen tussen ouders en kinderen, veel opvangen, problemen na overlijden ouders.
Wat heeft u aan uw kinderen verteld ? Wat heeft u hen nog niet verteld ? Wie beschermde u daar eigenlijk mee, uzelf of uw kinderen ?
Zijn er dingen die u wel in een klas en niet aan uw kinderen hebt verteld ?
Indien u nog wat aan uw kinderen wilt vertellen: wacht niet te lang en een goed moment daarvoor komt er niet, maar moet je maken.
Waarom belangrijk om verhalen te vertellen over de oorlog? Individueel niveau: eigen verwerking en eigen zingeving.
Wisselwerking tussen eerste en tweede generatie over stilgehouden of uitgesproken oorlogsleed.
Maatschappelijk niveau: informatie over onze maatschappelijke geschiedenis en
bewustwording dat de waarden van onze maatschappij: vrijheid van meningsuiting, godsdienst, democratie niet vanzelfsprekend zijn, maar verdiend meten worden en onderhouden moeten worden.
Wie moet 'straks' over die oorlog vertellen? eerste generatie kan dat steeds minder goed door ouder- dom, het is niet de oorlog van de tweede generatie, is het geen nieuwe vorm van maatschappelijke parentificatie als de tweede generatie de verhalen van de eerste generatie gaat vertellen?
Verhalen van gastdocenten zijn 'participatiegeschiedenis', Tweede generatie moet daarom eigen (geparticipeerde) verhaal vertellen en daarbij vertellen over het verhaal van hun ouders
Dank u voor uw aandacht! m.stofsel @sinaicentrum.nl www.sinaicentrum.nl STICHTING INDISCH PLATFORM ZOEKT DONATEURS Het Indisch Platform behartigt de belangen van de Indische gemeenschap bij de Nederlandse overheden. Het gaat daarbij onder meer om zaken als de regelingen voor oorlogsgetroffenen, verbeteren van geschiedenis onderwijs met name die betrekking heeft op Nederlands Indië, cultuuroverdracht, opstarten en onderhouden van de lobby om de typisch Indische kruiden en andere typische gerechten uit Indonesië niet te laten verdwijnen van de Nederlandse (Europese) markt vanwege rigide overheidsbeleid, herdenken en herinneren, de afwikkeling van backpay en oorlogsschade en het onderhouden dan wel verbeteren van goede contacten met Indonesië. Indien ons belang ook uw belang is nodigen wij u uit om donateur van het Indisch Platform te worden. Het Indisch Platform heeft de ANBI-status waardoor uw gift aftrekbaar kan zijn van uw belastbaar inkomen. Het bankrekeningnummer van het Indisch Platform is (ING) 5401631, ten name van de penningmeester Stichting Indisch Platform in Amsterdam. Voor aanmelding als donateur kunt U zich wenden tot: Stichting Het Indisch Platform - Postbus 85564 - 2508 CG - Den Haag -Telefoon 070 - 33 05 111 - e-mail:
[email protected] <<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 4
Het verhaal van de tweede generatie – Ankie Werner, 5-10-2010 Het onderwerp vandaag is de wisselwerking tussen eerste en tweede generatie. En ook de keuze tussen wel of niet spreken met kinderen en kleinkinderen over de eigen oorlogservaringen. Als klein kind, dook ik in de keuken vaak samen met mijn broer in de donkere houten theekist met de grote gestencilde letters op de zijkanten. Daarin zaten legergroene blikken in allerlei maten en formaten; op de zijkant van die blikken stonden zwarte letters. Als mijn moeder of oma er een openmaakte, volgde er een weeïge zoete lucht. Dat was corned beef. Alle platgekookte bruin-groene groente smaakten hetzelfde en het blikfruit rook muf. Wij vonden verse appels en mandarijnen lekkerder dan deze tropische tractatie. Tot 1960 aten wij uit deze blikken. Toen waren ze op. Klaagden wij over de smaak dan volgde er een onverbiddelijk een verhaal over hoe “dankbaar” wij moesten zijn voor deze blikken. Wij begrepen dat niet. Ook de vele onbekende Ooms en Tantes die soms maandenlang in de huiskamer op de bank sliepen en zo verdrietig en angstig waren. Zij klampten zich als drenkelingen aan onze kleine kinderlijfjes vast. Die heftige emoties waren eng. Wij begrepen het niet. Soms waren zij familie ‘belazer’en soms niet. U ziet hier enkel foto’s van hen. Ook dat begrepen wij niet. Later, toen wij groter waren, werden onder het afdrogen in de keuken door mijn moeder, inwonende oma en de vele tantes altijd de meest vreselijke verhalen over honger, dorst, geslagen en vernederd worden door de Jap en hem te slim af zijn aan elkaar verteld. Werd er niet over gesproken dan diende die ellende wel als referentiepunt om de ergheid van ander leed aan af te meten. Mijn broer en ik voelden ons gegijzeld tussen de verplichting van het moeten afdrogen en het aanhoren van deze verhalen en een vader die er juist niets over wilde horen en zowel de keuken- als de huiskamerdeur demonstratief dicht sloeg als hij maar een flard opving. Onze vragen in de keuken werden afgedaan met een ‘ach jullie begrijpen er toch niks van”.Vragen aan mijn vader resulteerde in driftbuien en losse handen. Wij begrepen ook dat niet. Ons, in hun ogen constante gebrek aan doorzettingsvermogen en slapte, kwam bijna dagelijks ter sprake. Aan verdriet mocht je niet toegeven. Je moest leren afzien, keihard zijn, anders weten ze in oorlogstijd wel raad met je; dat werd ons altijd voorgehouden. Vooral mijn onzekere broer kreeg het regelmatig voor zijn kiezen want die was namelijk niet “manlijk” genoeg om te overleven, volgens mijn vader. De woorden “afzien en doorzettingsvermogen”; ze krijgen nu nog steeds bij mij de haren overeind. Alleen, de werkelijkheid van leven in Nederland en die van het wonen in de buitenlandse Shell compounds was totaal anders dan zijn boodschap. Daar was helemaal geen vijand. Daar was het geen afzien. Integendeel. De school en de sociale omgeving keurden dat keihard zijn af en bestrafte het. Wat weer tot extra
straf thuis leidde. Dat begrepen wij niet. Toen wij jong het huis uitgingen, was de oorlog nog steeds een exclusief gespreksonderwerp tussen mijn Oma en moeder en een taboe voor mijn vader. Wij begrepen het en lieten dat maar zo. Mijn ooms, van vader’s en moeder’s kant, waren begin jaren 50 naar Amerika en Australië geëmigreerd. Ook zij spraken daar nooit over hun oorlogservaringen en vragen er naar mocht evenmin niet. Nu deze ooms overleden zijn, vragen hun nabestaanden ons om uit te zoeken wat deze mannen daar meegemaakt hebben. Zodat zij ook dat stuk van hun verleden leren te begrijpen. Mijn vader stierf in 1981 tijdens een bergwandeling in de Zwitserse Alpen. Hij stortte neer. Mijn moeder klom hem na, zag dat hij dood was en ontdeed hem van horloge, trouwring en geld en laadde verder alles wat van maar enigerlei waarde was over in haar rugzak waarna zij 6,5 uur als een overbelade pakezel afdaalde naar het dichtsbijzijnde dorp. Op mijn “waarom” antwoordde zij dat ze in het kamp dat ook deden want anders pakten ‘ze’ het toch allemaal maar af. Ik kon mij niet voorstellen dat iemand in dat veilige Zwitserland een ravijn afklimt om een trouwring of bril van een dode te stelen. Ik begreep het gewoonweg niet. Tussen overlijden en crematie zat door het overbrengen van zijn kist ruim een week. Ik trok die week bij mijn moeder in en de week daarop volgend ook. Mijn moeder sprak en huilde die twee weken uitsluitend over hoe haar eigen vader door de Jap in haar bijzijn gemarteld was geweest en hoe hij gillend door de Kenpetai weggesleept werd. Hij stierf op 19 mei 1945 in Tjimahi 4. Dat het tijd was om te rouwen om haar man -en mijn vader- drong niet tot haar door. Waardoor er voor mijn emoties ook geen ruimte meer was. Ik begreep het niet maar liet het maar zo. Mijn moeder en ik verbaasden over de emoties van de vele bezoekers bij zijn crematie. Mijn moeder en ik spraken daar. Gecontroleerd en rationeel werkten wij twee de ceremonie af. Mijn broer sprak niet. Zo kon hij onze vader ook na zijn dood niet teleurstellen. Een paar maanden later reisde mijn moeder in haar eentje naar Australië. Gedurende een half jaar reisde zij o.a. per trein er dwars door heen, bezocht familie en ondertussen beviel ik van mijn jongste kind, Guido Kortom het leven ging gewoon door. Wij waren keihard na zijn plotseling overlijden. Wij spraken er daarna gewoonweg niet meer over. Die les van hem hadden wij goed begrepen. Eind middelbare school, in 1990, zocht mijn oudste zoon, Isa -haar lievelingetje onder de kleinkindereneen geschiedenisonderwerp voor zijn werkstuk. Ik stelde hem voor om Oma te gaan interviewen. Aan het beladen onderwerp Jappenkamp wilde mijn moeder niet meewerken maar wel wilde zij hem haar verhaal vertellen over de opvang in Nederland. Dat ver-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË haal en ook haar ervaring was voor de docent helemaal nieuw en daarom werd dit originele werkstuk met een 9 beloond..........Dat was het langzame begin voor mijn moeder om zowel het overlijden van haar man in 1981 te verwerken maar ook om haar oorlogsverleden bespreekbaar te maken. Niet iedereen in haar omgeving kon deze emancipatie van haar verdriet en haar openheid over haar oorlogsverleden waarderen en dan kroop zij met een ‘laat maar’ weer even terug in haar schulp en voelde zij zich onbegrepen. Soms was dat verleden ook ingewikkeld. Onze Guido, had veel Japanse vrienden en vriendinnen op zijn Internationale School die hij onbevangen naar Oma meenam want Oma hield van haar aanwaaiende kleinkinderen en ook voor hun aanhang lag er altijd een lemper klaar. “Die Japanse kinderen hebben het niet gedaan; hun opa hooguit en waarom zal ik hen met mijn verhalen belasten”, zo zei ze dan, ondertussen gruwend van die Japanse jongemannen zweetlucht in haar huis. Voor haar lievelingskleinzoon, de oudste Isa geheten, was die controverse tussen het familieoorlogsverleden en de hartelijkheid van zijn Japanse vrienden en hun ouders nog onbegrijpelijker. Hij ging in Leiden Japanse taal en cultuur studeren, won ook nog een essay-beurs van de Japanse ambassade en studeerde daarna een vol jaar gesponsord aan de Universiteit van Fukuoka. Hij had daar een fantastische tijd. Mijn moeder was in staat om er geen punt van te maken. Ik bewonder dat in haar. De ooms deden dat wel maar zij leefden op andere continenten, dus ,,, ach zij begrepen Isa’s keuze niet noch mijn moeder’s acceptatie daarvan. Nu, bijna 30 jaar na mijn vader’s dood, zijn mijn moeder, mijn broer en ik blij dat we niet langer keihard hoeven te zijn. Wij hebben nu samen gerouwd. Alles hebben mijn moeder en ik doorgesproken. Alles wat haar aan leed en vreugde overkomen is, heeft zij verteld en niet alleen maar een keer..... Het geeft haar balans maar ook mij. Via mij, begrijpt mijn broer steeds meer van zijn moeizame jeugd. Rechtstreeks er over praten met haar kan hij niet zonder dat hij gaat huilen. Bang dat hem dan weer “slapte” wordt verweten, begint hij er ook niet meer aan, zegt hij. En dat begrijp ik wel en –stilzwijgend- begrijpt mijn moeder dat ook.
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 5
Afgelopen juli reisden mijn moeder en ik samen met de Oorlogsgravenstichting voor het eerst naar Indië. Na 65 jaar kon zij eindelijk respectvol afscheid van haar vader nemen. In 1946 verliet zij angstig en onder boos Maleis geschreeuw van een groep lokale jongemannen haar beschermingskamp Banjubiru 11 en zij zag tegen deze eerste terugreis op. Maar nu bleek bij aankomst iedereen allervriendelijkst en zorgzaam te zijn en spraken de jongemannen beleefd Engels met haar. Wij stonden daar bij mijn opa’s graf op ereveld Leuwigajah bij Bandung. Na de bloemlegging en de tranen, zei zij “Het is goed zo, hij ligt hier mooi verzorgd tussen zijn eigen mensen en omringd door die mooie bergen. Ja, het is goed zo”. Het mooie groen van het Bandung uit haar herinneringen is nu vervangen door de werkelijkheid van een volledig vol gebouwde en luchtvervuilde stad met constante files van eindeloze rijen tweetakt bromfietsen en van stinkende auto’s. Het horen over het ontbreken van sociale voorzieningen in Indonesië waardoor mensen tot hun dood moeten doorsappelen om te overleven, schokte haar. Voor het eerst van haar leven zei ze: “geef mij maar Holland, daar is het tenminste schoon en hebben we AOW en sociale voorzieningen”. Ik had nooit gedacht dat ik haar dat ooit spontaan zou horen zeggen. Zij zelf ook niet. We moesten er alle twee een beetje om lachen. Dames en Heren, lieve mensen, het onderwerp is de wisselwerking tussen eerste en tweede generatie. Die is er. Mijn vader en mijn Oom’s, zij kozen ervoor om te zwijgen. Mijn moeder koos uiteindelijk voor vertellen. Vertellen aan ons, aan de kleinzonen en wellicht ook nog aan haar achterkleinzonen. Zodat ook zij het zullen begrijpen. Waren de mannen in mijn familie voor zichzelf maar ook voor hun omgeving emotioneel beter af geweest, als zij niet gezwegen hadden? Of was zwijgen juist hun enige manier van overleven? Wie zal het zeggen? Ik ben in ieder geval blij dat mijn moeder gesproken heeft. Mijn broer en ik begrijpen het nu. Dames en Heren, lieve mensen, Graag geef ik het woord nu aan Martijn Stöfsel die met zijn expertise en langjarige behandelervaring in het Sinaïcentrum met u verder over dit onderwerp zal spreken. <<<>>>
Liesbeth van der Heijde-Göllner † Ze heeft zich meer dan 16 jaar met hart en ziel ingezet voor de hulpbehoevende voormalige landgenoten in Indonesië. Zij had zelf de Japanse tijd (Tjideng) mee gemaakt en kon daardoor veel donateurs tot steun dienen en hen met raad terzijde staan. Men vond bij haar altijd een gewillig oor. Een hoogtepunt voor haar was haar bezoek aan het bestuur en vele ondersteunden in Jakarta en Bandung in 2008. Bij die gelegenheid was zij meer dan geraakt door de grote dankbaarheid van de ondersteunden. Zelfs tijdens haar ziekbed bleef zij zich zorgen maken over "haar" mensen in Indonesië en maakte zij plannen voor het moment dat zij het ziekenhuis zou verlaten. Helaas heeft het niet zo mogen zijn. Wij allen missen haar zeer. Zij blijft voor ons de inspiratiebron en zullen in haar geest ons werk voortzetten. Het bestuur van de Stichting Hulp aan Landgenoten In Indonesië. <<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 6
Nederland en Indonesië blijven wachten op eerste staatsbezoek in veertig Door Jan Lepeltak
De Indonesische president Yudhoyono besloot zijn bezoek aan Nederland op het allerlaatste moment uit te stellen. Nederlandse diplomaten, Indonesische journalisten, Molukkers, de Indische gemeenschap: iedereen is even verrast. Op dinsdagmiddag vijf oktober was de spanning te snijden op het Halim-vliegveld in Oost-Jakarta. De Indonesische president Susilo Bambang Yudhoyono was na het bijwonen van een grote militaire parade op het vliegveld aangekomen. De 61-jarige president wachtte op vertrek naar Nederland voor een groots aangekondigd bezoek. Het zou het eerste grote staatsbezoek van een Indonesische president zijn in veertig jaar. Zijn entourage stapte in het luxe Garudatoestel. Ook het leger van Indonesische journalisten zat in de cabine het vertrek naar het 'Land van de Windmolens' af te wachten. De stewardessen begonnen al drankjes uit te delen aan hun gasten. Rechtszaak De politieke adviseurs en veiligheidsmensen van de zesde Indonesische president waren echter minder ontspannen. De president las geconcentreerd een brief van zijn jonge minister van Buitenlandse Zaken, Marty Natalegawa. De minister had de Europees-Aziatische ASEM-top in Brussel bezocht enkele dagen voor het geplande staatsbezoek. De Indonesische ambassade in Den Haag had hem op de hoogte gesteld van een mogelijke rechtszaak aangespannen door activisten van de RMS in Nederland. RMS-president John Wattilete, die zelf een juridische achtergrond heeft, spande op maandag 4 oktober een kort geding aan tegen de Indonesische president. De staatsman van het grootste moslimland ter wereld kon hierdoor misschien zelfs wel in de boeien worden geslagen na aankomst op Schiphol, zo vreesden adviseurs van Yudhoyono. Heen en en weer gebel tussen Jakarta en Den Haag kon de argwaan op het Halim-vliegveld niet verhelpen. Om half drie hield de zesde president van de Indonesische republiek een persconferentie: -Het staatsbezoek aan Nederland zou worden uitgesteld tot een nader te bepalen datum.Indonesische televisiecamera's zonden de persconferentie rechtstreeks uit. De Indonesische burgervader sprak over het zelfrespect van de Indonesische natie, dat bedreigd zou kunnen worden door de rechtszaak in Den Haag. Ook wilde hij de huidige goede relatie tussen Indonesië en de oud-kolonisator Nederland niet in gevaar brengen door een diplomatieke botsing als gevolg van de lopende rechtszaak. Bekroning 'Mijn eerste reactie was: spijtig. Ik was teleurgesteld', vertelt oudminister van Buitenlandse Zaken Ben Bot. 'Ik begrijp de eerste aanleiding en de onderliggende aan leiding. De president had aarzeling om naar Nederland te gaan. Maar de regering heeft natuurlijk wel garanties gegeven voor immuniteit.' Sinds de aanwezigheid van de toenmalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken op 17 augustus 2005, tijdens de onafhankelijkheidsviering in Jakarta, heeft de relatie tussen de twee landen een grote sprong voorwaarts gemaakt. Vooral minister Bot, zeifin 1937 in Ba-
tavia geboren, en zijn Indonesische collega Hassan Wirajuda hadden zich flink ingezet voor een nieuwe, nauwe vriendschap. Maar ook de Nederlandse ambassadeur in Jakarta Nikolaos van Dam had oneindig veel energie in het staatsbezoek gestoken. Je zult begrijpen, de eerste dagen na het incident stonden de meeste Indonesiërs als een blok achter hun president. De Nederlandse regering leek vooral erg verrast en machteloos! Dat het op het allerlaatste moment niet doorgaan van het staatsbezoek een grote teleurstelling was; en dat geldt denk ik voor alle betrokken partijen. Tegen de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Marty Natalegawa, heb ik bij ons eerste kennismakingsgesprek gezegd dat ik de afgelopen vier jaar tijdens mijn Koninginnedag-speeches telkens had gezegd dat wij zeer uitzagen naar het staatsbezoek van president Susilo Bam bang Yudhoyono, en dat ik dit jaar (2010) tijdens mijn Koninginnedagspeech hoopte te kunnen zeggen dat ik met voldoening terugzag op het staatsbezoek', aldus de topdiplomaat, die de afgelopen jaren grote populariteit genoot in Indonesische regeringskringen. Het staatsbezoek van president Yudhoyono zou de bekroning zijn van de diplomatieke inspanningen van vele Nederlandse en Indonesische politici en diplomaten. 'Ambassadeur Habibie heeft heel erg zijn best gedaan, en ook premier Balkenende en minister Hirsch Ballin', vertelt oud-minister Bot over die chaotische week van 4 oktober. 'Ik heb gebeld met heel veel mensen om de president te bewegen toch te komen. Ik heb links en rechts gebeld. We wisten wat er speelde. We probeerden alle aarzelingen uit de weg te ruimen. Dat is achter de schermen gebeurd. En toen opeens was zijn persconferentie.' Soeharto en koningin Juliana In het Indonesische parlement klonk vooral kritiek op de Nederlandse regering. Waarom kon Nederland op de dag van Yudhoyono's vertrek niet deze beschamende rechtszaak in Den Haag verhinderen? Was het tijdstip van de rechtszaak toevallig? En waarom trad Nederland niet harder op tegen de RMS? De Indonesische juridische expert Hikmahanto beargumenteerde live op de Indonesische nieuwszender Metro TV dat president Yudhoyono volgens internationaal recht immuniteit van rechtsvervolging genoot. Ook probeerde hij de misvatting uit de weg te ruimen, dat de rechtbank het Internationaal Strafhof in Den Haag betrof. 'Dus het gaat om een gewone rechtbank?' vroeg de Indonesische televisiepresentatrice behulpzaam. Maar de eerste dagen na het incident stonden de meeste Indonesiërs als een blok achter hun president. De Nederlandse regering leek vooral erg verrast en machteloos. 'De scheiding der machten geldt zowel voor Indonesië als Nederland', aldus oud-minister Bot. 'We willen allle garanties geven, waaronder al onze juridische kennis die erop wees dat de rechter het kort geding zou afwijzen. Maar we kunnen niet over de rechterlijke macht beschikken. Dat is de onafhankelijkheid van de rechtsmacht, die we moeten accepteren.' <<<>>>
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 7
JAVA The Garden of the East, By Eliza Ruhamah Scidmore ( Auther of “Jinriska Days in Japan “) New York, The Century Co., 1897 In 1889 was er een wereldtentoonstelling in Parijs, en in 1893 was er een wereldtentoonstelling in Chicago. Op beide tentoonstellingen had Nederland een Javaans dorp gebouwd waarin Soendanese families woonden. Dat had veel belangstelling getrokken en nieuwsgierigheid opgewekt bij de bezoekers. De regering van de Verenigde Staten besloot een studie delegatie, inzake het vak antropologie naar Java te sturen.De groep moest bestaan uit een antropologe, een vrouwelijke fotograaf en een tekenares. Zij moesten verslag uit brengen aan “The Smithsonian Institution of Washington“en de “National Geographic Society “. Allereerst bestudeerde de auteur alle Engelstalige boeken en artikelen die verschenen waren over Nederlands-Indië in het algemeen en Java in het bijzonder. Daarvoor reisde zij ook naar het Verenigd Koninkrijk voor een bezoek aan `The British Library `. In 1868 was er ook een vertaling verschenen van `Max Havelaar `van Eduard Douwes Dekker ( Multatuli ) . Uit dit boek trok de gehele wereld, en dus ook de auteur, de conclusie dat de Nederlanders op een buiten proportionele manier de Javanen onderdrukten en uitbuitten, en dat lag met name aan de invoering van het Cultuur Stelsel. Echter de auteur stuitte op drie zaken die hier haaks op stonden. In de 1e plaats groeide de bevolking op Java in die periode ( 1830 -1860) met een factor tien, van 2 miljoen naar 20 miljoen, in de 2e plaats was volgens studies de verdiensten van de Javaan drie maal zo hoog als dat van andere Aziaten en in de 3e plaats was het toch vreemd dat het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zich haasten om dat stelsel bij hun koloniën in te voeren . De auteur besloot daarop zich nader te verdiepen in dit onderwerp. Met name de publicaties van J.W.B.Money en Alfred Russel Wallace waren hiervoor leidinggevend. Mevrouw Scidmore komt dan tot de volgende omschrijving van het Cultuur Stelsel, daarbij de “Max Havelaar “ slechts als een roman beschouwend en niet als een werk dat het Cultuur Stelsel beschrijft. Het eerste wat de Nederlanders deden was de plaatselijke vorsten benoemen tot werknemers van het Gouvernement met een salaris gelijk aan dat van de gouverneur-generaal, zijnde honderdduizend gulden (1890 ). Daarvoor leverde de vorst zijn recht op een kwart van de oogst van zijn onderdanen in en werden de herendiensten teruggebracht van een op de vijf dagen naar een op de zeven dagen. Wel raadde het gouvernement de vorsten aan om woeste gronden te verpachten aan Nederlandse planters. De Indonesische boeren zagen hun verplichtte tijd voor de vorst verminderen van 20% van hun tijd tot
14%.Zij hoefden niet meer een kwart van hun oogst afstaan aan hun vorst, maar moesten wel een kwart voor hun grond vrijmaken voor de verbouw van nieuwe gewassen. Die nieuwe gewassen waren : koffie, thee, tabak en rietsuiker. En, vervolgt de auteur, zoals iedereen weet zijn de Nederlanders de beste landbouwdeskundigen en plantenveredelaars. Dus kwam nu niet alleen de beste rijst uit Indië, maar ook de beste koffie, thee en tabak . Van de thee ging de volledige export naar de theekenners bij uitstek, China en Japan. Het Nederlandse gouvernement kon dus de Indonesische boeren goede prijzen betalen voor deze nieuwe gewassen. Daarnaast werd de winsten van het gouvernement niet naar Nederland overgemaakt, maar geïnvesteerd in Indië . Er werden wegen aangelegd, spoorwegen en de haveninstallaties werden verbeterd. Er kwamen ziekenhuizen. Elke woning moest één maal in de week gedesinfecteerd worden. Er kwamen scholen. Daardoor konden de Nederlanders veel overlaten aan de plaatselijke bevolking. Bij de spoorwegen zag je alleen Indonesiërs werken en op alle niveaus .Het zelfde bij de fabrieken waar landbouwproducten werden klaar gemaakt voor de export .Ook bij de aanleg van wegen en riolering zag je alleen Indonesiërs aan het werk met Indonesische opzichters. De reis begon in Hotel de Nederlanden te Batavia. Daar ergerden de dames zich aan de onbeschaafde Nederlanders. De heren liepen in pyamas en badslippers door het hotel en de dames waren gekleed in een plaatselijke sarong, waarbij hun enkels zichtbaar waren. De kinderen liepen in hun ondergoed rond . Ook een badkuip ontbrak . Je moest maar een paar emmertjes water over je heen gooien indien je je wilde opfrissen. Ze wisten zeker dat ze in het verkeerde hotel waren. Maar toen ze hun beklag deden over de onbeschaafdheid, kregen ze als antwoord dat je in Noord-Oost Amerika alleen als beschaafd gezien werd, indien je foutloos Nederlands kon praten en schrijven. Aangezien er niet veel te zien was in Batavia, reisden de dames snel door naar Buitenzorg. Het verbaasde de dames niet dat de welgestelde Europeanen aldaar een huis hebben, omdat door de hogere ligging het klimaat er beter te verdragen was. De dames reisden per trein en prijsden zich gelukkig dat de rechtstreekse verbinding van Batavia naar Soerabaja in 1894 was geopend. In Buitenzorg bezochten ze de Botanische Tuin. Wat hun opviel is dat Java een soort van Holland was. Prachtige brede wegen omzoomt met grote schaduw bomen als waringin, kanari ,tamarinde en productie
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË bomen als teak en kina, leiden door een parkachtig landschap. Ze bezochten hier onder anderen het graf van Raden Saleh, de tempel bij Batoe Toelis, thee koffie en kina plantages met hun verwerkingsfabrieken. Maar ook fruit – en bloemkwekerijen. Ze logeerden daar ook op de plantages Sinagar en Parakan Salak . Met een paar overnachtingen reisden ze door naar Djokjakarta. Hier wilden ze langer verblijven, in hotel Toegoe, om de Boro Boedor te bezoeken. De assistent-resident verbood hun echter om in Djokjakarta te overnachten. Ze moesten maar bij de BoroBoedor overnachten waar ze met een ponywagentje naar toe gingen . Toen ging er een telex naar Washington, vandaar naar den Haag, vandaar naar Batavia en vandaar naar Djokjakarta. Ze mochten gewoon reizen zoals ze wilden. Maar geen excuses van de assistent-resident. Het zoveelste bewijs van de lompheid van de Nederlanders. In 414 meldde de Chinese reiziger dat op Java de Brahmaanse godsdienst heerste. In 603 landde de Prins van Gujerat (Noord-West India met de grote stad Amdabad) met 5.000 volgelingen op 106 schepen op Java bij Mataram en waar kort daarop nog 2.000 volgelingen zich bij hem voegden. Zo werd het Boeddhisme de leidende godsdienst op Java. In de periode 1475 – 1479 werd het Mohammedanisme de leidende godsdienst op Java. Naast de BoroBoedor bezochten ze ook in de nabijheid de tempels Chandi Pawon en Chandi Mendoet. Tussen Djokjakarta en Soerakarta zijn meer dan 150 tempelruïnes. Ze bezochten de Prambanam ( Mendang Kumulan ), Kalasan, Chandi Kali Bening, de resten van 20 piramidale tempels ter ere van Loro Jonggran, de maagd van Java. Vervolgens bezochten ze de 236 tempels van Chandi Sewou. De Arabische veroveraars hebben getracht de tempels volledig te verwoesten, maar er zijn nog restanten gelukkig. Daarna bezochten ze de opgravingen van en bij Chandi Lompang. Bij Malang waren er nog de tempels van Singa Sari. Op het Dieng plateau bezochten ze de resten van meer dan 400 tempels en troffen ze sporen van een stad groter dan enig stad in het huidige Java. De tempel resten van het Dieng plateau vertoonden in structuur, vorm en ornamentatie grote overeenkomst met die van Yucatan en andere tempels in Centraal Amerika. Bij een nauwkeurige bestudering van de Javanen is het duidelijk dat zij afstammelingen zijn van de Indiase veroveraars en niet oorspronkelijke bewoners zijn van Java. De Soendanezen noemden hen dan ook “de vreem-
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 8
delingen “. De volgende stop van de reizigers was Soerakarta, vaak Solo genoemd. Dit was één van de, zogenaamde, onafhankelijke sultanaten . De andere twee waren Djokja en Atjeh. De vrijheidsstrijd van de Atjehers werd in het buitenland met sympathie gevolgd. Ze logeerden in hotel Sleier. Net als in de andere steden waren ook hier brede, overschaduwde en schone, straten wat hun als eerste opviel. In inwoner aantal was Solo de tweede stad van Nederlands-Indië . De Solo rivier is de grootste rivier van Java. Daarnaast viel hun op de grote Chinese gemeenschap in Solo. Hier bezochten ze de tempel ruines van Suku aan de voet van de berg Lawu. Bij de ontdekking in 1814, bleek dat de plaatselijke bevolking onbekend was met deze tempel resten. Het is duidelijk dat dit de oudste tempel resten zijn van Java . De Susunhan was de plaatselijke vorst. Daarna reisden ze terug naar Djokja. In Djokja viel hun de schier eindeloze aantallen fabrieken op. Fabrieken van veelal Javaanse eigenaren waar zilver verwerkt werd (“tot zgn. Djakja-zilver“), ijzer (tot ondermeer de beroemde krissen), zwavel van de vulkaan Bromo, landbouw producten (hier met name de uit Midden-Amerika geïmporteerde indigo ) en zelfs een batik fabriek. De Javaanse eigenaar vertelde dat er nog zo’n fabriek was, maar die stond in Batavia en had een Chinese eigenaar. In de avond zou de vorst, Prins Pakoe Alam V, een topeng-avond houden, waarbij ook westerse gasten welkom waren. Deze feestavond was ter ere van de weduwen en wezen van soldaten van zijn leger die meegevochten hadden met de Nederlanders tegen de tirannieke Balinese vorst op Lombok. (dat was in 1894, j.w.hoegen ) Een van de dingen die hun het meest opviel was, dat de ondergeschikten van de vorst zich, in de nabijheid van de vorst, op hun hurkend schuifelend voortbewogen. Dit eerbetoon ging hun veel te ver. Er waren tweehonderd gasten uitgenodigd. De Javanen droegen de sarongs, sommigen met als patroon een hert of een jacht scène als teken van hun koninklijke afkomst. De heren met militaire onderscheidingen op de borst en de dames vol met juwelen, een bloem in hun haar en vergulde sandaaltjes. De Chinese families droegen rijk geborduurde satijnen kleding. Ook zij droegen veel juwelen en diamanten. De Nederlanders hadden dikke kleding aan, waarschijnlijk dezelfde die zij in januari ook aan zouden hebben bij een openlucht voorstelling in Den Haag. De Amerikaanse dames droegen jurken van mousseline . Het volgende reisdoel was Tjilatjap. Ook hier genoten ze van de brede straten die overschaduwd werden door het bladerdak van kenari bomen, tamarindes en teak bomen. Hier zagen ze voor het eerst eigenlijk Nederlanders
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË over straat lopen. Waarschijnlijk door de belangrijke haven en doordat er een marine etablissement was en een kazerne voor het leger in een vrij kleine plaats. Ze genoten van het prachtige uitzicht over de baai en waren onder de indruk van het grote kerkhof, veroorzaakt door het ziek makende klimaat. Ze bezochten de grotten waar de eetbare zwaluw nestjes geoogst werden voor de export naar China. ’s Avonds werden ze overvallen door de zware, vochtige hete lucht die over ging in een tropische hoosbui. De volgende dag zouden ze naar Garoet gaan. Omdat er tussentijds geen mogelijkheid was om te lunchen, kregen ze van het hotel een uitgebreid lunchpakket mee. Toen ze onderweg de in het hotel klaargemaakte lunchpakketten wilden op eten, bleek de Javaanse gids die al opgegeten te hebben. De lunch was prima vertelde hij hun. Op het station van Tjiawi kochten de dames dan maar verse ananas als lunch. Bij het station Tjipeundeui kregen ze te horen dat de vulkaan Goenoeng Galongoeng in eruptie was. De bevolking was gevlucht omdat ze nog wisten van de vorige uitbarsting in 1822. Daarbij waren honderdvijftien dorpen verwoest en zo’n twintigduizend mensen waren omgekomen. Tot dertig kilometer in de omtrek had het stenen, as en heet water geregend. Maar na een uur mochten ze door rijden. In Garoet logeerden ze in hotel Hork. Een internationaal bekend hotel waar je elke Europese taal kon horen spreken. Vandaar was de meest gedane excursie die naar de krater van Papandayang. De laatste grote eruptie was die van 1772. Een groot stuk van de berg werd daarbij de lucht in geblazen. Drieduizend mensen kwamen bij die eruptie om. Per draagstoel, door vier mannen gedragen, gingen ze de berg op tussen de koffie bomen door. Daarna kwam de jungle met reusachtige bomen. Ze kwamen stromen mannen tegen die, manden met zwavelbrokken op hun rug, afdaalden. Het laatste stuk van de berg klommen ze op de rug van een ezel. Hoe-
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 9
wel hun oppas meldde dat het te gevaarlijk was door de aanwezigheid van slangen, hadden ze niet het genoegen een slang te zien. Daarna was het terug naar Batavia met een overnachting in het Sans Souci in Salak. Tijd om nog eens terug te kijken op hun reis over Java. Ze waren naar de tropen in de maand November, maar de temperatuur was vrij constant dertig graden Celsius geweest. In Chicago ging de temperatuur daar soms vér over heen Wel was de luchtvochtigheid tussen de tachtig en negentig procent al die tijd. Ze maakten daar op die dag een onweer mee. De donkerte en het lawaai van de donder was iets wat geen mens, die het niet had meegemaakt, kon begrijpen. Wel hadden ze de woeste natuur gemist. De witte mieren hadden niet hun koffers opgegeten in een nacht, niet eens aangevroten. Heel in de verte hadden ze een keer vanuit de trein een tijger gezien. De slangen jacht was mislukt, nergens een slang gezien. Olifanten hadden ze wel gezien, in de kraton van Solo. De kleine Bantam vechthanen bleken niet inheems, maar door de Nederlanders geïmporteerd uit Japan En de hagedis die over de muren rent, en op WestJava “Becky” roept en op Oost-Java “Tokèh”. Over de schrijfster: Eliza Ruhamah Scidmore, was geboren op 14 october 1856 in Madison Wisconsin, en overleed op 3 november 1928 te Genève. Ze heeft ook reisverslagen geschreven over haar reizen naar Alaska, Japan, China en India . Deze verslagen liggen aan de basis van de latere Lonely Planet toerisme gidsen. Bij de vertaling heb ik de spelling van de schrijdster aangehouden, zoals bij Tokèh . J.W.Hoegen. <<<>>>
De Meierij. Grote ogen tijdens gastles in Schijndel Door Elisa van den Broek
SCHIJNDEL - Met grote ogen bekijken leerlingen van de Regenboog in Schijndel de zoete aardappelen die de klas rondgaan, voor hun neus staat Tineke van Ommen-Douwes, Indonesische van geboorte. Van Ommen vertelt de kinderen haar verhaal over de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, ze verhaalt over hoeveel honger ze destijds als klein kind had, over de dood van haar vader en het moment dat ze hoorde dat de oorlog voorbij was. Ze heeft foto's meegenomen van het huis waar zij in heeft gewoond en verschillende Indonesische etenswaren. „Weet iemand wat Jakarta is", vraagt ze. Cian, die helemaal vooraan zit, steekt meteen zijn vinger in de lucht: „Dat is de hoofdstad van Indonesië, mevrouw." Volgens Van Ommen weet Cian veel over haar geboorteland. „Voor de kinderen was het erg interessant," zegt juf Hilde van groep zeven. „Ze luisterden aandachtig en waren het hele uur stil." Van Ommen was een van de gastdocenten die gisteren in Schijndel waren om luister bij te zetten aan de lancering van de website www.gastindeklas.nl. Carel André, werkzaam bij MOED - voorheen stichting tegen zinloos geweld - was de tweede gastdocent. Hij gaf een voorlichtingsles aan de kinderen van groep zes. Onder de naam 'Wapen jezelf met woorden' biedt André de kinderen handvatten aan om pesten, agressie en geweld te voorkomen. Of om hier beter mee te leren omgaan. De website van stichting Gast in de Klas is een database voor primair onderwijs, voorgezet onderwijs en mbo waar vraag en aanbod van gastlessen, projecten, lespakketten en excursies samenkomen. „Op deze manier zien docenten op een overzichtelijke manier wat er te doen is," vertelt Mike Schiltmans, initiatiefnemer van stichting Gast in de Klas. <<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 10
Beter dan een boek over de politionele acties De enige overlevende van het bloedbad in Rawagede (1947) vertelt Nederlandse vertelt Nederlandse scholieren over de massa-executie Saih Bin Sakam (87) vraagt niet om vervolging van de moordenaars van zijn dorp. Hij wil graag de veteranen ontmoeten die destijds aan de andere kant stonden. Door onze redacteur, EMILIE VAN OUTEREN
GRONINGEN, 9 NOV. Bedrukt en ongemakkelijk voelden de scholieren zich voor hun ontmoeting met Saih Bin Sakam uit Indonesië. „Je bent toch een Nederlander, lid van een volk dat hem zoveel leed heeft toegebracht", zegt Julia Tankink (17). „Ik snap nu eindelijk hoe Duitsers zich moeten voelen over de Tweede Wereldoorlog", vergelijkt Harro Boven (16). „Het is echt schokkend wat wij daar gedaan hebben." Tankink en Boven zijn twee van de 35 leerlingen van het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen die Saih in hun klas ontvangen. De 87-jarige is de enige overlevende van de massamoord van Rawagede, een dorp in West-Java waar het Nederlandse leger op 9
Hoewel oorlogsmisdrijven niet kunnen verjaren, beroept de landsadvocaat zich wat betreft deze executies toch op verjaring. Tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog omcirkelde het Nederlandse leger Rawagede in 1947 op zoek naar verzetsleider Lukas Kustario, herinnert Saih zich. Toen niemand wilde zeggen waar die zich bevond, werden de mannen en jongens van de kampong in groepjes verzameld en geëxecuteerd. De toen 24jarige Saih werd met onder anderen zijn vader in een rij gezet. „Ze schoten van rechts naar links. Mijn vader was de eerste", vertelt hij. Zelf werd hij in zijn rug geraakt door een kogel die zich al door het lichaam van een dropsgenoot had geboord. Willen jullie zien waar? vraagt Pondaag. De tieners durven niet te antwoorden, maar Saih is al overeind gehesen en laat zijn overhemd en jas omhoog sjorren. Rechts van zijn wervelkolom zit een bruin litteken ter grootte van een pruim. De kogel die voor hem bedoeld was, raakte hem alleen in zijn linkerpols. Hij hield zich stil onder de levenloze lichamen tot de soldaten waren vertrokken en snelde toen naar zijn moeder om te vertellen wat er gebeurd was.
december 1947, volgens Indonesische telling, 431 mannelijke bewoners executeerde. Samen met acht weduwes wier echtgenoten werden vermoord, heeft hij de Nederlandse Staat om excuses en een schadevergoeding gevraagd. Hij heeft nooit leWat de leerlingen zich moeilijk voor kunnen stellen, is ren lezen of schrijven en had nooit eerder in een vliegdat het leven na de massamoord gewoon doorging. tuig gezeten, maar nu is hij in Nederland om zijn zaak Saih vluchtte naar een naburig dorp waar de doekoen, te bepleiten. Vandaag bij enkele Tweede Kamerleden de medicijnman, hem oplapte. Indonesië werd onafhanen een paar dagen geleden, op uitnodiging van gekelijk. Saih trouwde en verhuisde naar Jakarta. Het schiedenisleraar Wim Plas, in Groningen. dorp werd omgedoopt tot Balongsari en er kwamen Toen Plas hoorde dat Saih naar Nederland zou komen, nieuwe mannen wonen. De nabestaanden berustten in wilde hij zijn bovenbouwleerlingen kennis laten maken hun lot. Pas toen een monument voor de slachtoffers in met deze primaire bron van een belangrijk stuk Neder1995 door een Nederlandse documentairemaker landse geschiedenis dat erg ver 'ontdekt' werd, kreeg het drama van ze af staat. Plas: „Deze man Verjaard of niet? bekendheid. is geboren in Nederlands-Indië In de Excessennota van 1969 erkende NeWat verwacht hij van Nederland, en staat nu als Indonesisch bur- derland dat in Rawagede een 'geweldsexces' willen de Groningse scholieren ger tegenover Nederland in de had plaatsgevonden. Volgens de officiële weten. „Vervolging van de daders rechtszaal. Hem volgen, vertelt telling kwamen daarbij 150 mannen om het is niet aan de orde", zegt Ponde hele geschiedenis." Beter dan leven, 20 werden gefusilleerd. daag. „Hij wil alleen excuses en ze die ooit uit een boek over de Saih en de weduwen eisen geen vervolging een redelijke compensatie." Ook politionele acties zullen leren. van de veteranen, van wie er nog acht in le- zou hij graag de veteranen ontZelfs met het microfoontje dat ven zouden zijn. Ze hebben een civiel geding moeten die destijds aan de andehem in het klaslokaal is opge- tegen de Staat aangespannen om financiële re kant stonden. Naast zijn histospeld, lijkt Saih zijn verhaal te compensatie, excuses en erkenning. rische relaas zijn de leerlingen fluisteren. Zijn relaas wordt ver- De landsadvocaat noemt de zaak verjaard. In benieuwd naar zijn gevoelens. taald door Jef-fry Pondaag, de haar repliek daarop stelt advocate Liesbeth „Hebt u ooit hulp gehad van een voorzitter van het Comité Neder- Zegveld dat de eisers pas sinds kort weten psycholoog of een psychiater", landse Ereschulden die optreedt dat zij de Staat aansprakelijk konden stellen. vraagt Harro Boven. „Een psychials tolk. Met advocaat Liesbeth Ook noemt zij het argument willekeurig: de ater?", reageert Saih, „nooit van Zegveld heeft zijn comité de zaak Staat neemt wel claims van slachtoffers van gehoord." tegen de Staat aangespannen. de Tweede Wereldoorlog in behandeling. <<<>>>
Piet Dietze Beste vrienden heel wat van jullie is de naam van Piet Dietze en de persoon natuurlijk bekend. Momenteel verkeert het echtpaar in een zeer moeilijke situatie. Piet is opgenomen na grote lichamelijke moeilijkheden (al een tijdje) en zal niet meer thuis komen. Praten lukt niet meer, maar hij lijkt wel te begrijpen. Willen degene die hem en zijn vrouw Corrie kennen svp een teken van medeleven geven op één of andere manier, het zou hen sterken in deze moeilijke periode. Huisadres Corrie Dietze Kruilier 6 4901 RB Oosterhout. Zelf wens ik jullie goede dagen en een gelukkig nieuwjaar! Groet Connie secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 11
Operatie "Olympic" (Waarom de atoombom?) W. Halsey, Bronnen: Google en Wikipedia Verborgen in het nationaal Archief in Washington D.C. liggen duizenden documenten met daarop het stempel: "Top Secret". Veel van deze documenten zijn inmiddels na meer dan 50 jaar toegankelijk gemaakt voor studiedoeleinden. Een gedeelte hiervan bevat de documentatie betreffende Operatie "Downfall". Niets meer en niets minder dan de plannen voor een invasie op het Japanse vasteland aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Slechts een klein aantal Amerikaanse burgers en militairen was destijds betrokken bij en dus op de hoogte van deze plannen. Een nog kleiner aantal is op de hoogte van de reden van het niet doorgaan van deze plannen. In het navolgende verhaal wordt een deel van deze sluier voor u opgelicht. Wat u goed moeten weten en u zich goed moet realiseren is dat het Japanse volk een van oudsher zeer trots volk is, dat het woord overgave eigenlijk niet accepteert. De eerste invasie onder de codenaam "Olympic" moest plaatsvinden op 1 november 1945. Het betrof een amfibische landing uit te voeren door 14 gevechtsdivisies, mariniers en landmachtsoldaten. De landing moest plaatsvinden op het zwaar verdedigde Kyushu, in het zuidelijkste deel van het Japanse eilandenrijk, na een zwaar bombardement vanuit de lucht en beschietingen door de vloot. De tweede invasie stond gepland voor 1 maart 1946 onder de codenaam Xoronet". Deze zou worden uitgevoerd door 22 divisies en moest plaatsvinden op het belangrijkste Japanse eiland. De verwachting was dat de geallieerde troepen hier zouden komen te staan tegenover 1.000.000 verdedigers. Het doel van deze invasie was de onvoorwaardelijke overgave van Japan. Het geallieerde deel bestond uit een gedeelte van de Britse Pacific vloot, verder was deze operatie strikt Amerikaans. Van hun kant waren het complete Korps Mariniers, de complete Pacific vloot en grote elementen van het 82e Legerkorps, de 8e luchtvloot, de 20e luchtvloot (inmiddels terug uit Europa) en de Amerikaanse luchtvloot in het verre oosten ingedeeld. Een totaal van 1.500.000 gevechtstroepen en meer dan 3.000.000 ondersteunende troepen. Ongeveer 50 % van de totale Amerikaanse strijdkrachten die op dat moment geheel paraat en in oorlog waren. De verwachting over het aantal slachtoffers was erg hoog. Aan Amerikaanse zijde rekende men op 250.000 doden met een uitloop, die later werd bijgesteld, naar 1.000.000 of nog meer. Na uitgebreide studies en planningen werd op 25 maart 1945 door de Joint Chiefs of Staff, Gen. Mac Arthur, Adm. Nimitz en Gen. Arnold besloten dat een blokkade geen zin had en werd teruggekomen op het plan van een invasie zoals genoemd in "Olympic". President Truman keurde de plannen goed op 24 juli 1945. Twee dagen later werd er vanuit Potsdam een laatste oproep aan de Japanners gedaan voor een onvoorwaardelijke overgave. Drie dagen later gaf de Japanse regering in een radio-
uitzending aan zich nooit over te zullen geven. De doelstelling van de eerste invasie op Kyushu was om hier een stevig bruggenhoofd te krijgen met daarna volop faciliteiten voor de vloot en de luchtmacht. Hiervandaan kon dan steun worden gegeven aan de hoofdmacht bij operatie Xoronet", de invasie op het Japanse hoofdeiland Honshu en de inname van Tokio gevolgd door de verwachte overgave van de Japanners. Op 27 oktober zou volgens plan de 40e Infanteriedivisie landen op kleinere eilanden ten zuiden van Kyusu. Op hetzelfde moment zou het 158e Gevechtsteam landen op een klein eiland 40 km ten zuiden van Kyushu. Op dit eiland zouden bases komen voor watervliegtuigen en radaropstellingen voor tijdige waarschuwingen voor de invasievloot. Ook zou hier het gevechtscentrum voor de gehele operatie worden gevestigd. Aansturing vanuit Amerika was immers bij een operatie als deze onmogelijk. Bij het naderen van het tijdstip van de invasie op Honshu, het hoofddoel, trok de massieve vloot samen richting Japan. De 3e vloot onder commando van admiraal "Buil" Halsey met grote slagschepen en vliegdekschepen voor strategische dekking tegen Japanse tegenaanvallen. Deze vloot was samengesteld uit slagschepen, kruisers, destroyers, tientallen ondersteuningsschepen en drie groeW. Halsey pen snelle vliegdekschepen. Honderden vliegtuigen, jagers, duikbommenwerpers en torpedovliegtuigen zouden doelen op het land en op zee aanvallen. De 5e vloot onder commando van admiraal Ray Spruance zou bestaan uit ongeveer 3000 schepen en zou de invasietroepen vervoeren. De bedoeling was meerdere dagen voor de invasie de 3e vloot bombardementen en beschietingen te laten uitvoeren tot het moment van de daadwerkelijke invasie. Aanhoudende golven van vliegtuigen van in totaal 66 vliegdekschepen zouden onophoudelijk de vijand bestoken en bescherming bieden tegen vijandelijke luchtaanvallen. Er zouden Ray Spruance landingen plaatsvinden op kleine eilanden zuidelijk van Kyushu. Op 1 november zouden dan landingen op Kyushu worden uitgevoerd. De oostelijke landingsgroep, met daarin o.a. de 25e, 33e en 41e Infanteriedivisie, zou landen bij Myasaki op stranden met de namen Austin, Buick, Cadillac, Chevrolet, Chrysler, en Cord. Hoofddoel was het bij de stad gelegen vliegveld, ook de stad moest worden ingeno-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË men. De zuidelijke landingsgroep, bestaande uit oa de le Cavaleriedivisie, de 43e Infanteriedivisie en de Amerika-divisie zou landen op Amake Bay met stranden met de namen: DeSoto, Duisenberg, Essex, Ford, en Franklin met als aanvalsdoelen Shibushi en Kanoya met het vliegveld. Op de westkust van Kyushu, op de stranden Pontiac, Reo, Rolls Royce, Saxon, Star, Studebaker, Stutz, Winton en Zephyr, zou het 5e Amfibische Korps landen met de 2e, 3e en 5e Mariniersdivisie. Na de landing zou de helft hiervan oprukken naar het midden van het eiland en de andere helft van de troepen had als aanvalsdoel de havenstad Kagoshima. Volgens plan zou op 4 november de reserve, bestaande uit de 81e en 98e Infanteriedivisie en de 11e Luchtlandingsdivisie na eerst een schijnaanval te hebben uitgevoerd op het eiland Shikoku, landen op de meest zuidelijke punt van Kagoshima Bay. De stranden hadden de namen gekregen van: Oldsmobile, Lincoln, LaSalle, Hupmobile, Moon, Mercedes, Maxwell, Overland, Oldsmobile, Packard en Plymouth. De Amerikanen hielden bij hun plannen rekening met het feit dat het niet alleen een verovering was maar ook een langdurige bezetting met overname van het bestuur. Men ging er van uit dat het 4 maanden zou duren om de doelen te bereiken, daarbij rekening houdend met het feit dat er per maand 3 nieuwe divisies zouden worden aangevoerd. Na het voltooien van de plannen mbt Operatie "Olympic", zou op 1 maart 1946 Operatie Xoronet" van start gaan; de hoofdaanval. Deze aanval zou minstens 2 keer de omvang hebben van "Olympic" met een totaal van 28 Amerikaanse divisies die zouden landen op het hoofdeiland Honshu en op de kust bij Tokio. Ten noorden van Tokio was de landing gepland van de 5e, 7e, 27e, 44e, 86e en 96e Infanterie divisie samen met de le, 4e, en 6e Mariniersdivisie. Ten zuiden van Tokio in de Sagami Baai zouden het complete 8e en 10e Legerkorps landen en proberen door te stoten naar Yokohama. Verder zuidelijk zou de landing plaatsvinden van 4e, 6e, 8e, 24e, 31e, 32e, 37e en 87e Infanteriedivisie met ondersteuning van de 13e en 20e Pantserdivisie. Na de eerste aanval volgden de 2e, 28e, 35e, 91e, 95e, 97e en 104e Infanteriedivisie en 11e Luchtlandingsdivisie. Ondertussen werden de divisies uit Europa teruggetrokken naar Amerika en kregen daar aanvullende trainingen en nieuw materieel voor verscheping naar Japan. Het spreekt vanzelf dat er ondanks alle geheimhouding toch gedeelten van de plannen uitlekten naar de Japanners die natuurlijk onmiddellijk plannen voor de verdediging begonnen te maken. Japan sloot zijn scholen en zette de gehele bevolking in voor het bouwen van versterkingswerken. Iedereen onderging militaire trainingen, zelfs met bamboesperen zou men de vijand te lijf gaan. Alleen al op het eiland Kyushu was dit een verdedigingsmacht van meer dan 3.000.000 personen, van jong tot oud. Men ging er van uit dat in het meest gunstigste geval 1 op de 10 zou sneuvelen, hetgeen altijd nog 380.000 burgers zou betreffen. Aan Amerikaanse zijde ging men nu uit van minimaal 37.500 tot 147.000 doden. Sommige gingen al uit van 250.000 Amerikaanse doden. Inmiddels was ook bekend geworden dat in het geval van een Amerikaan-
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 12
se landing op het Japanse vasteland vele duizenden krijgsgevangen genomen Amerikanen, onmiddellijk zouden worden geëxecuteerd. Deze getallen hadden alleen nog maar betrekking op het eiland Kyushu. Het Japanse plan voor de verdediging genaamd "Ketsu-Qo" bevatte de aanleg, waarmee reeds was begonnen, van 20 extra strips voor het lanceren van zelfmoordaanvallen op de Amerikaanse schepen. Op Kyushu alleen al waren 35 gecamoufleerde vliegstrips met ondergrondse bunkers voor vliegtuigen. Een totaal van 200 bommenwerpers van voormalige vliegdekschepen stond gereed voor de eerste zelfmoordaanvallen. Op Korea en Honshu waren bovendien nog 58 vliegvelden in gereedheid gebracht. Volgens de inlichtingendiensten beschikte Japan nog over ongeveer 2000 luchtwaardige vliegtuigen. Na de oorlog bleek dit aantal nog veel hoger te liggen. Met een totaal van 5661 luchtmacht- en 7074 marinevliegtuigen kwam men op een totaal van 12.735 stuks. In bijna elk dorp was wel een werkplaats voor de vliegtuigindustrie. Bij de eerste landing zouden de Amerikanen 14 divisies inzetten, maar tegenover hen bevond zich dan een ingegraven en verschanste troepenmacht zoals later bleek van: 14 divisies, 7 onafhankelijke gemixte brigades, 3 tankbrigades en duizenden troepen gevormd uit de bemanning van de grote Japanse schepen. Aan troepen brachten de Amerikanen hier 550.000 man op de been maar aan Japanse zijde bleek 790.000 man gereed te staan. Allen goed gevoed en ruim voorzien van uitrusting. Daarnaast werd zoals al eerder gezegd de complete bevolking ingezet en zonodig opgeofferd in de traditie van de samurai. In het oostelijke deel waar 3 Amerikaanse divisies zouden landen stond een overmacht van 5 Japanse divisies volledig gereed. Het hele eiland was één grote versterking met veel ingegraven artillerie en mortieren, ruim voorzien van munitie en personeel. Ingegraven in een netwerk van tunnels en versterkte ondergrondse bunkers in een bergachtig gebied konden ze de eerste beschietingen en bombardementen afwachten. Een eerste oproep voor vrijwilligers in Japan leverde 28.000.000 mensen op voor mobilisatie. De slagzin werd: "Honderd miljoen Japanners zullen sterven voor de keizer en het keizerrijk". Het was de Amerikanen ook bekend dat de Japanners experimenteerden met gas en bacteriologische wapens. Meer hierover is echter niet bekend gemaakt. Veel van deze gegevens waren inmiddels bekend bij de Amerikanen hoewel ze met sommige schattingen zeker aan de lage kant zaten, inclusief het eigen aantal slachtoffers. Leek de strijd op het land al een slachting, op zee bleek later bij bestudering van buitgemaakte Japanse documenten stond de Amerikanen nog veel meer te wachten. Bij studies na de oorlog kwam met tot de conclusie dat in de eerste dagen met de zelfmoordaanvallen mogelijk 800 Amerikaanse schepen zouden zijn vernietigd. De Amerikaanse troepenschepen zouden worden aangevallen door 825 zelfmoordvliegtuigen en het aantal doden en gewonden zou onvoorstelbaar groot zijn geweest. Intussen was men bezig met een bemande versie van de Duitse VI die dus ook bestuurbaar was. Ook had Japan nog altijd 40 operationele onderzeeboten die
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË in de plannen voor de verdediging een actieve rol speelden. Na de eerste aanvallen was het de bedoeling om de resterende vliegtuigen in golven van 2000 tegelijk op de vijand af te sturen. Bij zulke zware luchtaanvallen ging de Japanse legerleiding er van uit dat de Amerikanen niet meer dan een dag stand zouden houden en dan door verliezen en uitputting gedwongen zouden worden op te geven. Zelfmoordaanvallen met alles wat kon varen waren een deel van het plan om de schepen van de Amerikanen aan te pakken met gelijktijdige aanvallen van onderzeeboten. Veel kleinere schepen geladen met explosieven konden zich tussen alle eilanden gemakkelijk verstoppen. Alle stranden en landingsplaatsen waren beveiligd met duizenden mijnen en duikers met explosieven die zichzelf met hun lading op de vijand zouden werpen. Door al deze gegevens die de Amerikanen o.a. via spionagevluchten ter beschikking kregen, kwam er steeds meer twijfel over de plannen. Uiteindelijk verloor, na een evaluatie over het mogelijke aantal slachtoffers, het plan voor een invasie van Japan alle politieke steun. Een extra probleem dat ging spelen was dat door de grote Japanse troepenmacht die tegenover de Amerikanen stond, het niet ondenkbaar zou zijn dat de Russen, die reeds troepenbewegingen richting Japan ondernamen, via het noorden Japan zouden binnenvallen en een relatief onverdedigd deel van Japan zouden kunnen binnenkomen. Ook toen was men erg voorzichtig met de Russische Beer en wilden de Amerikanen absoluut geen Russische invloed in Japan.
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 13
Uiteindelijk beslisten twee atoombommen afgeworpen boven Hiroshima en Nagasaki de oorlog. De bom op Hiroshima was de eerste door mensenhanden gebouwde en afgeworpen bom die een geheel nieuw tijdperk inluidde. Een B25 Superfort met de naam "Enola Gay" wierp op 6 augustus 1945 de eerst bom "Little Boy" op de stad Hiroshima. Deze bom had een kracht van 15 kiloton. Ruim 80.000 mensen vonden onmiddellijk de dood en in de maanden en jaren daarna is dit aantal alleen nog maar hoger geworden. De tweede bom "Fat Man", afgeworpen op 9 augustus 1945 op de stad Nagasaki, had een kracht van 21 kiloton en verwoeste ondanks het bergachtige gebied 1,6 km2 compleet. Als gevolg van deze aanval stierven 27.000 mensen onmiddellijk en nog vele duizenden in de jaren daarna. Als gevolg van deze aanvallen besloot Japan zich onvoorwaardelijk over te geven. Tot op de dag van vandaag vinden nog steeds heftige debatten plaats over of de bommen ja of nee hadden mogen worden gebruikt. In het licht van de eerder genoemde cijfers zijn veel historici daar inmiddels anders over gaan denken, omdat bij een invasie (zoals gepland) het aantal slachtoffers oneindig veel groter zou zijn geweest en door een mogelijke Russische deelname aan het einde van het conflict in deze regio de wereldkaart er vermoedelijk heel anders zou hebben uit gezien. <<<>>>
VIJFTIG JAAR TRAUMA Nieuw-Guinea-veteranen gebukt onder gebrek aan begeleiding en waardering OUDWOUDE/ZALTBOMMEL, Andreas Schelfhout (70) kan er nog boos over worden: „Toen wij terugkeerden, stonden er geen ministers, hoge officieren, psychologen of familie te wachten, geen militaire kapel die vrolijke marsen speelde, maar douane en marechaussee die ons visiteerden om smokkelwaar op te sporen. Als dieven in de nacht hadden ze ons teruggebracht.” Schelfhout was beroepssergeant, verliet na de inzet in Nieuw-Guinea (1960-1962) gedemotiveerd het leger. Stoottroeper-sergeant Anton-Jan van de Wetering (74) bleef wel de dienst trouw, maar voelde altijd een dedain omdat hij tot de troepen behoorde die Nieuw-Guinea hadden ’verloren’. Latere lintjes waren geen pleister op de wonde. „Tegenwoordig krijg je hulp na een uitzending, in onze tijd was dat er niet bij”, zegt Van de Wetering. „Zeker niet voor een beroepsmilitair. Wie hulp vroeg, was een watje.” Luchtaanval De Nederlandse inzet in Nieuw-Guinea heeft Schelfhout nooit losgelaten. Er waren perioden dat hij wegdook in de tuin of onder zijn bed omdat hij dacht dat er een luchtaanval was. Hij heeft zijn tijd als sergeantvuurregelaar voor een mortierpeloton op de vliegstrip van Kaimana van zich afgeschreven in ’De zomer van 1962’.
Een andere veteraan, die zich niet wil identificeren, typeert de terugkeer van het Nederlandse leger van de laatste koloniale missie mismoedig: „Aan ons werd geen woord vuilgemaakt, alsof wij niet ons stinkende best hadden gedaan. Van mij mogen al die soldaten uit Afghanistan alle lof en hulp krijgen, zij verdienen het, maar wij stonden gewoon in de kou.” Nazorg was er niet. Al die ruim 10.000 soldaten, en dat waren grotendeels ’vrijwillig’ aangewezen dienstplichtigen, hebben hun dramatische verblijf in NieuwGuinea een halve eeuw stilzwijgend bij zich gedragen. Nu de Oeroezgan-missie voor Nederland is afgelopen, komen hun tongen toch los. Het boek van Schelfhout en de film ’Geen dag zonder Fak Fak’ van Kees Maaswinkel (68) dienen als katalysatoren. De met veel geheimzinnigheid omklede missie in Nieuw-Guinea, die begon met een mobilisatie in 1960, droeg het merkteken van het tijdsgewricht. Er was geen ruimte voor teleurstelling, onvrede, laat staan oorlogstrauma’s. ’Niet lullen maar poetsen’, was het devies, al heette dat toen nog ’de armen uit de mouwen steken’. Nederland was doende op te krabbelen uit de puinhopen van de ’Tweede Wereldbrand’ en als er al oog was voor trauma’s dan werden die gespiegeld aan de verschrikkingen van de nazitijd. Aan autoriteiten werd niet getwijfeld, de overheid was bepaald niet scheutig met informatie, God had nog geen con-
secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)
Stichting GASTDOCENTEN WO II Werkgroep ZUIDOOST AZIË currentie te duchten van Allah, verzuiling en de macht van de kerken beheersten het maatschappelijk leven. Filmacademie Die dienstplichtige jongens hadden bovendien hun werk niet gedaan, Nieuw-Guinea was opgegeven, er werd in de kroeg over geschamperd. Andreas Schelfhout trok een burgerkloffie aan en werd journalist. Kees Maaswinkel ging naar de filmacademie, ook de anderen pakten de draad weer op. Nu, vijftig jaar nadat de NieuwGuinea-crisis in 1960 begon en zij inmiddels allemaal ’van Drees trekken’, begint het oude militaire kistje toch te wringen. Nieuw-Guinea-veteranen voelen zich gebruskeerd, hun trauma’s zijn niet minder dan die van andere ’helden’ uit onze militaire geschiedenis, alleen werden zij bij wijze van therapie verguisd. Welke veteraan uit die tijd je ook spreekt, ze worden allemaal getypeerd door een vreemdsoortige berusting waar trots en verontwaardiging met elkaar wedijveren. Trots omdat zij, ver weg weliswaar, ons land hebben verdedigd, verontwaardiging omdat zij na terugkeer in het vaderland werden weggezet als verliezers. Pas heel veel later moesten ze bovendien tot hun verbijstering ontdekken dat ons land onmachtig was geweest om een vuist te maken tegen de Amerikaanse president John F. Kennedy. Die koos de kant van Indonesië en verdreef in een behendig diplomatiek spel Nederland met de staart tussen de benen uit het ’rijksdeel’ Nieuw-Guinea. Schelfhout wordt daar nog steeds boos over: „De rest van de wereld verfoeide ons om ons avontuur in Nieuw-Guinea. Indonesië wilde het eiland hebben, de Papoea’s hadden niets te vertellen.” Die laatste verdediging van het Nederlands grondgebied was eigenlijk niet eens een oorlog, maar een schimmenspel. Indonesië had zich zwaar bewapend en dropte para’s achter de Nederlandse linies, daar werd jacht op gemaakt. Nederland wilde het enorme eiland behouden om de inheemse bevolking, de Papoea’s, te ontwikkelen. Nieuw-Guinea-veteranen zamelen nog steeds fervent geld in voor deze kleine, maar originele bevolking die in hun beleving door Nederland in de steek werd gelaten. In zekere zin was de inzet in Nieuw-Guinea onze eerste opbouwmissie die ontaarde in een vechtmissie. Aan de onderhandelingstafel in New York deed Nederland voor spek en bonen mee. Ondertussen wisten onze jongens ter plekke van niets. Van de laatste patrouille voor er op 15 augustus 1962 een wapenstilstand wordt afgekondigd maakte Maaswin-
december 2010
Nieuwsbrief no 78 pag. 14
kel deel uit. Zijn onfortuinlijke maar plichtsgetrouwe commandant, luitenant Charles Moreu, spookt nog steeds door de levens van de mannen van het tweede peloton van de Charlie Compagnie van het 6e infanteriebataljon Oranje Gelderland. Moreu overleed op 17 augustus 1962 aan verwondingen die hij opliep bij die laatste jacht op Indonesische soldaten. Zijn manschappen, ook Maaswinkel, zijn hem nooit vergeten. Zijn zinloze dood is symbool geworden voor het trauma dat zij opliepen bij de „nutteloze verdediging” van het laatste stukje van de gordel van smaragd. Brieven Als velen stopte ook Maaswinkel het weg. „Ik had wel in brieven naar mijn ouders geschreven. Mijn moeder overleed in 1998, toen vond ik die brieven, maar ik ben ze pas gaan lezen na een tentoonstelling over Indonesië in het Legermuseum in Delft. Daar lag het allemaal, geweertjes, etensblikjes… Toen besprong het me. Ik ontmoette daarna kameraden uit mijn peloton waar ook mensen tussen zitten met het posttraumatische stresssyndroom (PTSS).” Schelfhout schampert: „De voorbereiding was gebrekkig, we wisten weinig van het eiland, de keuring was een lachertje en de bewapening armzalig. En spotgoedkoop, de dienstplichtige kreeg 1,25 gulden per dag, 1,75 als hij op patrouille was. Van hun toelages kunnen soldaten nu een auto kopen.” Na een reünie onlangs van de Nieuw-Guinea-gangers in Bronbeek is Schelfhout tevreden, hij heeft met de verkoop van zijn boek voor de Stichting Papoea Steunfonds 150 euro opgehaald. Het lot van de Papoea’s is misschien het belangrijkste bindmiddel voor al die soldaten van weleer, ook een stukje verwerking wellicht. Ze zijn zo ongeveer de laatsten in Nederland die dit originele oervolk nog steun verlenen. „We hebben misschien meer voor hen gevochten dan voor Nederland.” Voor oorlogsveteranen Andreas Schelfhout en Kees Maaswinkel was er geen nazorg toen zij vijftig jaar geleden terugkeerden van de vergeefse verdediging van Nederlands Nieuw-Guinea. Journalist Schelfhout en documentairemaker Maaswinkel behandelden zichzelf: de een schreef er onlangs een boek over, de ander maakte een film. „Van mij mogen al die soldaten uit Afghanistan alle lof en hulp krijgen, zij verdienen het, maar wij stonden gewoon in de kou.” <<<>>>
Petitie “Comfort Women”(Troost-meisjes/-vrouwen) aan het Japanse Huis van Volksvertegenwoordigers (Shu-gi-in) Een vriend van mij heeft mij geïnformeerd over een petitiecampagne over het onderwerp “Comfort Women”(Troost-meisjes/-vrouwen). Vier Koreaanse wetgevers ( Leden van het Parlament) en 3 Koreaanse, vroegere ‘Troostmeisjes’ zullen op de 25e november het Japanse Huis van Volksvertegenwoordigers (Shu-gi-in) verzoeken om wetgeving te maken over het onderwerp “ComFort Women” en het Systeem van Seksuele Slavernij door de Japanse Militairen tijdens WO.II. Zij zijn nu bezig met een campagne voor een petitie over dit onderwerp. Petitie in het Engels; http://www.jca.apc.org/ianfu_ketsugi/1200000.html Petitie in Japans; http://www.jca.apc.org/ianfu_ketsugi/120.html Meer inlichtingen uitsluitend in het Japans: http://www.jca.apc.org/ianfu_ketsugi/ Op de Engelse pagina is het niet duidelijk wie een initiatief van deze campagne neemt, maar op de Japanse pagina is dat duidelijker. Ik zie drie namen van Koreaanse slachtoffers, ex-comfortmeisjes, en 4 namen van Koreaanse volksvertegenwoordigers zowel als Japanse en Koreaanse initiatiefafnemers en ongeveer 30 aanhangers. Opnieuw alleen op Japanse pagina’s verklaren zij dat zij handtekeningen in Japan, Korea, Filippijnen en Taiwan hebben verzameld. Nederland, de EU en de V.S. die ook officieel op deze kwestie in 2007 protesteerden, worden niet vermeld. Zo ver ik kan lezen, lijkt hun verklaring redelijk te steunen. Ik zou graag commentaar hebben van diegenen die ervan op de hoogte zijn. Ik geloof, dat zij, om hun doel te bereiken, blij zullen zijn wanneer U dit bericht aan Uw vrienden doorstuurt. (In het Engels svp) Met groeten, Fumi Hoshino. <<<>>> secretariaat: Mw. C.E. Suverkropp - Bosdrift 148 - 1215 AR Hilversum - tel. (035) 624 96 08 - e-mail:
[email protected] K.v.k. Centr. Gelderland reg. nr. 41053164 Banknummer: 60.17.24.070 (t.n.v. penningmeester Amstelveen)