Nieuwe energie voor de Stedendriehoek Routekaart naar een energieneutrale regio Stedendriehoek in 2030
Groningen, Rotterdam, maart, 2014
Verantwoording Project
Routekaart Energietransitie regio Stedendriehoek
Opdrachtgever
regio Stedendriehoek, Alliander, provincie Overijssel en provincie Gelderland
Samenstelling en redactie
Jelmer Pijlman (E&E advies) en Rick Bosman (DRIFT)
In samenwerking met
Paul van Dommelen (regio Stedendriehoek), Pieter van der Ploeg, Lidy Vissinga (Alliander), Arjan Groen (gemeente Zutphen)
Colofon E&E advies
Dutch Research Institute for Transitions Erasmus Universiteit Rotterdam
Laan Corpus den Hoorn 300
Postbus 173
9728 JT Groningen
3000 DR Rotterdam
Telefoon +31 (0)50 360 44 33
Telefoon +31 (0)10-4088775
[email protected]
[email protected]
www.eeadvies.nl
www.drift.eur.nl
Inhoud Samenvatting .................................................................................................................2 1
Inleiding ...................................................................................................................5 1.1 Aanleiding ....................................................................................................... 5 1.2 Transitiedenken .............................................................................................. 6 1.3 Routekaart ...................................................................................................... 8 1.4 Methode en leeswijzer .................................................................................... 9
2
Toekomstbeeld ...................................................................................................... 11 2.1 Inleiding ........................................................................................................ 11 2.2 Perspectief 2030 ........................................................................................... 11
3
Transitie-opgave .................................................................................................... 14 3.1 Energieverbruik ............................................................................................. 14 3.2 Huidige (duurzame) energieproductie ........................................................... 14 3.3 Opgave.......................................................................................................... 16 3.4 Bestaande plannen voor (duurzame) energie productie ................................ 16 3.5 Realiseren van de ambitie ............................................................................. 17 3.6 Economie en werkgelegenheid ...................................................................... 19
4
Transitiepaden ....................................................................................................... 22 4.1 Inleiding ........................................................................................................ 22 4.2 Transitiepad Energieleverende gebouwde omgeving ..................................... 24 4.3 Transitiepad Landelijk gebied: voedsel én energieproducent ......................... 29 4.4 Transitiepad Duurzame mobiliteit en transport ............................................. 34 4.5 Transitiepad Ondernemende regio ................................................................ 40 4.6 Samenhang transitiepaden ............................................................................ 44
5
Uitvoeringsstrategie............................................................................................... 45 5.1 Uitvoeren transitieagenda ............................................................................. 45 5.2 Regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie .................................................. 45 5.3 Uitwerken transitiepaden in transitiearena’s ................................................. 47
Bijlage 1 Financiering ................................................................................................... 49 Bijlage 2 Projectenlijst .................................................................................................. 51
1
Samenvatting De regio Stedendriehoek, bestaande uit de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen, heeft de ambitie in 2030 energieneutraal zijn. Dit is een stevige opgave, die inzet vraagt van alle burgers, bedrijven en betrokken overheden, waarmee de regio vooruit loopt op de (inter)nationale klimaatdoelstellingen. Om de ambitie te vertalen naar realisatie van projecten heeft de regio Stedendriehoek in samenwerking met Alliander en de provincies Gelderland en Overijssel de opdracht gegeven een routekaart op te stellen. Deze routekaart biedt inzicht in wat nodig is om de opgave te realiseren, schetst paden waarlangs de transitie vorm kan krijgen in de komende 16 jaar en doet een aanzet voor een regionale uitvoeringsstrategie. Opgave Van de huidige regionale energievraag wordt op dit moment 1,7% duurzaam opgewekt binnen de regiogrenzen. Daarmee ligt het aandeel duurzame energie in de regio Stedendriehoek fors lager dan het landelijke gemiddelde van 4,5%. Analyse en extrapolatie van bestaande plannen toont aan dat de regio koerst op een toename van de energieproductie in 2030 uitkomend op 17% van de huidige energievraag. Dit laat zien dat de huidige plannen niet leiden tot een breed gedragen gevoel van urgentie en onvoldoende zijn om daadwerkelijk een energieneutrale regio te worden. Voor 83% van de vraag moet een invulling worden gevonden. Deze routekaart biedt aanknopingspunten om de noodzakelijke versnelling in de energietransitie aan te brengen, voor invulling van de opgave. 40 35
30
PJ
25 Energieproductie
20
Energievraag
83%
15
10 5
0 2015
2020
2025
2030
Figuur 1. Verwachting energievraag en duurzame energieproductie op basis van huidige plannen.
Invulling van de opgave leidt er toe dat het landschap gaat veranderen door bijvoorbeeld het aantal benodigde windmolens dat moet worden ingepast. Een stevige ontwerp opgave ligt voor om hieraan invulling te geven.
2
Economie Voor innovatie en de uitrol van technieken voor energiebesparing en duurzame energieproductie bestaat een sterk groeiende wereldmarkt. In de komende jaren wordt bepaald welke regio’s hierin de toon gaan zetten. De Stedendriehoek ziet clean tech als potentiele groeimotor en heeft dit tot de kern van haar toekomststrategie gemaakt. Terecht, omdat inzet op clean tech kan leiden tot nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid.1 De kosten voor het realiseren van energieneutraliteit zijn in een maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA) berekend voor een drietal scenario’s. De uitkomst van de MKBA is dat het niet financieel economisch rendabel is om in te zetten op een volledige energieneutraliteit van de regio in 2030. De financiële baten van het totale investeringspakket zijn niet voldoende om de investeringen aantrekkelijk te laten zijn voor private investeerders en de overige maatschappelijk effecten zijn te laag om subsidiering door de gemeentelijke overheden te rechtvaardigen. De MKBA gaat echter uit van de huidige verdienmodellen en prijsniveaus waarin bijvoorbeeld fossiele brandstof wordt gesubsidieerd. Verandering van deze beperkende verdienmodellen en rendementsverbeteringen van technieken kunnen er toe leiden dat de MKBA in de toekomst wel positief uitvalt. Daarnaast zijn op basis van het huidige prijsniveau wel rendabele business cases op te stellen voor zonPV en wind op land. Transitiepaden De transitie naar een energieneutrale regio in 2030 verloopt niet lineair, maar eerder schoksgewijs. Op dit moment is een sterk veranderende maatschappelijke dynamiek waarneembaar rondom duurzame energie, met koplopers die al bezig zijn de toekomstige energievoorziening vorm te geven. Voor deze routekaart zijn in samenspraak met inwoners en bedrijven uit de regio een viertal transitiepaden ontwikkeld, waarlangs de verduurzaming van het regionale energiesysteem vorm kan krijgen. In ieder pad staat een ander onderdeel van het energiesysteem centraal en zijn er verschillende doelgroepen bij betrokken. Het gaat om de volgende transitiepaden:
Energieleverende gebouwde omgeving: woningbouw, bedrijfspanden en industriegebieden van energieconsument naar energieproducent. Landelijk gebied als voedsel- én energieproducent: landelijk gebied heeft ruimte om een groot aandeel duurzame energie te produceren, rekening houdend met de bestaande voedselproductie en ruimtelijke kwaliteiten.
1
Clean Tech activiteiten zijn economische activiteiten die gebruik maken van groene grondstoffen en/of hernieuwbare energiebronnen of activiteiten die bijdragen aan een substantiële vermindering of beëindiging van emissies, afval of andere negatieve milieueffecten. Bron: Data Collection Handbook on Environmental Goods and Services Sector (Eurostat/EFTA group, 2009)
3
Duurzame mobiliteit en transport: vergroenen van vervoer door technologische verbeteringen, elektrisch rijden, duurzame productie van brandstoffen en een modal shift naar de meest duurzame modaliteiten (van vrachtwagen naar trein en/of schip). Ondernemende regio: in dit pad staat de maatschappelijke dynamiek en de bedrijvigheid centraal en snijdt daarmee het dwars door de drie bovengenoemde paden. Voorbeelden hiervan zijn lokale energie coöperaties en energieleverende industrie.
Deze transitiepaden zijn niet bedoeld als blauwdruk, maar als richtsnoer. Door er gezamenlijk mee aan de slag te gaan, wordt onderweg het einddoel en de optimale route steeds duidelijker. Uitvoering In deze fase van de energietransitie is het van belang gebruik te maken van de aanwezige transitiedynamiek in de regio. Niet door regisseren, trekken, en organiseren, maar door faciliteren, stimuleren en opschalen. De volgende stap is het inrichten van het Regionaal Aanjaagcentrum energietransitie en het verder regionaliseren en concretiseren van de transitiepaden met lokale koplopers in transitiearena’s. De routekaart ‘Nieuwe energie regio Stedendriehoek’ geeft richting aan het transitieproces. Het is de start van een gezamenlijke reis naar een duurzame energievoorziening. Een reis die bestaat uit een succesvolle transitie die leidt tot een duurzame samenleving die economisch èn ecologisch voor lange tijd houdbaar is. De routekaart is echter geen navigatiesysteem dat exact de route voorschrijft, daarvoor gaan technologische en maatschappelijke ontwikkelingen te snel. Gedurende de reis worden het reisdoel en de meest optimale route steeds duidelijker. De routekaart geeft daarin richting, schetst nieuwe denkwijzen en benoemt een organisatievorm die de reis sneller en aangenamer maken. Het is echter geen vervanging voor bestuurlijk en maatschappelijk commitment, maar een uitnodiging aan inwoners, ondernemers, bestuurders en politici om gezamenlijk op pad te gaan naar een duurzame energievoorziening voor de regio.
4
1
Inleiding 1.1 Aanleiding De energietransitie is in omvang vergelijkbaar met de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.2 Het mondiale verbruik van (fossiele) energie blijft stijgen, terwijl de fossiele brandstofvoorraden eindig zijn. Het gevolg is dat de beschikbaarheid, betrouwbaarheid én betaalbaarheid van het energie-aanbod onder druk staat. Daarnaast verandert het mondiale klimaat als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen.3 Om de energievoorziening te verduurzamen zijn er op Europees niveau afspraken gemaakt, de welbekende EU 20/20/20 doelen: 20% duurzame energie, 20% CO2-reductie ten opzichte van 1990 en 20% verbetering van de energieefficiëntie. Voor 2050 is het Europese doel de CO2-uitstoot met 80-95% terug te brengen. Nederland streeft ernaar in dat jaar een volledig duurzame energievoorziening te realiseren. Ondanks de kosten die de verlaging van de broeikasgassen met zich meebrengt is de heersende politieke overtuiging binnen de Europese Unie dat geïndustrialiseerde landen, als één van de hoofdverantwoordelijken voor de stijging van de CO₂ concentratie in de atmosfeer, de morele plicht hebben om een redelijke bijdrage te leveren in het terugbrengen van de emissies. De enorme omvang van de opgave lijkt echter nog niet tot alle betrokkenen door te dringen. Met een aandeel hernieuwbare energie van 4.5% bungelt Nederland onderaan de internationale ranglijsten. Ondanks het onlangs gesloten Energieakkoord voor duurzame groei blijft het de vraag of Nederland de doelen voor 2020 gaat halen, terwijl 2020 nog maar het begin is van de energietransitie: de doelen voor 2030 en 2050 zullen naar verwachting exponentieel hoger liggen. Hoewel het nog niet direct terug te zien is in de duurzaamheidsranglijsten, ontstaat lokaal wel maatschappelijke dynamiek rondom duurzaam opgewekte energie. De meeste hernieuwbare energiebronnen lenen zich bij uitstek voor decentrale energieproductie en door stevige kostendalingen in technologie zijn verbruikers in staat zelf energieproducent te worden. Zo richten burgers door het hele land energiecoöperaties op en buitelt de ene inkoopactie voor zonnepanelen over de ander heen.
2
Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. Indien de huidige groei in broeikasgasemissies zich voortzet, wordt de broeikasgasconcentratie die nodig is om het mondiale klimaat meer dan 2°C te laten stijgen voor 2050 bereikt. 2 graden opwarming wordt algemeen beschouwd als de drempelwaarde waarboven het aanpassingsvermogen van natuurlijke ecosystemen wordt overschreden. 3
5
Ook de regio Stedendriehoek, bestaande uit de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen heeft zich opgeworpen als koploper in de maatschappelijke dynamiek rondom regionaal opgewekte energie, althans dat is de ambitie: de regio wil in 2030 energieneutraal zijn, wat inhoudt dat er netto evenveel energie wordt geproduceerd als verbruikt. In de praktijk ligt het aandeel lokaal geproduceerde energie in de regio met 1,7% echter nog onder het landelijke gemiddelde. Wil de regio haar ambitie realiseren dan is extra inzet van alle inwoners, bestuurders en ondernemers hard nodig. Een eerste aanzet is gedaan door clean tech te benoemen als het leidmotief voor de regio de komende jaren.4 Door in te zetten op clean tech kan de regio niet alleen een bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering en verminderen van haar afhankelijkheid van fossiele energieleveranciers, maar ook de grootste groeimarkt van de wereld aanboren. Op dit moment bedraagt de collectieve energierekening van de regio jaarlijks 1 miljard euro. Dat geld vloeit nu nog grotendeels de regio uit. Wanneer de regio in staat is deze middelen in te zetten voor de ontwikkeling van een lokale duurzame energievoorziening, dan betekent dit een stevige economische impuls. Overheid, burgers en de reeds aanwezige clean tech bedrijvigheid staan samen aan de lat om dit potentieel te benutten.5 Het doormaken van de transitie van een fossiele energievoorziening naar een duurzame energievoorziening is echter niet eenvoudig. Mensen zullen zich anders verplaatsen, anders consumeren en hun eigen energie produceren. Ook heeft grootschalige duurzame energieproductie vergaande gevolgen voor het landschap. De transitie vergt daarom een omslag in het denken en doen van iedereen in de regio met als resultaat een duurzame samenleving die economisch èn ecologisch voor lange tijd houdbaar is.
1.2 Transitiedenken Transitiedenken speelt in op bovenstaande dynamiek en maatschappelijke turbulentie. Een ‘transitie’ is een structurele maatschappelijke verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van economie, cultuur, technologie, instituties en natuur & milieu.6 Zo’n transitie vindt plaats als innovaties in verschillende ‘systemen’ samenkomen, waarbij een systeem wordt opgevat als een samenhangend stelsel van onderdelen die elkaar beïnvloeden in een bepaalde richting, bijvoorbeeld een economische sector, een bedrijfstak, een stad of regio, of een maatschappelijk domein of thema.
4
Strategische board, regio stedendriehoek, 2013 Monitor EMT en energietransitie 2013, E&E advies, 2013 6 Rotmans, J. (2003) Transitiemanagement: Sleutel naar een duurzame samenleving. Assen: Van Gorcum Uitgeverij. 5
6
Figuur 1. Stadia van transitie
Transities ontwikkelen zich via een aantal fases: Voorontwikkelingsfase, waarin er weinig zichtbare maatschappelijke veranderingen zijn, maar waar er wel veel wordt geëxperimenteerd; Kantelfase, waar het veranderingsproces op gang komt en de structuur van het systeem begint te schuiven; Versnellingsfase, waar er zichtbare systeemveranderingen plaatsvinden Stabilisatiefase waar de maatschappelijke veranderingen afnemen en een nieuw evenwicht wordt bereikt. Kenmerkend aan transities is dat de dominante manier van denken en doen verandert onder invloed van bredere maatschappelijke ontwikkelingen en bottom-up innovaties. In het energiedomein wordt het regime gekenmerkt door een centrale organisatie en hoge mate van productie en consumptie van voornamelijk fossiele energie. Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals zorgen om klimaatverandering en uitputting van fossiele brandstoffen leggen druk op het fossiele energieregime, en ondertussen ontwikkelen zich niches, zoals clean tech MKB en energie-coöperaties, die een alternatief bieden voor het fossiele regime. In de kantelfase, waar de energietransitie zich inmiddels in lijkt te bevinden7, verschuift het accent naar keuzes maken, opschalen van niches en doorbreken van gevestigde patronen. In deze fase ontstaan er ook weerstanden tegen fundamentele veranderingen. Deze weerstanden zijn vaak subtiel, maar moeten zeer serieus worden genomen. Vanuit transitieperspectief kan een transitie alleen succesvol versnellen door processen van gelijktijdige opbouw en afbraak, die onvermijdelijk met strijd gepaard gaan. 7
Rotmans, J. (2012) In het oog van de orkaan. Boxtel: Aeneas Uitgeverij
7
Onbekend
Bekend
Waarderen
Gebruiken 8
Figuur 2. Stadia van gedragsverandering, vrij naar Prochaska en DiClemente
Transitiedenken helpt om maatschappelijke verandering beter begrijpen, maar het biedt ook nuttige inzichten voor beleidsmakers en mensen die in de praktijk aan nieuwe vormen van energievoorziening werken. Vanuit transitieperspectief is zichtbaar dat de samenleving aanloopt tegen de grenzen van wat politiek, overheid, markt en maatschappelijk middenveld vanuit bestaande kaders voor elkaar kunnen krijgen. Het sturingsvermogen lijkt af te nemen, terwijl de urgentie van duurzaamheid met de dag groter wordt. Om de regionale ambitie te realiseren is daarom een wezenlijk andere sturingsaanpak nodig op basis van de volgende uitgangspunten9:
Lange termijn denken als basis voor korte termijn beleid en actie. Denken in termen van verschillende domeinen, actoren en schaalniveaus. ‘learning‐by‐doing’ en ‘doing‐by‐learning’ als belangrijke (beleids)doelen. Sturing gericht op systeeminnovatie naast gebruikelijke systeemverbetering. Top‐down én bottom‐up benaderingen slim combineren.
Transitiemanagement is een sturingsfilosofie die is gebaseerd op deze uitgangspunten, waarbij iedere fase van een transitie vraagt om een andere aanpak. In de voorontwikkelingsfase ligt het accent op leren over de opgave en verkennen van verschillende paden met koplopers. Koplopers in de regio zijn bijvoorbeeld bedrijven als Auping, VAR en VDL Weweler die de interne bedrijfsprocessen hebben geanalyseerd en een forse energiebesparing hebben gerealiseerd, of Vesting de Bronsbergen in Zutphen waar het eerste autonome elektriciteitsnetwerk van Nederland is gerealiseerd. Maar ook mensen die samen met hernieuwbare energie aan de slag zijn in een energie-coöperatie, zoals LochemEnergie en deA. De initiatieven van deze koplopers vormen de zaadjes van verandering en door hun successen op te schalen en zichtbaar te maken (doen én delen) voor een breed publiek zullen achterblijvers stap voor stap volgen (zie figuur 2).
1.3 Routekaart Deze routekaart is gebaseerd op inzichten uit transitiestudies en transitiemanagement. Het biedt inzicht in wat nodig is om deze opgave te realiseren en schetst paden waarlangs de transitie vorm kan krijgen in de komende 16 (!) jaar.
8 Stadia van gedragsverandering, vrij naar Prochaska en DiClemente 9
Loorbach, D.A. (2007) Transition management: New mode of governance for sustainable development. Rotterdam: Erasmus University Rotterdam.
8
Uitgangspunt van deze routekaart is dat in 2030 energiegebruikers in de Stedendriehoek – of het nu gaat om een huishouden of bedrijf, klein- of grootverbruiker, gevestigd in de stad of op het platteland – nog steeds eenvoudig, veilig en betrouwbaar energie kunnen gebruiken. Achter dit ogenschijnlijk onveranderde beeld is in 2030 echter veel fundamenteel anders georganiseerd. De scheiding tussen consument/eindgebruiker en producent van energie vervaagt, de energievoorziening wordt decentraler en energie wordt onderdeel van andere domeinen, zoals de bouw, IT-sector en automobielindustrie. Ook de ‘energieke samenleving’ – de tendens dat mensen (weer) meer grip willen krijgen op hun directe omgeving – speelt hierin een belangrijke rol. De routekaart ‘Nieuwe energie regio Stedendriehoek’ geeft richting in dit maatschappelijke veranderingsproces. Het vormt de start van een gezamenlijke reis richting een duurzame energievoorziening. De routekaart is echter geen navigatiesysteem dat exact de route voorschrijft, daarvoor gaan de ontwikkelingen in techniek en maatschappij te snel en zijn deze te onvoorspelbaar. Onderweg zal steeds duidelijker worden hoe de doelen het best bereikt kunnen worden, maar daarvoor is het wel nodig om nu al gezamenlijk op pad te gaan. De routekaart schetst een viertal transitiepaden waarlangs de transitie vorm kan krijgen en benoemt een organisatievorm waarmee optimaal gebruik kan worden gemaakt van de aanwezige koplopers in de regio. Op deze manier wordt de reis aangenamer en kan deze worden bespoedigd. De route naar energieneutraliteit is een proces dat veel teweeg kan brengen, grote kansen biedt, maar ook een lange adem vergt. De routekaart is vooral bedoeld om inwoners, ondernemers, bestuurders en politici uit te dagen om het pad naar een duurzame energievoorziening in de regio gezamenlijk te bewandelen.
1.4 Methode en leeswijzer De routekaart vormt onderdeel van het proces in het realiseren van de regionale ambitie. Een proces dat is gestart met het gezamenlijke besluit van de portefeuillehouders van de afzonderlijke gemeenten om energieneutraal te willen zijn in 2030. Als eerste stap heeft Alliander onderzocht of het überhaupt technisch mogelijk is om de ambitie te realiseren, door te berekenen of er genoeg locaties in de regio voor het benodigde aantal energie-installaties.10 Uitkomst was dat er theoretisch meer dan genoeg ruimte is voor energieproductie-installaties en teelt van biomassa om de ambitie te realiseren, maar ook dat de impact op het landschap groot zal zijn. Na de technische haalbaarheid, is de financiële haalbaarheid onderzocht door middel van een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA). De uitkomst hiervan is dat het financieel gezien niet rendabel is om de regio in 2030 energieneutraal te laten zijn. 10
Energietransitie in de Stedendriehoek – Deel I: Technische toets, Alliander, 2012
9
Nu duidelijk is dat de opgave technisch en in de toekomst hopelijk ook financieel haalbaar is, is de volgende vraag: ‘hoe gaan we de ambitie realiseren en wie hebben we daarbij nodig?’ Op deze vragen probeert de routekaart antwoord te geven. Met het doel de reeds lopende maatschappelijke initiatieven in kaart te brengen en te leren van ervaringen van koplopers uit de regio, zijn een tweetal bijeenkomsten georganiseerd die bekend zijn geworden als ‘de Koelhuissessies’. Op beide bijeenkomsten leverden meer dan 50 ondernemers, initiatiefnemers van energiecoöperaties en andere geïnteresseerden waardevolle input. De hoge opkomst en levendige discussies tijdens de Koelhuissessies laten zien dat het thema leeft in de regio. Daarnaast is er gedurende het proces uitgebreide uitwisseling geweest met (ambtenaren van) de betrokken gemeenten. Beide acties hebben geresulteerd in een breed spectrum aan concrete initiatieven en inspirerende ideeën die de routekaart verrijken. In een pre traject is door middel van een maatschappelijke kosten baten analyse berekend wat de netto financiële effecten voor de regio zijn als de ambitie wordt gerealiseerd. De routekaart start in hoofdstuk 2 met een beschrijving van hoe een energieneutrale regio er in 2030 uit kan zien. Dit toekomstbeeld biedt een kader voor de transitieactiviteiten in de regio. Hoofdstuk 3 maakt duidelijk dat om dit beeld te realiseren de huidige plannen voor energiebesparing en productie van (duurzame) energie bij lange na niet toereikend zijn. Om te komen tot een energieneutrale regio in 2030 moet daarom een fundamentele verandering worden doorgemaakt. In hoofdstuk 4 worden vier transitiepaden uitgewerkt die aanknopingspunten bieden voor de wijze waarop veranderingen in de regionale energievoorziening vorm kunnen krijgen. Ze helpen stakeholders in de regio om hun activiteiten te clusteren en in de context van de energietransitie te plaatsen. Zo ontstaat een gezamenlijk verhaal over de toekomst van de regio. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de contouren geschetst van een regionale uitvoeringsstructuur waarmee de noodzakelijke veranderingen en projectontwikkeling van koplopers gefaciliteerd kunnen worden.
10
2
Toekomstbeeld 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk schetsen we een toekomstperspectief voor de Stedendriehoek. Dit toekomstperspectief is geen blauwdruk voor de regio, maar heeft als doel de lezer te prikkelen buiten gebaande paden te denken en discussie los te maken over de ambitieuze doelstelling. Het toekomstperspectief is gebaseerd op de volgende waarneembare maatschappelijke en energie gerelateerde trends.11
Energiebewustzijn van mensen stijgt sterk. Elektriciteitsgebruik neemt toe door onder andere elektrisch vervoer, terwijl de algehele energievraag afneemt. Consumenten van energie worden steeds vaker ook producent van energie en financieren dat zelf. Energieprijzen gaan ook voor eindverbruikers variëren gedurende de dag. Energiegebruik en opslag vinden zoveel mogelijk lokaal plaats. (Eigen gebouw lokaal regionaal (inter)nationaal), waardoor onnodig transport wordt vermeden. Bezitten van apparaten verschuift naar gebruiken van diensten (vb. einde (eigen) auto, wasmachine). Voor het ontwikkelen en produceren van schone energietechniek is een sterk opkomende (inter)nationale markt. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, energiebesparing en gebruik van duurzame energie bepalen in toenemende mate het koopgedrag van burgers.
2.2 Perspectief 2030 Een vertaling van bovenstaande trends naar de regio Stedendriehoek, in het licht van de ambitie om energieneutraal te zijn, leidt tot de volgende vergezichten: De regio Stedendriehoek is in 2030 op jaarbasis netto energieneutraal, waarmee de (duurzame) energieproductie in de regio gelijk is aan het energieverbruik. Voor balancering maakt de regio, waar nodig, gebruik van aanbod en afname via het (inter)nationale net. De regionale economie kenmerkt zich in 2030 door een mix van (inter)nationale hightech activiteiten, een sterke dienstensector én lokale productie van diverse high tech energie toepassingen, waarbij de clean tech-sector (inclusief duurzame energie)
11
Trends zijn gebaseerd op rapporten van onder andere ECN en Netbeheer Nederland.
11
is uitgegroeid tot een sector met een grote toegevoegde waarde voor de regio. 12 Aannemers, architecten, installateurs, clean tech ondernemers, woningbouwcorporaties, energie coöperaties en lokale overheden hebben samen gewerkt om de gebouwen in de regio van energiegebruikers naar energieproducenten om te bouwen, waardoor de regio koploper is in Nederland in het verduurzamen van de gebouwde omgeving. De regio is een (inter)nationale speler op het gebied van duurzame energie: bijvoorbeeld ecobouwen, duurzame landbouw en elektrisch vervoer. De gebouwen in eigendom van de overheid, zijn - waar mogelijk - energieneutraal in 2020. Dit creëert de initiële vraag en leidt tot ontwikkeling van relevante kennis en producten. Huizen en bedrijven zijn goed geïsoleerd en het warmteverlies is zoveel mogelijk teruggebracht. Dit geldt voor alle gebouwen van monumenten tot nieuwbouw en van particuliere woningen tot bedrijfspanden. Fundamenteel nieuwe energiebesparingsconcepten en installaties zijn hiervoor ontwikkeld. Overtollige warmte van bedrijven wordt ingezet via warmtenetten, waarop ook geothermie bronnen zijn aangesloten. Warmte wordt daarmee zoveel mogelijk nuttig gebruikt, waarmee verbruik van andere energiedragers zoveel mogelijk is vermeden. Daarnaast worden daken van bedrijven optimaal benut voor het opwekken van zonne-energie. Huizen, wijken, dorpen en steden voorzien zoveel mogelijk in de eigen energiebehoefte. Het vermogen aan decentrale energieproductiesystemen is voldoende om in deze behoefte te voorzien. Verlaging van de energiebehoefte door isolatie en elektrisch vervoer en productie van energie door zon, wind en biomassa spelen hierin een belangrijke rol. Bewoners van dorpen en stadswijken hebben zich verenigd in collectieven. Deze collectieven hebben de huidige rol van energiebedrijven overgenomen en voorzien in de exploitatie van gezamenlijke energieproductiesystemen, afzet en lokale balancering van energie. Collectieven kunnen worden bestuurd door lokale vrijwilligers, maar ook bedrijven hebben hiervoor een business model ontwikkeld. De landbouw is naast voedselproducent energieproducent geworden. Agrariërs en landschapsbeheerders telen de benodigde biomassa voor de biofuels en verwerken afvalstromen in vergisters. Boerderijen zijn energieleverend en de beschikbare daken zijn voorzien van zonnepanelen. Windmolens behoren tot het landschap in zowel open- als bosrijke gebieden en produceren een groot deel van de benodigde duurzame energie.
12
Clean Tech activiteiten zijn economische activiteiten die gebruik maken van groene grondstoffen en/of hernieuwbare energiebronnen of activiteiten die bijdragen aan een substantiële vermindering of beëindiging van emissies, afval of andere negatieve milieueffecten. Bron: Data Collection Handbook on Environmental Goods and Services Sector (Eurostat/EFTA group, 2009)
12
De regionale vervoersaders (A1, A50 en de IJssel) fungeren als locatie voor productie van duurzame energie (bijvoorbeeld zonnepanelen op geluidschermen, windmolens langs de oevers, warmte uit asfaltcollectoren). Personenvervoer is vooral elektrisch aangedreven. Het openbaar vervoersysteem is modern en efficiënt en wordt aangedreven door lokaal geproduceerde elektriciteit of biobrandstoffen. Zowel steden als dorpen zijn goed bereikbaar. Personenvervoer is in toenemende mate collectief georganiseerd. Eigen bezit van auto is verminderd en verschoven naar huur van een elektrische auto. Daar waar mogelijk vindt transport van goederen plaats over water of spoor. De mobiliteitskeuze met de laagste energie-impact wordt steeds vaker gemaakt. Bewoners van de regio zijn (deels) eigenaar van energieproductie installaties. Ofwel omdat de installaties op het eigen erf/huis zijn of omdat ze financieel participeren in collectieve installaties. Afdrachten voor energie van bedrijven en huishoudens blijven in de regio en worden ingezet voor het opstellen van (collectieve) productiesystemen, waarvan de energie wordt geleverd aan de lokale bevolking. De financiële opbrengsten van deze productiesystemen worden eveneens ingezet voor extra productie waarmee een zichzelf versterkend mechanisme ontstaat.
13
3
Transitie-opgave Om de ambitie te realiseren en het perspectief voor 2030 te realiseren is het belangrijk te weten waar de regio nu staat: Wat is het huidig energieverbruik en hoeveel (hernieuwbare) energie wordt er op dit moment in de regio geproduceerd? Het verschil tussen beiden bepaalt voor welke opgave de regio nog staat.
3.1 Energieverbruik Het energieverbruik in de regio Stedendriehoek was in 2012 35,2 PJ.13 44% hiervan is verbruikt door bedrijven, 32% ingezet voor mobiliteit en huishoudens verbruikten 24%. In tabel 1 is het energieverbruik voor particulieren, bedrijven en transport opgenomen.
Particulier Zakelijk Transport Totaal
Verbruik elektra (PJ) 1,6 6,2
Verbruik gas (PJ) 6,9 9,2
7,8
16,1
Verbruik totaal (PJ) 8,5 15,4 11,3 35,2
Percentage van totaal 24% 44% 32% 100%
Tabel 1. Energieverbruik in de regio Stedendriehoek. Bron Alliander
Binnen het zakelijk verbruik zijn in de regio enkele sectoren die relatief veel energie consumeren. De papierindustrie in de gemeenten Brummen en Apeldoorn is de grootste energieconsument in de regio. De gemeente en utiliteitssector zijn eveneens grote verbruikers. Andere sectoren met een relatief hoog energieverbruik zijn het personenvervoer per spoor, wasserijen, slachterijen en de vervaardiging van veevoeders en koper. Het huidige energieverbruik van de ongeveer 140.000 woningen in de regio is circa 8,5 PJ. Met een gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik van respectievelijk 1.735 m3 en 3.452 kWh is het elektriciteitsverbruik van consumenten in de regio ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde van 3.312 kWh, maar het gasverbruik ligt met 1.484 m3 boven het landelijk gemiddelde.14 Reden hiervoor is het relatief groter aantal vrijstaande woningen in de regio ten opzichte van Nederland als geheel, waardoor de warmtevraag en dus de vraag naar gas groter is.
3.2 Huidige (duurzame) energieproductie De huidige duurzame energieproductie in Nederland wordt gedomineerd door windenergie en grootschalige bijstook van biomassa in elektriciteitscentrales en afvalverbrandingsinstallaties. Het opgesteld vermogen windenergie bevindt zich voornamelijk in de windrijke gebieden aan de kust en verbanding van biomassa vindt plaats bij grote centrales verspreid over het land. 13 14
1 Petajoule komt overeen met het elektriciteitsverbruik van ongeveer 80.000 huishoudens. Bron: CBS, bewerking ECN
14
In de regio Stedendriehoek zijn geen elektriciteitscentrales en grootschalige afvalverbrandingsinstallaties. Er zijn drie windmolens. Door het ontbreken van, of de beperkte aanwezigheid van de momenteel dominerende duurzame energietechnieken ligt het aandeel in de regio geproduceerde (duurzame) energie fors lager dan het landelijke gemiddelde. In 2012 bedroeg de productie van energie circa 0,68 PJ, dit is gelijk aan 1,7% van de regionale energievraag. Hiermee scoort de regio ruim onder het landelijke gemiddelde van 4,5%. 15 0,25
Petajoule
0,2
0,15
0,1
0,05
0
(PJ)
Restwarmte
Zon-PV
ZonThermisch
Windenergie
Houtketels bedrijven
Houtkachels woningen
GFT/VGI
RWZI
Overige biomassa verbranding
0,126
0,021
0,038
0,037
0,027
0,16
0,056
0,206
0,013
Figuur 3. Huidige productie (duurzame) energie in de regio Stedendriehoek
Verbranding van biomassa in houtkachels in woningen levert met 0,72 PJ momenteel het grootste aandeel in de energieproductie in de regio.16 Echter het in de regio aanwezige snoeiafval en resthout heeft een calorische waarde van maximaal 0,16 PJ. Dit houdt in dat het overige gedeelte van buiten de regio komt en niet wordt meegerekend in de productie van energie. Daarnaast wordt circa 0,04 PJ energie geproduceerd door biomassaverbranding van hout bij bedrijven en instellingen. De omvang van de overige technieken is beperkt. Drie windmolens in de gemeente produceren gezamenlijk 0,04 PJ en de totale productie van de in de regio aanwezige zonnepanelen bedraagt ruim 0,02 PJ. Op een aantal plaatsen wordt biogas geproduceerd, onder meer bij de VAR, Eerbeek B.V., een stortplaats en een aantal waterzuiveringslocaties.
15 Met het percentage van 4,5% van de vraag ingevuld door duurzame energie heeft Nederland een van de
laagste gemiddelden van Europa. 16 Verbranding van hout in houtkachels wordt aangemerkt als duurzame energieproductie. Wel resulteert deze vorm van energieproductie in vergrote uitstoot van SO2, NOx en fijnstof.
15
3.3 Opgave Concreet betekent de energie ambitie van de regio dat zij in haar totale energiebehoefte voorziet door gebruik te maken van lokaal geproduceerde (duurzame) energie.17 De regio is dan netto zelfvoorzienend. Dit houdt in dat de productie van energie tenminste gelijk is aan of hoger is dan de regionale energievraag en dat de jaarlijkse import van energie de jaarlijkse export van energie niet overstijgt. De opgave waar de regio voor staat is om de energievraag die nu wordt voorzien met geïmporteerde veelal fossiele energie, in het geheel te vervangen door lokale (duurzame) energiebronnen. De huidige energievraag bedraagt 35,3 PJ, waarvan op dit moment 0,6 PJ regionaal wordt geproduceerd. Bij gelijkblijvende energievraag bedraagt de resterende opgave 34,7 PJ. Deze ambitie kan alleen worden gerealiseerd door enerzijds de energievraag te beperken en anderzijds fors meer regionale energie te produceren.
3.4 Bestaande plannen voor (duurzame) energie productie Door veel partijen in de regio wordt met enthousiasme gewerkt aan lokale energieproductie. De gemeenten Deventer, Lochem, Voorst en Brummen streven naar plaatsing van windmolens en er is een voornemen om de capaciteit van windenergie in Zutphen uit te breiden. Toenemende interesse onder particuliere woningbezitters, bedrijven en instellingen leidt er toe dat energieproductie door zonnepanelen en zonneboilers sterk zal toenemen.18 Daarnaast is het de verwachting dat door nieuwe regelgeving meerdere zonneparken in het landschap verschijnen. In bijvoorbeeld de gemeente Deventer ligt een concreet plan om, op termijn, in Deventer Noordoost een park van ca. 20 hectare zonnepanelen te realiseren. In Apeldoorn is van een RWZI een energiefabriek gemaakt die warmte levert aan de woonwijk Zuidbroek en in Lochem is de molen ‘de Zwiep’ voorzien van een generator, waarmee deze traditionele molen een energie producerende molen is geworden. Verschillende locaties zoals Diepenveen, Lettele het landgoed Verwolde en de wijk Kerschoten streven naar energieneutraliteit. Er worden een aantal nieuwe vergisters gebouwd en bij Eefde wordt een waterkrachtcentrale gerealiseerd die 3,6 TJ aan duurzame energie levert. Uitvoering van lopende projecten en projecten die reeds in ontwikkeling zijn, leidt tot een toename van de regionale energieproductie met 1,8 PJ in 2020, waarmee de verwachte totale regionale energieproductie in 2020 uitkomt op 2,4 PJ. Bij een verwachte energiebesparing van 1,5% per jaar leidt dit er toe dat in 2020 in de regio 8% van de energievraag regionaal wordt opgewekt. Daarmee is 92% van de opgave 17
De totale energiebehoefte is gebaseerd op het verbruik van alle sectoren in de regio, inclusief verkeer en vervoer. Het gebruik van energie voor de productie van goederen buiten de regio die worden verbruikt in de regio telt niet mee. 18 Energietrends 2013, ECN, 2013
16
nog niet ingevuld. Lineair doortrekken van de energieproductie en de energiebesparing naar 2030 leidt er toe dat in 2030 17% van de energievraag regionaal wordt geproduceerd. Constatering op basis hiervan is, is dat de bestaande plannen niet leiden tot een energieneutrale regio. Om de doelstelling te halen moet er een flinke schep bovenop. Figuur 4 toont de energievraag en –productie inclusief de resterende opgave in percentage van de energievraag. 40 35
30
PJ
25 Energieproductie
20
92%
15
Energievraag
83%
10 5
0 2015
2020
2025
2030
Figuur 4. Verwachting energievraag en duurzame energieproductie op basis van huidige plannen, inclusief resterende opgave in 2020 en 2030.
3.5 Realiseren van de ambitie Ondanks de aanwezigheid van succesvolle projecten en vele plannen leiden de bestaande initiatieven niet tot een significante stijging in het aandeel regionaal geproduceerde energie of energiebesparing. Gezien de urgentie van de problematiek, de omvang van de uitdaging en de voorliggende economische kans is dat een zorgelijke ontwikkeling. Het is echter theoretisch mogelijk om met bestaande technieken de ambitie in 2030 te realiseren, door enerzijds de energievraag te beperken en anderzijds meer energie te produceren.19 Nationaal is de doelstelling voor energiebesparing, die aansluit bij de Europese doelstelling, het realiseren van een besparing van 20% in 2020 ten opzichte van het verbruik van 2010 (dit is voor de regio gelijk aan 7 PJ).20 Voor de uitvoering hiervan zijn verschillende landelijke programma’s en actieve partijen (bijvoorbeeld Klimaatverbond, Blok voor Blok, Lokale Klimaatagenda, Energiesprong). In de regio zijn eveneens verschillende goede initiatieven zoals Energiehelden en Energie Expeditie Apeldoorn; een gemeentelijk initiatief dat alle huiseigenaren de mogelijkheid biedt om van de eigen woning een energieneutrale woning te maken. Daarnaast heeft een elektrisch aangedreven voertuig een factor 4 minder energie 19 20
Energietransitie in de Stedendriehoek – Deel I: Technische toets, Alliander, 2012 Nationaal energieakkoord, SER Nederland, 2013.
17
nodig dan voertuig met een traditionele verbrandingsmotor.21 Om 7 PJ energie te besparen is succesvolle uitrol van veel van dergelijke initiatieven nodig. Het resterende energieverbruik moet uit lokale (duurzame) bronnen worden opgewekt. Dit is theoretisch realiseerbaar met bestaande technieken voor bijvoorbeeld productie van windenergie, zonne-energie en in mindere mate biogas. In tabel 2 zijn zes scenario’s uitgewerkt die laten zien welke aantallen productieinstallaties nodig zijn om het huidig verbruik lokaal te produceren.22
Scenario’s
Windmolens (3MW)
Zonnepanelen Biogasinstallaties (hectare) (Energieteelt in hectare)
1.123
979
24.300
777
2.937
24.300
432
4.895
24.300
-
7.342
24.300
777
979
24.300
432
979
24.300
Tabel 2. Benodigd aantal duurzame energieproductie installaties voor realisering van de opgave 23 uitgaande van scenario’s.
21
Dit geldt indien de energie wordt opgewekt met duurzame bronnen en in mindere mate indien de benodigde elektriciteit wordt opgewekt door verbranding van fossiele energiedragers als kolen en gas. 22 Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de geproduceerde energie te allen tijde afgezet kan worden op het net. 23 In de berekening van het aantal benodigde hectares wordt uitgegaan van 100% mais als grondstof voor de vergister.
18
Tabel 2 laat zien dat afhankelijk van de hoeveelheid energie die bespaard kan worden, grote hoeveelheden windmolens, zonneparken en/of hectares land nodig zijn. Inzet op energiebesparing verlaagt dit benodigde aantal aanzienlijk, immers voor energie dat niet wordt verbruikt, is het niet nodig productie-installaties te realiseren. Dit komt tot uiting in scenario´s 5 en 6 waar door sterkere inzet op energiebesparing het aantal productie-installaties drastisch afneemt. Inpassen van dergelijke aantallen productie-installaties in het landschap is geen sinecure. Vooral de inpassing van windmolens leidt tot grote veranderingen in het landschap en vaak tot hevige maatschappelijke discussies. Indien er een bestuurlijk moratorium voor wind wordt uitgesproken en bijvoorbeeld scenario 4 wordt uitgevoerd, beslaat de hoeveelheid zonne-installaties 7% van het oppervlak van de regio. Indien wordt gekozen voor scenario 1 is dit gelijk aan 1% van de oppervlakte van de regio. Ter vergelijking; de gemeente Zutphen beslaat 4% van de oppervlakte van de regio. Met andere woorden in de komende jaren moeten fundamentele keuzes worden gemaakt over welke ingrepen in het landschap maatschappelijk acceptabel zijn.
3.6 Economie en werkgelegenheid Energietransitie leidt, naast het realiseren van het een schone vorm van energie, tot nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Er ontstaan grote kansen voor business development bij het regionale MKB op het gebied van clean tech. Naast deze directe economische baten zijn er aanvullende maatschappelijke baten, doordat elke directe baan ook indirecte werkgelegenheid oplevert. Het nationaal energieakkoord berekent de aanvullende werkgelegenheid bij een doelstelling van 14% in 2020 op 15.000 extra banen. De maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA)24 die specifiek is uitgevoerd voor het bepalen van het maatschappelijk rendement in de regio berekent tussen de 1650 tot 2300 voltijdsbanen gedurende de gehele periode. De kosten voor het realiseren van energieneutraliteit zijn in de MKBA berekend voor een drietal scenario’s. Uitkomst van de MKBA is dat het niet financieel economisch rendabel is om in te zetten op een volledige energieneutraliteit van de regio in 2030. Voor elk van de scenario’s is een gedetailleerde raming gemaakt van de kosten die gemoeid zijn met het realiseren van de ambitie. De totale investeringskosten van de energietransitie zijn geraamd op € 12 tot 15 miljard, wat neerkomt op een jaarlijkse investering van € 700 tot 900 miljoen in elk van de jaren 2014-2030. Daarnaast zijn jaarlijkse uitgaven te verwachten aan beheer en onderhoud, oplopend naar € 165 tot 300 miljoen in 2030. Tegenover deze investeringen en jaarlijkse kosten staan besparingen op uitgaven aan (niet duurzame) energie die van buiten de regio wordt betrokken. Bij volledige energieneutraliteit in 2030 bedragen deze € 760 tot 800 miljoen op jaarbasis. Deze kosten zijn in lijn met internationale studies en –afspraken 24
MKBA, energietransitie regio stedendriehoek, 2013
19
met betrekking tot energiereductie. De MKBA is echter uitgegaan van de huidige verdienmodellen en prijsniveaus waarin bijvoorbeeld fossiele brandstof wordt gesubsidieerd. Verandering van deze beperkende verdienmodellen en rendementsverbeteringen van technieken (40% tot 60%) kunnen er toe leiden dat de MKBA in de toekomst wel positief uitvalt. Bovenstaande cijfers maken duidelijk dat de financiële baten van het totale investeringspakket zijn niet voldoende om de investeringen aantrekkelijk te laten zijn voor private investeerders. De overige maatschappelijk effecten zijn te laag om subsidiering door de gemeentelijke overheden te rechtvaardigen: de maatschappelijke baten voor de regio blijven achter bij de maatschappelijke kosten. Echter vanuit de morele overweging dat de veroorzaker van klimaatverandering ook de kosten van mitigatie (1 à 2 % BNP) moet dragen kan de politieke afweging worden gemaakt wel te investeren. Tegelijkertijd geeft de analyse aanknopingspunten om onderdelen verder uit te werken en te optimaliseren. Met name de volgende energieproductie-technieken scoren goed op de verhouding tussen baten en kosten:
Opwekking van elektriciteit met behulp van windmolens. Opwekking van elektriciteit met behulp van zonnepanelen (parken).
In beide gevallen is het de beschikbaarheid van de SDE+ regeling die maakt dat de financiële baten hoger kunnen zijn dan de kosten en dat investeren in dergelijke parken aantrekkelijk kan zijn. Zonder SDE+ regeling is dat niet het geval. Uitkomst van de MKBA is daarom eerst in te zetten op die onderdelen die het meest kansrijk zijn om investeerders aan te trekken, te weten het ontwikkelen van windparken en zonneparken. Een eventuele volgende stap in het bereiken van energieneutraliteit kan dan gezet worden als de omstandigheden duidelijk zijn veranderd, bijvoorbeeld omdat technologieën substantieel goedkoper zijn geworden, omdat de prijs van nietduurzame energie significant hoger is geworden of omdat er nieuwe verdienmodellen ontstaan waarin fossiele brandstoffen niet meer gesubsidieerd worden. De investeringen in energiebesparing en –productie-installaties moeten zoveel mogelijk worden uitgevoerd door inwoners en bedrijven. Ten eerste omdat deze partijen ook de (financiële) voordelen van de investeringen hebben en ten tweede omdat hier ook het kapitaal aanwezig is voor de investeringen. Voorbeeld hiervan is de 1 miljard euro aan energielasten die op dit moment jaarlijks door de verschillende consumenten in de regio Stedendriehoek aan energie worden besteed.25 Een miljard per jaar dat uit de regio verdwijnt. Indien (een deel van) dit budget ingezet wordt 25 Alliander, 2012
20
voor het realiseren van de ambitie ontstaat een aanzienlijk jaarlijks investeringsbudget, aanvullend op de bestaande financieringsmogelijkheden. Bedrijven hebben zelf een taak om deze nieuwe marktkansen te herkennen en daar op in te spelen, maar kunnen daar ook actief op gewezen worden door partijen als het Clean Tech Centrum, dat als taak heeft om de nu veelal versnipperde initiatieven te bundelen en te ondersteunen. Daarnaast kunnen er nieuwe succesvolle verbanden en arrangementen worden opgericht waarbinnen bedrijven samen de kansen verkennen en te gelde maken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om consortia van bedrijven die gezamenlijk verduurzamingspakketten aanbieden voor woningen.26 Voor het realiseren van de energietransitie zijn voldoende opgeleide mensen nodig. Arbeidskrachten die beschikken over creativiteit om tot innovatieve producten te komen en handigheid om de producten daadwerkelijk te installeren. Goed opgeleide mensen vormen voor bedrijven de belangrijkste productiefactor. Als het gaat om technisch personeel overschrijdt de vraag vaak het aanbod. Bovendien is er sprake van kwalitatieve knelpunten. De leerlingen en studenten die vanuit de onderwijsinstellingen op de arbeidsmarkt worden afgeleverd voldoen veelal niet aan de eisen vanuit het bedrijfsleven. Hier ligt een belangrijke taak voor de opleidingsinstituten, zoals bijvoorbeeld de Saxion hogeschool, om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. In het volgende hoofdstuk zijn vier transitiepaden geschetst die een richting bieden waarlangs de verschillende partners gezamenlijk vorm en inhoud kunnen geven aan de ambitie.
26 Vergelijk SLIM consortia. www.slimwonenmetenergie.nl
21
4
Transitiepaden 4.1 Inleiding Energietransitie begint met een gezamenlijke visie en een strategie, maar dat is slechts een vertrekpunt. Wil de transitie daadwerkelijk gestalte krijgen dan moeten bedrijven, overheden, onderwijs en kennisinstellingen collectief doordrongen raken van nut en noodzaak en hier ook naar handelen. Er is een ontwikkeling nodig waarbij energieneutraal onderdeel uitmaakt van de strategische oriëntatie van al deze stakeholders en dat zij deze oriëntatie vertalen naar gedrag en actie. De overgang naar een energieneutrale regio in 2030 verloopt niet volgens een lineair patroon. Om een concreter beeld te krijgen van wat deze niet-lineaire ontwikkelingen richting een energie neutrale regio betekenen voor verschillende doelgroepen, zijn gezamenlijk met de regio vier transitiepaden voor verschillende onderdelen van het energiesysteem benoemd. Het gaat hierbij om paden die gezien de karakteristieken van de regio en het energieverbruik aansluiten bij de regio, aangezien de regio naast stedelijke bebouwing een groot areaal aan landelijk gebied kent. Daarnaast kenmerkt de regio zich door een actieve gemeenschap blijkend uit het relatief grote aantal lokale energiecorporaties en energie gerelateerde (clean tech) bedrijvigheid. Ook speelt mobiliteit een grote rol, mede door de verschillende vervoersknooppunten in de regio. De transitiepaden zijn onderling verweven, maar worden afzonderlijk gepresenteerd. Het gaat om: 1. 2. 3. 4.
Energieleverende gebouwde omgeving Landelijk gebied als voedsel- én energieproducent Duurzame mobiliteit en transport Ondernemende regio
Ook hier geldt dat deze transitiepaden niet bedoeld zijn als toekomstvoorspelling of blauwdruk, maar als richtsnoer en eerste aanzet waarlangs de transitie vorm kan krijgen. Door aan de slag te gaan met het pad, wordt onderweg het einddoel en de precieze route steeds duidelijker. Gezamenlijke nadere regionale uitwerking van de transitiepaden is een eerste stap in het proces naar een energieneutrale regio. In de paden zijn acties en projecten benoemd die uitgevoerd kunnen worden, zodat de transitie vorm krijgt. Het gaat om projecten en ideeën die direct kunnen starten en projecten die als idee zijn ingebracht. De genoemde voorstellen bestaan uit ideeën waarvan de haalbaarheid eerst getoetst moet worden en de business case verder uitgewerkt. Automatisch betekent dit dat verschillende voorstellen weer afvallen. Dat is niet erg. De genoemde projecten zijn bedoeld ter inspiratie en in deze fase van het proces is niet gekwantificeerd of de genoemde projecten opgeteld de
22
regionale ambitie realiseren. Uitvoering van de haalbare projecten draagt wel bij aan de ambitie. Toekomstige (technologische) ontwikkelingen maken nieuwe business cases mogelijk. Daarnaast creëert opschaling en overdraging van bestaande projecten naar nieuwe locaties en doelgroepen nieuwe projecten. De transitiepaden vormen een dynamische agenda en dienen nader regionaal uitgewerkt, periodiek geactualiseerd en aangevuld te worden. Genoemde mogelijke programma’s moeten worden voorzien van projecten met een sluitende business case. Dit kunnen succesvolle bestaande projecten zijn uit de regio en van buiten de regio. Immers ook buiten de Stedendriehoek wordt gewerkt aan energietransitie. Iedereen die een goed initiatief heeft wordt daarom opgeroepen dit te melden, te ontwikkelen en daarmee de transitiepaden concreter te maken.
23
4.2 Transitiepad Energieleverende gebouwde omgeving Eindbeeld 2030 Het doel van het transitiepad ‘Energieleverende gebouwde omgeving’ is dat de gebouwde omgeving, waaronder woningbouw, bedrijfspanden en industriegebieden, van netto verbruiker naar netto energieproducent worden omgebouwd. Enerzijds door het verbruik voor bijvoorbeeld ruimteverwarming drastisch te verlagen en anderzijds door energieproductie-installaties te plaatsen die (deels) voorzien het resterende energieverbruik van het gebouw. Dit pad steunt op de pilaren energiebesparing in de gebouwde omgeving en decentrale energie-opwekking. De regio heeft inmiddels jarenlange ervaring met dergelijke projecten in de gebouwde omgeving, bij zowel burgers als woningbouwcorporaties. Hierdoor is een basis gelegd om richting 2030 landelijk een koploperpositie in te nemen voor nieuwe ontwikkeltrajecten en opschaling. Belangrijk is daarbij het consolideren en delen van de opgedane kennis, het door ontwikkelen van opleidingen voor installateurs en bouwkundigen en gestage uitrol van energieneutrale renovaties. Een belangrijke ontwikkeling op dit gebied is de European Energy Efficiency Directive (EED, 2012) die op dit moment wordt vertaald in nationaal beleid. In de EED zijn vergaande maatregelen opgenomen voor energiebesparing, waaronder het instellen van financieringsmechanismen, zoals een revolving fund, en de verplichting om beperking van warmtelozing mee te nemen bij nieuwe vergunningaanvragen.
24
Doelen De subdoelen die de regio Stedendriehoek binnen dit transitiepad wil realiseren zijn:
Energiebesparing
Energieproductie
Leren en opschalen
Educatie
2018 10% energie besparing t.o.v 2013 10% van het energie verbruik in de gebouwde omgeving wordt in de gebouwde omgeving opgewekt. Gerichte voorbeeld projecten in verschillende gebouw- en woningtypen, te beginnen met (semi)overheidsgebo uwen Zonnepanelen met lespakket voor basisscholen; clean tech opleiding voor installateurs opzetten
2020 15% energie besparing t.o.v 2013 15% van het energie verbruik in de gebouwde omgeving wordt in de gebouwde omgeving opgewekt. In iedere gemeente produceert minstens één bedrijventerrein en één woonwijk energie
2025 25% energie besparing t.o.v 2013 50% van het energie verbruik in de gebouwde omgeving wordt in de gebouwde omgeving opgewekt. Helft van alle bebouwing is energieleverend
2030 30% energie besparing t.o.v 2013 100% van het energie verbruik in de gebouwde omgeving wordt in de gebouwde omgeving opgewekt. Gebouwde omgeving is volledig energieleverend
Alle basisscholen voeren een lespakket duurzaamheid uit.
Regio staat bekend om hoge kwaliteit clean tech installatiebranche
Alle inwoners zijn bewuste energiegebruikers.
Om bovenstaande doelen te bereiken zijn programma’s benoemd. Deze programma’s bevatten thema’s en projecten die gedurende de volgende stap in het proces richting realisatie van de ambitie verder uitgewerkt moeten worden. In figuur 5 zijn de (voorlopige) programma’s opgenomen.
25
Energieleverende gebouwde omgeving
Gebouwisolatie
Energiebewuste inwoners
Energie autarke wijken
Financieringsmogelijkheden
Figuur 5. Transitiepad Energieleverende gebouwde omgeving inclusief programma’s.
Activiteiten Een energieleverende gebouwde omgeving kan worden gerealiseerd indien de eigenaren van huizen, bedrijfspanden en maatschappelijk vastgoed actief werken aan het omlaag brengen van het verbruik en het produceren van energie positief waarderen. Dit begint bij het enthousiasmeren van de energieconsumenten en de gebruiker van de toekomst. Energie educatie vormt een belangrijke pijler onder dit transitiepad. Op scholen moet doorlopend aandacht zijn voor energie en energiegebruik. Dit kan door deze onderwerpen in het lespakket op te nemen, scholen als modellocaties voor energieproductie en energiebesparing uit te voeren, energiecompetities tussen scholen te organiseren of er incidenteel aandacht aan te geven door bijvoorbeeld een theatervoorstelling. Kinderen nemen deze ervaringen mee naar huis, spreken hun ouders aan en zoeken in de Zonatlas op of het dak van hun huis geschikt is voor zonnepanelen. De Zonatlas is beschikbaar in de gehele regio, waardoor alle vastgoedeigenaren via deze atlas inzicht krijgen of het eigen dak geschikt is voor zonnepanelen. Bedrijven kunnen ook zien welke daken geschikt zijn en op maat aanbiedingen doen aan vastgoedeigenaren. Gemeenten kunnen zelf zonnepanelen plaatsen en de Zonatlas gebruiken om bewoners actief te informeren over de geschiktheid van het dak. Indien dit in combinatie met financieringsmogelijkheden, zoals duurzaamheidsleningen en subsidies gaat, worden bewoners ontzorgd met een compleet pakket. De energievraag bestaat voor twee derde uit de warmtebehoefte. Dit maakt het vinden van een duurzame invulling van de warmtebehoefte noodzakelijk. in compacte bouw zoals binnenstedelijke kernen, maar ook landelijke kernen, kan dit bestaan uit een collectieve warmtevoorziening, die in toenemende mate
26
verduurzaamd kan worden. Daarmee is circa 40-60% van de gebouwde omgeving voorzien. De resterende panden kunnen met individuele warmtepompen worden voorzien, maar indien de warmte reeds beschikbaar is of rendabel beschikbaar kan worden gemaakt via een warmtenet is dit een uitstekend alternatief. Energiebesparing in de bestaande gebouwde omgeving is een belangrijk onderdeel van het Nationaal energieakkoord. Het Rijk is voornemens jaarlijks 3,5% van de gebouwvoorraad minimaal twee labelstappen te laten maken. Voor de regio betekent dit dat jaarlijks ruim 7100 gebouwen verduurzaamd moeten worden. Wil de regio haar doelstelling halen zal minimaal het dubbele gerealiseerd moeten worden. Wat betreft nieuwbouw geldt dat woningen vanaf 2020 bijna-energieneutraal moeten zijn en overheidsgebouwen vanaf eind 2018 aan deze norm moeten voldoen. Uitgangspunt is dat burgers en bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid nemen voor investeringen en dat de overheid dit faciliteert en stimuleert met indicatieve labels en financieringsmogelijkheden. Daarnaast moeten de gemeentelijke overheden in de regio een voortrekkersrol vervullen door het energieverbruik van de eigen gebouwen met voorrang naar beneden te brengen. Een voorbeeld van een bedrijventerrein nieuwe stijl is de Ecofactory in Apeldoorn. Kennis die vanuit de aanleg en inrichting van dit terrein beschikbaar is, moet breed worden ingezet in de regio voor verduurzaming van andere terreinen. Parkmanagers kunnen hierbij een belangrijke entree verzorgen bij de betreffende bedrijven, evenals ondernemers die reeds succesvol hun proces energetisch hebben geoptimaliseerd zoals Auping in Deventer. Dit bedrijf dat het Cradle2Cradle certificaat heeft gekregen, heeft de ambitie om voor 2020 alle bedrijfsprocessen, producten en diensten duurzaam in te richten. Partners De volgende stakeholders zijn partners binnen dit transitiepad: Partners Huiseigenaren en Woningbouwcorporaties Lokaal MKB en clean tech Scholen en schooleigenaren (semi)overheden historische binnensteden: middenstand, binnenstadsmanagement, historische erfgoedclubs
Rol Opdrachtgever verduurzamingsmaatregelen Ontwikkelaar van nieuwe productie en toepassingen Voorlichting en educatie. Opdrachtgever verduurzamingsmaatregelen launching customer maatschappelijk vastgoed, stimulator, initiatiefnemer Opdrachtgever verduurzamingsmaatregelen
27
Voorbeeldproject Energiefabriek Apeldoorn In afvalwater zit acht keer meer energie dan nodig is om het water te zuiveren. Sinds 2010 opereert de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van Waterschap Vallei en Veluwe in Apeldoorn energieneutraal door vergisting van afvalstromen van derden en warmtelevering aan een naastgelegen woonwijk. Douwe Jan Tilkema, trekker van het project vanuit Waterschap Vallei en Veluwe licht toe: “Onze RWZI is de eerste in Nederland die energieneutraal opereert en ondertussen al enkele jaren energie levert. Sinds de jaren ’90 zijn we al bezig met het ontwikkelen van mogelijkheden voor energieproductie. In eerste instantie werd dit met name gedreven door kostenbesparingen en de meerjarenafspraken die we met het Rijk hadden gesloten over verbeteren van de energie efficiëntie. Duurzaamheid speelde nog niet echt een rol. We deden dit met een wamte-kracht-koppeling (WKK) die loopt op biogas uit de reststromen van het zuiveringsproces. De warmte die hierbij vrijkomt, werd in eerste instantie weggekoeld, terwijl die ook gebruikt kan worden. Op een gegeven moment werden we benaderd door energiebedrijf Essent met de vraag of wij warmte zouden kunnen leveren voor de duurzame woonwijk Zuidbroek in Apeldoorn. Toen was de link snel gelegd en met hulp van de Gemeente Apeldoorn zijn we aan de slag gegaan. Intussen heeft Essent ook nog een houtsnippercentrale op ons terrein geplaatst waarmee ze pieken in de warmtevraag op kunnen vangen. Dus ook door ruimte op onze terreinen aan te wenden voor duurzame energieproductie kunnen we de energietransitie op weg helpen.” Uit het Apeldoornse project is het Energie- en grondstoffenfabriek concept ontwikkeld dat nu door verschillende waterschappen in het hele land wordt uitgerold. Door alle zuiveringen om te bouwen naar Energiefabrieken kunnen waterschappen zo’n 100.000 huishoudens van biogas voorzien of 200.000 auto’s een jaar lang op biogas laten rijden.
28
4.3 Transitiepad Landelijk gebied: voedsel én energieproducent Eindbeeld 2030 Dit transitiepad vormt een belangrijke impuls voor het landelijk gebied, dat al jaren kampt met terugloop van inwoners en economische activiteit. Om een dynamische ontwikkeling op gang te brengen, is het van belang dat de omwonenden de vruchten kunnen plukken van energieproductie in hun directe omgeving. Gezien de beschikbare ruimte in het landelijk gebied, liggen er veel kansen om een bijdrage te leveren aan een energieneutrale regio. Technieken als windenergie, zonnepanelen en biogasproductie liggen hier voor de hand. Op dit moment zijn er goede business cases voor wind op land en zonnepanelen voor particulieren te maken. Biogasinstallaties zijn vaak afhankelijk van subsidie, maar de sector is in ontwikkeling. Pure mestvergisting, gebruik van enzymen om de verblijfstijd in de vergister te verkorten en andere innovaties zullen biogasprojecten in de toekomst sneller rendabel maken. Belangrijke limiet is de beschikbare hoeveelheid biomassa in de regio dat bij handhaving van het huidig grondgebruik is beperkt is tot 1,6 PJ/jaar.27 Bij de inzet van het landelijk gebied voor energieproductie is het van belang dat duurzame energie zorgvuldig in het landschap wordt ingepast, aangezien de landschappelijke kwaliteit een waardevolle karakteristiek is van de regio ligt er een stevige ontwerp opgave. Gezien de aantallen productie installaties gaat het hier om een significante transformatie van het landschap die waarschijnlijk verstrekkender is dan de ruimtelijke impact van de ruilverkaveling. Op dit moment wordt de ruimtelijke impact van hernieuwbare energie vooral als aantasting gezien, maar volgens het Planbureau voor de Leefomgeving biedt het ook kansen: ‘De ruimtelijke inrichting, waar opgaven bij elkaar komen, kan worden benut om over te stappen van een puur sectorale benadering van de energietransitie naar een meer integrale benadering.’28 Planologen spreken hierbij van ‘3e generatie energielandschappen’. Het landschap dat is ontstaan door turfwinning is de eerste en het fossiele energielandschap, met veel minder zichtbaar ruimtelijk beslag, de tweede generatie. De energietransitie zorgt voor herstel van de koppeling tussen energie en landschap.29
27
Energietransitie in de Stedendriehoek – Deel I: Technische toets, Alliander, 2012 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (2013) Ruimte en Energie in Nederland: een korte verkenning. 29 Kann, F. van en G. De Roo (2012) Naar de 3de generatie energielandschappen: een methodiek tot regio specifiek verbinden van energie en ruimte. In: Noorman & De Roo (2012) Energielandschappen, de 3de generatie: over regionale kansen op het raakvlak van energie en ruimte. provincie Drenthe en Rijksuniversiteit Groningen. 28
29
Doelen De subdoelen die de regio Stedendriehoek binnen dit transitiepad wil realiseren zijn: Duurzame energieproductie
Sluiten kringlopen en revitaliseren landelijk gebied
2018 5% van de benodigde duurzame energie komt uit het landelijk gebied 0,1 PJ biogas Agrariërs produceren (deel van) eigen energie en diervoer uit reststromen
2020 10% van de benodigde duurzame energie komt uit het landelijk gebied 0,2 PJ biogas Agrariërs leggen verbindingen voor uitwisseling van energie en reststromen met elkaar en de omgeving
2025 30% van de benodigde duurzame energie komt uit het landelijk gebied 0,8 PJ biogas Kringlopen worden zoveel en zo lokaal mogelijk gesloten
2030 60% van de benodigde duurzame energie komt uit het landelijk gebied 1,6 PJ biogas Landelijk gebied wordt gezien als aantrekkelijke en dynamische woon- en werkplek
Om bovenstaande doelen te bereiken zijn programma’s benoemd. Deze programma’s bevatten thema’s en projecten die gedurende de volgende stap in het proces richting realisatie van de ambitie verder uitgewerkt moeten worden. In de figuur zijn de (voorlopige) programma’s benoemd
Landelijk gebied
Energielandschap
Biomassa: gesloten kringloop
Maximaal gebruik
Water en energie
zonne-energie Figuur 6. Transitiepad landelijke gebied en programma’s
30
Activiteiten Het landelijk gebied is sinds jaar en dag de locatie voor productie van voedsel. Naast deze functie vormt het gebied in toenemende mate de locatie voor productieinstallaties voor duurzame energie. Agrariërs worden hiermee naast voedselproducent ook energieproducent en daarmee verandert het boerenbedrijf in een moderne duurzame energie-installatie. Het dak wordt benut voor zonnepanelen, de melk om restwarmte te winnen, de mest om te vergisten, het snoeiafval voor verbranding en het land voor teelt van biomassa en plaatsing van windmolens. Daarnaast kunnen agrariërs met de opslag van grondstoffen en biogas een belangrijke rol vervullen in lokale balancering door het biogas op te slaan en in de winter beschikbaar te maken wanneer de warmtevraag het grootst is. Biogas kan eveneens via een leiding getransporteerd worden. Goede kansen voor de aanleg van een dergelijke leiding zijn gekoppeld aan het initiatief van meerdere agrariërs bij Klarenbeek, die gezamenlijk een vergister willen exploiteren. Door eveneens toekomstige biogasproductie van de papierindustrie in Eerbeek, de GFT vergister van de VAR, het toekomstige biomassabos bij Voorst en de biogasmogelijkheden op de Mars bij Zutphen te koppelen zijn er kansen voor een biogasleiding. De leiding is te koppelen aan een hub waar het gas centraal wordt opgewaardeerd tot groen gas. Dit gas kan vervolgens via een duurzaam tankstation langs de A1 afgezet worden in de mobiliteitssector of via koeling worden gecomprimeerd naar bio-LNG. In deze vorm is het gas interessant voor binnenvaartschepen die door nieuwe regulering de uitstoot van schadelijke gassen drastisch moeten verminderen en met (bio-)LNG hierop inspelen. De bunkerfaciliteit voor schepen kan op bedrijventerrein de Mars langs de IJssel staan. Het landschap verandert in toenemende mate in een energielandschap, waarin duurzaamheid, landschapsontwikkeling, een bloeiende landbouw en een goede leefbaarheid sleutelwoorden zijn. Nieuwe energie installaties zoals windmolens en zonneparken zullen op verschillende plaatsen in het landschap aanwezig zijn. Daarnaast zijn bestaande locaties zoals de stortplaats bij Emst en Armhoede goed te benutten voor zonneparken met panelen of zonnefolie. Combinatie van de stortplaats bij Armhoede (project ADEL) met de ambitie voor klimaatneutraliteit van Landgoed Verwolde (project VEDEL), een waterkrachtcentrale in de Berkel en de energieactiviteiten in Lochem, waar windmolens in een rij opstelling langs het Twentekanaal geplaatst kunnen worden, is een goed voorbeeld van het nieuwe (energie)landschap.
31
Partners De volgende stakeholders zijn partners binnen dit transitiepad: Partners Agrariërs Inwoners Dorpsverenigingen MKB, clean tech sector LTO Dienst landelijk gebied (semi) Overheden Natuurbeheersorganisaties op de Veluwe/Veluwezomen/ IJsseluiterwaarden Recreatieondernemers/RECRO N/VVV (zowel Veluwe als Hanzesteden) Rivierbeheerders (waterschappen, RWS)
Rol Gebruiker, producent, tijdelijk opslag Gebruiker, producent Stimulator, initiatiefnemer energiecorporaties Ontwikkelaar van nieuwe productie en toepassingen Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie
Gebruiker, producent
Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie
Voorbeeldproject Kroes sluit de kringlopen van zijn veehouderij Zeven jaar geleden is Evert Koers, duurzame veehouder in Uddel, begonnen zijn bedrijf volledig te verduurzamen, de kringlopen te sluiten en energie te produceren voor zichzelf en de omgeving. Evert Kroes, licht toe: “Ons bedrijf staat middenin een natuurgebied. Door strengere wetgeving is grote veehouderij daar eigenlijk niet meer mogelijk.
Evert Kroes
Om ervoor te zorgen dat mijn zoons ook in de toekomst nog vooruit kunnen met het bedrijf, moest het roer om. We hebben toen een plan ontwikkeld om binnen economische grenzen zo schoon mogelijk te produceren en met respect voor de omgeving. Dit doen we door de kringlopen zoveel mogelijk binnen het bedrijf te sluiten. Uit de reststoffen wordt nieuw voer voor de dieren en energie geproduceerd. Het zijn allemaal schakels die in elkaar grijpen. Intussen draait een 130 kW vergistingsinstallatie die we binnenkort op gaan schalen naar 500 kW en gebruiken we de mest van de dieren om eendenkroos mee te kweken dat als voer gebruikt wordt. Ook willen we zonnepanelen op de staldaken leggen. In de zomer van 2014 moet het project volledig draaien.
32
Bij de ontwikkeling komt heel veel innovatie kijken, niet alleen op technologisch gebied, maar ook in de wet- en regelgeving. Bij het aanvragen van vergunningen zijn we daar wel tegenaan gelopen. De opvatting is toch vaak ‘als er geen regels voor zijn, dan mag het niet.’ Zo’n houding is dodelijk als je iets nieuws van de grond probeert te krijgen. We hebben daarbij heel veel gehad aan de Gemeente Apeldoorn. Het kostte wel wat tijd en overtuigingskracht, maar toen zij door hadden wat wij van plan waren, zijn ze vierkant achter het project gaan staan. Je hebt wel een lange adem nodig om in Nederland iets nieuws voor elkaar te krijgen. Er wordt heel veel gepraat en geschreven over de energietransitie, maar het is nu tijd om gewoon de mouwen op te stropen en daadwerkelijk iets te gaan doen.”
33
4.4
Transitiepad Duurzame mobiliteit en transport
Eindbeeld 2030 Het derde transitiepad betreft de verduurzaming van het vervoer van personen en goederen in en door de regio. De regio vormt een belangrijk knooppunt voor vervoer per weg, water en spoor. Om een energieneutrale regio te worden moeten fundamentele veranderingen in dit domein worden doorgevoerd. De lange doorlooptijd van de aanleg van infrastructuur en het feit dat auto’s die nu worden geproduceerd over 20 jaar vaak nog rijden, betekent dat naast het verminderen van gebruik een belangrijk deel van de verduurzaming moet worden gerealiseerd door vergroening van de brandstof. Naast verduurzaming van het transport zelf, bieden auto-, water- en spoorwegen ook mogelijkheden voor duurzame energieproductie. Om het energieverbruik in de transport en mobiliteit sector binnen de regio op een duurzame wijze in te richten zijn maatregelen langs verschillende programma’s noodzakelijk.30 De regio wordt hierbij geholpen door EU-wetgeving waardoor de voertuig-industrie en transporteurs wordt gedwongen om schadelijke emissies terug te dringen en het brandstofverbruik te verlagen. Dit is echter niet voldoende. Een verschuiving van fossiele naar duurzame brandstoffen en elektrificatie in combinatie met een verlaging van het gebruik moet leiden tot een duurzame mobiliteit.
30
32% van het regionale energieverbruik wordt verbruikt voor mobiliteit en transport.
34
Doelen De subdoelen die de regio Stedendriehoek binnen dit transitiepad wil realiseren zijn:
Energiebesparing
Energieproductie tbv mobiliteit (elektriciteit en biobrandstoffen) Energieproducerende transportassen.
Modal shift
2018 5 % besparing tov 2012 10 % van het aanbod in de regio heeft een regionale oorsprong 1 % van de regionale energie wordt in of langs (water)wegen geproduceerd Nulmeting van de vervoersbewe gingen in de regio; incentives voor modal shifts van auto naar fiets en vrachtwagen naar spoor of schip
2020 10 % besparing tov 2012 15 % van het aanbod in de regio heeft een regionale oorsprong 2 % van de regionale energie wordt in of langs (water)wegen geproduceerd 10% van de vervoersbewegingen kiezen de duurzamere optie
2025 20 % besparing tov 2012 40 % van het aanbod in de regio heeft een regionale oorsprong 5 % van de regionale energie wordt in of langs (water)wegen geproduceerd 25% van de vervoersbewegingen kiezen de duurzamere optie
2030 50% besparing tov 2012 100 % van het aanbod in de regio heeft een regionale oorsprong 10 % van de regionale energie wordt in of langs (water)wegen geproduceerd
Om bovenstaande doelen te bereiken zijn programma’s benoemd. Deze programma’s bevatten thema’s en projecten die gedurende de volgende stap in het proces richting realisatie van de ambitie verder uitgewerkt moeten worden. In figuur 7 zijn de (voorlopige) programma’s opgenomen.
35
Duurzame mobiliteit en transport
Van bezit naar gebruik
Infrastructuur: slim en gebalanceerd
Elektrisch / hybride
Stad versus landelijk gebied
mobiliteit
Biobrandstoffen
Modal shift
Figuur 7. Transitiepad Duurzaam vervoer en transport inclusief mogelijke programma’s.
Activiteiten Verduurzamen van de mobiliteit in de regio begint bij het terugdringen van mobiliteit. Elke liter brandstof die niet wordt verstookt, hoeft immers niet op een duurzame wijze geproduceerd te worden. Besparing van brandstof vindt onder meer plaats door grootschalig inzet van elektrisch vervoer en een modaliteitsshift te realiseren waar mogelijk, bijvoorbeeld van de auto naar de fiets of het openbaar vervoer en van vrachtwagen naar schip of goederentrein. Besparing kan ook worden gerealiseerd door intelligentie in de verlichting langs de wegen aan te brengen, waardoor de verlichting alleen aan is indien er daadwerkelijk verkeer is. En files en brandstofverbruik kunnen worden verminderd door mensen te stimuleren op andere tijden te reizen. Om dit te bevorderen is de Stedendriehoek het programma ‘Slim Reizen Stedendriehoek’ gestart in het kader van het landelijke platform ‘Beter Benutten’31.
31
Platform Beter Benutten: http://www.beterbenutten.nl/regios/stedendriehoek
36
Een transitie naar het gebruik van duurzame brandstoffen kan door voertuigen elektrisch aan te drijven of door biobrandstoffen te gebruiken. Meest voor de hand liggend is hierbij om het personenvervoer te elektrificeren en biobrandstoffen in te zetten voor het zware transport. Om een verschuiving van het personenvervoer richting het openbaar vervoer volledig te verduurzamen is het nodig dat er specifieke afspraken over verduurzaming van het openbaar vervoer in concessies worden opgenomen. Een voorbeeld hiervan is dat binnen de regio het openbaar vervoer ofwel duurzaam elektrisch (zon, wind) aangedreven moet zijn of gebruik moet maken van (lokale geproduceerde) biobrandstoffen. Biobrandstoffen kunnen daarnaast verplicht worden gesteld voor vluchten vanaf vliegveld Teuge. In het nationaal energieakkoord is benoemd dat ultrazuinige personenauto’s tot en met 2018 fiscaal gestimuleerd blijven. Het is de verwachting dat in 2035 alle nieuw verkochte auto’s in staat zijn CO₂ emissievrij te rijden.32 Om hiermee ervaring op te doen worden verschillende pilots georganiseerd via een green deal. De gemeente Zutphen heeft aangegeven te willen participeren in een regionale pilot Zero emissie stadsdistributie. Een andere mogelijkheid is om elektrisch laden op P&R locaties maximaal te faciliteren. Auto’s worden opgeladen terwijl mensen werken of inkopen doen in de binnenstad. Elektrisch vervoer kan een van de grootste bijdragen leveren in de energieneutraliteit van de regio. Overigens gaat het niet alleen om personenauto’s, ook vuilniswagens, bussen, scooters en zo mogelijk pleziervaartuigen kunnen worden voorzien van elektrische aandrijving. De rijksoverheid schat in dat in 2030 75% van nieuw verkochte auto’s elektrisch wordt aangedreven.33 Reden om voor deze vorm van aandrijving te kiezen is dat een elektromotor een factor 4 efficiënter is dan een verbrandingsmotor en de batterijen een opslagsysteem kunnen vormen om overtollige elektriciteit tijdelijk op te slaan. In Lochem wordt onderzocht of elektrische auto’s op deze wijze slim ingezet kunnen worden in het netwerk, om onder andere pieken en dalen in de stroomvraag op te vangen. Een ander concreet voorbeeld is Zutphen Delta Stadsdistributie, waar vanuit een centraal distributiepunt lading bij de ondernemers in de historische binnenstad van Zutphen wordt gebracht met een elektrische vrachtauto’s voorzien van zonnepanelen voertuig. De gemeente Zutphen heeft de elektrische voertuigen ontheffing gegeven om als voorlopig enige vervoerder ook buiten de reguliere venstertijden het voetgangersgebied in te rijden.
32 33
Nationaal energieakkoord, 2013. Elektrisch rijden in de versnelling, plan van aanpak 2011-2015.
37
In 2014 wordt een landelijk programma ontwikkeld dat het kader biedt om business cases en producten te ontwikkelen voor de transitie naar duurzame mobiliteit. Biogas dat in de regio wordt geproduceerd en via de eerder beschreven biogasleiding naar een centrale locatie wordt getransporteerd, kan daar centraal worden opgewaardeerd naar groen gas kwaliteit. Groen gas kan vervolgens worden gekoeld naar bio-LNG geschikt voor vrachtwagens, binnenvaartschepen en treinen. Daarnaast kan groen gas worden afgezet in een tankstation langs de A1. Een tankstation waar biobrandstoffen verkrijgbaar zijn, vormt onderdeel van een mogelijk toekomstig project Duurzame A1. Een combinatie van zonnepanelen in geluidsschermen, windmolens langs en boven wegen, warmtewinning uit het asfalt en verkoop van duurzame brandstoffen creëert naast een productielocatie eveneens een duidelijk zichtbaar voorbeeld van duurzaamheid in de praktijk en daarmee ook voor passanten een herkenningspunt van de ambitie van de regio. Partners De volgende stakeholders zijn partners binnen dit transitiepad: Partner Eigenaren voertuigen MKB en Clean tech sector Rijkswaterstaat Belangenvereniging zoals ANWB NS /Arriva (semi) Overheden
Rol Brandstof afnemer of omzetting naar elektrisch vervoer Ontwikkelaar van nieuwe productie en toepassingen Beheerder (water)wegen en partner bij ontwikkeling en toepassing verduurzaming. Vertegenwoordiger automobilist en partner bij ontwikkeling en toepassing verduurzaming. Partner bij ontwikkeling en toepassing verduurzaming Voorbeeldfunctie, concessieverlener openbaar vervoer
Voorbeeldproject Openbaar vervoer op groen gas Een deel van het openbaar vervoer in de regio is door de provincie Gelderland aanbesteed in de concessie Veluwe. Deze concessie was één van de eerste in het land waarin naast financiële en kwaliteitsaspecten ook CO₂reductie een specifiek deel uitmaakte van de selectiecriteria. De resultaten zijn boven verwachting goed; er wordt ruim 50% minder CO₂ uitgestoten dan in referentiejaar 2008. De reductie wordt met name behaald door inzet van bussen op groen gas.
38
Erik Mes, concessiebeheerder van de provincie Gelderland lichtte toe: “Toen in 2009 de concessie voor openbaar vervoer in het Veluwegebied vernieuwd moest worden, was er een politieke wens om een passage op te nemen ten aanzien van het milieu. De provincie heeft daarop besloten de nieuwe vervoerder niet alleen te selecteren op basis van de vervoerskosten per reizigerskilometer, zoals gebruikelijk was, maar ook CO₂-reductie op te nemen als selectiecriterium. Deze innovatieve uitvraag riep in het begin veel vragen op bij vervoerders. Voor de provincie was het zoeken in hoeverre de mogelijkheden voor CO₂reductie moesten worden voorgeschreven of aan de creativiteit van de vervoerder moesten worden overgelaten. In het bestek werd daarom de harde eis opgenomen om minstens 10% CO₂ te besparen. Daarnaast konden de inschrijvende vervoerders bonuspunten verdienen als ze extra maatregelen zouden nemen. Aan die extra maatregelen hebben we een bonusmalussystematiek gekoppeld. Onze verwachting was dat 30% CO₂-reductie toch wel het hoogst haalbare zou zijn. Bij de inschrijvingen bleek ook dat de meeste vervoerders een dergelijke besparing reëel achtten. De concessie is uiteindelijk gegund aan vervoerbedrijf Syntus. Zij beloofden een reductie van 48% in 2014. Intussen is deze mijlpaal al gehaald: Sinds 2008 is de uitstoot met 51,6% gereduceerd, ver boven verwachting dus. Binnen Gelderland waren we met de Veluweconcessie echt koploper met deze nieuwe manier van aanbesteden. Intussen heeft de aanpak navolging gevonden bij de aanbesteding voor openbaar vervoer in de stadsregio ArnhemNijmegen. Daar zijn bussen op groen gas inmiddels gemeengoed geworden.”
39
4.5 Transitiepad Ondernemende regio Het transitiepad ondernemende regio is gebaseerd op de ‘energieke samenleving’; de maatschappelijke dynamiek dat mensen weer meer grip willen krijgen op hun eigen omgeving. Overal ontstaan energiecoöperaties, collectieve inkoopacties voor zonnepanelen en ondernemers die hun bedrijf verduurzamen. In dit pad staat die maatschappelijke dynamiek en de bedrijvigheid centraal en daarmee snijdt het dwars door de drie bovengenoemde paden. Een aantal van de voorbeelden die in de drie paden genoemd zijn, raken daarom ook aan dit pad. Eindbeeld 2030 Het doel van het transitiepad ‘ondernemende regio’ is om voldoende lokaal geproduceerde duurzame energie beschikbaar te hebben, zoveel mogelijk lokaal uit te wisselen waar nodig en op het juiste moment ter beschikking te hebben, bijvoorbeeld met behulp van opslag. Het leidende principe is dat iedere energieverbruiker in de regio zo veel mogelijk zijn/haar eigen, duurzaam opgewekte energie gebruikt. Een belangrijke trend binnen dit transitiepad is de verschuiving die optreedt van centrale productie naar een hybride vorm van centrale en decentrale productie, waardoor de scheiding tussen producent en consumenten vervaagt. Bij decentrale productie wordt het opvangen van onbalans door opslag en omzetting steeds belangrijker. Deze verbreding van productietechnieken heeft vergaande consequenties voor de infrastructuur, waarbij variaties in het aanbod door energieopslag op het passende schaalniveau moeten worden gebalanceerd. Binnen deze systeemintegratie van duurzame technieken spelen intelligente netten, (lokale) opslag en omzetting van energie een belangrijke rol. Doelen De subdoelen die de regio Stedendriehoek binnen dit transitiepad wil realiseren zijn:
Lokale productie
Lokale consumptie
2018 15% van de benodigde energie is lokaal beschikbaar 60% van de lokaal geproduceerde energie wordt lokaal benut
2020 25% van de benodigde energie is lokaal beschikbaar 70% van de lokaal geproduceerde energie wordt lokaal benut
2025 50% van de benodigde energie is lokaal beschikbaar 80% van de lokaal geproduceerde energie wordt lokaal benut
2030 80% van de benodigde energie wordt lokaal geproduceerd 90% van de lokaal geproduceerde energie wordt lokaal benut
40
Om bovenstaande doelen te bereiken zijn programma’s benoemd. Deze programma’s bevatten thema’s en projecten die gedurende de volgende stap in het proces richting realisatie van de ambitie verder uitgewerkt moeten worden. In figuur 8 zijn de (voorlopige) programma’s opgenomen. Ondernemende regio
Bedrijvigheid en innovatie (Clean tech, procesoptimalisatie)
Lokaal voor lokaal (energieproductie en -uitwisseling)
Energie coöperaties
Energieopslag
voor en door de inwoners Figuur 8. Transitiepad Ondernemende regio inclusief mogelijke programma’s.
Activiteiten Lokaal voor lokaal betekent zoveel mogelijk de lokale kringloop sluiten en de benodigde energie lokaal opwekken. Een goed voorbeeld hiervan is het concept ‘RWZI als energiefabriek’ waarin gebruikmakend van de lokaal geproduceerde afvalstromen alle elektrische energie die benodigd is voor het zuiveren van afvalwater op de RWZI zelf wordt opgewekt.34 Dit wordt gedaan door slibvergisting, waarna het ontstane biogas wordt verbrandt in WKK’s. De opgewekte elektriciteit en warmte wordt waar nodig in de RWZI gebruikt. Het overschot aan warmte wordt afgestaan aan het warmtenet en voorziet onder andere de bedrijfsgebouwen. In perioden dat de warmtevraag van de RWZI lager is dan de productie wordt de warmte geleverd aan het de stadsverwarmingsnet van de wijk Zuidbroek in Apeldoorn. Uitbreiding van dit warmtenet richting de wijk Kerschoten en het voormalig Zwitsal-terrein biedt aanvullende mogelijkheden voor afzet van warmte. In de regio Stedendriehoek bevinden zich onder andere bij Terwolde en aan de oostkant van de IJssel bij Deventer RWZI’s. Het concept ‘RWZI als energiefabriek’ kan hier worden toegepast. De over productie van warmte en elektriciteit kan vervolgens geleverd worden aan Deventer of het nabijgelegen Diepenveen dat de ambitie heeft om volledig duurzaam te zijn. Het zonnepark dat op termijn in Deventer Noordoost gerealiseerd wordt kan eveneens voorzien in de elektriciteit voor Diepenveen, nu saldering via de postcoderoos mogelijk is. Gecombineerd met energiebesparing,
34
In theorie bevat afvalwater 8 keer meer energie dan nodig voor zuivering van het water. Bron: www.energiefabriek.com
41
lokale productie door zon op daken en koppeling met het omliggende landelijk gebied, ligt de realisatie van Duurzaam Diepenveen in het verschiet. In de regio is de papierindustrie een grote energieverbruiker en producent van waardevolle reststromen. Hier liggen kansen om de afvalstromen van de papierindustrie te benutten door afvalwaterslib te verbranden dat vrijkomt uit het productieproces of in combinatie met een RWZI biogas te produceren. Hiermee kan elektriciteit en warmte worden gemaakt. Koppeling van bijvoorbeeld de papierfabriek in Eerbeek met een warmtenet richting Brummen is hiervan een (toekomstig) voorbeeld. Een ander voorbeeld van een koppeling tussen een bedrijventerrein en een woonlocatie is bijvoorbeeld zonnepanelen op de platte daken van de bedrijven op het bedrijventerrein Bergweide in Deventer te koppelen aan kleinverbruikers in de wijk Colmschate. Bedrijventerrein de Mars in Zutphen is eveneens een voorbeeld van een locatie waar lokaal voor lokaal goed toepasbaar is. Op het terrein bevinden zich (potentiële) producenten van biogas/warmte, zoals een RWZI en GMB slibverwerkingen. Afnemers van warmte zijn er ook zoals bijvoorbeeld de aanwezige koperwalserij en de te realiseren nieuwbouw in dit stadsdeel. Een warmtenet met verschillende invoeders en afnemers lijkt voor de hand te liggen, ondanks het afblazen van het warmtenet voor nieuwbouwwijk Noorderhaven. Energieneutraliteit wordt alleen gerealiseerd met vallen en opstaan, het nemen van (verantwoorde) risico’s en financiële intelligentie. Voor de benodigde elektriciteit in dit gebied bestaan vergevorderde plannen om 5 windmolens te realiseren in aanvulling op de 3 bestaande. Wanneer de ruimte tussen het water van het Twentekanaal en het spoor richting Lochem/Hengelo wordt benut voor het plaatsen van windmolens kan de elektriciteit die in daluren wordt opgewekt op het bedrijventerrein via een power to gas installatie worden omgezet in waterstof. Waarna door binding met CO₂ methaan wordt geproduceerd dat ingezet kan worden voor warmteproductie of mobiliteit. Een intelligente algoritme voor het realiseren van een optimale business case voor warmte, biogas, groen gas en elektriciteit onder verschillende prijsomstandigheden, moet hiervoor ontwikkeld worden. Partners De volgende stakeholders zijn partners binnen dit transitiepad: Partners Inwoners Clean tech en IT-sector Ondernemers/Bedrijven, zoals papierindustrie, VAR, GMB. Energie coöperaties Netbeheerder Maatschappelijke organisaties (semi) Overheden
Rol Afnemer, producent, tijdelijk opslag Ontwikkelaar van nieuwe productie en toepassingen Gebruiker, producent en ontwikkelaar van nieuwe producten en toepassingen Initiatiefnemer, exploitant Facilitator Stimulator, initiatiefnemer, voorbeeld functie Facilitator, afnemer lokale energie
42
Voorbeeldproject Lochem Energie ‘duurzame energie van, voor en door inwoners’ Paul Stolte, initiatiefnemer van het eerste uur van Lochem Energie, licht toe: ‘Er werd zoveel over duurzame energie gepraat, maar er gebeurde niets. Daar wilden we zelf iets aan doen. In eerste instantie waren we met een man of zes, toen hebben we een advertentie in de krant gezet en een bijeenkomst georganiseerd om te kijken of er meer mensen geïnteresseerd waren. Uiteindelijk kwamen er meer dan 70 Paul Stolte, initiatiefnemer LochemEnergie mensen opdagen en was de zaal te klein. Deze bijeenkomst vormde het startpunt en meteen werden een aantal werkgroepen ingericht Er waren mensen met financiële kennis, met technische kennis en een week later was de website in de lucht.’ Ondertussen heeft LochemEnergie honderden leden die actief meewerken aan versnelling van de transitie naar duurzame energie. In concrete projecten wil de coöperatie laten zien dat duurzame energie de toekomst heeft – ook zonder subsidies – tegen concurrerende tarieven. Zo krijgen leden zonder geschikt eigen dak stroom uit zonnepanelen op het dak van het Gemeentehuis, loopt er een smart grid pilot en rijden er intussen diverse elektrische auto’s rond. Daarnaast liggen er plannen voor windenergie, een waterkrachtcentrale in de sluis bij Eefde en een zonnepark op een vuilstortplaats. De grootste kracht van het burgerinitiatief is dat het inwoners van Lochem actief en op een laagdrempelige manier betrekt bij de energietoekomst van de regio. Ook elders in de regio zijn inmiddels energiecoöperaties van burgers die zelf aan de slag gaan om de energievoorziening te verduurzamen.
43
4.6 Samenhang transitiepaden De transitiepaden hebben onderling grote samenhang. Vaak zijn het dezelfde mensen en doelgroepen die individueel of gezamenlijk de transitiepaden concreet maken in projecten. Voorbeelden samenhang transitiepaden: Een agrariër die energie produceert door zonnepanelen op het dak van de stal is tevens eigenaar van een woning die onlangs aanvullend is geïsoleerd en rijdt in een auto. Hij tankt biobrandstof bij een duurzaam tankstation of rijdt naar een P&R terrein waar hij zijn elektrische auto kan opladen. Een bedrijf ontwikkelt een innovatief concept om elektriciteit om te zetten in waterstof. Elektriciteit dat wordt geproduceerd door het windpark dat werknemers onderweg van huis naar het bedrijf in het landschap zien en door de zonnepanelen op het dak. Via een smart grid wordt de bestemming van de energie bepaald, waarbij het principe eerst lokaal dan regionaal wordt gehanteerd. Het bedrijf is gevestigd in een gebouw dat net als rest van wijk wordt verwarmd wordt door restwarmte dat vrijkomt bij verbranding van biogas geproduceerd uit rioolslib. Het mag duidelijk zijn dat de transitiepaden onderling veel relaties met elkaar hebben. Dit geldt voor zowel de gehanteerde techniek, de ruimtelijke impact als de mensen die de energie gebruiken en produceren. Figuur 9 maakt dit duidelijk. Ruimtelijke kwaliteit
Sociaal
Financieel
Techniek
Coalities
Energieleverende gebouwde omgeving
Landelijk gebied voedsel en energieproducent
Duurzame mobiliteit
Ondernemende regio Figuur 9. Samenhang tussen transitiepaden
44
5
Uitvoeringsstrategie In de komende jaren moet de concrete uitvoeringsagenda of transitieagenda worden opgesteld. Belangrijke stappen hierin zijn: 1. Uitvoeren transitieagenda 2. Inrichten regionaal aanjaagcentrum energietransitie 3. Concretiseren transitiepaden met lokale koplopers
5.1 Uitvoeren transitieagenda Het bereiken van een energieneutrale regio vraagt veel van overheden. Enerzijds vergt het bescheidenheid vanuit het besef dat zij niet (meer) alleen aan het stuur zitten. Anderzijds een open en pro-actieve houding naar initiatieven vanuit de samenleving. Het proces op deze wijze inrichten betekent ook de transitie als open einde proces te benaderen. Onzekerheid over de toekomst wordt omarmd in plaats zoveel mogelijk dichtgeregeld. Vanuit vertrouwen en wederzijds respect moet worden samengewerkt aan de gedeelde opgave voor de regio. Dit vergt een fundamentele verandering in het denken en doen van het (lokale) overheidsapparaat. De regio kan dit niet alleen en nodigt iedereen die kan en wil bijdragen aan het realiseren van de ambitie uit mee te doen. Daarnaast richt de regio gezamenlijk met de gemeenten, kennisinstellingen en het bedrijfsleven een Aanjaagcentrum Energietransitie in.
5.2 Regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie De regio vormt samen met de gemeenten een lokale ondersteuningsstructuur 35 voor kennisopbouw, kennisdeling en advies op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Dit Regionaal Aanjaagcentrum sluit aan bij bestaande structuren en de reeds lopende initiatieven en voedt de transitieagenda’s die in de arena’s worden ontwikkeld (zie 5.3). Het centrum wordt bemenst door clustering van (bestaande) ambtelijke capaciteit eventueel aangevuld met inhoudelijk deskundigen op het gebied van energietransitie. De huidige capaciteit verschilt sterk in kwaliteit en omvang per gemeente. Door bundeling van de capaciteit kan kennisuitwisseling gerichter plaatsvinden en vergroot de efficiëntie van uitvoering. In figuur 10 is de regionale ondersteuningsstructuur schematisch weergegeven.
35
Zie ook Nationaal energieakkoord voor duurzame groei, 2013
45
5 O´s Ondernemers Onderwijs Onderzoek Overheid Onderaf
Routekaart
4 Transitiepaden: - Energieleverende gebouwde omgeving - Landelijk gebied - Duurzame mobiliteit en transport - Ondernemende regio
regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie Taken: - Inspireren en identificeren - Coördineren en verbinden - Opschalen - Kennisverzameling en -overdracht
Regio
Realisatie: - Projecten
Figuur 10. Regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie.
Het regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie fungeert als katalysator voor een ontwikkeling naar een energieneutrale regio. Het is geen projectorganisatie, maar eerder een makelaar en intermediair. Het Aanjaagcentrum speelt in op initiatieven uit het netwerk, zowel nieuwe als lopende. Het Aanjaagcentrum heeft hiermee een sleutelrol in het overdragen van kennis en daaraan gerelateerd het opschalen van ontwikkelingen. Hiermee is dit centrum het brandpunt voor de transitie-activiteiten in de regio. Activiteiten die binnen het aanjaagcentrum worden uitgevoerd zijn:
Inspireren, kennisverzameling en -overdracht Organiseren van transitiearena’s (zie 5.3) Overdragen van succesvolle ontwikkelingen naar nieuwe locaties en doelgroepen Identificeren van nieuwe initiatieven Ondersteunen van initiatiefnemers in het ontwikkelen van business plannen, leggen van verbindingen en seed funding Communiceren over successen Cross verbanden leggen tussen projecten, doelgroepen en locaties leggen, zodat projecten van elkaar kunnen leren en samen uitgroeien tot een beweging. Creëren van randvoorwaarden voor vervolgsuccessen en opschaling. Ter discussie stellen van barrières en bestaande onduurzame manier van denken en handelen. Lobbyfunctie naar (andere) overheden om belemmeringen voor koplopers weg te halen.
46
De grote uitdaging voor het centrum is om maatschappelijke initiatieven op de radar te krijgen en op innovatieve wijze te ondersteunen. Voorbeelden zoals Stadslab 2050 in Antwerpen36 en Crowd Force in Rotterdam37 vormen een inspiratiebron voor de filosofie en activiteiten van het Aanjaagcentrum. De Ontmoetingsruimte van Stadslab 2050 zijn creatieve, participatieve events waar partners, vernieuwers en doeners elkaar vinden. Het doel is om projecten en ideeën uit te wisselen. Het resultaat van ontmoetingsruimte zijn concrete projecten die verder uitgewerkt en begeleid kunnen worden. Op de bijvoorbeeld de bijeenkomsten van Crowd Force komen initiatiefnemers en experts samen om initiatieven verder te brengen. Initiatiefnemers worden uitgedaagd om twee concrete vragen met de aanwezige experts op te lossen. Na afloop van het event krijgt de matchmaking een vervolg in kleinere sessies. Beide initiatieven komen voort uit het idee dat de toekomst van steden of regio’s niet (alleen) worden vormgegeven door overheden maar door bewoners, ondernemers en maatschappelijke initiatieven. Op innovatieve wijze wordt die maatschappelijke dynamiek ondersteund en verder geholpen.
5.3 Uitwerken transitiepaden in transitiearena’s Voor het vormen van een maatschappelijke beweging is het van belang dat mensen zich probleem- en oplossingseigenaar voelen. De eerste stap is het verder uitwerken van transitiepaden met mensen uit de regio. Daar hoeft niet iedereen bij worden betrokken, aangezien dat het risico op polderen en nadruk op behartigen van belangen in zich heeft. De start moet selectief zijn met een smal maar diep draagvlak onder koplopers. Dit biedt een sterke basis. Door koplopers te verbinden staan ze samen sterk. Hun ideeën en initiatieven kunnen van groot belang zijn voor de toekomst maar hebben op dit moment vaak nog beperkte invloed. Door ze ook te koppelen aan beslissers en beïnvloeders worden hun initiatieven eerder succesvol en hun ideeën sneller opgeschaald. Het is daarom van groot belang deze koplopers te identificeren en uit te nodigen voor het verder concretiseren van de routekaart. Om de koplopers op een gestructureerde wijze te betrekken bij de uitwerking, wordt rondom elk transitiepad een transitiearena in het leven geroepen. 38 In deze arena werken de actoren gezamenlijk aan een duurzame toekomst. Een divers maar select gezelschap van 8 tot 15 mensen vormt de kern van het arenaproces. Deze groep moet bestaan uit mensen die denken op nieuwe manieren, intrinsiek gemotiveerd zijn en verder willen denken dan eigen expertise, wereldbeeld en belangen. Met behulp van de transitiearena’s worden de transitiepaden op gestructureerde wijze verder uitgewerkt, door gebruik te maken van backcastingtechnieken.
36 37 38
http://www.stadslab2050.be/duurzamestad/ontmoetingsruimte http://www.rdamsenieuwe.nl/project/crowd-sourcing-rotterdam Methoden in Transitiemanagement: een inleiding op de vijf kernmethoden, DRIFT 2012
47
Het resultaat is een dynamisch transitienetwerk met een gedeeld verhaal over de duurzame toekomst van de regio uitgewerkt in concrete programma’s en waar mogelijk projecten. In figuur 11 is de inrichting van het proces schematisch weergegeven.
regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie Transitiearea
Transitiearea
Transitiearea
Transitiearea
Energieleverende gebouwde omgeving
Landelijk gebied
Duurzame mobiliteit en transport
Ondernemende regio
Projecten en coalities Figuur 11. Inrichting transitieproces
Een regionaal transitieteam regisseert het opzetten van bovengenoemde arena’s en ondersteunt het proces. Het transitieteam bestaat uit drie tot vijf personen en is een mix van gedreven ambtenaren en andere deskundigen, zoals ervaren proces facilitatoren, energie en/of transitiemanagement experts. De routekaart die hier is gepresenteerd vormt de start van een vervolgtraject. Een traject waarin samen door bedrijven, kennisinstellingen, NGO's, gemeenten en inwoners wordt gewerkt aan verder invulling en optimalisering van de transitiepaden. Een traject waarin de concrete uitvoeringsagenda vormt krijgt met commitment van betrokken partijen. Een traject waarin steeds meer activiteiten worden gerealiseerd en zichtbaar zijn. Gezamenlijk met al deze partijen gaan de regio Stedendriehoek en de Strategische Board aan de slag om de transitiepaden met koplopers nader in te vullen. Hierbij zou de Energietafel in combinatie met Stedendriehoek Onderneemt Energie Neutraal (SOEN) een concrete invulling kunnen geven aan het regionaal Aanjaagcentrum Energietransitie. Voordeel hiervan is dat er geen nieuwe structuur hoeft te worden ingericht en vanuit SOEN al ervaring is opgedaan met deze manier van werken.39
39
Twee SOEN-makelaars die voor de regio werken, koppelen bedrijven en instellingen om te komen tot concrete projecten die energieneutraliteit in de regio bevorderen.
48
Bijlage 1 Financiering Voor de ontwikkeling van nieuwe technieken voor productie en besparing bestaan verschillende financieringsinstrumenten uiteenlopend van subsidies, fiscaliteiten, garantstellingen en venture capital fondsen. Deze zijn met name interessant voor innovatieve clean tech bedrijven. Voor het toepassen van energiebesparingsmaatregelen en opstellen van productie van duurzame energie zijn andere financieringsmogelijkheden:
SDE+ voor productie van duurzame energie. In verschillende tranches is hieruit aanvullende financiering beschikbaar ter compensatie van de onrendabele top. Duurzaamheidsfondsen van de provincie Overijssel en Gelderland. Financiering van nieuwe productie-installaties voor duurzame energie gefinancierd in vorm van een achtergestelde lening. Innovatiecontracten voor subsidiering van ontwikkeling van nieuwe technieken en demonstratie van innovaties. Clean tech fondsen die participeren in ontwikkeling van clean tech en/of duurzame energie systemen. EU subsidies zoals Horizon 2020, waaruit innovatieve projecten in internationaal verband gefinancierd worden en EFRO, waar 100 miljoen beschikbaar is voor innovaties en een koolstofarme economie.
Bovenstaande mogelijkheden zijn veelal bekend en leiden tot waar we nu staan. Voor het realiseren van de doelstelling zijn nieuwe financieringsinstrumenten nodig. Deze nieuwe arrangementen moeten worden gecombineerd en onderdeel uitmaken van een financieringsstrategie voor verduurzaming voor verschillende doelgroepen. In onderstaande paragrafen worden bestaande en nieuwe ideeën voor financieringsinstrumenten kort toegelicht. De volgende instrumenten zijn naar verwachting binnenkort beschikbaar. Nationaal revolverend fonds voor energiebesparing in de gebouwde omgeving van circa € 600 miljoen. Dit fonds richt zich op eigenaarbewoners en financiert maatregelen tegen lage rentes. Energiebedrijven krijgen de mogelijkheid om klanten leningen aan te bieden die via de energierekening terug betaald worden. Subsidie voor investeringen in energiebesparing door verhuurders in de sociale huursector. Daarnaast kan worden gedacht aan ‘eigen’ innovatieve concepten. Deze concepten zijn hier als idee gepresenteerd en kunnen nader worden uitgewerkt in een financieringsstrategie, waarbij afstemming met de rijksoverheid nodig is.
49
Regionaal energietransitiefonds. Inwoners en bedrijven krijgen de mogelijkheid zich met hun energierekening ‘in te kopen’ in het fonds, waardoor ze onderdeel worden van het verduurzamingsprogramma dat helpt om binnen 15 jaar hun energierekening naar nul te brengen. Regionale SDE+ bonus boven op de bestaande SDE+ voor productie van energie in de regio om landelijke investeerders te verleiden in de regio te investeren. Regionale vrijstelling van energiebelasting bij afname van duurzaam in de regio opgewekte energie.
50
Bijlage 2 Projectenlijst Transitiepad 1: Energieleverende gebouwde omgeving Korte termijn Activiteit 1 Energielekkage bij winkeldeuren tegengaan 2 Energiemonitoring om energiegebruik te beheersen: slimme meters en apparaat herkenning. 3 Verduurzaming bedrijven door inzet parkmanagement voor het MKB door middel van Energiescans en inzage in reststromen. 4 Verduurzaming van sportvoorziening. Veel sportaccommodaties zijn verouderd en hebben een hoog energieverbruik. Er valt dus al gauw veel energie en dus geld te besparen door het treffen van energiemaatregelen.
5
Zonnefolie en zonnepark op stortplaatslocaties (Emst 1,7 MW).
6
Bredere toepassing project Warmtecamera van A: Coop de A stelt haar leden een warmtecamera ter beschikking, zodat ze hun huis kunnen fotograferen en precies kunnen zien waar warmtelekken zitten. Zwitsal terrein energieneutraal maken. Plaatsing van (ongeveer 5) windmolens bij het bedrijventerrein (Ecofactorij) in Apeldoorn. 3 à 4 windmolens plaatsen rondom Lochem stad. Kinderuitjes naar duurzame energieprojecten mogelijk maken. Gebruik maken van de speelsheid en verbeelding van kinderen. Dit kan door bijvoorbeeld: school zonnepaneel acties en theaterstukken ecotanken. Combineren van kunst, educatie en energie. Biotanken / Ecotanken: theaterstuk dat opgevoerd gaat worden op 18 basisscholen in Zutphen
7 8 9 10 11 12 13
Wie
Waar Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek
Wanneer
Sportbedrijf Deventer, Deventer Energie, de gemeente Deventer en Natuur en Milieu Overijssel Eigenaar stortgaslocatie
Deventer
Lopend
€
Emst Stedendriehoek
Apeldoorn Apeldoorn Lochem Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek Zutphen
51
14 15
16 17 18 19 20 21 22
23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
om kinderen inzicht te geven in de effecten van mobiliteit op de aarde en de alternatieven die er zijn. Loenen, Europees project met bewoners. Winnaar van Energieke dorpen Apeldoorn. Bodem als energiebron en energie opslag. Maak gebruik van de bodem. In de winter is de bodem relatief warm en kan de bodem worden gebruikt voor warmtevraag, in de zomer is de bodem relatief koel en kan de bodem worden gebruikt voor koudevraag. Ecopremie voor bedrijven die energiebesparende maatregelen nemen. Huurders kunnen vragen om duurzame gebouwen/kantoren aan de verhuurders. Dus de vragende partij neemt het initiatief. Geef de huurders de tools dat ze het kunnen vragen. Grote slag slaan op warmte gebied ( is 75% van de energie) verminder dit door het beter isoleren van woningen. Duurzame huizenroute: laat aan andere mensen zien hoe het kan. De early adapters kunnen anderen overtuigen, dus van consument naar consument. Als er een project is moet je de wijk er bij betrekken, een roadshow organiseren. Zorgen dat projecten gerealiseerd worden. Mensen moeten worden verleid om zonnepanelen op hun dak te plaatsen. Maak gebruik van PVT systemen, een systeem dat naast elektriciteit ook warmte produceert. Deze warmte zou kunnen worden gebruikt voor de warmtevraag van bv. huishoudens, maar ook om de optimale temperatuur te creëren. Verbeteren van bouwtechnische maatregelen en energetische kwaliteiten van de goedkope woningvoorraad en van verouderde en/of herbestemde kantoren en bedrijfspanden. Benutten van grondwater voor de koeling van gebouwen. Biovergisting van menselijke ontlasting. Inrichten van een Energieloket. Realiseren energieneutrale woningen bij nieuwbouwprojecten. Instellen servicepunt duurzaam bouwen voor ‘kavelbouwers’. Invoeren extra duurzaamheidsambities voor nieuwbouw gemeentelijke gebouwen. Duurzaam openbaar verlichtingsplan opstellen. Subsidie voor isolatie van woningen. Veel van die energiebesparende maatregelen vereisen wel een flinke investering; subsidies en andere regelingen kunnen helpen. CO2 neutrale nieuwbouw.
Energiek dorp Loenen
Loenen
Deadline april 2015
Stedendriehoek
Bedrijventerrein Revelhorst 3 Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek
Apeldoorn, Deventer Wijk Sneek in Brummen Epe, Deventer Epe Epe Epe Epe Deventer
52
33 34
Verbod op terrasverwarming. Warmte / koudeopslag Westerkwartier Zutphen.
35
Toepassing van zonnepanelen bij ondernemers op bedrijventerreinen.
Bedrijven
36
Zonnepanelen op daken van kleinverbruikers, overheidsgebouwen en bedrijven.
Particulieren, overheden bedrijven
37 38
Zonnepanelen op niet dakgebonden systemen. Aanleg mini – warmtenetten in de regio
Lange termijn Activiteit 1 Energetisch renoveren: door renovatie gericht op energiebesparing kan het energiegebruik van de bestaande bouw flink omlaag. 2 Aardwarmte: meer studie en verkenning voor de regio. 3 Plastic uit het oud papier via pyrolyse wordt omgezet naar diesel en gas. Dit gas kan dan naar de papierfabriek
Zutphen Wijk Westerkwartier Bedrijventerreinen Stedendriehoek
Deventer Stedendriehoek
Wie
Waar
Wanneer
€
53
Transitiepad 2: Landelijk gebied voedsel en energieproducent Korte termijn Activiteit 1 Groen afval vergisten zodat biogas ontstaat. 2 Alle waterkracht benutten die in de regio aanwezig is. 4 Aanwezige geothermie binnen de regio stedendriehoek moet maximaal worden benut. 5 Windmolens plaatsen: op de Veluwe, 6 MW windenergie in Deventer, 4 MW windenergie in Lochem, 3 windmolens plaatsen rondom Eefde en 18 MW in Zutphen (de Mars).
6 7 8 9 10
Biogasinstallatie GBM plaatsen. Er is meer uit de RWZI’s te halen. Energie uit urine bijvoorbeeld: GMB bijvoorbeeld ook uit festivals. Maken van een zonnepark in Deventer Noord. Zonneparken realiseren op vuilstortplaatsen in de regio. Rioolwaterzuivering in Deventer, Apeldoorn, VAR, Zutphen, Brummen inzetten als energiefabriek.
11 12 13
Biomassabos bij Voorst oprichten. Olifantsgras op braakliggend terrein verbouwen. Collectief van agrariërs bij Klarenbeek heeft het plan een vergister te realiseren.
14
Agrariërs binnen de regio met elkaar koppelen en verleiden om biomassastromen te leveren waaruit duurzame energie opgewekt kan worden. Scheiden groente en fruit en dit door middel van torrefactie geschikt te maken voor energieproductie. Mestvergisting plus papierfabriek Ugchelen.
15 16 17 18
Wie
Inzetten van restproducten van stedelijk groen en restproducten van Veluws bosonderhoud voor biogasproductie. Biogas dat wordt opgewekt met de biomassa uit de regio kan worden ingezet als bio-LNG voor het (zware) vervoer.
Collectief van agrariërs
Waar Stedendriehoek Stedendriehoek Stedendriehoek Veluwe, Deventer, Lochem, Eefde, Zutphen Zutphen Stedendriehoek
Wanneer
€
Deventer Stedendriehoek Deventer, Apeldoorn, VAR, Zutphen, Brummen Voorst Stedendriehoek Klarenbeek
Stedendriehoek papierfabriek Ugchelen Veluwe Stedendriehoek
54
19 20 21
In werking stellen van een co-vergister 25 TJ. Verwezenlijken van een biomassa rotonde 512 TJ in Apeldoorn. Bouwen van een GFT vergister 450 TJ in Voorst.
Lange termijn Activiteit 1 Apeldoorn als blauwdruk voor de regio voor wat betreft biomassa en slibverwerking. Drie gebieden waar energie uit biomassa kan worden gewonnen bevinden zich ten Noorden van Apeldoorn, ten Zuiden van Deventer en ten Noordwesten van Zutphen (slibverwerkingsbedrijf). Momenteel wordt veel slib geëxporteerd naar Duitsland. Slib in de regio omzetten in energie.
Apeldoorn Voorst
Wie
Waar Apeldoorn, Deventer en Zutphen.
Wanneer
€
55
Transitiepad 3:Duurzame mobiliteit Korte termijn Activiteit 1 De openbaar vervoer verbindingen tussen plaatsen verbeteren en het aantrekkelijker maken om te reizen met de bus. 2 Biogastankstation: aardgas vervangen door biogas 3 Elektrisch rijden promoten. 4 Windmolens plaatsen langs de autowegen (A1 en A50) in de stedendriehoek. 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Wie
Wanneer
€
Wanneer
€
Zutphen Stedendriehoek Kloosterlanden, Deventer Stedendriehoek
Windschermen langs de snelwegen die energie opwekken door deze te combineren met zonnepanelen. Elektrificatie treinlijn Zutphen-Deventer, in plaats van diesel.
ZutphenDeventer Stedendriehoek Teuge Stedendriehoek Apeldoorn, Zutphen
Zonnepanelen boven spoorlijn installeren. Schone brandstof (biokerosine) voor vliegtuigen die gebruik maken van vliegveld Teuge. Biogas van boeren omzetten in bio-LNG en gebruiken voor transport over weg, spoor en water. Fietssnelweg tussen Apeldoorn en Zutphen aanleggen zodat het aantrekkelijk is te fietsen naar het werk. Bij nieuwe aanbestedingsprocedure inzetten op elektrisch bus en taxivervoer. Plaatsen van oplaadpalen voor elektrische voertuigen. Binnenstedelijke bevoorrading alleen nog laten plaatsvinden door vrachtwagens die worden aangedreven met biobrandstoffen.
Stedendriehoek Stedendriehoek
Wagenparkscan van gemeentelijke voertuigen en kijken of rijden op schonere brandstoffen een aantrekkelijke optie is.
Lange termijn Activiteit 1 Stimuleren van het gebruik van de elektrische bus. 2 Soort wasstraat naast de snelwegen/wegen neerzetten waar je snel je accu van je elektrische auto kan verwisselen. 3 Spoor bij Deventer dubbel uitvoeren.
Waar Stedendriehoek
Gemeenten in Stedendriehoek
Wie
Waar Stedendriehoek Stedendriehoek Deventer
56
4 6
Inductieplaat in het wegdek aanleggen om elektrische voertuigen op te laden. Verlichte fietspaden: d.m.v. lichtgevend verf op de grond en lichtgevende planten i.p.v. lampen.
Stedendriehoek Stedendriehoek
57
Transitiepad 4: Ondernemende regio Korte termijn Activiteit 1 Project Energiehelden: adviseren bedrijven en burgers die iets willen met duurzame energie over de mogelijkheden.
2 3 4
5
6 7 8 10
Kopiëren succes Energiefabriek Apeldoorn. Een slimme combinatie van bestaande en nieuwe technieken maakt het mogelijk energie te winnen uit afvalwater. Klimaatneutraallandgoed Verwolde: een groep enthousiaste burgers bekijkt of klimaatneutraliteit in het gebied rondom landgoed Verwolde mogelijk is. Project ADEL: Een groep inwoners en agrarische bedrijven onderzoekt de mogelijkheden hoe rond de voormalige stortplaats Armhoede nabij Lochem een duurzaam energielandschap kan worden gerealiseerd. Masterplan bodemwarmte en brede synergiekaart bodemenergie De Mars
Project zonnebath: bevorderen gebruik zonne-energie en bemiddelen bij de aankoop van zonnepanelen. Energie educatie: bijvoorbeeld Zon op school. Educatie in combinatie met gesponsord PV paneel. Waterkrachtcentrale die gebruik maakt van de stromingssnelheid (9000 KWh per jaar). 3,6 TJ waterkracht Eefde: een waterkrachtturbine in het oude pompgemaal en energieopslagcapaciteit op het Twentekanaal.
Wie Haafkes Veldwachter, Contare, Mulder Installatietechni ek, Glas Groep Deventer en Schilders- en afwerkingsbedri jf Oom Waterschappen en gemeenten Vedel ADEL
Marktpartijen, corporaties en gemeente Zonnebath
Waar Deventer
Wanneer lopend
€
Stedendriehoek Landgoed Verwolde Stortplaats Armhoede
Lopend
Zutphen
lopend
Bathmen
lopend
de Berkel Eefde
lopend
Lopend
Scholen
Rijkswaterstaat, Waterschap Rijn en IJssel, de Gemeente Lochem en de dorpsraad
58
11 12
Stimuleren ontwikkeling en uitbouw lokale energie coöperaties. Uitvoeren van smart grid proeftuin In4Energy. Binnen dit project “Slim Net Lochem” kunnen 250 leden van LochemEnergie meedoen.
13
Uitrol competitie Energieke dorpen. De inzet van de wedstrijd is om in Apeldoorn één van de dorpen of kernen versneld stappen te laten zetten richting energieneutraliteit.
14
15
Warmtenet Zuidbroek. Waterschap Veluwe levert het overschot aan warmte van haar biogasmotoren aan Essent. Het warmtebedrijf van Essent legt een transportleiding aan naar Zuidbroek en een distributienet in de wijk. Duurzaam Diepenveen. Ontwikkeling duurzaam dorp + overdragen kennis naar andere dorpen.
16
Duurzaam Lettele. Ontwikkeling duurzaam dorp + overdragen kennis naar andere dorpen.
17
Kernschoten energieneutraal + overdragen kennis naar andere dorpen.
18
Energie expeditie Apeldoorn uitvoeren: biedt alle huiseigenaren in de gemeente Apeldoorn de mogelijkheid om hun eigen woning energieneutraal te maken.
19
Zonatlas: aanwijzing geschiktheid dak voor toepassing van zonnepanelen.
20
Bewustwordingscampagnes om het energiegedrag van mensen te beïnvloeden.
21 22 23 24 25
Opleiding installateurs: kennisniveau installateurs opvoeren. Restwarmte Koperwalserij in Zutphen inzetten in een warmtenet. Restwarmte industriewater Eerbeek (62 TJ) vanuit de papierfabriek via een warmtenet in Brummen inzetten. Slib laten drogen en verstoken in RWZI. Aanleg van vier solarvelden in Zutphen met in totaal 85.000 zonnepanelen.
26
Energie winnen uit lage waterverschillen– IJssel / Twentekanaal.
O.a. Lochem Energie, Alliander, Universiteit Twente Gemeente Apeldoorn, Provincie Gelderland Essent en waterschap Veluwe Ons Diepenveen 2020 Duurzaam Lettele Gebieden energieneutraal Energie expeditie Apeldoorn Provincie Gelderland Energie in Deventer
Stedendriehoek Lochem
lopend
Apeldoorn
lopend
Zuidbroek
lopend
Diepenveen
lopend
Lettele
lopend
Kernschoten
lopend 2014-2030 lopend
Apeldoorn
Provincie Gelderland Deventer
RWZI Apeldoorn Bron Solar
Stedendriehoek Zutphen Eerbeek, Brummen Apeldoorn Zutphen
Pasman in Baak (technologie)
IJssel/ Twentekanaal
lopend lopend
€17.000.0 00
59
27 28 29 30
2500 woningen aansluiten op warmtenet gevoed uit restwarmte. 3000 woningen aansluiten op warmtenet gevoed uit restwarmte. Energy parties, analoog aan tupperware parties voor duurzame technologie. Ontkrachten van tegenargumenten.
Lange termijn Activiteit 1 Ontwikkelen van concepten waardoor het voor burgers en/of ondernemers aantrekkelijk wordt om in zonnepanelen te investeren, bijvoorbeeld door corporaties in te richten, waardoor gezamenlijke inkoop en installatie mogelijk is (bij voorkeur bij lokale bedrijven). 2 Doorontwikkeling van de Liquid Metal Battery: batterij die snel grote hoeveelheden stroom kan opslaan en afgeven door gebruik te maken van twee lagen metaal en daartussen gesmolten zout. 3 Ontwikkelen van installatie die restwarmte omzet in elektriciteit. 4 Ontwikkelen warmteproject(en) op basis van rioolzuivering en op wijkniveau. 5 Ontwikkelen van mogelijkheden voor de opslag van waterstof in de regio voor energie. 6 Ontwikkelen van methoden om energie te winnen van regenval. 7 Ontwikkelen van mogelijkheden voor opslag van energie (elektronen, H2) in (elektrische) auto’s. 8 Ontwikkelen van concepten om water op te pompen naar hoger gelegen delen (de Veluwe) om bij een lage stroomprijs dit water te laten vallen. 9 Ontwikkelen van mogelijkheden om het wateroppervlakte te benutten voor warmte- en koude opslag. 10 Ontwikkeling van smart grids, waarmee huishoudens en bedrijven zelfstandig keuzes kunnen maken m.b.t. het elektriciteitsgebruik en vraag en aanbod beter op elkaar worden afgestemd. 11 Verkenning mogelijkheden instellen persoonlijk energiebudget.
Apeldoorn Deventer Stedendriehoek Stedendriehoek
Wie Corporaties
Waar
Wanneer
€
60