Nieuw ondernemerschap
Lisanne Hemmes. 89069 Roy van Velp. 2406134
Voorwoord In een tempo van 100 per jaar loopt het aantal groentespecialisten terug. Gaan we in dat tempo door dan zal de laatste de winkel in 2023 sluiten. Zo ver zal het echter niet komen. Acties worden voorbereid. Aangezien de individuele groentespecialist de handen vol heeft aan het eigen bedrijf zal die actie vooral dienen te komen vanuit de branche organisatie en de AGF groothandel. In het voorliggende rapport dat is opgesteld door de studentonderzoekers Hemmes en van Velp blijkt dat de terugloop van de groentespecialist niet zozeer ligt aan de winstgevendheid van de winkels, maar vooral aan het slechte imago dat de branche heeft bij potentiële nieuwe ondernemers. Er is gewoonweg geen instroom aan nieuw ondernemerschap. Er lijken twee hoofdwegen om dit probleem het hoofd te bieden. De eerste is de ontwikkeling van franchiseformules die dan worden geleid door professionals die goed zijn in het optimaliseren van bestaande formules. Het ondernemerschap en daarmee eigenaarschap van de formule ligt in deze optie hoger in de keten bijvoorbeeld bij een of meerdere groothandels. De tweede weg is het in de breedte stimuleren van nieuw ondernemerschap en animo voor overname van bestaande winkels door het imago van de branche te verbeteren onder de doelgroepen die zelfstandig ondernemerschap ambiëren. De zoektocht is dan vooral naar individuen die voor eigen rekening en risico nieuwe formules willen ontwikkelen. Het ondernemerschap ligt in deze tweede optie lager in de keten en wel bij de individuele winkelier. Het lijkt voor de hand te liggen dat de AGF groothandels een behoorlijk deel van hun energie zullen gaan weiden aan de eerste weg. In een vervolgproject van Saxion zal een aanzet gegeven gaan worden voor de tweede weg die vooral opgepakt dient te worden door maatschappelijke partners zoals de branche organisaties. Maar zover is het nog niet. Allereerst vraag ik uw aandacht voor de verkennende studie van Hemmes en van Velp.
Han van der Meer ABNAmro lector innovatief ondernemerschap Saxion
1
Inhoudsopgave Inleiding. ...................................................................................3 Probleemstelling. ......................................................................4 Werkwijze. ................................................................................5 Hoofdstuk 1. Desk research. .....................................................6 1.1 Hoe wordt ondernemerschap gestimuleerd. .................................................. 6 1.1.1 Model van Shapiro...................................................................................... 6 1.1.2. Toekomstgericht ondernemerschap: ......................................................... 7 1.1.3. Praktisch stimuleren van ondernemerschap. ........................................... 10 1.2 Nieuw ondernemerschap in de AGF branche. ............................................. 10
Hoofdstuk 2. Beeld van de jonge ondernemer. ....................... 12 2.1 Beeld van de branche.................................................................................. 12 2.2 Ideeën om te stimuleren. ............................................................................. 13
Hoofdstuk 3. Beeld van de huidige ondernemer. ..................... 15 3.1 Huidig beeld................................................................................................. 15 3.2 Toekomstperspectief. .................................................................................. 16 3.3 Bedrijfsopvolging. ........................................................................................ 17
Hoofdstuk4. Conclusies vanuit het rapport. ............................. 19 4.1 Antwoord op de onderzoeksvragen. ............................................................ 19 4.2 Antwoord op de probleemstelling. ............................................................... 20
Hoofdstuk 5. Plan van aanpak; te volgen weg......................... 21 Bijlagen. ................................................................................. 23
2
Inleiding In het kader van onze minor “leren innoveren” is ons gevraagd deel te nemen aan het project “de innoverende groentespecialist”. De afgelopen jaren is er een duidelijke terugloop in het aantal zaken dat wordt gerund door groentespecialisten. Dit vloeit voor uit de prijzenoorlogen die door de grote supermarktketens zijn gevoerd in de afgelopen jaren. De consument is ook steeds gemakzuchtiger geworden. Men wil niet meer naar verschillende (speciaal)zaken om de dagelijkse inkopen te doen. De supermarkten spelen hier handig op in door naast kruidenierswaren ook versartikelen, en dus een totaal pakket aan inkopen, aan te bieden. Hierdoor zien we een verplaatsing in de omzetten van versproducten van versspeciaalzaken naar de grote supermarktketens. Het gevolg hiervan is dat steeds meer speciaalzaken moeite hebben het hoofd boven water te houden. Sinds 1994 is het aantal groentezaken gehalveerd tot 1430 winkels in Nederland in 2008. De vooruitzichten op korte termijn zijn niet al te rooskleurig. De consumptie van aardappelen, groente en fruit zal naar verwachting niet toenemen, terwijl, bij ongewijzigd beleid, het aantal AGF speciaalzaken verder zal dalen. Om deze daling een halt toe te roepen en een toename van het aantal groentezaken te stimuleren is het project “De innoverende groentespecialist” (verder IGS) gestart. In dit project wordt samen gewerkt door Saxion Hogescholen, Avans Hogeschool, CKO-AGF, ADN en een aantal groothandelaren en detaillisten. Voor u ligt het rapport als resultaat van het deelproject nieuw ondernemerschap en bedrijfsopvolging, een onderdeel van het project de innoverende groentespecialist.
3
Probleemstelling De groentespecialist werkt lange dagen en verdient geen goede boterham. Dit is het beeld dat jonge ondernemers hebben van het vakmanschap in de AGF branche. Althans, dit verwachten wij als resultaat uit het onderzoek te verkrijgen. Het feit is namelijk dat sinds 1994 het aantal groentespeciaalzaken is gehalveerd tot 1300 ondernemingen, met in totaal 1430 winkels in 2008. Tijdens de loop van het onderzoek is ons ter ore gekomen dat er in deze periode alweer minstens 2 groentezaken de deuren hebben gesloten. Het is dus van groot belang dat nieuw ondernemerschap wordt gestimuleerd binnen de AGF branche, anders zal de groentespeciaalzaak nog binnen onze generatie uit het Nederlandse straatbeeld verdwijnen. Vanuit het project de innoverende groentespecialist hebben wij de volgende vraagstelling mee gekregen. Maak voor de door jullie bepaalde stakeholders duidelijk: In welke mate „de nieuwe ondernemer‟ de oplossing is voor het bedrijfsopvolgingsprobleem. Wie en wat die nieuwe ondernemer is. Hoe voor welke stakeholder de te volgen strategie moet zijn om die nieuwe ondernemer in voldoende mate te genereren. Om antwoord te kunnen geven op bovenstaande stellingen hebben wij een aantal deelvragen opgesteld waaruit wij voldoende antwoord moeten kunnen genereren. De deelvragen luiden als volgt. Hoe en wanneer wordt ondernemerschap bij de ondernemer het beste gestimuleerd? Wat is het huidige beeld van de MBO/HBO ondernemer van het ondernemerschap in de AGF branche? Hoe zijn de huidige ondernemers binnen de AGF branche begonnen? Wat is de visie van de huidige ondernemers op de toekomst van de branche en hoe denken zij over bedrijfsopvolging binnen hun zaak.
4
Werkwijze Ter beantwoording van onze eerste deelvraag, hoe en waar ondernemerschap het beste wordt gestimuleerd, hebben wij ons beperkt tot theoretisch onderzoek. Om een antwoord te kunnen geven op de rest van de vragen hebben wij ons niet kunnen beperken tot een bureau. We zijn het veld in gegaan om verschillende studenten en groentespecialisten hun mening te vragen. Om een klein draagvlak te kunnen creëren hebben wij een 40 tal MBO en HBO studenten geïnterviewd d.m.v. een enquête. In deze enquête hebben wij open vragen gesteld om tot een goed beeld van de studenten te komen. Hoewel het analyseren van deze uitkomsten een lastige opgave is geweest, denken wij dat het algemene beeld dat wordt geschetst een goede weergave is van dat wat de meeste jonge ondernemers zullen denken. Wij zijn vervolgens bij een aantal groentespecialisten op bezoek gegaan om de ondernemers persoonlijk te interviewen over hun visie op de AGF branche. De bezoeken hebben ons veel nieuwe inzichten gegeven en zijn als case terug te vinden in de bijlagen van het rapport. Met alle informatie op tafel zijn wij aan de slag gegaan om een vertaalslag te maken tussen theorie en praktijk. Op deze manier hopen wij in dit rapport een voldoende advies weer te kunnen geven dat antwoord geeft op de gestelde vragen.
5
Hoofdstuk 1. Desk research 1.1 Hoe wordt ondernemerschap gestimuleerd Ondernemerschap is een levendig onderwerp. Veel mensen in onze samenleving zouden graag ondernemer worden. Deze mensen proberen op allerlei verschillende manieren hun bedrijf van de grond te krijgen. In 2007 alleen al zijn 42700 ondernemingen gestart1. De grote intentie tot het starten van een bedrijf maakt het tot een interessant studieonderwerp. Men wil graag weten van welke factoren een nieuwe onderneming afhankelijk is en hoe men het beste te werk kan gaan om een onderneming te starten. Dit hoofdstuk gaat niet over het onderwerp ondernemen zelf maar de stimulans hiervan. De hoofdvraag is dezelfde als de titel: Hoe wordt ondernemerschap gestimuleerd. Wij hebben een 3 tal vormen van denkwijzen/werkwijzen gevonden. De eerste vorm is het nadenken over modellen welke anderen in hun werk kunnen gebruiken. 1.1.1 geeft hier een mooi voorbeeld van. De tweede vorm is het nadenken over een praktische toepassing van de modellen in het bestaande onderwijs. 1.1.2 is hier een mooi voorbeeld van. De derde vorm die wij hebben gevonden is niet zozeer een denkwijze, maar wel een stimulans. Dit zijn de overheden of overheidsbedrijven die subsidie geven aan de projecten. Op deze manier wordt het stimuleren van ondernemerschap door de overheden gesteund.
1.1.1 Model van Shapiro2 Shapiro onderscheidt vier factoren die de feitelijke oprichting van een bedrijf bepalen. Deze factoren worden hierna beschreven. 1. Displacement 2. Disposition to act (psychological make-up) 3. Feasibility of alternative 4. Resources De factoren zijn lexicografisch geordend. Dus eerst 1 en zonder 1 is 2 niet meer relevant. Dan 2 en zonder 2 is 3 niet meer relevant enzovoort. Voor een daadwerkelijke start dient aan alle vier factoren invulling gegeven te zijn. De betekenis van de factoren is als volgt: 1. Displacement Displacement is een breuk in de levensloop van het individu. Deze breuk moet gevuld worden met een nieuw perspectief. Op de vraag “Wat nu?” dient een antwoord gevonden te worden. Voorbeelden van zware displacement zijn ontslag uit baan, gevangenis of ziekenhuis, het einde van de studie en de aankomst in het land van immigratie. Milde vormen van displacement zijn de gemiste promotie, ruzie op het werk en de cumulatie van ervaringen, die samen net voldoende displacement opwekken om het eigen bedrijf serieus te gaan overwegen. In ons onderzoek verwoordde een
1 2
Bron: www.cbs.nl, Bedrijven; oprichtingen naar economische activiteit Bron: lectorale rede Han van der Meer, 9 mei 2007
6
ondernemer dat laatste met de woorden “Op een dag, ik was net 39 geworden, keek ik uit het raam en dacht: het is nu of nooit.” 2. Disposition to act Velen komen in de situatie van displacement. Sommigen nemen het lot in eigen handen, anderen wachten af. Ondernemers behoren tot de eerste categorie. Hun persoonlijkheid maakt hen geschikt voor de stap naar ondernemerschap. De meeste onderzoeken over de persoonlijkheid van ondernemers kennen een weinig consistent patroon. Er zijn slechts weinig psychometrische instrumenten bekend die een goede voorspellende waarde hebben, als het gaat om het totale traject van volledige ontwikkeling van de onderneming. Het gaat ons echter om de transitie van fase 2 naar 3: de daadwerkelijke start. Verwacht wordt, dat kenmerken van de persoonlijkheid zoals Locus of Control (Rotter, 1966) hier een goede voorspellende waarde hebben. Ondernemers hebben een sterke Internal Locus of Control. Zij denken dat hun eigen handelen hun lot bepaalt. Dit in tegenstelling tot personen met een sterke External Locus of Control. Dit zijn personen die denken dat hun lot vooral door de omgeving bepaald wordt. 3. Feasibility of alternative Velen kennen displacement, een aantal daarvan heeft de juiste persoonlijkheid, maar veel minder beginnen een eigen bedrijf. Daarvoor dient het eigen bedrijf serieus overwogen te worden als een haalbaar alternatief. De nadruk hierbij ligt op het haalbare. Dus niet Bill Gates of Richard Branson, maar een domme oom die het ook gelukt is. Of zoals Shapiro (1983) het uitdrukte: “They partly have to remove my brains to be as stupid as he is. He made it so I surely will!” Niet voor niets hebben veel ondernemers ook ondernemers in hun directe familiekring. 4. Resources De laatste factor is beschikking over bronnen die de onderneming mogelijk maken. Te denken valt aan het goede idee, voldoende financiële middelen, een ondernemingsplan, een verkoopkanaal, huisvesting, een boekhouding en dergelijke. Een ondernemer zou geen ondernemer zijn, als de factor resources niet verreweg de minst belangrijke is. De ondernemer zorgt er immers wel voor dat ze krijgt wat ze nodig heeft voor de realisatie van haar plannen. Bovenstaand model benadrukt nogmaals het uitgangspunt dat het bij stimulering van ondernemerschap niet gaat om grote systeemwijzigingen maar om fijnafstemming van de bestaande activiteiten. Verwacht wordt dat kleine veranderingen in het systeem, zoals tijdens de introductie de vraag stellen: “Waar ga je voor: een goede baan of een eigen bedrijf?” een groot effect zullen hebben. Zeker als die vraag dan ook gepaard gaat met het aanreiken van haalbare voorbeelden van een aantal succesvolle bedrijven, zoals die al door Saxionstudenten zijn opgericht.
7
1.1.2. Toekomstgericht ondernemerschap3 Door samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven. Toekomstgericht ondernemerschap is een bijdrage geschreven door het kenniscentrum, Wageningen Universiteit en researchcentrum (verder WUR). In het stuk probeert men verbanden te leggen tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven gericht op toekomstig ondernemerschap. Uit onderzoek dat is uitgevoerd voor toekomstgericht ondernemerschap in het voedsel- en groenonderwijs blijken onderstaande kenmerken. Belangrijk om te weten zijn de kenmerken zijn van good practices van kennisuitwisseling tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven. Deze samenwerkingsverbanden worden ook wel kennisarrangementen genoemd, die verschillende doelen hebben waarin innovatie een belangrijk karakter heeft. Kennisarrangementen zijn onder te verdelen in drie typen te weten; Kennisdoorstroom: is het doorgeven van expliciete, gecodificeerde kennis (informatie) van zender naar ontvanger. Het is een relatief eenzijdig proces dat wel veel inzicht vraagt in de beoogde gebruiker en de wijze waarop de gebruiker betekenis verleent aan de informatie die wordt aangeboden. Kennisdoorstroming is vooral aan de orde in relatief heldere probleemsituaties waarbij kennis die doorstroomt robuust is en een rol heeft bij het upgraden van kennis, het optimaliseren van bestaande processen of het verspreiden van door anderen bedachte oplossingen. Kenniscirculatie: is het delen en samen verder construeren van kennis in een interactief proces tussen veelal heterogene partijen. Het ontsluiten en confronteren van de ervaringskennis van de verschillende deelnemers is een belangrijke stap in kenniscirculatie processen. Kenniscirculatie is vooral aan de orde bij de convergentie naar oplossingsrichtingen, het maken van keuzes en het ontwikkelen van actieplannen. Kennis-co-creatie: verwijst naar het zoeken naar richting en naar antwoorden op vragen die te maken hebben met een heroriëntatie op bestaande routines, uitgangspunten, principes en waarden. Kennis-co-creatie gedijt als een creatief proces in een dynamische omgeving en is vooral functioneel in slecht gedefinieerde probleemsituaties die gekenmerkt worden door een hoge mate van onzekerheid en complexiteit
Om bovenstaande typen te optimaliseren zijn de volgende vier kritische succesfactoren opgezet, te weten visie, cultuur, competenties en ondersteuning. Deze zijn gericht op het individu, organisatie en netwerken. Deze succesfactoren zijn zowel belangrijk voor student als voor docent binnen het onderwijs. De vier kritische succesfactoren met feiten uit het onderzoek: Visie Ondernemerschap is moeilijk aan te leren, maar leerlingen kunnen dit wel ontwikkelen. Dit werkt het beste wanneer leerlingen de ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen. Leerlingen moet je coachen en begeleiden, niet doceren. Je moet leerlingen eigen keuzes laten maken en ze als docent niet voorschrijven.
3
Bron: http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1873147.pdf
8
Door een goede samenwerking tussen bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs kan de bovengenoemde ruimte gevormd worden. Kennis is nodig, maar de cultuur moet je leren door het te doen. Momenteel werkt de samenwerking tussen bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs nog niet optimaal. Problemen op het MBO, bedrijven hebben te weinig uitdagende opdrachten voor studenten. Hierdoor is de uitstroom hier vrij groot. Kennisarrangementen moeten flexibel kunnen werken en aan veranderingen onderhevig kunnen zijn.
Cultuur Samenwerking in kennisarrangementen stimuleert een goede leercultuur. Hiervoor is bijvoorbeeld het RIGO (regionale innovatie groen onderwijs) project opgestart. De cultuur van de overheid belemmert de samenwerking, omdat zij veel eisen stelt qua diplomering en lesprogramma van de studenten. Weinig contacten met het Midden- en Klein bedrijf. Er wordt zowel contact gelegd met oude als nieuwe contacten. Hierbij moet men wel oppassen dat men zich niet alleen richt op de eigen sector. Streven naar een open cultuur van samenwerking. Daarnaast wordt er ook weinig contact gehouden met bedrijven waar leerlingen stages hebben gelopen. Een meer gestructureerde kennisontwikkeling, kennisdeling en kennisbenutting wordt op prijs gesteld. Competenties Belemmering is dat er weinig tijd beschikbaar is om met de gerichte samenwerking bezig te gaan. Door inzet van leerlingen kan dit worden verbeterd. Samenwerking met verschillende actoren op procesmatig vlak kunnen vaardiger worden. Ondersteuning Er wordt goed gebruik gemaakt van de aanwezige concepten en tools. Deze zijn op de toekomst gericht. Onderwijsinstellingen geven alleen weinig ruimte om docenten en leerlingen hiervan gebruik te laten maken. Er is behoefte aan samenwerking tussen scholen en op nationaal niveau om deze tools en concepten te delen met elkaar. Op deze manier kan ondernemerschap verder ontwikkeld worden. Uit bovenstaande blijkt dat er een grote behoefte is aan samenwerking. Wel blijkt dat deze nog niet helemaal optimaal is en er nog aan gewerkt moet worden. Nog een aantal feiten waarom een goede samenwerking noodzakelijk is: Voorkomen van tunnelvisie bij verschillende partijen Door gerichte inzet van leerlingen/studenten met competentie- en praktijkgerichte opleidingsopdrachten op het gebied van ondernemerschap kan de samenwerking tussen de drie partijen worden versterkt; Door het structureren en organiseren van deze samenwerking kunnen (andere)leerlingen gerichter met verschillende beroepsmogelijkheden en daarbij behorende(bedrijfs)culturen in aanraking komen.
9
1.1.3. Praktisch stimuleren van ondernemerschap Er zijn natuurlijk niet alleen theorieën over het stimuleren van ondernemerschap. In Nederland worden ook veel praktische projecten opgezet om ondernemerschap te stimuleren. Voor voorbeelden zie persberichten in de bijlage. Steeds meer hogescholen en universiteiten besteden meer aandacht aan ondernemerschap. Men behandelt het onderwerp ondernemerschap vaker en uitgebreider in het vakkenpakket van de studenten. Op deze manier wordt geprobeerd de interesse van de studenten voor ondernemerschap te wekken. Niet alleen scholen proberen door hun inspanningen ondernemerschap te stimuleren. De overheid geeft aan verschillende projecten ter stimulans van ondernemerschap subsidie, denk hierbij aan het HOPE4 project. Ook worden door de verschillende ministeries die de overheid rijk is eigen initiatieven5 opgezet om ondernemerschap te stimuleren. Ten slotte worden een aantal regels en wetgevingen door de overheid aangepast of toegankelijker gemaakt. Dit maakt het voor de nieuwe ondernemer makkelijker om tot het ondernemerschap toe te treden. Ook de Kamer van Koophandel stimuleert als semioverheid nieuw ondernemerschap. We hebben het gehad over scholen en overheden, ook in de bedrijvensector worden allerlei projecten gestart om ondernemerschap te stimuleren. De initiatieven dragen stuk voor stuk bij aan een beter ondernemingsklimaat voor de aspirant ondernemers in Nederland. Voor ondernemers die echt willen is er volgens ons dan ook voldoende mogelijkheid om een nieuwe onderneming te starten. Aan de mogelijkheden zal het in ieder geval niet liggen.
1.2 Nieuw ondernemerschap in de AGF branche Bovenbeschreven zijn voorbeelden van de verschillende manieren waarop er over nieuw ondernemerschap wordt nagedacht en hoe men probeert deze vorm te geven. In Nederland worden een hoop nieuwe initiatieven uitgewerkt om ondernemerschap te stimuleren. Volgens de vele persberichten die hierover worden geschreven werkt deze aanpak dan ook. De intentie om een bedrijf te beginnen wordt bij een hoop mensen, waaronder ook de HBO en MBO studenten, aangewakkerd. Uit ons verdere onderzoek zal blijken of dit ook daadwerkelijk zo is. Wij verwachten dat er genoeg potentiële jonge ondernemers zijn, die ook werkzaam zouden kunnen zijn in de AGF branche. Belangrijk is het gegeven dat wordt omschreven door de WUR (alinea 1.1.2) is dat onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek meer en effectiever moeten gaan samenwerken om nieuw ondernemerschap voor de toekomst te genereren. Het stuk is geschreven voor het voedsel en groen onderwijs. De AGF branche zou hier ook onder kunnen vallen. Mochten meningen hierover anders verdeeld zijn, dan nog valt niet te ontkennen dat er een kern van waarheid in het stuk zit, die op alle branches van toepassing is. Door samenwerking tussen de beschreven partijen kan een beter opgeleide ondernemer plus een beter arbeidsklimaat ontstaan.
4 5
HOPE: zie bijlage Zuid-Hollandse universiteiten stimuleren ondernemerschap Zie persbericht actieplan nieuw ondernemerschap.
10
Als laatste bespreken wij de theorie van Shapiro of beter gezegd, we spitsen de verschillende factoren toe op de AGF branche. We beginnen met de factor, displacement. Wij gaan ervan uit, dat als we de AGF branche weer willen zien groeien wat het aantal speciaalzaken betreft, wij op zoek moeten gaan naar jonge ondernemers welke nog een tijd lang werkzaam kunnen zijn in de branche. Hiertoe zullen wij ons moeten richten op de studenten. Hun grootste moment van displacement zal aan het eind van de studie liggen. We moeten er dus voor zorgen dat, voordat de studenten afstuderen, zij een gezonde interesse hebben in het starten van een eigen onderneming. Zoals beschreven in de lectorale rede van Han van der Meer is Saxion als hogeschool op weg met het programma om ondernemerschap te stimuleren. De Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Leiden zijn volgens het persbericht (zie bijlage) op eenzelfde manier begonnen met een programma om studenten te stimuleren. Aangenomen mag worden dat behalve deze voorbeelden nog een groot aantal universiteiten en hogescholen ondernemerschap op het programma hebben staan. Hieruit kunnen we concluderen dat er in toenemende mate meer studenten die afstuderen in hun moment van displacement serieus overwegen een eigen onderneming te starten. Tijdens de fase, disposition to act zullen de ondernemers met een internal locus of controle daadwerkelijk gaan proberen de stap naar het ondernemerschap te maken. Hierna komt de fase, Feasibility of alternative. En daarbij gebruiken wij de letterlijke tekst uit de lectorale rede van Han van der Meer: “Velen kennen displacement, een aantal daarvan heeft de juiste persoonlijkheid, maar veel minder beginnen een eigen bedrijf. Daarvoor dient het eigen bedrijf serieus overwogen te worden als een haalbaar alternatief. De nadruk hierbij ligt op het haalbare.”
Deze factor is een belangrijke voor de AGF branche. De haalbaarheid van het alternatief is van groot belang. Wij verwachten echter dat de student totaal niet bekend is met de haalbaarheid van een goed lopende groentespeciaalzaak. Dit zou een van de invloedrijkste factoren kunnen zijn om in de toekomst meer ondernemerschap binnen de branche te werven. Verder onderzoek zal dit uit moeten wijzen. De laatste factor, resources zal zoals beschreven van minder belang zijn voor de student/nieuwe ondernemer. Als aan de vorige factoren is voldaan zorgt de ondernemer er wel voor dat hij krijgt wat hij nodig heeft voor de realisatie van zijn plannen.
11
Hoofdstuk 2. Beeld van de jonge ondernemer De jonge ondernemer speelt binnen het bovengeschetste probleem een grote hoofdrol. Zij hebben er geen of nauwelijks belang meer bij om de AGF branche binnen te stappen en een onderneming over te nemen of zelf op te starten. Van belang is dus om te analyseren wat de jonge ondernemer weerhoudt om deze stap te nemen. Wanneer dit eenmaal duidelijk in kaart is gebracht, moeten er oplossingen voor dit probleem worden aangedragen. Er moeten ideeën worden gevonden waardoor ondernemerschap weer aantrekkelijk wordt voor de jonge ondernemer. Hieronder wordt weergegeven hoe het huidige beeld van de jonge ondernemer is t.o.v. de AGF branche, en wat de jonge ondernemer zelf aandraagt om ondernemerschap aantrekkelijker te maken.
2.1 Beeld van de branche Uit vrijwel alle onderzoeken blijkt dat er weinig tot geen interesse is in de branche. De branche spreekt de jonge ondernemer niet aan. Een oorzaak hiervoor te noemen is het feit dat ze niet meer in aanraking komen met het product. Dit is eenvoudig te verklaren doordat interesses tegenwoordig meer liggen bij andere branches. Hier zijn te noemen ICT, bouw, mode. Deze branches zijn de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden en de jonge ondernemer wordt hier dagelijks mee geconfronteerd. Daarnaast verwacht de jonge ondernemer dat ze lange werkdagen moeten maken. Dit in combinatie met vies werk en een weinig loon wekt tevens geen interesse. Een slecht toekomstperspectief zorgt ook voor het uitblijven van nieuw ondernemerschap in de AGF branche. Belangrijkste oorzaak hiervan is de hevige concurrentie van de supermarkten. Daarnaast zien ze ook weinig marktkansen die ze kunnen benutten. Wat er toe leidt dat het moeilijker wordt om jezelf te onderscheiden als groentespecialist. Ook op de opleiding die de jonge ondernemer volgt, wordt geen aandacht besteed aan de AGF branche. Op deze manier komen ze ook niet in contact met de branche. Vanuit de verschillende opleidingen wordt ook niet gestimuleerd om bijvoorbeeld een week binnen een groentespeciaalzaak mee te lopen. Kortom, de AGF branche gaat gekenmerkt met een slecht imago bij de jonge ondernemer. Op het moment dat de jonge ondernemer wordt voorgelegd dat er veranderingen in de branche gaan plaatsvinden, spreekt dit feit weinig jonge ondernemers aan. Dit benadrukt wederom hoe slecht het imago is. Uit eigen onderzoek blijkt tevens dat er ondernemerschap genoeg aanwezig is op zowel MBO niveau als HBO niveau. Er kan niet worden gesproken van een tekort aan ondernemers. Zodoende kan worden uitgesloten dat het probleem ligt bij een tekort aan ondernemerschap in algemene zin.
12
2.2 Ideeën om te stimuleren Uit bovenstaande blijkt dat het huidige beeld van de jonge ondernemer over de branche negatief is. Om dit beeld weer positief te krijgen, is het van belang dat we een andere weg inslaan. Hieronder worden een aantal innovatieve ideeën weergegeven, die volgens de jonge ondernemer zelf, zouden kunnen helpen om die nieuwe weg in te kunnen slaan. Ideeën ten aanzien van de AGF branche Voor de AGF branche wordt het steeds moeilijker te overleven. De grootste oorzaak is de toenemende hevige concurrentie. Om sterker te worden dan de concurrent, is specialisatie een optie. Deze specialisatie kan op de volgende manieren plaatsvinden: Specialisatie met de horecasector De horecasector is immers een sector die dicht bij de AGF branche ligt qua producten en niet direct een concurrent is. De consument eet tegenwoordig ook regelmatig buiten huis. Door samenwerking met restaurants kunnen kansen worden benut om meer omzet te behalen. Specialisatie met andere ambachtswinkels Een multi functionele winkel zou een oplossing zijn voor het concurrentieprobleem waar de meeste ambachtswinkels momenteel mee kampen. Binnen deze winkel worden dan verschillende producten/diensten aangeboden. Hierbij wordt gedacht aan alle vers ambachtslieden onder één dak. Voor de consument wordt winkelen op deze manier eenvoudiger. Specialisatie met andere groentespecialisten Ook een zelfde soort specialisatie binnen de AGF branche moeten kansen opleveren. Hierbij kunnen groentespecialisten elkaars kennis en producten delen. De overheid voert de laatste jaren ook vaker campagnes voor gezond en verantwoord eten. Voor de branche is dit de afgelopen jaren positief geweest en deze trend blijft zich voortzetten. De consument blijft voldoende groente en fruit consumeren. Ideeën ten aanzien stimuleren ondernemerschap Een AGF subsidie wordt aangedragen. Door middel van een subsidie wordt ondernemerschap aantrekkelijker, wat jonge ondernemers lonkt. Helemaal in tijden als het met de economie slechter gaat, is een subsidie een ideale uitkomst. Daarnaast geeft een vorm van baangarantie de ondernemer meer zekerheid. Op deze manier zullen zij eerder het risico van ondernemerschap aandurven. Daarnaast zou een vast salaris in combinatie met een baangarantie tevens een stimulerend effect hebben.
13
Ideeën ten aanzien van marketing bekendheid Thuis winkelen is door de jaren heen sterk gegroeid. Bekende supermarkten hanteren dit concept tegenwoordig ook. Voor de groentespecialist is een soort van Internetwinkel ook een oplossing. Consumenten kunnen een bestelling plaatsen en vervolgens thuis laten bezorgen. Onderscheid maken met de concurrent, in dit geval natuurlijk de supermarkt. Mensen laten proeven dat je specialist bent en laten weten dat je meer kennis in huis hebt. Ideeën ten aanzien van de opleiding Binnen alle scholen moet het thema “gezond eten/voedsel” ingevoerd worden. Op deze manier komt de student ook op een andere manier in contact met het product. Vanuit de betreffende opleiding moet de AGF branche ook worden gestimuleerd. Innovatieve ideeën Een goed servicepunt voor de branche zal zijn vruchten afwerpen. Hierbij valt te denken aan een punt waar de ondernemer op kan terugvallen voor advies en ondersteuning. Een geheel nieuw concept van de moderne tijd. Als het ware een AH to Go concept voor de AGF branche. Deze vestigingen kunnen op de juiste locaties worden geplaatst waardoor er meerdere verkooppunten ontstaan.
14
Hoofdstuk 3. Beeld van de huidige ondernemer In het onderzoek zijn een aantal ondernemers bezocht en ondervraagd naar hun mening en visie op de AGF branche. De bezochte ondernemers hebben allen een personeelsbestand van 10 tot 15 medewerkers. Hiermee behoren zij tot de groep van bijna 75% ondernemers welke rond de 10 personeelsleden hebben. In de volgende paragrafen worden de resultaten weergegeven die, volgens onze mening, typerend zijn voor de visie van de ondernemer op de AGF branche. De volledige gesprekken zijn ter verduidelijking in de bijlagen terug te vinden.
3.1 Huidig beeld Het huidige beeld van de ondernemer op de AGF branche is van belang, omdat dit beeld bewust of onbewust uitgestraald kan worden naar nieuw ondernemerschap. Jonge ondernemers die op zoek zijn naar een branche waarin geld verdiend kan worden zullen veelal afgaan op de mening en visie van de huidige ondernemers. Het is voor het project IGS en de stimulans van nieuw ondernemerschap dus van belang om te weten wat de huidige ondernemers naar buiten uitstralen. Door een groothandelaar6 wordt bijvoorbeeld gezegd dat de supermarkt met de groenten in totaal duurder is dan de speciaalzaak. De publiekstrekkers zoals bananen, bloemkolen en citrus zijn goedkoop, de rest van de producten is bij de supermarkt duurder. Het eerste feit dat de ondernemers onderkennen is dat de branche als geheel een moeizame branche is door het slechte imago dat deze heeft. Hard werken is het devies, van de ondervraagde ondernemers geeft slechts een persoon aan een ongeveer 40 urige werkweek te hebben, de rest werkt ongeveer 80 uur. Het is lastig om de klandizie omhoog te krijgen terwijl de omzet terug loopt. Dit komt vooral doordat er concurrentie van veel verschillende kanten komt. De supermarkt wordt natuurlijk aangeduid als de grootste, omdat de mensen hier “gemak onder een dak” vinden. Maar de supermarkt is niet de enige, andere vers bedrijven als de slager bieden tegenwoordig ook volledige maaltijden aan. Deze maaltijden zijn met groente en al compleet gemaakt. Dit zijn redenen voor de consument om de groentespeciaalzaak links te laten liggen. Nog een reden is dat de gezinnen met het meeste geld meestal tweeverdieners zijn, deze werken overdag en hebben dan geen tijd om boodschappen te doen. De vergrijzende generatie heeft deze tijd wel. Echter deze mensen hebben meestal geen twee of drie kinderen thuis en zullen minder besteden in de groentespeciaalzaak. De keerzijde laat wel zien dat de versbedrijven klanten voor elkaar aantrekken. In Amsterdam bijvoorbeeld heeft men de omzet in de groentespeciaalzaak zien dalen door het vertrek van een slager uit de buurt. De bezochte speciaalzaken hebben een personeelsbestand dat tussen de 10 en 15 medewerkers ligt. Dit geeft aan dat de zaken toch goed gaan. Men doet dit vooral door goed de ogen de kost te geven, te kijken wat er bij collega bedrijven gebeurt, niet met de concurrent mee te gaan maar te differentiëren en zoveel mogelijk verschillende doelgroepen binnen de winkel van dienst te zijn. De ondernemers zijn het er allen over eens dat je een duidelijke uitstraling van het concept naar buiten moet hebben. De consument wil bijvoorbeeld graag weten of hij zelf mag pakken of dat het een bediende winkel is. 6
Groothandelaar: Willem van Dijk Jr.
15
Verder is men het er over eens dat je als ondernemer zichtbaar moet zijn naar de klant toe, deze wil graag een band opbouwen met de ondernemer. Deze zal op zijn beurt dus niet alleen maar in het kantoor bezig moeten zijn met inkopen maar zich vooral op de winkelvloer moeten vertonen. Ten slotte zijn alle ondernemers het er over eens dat er in de branche met een goede inzet en werklust een goede tot zeer goede boterham te verdienen is. De status van groentespecialist is echter te laag om ondernemers over de streep te trekken. Van de ondernemers was er een werkzaam bij AGF Detailhandel Nederland, hij wist ons over de huidige branche een aantal cijfers mee te geven. Deze zijn onderstaand weer gegeven. 30% van de ondernemers verdient een dubbel modaal inkomen. Dit zijn de echte specialisten met 5 of meer werknemers. 40/45% verdient een modaal inkomen. De overige 25 procent verdient onder modaal. Hiervoor zijn 2 redenen, de eerste groep is stoppende en zingt het wel uit met het geld dat ze in het verleden hebben verdiend. De tweede groep is onvoldoende ondernemer om de negatieve spiraal binnen het bedrijf tegen te gaan. Van de stoppers zit 20% in het hoge segment die door de toenemende druk van regelgeving, HRM en wetgeving de er brui aan geven. De andere 80% zit in het onderste segment en stopt omdat men een te laag opleidingsniveau heeft om met de nieuwe wet en regelgeving om te gaan. De complexiteit van het ondernemerschap wordt deze mensen teveel.
3.2 Toekomstperspectief Ook het toekomstperspectief van de ondernemer is van belang omdat ook dit ter sprake zal komen of zal worden uitgestraald naar de toekomstig ondernemers in vers. Voor de toekomst hebben eigenlijk alle ondernemers een goed perspectief. Niet alleen voor de eigen speciaalzaak maar ook voor de AGF branche als geheel. Zolang mensen geïnteresseerd blijven in het ondernemerschap in de branche zullen de groentespeciaalzaken zoals wij ze nu kennen blijven bestaan. Als meest positief beeld ziet een van de ondernemers in de toekomst in iedere plaats weer een groentespeciaalzaak bestaan. Verder ziet men in de toekomst nog twee andere richtingen ontstaan binnen de AGF branche. Als eerste ziet men de opkomst van meer op het gemak gerichte speciaalzaken ontstaan. Men kan hierbij denken aan salade en juicebars, combinaties met catering producten en een “AGF to Go” formule. De tweede richting waarin de ondernemers mogelijkheden zien is het tijdens de werkconferentie veel besproken vers onder een dak markt. In deze markt komen verschillende vershandelaren bij elkaar te zitten waardoor de consument niet meer een heel winkelcentrum door hoeft om verschillende versproducten te kopen. In de toekomst zien de ondernemers steeds meer wet- en regelgeving ontstaan welke het ondernemerschap zullen bemoeilijken. Men verwacht dat in de toekomst
16
zonder voldoende verstand van HRM, managementvaardigheden en wetgeving het erg lastig wordt om een goed lopende zaak op te bouwen. Het AGF servicepunt wordt hierbij als uitkomst gezien. Men zou via dit punt niet alleen hulp kunnen krijgen met lokale marketing maar ook met vraagstukken op het gebied van HRM, en wetgeving. De toekomst hangt ook af wat er allemaal nog meer gaat gebeuren. Blijven de supermarkten de trend van goedkoop werken doorzetten dan zullen zij ook de dure afdelingsspecialisten weg blijven bezuinigen, men moet dan voor een deskundig advies toch terug naar de groentespecialist. Op deze manier ziet men een stukje omzet van de supermarkt terug komen naar de speciaalzaken. Als de economie slecht blijft gaan zullen de secundaire arbeidsvoorwaarden bij bedrijven minder worden, Hbo‟ers zullen dan eerder geneigd zijn om voor zichzelf te beginnen. Met de goede stimulans zal nieuw ondernemerschap kunnen worden aangetrokken binnen de AGF branche.
3.3 Bedrijfsopvolging Ten slotte hebben wij de ondernemers gevraagd hoe zij hun bedrijfsopvolging hebben geregeld. Waar zien zij kansen om ondernemers aan te trekken, en wat zien zij als valkuilen voor de nieuwe ondernemers. De bezochte ondernemers vallen allemaal onder de noemer van de verdwijnende groentespeciaalzaken. Zij hebben allen nog geen opvolging gezocht voor het bedrijf, het bedrijf gaat in principe dicht als de ondernemer met pensioen gaat. Een aantal van hen geeft aan het wel leuk te vinden als er zich te zijner tijd een opvolger aan dient. Echter zal men hier zelf niet actief naar op zoek gaan. Wat betreft de opvolging door de kinderen van de ondernemer, geen van allen stimuleert het dat de kinderen in de zaak gaan. Mocht het in de toekomst zo zijn dat de kinderen er zelf voor kiezen dan zeggen de ondernemers hier geen nee tegen en zullen zij het zeker stimuleren. Kansen om nieuw ondernemerschap aan te trekken ziet men genoeg. Als eerste voorbeeld wordt de in het project IGS voorgenomen opleidingswinkel als een goede kans gezien ter defensief behoud van het huidige aantal ondernemingen. Het leren in de praktijk zal een goede stimulans zijn voor de nieuwe ondernemers en zal deze enthousiast kunnen maken om zelf een speciaalzaak te starten. Het verstrekken van subsidie aan nieuw ondernemerschap door de overheid kan ook nog eens extra stimulerend werken. De huidige ondernemers zijn het er allen over eens dat ondernemerschap op jonge leeftijd moet worden gestimuleerd, daarna kun je deze mensen opleiden tot vakman/vakvrouw. Men is het er over eens dat je ondernemer van de toekomst zal moeten worden gezocht in de klasse jonge ondernemer zonder kinderen. Deze zullen namelijk bereid zijn meer risico‟s te nemen en staan meer open voor vernieuwing en innovatie. Als je deze jonge ondernemers laat zien dat er in de branche goed geld te verdienen valt zullen deze misschien eerder bereid zijn om over de “status” drempel te stappen. Dit kan door bijvoorbeeld de top 10 bedrijven in de AGF te analyseren en hiervan een case te schrijven zodat men zich een beeld kan vormen.
17
Als laatste zegt men dat als je de nieuwe ondernemer wilt stimuleren tot ondernemerschap in de AGF branche, je dit moet laten doen door de specialisten zelf. Dit zijn de mensen die precies weten wat er aan de gang in is de branche, en deze zullen hun enthousiasme beter over kunnen brengen dan iemand die minder met de branche bekend is. Als laatste noemt men nog een aantal valkuilen waarvoor de ondernemer van de toekomst moet oppassen. Deze worden puntsgewijs benoemd. De ondernemer van de toekomst moet oppassen dat deze niet te eenvoudig denkt over het vak. Ieder product heeft zijn eigen aandacht nodig. De ondernemer moet niet blijven hangen in het oude, maar open staan voor vernieuwing en innovatie. De nieuwe ondernemer moet niet alleen oog hebben voor het binnenkomende geld, de onderneming bestaat uit veel meer facetten dan dat. De nieuwe ondernemer moet niet het wiel opnieuw uit willen vinden, er zijn al een hoop goede dingen gemaakt/uitgevonden. Men moet zorgen voor de juiste marge mix. Je kunt niet op alle producten geld verdienen, om mensen te trekken zul je ook op bepaalde producten geld moeten inleveren.
18
Hoofdstuk4. Conclusies vanuit het rapport 4.1 Antwoord op de onderzoeksvragen In deze paragraaf geven wij antwoord op de door ons gestelde onderzoeksvragen. Hoe en wanneer wordt ondernemerschap het beste gestimuleerd? De AGF branche moet zich vooral richten op de jonge ondernemer, deze kunnen lang werkzaam zijn in de branche en zullen de toekomst bepalen. Door in de opleiding van de jonge ondernemer te starten met het stimuleren of in ieder geval laten nadenken over een eigen bedrijf zal een hoger aantal studenten een eigen bedrijf zien als alternatief voor een vaste baan. Om specifiek meer ondernemerschap te bevorderen binnen de AGF branche, zal de student deze branche meer als haalbaar alternatief moeten zien. De bekendheid van de branche als haalbaar alternatief zal moeten worden verhoogd. Dit zal tijdens de studie van de jonge ondernemer moeten gebeuren zodat deze tijdens hun moment van displacement, na het afstuderen, bekend is met de branche/het vakgebied. Wat is het huidige beeld van de MBO/HBO ondernemer van het ondernemerschap in de AGF branche? Het huidige beeld van de MBO/HBO studenten gaat gekenmerkt met een slecht imago. Dit slechte imago is aan de hand van een aantal oorzaken te verklaren. Er is geen interesse aanwezig voor het product. Interesses liggen momenteel bij de “moderne” branches, te weten ICT, bouw en mode. Met deze branches wordt de jonge ondernemer dagelijks geconfronteerd. Het blijkt dat de jonge ondernemer zelden tot nooit bij een groentespeciaalzaak komt. We mogen aannemen dat ze het vrijwel alleen eten omdat het “moet”. De indruk die jonge ondernemer over de branche heeft geeft eveneens een negatief beeld weer. Ze zien het als een branche waarin hard moet worden gewerkt, je vieze handen krijgt en wordt ook nog eens slecht betaald. Daarnaast zijn ze bekend met het feit dat de groentespeciaalzaak een hevige concurrentiestrijd voert met de supermarkten. Dit gecombineerd met het idee dat er weinig marktkansen zijn zorgt voor een slecht toekomstperspectief. Uit het onderzoek blijkt dat ook vrijwel geen enkele jonge ondernemer potentie heeft om de branche binnen te stappen. We mogen hier aannemen dat dit gecombineerd gaat met het slechte imago. Hoe zijn de huidige ondernemers begonnen? De geïnterviewde ondernemers zijn allen afkomstig uit verschillende gezinnen en milieus. De een heeft met kennis van zijn vader de speciaalzaak op gezet, de ander heeft het vak vanuit zijn interesse opgezocht. Of je nu uit een ondernemers gezin komt of niet, dit maakt niet uit. Alle geïnterviewde ondernemers zijn allen succesvol in de branche en verdienen er goed aan. Hieruit kunnen wij concluderen dat het ook voor de student niet uit zou moeten maken waar hij of zij vandaan komt. Het gegeven dat je met wat voor een achtergrond dan ook succesvol kunt zijn in de branche zal de drempel voor studenten aanzienlijk verlagen om in de AGF wereld te stappen.
19
Wat is de visie van de huidige ondernemers op de toekomst van de branche en hoe denken zij over bedrijfsopvolging binnen hun zaak. De toekomst van de branche ziet er volgens de huidige ondernemers niet heel rooskleurig uit. Echter, de ondernemingen van de huidige ondernemers zijn allen goed lopende bedrijven en men is van mening dat er nog steeds een goede boterham te verdienen is met het vak. Ook zien zij voor de toekomst een goede kans voor de branche door verschillende nieuwe ontwikkelingen. Het probleem in de toekomst ligt hem vooral in de bedrijfsopvolging. Voor de opvolging van het bedrijf zijn er op het moment geen goede alternatieven. De kinderen van de ondernemers vertonen allen andere interesses dan het groentespecialisme. Van buitenaf komen geen goede of serieuze geluiden tot overname. Er blijft dan weinig anders over dan de zaak dicht te doen als de ondernemers met pensioen gaan. De jonge ondernemer in vers, die in de toekomst het land in zullen gaan zouden hierbij een uitkomst moeten kunnen bieden. Deze kunnen goed lopende zaken overnemen of men begint zelf een nieuwe groentespeciaalzaak. Het toekomstbeeld zal met de nieuwe ondernemers in ieder geval een stuk beter zijn. Misschien zien we zelfs het aantal ondernemingen groeien.
4.2 Antwoord op de probleemstelling In deze paragraaf geven wij een kort antwoord op de probleemstelling welke vanuit het project IGS aan ons is voorgelegd. De paragraaf geeft antwoord op de volgende twee vragen: In welke mate „de nieuwe ondernemer‟ de oplossing is voor het bedrijfsopvolgingsprobleem? Wie en wat is de nieuwe ondernemer? De nieuwe ondernemer zal vooral moeten worden gezocht bij de net afgestudeerde studenten. Deze nieuwe ondernemers kunnen zeker een oplossing zijn voor het bedrijfsopvolgingsprobleem. Dit kan alleen als de MBO scholen, HBO scholen en universiteiten ondernemerschap op de agenda blijven zetten en in de opleiding van de studenten inbouwen. Op deze manier is er voldoende aanwas aan nieuw ondernemerschap waarbij de interesse voor het groentespecialisme kan worden gewekt.
20
Hoofdstuk 5. Plan van aanpak; te volgen weg In dit hoofdstuk geven wij antwoord op de laatste probleemstelling vanuit het project IGS. Dit laatste stuk geeft antwoord op de vraag; Hoe voor welke stakeholder de te volgen strategie moet zijn om die nieuwe ondernemer in voldoende mate te genereren? Onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen zijn op de goede weg als het om stimuleren van ondernemerschap gaat. Deze ingeslagen weg zou volgens ons ook gevolgd moeten blijven worden. Het blijft echter bij het stimuleren van ondernemerschap. Men zou de student verschillende mogelijkheden voor kunnen leggen door cases van succesvolle bedrijven in verschillende branches te laten zien. Wij denken hierbij aan een case die aan de hand van de top 10 bedrijven in een branche wordt samengesteld. Deze cases zouden bijvoorbeeld op een soort bedrijven-inspiratie-markt voor jonge ondernemers kunnen worden gepresenteerd. Denk aan de stage/minorenmarkt van Saxion. Op deze manier zou ook de AGF branche onder de aandacht gebracht kunnen worden. AGF Branche/branchevereniging. De branche moet aan zijn bekendheid werken. Het rapport concludeert dat jonge ondernemers geen affiniteit en bekendheid hebben met de branche. Op deze manier zal het moeizaam worden om jong ondernemerschap aan te trekken. Het vergroten van de bekendheid van de branche kan op meerdere manieren. De bovenbeschreven bedrijven-inspiratie-markt is hiervoor een goede optie. Tonny van Eldijk verwoordt het mooi: “Een gepassioneerd groentespecialist zal veel studenten warm kunnen maken voor het vak.” Naast de markt kun je denken aan een samenwerking met de groentespecialisten zelf voor het opzetten van meeloopstages bij hiervoor geschikte bedrijven. Dit alles zal meewerken om van het groentespecialisme een beeld te wekken voor een haalbaar bedrijfsalternatief. Naast het vergroten van de bekendheid is het van belang dat de branche een vraagpunt krijgt. Bij dit vraagpunt kunnen jonge ondernemers terecht met allerhande vragen die op hun weg komen tijdens het opstarten van het bedrijf. Bovenstaande theorie is duidelijk. Het is echter aan de branche/branchevereniging om een aantal mensen te selecteren die zich volledig met dit onderwerp bezig gaan houden. Het continu werken aan het vergroten van bekendheid zal een dagtaak blijken te zijn. Door een aantal vaste mensen aan dit project te zetten wordt gegarandeerd dat er ook echt aan wordt gewerkt. Deze groep mensen moet niet te groot worden, door andere verplichtingen zullen afspraken worden bemoeilijkt en zal het achterliggende idee verwateren. Als de bekendheid van de AGF branche als haalbaar alternatief op wensbaar niveau is kan de branche kiezen voor 2 richtingen om ondernemerschap te creëren. Richting 1, de huidige ondernemers gaan trekken aan de nieuwe ondernemers om ze in hun zaak te betrekken. Op deze manier wordt nieuw ondernemerschap als het ware opgeleid om een eigen zaak te beginnen of de huidige over te nemen.
21
Richting 2, groothandelaren ontwikkelen complete formules welke door de nieuwe ondernemer met hulp van de groothandel op nieuwe locaties ingezet kunnen worden.
Samenwerking. Het mag duidelijk zijn dat bovenbeschreven punten niet voor de stakeholders alleen zijn. Het belangrijkste is dat er wordt samengewerkt door de verschillende partijen om nieuw ondernemerschap in de branche te krijgen. Denk hierbij ook aan samenwerking met andere sectoren. Het gaat hier om sectoren die geen concurrent zijn, maar wel gebruik maken van de verse groenproducten van de groentespecialist. Als voorbeeld valt te denken aan de horeca sector.
22
Bijlagen Persbericht: Staatssecretaris van Gennip publiceert Actieplan „Nieuw Ondernemerschap, kansen benutten‟. Persbericht: Zuid-Hollandse universiteiten stimuleren ondernemerschap. Persbericht KvK neemt voortouw in stimuleren ondernemerschap van Overdie. Verloop creatieve sessie donderdag 27 november 2008. Resultaten creatieve sessie. Conclusies naar aanleiding van enquête onder MBO/HBO studenten. Resultaten enquête onder MBO/HBO studenten. Werkbezoek Jan Leegwater. Werkbezoek Coen van de Pol. Werkbezoek Tonny van Eldijk. Groothandel Willem Dijk
23
Staatssecretaris van Gennip publiceert Actieplan „Nieuw Ondernemerschap, kansen benutten‟ 21-06-2005 | persbericht Meer en betere nieuwe ondernemers, dat is het doel van het Actieplan „Nieuw Ondernemerschap‟. Meer en betere nieuwe ondernemers, dat is het doel van het Actieplan „Nieuw Ondernemerschap‟, dat staatssecretaris Karien van Gennip naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Met 11 concrete acties wil het Actieplan barrières voor nieuwe ondernemers wegnemen en de positieve bijdrage van nieuwe ondernemers aan het Nederlandse ondernemerslandschap vergroten. Het streven is dat in 2009 het percentage ondernemers onder nieuwe Nederlanders gelijk is aan het percentage ondernemers voor heel Nederland. Nu liggen die percentages op 4,2 en 9,6. Nieuwe Nederlanders hebben - ondanks een sterke groei - minder vaak een eigen bedrijf dan autochtonen. Dat is een reden om dat ondernemerschap te stimuleren. Ondernemerschap is belangrijk voor de Nederlandse economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland. Nieuwe ondernemers zijn vaak de dragers van nieuwe ideeën, nieuwe producten en nieuwe diensten en dragen zo bij aan de diversiteit van het aanbod van ondernemingen. Nieuw ondernemerschap kan voorts bijdragen aan emancipatie en integratie van allochtonen en aan het verbeteren van de leefbaarheid in bijvoorbeeld de oude wijken in de grote steden. Daarnaast leidt nieuw ondernemerschap tot minder werkeloosheid onder nieuwe Nederlanders. Liefst veertig procent van de nieuwe ondernemers is gevestigd in de vier grote steden, met name in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Zij vertegenwoordigen tussen de 15% en 20% van het totaal aantal ondernemingen in deze steden. Nieuw ondernemerschap kent ook concentraties in bepaalde sectoren, met name in de horeca (28% van het aantal nieuwe ondernemers), handel en reparatie (24%) en zakelijke dienstverlening (16%). Uit de Monitor 'Etnisch Ondernemerschap 2004' van december 2004 bleek dat het aantal 'nieuwe ondernemers' snel toeneemt, maar dat zij nog wel specifieke knelpunten ondervinden bij het starten en uitoefenen van hun bedrijf. Het nieuw ondernemerschap blijft in kwantiteit én in kwaliteit nog achter bij autochtoon ondernemerschap. Daarom besloten staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken, minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie, staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en minister Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een Actieplan 'Nieuw Ondernemerschap' uit te
24
brengen, met als ondertitel „Kansen benutten‟. Aan dat plan werkten ook VNO-NCW, MKB Nederland, brancheorganisaties, banken en niet in de laatste plaats de nieuwe ondernemers zelf mee. Die gezamenlijke inspanning is nodig constateert Van Gennip. Succesvolle nieuwe ondernemers kunnen dienen als klankbord en rolmodel voor potentiële ondernemers. Gevestigde ondernemers en branche-organisaties kunnen bijdragen door hun kennis en netwerken ter beschikking te stellen. De overheid kan steun bieden bij het toegankelijk maken van overheidsinformatie en bij het opzetten van ondersteunende diensten. De beleidsacties in het plan zijn gericht op meer nieuwe ondernemers en op betere nieuwe ondernemers: Meer nieuwe ondernemers 1. Promotie ondernemerschap door inzet rolmodellen 2. Betere aansluiting ondernemerschap en onderwijs 3. Stimuleren ondernemerschap als bron voor werkgelegenheid en arbeidsintegratie 4. Meer bedrijfsoverdrachten 5. Stimuleren vrouwelijke nieuwe ondernemers 6. Stimuleren ondernemerschap bij inburgering Betere nieuwe ondernemers 7. Coaching 8. Verbeteren financieringsmogelijkheden 9. Toegankelijk maken van reguliere ondernemersnetwerken 10. Stimuleren administratieve kwaliteit 11. Voorlichting over hygiënecodes Voor alle acties samen is tot 2009 een bedrag van € 2,9 miljoen beschikbaar. Het Actieplan „Nieuw Ondernemerschap, kansen benutten‟ is te downloaden op www.ez.nl Bron: www.ez.nl
25
Zuid-Hollandse universiteiten stimuleren ondernemerschap De Erasmus Universiteit Rotterdam, de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Leiden gaan gezamenlijk een centrum voor ondernemerschap ontwikkelen. Het Holland Program on Entrepreneurship (HOPE) zal voor de drie universiteiten het „leren ondernemen‟ stevig verankeren in de onderwijsprogramma‟s. Het Delft Centre for Entrepreneurship is een van de initiatiefnemers van HOPE. HOPE stimuleert bij studenten een ondernemende houding en de ontwikkeling van kennis en vaardigheden om ondernemend actief te zijn in nieuwe en innoverende bedrijven. Hiervoor zullen de komende vier jaar veel nieuwe onderwijsmodules worden ontwikkeld, zowel in het bachelor- als het masteronderwijs. Verder worden er nieuwe onderwijsvormen ontwikkeld zoals entrepreneurship labs, projecten met bedrijven, nieuwe specialisaties en combinaties van opleidingen. De drie universiteiten willen de synergie tussen wetenschap, technologie en ondernemerschap bevorderen. Onder meer door studenten via incubators te prikkelen om met hoogwaardige kennis nieuwe economische activiteiten te realiseren. Dit alles gebeurt in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. Voor het Holland Program on Entrepreneurship hebben de universiteiten drie miljoen euro ontvangen van het subsidieprogramma „Leren Ondernemen‟. Het programma is een initiatief van de Ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het heeft als doel het ondernemerschap in Nederland te stimuleren door hier meer aandacht voor te creëren in het onderwijs. De totale omvang van HOPE is 8 miljoen euro. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met dr.ir. Martijn Kuit, directeur van het Delft Centre for Entrepreneurship, 81906 Meer informatie over HOPE is ook te vinden op www.hope-entrepreneurship.nl of www.dce.tudelft.nl .
26
KvK neemt voortouw in stimuleren ondernemerschap van Overdie (16-11-2007) PERSBERICHT KvK neemt voortouw in stimuleren ondernemerschap van Overdie
Aanstaande dinsdag behandelt B&W van de gemeente Alkmaar het Actie Programma Alkmaar Overdie. De KvK Noordwest-Holland is verheugd dat ondernemerschap in dit programma een prominente rol krijgt en biedt daarom aan het deelprogramma ´Perspectief op Ondernemerschap´ financieel te ondersteunen. Daarnaast is de Kamer bereid een kwartiermaker te leveren die vanaf januari 2008 in nauwe samenwerking met het gemeentelijk programmateam werkzaamheden gaat verrichten. De kwartiermaker kan vooral worden ingezet om projecten te initiëren die een lange voorbereidingstijd vergen. Het programmaonderdeel ´Perspectief op Ondernemerschap bestaat uit activiteiten waarbij de samenwerking met private partijen onontbeerlijk is. Zo heeft Ondernemend Alkmaar positief gereageerd op deelname. Het committeren van deze en andere private partners en het vastleggen van afspraken is nu een volgende stap. De Kamer hoopt dat andere beoogde partners haar initiatief volgen en hun bijdragen vastleggen zodat een actieve bijdrage wordt geleverd aan het opstellen en uitvoeren van het Wijk Actie Programma Alkmaar Overdie.
Alkmaar, 16 november 2007
27
Verloop creatieve sessie donderdag 27 november 2008. Terugkijkend op donderdag kunnen we spreken van een geslaagde creatieve sessie. Iedereen deed goed mee en kwamen ook met goede ideeën betreffende onze vraagstellingen. De volgende twee vraagstellingen hebben we behandeld in de klas: -Waarom is ondernemerschap in de AGF branche wel/niet interessant Zou je zelf werkzaam willen zijn als ondernemer in de AGF branche, waarom wel/niet -Hoe kan ondernemerschap worden gestimuleerd
De uitkomsten van de sessie hebben we verwerkt in bijgevoegd Excel bestand. Hieronder geven we de belangrijkste conclusies weer die we hieruit kunnen halen. Zoals in het Excel bestand is weergeven hebben we alles geclusterd in deelthema‟s om zo een duidelijker beeld te krijgen over hoe men tegen de AGF branche aankijkt. Daarnaast kunnen we zo ook een beter beeld schetsen over op welke manier we ondernemerschap kunnen stimuleren. Conclusies m.b.t. de volgende vraagstelling: -Waarom is ondernemerschap in de AGF branche wel/niet interessant Zou je zelf werkzaam willen zijn als ondernemer in de AGF branche, waarom wel/niet Waarom men ondernemerschap niet interessant vind en er daarom ook niet in zou willen werken. Interesse: Zes van de achttien geven aan dat men geen interesse heeft in het vak. Vijf van de achttien denken dat er weinig geld te verdienen is. Concurrentie: Zestien van de achttien zien problemen in concurrentie van de supermarkten. Markt: Bij het kopje markt wordt laag gescoord, drie van de achttien geven aan dat ze weinig marktkansen zien binnen de branche. Sector: Zestien van de achttien geven aan dat er een negatief toekomstperspectief is binnen de branche. Werk: Zes van de achttien geven aan dat ze verwachten dat ze lange dagen moeten werken voor weinig geld. Waarom men ondernemerschap wel interessant vind en er daarom ook wel in zou willen werken. Kansen: Men ziet vooral kansen in het combineren van eigen specialisme met de horecasector. Hierbij valt te denken aan een samenwerking met restaurants. Daarnaast ziet men kansen door het feit dat de overheid zich veelal richt op gezond en verantwoord eten. Tevens spreekt het feit ondernemerschap wel aan, je bent je eigen baas. Conclusies m.b.t. de volgende vraagstelling
28
-Hoe kan ondernemerschap worden gestimuleerd Stimuleren van ondernemerschap: Twaalf van de achttien mensen ziet wel wat in een soort van subsidie voor de AGF branche. Vier van de achttien mensen vind een vorm van baangarantie stimulerend om ondernemerschap te stimuleren. Branche: Negen van de achttien mensen ziet wel wat in een multifunctionele winkel waar meerdere producten/diensten worden aangeboden. Acht van de achttien ziet kansen binnen de branche door specialisatie binnen de AGF branche. Marketing/Bekendheid: Veertien van de achttien mensen ziet wel iets in een Internetwinkel met een verzendservice. Negen van de achttien mensen geeft aan dat men nadruk moet leggen op het verschil tussen de supermarkt en de specialist. Dit door bijvoorbeeld te laten proeven en vers eten aan te bieden. Opleiding: Zes van de achttien mensen geeft aan dat er op scholen het thema “gezond eten/voedsel” ingevoerd moet worden. Daarnaast moet er vanuit scholen worden gestimuleerd om binnen de AGF branche een onderneming te starten. Salaris: Vier van de achttien geeft aan dat wanneer men een vast salaris binnenkrijgt, de branche aantrekkelijker word voor ondernemerschap.
29
Resultaten creatieve sessie. Waarom is ondernemerschap in de AGF branche wel/niet interessant Zou je zelf werkzaam willen zijn als ondernemer in de AGF branche, waarom wel/niet Punten
Niet Interesse Vind groente niet boeiend AGF wekt niet mijn interesse Leuker om iets met techniek te doen dan met Fruit/Groente Geen interessant product Al acht jaar gedaan AGF geeft niet het gevoel dat ik een specialist ben Geen geld in te verdienen s Morgens vroeg opstaan Groente/Fruit brengt geen geluksgevoel Slecht op te slaan in een magazijn
4 2 1 0 1 2 5 0 1 0
Concurrentie Concurrentie (bijvoorbeeld Aldi/Lidl) hanteren een lagere prijs Bij supermarkten kun je voor meerdere artikelen shoppen Bang voor concurrentie van supermarkten Prijsconcurrentie Veel concurrentie aanwezig Concurrentie supermarken
0 1 8 0 0 8
Markt Weinig winst Slechte afzet Geringe winstmarge Kleine afname, daardoor hoge prijzen (inkoop) Ik zie weinig marktkansen voor AGF
2 1 0 1 3
Sector Weinig toekomstperspectief Geen toekomstperspectief Slecht toekomstperspectief Geen doorgroeimogelijkheid Het is vaak een familiebedrijf Het is te degelijk, weinig vernieuwing waardoor geen ambitie De sector is negatief en straalt dit uit. Waarom zou ik anders denken?
1 4 4 5 0 2 7
Werk Aardappels schrappen Vieze handen werk Weinig klanten waardoor je de hele dag niks te doen hebt Lange werkdagen Veel werk voor weinig loon/winst Hard werk, lange dagen en weinig geld
0 0 1 1 2 4
30
Waarom is ondernemerschap in de AGF branche wel/niet interessant Zou je zelf werkzaam willen zijn als ondernemer in de AGF branche, waarom wel/niet Punten
Wel Kansen Combineren met culinaire geneugten Contacten leggen met restaurants Combinatie maken met hallal-, vlees- en natuurwinkels Specialiseren als afdeling in supermarkt AGF zijn producten die altijd wel blijven bestaan Het is een dooie markt, maar er zijn zeker kansen voor innovaties Mobiele groentekraam Zorg voor exotische vruchten die ze in de supermarkt niet hebben Invloed uitoefenen op "beter/gezond eten" Je bent bezig met de natuur Alternatief circuit aanboren Het zelf hebben van een moestuin Liefhebber van planten, dus ook van groenten Groente kun je mooi combineren met andere natuur producten Je hebt veel vrijheid en bent je eigen baas Stijgende trend in bio-producten en gezond eten Kans om biologische groente op de markt te zetten Je kunt je profileren
2 3 0 0 1 1 0 0 2 0 0 0 0 0 0 1 0 0
31
Hoe kan ondernemerschap worden gestimuleerd Punten
Stimuleren van ondernemerschap AGF verbod binnen supermarkten Overkoepelende organisaties creëren, stukje financiële zekerheid Overheidscampagnes Partnerschap Financiële ondersteuning AGF subsidie Werk combineren met ander werk Baan garantie bieden
0 1 1 0 1 11 0 4
Branche Franchising Multifunctionele winkel worden (Groente/Vlees/Vis) Groente offensief vergelijkend, met de rookcampagne Kwaliteit bieden voor lage prijs Kraaybeekhof promoten (biologisch opleidingscentrum) Efficiency slag maken Combinatie met andere producten of diensten Meer op internationaal vlak uitdaging zoeken Specialisatie met bijvoorbeeld de chinees Zelf positief beeld hebben en dit ook uitstralen Zinvolle kleinschalige clusters maken Senioren inzetten Groenteboeren moeten zich specialiseren
3 1 0 2 0 4 8 0 1 0 0 0 7
Marketing/Bekendheid Onlineshop met verzendservice Vakantietrip naar de Big Apple Veel gratis reclame etc. Reclame maken Netwerken van bedrijven te beleven AGF aantrekkelijk maken/inspelen op de behoefte van de mens Gratis proeven aanbieden Internetwinkel Meer onder de aandacht brengen d.m.v. reclames enz. Veilingen laten organiseren Real live show organiseren Positieve verhalen van huidige ondernemers Verschil laten proeven tussen supermarkt en speciaalzaak Positief in het nieuws brengen Vers eten promoten en aanbieden Video's van ondernemers in AGF
2 2 0 0 0 2 2 12 2 1 1 0 5 1 2 1
Opleiding Op het MBO positiviteit uitstralen over de branche Een eigen winkeltje in de supermarkt Schooltuintjes voor elke basisschool LL.& VMBO Vanuit school stimuleren om een bedrijf in de AGF branche te starten Gezond eten/voedsel als thema op scholen invoeren Combinatie met cursussen gezond eten, koken etc.
0 1 0 2 6 1
32
Salaris Vast salaris wat leidt tot meer zekerheid voor zowel de baas als werknemer Aantrekkelijke functie aanbieden Meer loon/winst
4 0 0
33
Conclusies naar aanleiding van enquête onder MBO/HBO studenten We hebben ervoor gekozen om zowel MBO als HBO studenten te ondervragen voor ons onderzoek. Hiervoor hebben we voor het MBO contact gezocht met het ROC in Deventer (Aventus). Hier hebben wij ons gericht op de opleiding detailhandel niveau vier. Hier hebben wij achttien leerlingen ondervraagd. Voor het HBO niveau zijn we op het Saxion in Enschede geweest. Op de academie ABO zit de opleiding Small Business, de opleiding voor ondernemerschap binnen het HBO. Tijdens het enquêteren zijn ook andere HBO opleidingen ondervraagd. Van de HBO studenten zijn vijftien enquêtes afgenomen. De respondenten zijn in de leeftijd tussen 18 en 24 jaar. Gegevens die we gehaald hebben uit de enquêtes: Hoe vaak komt een ondervraagde bij een groentespeciaalzaak: 12 van de 33 ondervraagden komt weleens bij een groentespeciaalzaak 20 van de 33 ondervraagden komt nooit bij een groentespeciaalzaak 0 van de 33 ondervraagden komt vaak bij een groentespeciaalzaak Hieruit kan dus worden geconcludeerd dat 60% nooit bij een groentespeciaalzaak komt. Ze komen dus vrijwel nooit in aanraking met groentespeciaalzaak. Wil de ondervraagde een eigen onderneming starten: 9 van de 33 ondervraagden wil geen eigen onderneming starten 24 van de 33 ondervraagden wil wel een eigen onderneming starten Hieruit kan worden geconcludeerd dat ongeveer 75% wel ambitie heeft om een eigen onderneming te starten. Hieruit blijkt dat er voldoende ondernemerschap aanwezig is vanuit beide scholen. Wil de ondervraagde een eigen onderneming starten in de AGF branche: 1 van de 33 ondervraagden is al mede eigenaar van een groentespeciaalzaak 32 van de 33 ondervraagden wil geen onderneming starten in de AGF branche Hieruit kan worden geconcludeerd dat er dus geen interesse is in het beginnen van een groentespeciaalzaak. De respondenten hebben allemaal hun eigen redenen hiervoor die in de volgende vraag zullen worden opgesomd en weergegeven. Waarom wil de ondervraagde wel of geen onderneming starten in de AGF branche. Deze vraag is opengesteld, waardoor er verschillende antwoorden kwamen. We hebben deze zo goed mogelijk proberen te filteren waardoor er een aantal kernantwoorden ontstaan: 25 van de 33 ondervraagden geeft aan dat ze het product niet interessant vinden. Respondenten hebben meer met andere producten, zoals de mode, evenementen, ICT en bouw. Groenten en fruit spreken dus daadwerkelijk niet aan. 4 van de 33 ondervraagden geeft aan dat ze niets met de branche heeft. De detailhandel spreekt bijvoorbeeld veel meer aan. Daarnaast wordt er aangegeven dat ze niet bekend zijn met de branche, waardoor het even eens niet aanspreekt. 2 van de 33 ondervraagden geeft aan dat ze geen rendabele financiële situatie zien. Dat wil dus zeggen dat ze verwachten er geen goede boterham uit te kunnen halen.
34
1 van de 33 ondervraagden geeft aan dat er teveel concurrentie is binnen de branche. Dit maakt het voor hem minder aantrekkelijk om een onderneming binnen de branche te starten. 1 van de 33 ondervraagden geeft aan dat ze van huis een melkvee bedrijf hebben. Hij ziet dan wel mogelijkheden om voor de AGF branche te gaan telen, maar zelf hoeft hij geen onderneming te beginnen hierbinnen.
Als we bovenstaande kort samenvatten kunnen we dus concluderen doordat de jeugd geen affiniteit met product heeft, er een geringe belangstelling is voor ondernemerschap binnen de branche. Daarnaast spelen de branche, concurrentie en de financiële situatie een rol waardoor ondernemerschap niet aanspreekt. De AGF branche heeft dus een slecht imago blijkt hieruit! Nadat de respondenten een kort stukje hebben gelezen over eventuele veranderingen in de branche komen de volgende vragen. Mening veranderd naar het lezen van het stukje over de eventuele veranderingen binnen de AGF branche 29 van de 33 ondervraagden geeft aan dat hun mening ongewijzigd blijft wanneer er een verandering binnen de branche optreedt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voor de nieuwe generatie het probleem moeten worden gezocht bij het slechte imago en de onwetendheid over de branche. 3 van de 33 ondervraagden geeft aan dat hun mening wel veranderd bij een verandering binnen de branche. De redenen voor deze verandering worden in onderstaande vraag weergegeven. 0 van de 33 ondervraagden geeft aan dat hun mening niet veranderd bij een verandering binnen de branche. Redenen voor een gewijzigd antwoord Van de drie ondervraagden waar de mening bij wijzigt hebben twee ook daadwerkelijk ingevuld waarom deze mening is gewijzigd. De twee redenen die worden aangeven hiervoor zijn de volgende: Er moet een soort van servicepunt komen voor de branche. Hierdoor krijgt de branche meer steun en hulp als men daarom vraagt. Er moet een soort van Frisconcept op de markt worden gezet. Dit kan men vergelijken met de bestaande AH to GO. Oftewel, een snel afhaal concept. De onderstaande conclusies zijn interessant om mee te nemen in ons vervolgonderzoek: Vrijwel uit alle uitkomsten blijkt dat de branche een slecht imago heeft. Vrijwel niemand wil een eigen onderneming hierbinnen starten. Jonge ondernemers vinden het product niet interessant, de branche spreekt niet aan. Ze zien lange werkdagen en het is vies werk. Door de grote opkomst van andere branches (bijvoorbeeld ICT en mode), liggen daar veel meer belangen om in te werken. De jonge generatie komt af en toe of helemaal nooit bij een groentespeciaalzaak. Hierdoor komen ze dus niet in aanraking met de onderneming, service en het product. Zoals aangegeven vind men het product niet interessant en heeft dus ook niet de behoefte om ermee in aanraking te komen/mee te werken. Ze zien het als een product wat ze moeten eten omdat het de dagelijkse vitaminen bevat.
35
Daarnaast als het wordt gehaald, gebeurd dit in de meeste gevallen in een supermarkt. Bovenstaand leidt dus tot het feit dat de jonge ondernemer geen bekendheid heeft met de branche. Ook via de opleidingen is er geen mogelijkheid die er toe leidt dat de jonge ondernemer met de branche in aanraking komt. De jonge ondernemer is op de hoogte van de grote gegroeide concurrentie door de supermarkten. Deze concurrentie belemmert zeker de stap om de branche in te stappen. Men verwacht daardoor ook een slechte financiële situatie, en ziet daardoor in andere branches een betere toekomst. De jonge ondernemer is niet op de hoogte van het feit, waarneer ze het ondernemerschap goed uitoefenen, dat er een goede boterham mee te verdienen is. Zowel op het MBO als het HBO is er voldoende interesse om een eigen onderneming te starten. Binnen het ondernemerschap ligt het probleem dus niet. We zien wel een verschil tussen MBO/HBO als we kijken in welke richting ze wel ondernemer willen worden. MBO studenten kiezen meer voor de detailhandel, ICT en mode. HBO studenten eveneens voor ICT, bouw en het bedrijfsleven. Dus niet direct in een winkel zelf. Ook wanneer de jonge ondernemer op de hoogte is van de ontwikkelingen die worden doorgevoerd binnen de branche, blijven ze bij hun standpunt om geen groentespeciaalzaak te starten. Een goed servicepunt voor de branche kan voor stimulatie zorgen voor het starten van een onderneming. Tevens kan een soortgelijk AH to Go concept leiden tot een stimulatie. Hiermee is de jonge ondernemer bekend en ziet zij voordeel in. Een vernieuwd concept gecombineerd met een goed imago kan ondernemerschap binnen de branche dus stimuleren.
36
Resultaten enquête MBO/HBO studenten.
M/V M M M M M
MBO/H komt wel eens bij de gr. Intresse starten eigen Eigen Leeftijd BO Naam opleiding? Specialist onderneming groentespeciaalzaak waarom wel of niet in de groentenhandel? Vaak Wel eens Nooit Ja Nee JA NEE Heeft niets met het product. 24 HBO TBK x x x Naar eigen idee niet rendabel. Twijfelt bij concurrentie. Heeft niets met het product. 23 HBO TBK x x x Bestuursk.&O IS al een tijdje in de branche werkzaam vhdmgmnt. geweest. 22 HBO x x x Ziet geen financiele goede toekomst. HBO BE x x x Heeft niets met het product. 21 HBO CTBK x x x
M M M M
21 21 22 24
HBO HBO HBO HBO
BKS/TBK CTBK BKS SB/RM
x
x
x x x x
M M M M
18 23 20 22
HBO HBO HBO HBO
SB/RM SB/RM SB/RM SB/RM
x
x
x x x x
x x x x
M
24
HBO
SB/RM
x
x
M M
23 21
HBO MBO
SB/RM Detailhandel
x x
x
M M M M M
18 19 20 18
MBO MBO MBO MBO MBO
Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel
x
M M M M V M M M M M M M
19 18 18 18 20 19 19 22 19 18 18
MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO MBO
Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel Detailhandel
x
x x
x x
x x
x x x x x x x
-
Eigen ond.
x
x x
-
x
x x x x x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
Vanuit huis een melkvee bedrijf, ziet wel mogelijkheden voor telen voor de AGF branche. Heeft niets met het product.(bouwkundig) Heeft niets met het product.(bouwkundig) Heeft niets met het product. Niet bekend met de branche, interesse zou door meer kennis kunnen worden gewekt. Saai vak. Niet interessant. Heeft niets met het product (bedrijfsleven) Heeft echter geen interesse meer in de detailhandel. Heeft niets met het product, Niet leuk Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. (liever modebranche) Heeft niets met het product. Ziet geen financiele goede toekomst. Heeft niets met het product. Teveel concurrentie. Liever een algemene voedingswinkel, groente niet interessant. Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. (ICT) Heeft niets met het product. (drogisterij) Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. (evenementen) Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. Heeft niets met het product. Heeft niets met het product.
mening geweizigd? niet gw. gw. Ja gw. Nt x x x x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
37
Werkbezoek Jan Leegwater. 25-11-2008, Amsterdam. Lisanne Hemmes Roy van Velp Het eerste wat ons opvalt, is dat de winkel van Jan een echte buurtwinkel is in Amsterdam zuid, hij kent alle klanten die binnen komen lopen. Jan komt uit een middenstandsmilieu, zijn vader is 25 jaar groentespecialist geweest. Zelf heeft hij het gymnasium gevolgd en is na enkele jaren sociologie aan de universiteit geswitcht naar maatschappelijk werk aan een sociale academie. Dit beroep heeft hij drie jaar uitgeoefend, waarna zijn moment van displacement kwam: maatschappelijk werker was het toch niet helemaal. Hij wou voor zichzelf beginnen, de kennis van het groentespecialisme was in huis. Hij heeft samen met zijn vader een nieuwe groentezaak opgezet, aangezien de zaak van zijn vader al was gesloten. Jan runt de winkel samen met zijn vrouw (afgestudeerd biologe) en ongeveer 15 parttimers. Hij heeft 3 kinderen welke geen van allen werkzaam zullen zijn in de AGF branche, zij zijn namelijk wiskundige, natuurkundige en ingenieur. Met betrekking tot het probleem van bedrijfsopvolging is het volgende illustratief. Een collega in Amsterdam is net gestopt met de bedrijfsvoering omdat er geen geschikte opvolger was. Het punt is verkocht aan de HEMA ernaast. Dit terwijl het een uitstekend renderende zaak was. In principe zal ditzelfde gebeuren met de zaak van Jan, in de 25 jaar dat hij nu groentespecialist is er nooit een serieus bod gedaan. De winkel gaat dicht als Jan met pensioen gaat. Zelf zegt hij hierover: “Toen ik in 1983 begon dacht ik al dat het een aflopende zaak zou zijn. We hadden toen in deze wijk een 6 tal groentezaken, nu ben ik als enige over.”
Jan omschrijft zijn winkel als een waar geen concessies worden gedaan en alles 100% vers is. Er zijn in de winkel ook geen conserven te vinden. Alle gesneden groenten, soepen en maaltijden worden in de winkel zelf uit verse producten bereid. In de winkel staat een persmachine waarmee verse vruchtensappen worden gemaakt welke in de winkel worden verkocht. Klanten worden uitgenodigd om zelf producten te pakken, in de winkel hangen tasjes waarmee dit mogelijk wordt gemaakt. Voor de wat kwetsbare en gesneden producten is er een bediende toonbank. Jan is dag en nacht bezig met zijn winkel omdat het zijn passie is en hij graag nog meer wil leren over het vak. Daarvoor reist hij regelmatig door het land om bij andere groentezaken van collega‟s inspiratie op te doen. Wat opvalt tijdens ons gesprek, voor de winkel, is dat klanten niet zomaar van straat binnen komen lopen, de meeste mensen komen op de fiets om gericht bij hem boodschappen te doen. De passantenverkoop is in deze winkel gering. Er zijn een aantal dingen die Jan in de toekomst ziet gebeuren. Hij merkt in zijn eigen winkel dat de omzet stagneert maar de omzet van maaltijden en soepen een stijgende lijn vertoond. Een aantal collega‟s die zich nog veel meer richten op conviniencegoederen welke ambachtelijk worden bereid gaan als zaak nog beter.
38
De slager in de straat waar hij zit is vertrokken, door deze ontwikkeling heeft hij de omzet zien dalen. Samenwerking tussen de verschillende vers ondernemers zal in de toekomst belangrijk zijn voor alle partijen binnen de vers branche om omzet te blijven behouden. Hij denkt dat groentezaken in de toekomst meer als salade- en juicebars door het leven zullen gaan. Al zullen de groentespeciaalzaken zoals wij ze kennen wel mondjesmaat blijven bestaan. Ook ziet hij de mogelijkheid dat groentezaken zich gaan ontwikkelen in de richting van winkels van cateringproducten in combinatie met versproducten. Als valkuilen in de branche ziet hij bij beginnend ondernemers dat deze te makkelijk denken over het vak van groentespecialist. Elk product heeft namelijk zijn eigen aandacht nodig. Als tweede valkuil wordt genoemd dat nieuwe ondernemers eventueel te veel blijven hangen in het oude en daardoor omzet mis lopen of nog erger: hun tent moeten sluiten. De ondernemingswinkel waar in het project over wordt gesproken lijkt een goede kans voor defensief behoud van het aantal groentezaken, en is volgens Jan het proberen waard. Als laatste wil Jan kwijt dat er in de groentebranche nog steeds een goede boterham te verdienen is. Hij denkt alleen dat de status van groentespecialist voor de meeste ondernemers te laag is om over de drempel naar het vak te stappen. Met voldoende inzet van een ondernemer kan deze goed verdienen.
39
Werkbezoek Coen van der Pol. 26-11-2008, Waalwijk. Lisanne Hemmes. Roy van Velp. De groentezaak van Coen is gevestigd in winkelcentrum “De Els” in Waalwijk. De winkel heeft geen voordeur, maar een open gevel welke uitnodigt om binnen te lopen. Coen komt niet uit een ondernemersgezin. Hij is tijdens zijn opleiding MBO administratie als vakantiewerker werkzaam geweest in de glastuinbouw. Daarna is hij blind in de ondernemerswereld gestapt. Zijn moment van displacement was toen hij een baan kon krijgen als groentechef in een winkel. Hij wou echter meer vrijheid en voor zichzelf beginnen. Hij heeft de winkel over genomen van een ondernemer, welke in eerst instantie de overgang zou begeleiden. Deze ondernemer heeft Coen echter aan zijn lot over gelaten. De start was moeizaam maar is succesvol gebleken. Hij runt de winkel tegenwoordig samen met ongeveer 8 part timers, welke hij stuk voor stuk enthousiast heeft weten te maken voor de winkel. Het is namelijk geen uitzondering dat een aantal van hen al ongeveer 6 jaar voor hem werken. Coen leid zijn mensen stuk voor stuk op zodat ook deze alle werkzaamheden binnen de winkel kennen. Op deze manier kan de bedrijfsvoering gewoon door gaan mocht hij ziek worden. Een andere bijkomstigheid is dat hij hierdoor een werkweek van ongeveer 40 uur kan draaien. Een gegeven dat het dag en nacht moeten werken in de AGF branche mooi tegen spreekt. Met opvolging is deze ondernemer nog niet bezig daar vind hij zich met zijn 40 jaar nog te jong voor. Hij zal zich in de toekomst wel inzetten voor continuïteit van zijn winkel, dit wil hij ook graag zegt hij. Hij ziet een van zijn kinderen ook wel inde zaak werkzaam worden, en zou dit zeker ook niet tegen houden. Coen omschrijft zijn winkel als passanten winkel, hij moet het vooral hebben van het publiek dat langs zijn winkel het winkelcentrum in gaat. In de zomer komen ook veel toeristen vanaf de verschillende campings die de omgeving rijk is langs zijn winkel, deze geven over het algemeen meer uit aan groenten en fruit dan het vaste winkelende publiek. In de winkel probeert hij iedereen te bedienen, dit is ook te zien. De winkel heeft veel verschillende producten van noten tot vruchtensappen en van allerlei soorten fruit tot kant en klare maaltijden. De gesneden producten komen kant-en-klaar binnen omdat het zelf snijden hiervan teveel ruimte in zou nemen van zijn 55 vierkante meter winkel. Een aantal verse salades en maaltijden worden wel in de winkel zelf gemaakt. Voor de inkoop probeert hij zoveel mogelijk bij een groothandelaar te blijven warmee hij goede afspraken heeft gemaakt. In het dorp heeft hij een andere collega die dezelfde markt bedient, de echte concurrentie komt van een dorp verder. Daar zit een groentespecialist die groenteboer van het jaar is geworden. Over de branche zegt Coen het volgende. “Het is een moeizame branche, er vallen erg veel collega winkels weg. De oorzaak hiervan moeten ondernemers meer bij zichzelf zoeken, mensen willen teveel mee met de concurrentie. Je hoeft echter niet altijd de goedkoopste te zijn om klanten naar je winkel te trekken.”
40
In de toekomst is er volgens Coen in iedere plaats ruimte voor een groenteman, het clusteren met andere vers ondernemers wordt toegejuicht. Er worden veel kansen gezien in de samenwerking tussen ondernemers in de versbranche. Als kans wordt gezien een kwalitatief goed (AGF)servicepunt waar ondernemers terecht voor ondersteuning.
De opleidingswinkel heeft ook een goede kans van slagen als de iedereen in de branche er aan mee betaald. Op deze manier verbindt iedereen zich aan het project en zal iedereen ook baat hebben bij het slagen hiervan. Een valkuil van het ondernemerschap in de branche is dat mensen niet zomaar meer in kunnen stappen. Zonder verstand of opleiding in managementvaardigheden, HRM en wetgeving is het erg lastig om een goedlopende zaak op te kunnen bouwen. Het (AGF)servicepunt zou hierbij een rol kunnen gaan spelen. De ondernemer van de toekomst zal moeten worden gezocht in de klasse jongeren zonder kinderen. Deze zijn namelijk meer bereid tot het nemen van risico’s t.a.v. innovaties en nieuwe concepten en hebben meer tijd om het ondernemerschap tot een succes te brengen. Als laatste wil Coen graag kwijt dat de ondernemers veel meer aan de voorkant van de winkel bezig moeten zijn om klanten een punt van herkenning te geven. Men moet niet alleen maar op kantoor bezig zijn met inkopen van producten.
41
Werkbezoek Tonny van Eldijk. 08-12-2008, Wijchen. Lisanne Hemmes. Roy van Velp. De winkel van Tonny ligt in winkelcentrum Zuiderpoort in Wijchen. De winkel bevindt zich vlak naarst de slager in het winkelcentrum. Op het eerste gezicht is het een grotere winkel dan degene die wij afgelopen keren hebben bezocht met veel magazijnruimte en een grote bereidingskeuken. Tonny komt niet uit een ondernemersgezin, maar heeft de uitdaging van het groentevakmanschap bewust opgezocht. Hij kwam uit een klein dorp waar zijn overbuurman loonwerker was, hij heeft daar in eerste instantie bij mee gewerkt. Daarna is hij om het dorp voor een ambulante handelaar gaan werken, ondertussen volgde hij een LEAO. Toe deze opleiding was afgerond is hij begonnen aan de toen nog bestaande 2 jarige opleiding tot groenteman. Zijn klas bestond ongeveer uit 15 a 16 mensen, waarvan er vandaag de dag nog ongeveer 5 groentespecialist zijn. Na deze opleiding heeft hij 4 jaar op de markt gewerkt waar de liefde voor het vak echt begon. Na een jaar een winkel voor een andere ondernemer te hebben gedraaid is hij 17 maanden de luchtmacht in gegaan waar hij zijn ogen goed de kost heeft gegeven naar nieuwe ondernemingsmogelijkheden. Hij heeft toen 4 jaar lang een franchise groentezaak gehad in Culemborg. Door omzetverlies ten gevolge van het vertrek van de Albert Heijn en de Rabobank uit het centrum is hij gaan zoeken naar een nieuwe locatie. Hij vond de mogelijkheid om in te stappen in het nieuw te bouwen winkelcentrum Zuiderpoort. Vandaag de dag is Tonny na een moeilijke opstart periode nog steeds op deze plek gevestigd. De winkel van Tonny bestaat sinds 1987, waarvan de eerste 13 jaar een bediende winkel. In 2000 heeft hij de winkel verbouwd naar een totaal zelfbedieningsconcept wat hij nu nog voert. Hij verteld hierover: “De consument wil duidelijkheid over wat men zelf mag pakken en wat niet. In een winkel waar nog een deel bediende toonbank wordt gevoerd ontstaat gouw onduidelijkheid. Vandaar dat wij ervoor hebben gekozen om de klanten alles zelf te laten pakken.” In 2002 is hij beste groenteman van Nederland geweest, in 2005 en 2006 is hij beste groenteman van “de echte groenteman” geweest. De winkel wordt gedraaid door 12 personen, waarvan 1 bedrijfsleider welke alle vakdiploma‟s heeft, 3 fulltimers, 6 parttime/hulpkrachten en Tonny en zijn vrouw zelf. De omzet van de winkel komt voor grofweg 35% uit levering aan plaatselijke grootverbruikers. De overige 65% is winkelomzet. Deze bestaat uit 3 grote hoofdgroepen namelijk 20% groente, 10% citrus en 45% bewerkte producten (denk aan maaltijden, gesneden groenten enz.) Tonny is een man die door zijn taken bij ADN een goede kijk heeft op de branche en er daardoor ook meer over verteld dan de andere ondernemers welke wij hebben gesproken. Om toch enige duidelijkheid voor de lezer te creëren volgt de huidige visie en toekomstige visie op de branche in een kortere telegramstijl. Vanuit zijn huidige visie op de branche komen wij op het volgende. 30% van de ondernemers verdient een dubbel modaal inkomen. Dit zijn de echte specialisten met 5 of meer werknemers. 40/45% verdient een modaal inkomen. De overige 25 procent verdient onder modaal. Hiervoor zijn 2 redenen, de eerste groep is stoppende en zingt het wel uit met het geld dat ze in het verleden hebben verdiend. De tweede groep is onvoldoende ondernemer om de negatieve spiraal binnen het bedrijf tegen te gaan.
42
Van de stoppers zit 20% in het hoge segment die door de toenemende druk van regelgeving, HRM en wetgeving de brui er aan geven. De andere 80% zit in het onderste segment en stopt omdat men een te laag opleidingsniveau heeft om met de nieuwe wet en regelgeving om te gaan. Vanuit de visie op de toekomst komen we op het volgende. Tonny verwacht voor zijn eigen winkel voor volgend jaar weer een prima jaar. 20% van de ondernemers valt binnen 3 tot 5 jaar af zodat we op ongeveer 1000 ondernemingen in Nederland uit komen. Hij heeft hoge verwachtingen van het AGF servicepunt, door dit punt kunnen ondernemers geholpen worden een stap in de goede richting te zetten met hun eigen bedrijf. Op gebied van wet en regelgeving kan worden ondersteund. Ook kunnen de commerciële vaardigheden van de ondernemers worden ondersteund. Hij zegt hierover: “Het servicepunt is natuurlijk geen wondermiddel, maar ondernemers kunnen wel in de goede richting worden geholpen. Je kunt het vergelijken met het bakken van een taart, als je alle ingrediënten op een rijtje hebt kun je er wel iets aardigs van bakken.” Hbo‟ers worden aan alle kanten naar het bedrijfsleven gelokt met leuke extra‟s en arbeidsvoorwaarden. Hierom zien veel van deze net afgestudeerden geen reden om met extra risico ondernemer te worden. De economie neemt af dus ondernemerschap zal toenemen omdat er minder aan de Hbo‟ers getrokken wordt. Als deze trend zich doorzet ziet hij wel kansen om nieuw ondernemerschap aan te trekken binnen de branche. Voor zijn eigen winkel heeft Tonny nog geen bedrijfsopvolging geregeld. Hij zou het wel leuk vinden maar zit er niet echt op te wachten. Hij heeft nu plezier in wat hij doet, samen met zijn wisselende taken voor ADN. Rond zijn 60e wil hij ermee stoppen en verwacht dat de winkel dan geen € 150.000 euro meer waard is. Hij is nu dus al bezig om genoeg geld te sparen voor zijn oude dag. De laatste 15 jaar van zijn carrière ziet hij door zijn afwisselende taken nog steeds als een uitdaging om verder mee te gaan. Hij heeft 2 kinderen uit een eerder huwelijk welke beiden zelfstandig ondernemer zijn. Uit zijn huidige huwelijk heeft hij 2 dochters waarvan de oudste naar de politie academie gaat, de jongste weet nog niet wat ze wil. Mocht ze dit willen, zal Tonny zeker stimuleren dat ze de zaak over neemt. De keuze licht echter wel volledig bij zijn dochter zelf, ze moet het zelf willen. Het toekomstbeeld van de branche hangt af van wat de supermarkten met “vers” blijven doen. Als de supermarkten kennis weg blijven halen bij de vers afdelingen door het wegwerken van de “dure” vakmensen, dan ziet hij wel een stukje markwaarde terug komen. Het vakmanschap komt dan weer bij de specialist te liggen. Verder ziet Tonny in de toekomst door samenwerking versmarkten ontstaan waarin een commercieel persoon aan het hoofd komt te staan, en waar 4 ambachtslui de dagelijkse gang van zaken beheersen. Hij ziet ook een soort van AGF snel vers formules ontstaan, winkels waar men snel hun verse producten mee kunnen nemen. Een soort van Aftocht formule. De huidige formule met kwalitatief goede producten en hoog opgeleid personeel zal blijven, waar alle bedrijven met een goed imago zullen blijven bestaan. Ter stimulans van ondernemerschap heeft Tonny de volgende ideeën.
43
Laat jonge mensen de balansen zien van de top 100 bedrijven in de branche, dit zal zeker een stimulans zijn. Mensen kunnen dan met eigen ogen zien dat er goed geld te verdienen is. Op jonge leeftijd ondernemerschap stimuleren, daarna inzetten op vakmanschap. Dus eerst breed opleiden en dan specialiseren. Als men de schouders er onder zet en men weet overheidsgelden vrij te maken voor het stimuleren van ondernemerschap dan is er een goede slag te halen. Tonny is een voorstander van leren in de praktijk, de opleidingswinkel welke in het project IGS wordt genoemd heeft volgens hem dus een goed kans van slagen. Hij zegt hier zelf over: “Als 10 studenten bij mij een oriënterende stage zouden komen lopen zou ik er door mijn enthousiasme voor het vak zeker 3 tot 5 warm kunnen maken voor het vak.” We moeten niet alleen van bovenaf proberen het probleem op te lossen. De ondernemers welke werkzaam zijn in de AGF branche kunnen veel beter uitleggen en vertellen war er in de branche gebeurd. Gepassioneerde mensen kunnen deze boodschap nog veel beter over brengen, zij zijn namelijk de echte experts. Waar we voor op moeten passen is dat elk beginnend ondernemer direct het binnengekomen geld ziet. We moeten wel reëel blijven. Een volgende valkuil is dat beginnend ondernemers het wiel opnieuw uit willen vinden. De laatste valkuil, de meeste beginnend ondernemers calculeren niet goed, het is de juiste margemix die ervoor zorgt dat mensen naar je toe komen. Als laatste wil Tonny graag nog een keer onderstrepen dat als je ondernemerschap binnen deze branche wil stimuleren bij jongeren je hiervoor echt gepassioneerde mensen moet hebben.
44
Groothandel Willem Dijk Vrijdag 12 december 2008, Enschede Roy van Velp Lisanne Hemmes
Groothandel Willem Dijk Willem Dijk groenten en fruit is een groothandel in de AGF branche die is opgericht na de oorlogsjaren. Het is gevestigd op het Wolbert, wat ligt in het havengebied in Enschede. Momenteel zijn Willem Dijk Sr. en Willem Dijk jr. de eigenaren van de groothandel. We zien hier een typisch voorbeeld van bedrijfsopvolging binnen de familie, van opa naar kleinzoon. De groothandel is sinds de oprichting sterk gegroeid, er werken nu ongeveer vijftig gekwalificeerde medewerkers verspreid over de verschillende functies. De producten worden voor het grootste gedeelte ingekocht in Zuid-Europese landen. Nadat het product geplukt is gaat het naar grote pakhuizen waar het word verpakt met een Nederlandse label. Via een uitbesteed transport worden de producten naar Nederland vervoerd en daar verder verkocht. Willem Dijk houdt de regel aan dat tussen de kweker/tuinder en de afnemers maar 24 uur zit. Dit om het zodoende zo vers mogelijk te houden. Er wordt geleverd aan afnemers binnen de straal van 80 kilometer van de groothandel. Ze leveren aan de horeca, supermarkten, groentespeciaalzaken en ambulante handel. In principe wordt er in de groothandel niks meer aan het product gedaan, het is een tijdelijke opslag voordat het naar de klant toegaat. Voor een enkele grote klant wordt wel verpakte groente gemaakt. Willem Dijk had als eerste het H.A.C.C.P. keurmerk voor hygiëne. Dit is zeker iets om trots op te wezen. Naast dit keurmerk hebben ze ook een eigen aardappelsoort, de tukker truffel. Willem Dijk jr. Willem Dijk jr. is september jl. afgestudeerd aan de opleiding Small Business op Saxion Hogeschool in Enschede. Naast zijn vader komt ook zijn moeder uit een ondernemingsgezin. Daar had men een tuinders bedrijf. Willem geeft aan dat hij van huis uit altijd is vrijgelaten in de keuze waarvoor hij ging leren. Hij werd wel door zijn ouders in het bedrijf betrokken. Zijn eerste bijbaantje was dan ook binnen de groothandel als vrachtwagenchauffeur. Dit combineerde hij met zijn studie. Nu hij hiermee klaar is, is hij mede eigenaar geworden van Willem Dijk. Bedrijfopvolging Willem Dijk jr. is natuurlijk een perfect voorbeeld van bedrijfsopvolging binnen een onderneming. Hij heeft dus ook een goede kijk op waardoor er een matige bedrijfsopvolging is binnen de AGF branche. Zo geeft hij aan dat het inderdaad ook komt door een slecht imago. De nieuwe generatie komt zelf niet meer in aanraking met het product. Het wordt door een van de ouders gekocht. En wanneer ze zelf bij de supermarkt komen wordt de afdeling overgeslagen.
45
Tussen de huidige ondernemers zelf zit ook een verschil in ondernemen. De ene ondernemer doet het beter dan de andere. Omdat blijkt dat er wel een goede boterham uit kan worden gehaald, is een goede ondernemingstrategie belangrijk. Als wij ons voorbeeld van Tonny van Eldijk aandragen geeft hij ons het volgende advies: Informatie verzamelen over een select aantal groente speciaalzaken die goed aangeschreven staan. Zij hanteren daardoor een goede ondernemingsstrategie. Deze informatie zouden we kunnen aanvragen bij Martijn van de Kamp (ADN). Deze ondernemingen kunnen we onderling vergelijken en overeenkomstige punten eruit halen. Die punten kunnen dan als advies bijdragen voor groentespeciaalzaken die het slechter doen. Wanneer we kijken naar de concurrent de supermarkt, maakt Willem ons attent op een paar interessante feiten. Zo blijkt dat in supermarkten de Groente en Fruit afdeling als belangrijkste afdeling dient. De supermarkt hanteert hoge marges over de producten. Emotionele producten voor de consument verkoopt ze goedkoop, maar de totale boodschappen op deze afdeling vallen duurder uit dan bij een groentespecialist. Tevens gebruikt de supermarkt in haar reclamefolders deze producten ook als eerste. Willem ziet zelf ook wat in een soort van opleidingswinkel, waarin studenten mee kunnen werken in een groentespeciaalzaak. Op deze manier komen ze in aanraking met het product en leren ze tevens het vak ondernemen kennen. Om met de trends mee te gaan is het belangrijk dat er jong bloed in een groentespeciaalzaak komt. In de meeste gevallen is de eigenaar al op leeftijd en zit al een ruime tijd in het vak. Jonge medewerkers die kunnen ervoor zorgen dat de onderneming met de tijd meegaat, waardoor het ook op kan wassen tegen de concurrentie. Vaak zien we het geval dat de eigenaar dit niet toelaat. De jonge ondernemer wordt alleen aan het werk gezet om de consument te helpen en innovatie ideeën worden niet geaccepteerd. Jonge ondernemers kunnen juist een positieve draai geven waar de onderneming open voor zou moeten staan.
46