ARGEX NV Kruibeeksesteenweg 162 2070 BURCHT (ZWIJNDRECHT)
Niet-technische samenvatting MER Project-MER PR0442 MER-deskundigen MER-coördinator: Quirin Vyvey Deskundige Lucht: Johan Versieren Deskundige Geluid: Willy Bruyninckx en Luc Kelders Deskundige Water: Johan Versieren Deskundige Bodem: Maarten Geypens Deskundige Mens: Michèle Bauwens Deskundige Fauna en Flora: Quirin Vyvey
3500 9032 1000 5004
Hasselt Gent Brussel Bouge
Maastrichtersteenweg 210 Industrieweg 118/4 Clovislaan 82 Route de Hannut 55
2013
T. 011/22 32 40 T. 09/216 80 00 T. 02/734 02 65 T. 081/22 60 82
F. 011/23 46 70 F. 09/375 36 17 F. 02/734 61 80 F. 081/22 99 22
Argex NV – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
INHOUDSTAFEL I. II.
III.
IV.
Ruimtelijke situering Projectbeschrijving II.1. Verantwoording II.2. Administratieve voorgeschiedenis II.3. Beschrijving proces II.4. Alternatieven Mogelijke milieueffecten III.1. Milieueffecten discipline Lucht III.2. Milieueffecten discipline Geluid en Trillingen III.3. Milieueffecten discipline Water III.4. Milieueffecten discipline Bodem III.5. Milieueffecten discipline Mens-mobiliteit III.6. Milieueffecten discipline Mens-gezondheid III.7. Milieueffecten discipline Fauna en flora III.8. Milieueffecten andere disciplines Eindconclusie
INLEIDING Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport (= MER), m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor het publiek en de andere belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het MER beslist niet of het project of planproces vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met het MER. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan het publiek en de belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet het eigenlijke milieueffectrapport geraadpleegd worden. Argex NV wenst een hernieuwing van haar bestaande milieuvergunning voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels aan te vragen. Deze activiteit is MERplichtig volgens rubriek 5e van bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het bedrijf is momenteel de enige producent van deze geëxpandeerde kleikorrels in België. De grondstof Boomse klei (ca. 1.400 ton per dag) wordt via transportbanden aangevoerd vanuit de eigen groeve die in de zeer nabije omgeving is gelegen. In de productie-eenheid wordt de klei gekneed en gemalen en naargelang de gewenste korrelgrootte tot staafjes met een bepaalde grootte geperst. Deze kleistaafjes worden in een 76 meter lange draaitrommeloven gebracht en verwarmd tot een temperatuur van 1.100 °C. Bij deze temperatuur treedt er expansie (opzwelling) op waarbij de staafjes worden omgevormd tot kleibolletjes (ca. 1.800 m³ per dag) die na afkoeling kunnen worden gebruikt als bouwmateriaal (belangrijkste toepassingsgebied) of in de tuinbouw.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 3
De huidige vergunde productiecapaciteit van 500.000 m³ geëxpandeerde klei per jaar (of circa 215.000 ton per jaar) blijft in de toekomst behouden. Via een project-MER worden de mogelijke milieueffecten van de beschreven bedrijfsactiviteit onderzocht.
I.
RUIMTELIJKE SITUERING Het project dat onderwerp uitmaakt van dit MER is gelegen op het grondgebied van Kruibeke (provincie Oost-Vlaanderen) en Zwijndrecht (provincie Antwerpen). Het projectgebied is gelegen binnen de perimeter van het Grootstedenlijk gebied Antwerpen. Het Argex-productiecentrum is gelegen langsheen de Schelde op linkeroever en bevindt zich in een industriezone doorsneden door de gewestweg N419. De belangrijkste herkenningspunten in de wijdere omgeving zijn: de Schelde, de E17, de woongebieden van de gemeenten Kruibeke (ten zuiden), Zwijndrecht (ten noorden) en Hoboken (ten oosten), en de grote bedrijventerreinen De Zeven Bochten - Hogenakkerhoek (ten westen) en Hoboken Polderstad (op de rechteroever van de Schelde) alsmede industriegebied Oeverkant in het NO. Het projectgebied sluit ook aan bij het GRUP nabestemming kleigroeve Argex dat als nabestemming Gemengd Regionaal Bedrijventerrein (Oost-Vlaanderen) en nabestemming natuur (Antwerpen) gekregen heeft . De ruimtelijke situering van het project is verder aangegeven in de figuur 3 = Gewestplan, figuur 4 = Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA) SterhoekHaaghoek (Kruibeke) en Kasteleynhoek (Zwijndrecht), figuur 5 = grondplan (= interventieplan), figuur 6 = luchtfoto, figuur 7 = GRUP “Herstructurering Kleigroeve ”.
II.
PROJECTBESCHRIJVING
II.1.
Verantwoording De eerste exploitatievergunning van de vestiging van Argex in Kruibeke/Zwijndrecht dateert van 12 april 1965. Het belang van de geproduceerde geëxpandeerde kleiproducten is reeds lang erkend, ook in de ons omringende landen. Zowel in België als in onze buurlanden als in Scandinavië worden Argex-materialen reeds decennia succesvol aangewend, o.a. voor diverse bouwprojecten. Argex bezit een oven voor geëxpandeerde kleikorrels met een productiecapaciteit van ongeveer 500.000 m³ per jaar. Deze oven is de grootste oven van Europa.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 4
De producten en de mengsels ervan worden voornamelijk gebruikt in volgende toepassingen: -
thermovloeren; lichte aanvullingen; beton; bouwblokken; daktuinen; waterbeheersing; renovatie.
Het gebruik situeert zich voornamelijk in de vorm van (wegen)bouwkundige toepassingen (aanleg van wegen, spoorwegen en waterlopen). Daarnaast zijn de Argex-producten echter ook ideaal voor de aanleg van sportvelden, terrassen, plantenbakken, vloerisolatie, privaat gebruik bij het bouwen van een woning en industriële projecten. Vanuit de thuishaven te Kruibeke/Zwijndrecht, verdeelt Argex haar geëxpandeerde kleikorrels op de nationale en internationale markt. Zo zijn er ook verkoopvestigingen in Frankrijk en Engeland. Er wordt ook permanent geïnvesteerd in het ontwikkelen en het afleveren van innovatieve en kwalitatief hoogstaande producten, aangepast aan de noden en de nieuwe trends van de markt. De site van Argex is gelokaliseerd op die plaats waar er voldoende grondstof op korte afstand aanwezig is. Ten westen van de productiesite, net over de gewestweg, bevindt zich immers de bestaande kleigroeve. Bovendien is de samenstelling van de klei zeer geschikt voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels. De klei heeft immers een goede illiet/kaoliniet verhouding en is bovendien ijzerhoudend. Ook is de site ideaal gelegen voor de afvoer van de afgewerkte producten via autosnelweg (E17) en waterweg (Schelde). Met de vraag tot hervergunning wenst Argex de bestaande productieactiviteiten in de toekomst verder te zetten.
II.2.
Administratieve voorgeschiedenis Steenbakkerij Van Burcht NV baatte van 1936 tot 1964 op de terreinen van het huidige productiecentrum een steenbakkerij uit. De steenbakkerij was verbonden met de kleigroeve te Kruibeke/Zwijndrecht. Van 1964 tot 1987 werden de activiteiten op de site uitgebreid. Naast de steenbakkerij werd er ook een betoncentrale uitgebaat en werd gestart met de productie van geëxpandeerde kleikorrels door Portland Cement J. Van den Heuvel. Het is cementfabriek Van den Heuvel die de eerste testen met geëxpandeerde kleikorrels uitvoerde in zijn cementoven te Hemiksem. Toen hiervoor ook onder de noemer LECA (Light Expanded Clay Aggregates) op Europees vlak een klankbord bleek te bestaan, werd een nieuwe fabriek gebouwd in Kruibeke, waar tot op vandaag de welgekende bruine Argexkorrels gemaakt worden in een 76 meter lange oven.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 5
Argex (‘Argile Expansée’) werd geboren in 1965 en viel organisatorisch onder de “Aggregaten”-divisie van Inter-Beton, dat door de cementbedrijven CBR en Obourg hiervoor speciaal in het leven was geroepen. Eind jaren 1970 werd deze organisatie onafhankelijk (SA SICALEX), maar smolt later samen met NCGCP (“Nouvelles Carrières de Grés, Calcaires et de Porphyres”), waaruit Gralex ontstond. Hoewel de commercialisering van de Argexkorrels voorheen vanop de hoofdzetel van Gralex in Brussel gebeurde, werd begin jaren 1990 beslist om de productieen verkoopafdeling samen te voegen in Kruibeke/Zwijndrecht. Zo heeft Argex bvba tien jaar lang een eigen koers gevaren onder de vleugels van twee grote spelers op de Belgische cementmarkt. In 2002 gaven CBR (HeidelbergCement) en Holcim (Obourg) echter te kennen Argex te willen afstoten om zich opnieuw op hun kernactiviteiten te concentreren. Op 1 januari 2003 was de overname door eigen middelen (Management Buy-Out) en de omvorming tot Argex NV administratief een feit. De officiële overname vond plaats op 4 juli 2003. Vanaf het voorjaar van 2005 kwam Argex voor 100 % onder de vleugels van Hye, een bouwbedrijf gespecialiseerd in water- en havenwerken, terecht. Argex NV staat vandaag de dag dan ook als een belangrijke speler met een eigen logo en bedrijfsidentiteit gekend op de markt van lichte granulaten.
II.3.
Beschrijving proces Het bedrijf bevat een geïntegreerde installatie met apparatuur voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels waarbij uitgegaan wordt van Boomse klei als grondstof. Deze wordt in de onmiddellijke omgeving ontgonnen. De klei wordt gemengd met ijzeroxiden die het expansieproces mogelijk moeten maken. Dit mengsel wordt onder druk door een matrijs (holle gietvorm) geperst waardoor staafjes ontstaan (figuur 1).
Figuur 1. Kleistaafjes Argex (werkelijke lengte gemiddeld 3 centimeter)
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 6
Deze kleistaafjes worden met behulp van brandstoffen (bijv. bruinkool) voorverwarmd en verhit tot 1.100 °C zodat expansie optreedt. De hete gassen nodig voor het bakproces worden via een elektrofilter die het stof opvangt verwijderd via een schouw. Na het expansie- en bakproces worden de geproduceerde korrels afgekoeld met lucht. Daarna worden ze gestockeerd en via zeefinstallaties gescheiden in verschillende korrelmaten. Het hart van het eigenlijke productieproces is dus de draaitrommeloven. Daarnaast bezit Argex nog de nodige randapparatuur, onder meer voor de warmte-opwekking in het proces (met een brander). De installatie bevat dus eenheden voor: -
II.4.
opslag van grond- en hulpstoffen; behandeling van grondstoffen en brandstoffen; voorbewerken (mengen en persen tot staafjes) van de klei; drogen en voorverwarmen van de klei; verhitting; expanderen van de klei; koelen van de geëxpandeerde kleikorrels; het stockeren van ongezeefde kleikorrels; zeven en breken van kleikorrels; laden en stockeren; kwaliteitscontrole.
Alternatieven Het opstellen van alternatieven kan gebeuren op vlak van ontwikkeling, locatie en industriële processen. Op vlak van locatie zijn er weinig alternatieven en is de huidige site de meest ideale. Belangrijke factoren voor de keuze van de huidige locatie zijn: -
-
de ligging nabij de belangrijkste basisgrondstof, namelijk klei uit de nabijgelegen kleigroeve; de eigenschappen van de Boomse klei die uitstekend geschikt zijn voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels; de aanwezigheid van uitstekende logistieke verbindingen door de nabijheid van auto(snel)- en waterwegen met voldoende draagkracht; de aanwezigheid van industriegrond waarop zowel op het planologisch vlak als op het vlak van ontwikkelingsmogelijkheden industriële activiteiten toegestaan kunnen worden; de beschikbaarheid van voldoende geschoolde arbeidskrachten.
Verder zijn er een aantal drijfveren om op zoek te gaan naar alternatieve gronden brandstoffen met het oog op een gedeeltelijke vervanging: energie en CO2problematiek, duurzaam materialenbeheer, kostprijs,… Soms leiden voorstudies tot testen die een aantal keer tot concrete mogelijkheden hebben geleid. De randvoorwaarden zijn wel zo dat er zowel technisch als milieuhygiënisch geen problemen mogen zijn. Op technisch vlak betekent dit dat o.a. zowel de dosering als de procesvoering, als de kwaliteit van het eindproduct in orde moeten blijven. Op vlak van milieuhygiëne is er grote aandacht voor potentiële luchtemissies en mogelijke uitloging uit het eindproduct.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.
pagina 7
MOGELIJKE MILIEUEFFECTEN Bij de bepaling van de te verwachten effecten worden de mogelijke ingrepen die aanleiding kunnen geven tot effecten in beschouwing genomen. Voor het beschouwde project kunnen de ingrepen/activiteiten tijdens de exploitatiefase onderverdeeld worden zoals omschreven in onderstaande tabel 1. De significantiebeoordeling van de mogelijke milieueffecten wordt uitgedrukt op een schaal van -3 (significant negatief effect) tot +3 (significant positief effect).
Tabel 1: Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten Activiteit
Bodem Lucht
Aanvoer grondstoffen Transport grond-, hulp-, afvalstoffen en afgewerkt product Opslag en overslag grondstoffen
Water
Geluid Mens
(X)
Fauna & Flora
(X)
X
X
(X)
X
X
(X)
Opslag hulpstoffen Opslag afvalstoffen Opslag en overslag eindproducten Laadinstallatie vrachtwagens
X (X) X
X
(X)
X
(X)
X
X
(X)
Productie-installaties
(X)
X
X
X
X
X
X
X
X
Verwarmings- en stookinstallaties (oven) (Afval)watercircuit Hemelwatercircuit Inname ruw water Technische dienst (werkplaats) Lozing sanitair afvalwater Hemelwaterafvoer Transport werknemers Brand (en bluswateropvang)
(X) (X) (X) (X) X X (X) (X)
X: er is mogelijk een significant (betekenisvol) effect
(X)
(X)
(X): er is mogelijk een effect
(X)
(X)
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.1.
pagina 8
Milieueffecten discipline Lucht De belangrijkste luchtemissies omvatten enerzijds stofemissies afkomstig van een aantal bedrijfsactiviteiten (voornamelijk de opslag en overslag van geëxpandeerde kleikorrels), en anderzijds de productie van verbrandingsgassen (stikstofoxiden (= NOx) en zwaveloxiden (= SOx)) afkomstig van de draaitrommeloven en intern en extern transport.
III.1.1.
Beoordeling van de referentiesituatie Bij de beoordeling van de actuele impact dient rekening gehouden te worden met het feit dat niet de volledige vergunde capaciteit benut wordt. Bij de impactberekeningen wordt rekening gehouden met een productieperiode van 6.240 uren/jaar en een gemiddeld afgasdebiet van 92.000 Nm³ (droog gas)/uur. Het afgasdebiet geeft weer welke volume lucht per uur wordt vrijgesteld. De impact van NOx, CO, HCl, HF, TOC, zware metalen en dioxines in de omgevingslucht is beperkt tot verwaarloosbaar. De huidige impact inzake SOx kan als belangrijk beschouwd worden. Er wordt echter niet verwacht dat de bijdragen aanleiding geven tot overschrijding van de grenswaarden. Voor deze draaitrommeloven bedraagt de sectorale VLAREM IIluchtemissienorm voor SOx 1.000 mg/Nm³ (tot 2021). Met de huidige installatie kan deze norm worden gerespecteerd. De actuele bijdrage inzake geleide stofemissie (PM10 = deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer) via de schouw kan als verwaarloosbaar tot beperkt aanzien worden. De bijdragen kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor overschrijdingen van de doelstellingen. Voor de diffuse stofemissie kan gesteld worden dat de bijdrage van Argex wel als relevant te beschouwen is en het bedrijf mee verantwoordelijk kan zijn voor het overschrijden van de richtwaarde. Intussen werden sinds 2008 diverse voorkomings- en beheersmaatregelen inzake stof genomen: opvolgen en meten van stofemissies, verbeterd preventief onderhoud van stoffilters, installatie van intern alarmsysteem bij verhoogde emissies, installatie van stofwerende middelen, afschermen van mogelijke stof producerende activiteiten van de buitenlucht, bevochtigen van wegen en voorraadstapels, beperken van valhoogte bij laden van korrels, aanpassen van de procesvoering in productie, plaatsen van bijkomende ontstoffingsfilters,… Een uitzonderlijke keer werd er gemeld dat er een geurimpact optrad. Mogelijks was dit te wijten aan het neerslaan van de pluim. Gezien de SOX-modelwaarden niet wijzen op het overschrijden van de geurdrempelwaarde, gezien het sporadisch karakter van geurklachten, en gezien de toetsingswaarde die kan gehanteerd worden, kan gesteld worden dat er geen sprake is van (onaanvaardbare) geurhinder.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.1.2.
pagina 9
Beoordeling van de toekomstige situatie De emissies in de toekomstige situatie kunnen als gelijkaardig beoordeeld worden in vergelijking met de actuele situatie. Bij de beoordeling wordt echter wel rekening gehouden met het realiseren van de volledige vergunde capaciteit, zodat theoretisch een aanzienlijk hogere emissie zou kunnen optreden ten opzichte van de referentiesituatie. Voor de toekomstige situatie wordt immers modelmatig rekening gehouden met een volcontinue productie, wat als een beperkte overschatting kan aanzien worden. Bij de impactevaluatie wordt inzake SOX (zwaveloxiden) evenmin rekening gehouden met het feit dat de SOx-emissie in 2010 bijna 20 % lager lag dan de waarde die bij de impactberekeningen gehanteerd werd, zodat zowel de SOx-impact als de zure depositie met een kleine 20 % overschat wordt. De impact van NOx, CO, HCl, TOC, zware metalen en dioxines is beperkt tot verwaarloosbaar. Met betrekking tot HF wordt ter hoogte van twee beoordelingspunten een belangrijke bijdrage berekend, zonder dat evenwel overschrijdingen van de doelstellingen verwacht worden. Globaal kan gesteld worden dat de impact zich in de toekomst voornamelijk zal situeren op het vlak van: -
-
SOX en zure depositie (de SOX-emissie werd door Argex reeds in zeer aanzienlijke mate gereduceerd t.o.v. de situatie vóór 2008 door het veranderen van brandstof (omschakeling op bruinkool) en door het plaatsen van de elektrofilter op de schouw); niet-geleide stofemissies en stofdepositie.
Voor deze draaitrommeloven bedraagt de sectorale VLAREM II-luchtemissienorm voor SOx 1.000 mg/Nm³ (tot 2021). Met de huidige installatie kan deze norm worden gerespecteerd. Conform het Richtlijnenboek Lucht (2012) dient de impact inzake SOx als belangrijk beschouwd te worden omdat de bijdrage van het bedrijf op de luchtkwaliteitsdoelstellingen groter is dan 3 % (score -2). Het toetsingskader van het Richtlijnenboek lucht stelt dat vanaf een bijdrage van 10 % reeds milderende maatregelen noodzakelijk zijn (en vanaf 3 % onderzoek nodig teneinde op langere termijn maatregelen te kunnen nemen). Een globale impactscore van -3 dient toegekend ten aanzien van het significantiekader zoals voorgeschreven door het Richtlijnenboek Lucht van de Dienst Mer. Ten aanzien van het beoordelingskader voor het kwantitatief beoordelen van de impact van hinderlijke activiteiten op de luchtkwaliteit (immissies) uit het Richtlijnenboek Lucht dient gesteld te worden dat de deskundige ervan uitgaat dat dit eerder in aanmerking komt om uitbreiding van activiteiten te beoordelen. Overeenkomstig het Richtlijnenboek lucht en bij toetsing t.o.v. het beoordelingskader van dit Richtlijnenboek dienen dan ook milderende maatregelen voorgesteld te worden (terwijl dit in feite niet blijkt uit toepassing van de wettelijke beoordeling inzake schouwhoogte-berekeningen zoals opgelegd in Vlarem II). Voor de diffuse stofemissie kan gesteld worden dat de bijdrage van Argex wel als belangrijk te beschouwen is en mee verantwoordelijk kan zijn voor het overschrijden van de richtwaarde inzake stofdepositie in de onmiddellijke
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 10
omgeving van het bedrijf, mogelijks af en toe ook van een grenswaarde (maar ook andere bronnen in de omgeving zijn hierbij mee bepalend). Er kan hier aangegeven worden dat momenteel een saneringsplan in uitvoering is. De resultaten van het saneringsplan kunnen evenwel enkel op langere termijn beoordeeld worden. Door de verdere uitvoering van het saneringsplan worden bijkomende gunstige effecten verwacht.
III.1.3.
Milderende maatregelen De uitstoot van emissies naar de lucht is voor een deel eigen aan de productieactiviteiten. Het expansieproces vereist namelijk een hoge temperatuur en om die te bereiken zijn er verbrandingsprocessen noodzakelijk. Daarnaast bevat de grondstof (Boomse klei) ook elementen die bij sterke verhitting omgezet worden in gassen. Deze gassen worden via een schouw naar de lucht vrijgegeven. Tot op de dag van vandaag zijn reeds een aantal maatregelen getroffen om de uitstoot van voornamelijk stof en verzurende gassen te beperken. Dit komt duidelijk tot uiting in de meetwaarden van de afgelopen jaren. Voor de opvolging is een continu meetsysteem voorzien ter monitoring van de SOX-concentraties. De invoering van dit continu meetsysteem kan er ook toe bijdragen dat de hoogste emissieniveaus beter in kaart kunnen gebracht worden. De impact op de verzurende depositie in de omliggende gebieden kan verlaagd worden door de dispersie-omstandigheden te verbeteren. Dit kan bijvoorbeeld door het substantieel verhogen van de aanwezige schouw. De kostprijs van deze aanpassing is echter als zeer aanzienlijk in te schatten. De aanpassing wordt ook niet beschouwd als ‘best beschikbare techniek’ en heeft geen impact op de totale emissiehoeveelheid.
III.1.4.
Postmonitoring Om de impact van de niet-geleide stofemissies verder op te volgen en de impact van het in uitvoering zijnde saneringsplan blijvend te onderbouwen, is het verder uitvoeren van depositiemetingen aangewezen. Dit behelst zowel metingen conform de door het bedrijf reeds jarenlang toegepaste meetmethodiek (nodig om de evolutie te volgen) als metingen volgens de voorgeschreven meetmethodiek om vergelijking met de doelstellingen en grenswaarden mogelijk te maken. Gezien de belangrijkste maatregelen een dagdagelijkse opvolging vereisen, kan men stellen dat het saneringsplan in feite als “niet eindig” te aanzien is. Belangrijke maatregelen die consequent dienen toegepast te worden, zijn het reinigen van de wegen, bevochtiging, opvolging van de goede werking van de filters door periodiek uitvoeren van controlemetingen om vroegtijdig eventuele doorslag van filters te detecteren, toepassen van goed vakmanschap,... Blijvende sensibilisering en dagelijkse opvolging van deze acties door de verantwoordelijken is noodzakelijk om een verdere daling van de stofemissies te realiseren.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.1.5.
pagina 11
Leemten in de kennis Als belangrijkste leemte in de kennis kan het ontbreken van kwantitatieve gegevens van de niet-geleide stofemissies beschouwd worden. Het ontbreken ervan wordt opgevangen door gebruik te maken van de resultaten van stofdepositiemetingen om de impact in kaart te brengen.
III.2.
Milieueffecten discipline Geluid en trillingen De site van het bestaande productiecentrum van Argex langs de Kruibeeksesteenweg omvat een zone voor kleiopslag, kleivoorbereiding, een draaitrommeloven, een koelkelder met verluchtingsventilatoren, ontstoffings- en zeefinstallaties en zeer uitgebreide zones voor opslag van de gebakken kleikorrels. Deze installaties en de gekoppelde bedrijfsactiviteiten (transport, laden en lossen, draaiende onderdelen,…) zijn te aanzien als de relevante geluidsbronnen. Aan de oostzijde, in de richting van de Schelde, ligt het productiecentrum helemaal open. Het bedrijfsperceel sluit via een los- en laadkade aan op de Schelde. Aan de overkant (= rechteroever) bevindt zich een natuurgebied (Hobokense polder – Polderbos) dat overgaat in het woongebied Polderstad – Hoboken Antwerpen. Ter hoogte van het productiecentrum van Argex bedraagt de breedte van de Schelde 400 à 450 m. Aan de westzijde, in de richting van het natuurgebied (Fort van Kruibeke), wordt het productiecentrum echter in belangrijke mate afgeschermd door keermuren en stocks van kleikorrels. Enkel de hoger gelegen delen van het productiecentrum dragen aan deze zijde direct bij tot het omgevingsgeluid in het aansluitend gebied. Op bepaalde plaatsen zijn de geluidsimmissies geëvalueerd over een aantal etmalen, bijvoorbeeld: -
in het natuurgebied “Fort van Kruibeke” dat voor een deel recht tegenover de productie-installaties van het productiecentrum van Argex is gelegen; aan de meest kritisch gelegen woningen langs de Watermolenstraat in het natuurgebied ten zuiden van het industriegebied; aan de meest nabij gelegen woningen ten oosten van de site van het productiecentrum van Argex in “Polderstad” aan de overzijde van de Schelde; de immissiezone bevindt zich op de grens van het Natuurgebied “Polderbos” en de woonwijk “Polderstad”; in deze omgeving aan de Wissenboslaan werden er geluidsmetingen uitgevoerd over langere meetduren gespreid in de meetperiode 2008-2013; vanuit deze omgeving werden er klachten geuit met betrekking tot geluid.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 12
Deze geluidsimmissiemetingen over langere periodes zijn aangevuld met een aantal korte geluidsmetingen (onder meer in het voorjaar 2013): -
ter hoogte van de individuele woning met nr. 223 langs de Kruibeeksesteenweg; ter hoogte van de Scheldekaai – linkeroever terrein productiecentrum Argex; ter hoogte van de waterburcht – kasteel van Kruibeke; ter hoogte van de Schelde-oever – rechteroever tegenover productiecentrum Argex; ter hoogte van de meest nabij gelegen woning langs de Jan Van de Wervelaan; ter hoogte van de Kruibeeksesteenweg ter evaluatie van de bijdrage van het verkeer.
Ter hoogte van de kritische immisiezones worden onder de normale productievoorwaarden geen trillingen waargenomen. In het kader van het MER werden de geluidsmetingen uitgevoerd ter evaluatie van het omgevingsgeluid, conform de voorschriften van Vlarem II. Het significantiekader voor geluid en trillingen voor dit project ter beoordeling van de impact van de hervergunning van het productiecentrum van Argex is gebaseerd op enerzijds de verandering van het omgevingsgeluid door het project en anderzijds een evaluatie ten opzichte van de Vlarem-voorwaarden voor een bestaande inrichting. Onder normale voorwaarden verlopen de activiteiten van het productiecentrum continu door over aaneensluitende etmalen en gaat dit gepaard met een vrij stabiel emissiegeluid. Daardoor zal de beoordeling in het bijzonder gericht zijn op de voorwaarden die van toepassing zijn voor bestaande inrichtingen tijdens de nachtperiode.
III.2.1.
Beoordeling van de referentiesituatie Sinds 2008 werden in het kader van het saneringsplan preventieve en beheersmatige maatregelen genomen om de geluidsemissies te voorkomen of te beperken, zoals de heroriëntatie van de uitlaat van de ontstoffingsventilator en het aanpassen van diezelfde uitlaat met een verticale geluidsdemper, de isolatie van de koelmotoren, de lokale overkapping in de koelkelder,… Na het plaatsen van de verticale geluidsdemper (augustus 2010) op de luchtuitlaat van zeefinstallatie 1, werden eind februari 2011 bijkomende geluidsmetingen uitgevoerd aan de betrokken zonevreemde woning (nr. 223 langs de Kruibeeksesteenweg). Uit een eerste evaluatie ter plaatse bleek dat de geluidsimmissiebijdrage van het productiecentrum van Argex pas later op de avond wordt waargenomen in vergelijking met de vorige vaststellingen. Pas aan het begin van de nachtperiode, wanneer het verkeer langs de Kruibeeksesteenweg voldoende duidelijk afneemt, komt de immissiebijdrage van het productiecentrum Argex tot uiting. Onder deze exploitatievoorwaarden wordt aan de betrokken woning een relevante waarde vastgesteld van 52-53 dB(A) (eenheid voor sterkte geluid). In vergelijking met de resultaten van eind 2009 is het globale immissieniveau van het productiecentrum van Argex gedaald met ca. 4 dB(A). Uit de resultaten van de frequentie-analyses blijkt dat de relevante waarde geen uitgesproken zuivere tooncomponent bevat, waardoor de waarde van het specifieke geluid aan deze woning eveneens 52-53 dB(A) bedraagt.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 13
De geldende richtwaarde van 45 dB(A) tijdens de nachtperiode wordt met 7-8 dB(A) overschreden door de geluidsimmissiebijdrage van het productiecentrum van Argex. De globale beoordeling is als volgt: -
-
-
III.2.2.
De beoordeling van de referentiesituatie is met betrekking tot de bijdrage van het geluid van het productiecentrum van Argex naar de omgeving toe het meest kritisch in de zone ten oosten van de inrichting, namelijk het gebied op meer dan 200 m van het industriegebied, namelijk het woongebied “Polderstad”. Hier zijn er op 3 meetplaatsen overschrijdingen van de richtwaarde met 4-8 dB(A) (score -2). In de zone ten westen en ten noordwesten van het productiecentrum is het eveneens het aangrenzende gebied aan het industriegebied dat het meest wordt beïnvloed door de bijdrage van het productiecentrum, met in het bijzonder het gebied rond het Fort van Kruibeke met een overschrijding van de richtwaarde tussen 0-4 dB(A) (score -1). In de zone ten zuiden van het industriegebied waarop het productiecentrum staat ingeplant blijft de bijdrage van het productiecentrum eerder beperkt en wordt de richtwaarde van 45 dB(A) gerespecteerd.
Beoordeling van de toekomstige situatie Aangezien het een hervergunning betreft van een bestaande inrichting zonder belangrijke aanpassingen aan de infrastructuur van de inrichting, stemt de beoordeling van de referentiesituatie overeen met de toekomstige situatie. Wel zijn er sinds 2008 in het kader van een saneringsplan voor geluid preventieve en beheersmatige maatregelen getroffen inzake geluidsemissies om de situatie beter in overeenstemming te brengen met de geldende Vlarem-bepalingen voor bestaande inrichtingen. Dit saneringsplan heeft er toe geleid dat de algemene geluidsproductie naar beneden gebracht werd. Een aantal doorgevoerde maatregelen zijn reeds bij de referentiesituatie besproken. Andere gerealiseerde maatregelen om de geluidssituatie verder te verbeteren zijn: het dempen van het achteruitrijsignaal van de kleine wiellader, het wegnemen van een tussenreductie van ovenaandrijving, het inbouwen van doseerinstallatie bruinkool, de aankoop van dumper met andere losklep ter vervanging van vrachtwagen, het uit dienst nemen van de kalksteenventilator, de vervanging van de aandrijfkroon van de oven, het plaatsen van geluidsdemper op de uitlaat van de ontstoffingen zeefinstallatie 1 en 2 en het vervangen van de ontstoffingsinstallatie.
III.2.3.
Milderende maatregelen De genomen geluidsmaatregelen dienen verder te worden opgevolgd. Mogelijke extra milderende maatregelen zijn: een verdere evaluatie van de koelzone, het beheersen van verkeer met zware voertuigen zoals wielladers en bijhorende activiteiten op het bedrijfsterrein aan de kant van de Schelde tijdens de nachtperiode. Daarnaast kunnen volgende inrichtingen verder deel uitmaken van een technisch onderzoek om de eventuele bijdrage tot het geluidsniveau te beperken: de installatie voor de ontstoffing na koeling, de ontstoffingsinstallaties op zeefinstallatie en het gecombineerd gebruik van zeef 6 met zeefinstallatie 2.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.2.4.
pagina 14
Postmonitoring Opvolging van de resultaten van de uitvoering van de laatste saneringsmaatregelen omdat niet alle maatregelen, niettegenstaande het gefundeerd voorondezoek, even succesvol blijken te zijn en het saneringsplan in feite als niet eindig te aanzien is.
III.3.
Milieueffecten discipline Water De inkomende waterstromen zijn: leidingwater, grondwater, regenwater dat op de verharding van het terrein valt (en verzameld in een bufferbekken) en regenwater dat uit de kleigroeve wordt opgepompt. De kleigroeve is op de bodem miniem gevuld met niet verontreinigd regenwater. Dit water wordt naar een vijver (de vest) opgepompt. Indien er een tekort aan hemelwater is in het bufferbekken, wordt er water uit de vest naar de hergebruikinstallatie van Argex gepompt. Sinds 2006 is er een grondwaterwinning vergund. Deze grondwaterwinning wordt enkel ingezet als er geen regenwater van het terrein of uit de vest voorhanden is. De gebruikte hoeveelheid hiervan is dus zeer gering (minder dan 500 m³/jaar) en de effecten zijn dus niet relevant in het kader van het MER. De uitgaande waterstromen zijn normaal huishoudelijk afvalwater, water in het product en waterdamp via de ovens. Interne waterstromen, zoals het terug opgevangen sproeiwater en het water dat gebruikt wordt voor het reinigen van de voertuigen, worden niet in de waterbalans opgenomen omdat het een gesloten stroom betreft. Vergeleken met vroeger wordt er veel water gebruikt voor het besproeien van de opslag van grondstoffen en afgewerkte producten op het terrein van de productieeenheid. Dit om de stofhinder die tijdens drogere winderige periodes kan ontstaan, tegen te gaan. Het koelwater voor het ovensysteem wordt naar het koelcircuit teruggebracht. Al het proceswater wordt verdampt in het droogproces.
III.3.1.
Beoordeling van de referentiesituatie Argex heeft het statuut van nullozer voor bedrijfsafvalwater. Al het bedrijfsafvalwater wordt intern hergebruikt. Er wordt bijgevolg geen bedrijfsafvalwater door Argex geloosd. Toetsing aan lozingsvoorwaarden is bijgevolg niet relevant. Argex bevindt zich in een collectief te optimaliseren buitengebied. Momenteel wordt het huishoudelijk afvalwater via een septische put geloosd op de ingebuisde gracht die uitmondt in oppervlaktewater, conform de huidige verplichtingen. Ter hoogte van de Kruibeeksesteenweg wordt in het voorjaar 2013 een riolering aangelegd. Van zodra het mogelijk is, zal Argex op deze riolering aansluiten en zal er bijgevolg geen rechtstreekse lozing op oppervlaktewater meer plaats vinden.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.3.2.
pagina 15
Beoordeling van de toekomstige situatie De toekomstige situatie kan beschouwd worden als identiek aan de huidige situatie voor de discipline water. Er kan samengevat worden dat het effect van de lozing van huishoudelijk afvalwater op de ontvangende waterloop: -
III.4.
verwaarloosbaar is t.o.v. de kwaliteit van de ontvangende waterloop; verwaarloosbaar is t.o.v. de waterkwantiteit in de ontvangende waterloop; de structuurkenmerken van de ontvangende waterloop niet beïnvloedt.
Milieueffecten discipline Bodem Als potentiële bronnen van bodemverontreiniging in het verleden zijn op het terrein te vermelden: -
aanvulgrond indien van verdachte oorsprong; plaats met ondergrondse brandstoftanks; plaats met bovengrondse brandstoftanks; ijzeroxide (metalen); Opslag van oliën en gevaarlijke producten.
Potentiële verontreinigende stoffen zijn: -
III.4.1.
minerale olie ter hoogte van de tanks; metalen ter hoogte van de opslag van ijzeroxide.
Beoordeling van de referentiesituatie De enige noemenswaardige verontreiniging is de algemene historische verontreiniging van het grondwater met minerale olie. De volgende elementen weerleggen echter het aanwezig zijn van een ernstige bedreiging in de actuele omstandigheden: -
-
de gehalten minerale olie in het grondwater liggen beneden 2.000 µg/l (d.i. de waarde die in Nederland als ecotoxicologisch veilig wordt beoordeeld); het grondwater stroomt naar de Schelde; het ondiepe grondwater wordt niet ontgonnen (dit zou ook moeilijk haalbaar zijn gezien de heterogene en kleirijke opbouw van het dunne freatisch reservoir); er is dus geen gevaar voor waterwinning; het terrein is industriegebied dat bovendien volledig bedekt is door beton; direct contact met het water is uitgesloten in de huidige omstandigheden.
Volgens de bodemsaneringsdeskundige zijn er geen indicaties dat aan hiervoor vermelde elementen veranderingen te verwachten zijn in de toekomst.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.4.2.
pagina 16
Beoordeling van de toekomstige situatie De huidige situatie blijft behouden. Er zijn geen nieuwe activiteiten gepland. De situatie verandert bijgevolg niet, zowel wat betreft de potentiële bronnen van bodemverontreiniging op het terrein als wat betreft de potentiële verontreinigende stoffen. De te verwachten effecten in de exploitatiefase zijn neutraal tot weinig significant negatief.
III.5.
Milieueffecten discipline Mens-mobiliteit Het Argex-productiecentrum ligt langs de gewestweg N419. Op 1,37 km ten noordwesten van het bedrijf bevindt zich de autosnelweg E17/A14 (AntwerpenGent-Kortrijk). Het bedrijf heeft nood aan grond- en hulpstoffen om te kunnen produceren. De belangrijkste grondstof is klei en wordt via een transportband rechtstreeks vanuit de nabijgelegen groeve naar de productie-eenheid gebracht waardoor geen verkeershinder of extra wegbelasting ontstaat op de N419. De geproduceerde materialen (kleikorrels) en afvalstoffen dienen tot bij de afnemer, resp. verwerker te geraken. Gezien de onmiddellijke nabijheid van de Schelde is het mogelijk afgewerkte producten per schip naar hun bestemming te brengen. Een groot aandeel van het transport verloopt evenwel per vrachtwagen.
III.5.1.
Beoordeling van de referentiesituatie Uitgaande van een beperkte verkeerstelling (momentopname) worden voor de bestaande situatie met betrekking tot de inname van de capaciteit van de gewone weg (met name de Kruibeeksesteenweg) geen overschrijdingen van de theoretische, maximale dagcapaciteit berekend. Er dient toch benadrukt dat het hier om een theoretische capaciteit gaat, die slechts in optimale omstandigheden bereikt wordt. Met name tijdens de spitsuren (18 uur-19 uur) kunnen knelpunten optreden.
III.5.2.
Beoordeling van de toekomstige situatie In de geplande situatie is de verkeersintensiteit op de Kruibeeksesteenweg het hoogst in de richting van Zwijndrecht en bedraagt ze 55,79 % van de maximale capaciteit. De berekende toename van de verkeersintensiteit ten opzichte van de referentiesituatie is 0,21 %. De mogelijke impact op de capaciteit van de beschouwde weg wordt zwak negatief beoordeeld (score -1). Er is geen noemenswaardige invloed op het verkeer tijdens de spitsuren, omdat het goederenvervoer eerder gespreid is over de dag. Echter, elk transport, binnen of buiten de spitsuren, levert ontegensprekelijk een bijdrage tot de bestaande problematiek. Additionele inspanningen zijn nodig om vrachtvervoer via de gewone wegen te verminderen.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 17
In de bestaande situatie maakt bijna 80 % van de 78 werknemers gebruik van de eigen personenwagen. Het aandeel wegverkeer in de modal split (de verdeling van de goederen- en personenverplaatsingen over de vervoerwijzen/modaliteiten (weg, spoor, water)) van het personenvervoer werd als matig negatief beoordeeld (score -2). De modal split voor het goederenvervoer is in de bestaande situatie als sterk negatief te beoordelen (score -3). Immers het aandeel van het goederenvervoer over de gewone weg vergeleken bij de waterweg is hoog. Voor de geplande situatie blijft dit zo. Het aandeel van het wegverkeer in de modal split van het goederenvervoer (in tonkm) bedraagt dan 98,4 % en ligt dus boven de mobiliteitsdoelstelling van 69 % vooropgesteld door de Vlaamse Overheid.
III.5.3.
Milderende maatregelen Vanuit menselijk oogpunt is het noodzakelijk dat de mogelijkheden om het vervoer via de waterweg te maximaliseren grondig worden onderzocht. Deze optimalisatie wordt uiteraard beperkt door de bereikbaarheid van de klanten (en leveranciers) via de waterweg. Het personeel moet blijvend gemotiveerd worden om hetzij niet gemotoriseerde vervoersmethoden hetzij het openbaar vervoer of ander collectief vervoer (bijv. carpooling) te gebruiken.
III.6.
Milieueffecten discipline Mens-gezondheid Het studiegebied voor de discipline mens wordt uiteraard, en in de eerste plaats, bepaald door de menselijke aanwezigheid (receptoren) in de omgeving van Argex. Voor het inventariseren van de menselijke populaties en activiteiten werd het studiegebied vooraf afgebakend tot de zone binnen een straal van 2 km rond het bedrijf. Dit studiegebied wordt echter verder afgebakend tot de volledige zone waarbinnen zich hinder (zintuiglijke waarneembaarheid) of gezondheidseffecten (specifieke risicofactoren) voor de mens zouden (kunnen) voordoen als gevolg van aantoonbare invloeden op de verschillende abiotische milieucompartimenten (effecten op de lucht-, bodem-, (grond)waterkwaliteit, akoestisch klimaat). De afbakening van het studiegebied wordt dus ook afgeleid uit de effectbepalingen voor de andere disciplines.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.6.1.
pagina 18
Beoordeling van de referentiesituatie
III.6.1.1. Omgevingsfactoren Op het vlak van water-, bodem- en grondwaterverontreiniging is er geen risico voor de menselijke gezondheid als gevolg van contact of blootstelling. Ook op het vlak van luchtverontreiniging is er voor de parameters NO 2 (stikstofdioxide) en dioxines geen risico. Voor de parameter SOX en diffuse stofemissie zijn er betekenisvolle effecten en zijn milderende maatregelen nodig. Wat geluidshinder betreft, was er in de meetpunten 2, 6 en 9, namelijk resp. de individuele woning aan de Kruibeeksesteenweg nr. 223, het Kasteel van Kruibeke in de Burchtstraat 11 en het woongebied Polderstad Hoboken, sprake van geluidshinder. Voor de meetpunten 6 en 9 wordt echter overdag geen geluidshinder meer verwacht door de reeds genomen preventieve en beheersmatige maatregelen.
Figuur 2. Geluidsmeetpunten Op het vlak van verkeershinder wordt de Kruibeeksesteenweg-Burchtsesteenweg veelvuldig gebruikt door personenwagens, vrachtwagens en fietsers. Tijdens de spitsuren is er sprake van een quasi verzadiging van de wegcapaciteit en heeft ook Argex zijn bijdrage in de risicofactoren die gemotoriseerd verkeer in het algemeen met zich meebrengt (lucht- en geluidskwaliteit). De veiligheid voor zwakke weggebruikers kan op de gewestweg nog verbeterd worden. De heraanleg van de weg, om deze veiligheid te verhogen, is op het grondgebied Zwijndrect reeds aan de gang. De trage snelheid van de overstekende vrachtwagens tussen beide bedrijfsterreinen van Argex en de aanwezigheid van een verkeersbegeleider (persoon die met behulp van een verkeersbord plaatselijk signaleert en het verkeer regelt) zorgen wel voor een veilige situatie, ook voor de zwakke weggebruikers.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 19
III.6.1.2. Specifieke risicofactoren Wat de specifieke risicofactoren betreft zijn zowel de risico’s inherent aan specifiek productgebruik (gevaarlijke stoffen), als de risico’s voor stofexplosies, zware ongevallen met externe gevolgen en voor verspreiding van pathogenen (schadelijke organismen) te verwaarlozen.
III.6.2.
Beoordeling van de toekomstige situatie Ten opzichte van de bestaande situatie is er weinig of geen verandering en dus is de beoordeling van de bestaande en geplande situatie volledig gelijkaardig omdat er ten aanzien van de risicofactoren weinig of geen veranderingen zullen optreden.
III.6.2.1. Omgevingsfactoren Waterverontreiniging In de geplande situatie blijft de situatie voor bedrijfsafvalwater en huishoudelijk afvalwater gelijk aan de huidige situatie. Ook in de geplande situatie worden geen hinder- of gezondheidseffecten verwacht voor de bevolking als gevolg van blootstelling aan verontreinigingen in het oppervlaktewater (score 0). Bodem- en grondwaterverontreiniging Tijdens de exploitatiefase kan bijkomende bodem- en grondwaterverontreiniging ontstaan als gevolg van accidentele gebeurtenissen bij de twee grote stookolietanks en bij de opslag van ijzeroxide. Er zijn reeds maatregelen, zoals lekdetectie, voorzien om de kans op bodem- en grondwaterverontreiniging te minimaliseren. Er wordt dan ook verwacht dat in de toekomstige situatie de mogelijke blootstelling van de mens als gevolg van bodem- en grondwaterverontreiniging verwaarloosbaar zal zijn (score 0). Luchtverontreiniging en geurhinder De luchtemissies in de toekomstige situatie zijn gelijkaardig als in de huidige situatie. Zoals eerder vermeld, wordt een aanzienlijk hogere emissie beschouwd omdat rekening gehouden wordt met de maximale productiecapaciteit en niet met de actuele. In de toekomstige situatie zullen de immissiewaarden van NO2 beperkt stijgen en de effecten worden dan ook als verwaarloosbaar beschouwd. Door de hoge immissiebijdrage van het bedrijf op het vlak van SOX ten opzichte van de WGO-doelstelling (doelstelling Wereldgezondheidsorganisatie) ter hoogte van de woonzones dienen milderende maatregelen te worden voorgesteld. In vergelijking met de referentiesituatie stijgt de theoretisch maximale immissiebijdrage ter hoogte van de woonzones. Dit wordt als matig negatief beschouwd (score -2). In de toekomstige situatie zal de geleide emissie van PM10 slechts zorgen voor een procentuele immissiebijdrage ter hoogte van de dichtstbijzijnde woonzones
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 20
die steeds kleiner is dan 0,5 %. In vergelijking met de referentiesituatie (+ 0,1 %) is deze wijziging verwaarloosbaar (score 0). Echter, de bijdrage door de diffuse stofemissie kan volgens de discipline lucht wel als relevant worden beschouwd. Deze is ter hoogte van de meetposten wel mee verantwoordelijk voor het overschrijden van de WGO-doelstelling. Een volledige benutting van de vergunde productiecapaciteit zal ook resulteren in een hogere stofemissie. Hoewel er geen immissiewaarden werden berekend naar aanleiding van de diffuse emissies, kan worden verwacht dat de impact van de bijkomende stijging van de stofemissies matig negatief (score -2) zou kunnen zijn. Door het saneringsplan wordt de stofproblematiek al aangepakt. Geluid en trillingen Daar het een hervergunning betreft van een bestaande inrichting zonder belangrijke aanpassingen aan de infrastructuur van de inrichting stemt de toekomstige situatie overeen met de huidige referentiesituatie. Er wordt dan ook geen wijziging verwacht op vlak van gezondheidsrisico’s ten opzichte van de huidige situatie, wat neutraal zou worden beoordeeld volgens het gehanteerde significantiekader. Omdat er nog enkele risicopunten bestaan wordt de situatie als licht negatief (score -1) beoordeeld. Intussen werden wel reeds bijkomende milderende maatregelen uitgevoerd (zie milieueffecten discipline Geluid en trillingen) om de situatie beter in overeenstemming te brengen met de geldende VLAREM-voorwaarden voor bestaande inrichtingen. Dit saneringsproces om de geluidsemissie te beheersen, is opgestart in het voorjaar van 2008 en wordt, na evaluatie, voortdurend bijgesteld. Verkeershinder In de geplande situatie wordt slechts een beperkte verhoging verwacht van de verkeersintensiteit (bij een maximale capaciteit van de installatie). Er wordt in feite geen substantiële wijziging verwacht voor wat betreft de verkeersimpact, waaraan risicofactoren inherent zijn (score -1).
III.6.2.2. Specifieke risicofactoren Wat de specifieke risicofactoren betreft zijn zowel de risico’s inherent aan specifiek productgebruik (gevaarlijke stoffen), als de risico’s voor stofexplosies, zware ongevallen met externe gevolgen en voor verspreiding van pathogenen (schadelijke organismen) ook in de toekomstige situatie te verwaarlozen.
III.6.3.
Milderende maatregelen Er wordt voorgesteld dat het bedrijf de bestaande Legionella-procedure verder uitbreidt. De milderende maatregelen voorgesteld in de disciplines Lucht, Geluid en trillingen, en Mens-mobiliteit worden ook in de discipline Mens-gezondheid ondersteund.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.6.4.
pagina 21
Leemten in de kennis Een goede methode voor het berekenen van de immissiewaarde van fijn stof (PM10) als gevolg van de diffuse bronnen ontbreekt. Hierdoor konden geen immissiewaarden voor PM10 als gevolg van deze bronnen worden getoetst aan de WGO-doelstellingen. Voor deze emissie werd enkel een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd.
III.7.
Milieueffecten discipline Fauna en Flora Het projectgebied maakt deel uit van een bedrijventerrein en omvat weinig biologisch waardevolle elementen. De toestand van de fauna en flora is getoetst ten opzichte van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden. Gezien de activiteiten werden vooral de potentiële effecten op het vlak van geluidsemissies en verzurende depositie (lucht) onderzocht op de omliggende gebieden. Het projectgebied is gelegen nabij het habitatrichtlijngebied ‘het Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (BE2300006)’ en het vogelrichtlijngebied ‘Durme en de middenloop van de Schelde (BE2301235)’. Daarnaast bevindt zich ten zuiden van de site het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde (GOG-KBR). Dit overstromingsgebied maakt deel uit van het natuurverwevingsgebied ‘De Vallei van de Bovenschelde van de Dender- tot de Rupelmonding’. Aan de overzijde van de Schelde is het GEN-gebied ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’ gelegen. Daarnaast zijn op de biologische waarderingskaarten een aantal gebieden gemarkeerd als faunistisch belangrijk gebied. Het betreft hier de rivier de Schelde, het VEN- en habitatrichtlijngebied (ten zuiden) en aan de overkant van de Schelde, het natuurgebied ‘de Hobokense polder’. Gezien de ligging nabij de Speciale Beschermingszones (SBZ’s) is in dit MER onderzocht of de activiteiten van Argex potentiële effecten kunnen veroorzaken. Dit gebeurde door middel van het opstellen van een passende beoordeling in de discipline fauna en flora. Hierin zijn ook de effecten op de omliggende VEN-gebieden en de natuurreservaten besproken zodat het onderdeel fauna en flora kan beschouwd worden als een omvangrijke verscherpte natuurtoets.
III.7.1.
Beoordeling van de referentiesituatie
III.7.1.1. Beoordeling Speciale Beschermingszones (passende beoordeling) De potentiële effecten op de speciale beschermingszones zijn voornamelijk gesitueerd op vlak van geluidsimmissie en verzurende depositie. De bijdrage tot de geluidsimmissie ter hoogte van de speciale beschermingszones is niet nul. De site van Argex grenst aan het habitatrichtlijngebied ‘het Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent (BE2300006)’. Echter, ter hoogte van de site zelf zijn geen aangemelde habitats terug te vinden wegens de aanwezigheid van een kade. Ook ter hoogte
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 22
van het Gecontroleerd Overstromingsgebied zijn geen relevante effecten te noteren op vlak van rustverstorende geluiden. Er kan dus geen betekenisvolle aantasting zijn van de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones. Volgens de contourkaarten waarop de verzurende depositie werd uitgezet, zijn er voor de speciale beschermingzones geen relevante effecten te noteren. Ofwel is de relatieve bijdrage geleverd door Argex minder dan 5 % ofwel zijn de aangemelde habitats niet aanwezig op het beïnvloede gedeelte. Bovendien zullen de toekomstige habitats in het dichtst bijgelegen deel van het GOG-KBR bestaan uit vegetatietypes die een voedselrijk milieu verkiezen (eutrafent) met een hoge kritische last ten aanzien van verzuring/vermesting.
III.7.1.2. Beoordeling andere gebieden (verscherpte natuurtoets) Uit een analyse van de verzurende bijdrage door Argex, blijkt dat deze de afgelopen jaren stelselmatig afgenomen is. Deze zorgt nog steeds voor een belangrijke depositie, naast de algemene verzurende depositie veroorzaakt door de luchtverontreiniging in Vlaanderen, voornamelijk ter hoogte van de Hobokense polders en het Polderbos. Er treden geen rustverstorende effecten op in de nabij gelegen natuurgebieden.
III.7.2.
Beoordeling van de toekomstige situatie Volgens de worst-case benadering waarbij de vergunde productiecapaciteit steeds ten volle zou worden benut, zou de verzurende depositie modelmatig nog met maximum 20 % kunnen toenemen. Omwille van het feit de relatieve bijdrage van Argex tot de kritische last nergens boven 50 % uitkomt, kan de conclusie van de beoordeling van de referentiesituatie worden overgenomen. Op vlak van geluid veroorzaakt een theoretische productiestijging geen relevante verandering in de geluidsemissies waardoor ook hier de conclusies uit de referentiesituatie kunnen worden overgenomen. Zowel voor de Speciale beschermingszones als voor de andere natuurgebieden zal het effect van de activiteiten van Argex niet relevant wijzigen ten opzichte de bestaande situatie.
III.7.3.
Milderende maatregelen De bestudeerde maatregelen zijn de volgende: -
een schouwverhoging De kostprijs van een verhoging van de aanwezige schouw als middel om de dispersie te verbeteren, is als zeer aanzienlijk in te schatten, wordt ook niet aanschouwd als ‘best beschikbare techniek’ en heeft geen impact op de totale emissiehoeveelheid;
-
de bijdrage in de beheersmaatregelen ter hoogte van de Hobokense Polder. Indien “natuurbeheer in de Hobokense polder” als milderende maatregel wordt opgenomen in de milieuvergunningsaanvraag, wordt er aanbevolen om een door alle partijen goedgekeurd protocol m.b.t. de aard, de oppervlakte en de compensatiekost bij te voegen.
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
III.8.
pagina 23
Milieueffecten andere disciplines Aangezien de bedrijfsactiviteiten bestaand zijn en er geen wijzigingen of uitbreidingen zijn voorzien kan gesteld worden dat er geen wijzigingen zullen optreden in landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, afval, licht en energie.
IV.
EINDCONCLUSIE In het project is de verdere uitbating van het Argex-productiecentrum voor de aanmaak van geëxpandeerde kleikorrels op basis van Boomse klei voorzien. In voorliggend MER werden de volgende disciplines door erkende MERdeskundigen behandeld: - discipline lucht; - discipline geluid en trillingen; - discipline water; - discipline bodem; - discipline mens; - discipline fauna en flora. Uit deze bespreking per discipline is gebleken dat het project een aantal milieueffecten met zich meebrengt, welke een impact kunnen hebben op de kwaliteit van het leefmilieu. Deze effecten variëren naargelang de behandelde disciplines. In de discipline lucht werd op basis van emissieresultaten en modelmatige simulaties geoordeeld dat de impact van NOx, CO, HCl, HF, TOC, zware metalen en dioxines beperkt tot verwaarloosbaar is. Wel is er impact aanwezig op het vlak van SOx en zure depositie, en niet-geleide stofemissies en stofdepositie. Op het vlak van SOx wordt echter niet verwacht dat de bijdrage aanleiding geeft tot overschrijding van de VLAREM-grenswaarden. Vanuit het Richtlijnenboek Lucht is het nodig om aan te geven welke milderende maatregelen er mogelijk zijn (bijv. dispersie, compensatie). Door het saneringsplan wordt de stofproblematiek al aangepakt. In de discipline geluid en trillingen werd op basis van geluidsmetingen van zowel lange als korte duur op verschillende meetpunten een evaluatie gemaakt. Hieruit volgde een geluidsstudie. De beoordeling is met betrekking tot de bijdrage van het geluid van het productiecentrum van Argex naar de omgeving toe het meest kritisch in de zone ten oosten van de inrichting, namelijk het gebied op meer dan 200 m van het industriegebied, namelijk het woongebied “Polderstad”. Sinds 2008 zijn er in het kader van een saneringsplan preventieve en beheersmatige maatregelen getroffen inzake geluidsemissies die er toe hebben bijgedragen dat de algemene geluidsproductie is gedaald. De verdere dagelijkse opvolging ervan op de werkvloer zal door het management gebeuren. Uit de discipline water blijkt dat er vanuit de lozing van huishoudelijk afvalwater slechts een verwaarloosbaar effect is op de kwaliteit, waterkwantiteit en
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 24
structuurkenmerken van de ontvangende waterloop. Bedrijfsafvalwater wordt er niet geloosd (nullozerstatuut) zodat een toetsing aan lozingsvoorwaarden niet relevant is. De discipline bodem geeft aan dat de huidige situatie op het vlak van zowel potentiële bronnen van bodemverontreiniging op het terrein als potentiële verontreinigende stoffen niet verandert. De te verwachten effecten in de exploitatiefase zijn dan ook neutraal tot weinig significant negatief. De discipline mens heeft de mogelijke effecten op de mensen in de omgeving van het bedrijf bestudeerd, zowel op het vlak van mobiliteit als gezondheid. Er is geen noemenswaardige invloed op het verkeer tijdens de spitsuren, omdat het goederenvervoer eerder gespreid is over de dag. Het is aan te bevelen om de mogelijkheden te onderzoeken om het goederenvervoer nog meer te organiseren via de waterweg. Op het vlak van water-, bodem- en grondwaterverontreiniging is de impact op de mens verwaarloosbaar. Op het vlak van luchtverontreiniging is de impact van NOx, geleide stofemissies en dioxines eveneens verwaarloosbaar. Op het vlak van de emissie van SOx en diffuus stof is de impact op de mens matig negatief. Wat geluid betreft bestaan er nog enkele risicopunten en wordt de situatie daarom als licht negatief beoordeeld. Intussen werden wel reeds bijkomende maatregelen uitgevoerd op het vlak van stof en geluid. De discipline fauna en flora behandelt de relevante invloeden veroorzaakt door de geluidsemissies en de verzurende depositie, onder meer op de Speciale beschermingzones en de nabij gelegen natuurgebieden. Op de Speciale beschermingszones zijn geen betekenisvolle aantastingen van de natuurlijke kenmerken te verwachten, zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie. Met betrekking tot de andere natuurgebieden kan de verzurende depositie belangrijk zijn. In de discipline is dan ook aangegeven welke de effecten van milderende maatregelen, zoals schouwverhoging en natuurbeheer, kunnen zijn. Er treden geen rustverstorende effecten op.
Argex NV – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
Figuur 3: Situering van het productiecentrum op het gewestplan
pagina 25
ARGEX
Argex NV – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
pagina 26
Figuur 4: Situering van het projectgebied op het gewestplan met aanduiding van de BPA’s Kasteleynhoek en Sterhoek-Haaghoek
ARGEX
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
Figuur 5: Grondplan (=interventieplan)
pagina 27
Argex NV – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
Figuur 6: Luchtfoto nabije omgeving van het productiecentrum
1. Kleigroeve; 2. Kleivoorraad; 3. Kleivoorbereiding; 4. Oven; 5. Koelinstallatie; 6. Tussenopslag ongezeefd product; 7. Zeefinstallaties; 8. Opslag.
pagina 28
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
Figuur 7: GRUP Herstructurering Kleigroeve
pagina 29
Argex – Kruibeke/Zwijndrecht – Niet-technische samenvatting MER 2013
Team van deskundigen:
MER-coördinator: Quirin Vyvey Deskundige Lucht: Johan Versieren Deskundige Geluid: Willy Bruyninckx & Luc Kelders Deskundige Water: Johan Versieren Deskundige Bodem: Maarten Geypens Deskundige Mens: Michèle Bauwens Deskundige Fauna en Flora: Quirin Vyvey
pagina 30