Niet in de balzak aanwezige zaadbal (orchidopexie)
naar de lies toe of het lieskanaal in. Dit terugtrekken van de zaadbal wordt retractiliteit genoemd. Een dergelijke situatie kan lange tijd bestaan, maar is niet verontrustend. De zaadballen keren rond de pubertijd vanzelf weer terug in de balzak. Behandeling is daarom niet nodig.
De huisarts of schoolarts heeft uw zoontje verwezen naar de specialist omdat één of beide zaadballen niet aanwezig zijn in de balzak. Deze aandoening wordt ook wel ‘niet scrotale testis’ genoemd. U vindt in deze folder uitleg hierover en over de mogelijke behandelingen. Informatie over de algemene gang van zaken rond de operatie en het verblijf van uw kind op de verkoeverkamer vindt u in de brochure ‘Behandeling en onderzoek onder anesthesie bij kinderen’. Heeft u na het lezen van deze folders nog vragen, dan kunt u altijd terecht bij de behandelend arts en, in geval van opname, bij de verpleegkundige van de afdeling.
Bij twijfel
Voor de arts is het belangrijk om duidelijke informatie te hebben over het indalingsproces bij uw zoontje. Daarom moet bij de geboorte de positie van de zaadballen goed zijn vastgelegd. Dit vereist gedegen onderzoek en zorgvuldige registratie. Soms twijfelt de arts of er sprake is van indalingsstoornis of van terugtrekking door spierwerking. Voor meer duidelijkheid krijgt uw kind dan een hormoonpreparaat voorgeschreven. Dalen de zaadballen onder invloed van de hormonen in de balzak, dan is meestal terugtrekking door spierwerking de oorzaak en is behandeling niet nodig.
Oorzaken
De zaadbal wordt tijdens de zwangerschap aangelegd in de buurt van de nier. Vóór de geboorte daalt de bal vanuit de nierstreek via het lieskanaal af in de balzak. Soms komt de zaadbal niet in de balzak terecht, maar blijft ergens in de buik liggen. Na de geboorte wordt dan een indalingsstoornis geconstateerd. Hiervoor is behandeling van uw kind nodig. Is de zaadbal na de geboorte wel aanwezig in de balzak, dan kan het voorkomen dat door spierwerking de bal weer uit het zakje getrokken wordt
Behandeling aanlegstoornis
Als de indaling niet normaal verlopen is, dan blijkt de zaadbal of de bijbal vaak een aanlegstoornis te hebben. Deze aanlegstoornis veroorzaakt verminderde vruchtbaarheid. Ook kan de stoornis op latere leeftijd een ver-
1
hoogde kans geven op zaadbalkanker. Door middel van een operatie kan de arts het balletje op zijn plaats brengen in de balzak. De aanlegstoornis blijft dan echter wel bestaan. Ook de verminderde vruchtbaarheid en de verhoogde kans op kanker verandert niet. Uit verschillende studies is gebleken dat de zaadbal minder beschadigingen oploopt als deze vóór het eerste tot tweede levensjaar in het zakje wordt gebracht. Daarom behandelt de arts een niet ingedaalde zaadbal meestal rond het tweede levensjaar. Een dergelijke operatie heet orchidopexie.
lies. Vervolgens isoleert hij het balletje met bijbehorende zaadstreng en bloedvatsteel uit zijn omgeving. Het isoleren dient om de vaatsteel van het balletje voldoende lengte te geven. Dat is nodig om het balletje zonder spanning op de bloedvaten in het balzakje te brengen. Of dit lukt hangt af van de lengte van de vaatsteel. Als er toch teveel spanning op de bloedvaten komt kan dit nadelig zijn voor de doorbloeding van de zaadbal. Ook kan het balletje zich na de operatie weer uit de balzak terugtrekken in de lies. Om het balletje vast te zetten maakt de arts twee sneetjes in de balzak.
Opname
Soms lukt het niet om tijdens de operatie het balletje in het zakje te krijgen. Het komt ook voor dat na een geslaagde operatie het balletje zich na enige tijd toch weer terugtrekt in de lies. In beide gevallen volgt in het algemeen na zes tot twaalf maanden een tweede operatie. Daarbij bestaat wel een groter risico op beschadiging van de zaadstreng of de zaadbal. Dit is het gevolg van littekenweefsel dat is ontstaan door de eerste operatie. In een enkel geval kan de arts ook tijdens een tweede operatie de zaadbal niet goed in de balzak krijgen. Soms is de verslechterde conditie en verminderde grootte van de zaadbal de oorzaak. In
Heeft u in overleg met de behandelend arts van uw zoontje besloten tot een operatie, dan krijgt u drie tot vijf dagen voor de opname een telefonische oproep. De opname duurt een à twee dagen. De operatie wordt uitgevoerd door de kinderuroloog of de kinderchirurg, afhankelijk van de verwijzing van huisarts of schoolarts. De operatie vindt plaats onder algehele anesthesie, in dagbehandeling of tijdens een kortdurende opname.
Liesoperatie
Als de arts het niet ingedaalde zaadballetje bij lichamelijk onderzoek goed kan voelen, maakt hij een sneetje in de
2
Mogelijke complicaties
die situatie wordt het balletje verwijderd. Als het andere balletje normaal is aangelegd, heeft dit geen gevolgen voor de vruchtbaarheid.
Bij deze ingreep treden weinig complicaties op, tenzij tijdens de operatie beschadigingen van de zaadleider en de bloedvoorziening van de zaadbal niet vermeden konden worden. Algemene complicaties als bloeduitstorting, nabloeding, wondinfecties of losspringen van de wond kunnen voorkomen, maar zijn zeldzaam. Soms trekt de zaadbal zich na de operatie weer terug in de lies, zoals hierboven beschreven. Soms ook blijft hij achter in ontwikkeling en droogt als het ware geleidelijk op. Dit heet testisatrofie.
Kijkoperatie
Kan de arts het niet ingedaalde zaadballetje bij lichamelijk onderzoek niet voelen dan past hij een laparoscopie toe. Dit is een kijkoperatie in de buik via de navel. Een kijkoperatie dient om vast te stellen of de balletjes normaal aanwezig zijn, ergens in de buik liggen of toch al zijn afgedaald in het lieskanaal. In het laatste geval lopen de bloedvaten en de zaadleider normaal vanuit de buik het lieskanaal in. Er volgt dan een liesoperatie zoals hierboven beschreven. Blijkt tijdens de kijkoperatie dat de zaadbal is blijven steken in de buik gedurende de afdaling, dan zijn de bloedvaten te kort om de bal in het scrotum te brengen. In dat geval klemt de arts de bloedvaten vanuit de nierstreek af, laat de zaadbal ongemoeid liggen en zorgt dat de bloedvoorziening zich via de zaadleider kan ontwikkelen. Na een periode van zes maanden bekijkt hij of de bloedvoorziening zich inderdaad goed heeft ontwikkeld. Als dat het geval is, brengt de arts in een tweede operatie het balletje alsnog naar beneden.
Na de operatie
Na de operatie gaat uw zoontje naar de uitslaapkamer. Als uw zoon goed wakker is, gaat hij terug naar de afdeling. Hij mag dan rustig starten met helder drinken en opklimmen tot normale voeding. Het infuus blijft in tot het drinken goed gaat. Door de anesthesie kan uw zoon nog misselijk zijn en overgeven. Dit is niet verontrustend, het gaat vanzelf over binnen enkele uren. Bij flinke misselijkheid en/of braken krijgt hij eventueel medicatie om dit tegen te gaan.
Ontslag
Afhankelijk van het verloop van de operatie mag uw zoon dezelfde dag nog
3
•
naar huis. Is de operatie wat moeizaam verlopen dan kan de arts besluiten om hem nog een nacht in het ziekenhuis te houden. Als hij naar huis gaat, wordt een afspraak gemaakt voor controle op de polikliniek.
Zodra het kind zich fit genoeg voelt, mag het weer naar school.
Pijnbestrijding
Het kan zijn dat uw zoon de eerste dagen nog pijn heeft. Over pijnbestrijding vindt u meer informatie in de brochure ‘Behandeling en onderzoek onder anesthesie bij kinderen’.
Weer thuis
Om het herstel te bevorderen kunt u de volgende instructies opvolgen: Uw zoon mag vierentwintig uur na de operatie onder de douche, maar niet langer dan vijf minuten. De pleister op de wond in de lies mag er vierentwintig uur na de operatie definitief af. Als uw zoon het prettig vindt, kunt u toch een nieuwe pleister plakken. Is uw zoon nog niet zindelijk, dan is het wenselijk om de eerste dagen vaker de luier te verschonen. Dit maakt de kans op irritatie en ontsteking zo klein mogelijk. De hechtingen van de wondjes in de lies en op het balzakje zijn oplosbaar. Het oplossen gaat vanzelf. De wondgebieden in de lies en de balzak kunnen nog enkele dagen gezwollen zijn en rood of blauw verkleuren. Dit verdwijnt doorgaans vanzelf. Laat uw zoon de eerste zeven tot tien dagen niet zwemmen, fietsen, sporten, of gymnastiek doen.
•
Bij complicaties
•
• • •
Neem contact op met het ziekenhuis als: De wondjes gaan bloeden. De wondjes rood gaan zien. De wondjes gaan ontsteken (rood, warm, of pijnlijk). De balzak erg opgezet raakt. De pijn niet vermindert na gebruik van paracetamol.
• •
•
De arts of verpleegkundige bekijkt dan wat er moet gebeuren. Eventueel wordt de vervolgafspraak op de polikliniek vervroegd.
• •
•
4
08-2015-6055
Contact Medische en verpleegkundige vragen: Polikliniek Kinderchirurgie: 024 - 361 38 08 (op maandag tot en met vrijdag van 8.15 - 12.00 uur). Na 12.00 uur alleen spoed Informatie opnameplanning: Planningsbureau Heelkunde: 024 - 361 45 60 (op maandag tot en met vrijdag van 9.00 - 10.00 uur Na operatie buiten kantoortijden: Dienstdoende kinderchirurg via de portier: 024 - 361 11 11 of afdeling het Strand: 024 - 361 39 24
Radbouduniversitair universitairmedisch medischcentrum centrum Radboud