vermeden kunnen worden. Als gekwalificeerd veiligheidscoördinator binnen het Bureau Veritas gaf hij eveneens een voorbeeld van een postinterventiedossier. Interessant was ook zijn bespreking over de kostprijs van de veiligheidscoördinatie. Het prijskaartje voor grote projecten wordt geraamd beneden 1% van de bouwkost. Voor kleinere projecten, onder meer eengezinswoningen, zal de kostprijs echter ongeveer 1,5% bedragen. Een en ander brengt dus mee, dat de bouwheer zal bijdragen tot betere arbeidsveiligheid en dat verwacht wordt dat deze nieuwe activiteit op termijn goed zal zijn voor ongeveer 3000 arbeidsplaatsen in België. De vraagstelling achteraf was fel geanimeerd en moest telkens afgebroken worden wegens te veel vragen
binnen een te beperkte tijd. Duidelijk kwam tot uiting dat aan de behoefte slechts over een aantal jaren kan voldaan worden, omdat op heden minder dan 100 personen aan de eisen voldoen en de opleidingen de vraag niet kunnen volgen...
“Dergelijke seminaries die voorbehouden zijn aan ons cliënteel, bewijzen dat Protect het meent met haar driepijler-filosofie : specialisatie, innovatie en kwaliteit. Het succes nodigt ons uit om dit in de toekomst te herhalen. Wij zullen woord houden”, besloot Rebecca Ramboer, bestuurder-directeur.
(v.r.n.l.) Dirk Van Haesendonck, raadgevend ingenieur uit Tervuren, Luc Coosemans uit Vilvoorde en Rebecca Ramboer, bestuurder-directeur.
NIET AANSTELLEN VAN DE COÖRDINATOR = ZWARE FOUT ? In de vorige editie van het bulletin (nr. 11 pag. 6) werd gesteld dat de nieuwe aansprakelijkheden, die ten laste van de architect vallen in het kader van het KB van 3 mei 99, verzekerd zijn door de Protectpolis, gezien ze vallen onder de normale uitoefening van het beroep van architect. Vraag is echter of het niet aanstellen van een veiligheidscoördinator niet als grove schuld kan geïnterpreteerd worden. Immers als grove schuld wordt onder meer gestipuleerd: “het met voorkennis niet naleven van de wetgevende bepalingen inzake veiligheid” (art. 2.3.2 polisvoorwaarden). Aan het begrip zware fout (grove schuld) werd een uitgebreid artikel gewijd in het Bulletin nr. 10. De architect die de wetgeving kent, toch nalaat om een veiligheidscoördinator aan te stellen en achteraf aansprakelijk geacht wordt voor schade, zal op zijn verzekering geen beroep kunnen doen in toepassing van deze uitsluiting. • 6 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12
Elke aanwezige kreeg achteraf een uitgebreide documentatiemap met de schema’s van de lezingen, de lijst van de erkende scholen die de coördinatoren opleiden, modelbrieven, etc ….
Iedereen weet ondertussen echter dat er te weinig coördinatoren voorhanden zijn en dat het dus op heden en ook in de nabije toekomst onmogelijk zal zijn om een coördinator aan te stellen. Vraag is dan ook of de architect een zware fout begaat. Het antwoord is neen, voor zover uiteraard bewezen wordt dat hij de nodige inspanningen geleverd heeft om een veiligheidscoördinator te zoeken en een aanstelling bij gebrek aan beschikbaren niet mogelijk was.
Protect Bulletin Gratis trimestriële nieuwsbrief voor Protect-verzekerden Leopold II laan 152, B-1080 Brussel Tel. (02) 411 41 14 Fax (02) 411 19 29 E-mail:
[email protected] Redactie: Ides Ramboer Rebecca Ramboer • Marijke Evens Olivier Blecher Verantwoordelijke uitgever: ir. Ides Ramboer
Dergelijk geval is overmacht en dan kan uiteraard de zware fout niet weerhouden worden. De architect doet er dus goed aan, te bewijzen aan de hand van geschriften (vb. weigeringen van coördinatoren), dat hij de nodige stappen dienaangaande ondernomen heeft (zie ook vragen en antwoorden Bulletin nr. 11 pag. 5).
PROTECT
NV
VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ
verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 1.009
Totaalverzekeraar op maat van de ontwerper
PROTECT BULLETIN Trimestriële nieuwsbrief van verzekeringsmaatschappij Protect J A A R G A N G
3
•
N U M M E R
12
•
12
1999
DE STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT IN HET STEDENBOUWRECHT 1. HET NIEUW DECREET OP DE STEDENBOUW
2. WELKE HANDELINGEN KUNNEN BESTRAFT WORDEN ?
De tijd dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor inbreuken op de stedenbouwwet een exclusieve aangelegenheid was van de eigenaar, die zonder of in strijd met de afgeleverde vergunning bouwwerken uitvoerde, is definitief voorbij.
Zal worden gestraft "de persoon (of personen) die bepaalde handelingen, werken of wijzigingen, hetzij zonder voorafgaande vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, uitvoert, voortzet of in stand houdt."
De procedures gesteund op de inbreuken op dit decreet worden steeds meer ingesteld, zowel tegen de bouwheer als tegen de architect en/of de aannemer die bij de uitvoering van de werken betrokken waren. De invoering van het nieuwe decreet op de stedenbouw van 18 mei 1999, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 08 juni 1999, zal deze evolutie nog versterken. De aansprakelijkheid van de professionelen die de eigenaar bij de uitvoering van werken bijstaan, is thans uitdrukkelijk in het decreet opgenomen. Artikel 146 van het Stedenbouwdecreet geeft een overzicht van de strafrechtelijke sancties in geval van overtreding van sommige bepalingen van het decreet. Deze sancties zijn niet alleen van toepassing op de eigenaars, maar eveneens op (o.m.) : "de andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep". De architecten zijn derhalve (samen met nog anderen) strafrechtelijk (mede) aansprakelijk, indien zij in de uitoefening van hun beroep meewerken aan de overtreding van het stedenbouwdecreet.
Deze ruime bepaling verbiedt de uitvoering van werken waarvoor een geldige bouwvergunning is vereist en die op het ogenblik van de uitvoering niet vergund zijn. De mogelijkheden zijn legio. Ofwel werd geen bouwvergunning aangevraagd, ofwel werd de vergunning aangevraagd en (nog) niet afgeleverd of geweigerd. De vergunning kan ook geschorst, vernietigd of verstreken zijn. Het kan ook gebeuren dat de werken worden uitgevoerd in strijd met de bouwvergunning. In al deze gevallen moet de architect onverbiddelijk zijn medewerking aan de uitvoering van dergelijke werken weigeren. Het volstaat niet dat hij de bouwheer een document laat ondertekenen, waarbij deze bevestigt dat hij door de architect werd gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen van de miskenning van het stedenbouwdecreet. Een dergelijk document kan zijn eigen strafrechtelijke aansprakelijkheid niet wegnemen of verminderen.
De architect kan zich evenwel bezwaarlijk achter onwetendheid verschuilen. Het is zijn taak om samen te werken met de overheid en raad te geven aan zijn cliënten. Hij wordt dan ook verondersteld de stedenbouwkundige voorschriften te kennen. Onwetendheid zal in zijn hoofde dan ook niet als een excuus kunnen worden ingeroepen. Anderzijds zal er slechts sprake zijn van een strafrechtelijke verantwoordelijkheid, indien het Openbaar Ministerie kan aantonen dat de architect ook een effectieve bijdrage heeft geleverd tot het plegen van een misdrijf. Zo zal de architect, waarvan kan aangetoond worden dat hij geen controle heeft uitgeoefend op de uitvoering van de werken, niet strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld, indien nadien blijkt dat de bouwheer de bouwvergunning niet heeft gerespecteerd. Evenmin zal een architect aansprakelijk zijn, wanneer de bouwheer zonder de architect te verwittigen bouwwerken laat aanvangen vooraleer de bouwvergunning is afgeleverd. Hetzelfde geldt voor wijzigingen die de bouwheer aan het gebouw laat aanbrengen nadat het gebouw was voltooid.
(lees verder op pag. 2)
IN DIT NUMMER PAG.
1 • DE
AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT IN HET STEDENBOUW-
3. OPZET IS VEREIST Vermits inbreuken op het stedenbouwdecreet wanbedrijven zijn, vereist de strafrechtelijke verantwoordelijkheid een opzet in hoofde van diegene die het misdrijf pleegt. De opzetvereiste houdt in dat diegene die de inbreuk pleegt, zich bewust moet zijn dat hij de wet overtreedt of aan een overtreding meewerkt.
STRAFRECHTELIJKE
RECHT. PAG.
3 •
PLAT DAK, NOODZAKELIJK
PAG.
SYNONIEM MET SLECHT DAK? 5 • VEILIGHEIDSCOÖRDINATOREN: SEMINARIES OVERWELDIGEND SUCCES.
PAG.
6 • NIET
AANSTELLEN VAN DE
COÖRDINATOR
= ZWARE FOUT?
• 1 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12
(vervolg van pag. 1) Controle op werken die in strijd zijn met de vergunning of op werken die worden uitgevoerd nadat een vergunning is geschorst, vernietigd of verstreken, zal daarentegen wel zijn verantwoordelijkheid in het gedrang brengen.
en weigering om aan het misdrijf mee te werken.
4. BESTAAT ER EEN MELDINGSPLICHT IN HOOFDE VAN DE ARCHITECT ?
5. DE SANCTIES
Volstaat het dat een architect, die vaststelt dat een bouwheer een bouwinbreuk pleegt, zijn medewerking weigert of dient hij de Overheid in te lichten, zodat deze de passende maatregelen kan nemen. Het is in elk geval aangewezen dat de architect die kennis heeft van een bouwinbreuk, de bouwheer per aangetekend schrijven verwittigt van de gevolgen en tevens bevestigt dat hij elke medewerking aan het bouwmisdrijf weigert. Een kopie kan aan de aannemer worden overgemaakt. In het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening wordt evenwel met geen woord gerept over een eventuele meldingsplicht aan de Overheid. Artikel 18 van het deontologisch reglement verbiedt de architect, om geheimen waarvan hij kennis heeft door zijn staat of zijn beroep mee te delen, tenzij hij in rechte opgeroepen wordt om te getuigen. Daartegenover verplicht artikel 17 de architect erover te waken dat de wettelijke en reglementaire voorschriften, die van toepassing zijn op de hem opgelegde opdracht, worden nageleefd. Naar mijn oordeel voldoet de architect aan zijn deontologische plicht uit hoofde van artikel 17, wanneer hij zijn cliënt sommeert om de wetten en reglementen te respecteren. Tegenover derden wordt hij, bij afwezigheid van een uitdrukkelijke bepaling in het decreet, gedekt door artikel 18 van het deontologisch reglement, dat hem een beroepsgeheim oplegt. Artikel 458 van het Strafwetboek voorziet trouwens straffen voor de personen die hun beroepsgeheim niet respecteren. Deze stelling wordt niet door alle commentatoren gedeeld. Sommigen zijn van oordeel dat de architect zich niet kan beperken tot een waarschuwing • 2 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12
De toekomst zal uitwijzen welk standpunt het haalt. Voorzichtigheid is in elk geval geboden.
De minimumstraf voor een architect die heeft meegewerkt aan het plegen van een bouwmisdrijf, is een gevangenisstraf van 15 dagen en een geldboete van 40.000 BEF, of één van deze straffen alleen. De rechter kan verzachtende omstandigheden aannemen en een gedeelte van deze straffen voorwaardelijk maken. Naast de geldboetes en de gevangenisstraf kan de rechter ook, op vordering van de gemachtigde ambtenaar en/of het College van Burgemeester en Schepenen, een herstelmaatregel bevelen. De herstelmaatregel kan erin bestaan dat een plaats in de vorige toestand moet worden hersteld, dat de bouwwerken of aanpassingswerken moeten worden uitgevoerd of dat een geldsom moet worden betaald, gelijk aan de meerwaarde die het goed door het misdrijf heeft gekregen. De Strafrechter kan daarbij alleen nagaan of de gemachtigde ambtenaar en/of het College van Burgemeester en Schepenen de herstelmaatregel op een wettelijke manier heeft geformuleerd. De rechter is niet bevoegd om de opportuniteit van de maatregel te beoordelen. De herstelmaatregel tot betaling van een meerwaarde kan alleen maar worden opgelegd aan de partij die zich door de bouwinbreuk daadwerkelijk heeft verrijkt. De architect (zoals ook de aannemer) kan nooit worden veroordeeld tot betaling van een meerwaarde. Er mag echter niet uit het oog worden verloren, dat niets de rechter belet om de andere herstelmaatregelen op te leggen aan alle veroordeelde daders van het bouwmisdrijf en dus ook aan de beroepsmensen die aan het plegen van het misdrijf hebben deelgenomen. Het feit dat de architect geen eigenaar is, belet derhalve niet dat hij tot herstel zou veroordeeld worden. De kosten verbonden aan het herstel-
len in de oorspronkelijke toestand kunnen in dat geval verhaald worden op de architect. Wanneer de rechter een dwangsom oplegt om de naleving van de herstelmaatregel af te dwingen, kan de dwangsom ook op de architect worden verhaald. De financiële gevolgen voor een bouwmisdrijf kunnen dan ook enorme proporties aannemen. 6. EEN BOUWMISDRIJF WORDT NIET DOOR DE VERZEKERINGSPOLIS GEDEKT De architect die zich voor zijn beroepsaansprakelijkheid heeft laten verzekeren, kan zich niet op de polis beroepen om terugbetaling te bekomen van de boete en/of de financiële gevolgen van zijn deelneming aan een bouwmisdrijf. De veroordeling houdt immers in, dat de rechter aanvaardt dat de architect een opzettelijke fout heeft begaan. Opzet wordt niet door een aansprakelijkheidsverzekering gedekt. SLOTBESCHOUWING Het moge voor iedereen duidelijk zijn, dat de Overheid de vaste wil heeft om een strenger handhavingsbeleid te voeren. De "pakkans" in geval van bouwovertredingen is zeer groot geworden. De vervolgingspolitiek is eveneens gewijzigd. Het Parket vervolgt niet alleen de eigenlijke dader, maar ook alle beroepspersonen die aan het plegen van het misdrijf hebben deelgenomen. De boetes zijn reeds zeer zwaar. De burgerlijke gevolgen kunnen catastrofaal zijn. De verzekeringsmaatschappij zal (terecht) elke dekking weigeren. Van de architecten wordt verwacht, dat zij hun cliënten zeer goed informeren over wat mag en niet mag. Wanneer de bouwheer medewerking vraagt aan werken die als een bouwmisdrijf moeten bestempeld worden, heeft de architect de plicht om zijn cliënt te waarschuwen en zich van elke medewerking te onthouden. Hij heeft er alle belang bij om zijn standpunt ondubbelzinnig en schriftelijk aan zijn cliënt kenbaar te maken.
Rik Honoré, Advocatenkantoor Honoré & Gits Kortrijk Kortrijk, 24 november 1999
VEILIGHEIDSCOÖRDINATOREN: SEMINARIES OVERWELDIGEND SUCCES De seminaries omtrent de nieuwe KB’s over tijdelijke en mobiele werkplaatsen waaraan Protect deelnam, maar vooral deze georganiseerd door Protect zelf, waren toppers, zowel wat het aantal deelnemers als de kwaliteit betreft. Voor de Nederlandstalige klanten werden twee seminaries georganiseerd in St.-Niklaas (in samenwerking met de makelaar Ramboer) en twee in Steenokkerzeel en voor de Franstalige klanten één in Nijvel. In het totaal mochten wij 800 deelnemers noteren. De seminaries waren voorbehouden voor klanten. Het stramien was uiteraard 5 maal identiek. Een inleiding, 3 sprekers, een vragenuurtje en een gezellige receptie tot slot.
Christian Verbeke & Millès Raeckelboom overleggen over de te volgen praktijkprocedures.
Voor de Nederlandstaligen waren ir. Millès Raeckelboom, directeur administratie arbeidsveiligheid bij het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, ir. Ides Ramboer, gedelegeerd bestuurder van Protect, en ir. arch. Verbeke, directieverantwoordelijke bij Bureau Veritas, de sprekers. Voor de Franstaligen waren dit ing. Tahon (functie identiek als ir. Raeckelboom), Laurence Evrard, juriste bij nv Protect, en opnieuw ir. arch. Christian Verbeke. ir. Raeckelboom en ing. Tahon belichtten uitvoerig de uitvoeringsbesluiten. Gezien de belangrijkheid van de inhoud kregen zij het meest aantal tijd toegemeten. Beiden schetsten op een uitstekende en diepgaande wijze de problematiek, waarbij alle punten die men normaal verwacht behandeld werden.
800 aanwezigen op 5 seminaries: een overweldigend succes.
Voor de inhoud wordt graag verwezen naar het Protect Bulletin nr. 11, dat bijna uitsluitend aan deze materie gewijd was. Laurence Evrard en Ides Ramboer analyseerden de strafrechtelijke en burgerlijke aansprakelijkheid, zowel van de coördinator als van de architect. De aandacht werd gevestigd op de ongevallenstatistiek in de bouwsector, die zowel qua frequentie als qua zwaartegraad de trieste eer heeft het peloton aan te voeren. “Alle initiatieven die ertoe leiden de veiligheid op de werf te verbeteren, kunnen maar toegejuicht worden, al kan soms gediscussieerd worden over de benadering”, zei Ides Ramboer. Zowel Laurence Evrard als Ides Ramboer vroegen zich af, hoe de bijkomende aansprakelijkheid door de rechtbanken zal geïnterpreteerd worden naar de ontwerpers toe. Mochten bijvoorbeeld de arbeidsongevallenverzekeraars voortaan proberen een gedeelte van de vergoedingen die zij uitbetalen aan de slachtoffers van de arbeidsongevallen, terug te vorderen van de ontwerpers, dan zouden de verzekeraars op zijn minst bijkomende kosten hebben om hun klanten te verdedigen. Als de rechtbanken daarnaast ook maar een klein gedeelte aansprakelijkheid zouden weerhouden ten laste van de ontwerpers en veiligheidscoördinatoren, dan moet men er rekening mee houden dat de premies voor beroepsaansprakelijkheid op termijn zouden kunnen stijgen. Het is echter nog zover niet en hoopvol is in elk geval dat er onder meer in Frankrijk nog geen vorderingen zijn op dit vlak. Al moet daaraan toegevoegd worden dat de sector arbeidsongevallen daar genationali-
seerd is. In België is die geprivatiseerd. Dit verschil zou wel eens invloed kunnen hebben op pogingen tot terugvordering. Private verzekeraars zijn op dat vlak meer geneigd tot initiatieven. Voor de verdere inhoud wordt ook verwezen naar het vorige Protect Bulletin. Christian Verbeke ten slotte onderhield de genodigden over de praktische inwerkingtreding. Het Bureau Veritas, dat als controlebureau wereldwijd werkzaam is en in België een afdeling heeft, fungeert reeds enige tijd als veiligheidscoördinator en werkte in het verleden reeds meermaals mee aan preventieprogramma’s. Hoe moet de veiligheidscoördinator zijn taak aanvatten en welke zijn de aandachtspunten bij de conceptie en de uitvoering, waren fel geïnteresseerde onderwerpen. Er was wel wat deining, toen hij meedeelde dat meer dan 1/3 van de arbeidsongevallen in verband staan met de conceptie van het gebouw en derhalve door een andere conceptie
ir. Millès Raeckelboom wist op een duidelijke manier zijn publiek te interesseren.
• 5 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12
keuring beschikken. In deze documenten vindt u de geschiktheid en de toepassingsvoorwaarden, al dan niet met de verplichting een schut- of afschermlaag te plaatsen. Deze voorschriften zullen verder de plaatsingswijze beschrijven, gaande van volledige verkleving over deelse verkleving tot losliggende plaatsing, en dit mede in functie van de gekozen isolatie. Het dient dan ook duidelijk te zijn, dat het bij een goede dakopbouw niet opgaat om zonder meer een aantal goede producten bij elkaar te brengen. De producten moeten in functie van elkaar en in functie van de toepassing en het gebruik van de onderliggende lokalen bepaald worden. Het lijkt ons evenwel aangewezen om er toch steeds vanuit te gaan dat er een binnenklimaat III heerst. Dit is het meest courant. Een wijziging van gebruik in de tijd (bijvoorbeeld van klasse II naar III) zou immers problemen kunnen geven. Bijvoorbeeld: een berging wordt keuken, of een niet geklimatiseerd bureel wordt geklimatiseerd…
gezicht heeft een dergelijke dakopbouw niets dan voordelen. Er is echter aan iedere medaille een keerzijde. Een eerste element is de verplicht geballaste isolatie, en dit omwille van de windzuigkrachten. Dit impliceert een voldoende krachtige draagstructuur. Een tweede punt is het verlies aan isolatievermogen. Er zijn onmiskenbaar kieren en spleten tussen de isolatieplaten. Dit impliceert een zeker warmteverlies en een lager isolerend vermogen dan de theoretische waarde. Verder is er bij regen en smeltend ijs (ijswater) toch een belangrijke afkoeling van het membraan, zodat op dat eigenste ogenblik theoretisch inwendige condensatie zou kunnen optreden langs de onderzijde van de dichting. De periode en de duur waarop dit zou kunnen optreden, is echter verwaarloosbaar klein ten opzichte van de inertie en de opslagcapaciteit van de draagstructuur, zodat bij normale toepassingen dit gegeven geen echt probleem vormt en niet mag overroepen worden. Hoe dan ook, in bepaalde omstandigheden kan een studie hiervan aangewezen zijn. Tot slot is het duidelijk, dat de iso-
Het klassieke omkeerdak Bij een omkeerdak gaat men de waterdichting als dusdanig langs de
latie vochtig kan zijn en men derhalve niet zomaar om het even welke isolatie kan plaatsen. Deze vochtigheid,
1
Een een- of meerlaagssysteem De prestaties van de meeste dakdichtingsmembranen laten heden ten dage toe om eenlaags te werken. Het blijft echter aangewezen dit na te zien in de technische goedkeuring. Algemeen moet opgemerkt worden dat een eenlaagse dakbedekking bij een beschadiging of fout sowieso direct afgestraft wordt. Een plaatselijk ondichte naad resulteert onvermijdelijk in een lek, bij een meerlaagse dakbedekking wordt dit in de meeste gevallen opgevangen door het tweede membraan. Om die reden zijn de vakkennis en de toewijding van de uitvoerder nog belangrijker dan voorheen en dient men rekening te houden met de kans op perforaties door andere, nog op de werf aanwezige vakmensen. Het lijkt ons dan ook om deze redenen aangewezen, om tijdens de bouw een eerste laag aan te brengen en naderhand een tweede laag na voltooiing van de overige werken. Zodoende ontstaat een tweelaagssysteem. Dit is echter zeker geen must, indien men rekening houdt met de bovenstaande punten en als de gevolgschade bij een lek beperkt is. Het is duidelijk dat het plaatsen van een eenlaagse afdichting boven een garagestaanplaats niet hetzelfde risico impliceert als boven een computerlokaal van een bankinstelling…
2 3
4
5
1: steenslag
3: dichtingslaag
2: isolatie
4: draagstructuur
warme zijde van de isolatie plaatsen, met name op de plaats van het dampscherm in het warm dak. Een dergelijke plaatsing heeft het voordeel dat de blootstelling aan het buitenklimaat veel minder is. Er is geen rechtstreekse bezonning, geen UV en geen extreem hoge temperatuur. De isolatie die boven op de waterdichting komt, schermt de dakhuid immers af. Gelet op de plaats blijft het membraan gemiddeld op een meer constante temperatuur. Op het eerste • 4 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12
5: plafond
samen met het verlies via aansluitnaden, dient dan ook gecompenseerd te worden door een isolatiemeerdikte van +/- 20% ten opzichte van een warm dak. Ook hier dient de eerder gemaakte opmerking te worden gemaakt, dat de gekozen dakopbouw samenhangt met de keuze van de producten en hun verwerkingswijze. Ook hier is het gebruik van gepaste producten met een technische goedkeuring aangewezen.
Samengevat kan men stellen dat heden ten dage slechts het warm dak en het omkeerdak, mits het gebruik van op elkaar afgestemde producten en mits een vakkundige plaatsing, tot een goed resultaat kunnen leiden. Hoe dan ook is het ook voor klassieke toepassingen aangewezen, de technische goedkeuringen van de gekozen producten na te zien. Bij specifieke toepassingen en of gebruik is een zogeheten Glazerberekening aangewezen. Dit is een dynamische simulatie van het hygrothermisch gedrag van de gekozen dakopbouw, rekening houdend met de specifieke eigenschappen van de producten.
Luc Salomez Schadebureau Inventum
PLAT
DAK, NOODZAKELIJK SYNONIEM MET SLECHT DAK? Het plat dak werd binnen het bouwgebeuren, in veel gevallen zowel door bouwheren, aannemers als ontwerpers, lange tijd aanzien als synoniem voor een slecht dak. Gelet op de ingrijpende wijzigingen, zowel in de toegepaste materialen als in de dakopbouw zelf, moet dit echter herzien worden.
De huidige theoretische en - nog belangrijker - praktische kennis, samen met de verbeterde producten die momenteel ter beschikking staan, zullen, uiteraard slechts na een goede uitvoering, wel degelijk tot een goed plat dak leiden. Net zoals in veel zaken is echter ook hier de ketting zo sterk als de zwakste schakel. In het verleden was theoretisch het ideale model het zogeheten koud dak. De ervaring heeft echter geleerd dat een dergelijke opbouw theoretisch was, maar praktisch niet werkte. Met de huidige toegepaste wetenschap weet men dat er in wezen slechts twee goede types platte daken bestaan: het warm dak en het omkeerdak. We overlopen binnen dit artikel de types platte daken.
plaat in verbinding stelden met de buitenlucht. Op deze wijze hoopte men het door het plafond en de isolatie doorgedrongen vocht (in dampvorm aanwezig in een binnenruimte) af te voeren, voor het kon condenseren op de dakplaten. De praktijk leerde dat de verluchting nauwelijks tot stand kwam en dat er onvermijdelijk condensatie optrad op de dakplaten, die meestal boven bewoonde ruimtes nog binnen de tien jaar hun stabiliteit verloren. Dit verschijnsel ligt aan de basis van de slechte naam van het plat dak, en is dus te mijden.
Het warm dak (links op een houten drager, rechts op een betonnen drager)
worden, dat er zeker geen luchtlekken bestaan. Het toe te passen type dampscherm is in eerste instantie in functie van het gebruik en de omvang van de onderliggende ruimten en het gebruikte isolatiemateriaal. De dampschermen worden gekenmerkt door hun dampdichtheid en worden onderverdeeld in klassen E1 tot E4. Voor klasse E3 en E4 is een doorlopende drager onder het dampscherm noodzakelijk. Voor de keuze van het toe te passen dampscherm zelf verwijzen wij naar de technische vakliteratuur. Boven op het dampscherm komt vervolgens de isolatie, waarboven de eigenlijke waterdichting wordt aangebracht, desgevallend voorzien van een ballastlaag. Wat de isolatie betreft,
1 2 3 4
5
5
6
6
Het voorbijgestreefde koud dak
1 2
3
4
5
6 7
1: verluchtingspijpje
5: balk – ligger
2: dichtingslaag
6: isolatie
3: dakplaat
7: plafond
4: luchtspouw
Het koud dak dient heden ten dage gebannen te worden uit zowel de nieuw- als de vernieuwbouw. Het koud of geventileerd dak - de naam zegt het zelf - had een geventileerde laag. Er werden doorheen de dakhuid verluchtingspijpjes geplaatst, die de luchtlaag tussen de isolatie en de dak-
1: eventuele ballast
3: isolatie
5: dakstructuur
2: dichtingslaag
4: dampscherm
6: plafond
Het warm dak is momenteel het meest toegepaste daktype. Als onderstructuur kan zowel een houten draagstructuur als een zware betonnen draagstructuur aangewend worden. Boven op de draagstructuur dient een dampscherm aangebracht te worden. Dit element is één van de belangrijkste gegevens in het warm dak. Zonder dit onderdeel zullen vroeg of laat (afhankelijk van de omvang van de onderliggende ruimte en het gebruik) problemen van inwendige condens optreden (al dan niet cumulatief). Het dampscherm dient er voor te zorgen, dat het normale binnenklimaat (met damp) langs de warme zijde van het isolatiemateriaal blijft (dit is langs de binnenzijde bij normale toepassingen). Het dampscherm dient derhalve continu aangebracht te worden op de draagstructuur. Er moet over gewaakt
moet worden opgemerkt dat men het best producten gebruikt, die over een voor die toepassing geldige technische goedkeuring beschikken. Met betrekking tot de waterdichting moet worden opgemerkt dat dit bij een warm dak de dunne en enige laag betreft, die thermisch door de isolatie gescheiden wordt van het binnenklimaat, en derhalve volledig blootstaat aan de externe klimaatsomstandigheden. Zo gaat dit wat de temperatuur betreft van -20 tot +80 °C. Dit zijn belangrijke temperatuurvariaties, waaraan deze dakhuid blijvend dient te weerstaan. Om die reden dient men dan ook gebruik te maken van verbeterde producten die geschikt zijn voor deze toepassing. Het is derhalve aangewezen om - trouwens net zoals voor de dakisolatie - gebruik te maken van afdichtingen die over een technische goed• 3 • PROTECT BULLETIN • 1999 • NR 12