NHafï~~LAND r#'j·'j;'U#'·i;e.j;"i'j;.,.j#'.' DUTCH MARITIME NETWORK
DE NEDERLANDSE VISSERIJSECTOR Economische betekenis en structuur
in opdracht van STICHTING NEDERLAND MARITIEM LAND
uitgevoerd door NEl TRANSPORTIMERC
Drs. Marten van den Bossche Drs. Pauline van Donse1aar Drs. Hein van Hase1en Drs. Robert Piers
DELFT UNIVERSITY PRESS
1999
NEDERLAND MARITIEM LAND
serie
1. De Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en Plan van Aanpak Economische Impact Studies 2. De Maritieme Arbeidsmarkt: Vraag en Aanbod van Zeevaartkennis 3. De Nederlandse scheepsbouw- en toeleveringsindustrie: economische betekenis en structuur 4. De Nederlandse offshoresector: economische betekenis en structuur 5. De Nederlandse binnenvaartsector: economische betekenis en structuur 6. De Nederlandse waterbouwsector: economische betekenis en structuur 7. De Koninklijke Marine: economische betekenis en structuur 8. De Nederlandse visserij sector: economische betekenis en structuur
Stichting Nederland Maritiem Land
De Stichting is op 27 juni 1997 opgericht teneinde de Nederlandse maritieme cluster te promoten en te versterken. Het bestuur van de Stichting bestaat uit N. Wijnolst (voorzitter), G.H. Bos (vice-voorzitter), Th.M. Oostinjen (secretaris/penningmeester) en verder, in alfabetische volgorde, K. Damen, C. van Duyvendijk, R. van Gelder, M. Harms, W. de Jong, GJ. Kramer, W.K. Scholten, R. Walthuis, H.W.H. Welters. De directeur van de Stichting is H.P.L.M. Janssens. Het adres van de Stichting Nederland Maritiem Land is Beurs-World Trade Center, Beursplein 37 (bezoekadres), Postbus 30145, 3001 DC Rotterdam. Tel.: 010-205.27.20, fax.: 010-205.53.07
DE NEDERLANDSE VISSERIJSECTOR Economische betekenis en structuur
in opdracht van STICHTING NEDERLAND MARITIEM LAND
uitgevoerd door NEl TRANSPORT/MERC
Drs. Marten van den Bossche Drs. Pauline van Donselaar Drs. Hein van Haselen Drs. Robert Piers
DELFT UNIVERSITY PRESS
1999
Gepubliceerd en gedistribueerd onder auspiciën van de Stichting Nederland Maritiem Land door: Delft University Press Prometheusplein 1 2628 ZC Delft Tel.: Fax.:
015-278.32.54 015-278.16.61
Studie uitgevoerd door: NEl TransportlMERC Postbus 4175 3006 AD Rotterdam 010-453.88.00 Tel.: Fax.: 010-452.36.80 E-mail:
[email protected] Internet: www.nei.nl
CIP-DATA KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG M. van den Bossche, P. van Donselaar, H. van Haselen, R. Piers De NederlandseVisserijsector: Economische betekenis en structuur/ M. van den Bossche, P. van Donselaar, H. van Haselen, R. Piers Delft: Delft University Press. -111.- Lit. ISBN 90-407-1895-4 NUG! 834 Trefwoorden: Visserij, maritieme cluster, economische impact studie Copyright © 1999 Stichting Nederland Maritiem Land All rights reserved. No part of the material protected by this copyright may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or any information storage and retrieval system without written permission of the owner of this copyright. Permission may be obtained at the following address: Stichting Nederland Maritiem Land, Postbus 30145, 3001 DC Rotterdam, The Netherlands; e-mail:
[email protected].
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Blz.
Executive summary Samenvatting
v
1
Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Doelstelling 1.3 Methodologie 1.4 Leeswijzer
1 1 2 2 3
2
Sectorbeschrijving 2.1 Sectordefinitie 2.2.1 Afbakening van de visserij sector 2.2.2 Positie van de visserij in de maritieme cluster 2.2 Beschrijving van deelsectoren 2.2.1 Grote zeevisserij 2.2.2 Kottervisserij 2.2.3 Binnenvisserij 2.2.4 Schelpdierproductie
5 5 5
3
8
10 10 11 14 14
Economische betekenis van de sector 3.1 De Nederlandse visserij sector vanuit internationaal perspectief 3.2 Directe economische betekenis 3.3 Indirecte economische betekenis 3.4 Relaties met andere (maritieme) sectoren 3.5 Overheidsinkomsten
17 17 21
4
Invloed van quota-hoppen en buitenlandse deelnemingen
37
5
Overheidsbeleid 5. 1 Zeevisserij 5.2 Binnenvisserij 5.3 Schelpdierproductie
39
6
Trends en ontwikkelingen 6.1 Grote zeevisserij 6.2 Kottervisserij 6.3 Binnenvisserij 6.4 Schelpdierproductie 6.5 Ondernemersdynamiek
30 31 34
39 40 41
45 45 46 46 47 48
Geraadpleegde literatuur
51
Lijst van geïnterviewde personen
53
© Stichting Nederland Maritiem Land
Inhoudsopgave
Lijst van Figuren Figure El: Figuur SI: Figuur 2.1: Figuur 2.2: Figuur 2.3: Figuur 2.4: Figuur 3.1: Figuur 3.2: Figuur 3.3: Figuur 3.4: Figuur 3.5: Figuur 3.6: Figuur 3.7: Figuur 3.8: Figuur 3.9: Figuur 3.10: Figuur 3.11:
Relative share of sub-sectors in the direct economic value of the fishery industry Relatieve aandeel deel sectoren in de directe economische betekenis van de visserij De visketen De Nederlandse maritieme cluster Ontwikkeling van de trawlervloot Ontwikkeling van de kottervloot Verdeling gevangen hoeveelheid vis naar EU-lidstaat Visserijvloot per EU-lidstaat Efficiëntie van de vloot per EU-lidstaat Import en export van vis in de EU-lidstaten Aantal ondernemingen in de visserij sector Arbeidsvolume Aantal schepen visserij sector onder Nederlandse vlag Relatieve aandeel deelsectoren in de directe economische betekenis van de visserij sector Relatief belang van export Verhouding toegevoegde waarde en verbruik visserij sector Verhouding nationale inkoop/import
lil
Vil
6 8 10 12 18 19 20 21 22 23 24
26 29 33 34
Lijst van Tabellen Tabel 2.1 : Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel Tabel
2.2: 3.1: 3.2: 3.3: 3.4: 3.5: 3.6: 4.1:
Overzicht van redenen om delen van de visserij sector tot de maritieme cluster te rekenen Indeling sector visserij Directe economische betekenis Nederlandse visserij sector Toegevoegde waarde, uitgesplitst naar loonkosten en overig Omzet, toegevoegde waarde en intermediaire aankopen per deelsector Vergelijking met eerdere ontwikkelde cijfers Directe en indirecte economische betekenis per deel sector Directe overheidsinkomsten Berekening productiewaarde 'quotahoppers '
© Stichting Nederland Maritiem Land
9 9
25 27 28 29 31 35 37
Voorwoord
Voorwoord Volgens de Engelse geschiedschrijver Boxer ligt de visserij in de zestiende eeuw aan de basis van de expansie van de Nederlandse scheepvaart en scheepsbouw in de daaropvolgende eeuwen. In de economische input-output studie die thans voor u ligt, wordt de huidige betekenis van de visserij sector binnen de Nederlandse economie geschetst. Alhoewel het relatieve belang anno 1999 anders is geworden dan ruim vierhonderd jaar geleden, blijkt dat de visserij nog steeds een belangrijke maritieme sector is met bijvoorbeeld een zeer hoge exportquote van meer dan 80%. Dit laat zien dat de sector in termen van Michael Porter zeer competititief is. De directe en indirecte productiewaarde van de visserij bedraagt NLG 1.356 miljoen en de toegevoegde waarde is NLG 747 miljoen. De sector biedt direct en indirect werk aan 7.000 personen. Het maritieme karakter van de sector komt goed tot uitdrukking in de omvang van de productiemiddelen waarmee deze productie gerealiseerd wordt. De vissersvloot bestaat uit 974 eenheden, die natuurlijk niet alleen in Nederland gebouwd worden, maar ook hier te lande onderhouden en bevoorraad worden. Kortom, de visserij is een van de elf sectoren die tezamen de maritieme cluster vormen. De dynamiek van het ondernemerschap waar de visserij voor staat komt goed tot uitdrukking in de schematisering die door Edward de Bono is gemaakt van managers. Zo onderscheidt hij de treinmachinist, de dokter, de boer en de visser. De visser is een opportunity searcher, die zijn kansen opzoekt, in tegenstelling tot de andere managerstypen. De essentie van dit pro-actieve ondernemerschap wordt gepersonifieerd door de visserij sector. De studie toont dat dit ondernemerschap nog springlevend is. Rotterdam, 30 maart 1999
N. Wijnolst Voorzitter
© Stichting Nederland Maritiem Land
Voorwoord
© Stichting Nederland Maritiem Land
Executive Summary
Executive Summary Introduction NEIIMERC has been commissioned by the Dutch maritime network to assess the economie importanee of the fishery industry sector. The study is concerned with the ca\culation and interpretation of important economie indicators for the fishery industry and the identification of economie relations with other (maritime) sectors. As such, this study is similar to earl ier economie research into other sectors of the maritime cluster (the so-called maritime cluster studies). Metllodology In order to make comparison possible with other maritime cluster studies, the same methodology as that used in these previous studies has been followed. This methodology includes the use of input-output analysis in combination with administrative data on a business level. With respect to the collection of quantitative data. however, a different approach from that used by other studies has been adopted. The usual approach for collecting "bottom-up" information is by means of questionnaires and interviews. This was not necessary as all the required information was already available within the LEI (Landbouw Economisch Instituut). Consequently, the questionnaire has been replaced by information obtained from LEI. Nonetheless, in order to verify this information and to describe the backgrounds of the observed developments, twenty interviews with fishery companies and interest groups have been held. Defin ition of fhe Dulch fishery sector The fishery sector, unlike some other sectors of the maritime cluster, is a welldefined sector. The most important sub-sectors of the Dutch professional fishery industry are the deep-sea fishery sector with freezer trawlers (subsequently referred to as freezer trawler sector) and demersal North Sea fishery (subsequently referred to as demersal fishery). Besidcs these two sectors, the other sectors with maritime associations are inland fishery and shellfish fishery. Given the maritime cluster viewpoint adopted for this study, the sectors of pisciculture and fish processing & trade have not been included in the sector definition. The position of the fishery industry within tlle maritime cluster As a result of the common use of ship technology and waterways there is astrong relation between the fishery sector and other sectors within the maritime cluster. There are also mutual interests in the field of education and employment; in
© Stichting Nederland Maritiem Land
-i-
Executive Summary
common with the shipping sector, the Dutch fishery industry has a personnel shortage. The relationship with other maritime clusters can also be quantified through the use of input-output analysis. From purchase analyses of the fishery sector (excluding investments such as ships) it can be shown that approximately 22 percent of the national expenses of the fishery sector are incurred within the maritime cluster. Maritime related expenses concern, for instance, the costs of ship rep airs, maritime insurance and surveyance. Quota hopping The Dutch quota system has brought about the phenomenon known as quotahopping. Quota-hopping results from ships operating under a foreign flag, thus making it possible for them to use the (bigger or under-utilised) quota of the foreign flag country. For a large part, ho wever, the quota-hopping ships still bring the caught fish ashore in the Netherlands where it is also further processed. About 40% of the auctioned fish in the Netherlands comes from ships operating under a foreign flag.
In the freezer trawler industry a phenomenon similar to quota-hopping can be observed and which is expressed by the large participation of Dutch investors in foreign companies. Economic value of the Dutch fishery industry In 1997, the total number offishery companies in the Netherlands was about 795. These companies offered jobs to approximately 5700 persons. The number of ships is estimated to be 974. The direct production value of the Dutch fishery industry is aboutf948 million. The related added value amounts to/576 million. These estimates exclude quota hoppers and the participations in foreign freezer trawler companies for which the estimated levels of turnover are respectively / 93 million and / 181 million. The figure below shows the significance of the distinguished sub-sectors as measured by their share of the three key economie indicators.
-ii-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Executive Summary
Figure El
Relative share of sub-sectors in the direct economie value of the fishery industry
100%
80%
60%
40%
20%
0%
~I-_-
Production value Il!]
Added value
Numbers employed
Freezer trawlers • Demersal fishery DInland fishery r:i!! Sea shell fishery
The fishery industry also affects other sectors of the Dutch economy. The estimated indirect production value of the fishery sector is 1 407 million. The indirect added value is estimated at 1 171 million and, therefore, the total added value linked to the sector is estimated to amount to 1 747 million. The indirect employment is about 1.359 persons. Export All fishery sectors, with the exception of inland fishery, exhibit a high level of exports. Customers of the freezer trawler sector are located in developing countries. The demersal fishery sector exports high-quality fish, whereas the products of the shellfish sector are very popular in Belgium (mussels and oysters) and Spain (cockies). Government The direct governmental revenues from the fishery industry are estimated at about 1116 million. Government support (subsidies), special fees, or revenues from the lease of shellfish culture lots are not included. The government policy (national as weil as EU) has an important effect on fishery activities by means of fish quota management and fleet rehabilitation measures.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- Ui -
Executive Summary
Sector dynamics The market dynamics differ between the sub-sectors. For instance the freezer trawler sector is flexible in changing to other fishing areas, whereas the inland fishery sector is very committed to the local market and the local fish supply.
- iv-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting
Samenvatting Introductie NEIIMERC heeft in opdracht van de Stichting Nederland Maritiem Land onderzoek verricht naar de economische betekenis van de visserij. In dit onderzoek worden belangrijke economische indicatoren voor de visserij en relaties met andere (maritieme) sectoren in kaart gebracht. Dit onderzoek is onderdeel van een reeks van gelijksoortige onderzoeken in verschillende sectoren binnen de maritieme cluster. Methodologie Om de vergelijking van uitkomsten met andere maritieme clusterstudies mogelijk te maken is de aanpak van het onderzoek gelijk aan de in een eerder stadium uitgevoerde onderzoeken voor andere maritieme sectoren. Dit betreft het gebruik van input-output analyse in combinatie met financiële informatie op bedrijfsniveau. Gebruikelijk is, om bij de maritieme clusterstudies het cijfermateriaal 'bottom-up' te verzamelen middels het versturen van enquêtes en het houden van interviews. Voor de visserijsector is afgeweken van deze aanpak. Om de enquête druk voor de sector niet te verhogen en omdat door het LEI verzamelde cijfers uitstekend geschikt bleken voor gedetailleerde economische analyse, is voor deze specifieke sector voor samenwerking met het LEI gekozen in plaats van voor verzending van extra enquêtes. Wel is er een twintigtal interviews afgenomen met marktpartijen en belangenorganisaties om de uitkomsten te verifiëren en om de achtergronden bij de geconstateerde ontwikkelingen goed te kunnen omschrijven.
Definitie van de Nederlandse visserij in het kader van de maritieme cluster De voornaamste takken van de Nederlandse beroepsvisserij zijn de zee- en kustvisserij. Daarnaast zijn er schelpdiercultures, de binnenvisserij en de aquacultuur. De visserij sector is in tegenstelling tot sommige andere sectoren van de maritieme cluster een duidelijk afgebakende sector. Ten behoeve van de maritieme clusterstudies is afgezien van bestudering van aquacultuur (vanwege de geringe maritieme associatie) en van visverwerking en handel (alleen met de maritieme sector geassocieerd via het product vis en niet vanwege de "maritieme" associatie).
© Stichting Nederland Maritiem Land
- v-
Samenvatting
De positie van de visserij binnen de maritieme cluster De overige delen van de Nederlandse visserij sector (grote zeevisserij, kustvisserij, binnenvisserij en schelpdierproductie) zijn gerekend tot de maritieme cluster. Deze deelsectoren maken immers ook gebruik van schepen en zijn medegebruiker van zee en water. De gezamenlijke belangen zijn terug te vinden op het gebied van benutting van zee en water, en scholing. De visserij sector heeft belang bij een goede kwaliteit zeewater en bescherming van bepaalde kwetsbare (paai)gebieden. Voor de scheepvaart is juist weer een goede ontsluiting van belang. Op het gebied van scholing en werkgelegenheid maakt de sector vaak een vergelijking met de zeevaart, waar eveneens een tekort aan personeel heerst. De relatie met andere sectoren binnen de maritieme cluster is het duidelijkst aan te tonen op de vlakken van toelevering en van gezamenlijke belangen. Uit analyse van aankopen van de visserij sector (hierin worden niet meegerekend investeringen, zoals bijvoorbeeld in schepen) blijkt dat de belangrijkste (nationale) uitgaven van de visserij sector voor 22 procent binnen de maritieme cluster vallen. Maritiem gerelateerde uitgaven betreffen onder meer reparaties aan schepen, maritieme verzekeringen en keuring & controle.
Het quota-hoppen Een fenomeen dat voortvloeit uit het Nederlandse quota-systeem is het zogenaamde quota-hoppen. Dit is het onder buitenlandse vlag brengen van een vaartuig om zo gebruik te maken van de quota van het betreffende land waar het vaartuig ingevlagd wordt. In deze input-output studie wordt onder quota-hoppen het uitvlaggen van de kottervloot verstaan. Op deze manier is er voor het vissersbedrijf meer ruimte om vis te vangen, omdat onder buitenlandse vlag het quotum per schip groter is dan in Nederland of omdat de quota onderbenut zijn gebleven. De omgevlagde kotters brengen de gevangen vis echter wel voor een groot deel in Nederland aan land en die vis wordt vervolgens ook in Nederland verwerkt. Ongeveer 40% van de vers aangevoerde vis is afkomstig van kotters onder buitenlandse vlag. Dit vertegenwoordigde in 1997 een productiewaarde van naar schattingf92 miljoen. In de grote zeevisserij doet zich een vergelijkbare beweging voor: hier worden grote deelnemingen genomen in buitenlandse ondernemingen. Met een gemiddelde productiewaarde per schip vanf 16,4 miljoen, komt het belang van de jaarlijkse omzet via dochterondernemingen uit op ongeveer f 181 miljoen.
- vi-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Samenvatting
Volgens de input-output methodiek wordt de door quota-hoppers aangelande vis aangemerkt als import, buitenlandse deelnemingen vallen geheel buiten het inputoutput systeem. Economische betekenis visserijsector Het totaal aantal visserij ondernemingen in Nederland in 1997 bedraagt circa 795 met een totale werkgelegenheid voor 5.700 personen. Het aantal schepen wordt geschat op 1074. De directe productiewaarde van de Nederlandse visserij sector wordt geschat op 1 948 miljoen. De bijbehorende toegevoegde waarde bedraagt 176 miljoen. Bij deze raming is geen rekening gehouden met het economische belang van de quotahoppers en van de buitenlandse deelnemingen van vriestrawlerondernemingen. De onderstaande figuur geeft een beeld van het belang van de onderscheiden deelsectoren voor de drie belangrijkste economische indicatoren.
Figuur SI
Relatieve aandeel deelsectoren in de directe economische betekenis van de visserij
100%
80%
60%
40%
20%
0%
Productiewaarde
Toegevoegde waarde
lEI Grote zeevisserij. Kottervisserij 0 Binnenvisserij
~
Wer kgelegenheid Schelpdierproductie
Ook heeft de visserij uitstralingseffecten naar andere sectoren van de Nederlandse economie. De indirecte productiewaarde van de visserij sector wordt geschat op 1407 miljoen. De indirecte toegevoegde waarde wordt geschat op 1171 miljoen en brengt daarmee de schatting van totale toegevoegde waarde samenhangend met de © Stichting Nederland Maritiem Land
- vii-
Samenvatting
visserij sector op f 747 miljoen. De indirecte werkgelegenheid bedraagt naar schatting 1.359 personen. Export Het belang van export is voor alle visserij sectoren, met uitzondering van de binnenvisserij, bijzonder hoog. Producten van de grote zeevisserij, onder andere de makreel en horsmakreel, zijn vissen die met name in ontwikkelingslanden populair zijn. De uitvoer van dure vissoorten als tong, schol en garnalen zorgt in de kottervisserij voor een hoog exportgehalte. Van de schelpdierproductie is bekend dat de Zeeuwse mosselen in met name België bijzonder populair zijn en dat Nederlandse kokkels grotendeels naar Spanje worden geëxporteerd. Overheid De overheidsinkomsten (direct) uit de visserijsector worden geschat op circafl16 miljoen. Hierbij is geen rekening gehouden met subsidies, bijzondere heffingen of inkomsten uit bijvoorbeeld kavelverhuur voor schelpdiercultures. Het overheidsbeleid (zowel nationaal als EU) drukt middels onder meer visquoteringen en vlootsaneringsmaatregelen een belangrijke stempel op de visserij. Sectordynamiek De marktdynamiek verschilt per deelsector. Zo is de grote zeevisserij zeer inventief in het vinden van nieuwe markten en verplaatst de vangst zich regelmatig naar nieuwe gebieden. Het andere uiterste is de binnenvisserij. De binnenvisserij kan door haar locale gebondenheid minder flexibel omgaan met veranderingen in de omgeving. Als het in de binnenvisserij slecht gaat is een tegenreactie moeilijk en wordt eerder aanvulling op de bedrijfsinkomsten gezocht met activiteiten buiten de visserij sector. Met betrekking tot het overheidsbeleid mag gesteld worden dat hier een duidelijke dynamiek aanwezig is. De grote zeevisserij kan zich gemakkelijk verplaatsen naar nieuwe visgronden en de vangst van andere vissoorten. Op het verwijt aan de kokkelsector dat zij zich niet zouden houden aan de afgesproken tijdstippen en plekken van vangst is gereageerd middels de ontwikkeling van een "black box" waarmee vaarbewegingen en tijdstippen worden vastgelegd en verantwoording van de vangst kan plaatsvinden. Ook het quotahoppen is een fenomeen dat ontstaan is als gevolg van overheidsbeleid.
- viii -
© Stichting Nederland Maritiem Land
Inleiding
1
Inleiding
1.1
Achtergrond
In 1997 is de Stichting Nederland Maritiem Land opgericht. Dit betekende de uitvoering van één van de aanbevelingen uit het rapport De toekomst van de Nederlandse zeevaartsector uit 1994 met als doel te komen tot de creatie van duurzame toegevoegde waarde (en werkgelegenheid) door het behoud en de uitbreiding van de maritieme activiteiten in Nederland. De Stichting Nederland Maritiem Land heeft sinds haar oprichting diverse activiteiten ontwikkeld gericht op het vergroten en verankeren van de toegevoegde waarde van de maritieme sector in de Nederlandse economie. Een belangrijke ondersteuning hierbij vormen de beleidsstudies die worden uitgevoerd in de zogenaamde maritieme cluster voor onder andere de sectoren scheepsbouw, binnenvaart, natte waterbouw, offshore toeleveranciers en havens. Naar deze studies zal verder gerefereerd worden als maritieme clusterstudies. Deze maritieme clusterstudies leveren in de eerste plaats een inschatting van het directe en indirecte economische belang van deze sectoren, met behulp van de traditionele input-output analyse (1-0 analyse) en bottom-up analyse van bedrijfsgegevens. Tevens leveren deze studies voorstellen voor (beleids)maatregelen gericht op stimulering van deze sectoren. Met behulp van 1-0 analyse worden deze voorstellen op hun effecten beoordeeld voor de toegevoegde waarde (i.e. het totaal van lonen, rente, pacht en winsten) van de sectoren, alsmede voor de overheidsinkomsten (belastingopbrengsten). Hierdoor is in deze studies vooral ook sprake van een beleidsvormings- en voorbereidingsproces. Aan het NEIIMERC is opdracht verleend voor het uitvoeren van het eerste gedeelte van deze onderzoeken (inschatting van het economische belang van de sectoren) voor de maritieme dienstverlening, watersportindustrie en visserij. Aan deze deeltrajecten van de beleidsstudies is de passende naam lOS (input-output studie) meegegeven. De beleidsanalyse vormt geen officieel onderdeel van de lOS studie. Deze rapportage gaat in op de onderzoeksresultaten voor de visserij sector.
© Stichting Nederland Maritiem Land
1
Inleiding
1.2
Doelstelling
Het doel van deze studie is het in kaart brengen van belangrijke economische indicatoren voor de visserij sector en van haar relaties met andere economische sectoren. Daarnaast zal worden ingegaan op de plaats van de visserij sector in de maritieme cluster. Er zijn, zoals in deze studie zal worden toegelicht, voldoende argumenten om ook de visserij sector te rekenen tot de maritieme cluster. Er is immers sprake van een duidelijke technologische verwantschap (het schip) en gezamenlijke belangen op het gebied van havens en vaarweg-infrastructuur. Deze studie gaat niet in detail in op beleidsaanbevelingen. De informatie op dit gebied die is vrijgekomen uit de interviews is wel verzameld in een apart hoofdstuk. In een eventuele volgende fase van onderzoek kan dan verder worden ingegaan op de effecten van het beleid.
1.3
Methodologie
Om de vergelijking van uitkomsten met andere maritieme clusterstudies mogelijk te maken is de aanpak van het onderzoek gelijk aan de eerder door Policy Research Corporation N.V. uitgevoerde EIS) (Economische Impact Studies)-projecten voor de scheepsbouw, offshore en binnenvaart. Dit betreft het gebruik van input-output analyse in combinatie met financiële informatie op bedrijfsniveau. I-O-analyse richt zich op het berekenen van de onderlinge verbanden tussen de sectoren en het weergeven hiervan in de vorm van kengetallen, bijvoorbeeld multipliers. Binnen het stelsel van de Nationale Rekeningen wordt de samenhang tussen de verschillende actoren in het economisch systeem weergegeven in de vorm van de jaarlijks door het CBS opgestelde input-outputtabel. Met name het 'intermediaire' blok waarin de onderlinge verwevenheid van de onderscheiden productiesectoren wordt weergegeven, is van groot belang voor de in dit onderzoek uitgevoerde analyse. Gebruikelijk is, om bij de maritieme clusterstudies het cijfermateriaal 'bottom-up' te verzamelen middels het versturen van enquêtes en het houden van interviews. Voor de visserij sector is afgeweken van deze aanpak omdat de benodigde informatie al voorhanden bleek te zijn. Het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) De term EIS is een geregistreerd handelsmerk van Policy Research Corporation N.V. -2-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Inleiding
heeft namelijk een uitgebreid systeem van maandelijkse steekproeven waarmee de belangrijkste economische indicatoren al op bedrijfsniveau verzameld worden. Om de enquête druk voor de sector niet te verhogen en omdat de door het LEI verzamelde cijfers uitstekend geschikt bleken voor gedetailleerde economische analyse, is voor deze specifieke sector voor samenwerking met het LEI gekozen in plaats van voor verzending van extra enquêtes. Wel is een twintigtal interviews afgenomen met marktpartijen en belangenorganisaties om de uitkomsten te verifiëren en om de achtergronden bij de geconstateerde ontwikkelingen goed te kunnen beschrijven.
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de deelsectoren van de visserij sector en redenen om deze tot de maritieme cluster te rekenen. Hoofdstuk 3 bevat de analyse van de economische betekenis van de visserij sector vanuit zowel internationaal als nationaal perspectief. Hoofdstuk 4 behandelt aspecten van de economische betekenis van de visserij sector die buiten de structuur van de input-outputanalyse vallen: het zogenaamde quota-hoppen van kottervissers en de buitenlandse deelnemingen van vriestrawlerondernemingen. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende vormen van overheidsbeleid die van invloed zijn op de visserij sector. Hoofdstuk 6 gaat in op de ondernemersdynamiek en het "maritieme gevoel" van de sector en de belangrijkste kansen en bedreigingen voor de sector.
© Stichting Nederland Maritiem Land
3
Inleiding
-4-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
2
Sectorbeschrijving
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de belangrijkste redenen om deelsectoren van de visserij al dan niet te betrekken in de definitie van de sector ten behoeve van de maritieme clusterstudies. Vervolgens worden de belangrijkste kenmerken van de geselecteerde deelsectoren beschreven.
2.1
Sectordefinitie
2.2.1 Afbakening van de visserijsector
De voornaamste takken van de Nederlandse beroepsvisserij zijn de zee- en kustvisserij. Daarnaast zijn er schelpdiercultures, de binnenvisserij en de aquacultuur. De visserij sector is in tegenstelling tot sommige andere sectoren van de maritieme cluster een duidelijk afgebakende sector door de goed te onderscheiden activiteiten en de heldere belangenbehartigingsstructuur van de sector. De goede afbakening van de sector vindt ook zijn weerslag in de CBS statistieken. Op het niveau van de visserij als geheel is reeds een aparte I-O-rij en I-O-kolom beschikbaar bij het CBS, voor de onderscheiden onderdelen daarvan niet. Met behulp van gedetailleerde informatie zal in deze studie een verdere opsplitsing van de gegevens worden uitgevoerd. Toch zijn er wat haken en ogen bij het vaststellen van de definitie van de visserij sector ten behoeve van de maritieme clusterstudies. De knelpunten bij het vaststellen van de definitie zijn terug te voeren op twee kernpunten: het al dan niet in ketenperspectief beschouwen van de visserij sector, en de keuze om visteelt wel of niet tot de visserij sector te rekenen.
Het ketenperspectief De visketen bestaat uit elkaar opeenvolgende activiteiten die samenhangen met visvangst en visteelt, visverwerking, verhandeling en consumptie. In figuur 2.1 wordt getoond hoe NRLO (1998b) de visketen indeelt.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-5-
Sectorbeschrijving
Figuur 2.1
De visketen
Handel
Verbruik
In deze studie bezien we alleen de productie van vis en schelpdieren. In sommige studies worden, wanneer er gesproken wordt van "de visserijsector", ook de twee volgende schakels in de keten, verwerking en handel, meegenomen. Visverwerking betreft het behandelen van de vis (bijvoorbeeld fileren en diepvriezen) en (eventueel) het omzetten van de vis in een verpakt product. De handel is het circuit van groothandel en detailhandel met levering aan consument en horeca. Wij zien af van het meenemen van deze opvolgende activiteiten, omdat deze schakels terug zullen komen in de input-output tabel als leveranties van de vis(productie) sector aan andere sectoren en omdat de relatie met de maritieme cluster alleen indirect loopt via de visvangst en het product vis, en niet direct via een "maritieme" associatie. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Nederland in de visafslag en visverwerking een belangrijke draaischijffunctie vervult. Niet alleen in Nederland aangelande vis van zowel Nederlandse als buitenlandse schepen wordt in Nederland geveild en verwerkt, ook geïmporteerde vis uit andere landen wordt in Nederland aangeland. Dit is het gevolg van het aanzuigende effect van de belangrijke handelsfunctie die Nederland op dit terrein uitoefent. Door uitsluitend naar de Nederlandse visproductie te kijken komt het belang van de Nederlandse handelsfunctie niet volledig tot zijn recht. Het is niet moeilijk om visproductie en visverwerking van elkaar te scheiden. Er bestaan slechts enkele visserijondernemingen die naast hun kernactiviteit ook visverwerkende activiteiten uitoefenen. De laatste onderneming die zowel vis verwerkte als een eigen vloot beheerde was Kennemerland. Dit bedrijf heeft haar vloot enige jaren geleden echter van de hand gedaan. Ook is het niet zo dat aan boord van de Nederlandse schepen al vis wordt verwerkt. De vis wordt aan boord
-6-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
van de schepen uitsluitend schoongemaakt en op ijs gelegd, een activiteit die niet als visverwerking bestempeld kan worden. Een complicerende factor bij het in ogenschouw nemen van alleen de productie is de volgende. De visafslagen van Harlingen, Den Helder en Lauwersoog zijn eigendom van de vissers. Bovendien zullen waarschijnlijk de visafslagen die nu in handen van gemeenten zijn (onder meer Breskens, Colijnsplaat, Goedereede, Scheveningen, Vlissingen), op termijn ook privaat worden. Dit zal een alternatieve bron van inkomsten voor de vissers vormen. De thans verzamelde gegevens hebben echter alleen betrekking op de hoofdactiviteit van de vissers: de visproductie. Tevens wordt de schelpenwinning niet meegenomen in de input-outputanalyse. Voor een groot deel heeft schelpenwinning geen relatie met de visserij sector, behalve als restproduct van de kokkelvisserij. Dit komt tot uitdrukking als leverantie van de kokkelvisserij aan een andere sector in de input-output tabel. Dit geldt eveneens voor de andere restproducten van de visserij.
Visvangst en visteelt De visproductie is tot slot op te delen in twee aparte categorieën, te weten de jacht op vis (de daadwerkelijke visserij) en het telen van vis. Dit laatste wordt wel aquacultuur genoemd. Aquacultuur zou dan ook als concurrent van de visserij bezien kunnen worden. De Nederlandse teeltvissen voor consumptie zijn voornamelijk paling (circa 2.800 ton en circa 80 bedrijven), Afrikaanse meerval (1.500 ton, 28 bedrijven) en forel (300 ton, 5 bedrijven). Naast de bedrijven die vis voor consumptie telen zijn er ook nog 40 bedrijven die forel telen voor de hengelsport en 8 bedrijven die siervissen telen. Vrijwel alle aquacultuur vindt in Nederland plaats op het land. In dit verband is het meenemen van aquacultuur in de definitie van de sector een grensgeval. omdat dit de teelt van vissen aan land betreft en het maritieme gehalte van deze deelsector dus laag is. De enige relatie met andere visserij sectoren is gelegen in het gezamenlijke product, de vis. De totale waarde van de visteelt af-kwekerij wordt geschat op ISO miljoen (NRLO 1998a). Omdat de overweging om de visserij sector tot de maritieme cluster te rekenen met name is gelegen in het gebruik van verwante technologieën, namelijk het schip (zie paragraaf 2.2.2), wordt in deze studie dus afgezien van een verdere bestudering van de sector aquacultuur.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 7-
Sectorbeschrijving
2.2.2
Positie van de visserij in de maritieme cluster
De sectoren waarvoor reeds de economische impact is beschreven, zoals bijvoorbeeld zeescheepvaart, binnenvaart, scheepsbouw, offshore, maken deel uit van de zogenaamde maritieme cluster. In aanvulling op de eerste definiëring van de maritieme cluster is besloten om de sectoren die in eerste instantie niet direct tot de maritieme cluster gerekend zijn, ook te onderzoeken op "maritiem clustergehalte". Immers ook de sectoren visserij, de marine en watersportindustrie maken gebruik van de zee als vervoersweg voor de productie van levensmiddelen, als het goed 'nationale veiligheid' of als onderdeel van de recreatiebeleving. Er is een duidelijke technologische verwantschap met de kernsectoren zeevaart, binnenvaart en natte waterbouw, al was het maar door de gemeenschappelijke leverancier van kapitaalgoederen. Figuur 2.2 deelt de maritieme cluster in op basis van toeleverancier-klant relatie. Naast deze relatie van onderlinge leveringen (bijvoorbeeld maritieme diensten aan de zeevaart) zijn er echter ook andere bindingen tussen de maritieme sectoren, bijvoorbeeld het gezamenlijke gebruik van infrastructuur of de technologische verwantschap.
Figuur 2.2 De Nederlandse Maritieme cluster
algemene toelevering van diensten en
niet·maritieme
sectoren
goederen
(incl. overheid)
particulieren de Nederlandse maritieme cluster
Bron: Policy Research Corporation N.V.
- 8-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
Een belangrijke overweging bij de afbakening van de sector is het maritiem gehalte van de deelsectoren. De te selecteren deelsectoren moeten vallen onder de definitie van de maritieme cluster, namelijk alle mogelijke bedrijfsactiviteiten, die direct aan het vervoer over water (zee- en binnenwater) of aan exploitatie van de zee (en water) gerelateerd zijn. Alle onderscheiden onderdelen van de visproductie, met uitzondering van aquacultuur vallen onder deze definitie. Een samenvattend overzicht van redenen om de overige delen van de visserijsector tot de maritieme cluster te rekenen, is te vinden in tabel 2.1.
Tabel2.1 Overzicht van redenen om delen van de visserij sector tot de maritieme cluster te rekenen Sector Grote zeevisserij Kottervisserij Binnenvisserij Schelpdierproductie
Definitie NEIIMERC Exploitatie van de zee Exploitatie van de zee Exploitatie van water Exploitatie van de zee
Definitie Policy Research Verwante technologie Verwante technologie Verwante technologie Verwante technologie
Maritieme kennis Hoog Hoog Hoog Hoog
De door het NEIIMERC gehanteerde invulling van de sector visserij wordt in tabel 2.2 weergegeven. Deze invulling is gebaseerd op bestaande marktinrichtingen van visserij-organisaties, de door het LEI gehanteerde indeling en de in dit hoofdstuk genoemde overwegingen. Er is geen overlap waargenomen met andere sectoren die in het kader van de maritieme clusterstudies worden onderzocht. Om deze reden hoeven er geen aanpassingen in de definitie te worden gemaakt.
Tabel2.2 Indeling sector visserij Deelsector Grote zeevisserij Kottervisserij
Binnenvisserij Schelpdierproductie
© Stichting Nederland Maritiem Land
Categorie Vriestrawiers Kustvisserij met kotters (Noordzeekust en Waddenzee) Zeevisserij met kotters IJsselmeervisserij Overige binnenvisserij Mosselcultuur Oestercultuur Kokkelvisserij Overige schelpdierproductie
-9-
Sectorbeschrijving
2.2
Beschrijving van deelsectoren
2.2.1 Grote zeevisserij Deze deelsector bestaat geheel uit de visserij met behulp van vriestrawlers. De trawlervisserij is in veel opzichten sterk van karakter veranderd in de afgelopen 25 jaar. De sterke terugloop van de haring- en makreelvangsten in de Noordzee maakte een grote omschakeling noodzakelijk. Het aantal schepen daalde sterk (zie figuur 2.3), en daarmee ook de werkgelegenheid. Door ook in ver weggelegen visgebieden op pelagische vissoorten te gaan vissen zijn deze schepen nu niet meer afhankelijk van alleen de Noordzee. De trawlervisserij heeft het grootste deel van de stijging in pelagische visaanvoer voor haar rekening genomen: 254 miljoen kilo in 1991 2 tegenover 67 in 1972, derhalve een jaarlijks gemiddeld groeipercentage van bijna 7 procent.
Figuur 2.3 Ontwikkeling van de trawiervloot
80 70
...
60
~Ol 50 .t:l 40 til
"EOl 30
-<
20 10 0 1972
1977
1982
1987
1992
1997
Bron: Ministerie van LNV
De bedrijfsstructuur van de grote zeevisserij wijkt sterk af van die in de kottervisserij. De grote zeevisserij bestaat uit een zeer klein aantal ondernemingen (4) met meerdere schepen. Een ander verschil met de kottervisserij is dat de afzet van de grote zeevisserij niet via de visafslag verloopt. De vis wordt aan boord diepgevroren en gaat rechtstreeks naar de handel. 2
Bron: Van Wijk (1998).
-10-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
Traditioneel wordt circa 95% van de vis geëxporteerd. Belangrijke afzetgebieden zijn West Afrika, Cuba, China, Japan en het Oostblok. Bijzonder is dat drie van de vier vriestrawlerondernemingen op het gebied van export hun krachten hebben gebundeld in één organisatie, genaamd "The Group, Dutch Seafrozen Fish Foundation". In het verleden werd in de grote zeevisserij veel op haring gevist. De huidige vangst is meer gericht op "goedkope" vissoorten als makreel, horsmakreel en blauwe wijting. Vaargebieden van de grote zeevisserij zijn veelal buiten Europa. Een belangrijke nieuwe markt is het vissen in Mauretaanse territoriale wateren (West-Afrika), waarvoor de Nederlandse zeevissers inmiddels een goede infrastructuur voor hun plaatselijke afzet hebben ontwikkeld. De tijd die op zee doorgebracht wordt, is afhankelijk van de vriescapaciteit van het schip. Deze bedraagt tussen de 1.200 (3 tot 4 weken op zee) en 4.000 ton (4 tot 6 weken op zee). Aan boord wordt de vis ingevroren en verpakt in speciaal voor deze sector ontwikkelde kartonnetjes van 20 kilo.
2.2.2 Kottervisserij In tegenstelling tot de grote zeevisserij bestaat de kottervisserij voornamelijk uit eenmansbedrijven, waarvan de eigenaar veelal ook schipper is. Het totaal aantal kotters in Nederland bedraagt thans 416. De kottervisserij bestaat uit de volgende twee deelsectoren: ... Kustvisserij met kotters (kust en Waddenzee). ... Zeevisserij met kotters.
Kustvisserij met kotters Deze deelsector richt zich op de zeevisserij dicht bij de kust. De vangst vindt plaats op de Waddenzee, het Nederlands gedeelte van de Dollard en de Eems, de Oost- en Westerschelde, het Grevelingenmeer en de Voordelta. Vaak zijn het de kleinere zogenaamde Eurokotters met een relatief klein motorvermogen (300 PK) die varen in de twaalfmijlszone. Het aantal kotters tot 300 PK is 230. Zeevisserij met kotters Deze deelsector vist met grote kotters met een relatief groot motorvermogen (boven de 1.500 PK) op de Noordzee en op verder weg gelegen gronden. Voor de vangst van schol en tong wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde boomkor: een vistuig dat met kettingen over de bodem sleept.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-11-
Sectorbeschrijving
De ontwikkeling van de kottervloot als geheel (dus zowel zeevisserij en kustvisserij) laat zich als volgt samenvatten: homogener en sterker. Tot in de jaren tachtig waren er kotters in allerlei soorten en maten. Nu overheersen twee vlootsegmenten sterk, namelijk de Eurokotters (300 pk) en de grote (boomkor)kotters (van 1.500 tot 2.000 pk). Een overzicht van de ontwikkeling in het aantal kotters staat in figuur 2.4.
Figuur 2.4 Ontwikkeling van de kottervloot
700 600 500 <Jl .... IJ) t: 0
~
400
Ol ....c 300 Ol
..:t: 200 100 0 1972
1977
1982
1987
1992
1997
Bron: Ministerie van LNV
De daling in vlootomvang na 1987 is te verklaren door het gevoerde overheidsbeleid. Sinds 1988 worden met behulp van premies vaartuigen uit de vaart genomen, in totaal is op vrijwillige basis circa 80.000 PK aan capaciteit gesaneerd. Bij de aanvoer door de Nederlandse kottervloot in de afgelopen 25 jaar is een duidelijke trend waarneembaar 3 • Het aandeel van de rondvis (voornamelijk kabeljauw) in de vangsten is sinds het begin van de jaren tachtig sterk teruggelopen. Werd er in 1972 nog 75 miljoen kilo rondvis aangevoerd, in 1991 was dit nog maar 20 miljoen kil0 4. Deze afname is gedeeltelijk gecompenseerd door een toename van de platvisvangsten (schol en tong, 70 miljoen kilo in 1972 tegenover 92 miljoen kilo in 1991) en de pelagische soorten (haring, (hors )makreel).
3
4
Bron: van Wijk (1998). Bron: Ministerie van LNV (1993).
-12 -
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
De quota-hoppers In hoofdstuk 5, overheidsbeleid, zal het quota-systeem uitgebreid worden toegelicht. In dit kader behandelen we een fenomeen dat voortvloeit uit dit systeem en een bemoeilijkende factor vormt bij het bepalen van de economische impact van de visserij sector: het quota-hoppen. Dit is het onder buitenlandse vlag brengen van een kotter om zo gebruik te maken van de quota van het betreffende land waar de kotter ingevlagd wordt.
Op deze manier is er voor het vissersbedrijf meer ruimte om vis te vangen, omdat onder buitenlandse vlag het quotum per schip groter is dan in Nederland of omdat de quota onderbenut zijn gebleven. Deze kotters brengen de gevangen vis echter wel voor een groot deel in Nederland aan land, en die vis wordt vervolgens ook in Nederland verwerkt. Ongeveer 40% van de aangevoerde vis is afkomstig van kotters onder buitenlandse vlag. Dit vertegenwoordigde in 1997 een verkoopwaarde van circa / 227 miljoen. Omgekeerd zijn er geen buitenlandse vissers die onder Nederlandse vlag gaan varen, omdat de investering in de vangstrechten te hoog is. In hoofdstuk 4 zal een inschatting worden gemaakt van het economische belang van quota-hoppen, gemeten in aanvoerwaarde. Er varen ruim 70 Nederlandse kotters onder buitenlandse vlag. Zo zijn er de afgelopen jaren veel Nederlandse vissers uitgeweken naar België. Hier ontstonden mogelijkheden door het overnemen van verliesgevende of failliete visserij-ondernemingen en vanwege het gebrek aan opvolging bij Belgische visserijbedrijven. Op dit moment varen er 23 Nederlandse kotters onder Belgische vlag. Deze ontwikkeling is in 1989 gestart en loopt tot op heden door: in 1998 zijn er 4 Belgische visserijbedrijven in Nederlandse handen gekomen. Ongeveer 15% van de totale Belgische aanvoerwaarde wordt door Nederlandse vissers onder Belgische vlag in Nederland aangeland. Dit vertegenwoordigt een waarde van/30 miljoen. Een gedeelte van de vloot onder Britse vlag is feitelijk eigendom van Nederlandse ondernemers (28 schepen). Onder Duitse vlag varen 18 kleinere (voormalig Nederlandse) kustvisserij schepen. Tenslotte zijn 3 schepen onder Noorse vlag gebracht om delen van het Noorse scholquotum te kunnen benutten en 2 schepen onder Franse vlag. De landen die te maken krijgen met de Nederlandse quota-hoppers ontwikkelen plannen om het quota-hoppen te bestrijden. In diverse buitenlandse landen gaan er stemmen op om strenge regels (bijvoorbeeld minimum hoeveelheid aanlanding op eigen grondgebied, minimum aantal nationale opvarenden) op te stellen voor de binding van het vaartuig. In Groot-Brittannië zijn deze reeds ingesteld. Landen als
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 13-
Sectorbeschrijving
Duitsland, België en Frankrijk overwegen dezelfde maatregelen. De maatregelen zijn van dien aard dat alleen omvlaggers er nadeel van ondervinden.
2.2.3 Binnenvisserij
Deze sector bestaat uit twee deelsectoren: • IJsselmeervisserij. • Overige binnenvisserij.
IJsselmeervisserij De IJsselmeervisserij omvat het grootste gedeelte van de totale binnenvisserij. Deze sector bestaat uit circa 80 IJsselmeervissers en 8 Randmeervissers, die 's winters het IJsselmeer bevissen. Belangrijke vissoorten voor de IJsselmeervissers zijn aal, (snoek)baars en spiering. Het aantal schepen dat in gebruik is op het IJsselmeer bedraagt 76. Overige binnenvisserij De overige binnenvisserij vindt plaats op andere binnenwateren in Nederland. Dit zijn zowel wateren die staatseigendom zijn als ook wateren die eigendom zijn van lagere overheden of particulieren. Er zijn ongeveer 200 vissers die in het overige zoetwater vissen. Er is geen goede informatie over het aantal schepen dat ingezet wordt in de overige binnenvisserij. In de binnenvisserij bestaat geen registratieplicht van schepen. Het aantal en type schepen per bedrijf is afhankelijk van het vaargebied. Het soort schepen dat benut wordt, kan variëren van een ouder model mosselschip tot een nieuwbouwaluminiumschip. Afgaande op een gemiddeld aantal schepen per bedrijf van 1,5 (1 boot plus in bepaalde gevallen een bij boot), bedraagt een voorzichtige schatting van het aantal schepen in de overige binnenvisserij circa 300.
2.2.4 Schelpdierproductie
De schelpdierproductie is voornamelijk gesitueerd in de Zeeuwse wateren en op de Waddenzee. Deze sector bestaat uit de volgende deelsectoren: • • • •
- 14 -
Mosselcultuur. Oestercultuur. Kokkelvisserij. Overige schelpdierproductie.
© Stichting Nederland Maritiem Land
Sectorbeschrijving
Mosselcultuur Deze sector bestaat uit bedrijven die zich bezighouden met het opvissen van mosselzaad en het opkweken van mossels op speciaal daarvoor bestemde percelen. Er zijn ongeveer 90 mosselkweekbedrijven, zij bezitten naar schatting ruim 100 schepen. Er wordt twee maal per jaar 5 weken gevist op mosselzaad. Daarna wordt dit uitgezaaid en opgekweekt op percelen in de Waddenzee en de Oosterschelde. Van groot belang voor een mosselkweker is de kwaliteit van het perceel. Een groot bedrijfsrisico is een eventuele verzanding van de percelen.
Een belangrijk afzetgebied voor de mossels is traditioneel België. De laatste jaren is het aandeel van de Nederlandse mosselverkoop echter duidelijk stijgend, als gevolg van de verkoop in supermarkten. Oestercultuur Oesters worden net als mossels gekweekt op percelen. De meeste percelen zijn in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer. Er zijn thans 25 tot 30 bedrijven actief in deze sector. Ook bij de oestercultures wordt gebruik gemaakt van schepen. Vaak zijn oesterschepen tweedehands mosselschepen met een geringe diepgang. Het exacte aantal schepen is echter niet bekend, per bedrijf bedraagt het aantal schepen 1 à 2, waarmee het aantal "oesterschepen" geschat kan worden op ongeveer 40. Kokkelvisserij Kokkelvissen gebeurt handmatig of mechanisch. De ongeveer 80 handkokkelvissers schrapen de kokkels bij laag water met een hark bij elkaar. Het mechanisch vissen gebeurt met platte schepen met twee zuigkorren.
De kokkelvisserij is geen kweek zoals bij mosselen en oesters en in die zin is de term schelpdierproductie niet van toepassing. Kokkels worden met name gevist voor de export; 95% van de export gaat naar Spanje, waar het in de tapas wordt verwerkt. Circa 22 vaartuigen vissen mechanisch op kokkels in de Waddenzee en nog eens 7 in de Westerschelde. Deze schepen zijn speciaal voor de kokkelvisserij gebouwd, ze hebben een geringe diepgang van ongeveer 50 centimeter. Overig Deze deel sector omvat de rest van de schelpdierproductie en is vrij klein van aard. Het betreft producten als spisuIa en mesheften.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-15 -
Sectorbeschrijving
-16 -
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
3
Economische betekenis van de sector
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de betekenis van de Nederlandse visserij sector, zowel vanuit internationaal perspectief (paragraaf 3.1) als voor de Nederlandse economie. De betekenis voor de Nederlandse economie is in een aantal paragrafen beschreven. Paragraaf 3.2 gaat in op de directe betekenis van de visserij sector. In paragraaf 3.3 worden de indirecte relaties gekwantificeerd. Paragraaf 3.4 onderzoekt de relaties met andere (maritieme) Nederlandse bedrijfssectoren. Tenslotte wordt in paragraaf3.5 aandacht besteed aan de overheidsinkomsten.
3.1
De Nederlandse visserijsector vanuit internationaal perspectief
Alvorens aan de beschrijving van het belang van de visserij voor de Nederlandse economie te beginnen, is het interessant om te kijken naar de internationale plaatsbepaling van de Nederlandse visserij. Deze internationale vergelijking is mogelijk op het gebied van de totale vangsthoeveelheden en de omvang en efficiency van de vloot. Andere vergelijkbare economische indicatoren ontbreken. Uit figuur 3.1 blijkt dat Nederland ondanks zijn reputatie van belangrijk visserijland slechts 6% van de totale hoeveelheid gevangen vis binnen de Europese Unie voor zijn rekening neemt (circa 440 miljoen kilo). Denemarken is op dit moment veruit het grootste visvangende land van de EU (een groot deel van de visserij is echter bestemd voor de vismeelindustrie), gevolgd door Spanje. De visvangst van België en Oostenrijk is afgerond 0%. De totale visvangst in de EU in 1995 bedroeg 7,7 miljard kilo.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-17 -
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.1 Verdeling gevangen hoeveelheid vis naar EU-lidstaat (1995) België Zweden 0% Verenigd Koninkrijk 12% 27%
Frankrijk 9%
0% Nederland 6%
8%
Ierland 5%
3%
Bron: Eurostat, Annual statistics of fisheries 1997.
Wat betreft de omvang van de visserijvloot scoren met name de mediterrane landen hoog, zoals in figuur 3.2 te zien is. Dit komt omdat hier nog veel met kleine lichte scheepjes gevist wordt. Na de Mediterrane landen volgt qua vlootomvang het Verenigd Koninkrijk met een vloot van circa 9.500 schepen.
-18 -
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.2 Visserij vloot per EU-lidstaat (1995) 22.500 20.000 17.500 15.000 12.500 10.000 7.500 5.000 2.500 0
"0 I':
.!'l I':
'" 15 ..,.,;
'" :=>,'" '" .fl Jt
.C'
.:!<
<ö
..,.,;
~0
..,.,;
Ol:!
c.-
:c .5
l': 0 ~ "0 .~ I':
..,.,;
I':
~
"l': 'E"
:;::::-
I':
r:
u..
Q)
Q)
I':
~
"0 I':
.!'l
5
u..
I': "0
'" '~" N
"0 I':
.!'l
~
1::Q)
>
Bron: Eurostat, Annual statistics of fisheries 1997.
Het is daarom belangrijker te kijken naar de efficiëntie van de vloot. Deze staat dan ook weergegeven in figuur 3.3. Uit deze figuur blijkt dat Nederland per schip de hoogste vangsthoeveelheden bereikt en daarom de meest efficiënte vissersvloot heeft. Min of meer vergelijkbaar met Nederland is de efficiency van de Deense vloot, die in absolute zin de meeste vis vangt. Tevens valt afte leiden, dat ondanks de grote omvang van de mediterrane vissersvloot in absolute zin, deze vloot een lage efficiëntie heeft.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-19 -
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.3 Efficiëntie van de vloot per EU-lidstaat (1995)
500
38
400
-0 0
bD
'Ë
;; «l«l"" 0)
.~ ,0)
300 235
;>
""-
on
200
~
100
162
'0 ..><: ç::
126
te
""" i'LI
103 100 10
0
"tl 0:
""
ái
"tl 0:
] '"
-t: 1i" "Ei "2 z ái
'6'0
Cl
Cl
ái
"tl
~ N
"tl 0:
.>:
:i:
.!S
.>:
'S
i::
.l!l
Cl
.>:
]'
0:
0:
'"
0 ~
<:
"tl
co
'"" 0..
Cf)
"tl 0:
"2" 0;:
:9:!
~
-;;;
co
-Ë0
Po.
"tl 0:
"5"
ij
8
.~
> Bron: Eurostat, Annual statistics of fisheries 1997,
Gesteld kan worden dat qua hoeveelheden gevangen vis Nederland meedraait in de middenmoot. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat het beeld anders zou kunnen uitvallen als ook de gemiddelde waarde per kilo gevangen vis in ogenschouw zou worden genomen, hier is op Europees niveau echter geen informatie over beschikbaar, Op het gebied van visvangst efficiëntie heeft Nederland een leidende rol en loopt daarin iets voor op het land met de hoogste vangsthoeveelheden, Denemarken. Nederland wordt in de internationale vismarkt gezien als een belangrijke speler op handelsgebied, Vaak wordt gezegd dat Nederland een draaischijffunctie heeft, Uit statistieken over de visafslag blijkt dat in 1997 bijna 30% van de afslagomzet door buitenlandse schepen werd gerealiseerd, waarbij wordt opgemerkt dat dit voor een groot gedeelte quotahoppers zijn, Denemarken, Duitsland, Engeland en België zijn de belangrijkste buitenlandse leveranciers aan de afslag. Een draaischijffunctie wordt gekenmerkt door een relatief hoge import en export van vis, zoals ook in figuur 3.4 voor bepaalde landen te herkennen valt.
- 20-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.4 Import en export van vis in de EU-lidstaten 5
1800 bn ~ c 1500
:g t: 0
1200
.§
900
+ t:
600
~
300
0
r..LI
---JffiJffi.~~~-=-- ---
0 <=
"0
~
..'2
g
.::
Cl
<=
:tJ
"0
<=
ti'"
;;
"0
Cl
Z
'<;
'"
P-
Cf]
~
~
ff<= ff.::
]
n;
.:E
.a
2
ot'"
0 ~
co
Cl
~
"0
,.l
]'"
w;l
co
P..
"0
co
<=
<=
"0
"0
;:
"2'"
N
~
<=
,~
c:5
"0
<=
"2'"
u:;
~
I on
8
'2
~ > lJiiI
Import. Export
Bron: Eurostat, Annual statistics of fisheries 1997,
Uit deze figuur blijkt dat Nederland een relatief hoge som van export en import heeft, Denemarken heeft een iets hogere som, terwijl Duitsland een ongeveer even hoge som kent. De omvang van export en import is een aanwijzing dat er sprake is van een draaischijffunctie, maar laat geen onderscheid zien ten opzichte van landen als Duitsland en Denemarken, Een meer gedetailleerde analyse naar soort vis kan meer duidelijkheid verschaffen, Omdat visverwerkende industrie geen onderdeel van de maritieme clusterstudie vormt, wordt hierbij echter volstaan met de conclusie dat er inderdaad aanwijzingen zijn dat Nederland een draaischijffunctie vervult op het gebied van vishandel.
3.2
Directe economische betekenis
Methodiek Zoals reeds in de inleiding aan de orde gekomen, is in het geval van de sector visserij ervoor gekozen om af te wijken van de standaard methodiek van de maritieme clusterstudies waarbij in een sector een groot aantal enquêtes worden ver-
5
BLEU = België + Luxemburg,
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 21-
Economische betekenis van de sector
zonden. De visserij sector wordt reeds op continue basis gemonitord door het LEI (Landbouw Economisch Instituut). Om informatie te krijgen uit de boekhouding van ondernemingen in een sector waarin de eigenaren gedurende de werkweek op zee zijn, heeft het LEI een team in buitendienst van vier personen samengesteld. Deze personen verzamelen op kwartaalbasis de bedrijfsgegevens van een vast panel, bestaand uit circa 30% van alle visserij-ondernemingen. De vissersschepen in de LEI-steekproef zijn geclassificeerd in groepen op basis van motorvermogen, type vangst en tevens volgens de bedrijfsstructuur zoals in hoofdstuk 2 weergegeven. De steekproef is gestratificeerd, wat inhoudt dat ook op deelsectorniveau de steekproef voldoende representatief is. In aanvulling op de cijfers van het LEI is een twintigtal interviews in de sector uitgevoerd om achtergrondinformatie te verzamelen en ter verificatie van de aangeleverde cijfers. Aantal ondernemingen Het totaal aantal visserijondernemingen lil Nederland bedraagt Clfca 795. De onderstaande figuur geeft een beeld van de verdeling over de vier deelsectoren.
Figuur 3.5 Aantal ondernemingen in de visserijsector
Schel pdierprod uctie Binnenvisserij
344
Kottervisserij
341 4
Grote zeevisserij
o
50
100
150
200
250
300
350
400
aantal ondernemingen
- 22-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
De grote zeevisserij heeft het kleinste aantal ondernemingen (4). Het aantal binnenvisserijondernemingen is het hoogst, dit betreft veelal kleine (eenmans) ondernemingen. De schatting van het aantal ondernemingen in de binnenvisserij is gebaseerd op het aantal vergunninghouders op het IJsselmeer (94)6 en op het geschat aantal ondernemingen in de overige binnenvisserij (250( Ook in de kottervisserij zijn veel ondernemingen actief. Hier gaat het om bedrijven met circa 10 werkzame personen en I à 2 schepen. Voor de schelpdierproductie, in het bijzonder de kokkelvangst, geldt dat dit vaak neven-activiteiten zijn van ondernemingen actief in andere segmenten van de visserijsectoren. Arbeidsvolume Het arbeidsvolume (in totaal circa 5.700 mensjaren 8) is gebaseerd op arbeidsvolume informatie van het CBS. Het toont in vergelijking met het aantal ondernemingen een andere verhouding tussen deelsectoren.
Figuur 3.6 Arbeidsvolume (in mensjaren)
Schel pdierprod uetie Binnenvisserij 3481
Kottervisserij Grote zeevisserij
o
1000
2000
3000
4000
aantal mensjaren
De hoogste werkgelegenheid is te vinden in de kottervisserij, vanwege een hoger aantal bemanningsleden per schip in vergelijking met de binnenvisserij. Het 6
7 8
Bron: LEI, Perspectieven IJsselmeervisserij, 1997. Bron: Ministerie LNV, Evaluatie beleid beroepsbinnenvissers, 1998. De werkgelegenheid in mensjaren betreft het aantal voltijdse banen op jaarbasis.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 23-
Economische betekenis van de sector
gemiddeld aantal personen per bedrijf is het hoogst in de sector grote zeevisserij. Hier wordt uitgegaan van gemiddeld 207 werkzame personen per bedrijf. In de schelpdierproductie werken gemiddeld circa 4 personen per onderneming, tegenover een gemiddelde van 2,5 personen in de binnenvisserij.
Aantal schepen Het aantal visserij-schepen is slechts met behulp van schatting te bepalen. De zeegaande vloot is exact bekend, voor de schepen die op de binnenwateren varen bestaat geen centrale registratie en kan het aantal schepen slechts benaderd worden. In totaal komt de schatting van het aantal schepen uit op 974, dit is 22 schepen lager dan het cijfer van Eurostat over 1995. Dit verschil kan gelegen zijn in een definitieverschil of in het verschil van peildatum. Over het tonnage c.q. motorvermogen van schepen kan geen uitspraak gedaan worden omdat deze informatie volledig ontbreekt in bepaalde deelsectoren.
Figuur 3.7 Aantal schepen visserijsector onder Nederlandse vlag
Schelpdierproductie Binnenvisserij 416
Kottervisseri j Grote zeevisserij
o
100
200
300
400
500
aantal schepen
Het geschatte aantal schepen is het hoogst in de kottervissserij. De sector met het minste aantal schepen maar met de grootste gemiddelde scheepsgrootte is de grote zeevisserij. Er zijn in Nederland 13 vriestrawlers (1997), die in handen zijn van de vier rederijen. In tegenstelling tot in andere visserij sectoren groeit het aantal schepen in deze sector. Alle vier de ondernemingen hebben nieuwbouwprojecten op stapel staan, waarmee het aantal vriestrawlers in 1999 stijgt tot 17.
- 24-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Schepen onder buitenlandse vlag zijn niet in de telling opgenomen. De vier vriestrawlerondernemingen bezitten bijvoorbeeld tevens tweederde van de vergelijkbare bedrijven in Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, wat neerkomt op nog eens 11 vriestrawlers. Zij vlaggen hun oude schepen om naar de bedrijven in die landen op het moment dat zijzelf nieuwe trawlers in gebruik nemen.
Productiewaarde en toegevoegde waarde In tabel 3.1 wordt per deelsector weergegeven wat de directe economische betekenis is van de Nederlandse visserij sector, gemeten in productiewaarde, toegevoegde waarde en werkgelegenheid. Productiewaarde is in industriële sectoren zoals de visserij sector vrijwel gelijk te stellen aan omzet. Een voor de visserij sector belangrijke opmerking, die echter ook van toepassing is op andere maritieme clusterstudies, is dat de cijfers in feite een momentopname betreffen. De waarneming betreft één jaar, het jaar 1997. Met name in de schelpdiersector kunnen omzetcijfers jaarlijks fors fluctueren vanwege andere (bijvoorbeeld tegenvallende) vangsthoeveelheden of sterke prij swisselingen. De directe productiewaarde van de Nederlandse visserij sector (exclusief quotahoppers en buitenlandse deelnemingen) wordt geschat op f948 miljoen. De bijbehorende directe werkgelegenheid en toegevoegde waarde bedragen respectievelijk 5.670 personen enf576 miljoen.
Tabel3.1 Directe economische betekenis Nederlandse visserijsector (1997, in mln guldens) (lJ
"13
:~
~
:::->
(lJ (lJ
~
.;;:'" (lJ
Productiewaarde (PW) Intermediaire aankopen Toegevoegde waarde (TW) % aandeel TW in PW
0 ~
214 75 139 65%
:a0.
(lJ
j:j
0
E-
(lJ
'" ·öS''""
(lJ
ö
2
.;;:~
OE
N
::l "0
:~
....
578 257 321 56%
-;;;
0:;
ol
..c:
Ö f-
u
ifJ
30 10 20 67%
127 32 95 75%
948 372 576 61%
Het aandeel toegevoegde waarde in de productiewaarde is voor de visserij sector (61 %) vrij hoog in vergelijking met de landbouwsector als geheel (46%). Dit heeft
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 25-
Economische betekenis van de sector
te maken met het feit dat de visserij sector in verhouding weinig aankopen heeft (zoals bijvoorbeeld voeder of zaad) omdat de vis gevangen wordt en niet geteeld. In absolute zin genereert de kottervisserij de meeste toegevoegde waarde, het procentuele aandeel van de toegevoegde waarde in de productiewaarde is daarentegen het laagst. Dit kan het gevolg zijn van relatief hogere intermediaire aankopen (bijvoorbeeld brandstofkosten van de kottervissers zijn in verhouding hoger), maar ook van een laag of zelfs negatief exploitatieresultaat. Met dezelfde informatie kan ook het relatieve aandeel van de verschillende deelsectoren in het totaal berekend worden. Dit is weergegeven in figuur 3.8. Productiewaarde en toegevoegde waarde zijn hierin weergegeven in miljoenen guldens. De werkgelegenheid is uitgedrukt in mensjaren.
Figuur 3.8 Relatieve aandeel deelsectoren in de directe economische betekenis van de visserijsector 100%
80%
60%
40%
20%
0%
Productiewaarde [!il
Toegevoegde waarde
Werkgelegenheid
Grote zeevisserij • Kottervisserij D Binnenvisserij llJ Schelpdierproductie
Een groot aandeel in de productiewaarde, toegevoegde waarde en werkgelegenheid heeft de kottervisserij, zo'n 60 procent. De tweede sector (op afstand) is de grote zeevisserij met een aandeel in de drie indicatoren van circa 20 procent.
- 26-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Uitsplitsing toegevoegde waarde Tabel 3.2 geeft een uitsplitsing van de toegevoegde waarde naar samenstellende componenten. Een belangrijk onderdeel van de toegevoegde waarde wordt gevormd door de loonkosten. Andere componenten van de toegevoegde waarde zijn afschrijvingen, indirecte belastingen en het bruto bedrijfsresultaat. Over de post afschrijvingen is onvoldoende informatie beschikbaar, waardoor ook het bruto bedrijfsresultaat niet nader gespecificeerd kan worden.
Tabel3.2 Toegevoegde waarde, uitgesplitst naar loonkosten en overig (1997, in mln guldens) .~ u
:i? .;;~
:ë' ~
v v
Toegevoegde waarde Waarvan loonkosten Waarvan overig % aandeel loonkosten
"
~
.;; c v c c
v
~
j:O 0
321 123 198 38%
::a0-
-;;;
VJ
f-
Q) ..c u
i:ö
~
139 56 83 40%
2 t:v
v
Ot
N
"
"0
:2
20 5 15 25%
~
95 4 91 4%
576 188 388 33%
Bij de bovenstaande tabel moet opgemerkt worden dat de manier van salaris berekening in bepaalde delen van de visserijsector sterk afwijkt van andere sectoren. Werknemers in de vriestrawlersector hebben een CAO met een deelloon aanvulling. In de kottersector daarentegen vormt de bemanning een maatschap en is er sprake van een groot aantal zelfstandige ondernemers die elk meedelen in de besomming. De netto besomming bestaat uit de opbrengsten per schip waarvan brandstofkosten en andere exploitatiekosten, afschrijving, rente en eventuele deellonen zijn afgetrokken. Circa 40% van deze besomming is voor de bemanning, excl. eigenaar. In de schelpdierproductie en binnenvisserij is er in ieder geval geen standaard CAO en is er sprake van verschillende vormen van salarisuitkering. Het aantal werknemers in de visserij sector is daarmee beperkt.
Gemiddelden per werkzaam persoon In de volgende tabel zijn de belangrijkste economische cijfers uitgedrukt in eenheden per werkzaam persoon.
© Stichting Nederland Maritiem Land
-27-
Economische betekenis van de sector
Tabel 3.3 Omzet, toegevoegde waarde en intermediaire aankopen per deelsector (in guldens per mensjaar)
·3u
:~
" ""
<Jl <Jl
:~
N
"E
.;; ~
0 Omzet Intermediaire aankopen Toegevoegde waarde
~
~ .;;
"
"'"'" '"
j:O 0
0
E-
166.000 73.800 92.200
"c.. v ..c:
";;:j
VJ
I-
'Ö
co
~
257.900 90.000 167.900
"e
"0
...
:='
co
0
u
33.900 11.100 22.800
260.400 64.000 196.400
167.200 65.700 101.500
Weergave van deze cijfers per werkzame persoon laat zien dat de toegevoegde waarde per werknemer het hoogst is in de deelsector schelpdierproductie, gevolgd door de grote zeevisserij. De omzet per werkende varieert vanf33.900 in de binnenvisserij totf260.400 in de schelpdierproductie. De binnenvisserij toont een negatief beeld: de omzet per werkzaam persoon is bijzonder laag, evenals de toegevoegde waarde per werkzaam persoon. Bekend is, dat werkzame personen in deze sector naast de visserij ook een andere baan erop na houden om het hoofd boven water te houden. Uit de studie Perspectieven 1Jsselmeervisseri/ blijkt dat ongeveer 40% van de vergunninghouders voor visserij op het IJsselmeer nog andere bronnen van inkomsten heeft, soms meerdere. Export De input-outputtabel biedt tevens inzicht in de mate waarin visproducten aan het buitenland worden verkocht. Figuur 3.9 geeft een overzicht van het relatieve belang van de export per deel sector.
9
LEI-DLO, Perspectieven IJsselmeervisserij, oktober 1997
- 28-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.9 Relatief belang van export
Schel pdierprod uctie Binnenvisserij
Kottervisserij Grote zeevisserij 0%
40%
20%
• Export
~
60%
80%
100%
Nationale leveringen
Het belang van export is voor alle visserij sectoren, met uitzondering van de binnenvisserij, bijzonder hoog. Producten van de grote zeevisserij, zoals de makreel en horsmakreel zijn vissen die met name in ontwikkelingslanden populair zijn. De uitvoer van duurzame vissoorten als tong, schol en garnalen zorgt in de kottervisserij voor een hoog exportgehalte. Van de schelpdierproductie is bekend dat de Zeeuwse mosselen in met name België bijzonder populair zijn. De jaarlijkse vangst van Nederlandse kokkels verdwijnt grotendeels in Spaanse tapas.
Verificatie met behulp van andere studies Het LEI is de enige bron met informatie over het economische belang van de Nederlandse visserij. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven omzetcijfers uit eerdere jaren. Hieruit blijkt dat er sinds 1996 weer sprake is van een stijging van de omzetcijfers.
Tabel3.4 Vergelijking met eerdere ontwikkelde cijfers (lopende prijzen)
Opbrengst in mln guldens Bron: LEI, Visserij in cijfers 1997.
Verdere vergelijking van cijfers andere bronnen.
© Stichting Nederland Maritiem Land
IS
niet mogelijk vanwege het ontbreken van
- 29-
Economische betekenis van de sector
3.3
Indirecte economische betekenis
Wat is een indirecte relatie? Naast directe economische effecten heeft de visserij sector ook uitstralingseffecten naar andere sectoren van de Nederlandse economie. Directe economische effecten hebben betrekking op de productiewaarde, werkgelegenheid, toegevoegde waarde, etc. die in de sector zelf wordt gecreëerd. De indirecte economische effecten hebben betrekking op de economische impulsen die samenhangen met de directe economische betekenis van de sector. Het gaat hierbij om de eventuele relaties met bedrijven die toeleveren aan de visserijsector. Dit worden achterwaartse indirecte relaties genoemd. Voorwaartse indirecte relaties hebben betrekking op economische impulsen op bedrijven waaraan de visserij sector zelf toelevert. Deze effecten (op bijvoorbeeld visverwerking en vishandel) worden in het kader van deze studie niet verder uitgewerkt om redenen zoals beschreven in hoofdstuk 2.
De directe en indirecte economische betekenis van de visserijsector De resultaten van de berekeningen zijn per deelsector weergegeven in tabel 3.5. De effecten van quotahoppen en buitenlandse deelnemingen zijn, op basis van de eerder beschreven argumenten, niet in het overzicht opgenomen.
- 30-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Tabel3.5 Directe en indirecte economische betekenis per deelsector (1997, in mln guldens)
"ti;::l'"
:~
1A
.;; '"
'"'" ö'" 0 N
Productiewaarde Direct Indirect Totaal Toegevoegde waarde Direct Indirect Totaal Arbeidsvolume (in mensjaren) Direct Indirect Totaal
"0
:r?
:~
~ oE
.;; '"'"
'" 'iS
S'"
'"c:c:
-.; ..c:
....
2 E:-
'" c:
i:O
~
0-
-;;;
u
Ö f-
til
(/)
41
127 42 169
948 408 1.356
321 107 428
20 5 25
95 24 119
576 171 747
3.481 832 4.313
874 41 915
488 177 665
5.671 1.359 7.030
214 73 287
578 281 859
139 35 174 828 309 1.137
30 II
De Nederlandse visserij sector biedt in totaal aan ruim 7.000 personen werkgelegenheid (direct en indirect). De totale omzet (direct en indirect) van de sector die samenhangt met de visserij sector bedraagt! 1.356 miljoen, met een toegevoegde waarde vanf747 miljoen. De creatie van indirecte productiewaarde, toegevoegde waarde en ook werkgelegenheid is het hoogst in de deelsector kottervisserij. De productieverhoging met één gulden heeft in deze sector een effect van een binnenlandse toegevoegde waarde stijging van 34 cent. Zoals reeds eerder opgemerkt is de omvang van de kottervisserij opvallend. In vergelijking met de grote zeevisserij is de kottervisserij bij benadering 4 keer zo groot. De deelsector binnenvisserij heeft in absolute zin het minste effect op indirecte werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Het aantal arbeidsplaatsen samenhangend met de directe visserijproductie is 41, de indirecte toegevoegde waarde bedraagtf5,2 miljoen.
3.4
Relaties met andere (maritieme) sectoren
De visserij heeft diverse relaties met andere maritieme sectoren. Meest in het oog springend is natuurlijk die van technologieën voor vissersschepen die ook in bij© Stichting Nederland Maritiem Land
- 31-
Economische betekenis van de sector
voorbeeld de zeevaart gebruikt worden. Daarnaast is er een relatie in het gebruik van hetzelfäe vaarwater: net als de visserij hebben andere maritieme sectoren belang bij een goede vaarwegmarkering en een goede toegankelijkheid van havens. Verder hebben de visserij en zeevaart een relatie op het gebied van bemanning: de bemanning van beide sectoren krijgt voor een deel dezelfde opleiding. Ook kampen beide sectoren op dit moment met schaarste op de arbeidsmarkt. Voor de visserijsector moet echter opgemerkt worden dat deze schaarste sterk kan fluctueren terwijl de schaarste in de zeevaartsector een structureel probleem lijkt te zijn. Tenslotte ligt er een raakvlak op het gebied van milieuregelgeving: diverse maritieme sectoren, waaronder visserij, hebben te maken met strenge regelgeving op het gebied van het lozen van afvalwater en oliehoudende stoffen. Voor de grote zeevisserij specifiek ligt er nog een relatie met andere maritieme sectoren op het gebied van het transport van hun producten. Deze worden voornamelijk in containers over zee vervoerd. Naast deze kwalitatieve benadering zijn er uiteraard ook op basis van de input-outputanalyse uitspraken te doen over de relatie met andere maritieme sectoren. In de onderstaande figuur is een uitsplitsing gemaakt van de verhouding tussen toegevoegde waarde, import en verschillende intermediaire aankopen, met een nadere opdeling van de maritiem gerelateerde intermediaire aankopen. Voor de geïmporteerde producten is helaas geen uitsplitsing te maken naar soort aankoop. Uit figuur 3.10 blijkt, dat een gedeelte van de aankopen van de visserij sector maritiem gerelateerd is. Ten opzichte van het totaal aan nationale aankopen bedraagt het aandeel van maritieme aankopen gemiddeld circa 22%. De belangrijkste relatie bestaat met de sector reparatie schepen, andere relaties zijn er onder meer met maritiem gerelateerde verzekeringen, keuring & controle en redding & berging.
- 32-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
Figuur 3.10
Verhouding toegevoegde waarde en verbruik visserij sector
Schelpdierproductie
i;:;8~~~~~~~ij~~~~;:;:;::;:;::3
Binnenvisserij
Kottervisserij
Grote zeevisserij
m;:;8;:;8;:;8~~~~~~~~~:3 ~~~~~~~~~,~:;:;::;:;::;:;:,~
Ol! Toegevoegde
40%
20%
0%
waarde
l!l Reparatie schepen
60%
• Overig niet-maritiem !'iJ
80%
100%
0 Overig maritiem
Invoer
Een belangrijke kostenpost voor de hele visserij sector is de brandstof, met name in de kottervisserij is het brandstofverbruik hoog. In de grote zeevisserij wordt het net aan de achterzijde van de trawler meegesleept, de kottervissers maken veel gebruik van een boomkor waarbij het net over de bodem wordt gesleept. Het slepen van de netten over de bodem gaat gepaard met een hoger brandstofverbruik. Voor de grote zeevisserij geldt een hoger percentage invoer vanwege de ver weggelegen vaargebieden die proviandering in het buitenland noodzakelijk maakt. Met name wordt veel brandstof in het buitenland aangeschaft. Een specifieke kostenpost (6% van het totaal) voor de vriestrawlers (grote zeevisserij) betreft de speciaal voor deze sector aangepaste papieren "kistjes" waarin de diepgevroren producten worden getransporteerd. Een belangrijke uitzonderlijke kostenpost voor de mosselkweek (en oestercultures) betreft de huur van percelen van de Dienst der Domeinen. Deze post bedraagt eveneens 6% (respectievelijk 3%) van de totale kosten in de deelsector. In de visserijsector worden veel producten ingekocht via visserijcoöperaties, met als doel om via gezamenlijke inkoop van goederen een lagere prijs te krijgen. De coöperaties leveren (gas)olie, vislijnen, netten, kettingen en doen daarnaast enige technische dienstverlening. Behalve aan de visserij (alle soorten visserij, ook trawlervisserij) leveren coöperaties ook wel aan de bruine vloot (pleziervaart) en de landbouw.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 33-
Economische betekenis van de sector
Tot slot is het interessant om te weten wat het aandeel van Nederlandse aankopen is ten opzichte van de internationale aankopen (import) van producten (en diensten). Het aandeel van import blijkt vrij laag te zijn. De verhoudingen per deelsector staan in de hiernavolgende figuur. De meeste aankopen in het buitenland worden gedaan door de sector grote zeevisserij, wat te verklaren valt door het grote aandeel van visvangst buiten de nationale wateren.
Figuur 3.11
Verhouding nationale inkoop/import
Schelpdierproductie
Binnenvisserij
Kottervisserij
Grote zeevisserij 0%
20% ~
3.5
40%
60%
80%
100%
Import. Nationale producten
Overheidsinkomsten
De Nederlandse overheid heeft financiële inkomsten als gevolg van visserij-activiteiten. In eerdere Policy Research studies wordt dit omschreven als "terugvloei" naar de overheid. Tot de overheidsinkomsten mogen de volgende elementen worden gerekend: 1. Sociale premies betaald door werknemers. 2. Inkomstenbelasting betaald door de werknemers. 3. Sociale premies betaald door de werkgevers. 4. Vennootschapsbelasting. De cijfers in de input-outputtabel zijn vermeld in zogenaamde basisprijzen, dat wil zeggen exclusief BTW. In dit overzicht is geen rekening gehouden met eventuele
- 34-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Economische betekenis van de sector
overheidssubsidies, andere bijzondere regelingen voor de visserij sector of bijvoorbeeld inkomsten uit de pacht van stukken zee voor schelpdiercultures.
Tabel3.6 Directe overheidsinkomsten (in mln guldens) .~ u
:~
::l
~ .;;
... t:: "0 ::.:
N
" 0 Ö
Directe overheidsinkomsten
31
2 I:-
~ .;;
~ .;;
""
.",
:~
:~
"
'Ö
C
0-
"cc
'"
..c u
i:ö 76
0;
"
Ö f-
U"l
3
6
116
Uit deze tabel blijkt dat de overheidsinkomsten voor de gehele visserij sector uit de 4 genoemde elementen circafl16 miljoen bedragen.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 35-
Economische betekenis van de sector
- 36-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Invloed van quota-hoppen en buitenlandse deelnemingen
4
Invloed van quota-hoppen en buitenlandse deelnemingen
In hoofdstuk 3 is de economische betekenis van de sector beschreven vanuit de methodologie van de input-outputanalyse. Dit houdt in dat de effecten van het quota-hoppen en het belang van de buitenlandse deelnemingen van de vriestrawlerondernemingen niet zijn verdisconteerd. In dit hoofdstuk wordt een inschatting gemaakt van het belang van deze effecten. Alhoewel het quota-hoppen, met een groot aandeel in aanvoer en omzet van de in Nederland aangevoerde vis, van groot belang is bij het maken van een inschatting van de economische waarde van een sector, is het niet mogelijk om de quota-hoppers te betrekken in de input-outputanalyse. Dit is het gevolg van de strakke definiëring van de input-outputtabel: deze heeft uitsluitend betrekking op in Nederland gevestigde bedrijven. De vis die door quota-hoppers op Nederlandse veilingen wordt aangeboden betreft in input-output terminologie import. Op basis van een gemiddelde productie waarde (omzet) per kotter kan een schatting gemaakt worden van het economisch belang van quota-hoppen. Onderstaande tabel geeft de schatting van de productiewaarde weer.
Tabel4.1 Berekening productiewaarde 'quotahoppers' Vlag
Aantal kotters
België Verenigd Koninkrijk Duitsland Noorwegen Frankrijk Totaal
23 28 18 3 2
74
Gemiddelde productiewaarde per kotter (in guldens) 1.389.400 1.389.400 1.389.400 1.389.400 1.389.400
Percentage aanlanding in Nederland
Schatting Productiewaarde (in mln guldens)
90% 90% 90% 90% 90%
29 35 23 4
3 93
De schatting voor de waarde van het Belgische gedeelte van het quota-hoppen kon geverifieerd worden aan de hand van informatie van de Rederscentrale België. Zij gaan uit van een aanvoerwaarde aan Nederlandse veilingen van de in België actief zijnde quota-hoppers van circa f 30 miljoen. Dit cijfer lijkt goed in overeenstemming met de berekening hierboven.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 37-
Invloed van quota-hoppen en buitenlandse deelnemingen
Het LEI (Ondernemend vissen, 1998) schat dat het aantal omgevlagde schepen een omvang heeft van 20% van de formele Nederlandse kottervloot. Omgerekend komt het aantal schepen daarmee op 83, wat redelijk vergelijkbaar is met de 74 schepen uit tabel 4.1. Uit de cijfers van het LEI blijkt voorts dat de omvlagvloot meer zeedagen maakt en meer besomt dan de eigenlijke Nederlandse vloot. Dit hangt samen met de afwijkende reglementering waardoor vangstrechten voor de hele vloot of voor producentenorganisaties zijn vastgelegd en niet per individueel schip. Aangezien de input-output studie zich uitsluitend richt op bedrijven met Nederlandse vestiging, worden de buitenlandse bezittingen van vriestrawlerondernemingen eveneens niet meegenomen in de berekeningen. Het mag echter duidelijk zijn dat dergelijke buitenlandse belangen ook hun invloed hebben op de Nederlandse economie. Een schatting van de omvang van buitenlandse belangen kan gemaakt worden met behulp van een schatting van de gemiddelde productiewaarde per schip. Met een gemiddelde productiewaarde per schip vanfl6,4 miljoen, komt het belang van de jaarlijkse omzet via dochterondernemingen uit op ongeveer f 181 mi Ij oen. Als bij de productiewaardecijfers de ramingen van de quotahoppers en buitenlandse deelnemingen van de vriestrawler-ondernemingen ook zouden worden betrokken, zou de totale geschatte directe productiewaarde uitkomen op circafl,2 miljard.
- 38-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Overheidsbeleid
5
Overheidsbeleid
In dit hoofdstuk komen de belangrijkste overheidsmaatregelen aan de orde die van invloed zijn op de samenstelling en ontwikkeling van de verschillende onderdelen van de visserij sector. Het hoofdstuk is bedoeld om het beeld van de visserij sector compleet te krijgen voor de lezer die niet of nauwelijks bekend is met de sector. Het is niet bedoeld als aanzet tot beleidsanalyse.
5.1
Zeevisserij
Zowel het Nederlandse als het Europese visserij beleid hebben grote invloed op de visserij sector. In dit kader zullen wij enkele hoofdpunten van dit beleid schetsen, van toepassing op zowel de grote zeevisserij als de kottervisserij . Het EU-beleid, ook wel Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) genoemd, heeft twee belangrijke onderdelen: ... Instandhoudingsbeleid. ... Structuurbeleid. Instandhoudingsbeleid Dit beleid is gericht op het veiligstellen van het duurzaam voortbestaan van de vispopulatie en beoogt tevens te komen tot een evenwichtige en duurzame exploitatie van de vispopulatie door de visserijsector. Jaarlijks wordt door de Raad van Visserijministers de Total Allowable Catch (T AC) vastgesteld. Dit is de totale hoeveelheid vis die aan een bestand van een bepaalde vissoort in een bepaald gebied mag worden onttrokken. In de meeste gevallen wordt een T AC verdeeld in nationale quota. De Nederlandse overheid verdeelt vervolgens het toegewezen nationale quotum onder de Nederlandse zeevissers. Elke zeevisser krijgt per jaar een individueel contingent voor onder meer tong, schol, haring, kabeljauw, wijting of makreel toegewezen. In Nederland worden de individuele vangstrechten van vissers ingebracht in een groepscontingent (Biesheuvelsysteem). Hieraan is een privaat sanctiesysteem gekoppeld. Voordelen zijn o.a. meer flexibiliteit met het aantal zeedagen (zie hieronder) en de mogelijkheid tot het huren en verhuren van quotumdelen. Plannen voor vergelijkbare vormen van vangstbeperking worden in meer Europese landen overwogen.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 39-
Overheidsbeleid
Tevens is in Nederland de zeedagenregeling van kracht. Bij deze regeling mogen vissers maar een bepaald aantal dagen op zee doorbrengen om de toegestane hoeveelheid vis te vangen. Ze bepalen zelf met welke vaartuigen ze op welke dagen varen. Het aantal zeedagen is zo vastgesteld, dat de hoeveelheid vis die de vloot die uitvaart kan vangen, overeenkomt met het quotum gedeeld door het motorvermogen van het schip vermenigvuldigd met de gemiddelde vangst per dag. Daarnaast heeft de EU door middel van de verordening van een aantal technische maatregelen de visserij een aantal belangrijke beperkingen opgelegd, zoals minimummaaswijdten, minimummaten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserij methoden. Het systeem van technische maatregelen heeft vooral tot doel de jonge, nog ondermaatse vis te beschermen.
Structuurbeleid Dit beleid is er onder andere op gericht op lange termijn een structuur met economisch levensvatbare bedrijven te creëren. Daartoe zijn maatregelen mogelijk voor de nieuwbouw en modernisering van de vloot alsmede voor de verbetering van de infrastructuur (havens). Ook wordt het uit de vaart nemen van schepen financieel ondersteund (sanering). Ook de Nederlandse overheid stelt, naast de EU, subsidies ter beschikking voor de sanering van de vissersvloot. In totaal was er in 1997/37 miljoen beschikbaar voor sanering (Ministerie van LNV /27 miljoen; EU/8,5 miljoen; Produktschap Vis/l,S miljoen).
5.2
Binnenvisserij
IJsselmeervisserij Vanwege een te hoge inzet van vistuigen in het IJsselmeer is per 1 juni 1996 de Regeling Visserij-inspanning van kracht. Deze maakt ingrijpende generieke maatregelenbeperkingen van de toegestane vistijd mogelijk, oplopend tot een halvering van de visserij-inspanning in het jaar 2000 (LEI-DLO 1997). Daarnaast is het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in september 1998 een saneringsregeling gestart. IJsselmeervissers die willen stoppen met hun activiteiten krijgen f 50.000,- voor hun vergunning en een bedrag per vistuig, waarmee het ministerie recht doet aan grote verschillen in bedrijfsomvang. Tot 1 januari 1999 steekt het ministerie /6 miljoen in de sanering'''. 10
Bron: De Telegraaf 4-8-1998.
- 40-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Overheidsbeleid
Overige binnenvisserij Het binnenvisserij beleid (exclusief IJsselmeervisserij) heeft sinds de jaren '70 als hoofdlijn: "Prioriteit voor de sportvisserij, met inachtneming van de belangen van de beroepsbinnenvisserij". Op dit moment wordt een nieuw beleidsvoornemen geïntroduceerd (maart 1999). Het voornaamste beleidsinstrument is (vooralsnog) de splitsing van visrechten, d.w.z. een splitsing tussen schubvisvisrechten en aalvisrechten. Het huidige beleid ten aanzien van de wijze van uitgifte van visrechten is onder meer gericht op versterking van de structuur van zowel de beroeps- als de sportsector. Voor de beroepsbinnenvisserij wordt dit toegespitst op de aalvisrechten en voor de sportvisserij op de schubvisvisrechten. Met de splitsing werd beoogd: 1. Het vergroten en zeker stellen van het areaal voor de sportvisserij beschikbare viswater door het toewijzen van vrijkomende schubvisvisrechten aan organisaties van sportvissers en de vrijwillige overdracht van schubvisvisrechten van beroepsvissers aan organisaties van sportvissers. 2. De verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de sportvisserij bij het visstandbeheer te vergroten zodat deze de visstand in de door haar gewenste richting kan beïnvloeden. 3. De belangen van de beroepsvisserij zodanig in acht te nemen dat de sector zichzelf kan handhaven op basis van de visserij op aal. De belangen van de beroepsbinnenvisserij zouden moeten worden gewaarborgd door de eis dat splitsing alleen op vrijwillige basis zou kunnen plaatsvinden en door flankerend beleid in de vorm van de regelingen "uitkoop schubvisvisrechten" en "sanering beroepsbinnenvisserij". De eerste was bedoeld om door financiële compensatie beroepsvissers te stimuleren hun schubvisvisrecht aan de sportvisserij over te dragen. De tweede was bedoeld om marginale bedrijven zodanig te saneren dat de overblijvende bedrijven met een groter areaal aalvisrechten een volwaardig inkomen zouden kunnen realiseren. In beginsel worden de visrechten voor de Staatsbinnenwateren uitgegeven in de vorm van huurovereenkomsten. Vergunningen worden in beginsel als tijdelijke voorziening en alleen in bijzondere situaties verleend (Ministerie van LNV, 1998a).
5.3
Schelpdierproductie
In de loop van de jaren '80 is de schelpdiervisserij in de kustwateren toegenomen tot een niveau waarop sprake was van ongewenste effecten op het ecosysteem. Deze effecten betroffen met name het verdwijnen van oude, stabiele mosselbanken
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 41-
Overheidsbeleid
en sterfte van vogels door voedselgebrek. Sinds 1992 zijn, in het licht van deze ontwikkeling, twee beleidsdoelen geformuleerd: 1. Behoud en herstel van natuurlijke biotopen (oude mossel- en kokkelbanken en zeegrasvelden). 2. Het voorkomen van voedselgebrek voor de vogels als gevolg van de schelpdiervisserij. De vogelstand van de jaren '80 is hierbij als referentiekader genomen. De instrumenten die hiervoor werden ingezet zijn: ... Sluiting van een deel van de droogvallende platen (26% in de Waddenzee, 15% in de Oosterschelde). ... Sluiting van de visserij indien minder dan 60% van de (theoretisch bepaalde) voedselbehoefte van de vogels aanwezig was. ... De visserij zou in de opengestelde gebieden moeten plaatsvinden op basis van een door de sector zelf opgesteld beheersplan, waarmee een verdere terugdringing van de negatieve effecten op het ecosysteem zou moeten worden bereikt. Onlangs is het gevoerde beleid geëvalueerd op de ecologische, economische en bestuurlijke effecten (Ministerie van LNV, 1998b). Op basis van deze evaluatie zijn enkele hoofdlijnen voor het beleid voor de periode 1998-2003 geformuleerd. Het in de periode 1992-1997 gevoerde beleid wordt in deze periode voortgezet. De permanent gesloten gebieden blijven dus ook in de komende periode gesloten. Het beleid heeft verder betrekking op twee uitgangspunten: 1. Ongestoorde gebieden: ... Ecologisch kwetsbare gebieden (potentiële locaties voor oude mosselbanken en voor zeegrasvelden) zouden in principe de komende periode onbevist moeten blijven. ... Belangrijke kokkel gebieden die niet tot de ecologisch kwetsbare gebieden worden gerekend, zouden in principe open kunnen blijven. ... In de overige gebieden zal zeer terughoudend moeten worden gevist en alleen indien daar een economische noodzaak toe bestaat. Dit betekent voor de mosselzaadvisserij dat slechts op droogvallende platen zou moeten worden gevist, indien in het diepe gedeelte van de Waddenzee onvoldoende mosselzaad ligt om de productie op het noodzakelijke niveau te houden. Voor de kokkelsector zou moeten gelden dat de aanvoer, ook in overvloedige jaren, beperkt blijft tot het economisch noodzakelijke niveau.
- 42-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Overheidsbeleid
2.
Voedselbehoefte vogels: .... Voor de Waddenzee wordt overwogen het beleid van de voedselreservering ongewijzigd voort te zetten. .... Voor de Oosterschelde zal het te voeren beleid nog nader bepaald worden.
Tenslotte zal, gelet op de extra bodemverstoring die dit met zich meebrengt, de visserij op nieuwe schelpdiersoorten, zoals Spi sul a en Ensis (mesheften), in de Waddenzee en Oosterschelde niet worden toegestaan (Ministerie van LNV, 1998c).
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 43-
Overheidsbeleid
- 44-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Trends en ontwikkelingen
6
Trends en ontwikkelingen
In dit hoofdstuk worden per deel sector de belangrijkste sectoropinies en trends weergegeven. Tevens wordt ingegaan op de mening van de geïnterviewden over de verbondenheid met andere maritieme sectoren. In het algemeen kan gesteld worden dat de visserij sector een sector is waarin op dit moment EU- en overheidsbeleid duidelijk voelbaar is. Voor veel vissoorten die van belang zijn voor de Nederlandse vissers gelden vangstbeperkingen. Binnen de EU zijn hierover afspraken gemaakt op basis van biologische adviezen, doelstelling van het huidige Nederlandse beleid is de bevordering van verantwoorde visserij op basis van duurzame visbestanden. De invulling die aan deze beleidsdoelstellingen wordt gegeven kan echter niet altijd de goedkeuring van de sector wegdragen.
6.1
Grote zeevisserij
De grote zeevisserij maakt gebruik van steeds grotere trawlers. Overheidsmaatregelen als quotering hebben in vergelijking met andere visserij sectoren minder grip op de deelsector. Men heeft bij dalingen van de quota andere visgebieden als uitwijk-optie, bijvoorbeeld Mauritanië. Tevens zijn de trawierrederijen met de Marokkaanse overheid in gesprek, om binnen de territoriale wateren van dit land ook tot vissen over te gaan. Tenslotte is ook uitwijken naar Chili en/of Peru nog een optie, maar alleen als de nood zeer hoog wordt, vanwege de vele bureaucratische belemmeringen die men bij vissen in de territoriale wateren van die landen op zich af ziet komen. De internationale concurrentie wordt als hevig ervaren. Met name Zweden, Noorwegen en Rusland zijn grote spelers op de markt. Door de sterke concurrentie staan de prijzen van de vis behoorlijk onder druk. Relaties met andere maritieme sectoren liggen vanuit de optiek van de grote zeevisserij bij de zeerederijen met geconditioneerd vervoer voor het transporteren van de zeevisproducten, en de bijbehorende scheepsagenten. Hier is dus sprake van een klant-relatie. Er is ook sprake van gezamenlijke belangen met andere maritieme sectoren op het gebied van het gebruik van haven-infrastructuur en vaarwegen. Bovendien signaleert de sector net zoals in de zeevaart een scholingsprobleem. Weliswaar gaat het
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 45-
Trends en ontwikkelingen
in de visserij om een specifieke scholing, de problematiek is gelijk: Het is moeilijk om jongeren te motiveren om te gaan varen.
6.2
Kottervisserij
De kottervisserij ziet een aantal bedreigingen voor de sector. Ten eerste de zogenaamde "groene lobby': deze is uit op een beperking van de boomkorvisserij, vanwege de vermeende schade aan het milieu. De ontwikkeling van techniek is hierbij belangrijk voor de kottervisserij. Een alternatieve vistechniek zou kunnen leiden tot het verder uitbouwen van bestaande positieve elementen (efficiency, productiviteit), en het vermijden van negatieve elementen (aantasting van bestanden immature vis, invloed op het ecosysteem)", Een tweede bedreiging is een mogelijke stijging van de energieprijzen en de rente. Beide maken een aanzienlijk deel uit van de kosten van een kottervisserijbedrijf. Een derde bedreiging is de bedrijfsopvolging door de hoge waardering van de quota. Wetgeving op fiscaal gebied zou hier een oplossing voor moeten bieden. Relaties met andere maritieme sectoren liggen naar de inzichten van de kottervissers bij de gelijke benodigdheden voor de scheepsuitrusting. Er is tevens een gezamenlijk belang: de scholing van nieuwe medewerkers.
6.3
Binnenvisserij
De binnenvisserij, en de IJsselmeervisserij in het bijzonder, ervaart het gevoerde overheidsbeleid vaak als onrechtvaardig. Men vindt dat het Ministerie van LNV hun belang vaak ondergeschikt maakt aan andere belangen, in het bijzonder het milieubelang. De maatregelen die door het Ministerie afgekondigd zijn in het verleden worden veelal als verkeerd of onvoldoende beschouwd. De uitkoopregeling, zoals beschreven in paragraaf 5.2, is hier een voorbeeld van. Daarnaast ziet men de bedrijfsvoering bedreigd worden door de aalscholver: deze beschermde vogel bedreigt naar de mening van de IJsselmeervissers de visstand. De IJsselmeervissers ervaren het als oneerlijk dat een beschermde diersoort onbeperkt z'n gang kan gaan terwijl de vissers zelf aanzienlijk beperkt worden in de toegestane hoeveelheid te vangen vis.
11
LEI, Ondernemend vissen, 1998.
- 46-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Trends en ontwikkelingen
De overeenkomst met andere maritieme sectoren ligt naar de mening van binnenvissers ook hier in het gezamenlijke gebruik van scheepsapparatuur.
6.4
Schelpdierproductie
Ook de schelpdiersector ervaart de "groene lobby" als bedreiging voor de bedrijfsvoering. De natuurbeschermingsorganisaties hebben vooral hun pijlen gericht op de kokkel sector. Deze sector heeft hierop gereageerd door middel van de toepassing van een nieuwe technologie: de black box. Elk kokkel vaartuig wordt hiermee uitgerust, waardoor een waterdichte controle mogelijk is op hoeveel uur er gevist wordt en in welke gebieden. Met behulp van deze black box willen de kokkelvissers aantonen dat nu niet meer dan 3% van de Waddenzee bevist wordt, iets waarover de natuurbeschermingsorganisaties een andere mening hebben. Daarnaast kunnen de kokkelvissers met behulp van de black box elkaar controleren op afspraken. Op overtreding van de afspraken staan zware boetes. De opbrengst van deze boetes wordt aangewend voor onderzoek. Het feit dat de vergunning om op kokkels te mogen vissen steeds maar voor 5 jaar wordt afgegeven, wordt als een belemmering gezien om te investeren. Ook de mosselsector ziet de natuurbescherming als bedreiging. Hoewel deze sector minder onder vuur ligt (de kokkelvisserij is naar de mening van de natuurbescherming meer bedreigend voor het milieu dan de mosselsector) trekt zij toch één lijn met de kokkelsector. Men voorziet namelijk dat men de volgende op de lijst is van de natuurbescherming. De mosselsector signaleert een groot knelpunt voor de toekomstige ontwikkeling: de grootte van de havens waar mosselschepen aanlanden. De gemiddelde scheepsgrootte van de mosselvloot is namelijk stijgende. Dit is het gevolg van o.a. een toename van de zeewaardigheid van schepen en een toenemende grootte van de installaties, zoals schoonmaakinstallaties, op de schepen. Alhoewel het botenbestand constant blijft, neemt het ruimtebeslag toe, doordat kleinere kwekers de inruilschepen kopen van de grotere kwekers, die op hun beurt weer grotere schepen gekocht hebben. Deze ontwikkeling is al geruime tijd gaande. De oestersector tenslotte ziet bedreigingen voor de sector op drie fronten: ... De strenge kwaliteitscontrole op bacteriën en organismen, met name in vergelijking met Frankrijk, oesterland bij uitstek. Dit komt de concurrentiepositie van de sector in exportlanden niet ten goede.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 47-
Trends en ontwikkelingen
.&.
.&.
Uit de interviews is gebleken dat er sprake zou zijn van een onderlinge competentiestrijd tussen de diverse keuringsdiensten, die elk hun eigen normen toepassen. Dit komt de efficiency van de oesterkwekers niet ten goede . Ten aanzien van de afzet in Nederland: er wordt geen gemeenschappelijke campagne gehouden om de oester te promoten.
Deze sector voelt geen duidelijke verbondenheid met andere maritieme sectoren. De enige overeenkomsten zijn, dat de schelpdierproducenten ook met schepen varen en dat de milieulobby op meerdere maritieme sectoren aanmerkingen heeft.
6.5
Ondernemersdynamiek
Een belangrijk aspect in de gehele visserij sector is de eigen cultuur en de positie in de visserij gemeenschap. Dit geldt met name voor de familiebedrijven, waar vissen niet geldt als een beroep maar als een levenswijze. Een gevolg hiervan is, dat beslissingen niet altijd op bedrijfseconomische gronden worden genomen en ook andere (sociale) aspecten meewegen. De dynamiek van de ondernemers in de visserij valt te splitsen in dynamiek ten opzichte van veranderende omstandigheden in de markt en ten opzichte van overheidsbeleid.
Marktdynamiek De marktdynamiek varieert per deelsector. Zo is de grote zeevisserij zeer dynamisch. Zij zoekt regelmatig naar nieuwe markten en weet zich steeds goed aan te passen aan veranderingen in haar afzetgebieden. Dit is ook wel noodzakelijk, vanwege het karakter van de afzetlanden van de grote zeevisserij. Dit betreft met name politiek minder stabiele landen. De economische en politieke situatie kan hier snel veranderen wat de nodige gevolgen voor de afzet met zich meebrengt. De kottervisserij is ten opzichte van veranderingen in de consumptiemarkt al minder dynamisch. De kottervisserij kan niet zo flexibel als de vriestrawlerondernemingen andere vangstgebieden opzoeken. Ook het afzetkanaal, de visafslag, belemmert direct contact met afnemers. De kottervisserij heeft zo alleen indirect contact met de markt: via de prijs die op de afslag tot stand komt. Dit geldt evenzeer voor de binnenvisserij. De schelpdierproducenten staan deels in direct contact met de markt. Oesterkwekers en kokkelvissers leveren direct aan hun klanten in het buitenland. Op individueel niveau verschilt het dynamisch gehalte nogal. Sommige kwekers zijn sneller
- 48-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Trends en ontwikkelingen
geneigd in te spelen op en zich aan te passen aan ontwikkelingen in marktvraag dan anderen. Bij de mosselkwekers speelt een andere situatie. Een deel van de kwekers is tevens handelaar. Hun mosselen gaan weliswaar via de afslag, maar zij staan in direct contact met de markt. Dit betekent dat zij meer geneigd zijn te luisteren naar de wensen van de markt en daarop in te spelen. Dit komt o.a. tot uitdrukking in innovatie op het gebied van de verpakking van de mosselen. Reactie op het overheidsbeleid Net als bij de marktdynamiek is de grote zeevisserij ook ten opzichte van het overheidsbeleid dynamisch. Door onder andere quoteringsmaatregelen bijvoorbeeld is zij op zoek gegaan naar nieuwe visgronden, die zij gevonden heeft in de territoriale wateren van Mauritanië en in het verleden voor de kust van de Verenigde Staten. De ondernemers in de kottervisserij (maar ook in de binnenvisserij en schelpdierproductie) tonen een sterke betrokkenheid bij hun bedrijf. Zo stelt het LEI (Ondernemend vissen, 1998) dat in hun drang om in de visserij actief te blijven vissers zonodig genoegen nemen met een lage opbrengst van arbeid en vermogen. Op deze manier kan de sector in moeilijke tijden in stand blijven en hebben saneringsmaatregelen niet altijd het gewenste effect. Veel ondernemers hebben een competitieve instelling, wat heeft bijgedragen aan de capaciteitsuitbreiding in de eerste helft van de 80-er jaren en de concentratie van vangstrechten in het begin van de 90-er jaren. Ook in de kottervisserij is er sprake van een duidelijke reactie op het overheidsbeleid. Dit komt tot uitdrukking in het quota-hoppen. Men blijft dus weliswaar dezelfde visgronden bevissen, maar onder een andere vlag. Van dynamiek ten opzichte van het overheidsbeleid is bij de binnenvisserij geen sprake. De verontwaardiging over het gevoerde beleid is groot, er mag gesproken worden van een verstoorde relatie met de overheid. De sector heeft nog geen duidelijk antwoord op de geconstateerde problematiek geformuleerd, de vraag is of dit ook wel mogelijk zal zijn. De schelpdiersector speelt voor zover mogelijk actief in op het gevoerde overheidsbeleid, bijvoorbeeld met behulp van de black box. Het blijft echter in het algemeen moeilijk om in te spelen op eisen op het gebied van natuurbescherming.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 49-
Trends en ontwikkelingen
Als er op een bepaalde plek of in een bepaalde periode niet gevangen mag worden, valt hier weinig aan te veranderen.
- 50-
© Stichting Nederland Maritiem Land
Geraadpleegde literatuur
Geraadpleegde literatuur ... ... ... ...
... ... ... ... ... ...
... ... ... ... ... ... ... ... ... ... ...
A.T. Kearney Management Consultants, 1994, De markt gemist? Sectorobservaties: vis en visproducten, Amsterdam. Bont, P.F.H. en A.C.F. van Eijl, 1996, Marktbehoefte van schelpen, Utrecht. Eurostat, 1997, Annual statistics offisheries, Luxemburg. LEI-DLO/Directorate-General for fisheries of the Commission of the European Communities, 1992, Regional, socio-economie study in the fisheries sector: Nederland, Brussel. LEI-DLO, 1997a, De Nederlandse visverwerkende industrie en groothandel, Den Haag. LEI-DLO, 1997b, Perspectieven /Jsselmeervisserij; sociaal economische verkenning, Den Haag. LEI-DLO, 1998, Visserij in cijfers 1997, Den Haag. LEI, 1998, Ondernemend vissen: toekomstperspectief van de kottervisserij, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1993, Vissen naar evenwicht; structuurnota Zee- en kustvisserij, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1997, Balanceren tussen ecologie en economie. Het Nederlandse visserijbeleid in kort bestek, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1998a, Evaluatie beleid beroepsbinnenvisserij, Den Haag, 1998. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1998b, Richtinggevende notitie Schelpdiervisserijbeleid kustwateren 1998-2003, Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1998c, Structuurnota Zee- en kustvisserij. Evaluatie kustvisserijbeleid 1993-1997, Den Haag. Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO), 1998a, Kansen en bedreigingen voor aquacultuur in Nederland, Den Haag. Nederlandse Vissersbond, 1998, Jaarboek, Emmeloord. Nederlands Visbureau, De Nederlandse visserij, Rijswijk. NRLO. 1998b, Vissector: kennis- en innovatieopgaven. Ambities voor de 21 e eeuw, Den Haag. Policy Research Corporation N.V., 1998, De Nederlandse Maritieme Cluster: Literatuuronderzoek en Plan van Aanpak Economische Input Studies, Delft. Produktschap Vis, 1998, Jaarverslag 1997, Rijswijk. Peeters c.s., De toekomst van de Nederlandse zeevaartsector, 1994, Delft. Smit, lG.P., De economische betekenis van de visserij en van vis in Nederland. In: Vismagazine 9, september 1994.
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 51-
Geraadpleegde literatuur
...
- 52 -
Wijk, M.O. van, Nieuw Europees visserij beleid op stapel, in: M. de Jong (eindred.), 1998, Maritiem Journaal 1998, Rotterdam.
© Stichting Nederland Maritiem Land
Lijst van geinterviewde personen
Lijst van geïnterviewde personen Bed rij f/Instelling Combinatie van Beroepsvissers Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Kokkelvisserij U.A. Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur U.A. Cornelis Vrolijk Holding Federatie van Visserijverenigingen Landbouw Economisch Instituut Mosselkwekerij Verschure VOF Nederlandse Vissersbond Oesterkwekerij Fa. C. Sinke en Zn. P. Schilder IJsselmeervisserij P. Schilder IJsselmeervisserij Prins & Dingemanse Produktschap Vis Produktschap Vis Rederscentrale België Redersvereniging voor de Zeevisserij T. van Dam Kottervisserij Visafslag Urk Visserijcoöperatie Urk
Naam geïnterviewde De heer N.C. van Doorn De heer J.D. Hoistein
Functie Voorzitter Secretaris
De heer H. van Geesbergen
Secretaris
De heer C.F. Vrolijk De heer G. Meun
President Secretaris
De De De De
Hoofd Afdeling Visserij Firmant Voorzitter Firmant
heer W. Smit heer A.M. Verschure heer J.K. Nooitgedagt heer J. Sinke
De heer P. Schilder Mevrouw G. Schilder De heer AJ.C. van Oost De heer H.G. van der Bend De heer AJ. Leerling De heer B. Schiltz De heer R.A. Banning
Firmant Firmant Financial Controller Algemeen Secretaris Hoofd Visserij zaken Voorzitter Secretaris
De heer T. van Dam De heer T. Visser De heer J. de Boer
Directeur Directeur Directeur
© Stichting Nederland Maritiem Land
- 53-
Lijst met geïnterviewde personen
- 54-
© Stichting Nederland Maritiem Land