Next Fashion -‐ een jaar later stand van zaken januari 2013
Redactieteam CLICK|NextFashion Auteur: Monique Roso
[email protected] Januari 2013
Inhoudsopgave Managementsamenvatting 3 1. Inleiding 6 2. De innovatieagenda voor de fashion industry: een breed gedeelde urgentie 7 3. Uitwerking van de innovatieagenda: innovatietrajecten in de praktijk 9 4. Human capital: creativiteit leren toepassen buiten de creatieve cocon 14 5. Aanbevelingen voor 2013 en verder 15 Bijlage 1: Casestudies 17 Bijlage 2: Onderzoeksvoorstellen gepresenteerd tijdens bijeenkomst 11 januari 2013 19 Bijlage 3: Deelnemers 22
2 CLICKNL | NEXT FASHION
Managementsamenvatting De urgentie van innovatie en participatie in nieuwe ontwikkelingen wordt in het modeveld breed gedeeld. In januari 2013 organiseerde CLICK|NEXTFASHION een bijeenkomst met het redactieteam (het netwerk van sleutelfiguren uit de driehoek ondernemers, onderzoek, overheid). De bijeenkomst was vooral bedoeld de ervaringen met de uitwerking van de eigen innovatieagenda in onderzoeksvoorstellen te delen en te bediscussiëren, om vast te kunnen stellen of en zo ja waar er knelpunten liggen. Uit de ervaringen van deelnemers kwamen drie thema's bovendrijven die een belemmering vormen voor innovatieprojecten in de modesector en in de creatieve industrie in den brede.
A. Gebrek aan ervaring met samenwerking tussen bedrijf en wetenschap
1. Verschil in tempo en doorlooptijd Bedrijven hebben wel behoefte aan onderzoek maar kunnen niet twee jaar (laat staan een PhD-‐periode van vier jaar) wachten totdat een kennisinstelling onderzoek heeft afgerond en conclusies heeft gepubliceerd. Er is behoefte aan resultaatgericht, snel toepasbaar onderzoek. Dit geldt des te sterker voor innovatievraagstukken rondom digitalisering: de ontwikkelingen in ICT(toepassingen) gaan zo snel, dat de onderzoeksstructuren zoals die worden aangeboden, niet aansluiten op de vraag van het bedrijfsleven. Om de obstakels heen werken: fasering van onderzoek Een aantal onderzoeksvoorstellen lost dit verschil in fasering op door een differentiatie van werkpakketten. De resultaten van kortlopende, toegepaste onderzoeken vormen daarbij de input voor het langlopende, reflectieve onderzoek maar zijn ook zelfstandig bruikbaar. Dit leidt tot een groter wetenschappelijk, maatschappelijk en economisch rendement van kennis. 2. Onervarenheid in formuleren van onderzoeksvragen Zowel onderzoekers als bedrijven vinden het moeilijk om gezamenlijk goede onderzoeksvragen te formuleren. Uit de ervaringen binnen CLICK|NEXTFASHION blijkt dat er wel een behoefte is aan onderzoek, en dat het aanbod vanuit de kennisinstellingen er eveneens ligt om deze vragen te faciliteren, toch vindt dat elkaar niet vanzelf. Er is echter tot nog toe geen instelling of organisatie voor het structureren van vraag naar kennis noch van aanbod van kennis. Het ligt dan voor de hand om deze taak te beleggen bij CLICKNL als coördinatieorgaan.
B. Gebrek aan samenwerking tussen kennissystemen
1. Aansluiting tussen HBO-‐ en wetenschappelijk onderzoek De kennissystemen van de verschillende kennispartners verschillen op essentiële punten. Het ontbreken van een koppeling tussen wetenschappelijke onderzoeksgelden (NWO) en HBO-‐onderzoeksgelden (SIA/RAAK) belemmert de aansluiting tussen de kennissystemen eveneens.
3 CLICKNL | NEXT FASHION
Om de obstakels heen werken: andere financiële bronnen Een aantal onderzoeken wordt buiten het topsectorenbeleid om ingediend. Deze U-‐ bochtconstructies lossen echter het vraagstuk van de ongekoppelde onderzoeksfinanciering voor HBO en wetenschap nog niet op. Ook de wijze waarop de bijdragen van private partijen (in-‐cash én in-‐kind) meewegen in de projectfinanciering, moet verder worden uitgewerkt. Mogelijk dat het onderbrengen van SIA/RAAK bij NWO en de mogelijke openstelling van STW voor design research hierbij gaat helpen. 2. Aansluiting tussen wetenschappelijke disciplines onderling Bedrijven hebben vaak een onderzoeksbehoefte die multidisciplinair moet worden aangevlogen. Binnen universiteiten vergt het tijd én flexibiliteit om onderzoeksvragen en onderzoeksmethodes uit verschillende disciplines en verschillende faculteiten op elkaar af te stemmen. Onderzoekers die de noodzaak van een multidisciplinaire benadering onderkennen, zetten hierin wel belangrijke stappen. Om de obstakels heen werken: voortbouwen op grensoverschrijdende ervaring elders Het aantal samenwerkingsverbanden tussen design en technologie groeit. Daarbij wordt voortgebouwd op het pionieren en verbinden van mode en technologie door met name hogescholen en TNO. Academische onderzoekers tasten de grenzen af van wat binnen de formats en conventies van wetenschappelijke onderzoeksvoorstellen mogelijk en haalbaar is. Hun bijdrage aan vernieuwing van het academische kennissysteem zou door CLICKNL en NWO moeten worden erkend, beloond en versterkt.
C. Positie van (groepen) stakeholders binnen een onderzoeksproject 1. Conflicterende belangen van stakeholders Kennis en sleuteltechnologieën vormen strategische assets die bedrijven niet via onderzoek delen met concurrenten. (Creatieve) bedrijven willen dat de investeringen in onderzoek via exploitatie van intellectueel eigendom ook naar hen terugvloeien. Dat vraagt om een verkenning van nieuwe businessmodellen waarin research en development volledig zijn geïntegreerd. Dit zou moeten worden opgepakt door CLICK|NEXTFASHION, CLICK|CINeXt, Amfi, TNO, Het Nieuwe Instituut (opvolger van Premsela) en het virtueel platform. 2. Scope van stakeholders Sommige grote, lokale stakeholders willen niet investeren in een lokaal innovatiesysteem omdat ze een mondiale scope hebben. In deze gevallen is sprake van een mismatch tussen enerzijds het 'grote' innovatiesysteem met grootschalige en kapitaalkrachtige spelers die mondiaal kennis koppelen en anderzijds een lokaal innovatiesysteem dat (nog) geen kennis levert op wereldniveau. 3. Schaal van stakeholders Door hun schaalgrootte en hun mondiale inkoopkracht (ook van kennis) kunnen grote (mode)bedrijven hun eigen kennissysteem ontwikkelen. Wetenschappelijke instellingen
4 CLICKNL | NEXT FASHION
maken hier vaak onderdeel van uit, met name op technologisch vlak. Voor kleine bedrijven kunnen shared research facilities een oplossing vormen.
Aanbevelingen
Maatwerk in instrumentarium voor het innovatieve kleinbedrijf Instrumenten die in andere topsectoren werken, zijn niet noodzakelijkerwijze bruikbaar in de topsector creatieve industrie. De kleinschaligheid van de bedrijven, de onervarenheid met het benutten van onderzoek en valorisatie, de spanning tussen kort-‐ en langlopend onderzoek vragen om instrumenten die aansluiten bij schaal en doorlooptijden. Voor de creatieve industrie zijn daarom innovatievouchers, IPC's (innovatieprestatiecontracten voor consortia) en netwerkactiviteiten (die de basis vormen voor deze beide subsidieinstrumenten) het belangrijkste. Monitoring van multidisciplinaire onderzoeksprojecten Om duurzaam private investeringen in R&D los te maken, zullen publieke en private kennis-‐ en innovatiesystemen moeten veranderen. Binnen CLICK|NEXTFASHION zijn er onderzoekers die de grenzen opzoeken en oprekken van het academische kennissysteem. Wanneer deze onderzoeksvoorstellen worden gehonoreerd, zouden niet alleen de resultaten van het onderzoek moeten worden gemonitord, maar ook de resultaten van het samenwerkingsproces en de (institutionele) effecten ervan in de 'moederorganisaties'. Dit lijkt een relevante onderzoeksopdracht voor NWO, TNO, Rathenau Instituut en/of vakgroepen Innovatiewetenschappen met resultaten die van belang zijn voor de gehele Nederlandse economie en die ook bijdragen aan evidence-‐based beleid. Benut dynamiek, exploratievermogen en nieuwsgierigheid binnen de modesector Er is sprake van openheid en nieuwsgierigheid naar elkaar: wat hebben publieke partijen te bieden, welke vragen leven bij bedrijven? Er is het wederzijds besef dat kennisinstellingen en bedrijven iets aan elkaar hebben, al moet dat soms nog expliciet gemaakt worden. Daarenboven is er de bereidheid en het talent om met flexibele oplossingen te komen: als het niet linksom kan, dan rechtsom. Ook worden de bestaande mogelijkheden van de eigen kennissystemen benut: de instelling van lectoraten, oprichting van nieuwe opleidingen, en kennisuitwisseling en ontmoetingen op seminars, conferenties en tijdens fashion events. Proeftuin De fashion industry is een schoolvoorbeeld van een sector waar de behoefte aan innovatie groot is en waar alle belemmeringen voor een goed werkend innovatiesysteem aanwezig zijn: slecht georganiseerd kleinbedrijf, grootbedrijf dat kennis beschouwt als main strategic asset en niet wil delen, weinig ervaring in vraagarticulatie die aansluit bij kennisinstellingen, verkokerde academische systemen. Het vormt daarmee de ideale proeftuin, juist omdat tegenover deze belemmeringen de expliciete wens staat tot verbetering van het systeem. Het kernteam van NEXTFASHION (Matthijs Crietee, Lucie Huiskens, José Teunissen) zal knelpunten en aanbevelingen inbrengen bij CLICKNL, in de ontwikkeling van de routekaart (geagendeerd voor 2013) en in de activiteiten op het gebied van aanvraag en ondersteuning van concrete projecten.
5 CLICKNL | NEXT FASHION
Next Fashion -‐ een jaar later stand van zaken januari 2013
§ 1: Inleiding Hoewel de economische crisis een gevoelige tik heeft uitgedeeld aan fashion retailers, blijft mode onlosmakelijk verbonden aan onze dagelijkse leefwereld. De structurele groei in de BRIC-‐landen (Brazilië, Rusland, India, China), de TIMPS-‐landen (Turkije, Indonesië, Mexico, Polen, Zuid-‐Korea) maar ook de opkomst van een middenklasse in Afrika leiden tot verschuiving van het groeipotentieel van de westerse landen naar andere hot spots in de wereld. De Nederlandse kledingbranche daarentegen wordt hard getroffen door het lage consumentenvertrouwen. De jongste cijfers van het CBS laten zien dat in november 2012 de omzet in de bovenkledingwinkels 6% lager lag dan een jaar eerder. Ook de textielsupermarkten zagen hun omzet dalen (-‐1,4%), en export en import van kleding en textiel vertonen een dalende trend. Reden te meer om te investeren in innovatie in het systeem van mode, zoals in het afgelopen jaar geformuleerd door CLICK|NEXTFASHION. Niet alleen lijdt de mode-‐ en textielsector onder de conjunctuur, ze heeft ook te maken met een aantal structurele ontwikkelingen die nopen tot vernieuwing. Deze ontwikkelingen hebben ook een vertaling gekregen als 'grand challenges' in het Europese beleid. Op die manier haakt de innovatieopgave voor de fashion industry aan bij de Europese innovatieagenda. 1. grondstoffenschaarste De impact van dit vraagstuk is groot voor alle fasen van de productie-‐ en distributieketen van de mode. Er zijn drie oplossingsrichtingen: zoeken naar meer grondstoffen, zoeken naar alternatieve grondstoffen en vermindering van verbruik van grondstoffen, water en energie. Dat is niet alleen in het eigen belang om productie-‐ en onderhoudskosten laag te houden, maar kan ook als voorbeeld dienen voor andere consumentengoederen met een hoge omloopsnelheid. Het verduurzamen van productie en distributie is een sleutelfactor in de innovatie van mode en kleding. 2. globalisering De wereldmarkt voor mode, textiel en kleding zal blijven groeien naar meer dan 20 miljard euro in 2020. De welvaartsgroei in opkomende economieën in Azië, Latijns-‐Amerika en Afrika speelt daarin een belangrijke rol. Lageloonlanden in Azië zullen naar verwachting circa driekwart van de wereldproductie voor hun rekening nemen. Zuid-‐ en Oost-‐Europese productielanden zullen specialiseren in snelle en hoogwaardige productie voor Europese markten. Hierin spelen grote modebedrijven een doorslaggevende rol (het 'grote' innovatiesysteem). 3. groeiende regionale focus Als gevolg van globalisering is er tevens een tendens te zien naar lokale verankering via herwaardering van ambachtelijk en lokale identiteit. Het zijn vooral de kleinere modebedrijven die in deze niche acteren (het 'kleine' innovatiesysteem). In combinatie met
6 CLICKNL | NEXT FASHION
investeringen in creatieve branding van een stedelijke omgeving (Arnhem, Amsterdam, Berlijn, Antwerpen) levert dit een duidelijk economisch potentieel. 4. digitalisering ICT wordt toegepast in ontwerp, productie en logistiek. Maar dat is niet het enige. Social media geven consumenten meer invloed op het productaanbod en trends. Winkelen via internet is van fundamentele invloed op businessmodellen, distributie en merkbeleving. 5. gezondheid en veiligheid Technologische innovatie speelt zich tot nu toe vooral af bij industrieel en technisch textiel. Verwerking van sensoren en communicatiesystemen in kleding kunnen bijdragen aan welzijn en gezondheid van de drager en geven een extra dimensie aan mode en kleding als identiteitsdrager. Maar niet alleen de gezondheid, ook de where-‐abouts kunnen daarmee worden gevolgd. Dat levert een ethisch vraagstuk op, terwijl ook de klassieke betekenis en waarde van mode als drager van identiteit wordt uitgedaagd.
§ 2: De innovatieagenda voor de fashion industry: een breed gedeelde urgentie Deze ontwikkelingen maken duidelijk dat het bestaande modesysteem en daarmee de mode-‐ en textielindustrie op een keerpunt staan. De urgentie van innovatie en participatie in nieuwe ontwikkelingen wordt in het veld breed gedeeld, zoals bleek in het proces van totstandkoming van de innovatieagenda voor CLICK|NEXTFASHION. Omdat de modesector bestaat uit grote en kleine spelers, is er geen 'one-‐size-‐fits-‐all'-‐innovatiestrategie. Ieder innovatieproject vraagt maatwerk. In december 2011 presenteerde het innovatienetwerk NEXTFASHION, als onderdeel van de topsector creatieve industrie en het overkoepelende innovatienetwerk CLICKNL, haar innovatieagenda 2012-‐2016. Daarin staan een aantal thema's centraal: 1. de veranderende culturele, economische en maatschappelijke waarde van mode Mode is tot nu toe vooral beschouwd als drager van een individuele en sociale identiteit. De tegengestelde bewegingen van enerzijds snellere mode op mondiale schaal en anderzijds een herwaardering van ambacht en lokale identiteit roepen nieuwe vragen op over de ontwikkeling van de sociaal-‐culturele en daarmee de economische waarde van mode. Deze vragen doen een beroep op zowel geesteswetenschappelijke als sociaal-‐wetenschappelijke onderzoeksdisciplines (waaronder ook psychologie, economie en management). Een koppeling vanuit CLICK|NEXTFASHION naar CLICK/Cultural Heritage ligt voor de hand. 2. mode en technologie Binnen dit thema worden technologie, creativiteit en cultuur met elkaar verbonden. Het vormt een uitdaging door de noodzakelijke combinatie van het 'grote' innovatiesysteem (grote bedrijven die bijvoorbeeld kunnen investeren in nieuwe materialen en productietechnieken) en het 'kleine' innovatiesysteem (de vaak kleinschalige, zelfstandig
7 CLICKNL | NEXT FASHION
opererende creatieve en culturele ondernemers). Betrokkenheid van het 'grote' innovatiesysteem maakt het daarnaast mogelijk om pilots op te schalen. Mediatechnologie en 3D modelleren openen nieuwe mogelijkheden voor productie (maatwerk, kleine oplages), consumptie (directe invloed van de klant) en businessmodelling (van groot-‐ naar kleinschalig). Innovatie binnen dit domein strekt zich als vanzelf uit naar de topsector high tech systems & materials, net als koppelingen met CLICK|CI NeXt (businessmodelling) en CLICK|Media & ICT. 3. mode en duurzaamheid Het accent in dit domein ligt op verduurzaming van de levenscyclus van mode en textiel, hetgeen aansluit bij een van de 'grand challenges' uit de Europese agenda. Kansen liggen er in opschaling van lopend en voltooid onderzoek naar nieuwe, duurzame (biobased) materialen maar ook naar technologieën voor recycling. Ook hier is het van belang om het 'grote' innovatiesysteem aan te haken bij pilots en daarmee bij kansen voor opschaling. In dit domein ligt potentiële verbindingen met de topsectoren high tech systems & materials maar ook Chemie (biopolymeren). 4. vernieuwing van het innovatiesysteem in de mode Omdat binnen de modesector zowel kleinschalige ondernemers als grote bedrijven opereren, zijn de innovatievraagstukken voor beide partijen anders. Er is geen 'one size fits all'-‐innovatiestrategie. Innoveren in de modesector vraagt flexibiliteit: aanpassing aan de (snelle) doorlooptijd van projecten voor bedrijven, benutting van toegepast onderzoek als input voor reflectief onderzoek. Ook is de rol van de consument een drijvende kracht achter vernieuwing (van 'gouden driehoek' naar 'gouden vierhoek'). Lokale voordelen (imago, ateliers, labs en productielocaties) kunnen een stimulans vormen. De ervaringen die binnen dit domein worden opgedaan, zijn relevant voor alle creatieve disciplines maar zeker ook voor andere economische (top)sectoren waar grote en kleine bedrijven een eigen rol in innovatieprocessen spelen. Naast deze innovatiethema's binnen CLICK|NEXTFASHION is een human capital-‐agenda opgesteld voor de creatieve industrie in den brede (januari 2012). Grote economische en maatschappelijke uitdagingen vragen om slimme en creatieve oplossingen van creatief, jong talent. Bij deze ambitie hoort een naadloze verbinding tussen bedrijfsleven en kennis-‐ en onderwijsinstellingen. Versterking van deze aansluiting is noodzakelijk om de ambitie van de creatieve industrie te realiseren. Hierin zijn vier leidende thema's benoemd: -‐ onderwijs over ondernemerschap -‐ vraag naar en aanbod van talent op elkaar afstemmen -‐ permanente educatie ook na het afstuderen -‐ internationalisering: meer naar het buitenland en meer open voor buitenlands talent. De in 2011 opgestelde innovatieagenda vormt de basis voor kort-‐ en langlopende onderzoeksprojecten die mede worden gefinancierd uit het budget voor het topsectorenbeleid dat via geoormerkte NWO-‐ en TNO-‐gelden beschikbaar komt. Voor toekenning van deze budgetten is matching met gelden uit het bedrijfsleven een vereiste.
8 CLICKNL | NEXT FASHION
Kennisinstellingen, onderwijs en bedrijfsleven hebben hiervoor van juli tot medio oktober 2012 gezamenlijk onderzoeksvoorstellen kunnen indienen. Daarnaast zijn er andere initiatieven die de kennisinfrastructuur in en rond de modeindustrie versterken, zoals de instelling van lectoraten, oprichting van nieuwe opleidingen, en kennisuitwisseling en ontmoetingen op seminars, conferenties en tijdens fashion events.
§ 3: Uitwerking van de innovatieagenda: innovatietrajecten in de praktijk Het topsectorenbeleid wordt gemonitord door onder meer het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Planbureau voor de Leefomgeving. Zij brengen de startsituatie en de (ruimtelijk-‐)economische ontwikkeling van de topsectoren in kaart1. Er verschijnen echter ook andere studies, zoals die van het Rathenau Instituut dat wetenschapssystemen analyseert. Dit publiceerde eind 2012 een studie naar de verschillen tussen de topsectoren waar het gaat om verhouding tussen groot-‐ en kleinbedrijf, mate van organisatie (van bedrijfsleven en gerelateerde wetenschapsvelden) en ervaring in publiek-‐private samenwerking. Deze factoren zijn van invloed op de bijdragen vanuit bedrijven aan de TKI's, de topconsortia voor kennis en innovatie waarin bedrijven en kennisinstellingen hun innovatieagenda binnen het topsectorenbeleid realiseren. In onderstaande figuur zijn de negen door het ministerie van Economische Zaken aangewezen topsectoren ingedeeld al naar gelang hun ervaring in publiek-‐private samenwerking in onderzoek (horizontale as), de aanwezigheid van grootbedrijven (verticale as) en de mate van organisatie van de sector (grootte van de bollen). De creatieve industrie wordt gedomineerd door het kleinbedrijf (waardoor private bijdragen voor onderzoek moeilijk te organiseren zijn), en heeft weinig ervaring in publiek-‐private samenwerking (waardoor eerst moet worden geïnvesteerd in verkenningen en vertrouwen). De creatieve industrie heeft als gevolg hiervan nog een relatief lage private bijdrage geleverd aan de innovatiecontracten. Volgens de onderzoekers heeft CLICKNL, als TKI voor de creatieve industrie, daarom als eerste opgave om de sector te laten kennismaken met samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen.
1
zie: Monitor Topsectoren (CBS 2012), De internationale positie van topsectoren (PBL 2012) en De ratio van ruimtelijk-‐economisch topsectorenbeleid (PBL 2012)
9 CLICKNL | NEXT FASHION
4.1.
Topsectoren in vier groepen
Figuur 3 toont drie van de sectorkenmerken die we in het vorige hoofdstuk hebben besproken: PPServaring, aandeel grootbedrijf en organisatiegraad van de sector.
Bron: Van der Toren et al 2012
Figuur 32013 Topsectoren in vier groepen. Op de horizontaleeas isbde ervaring metoPPS weergegeven, In januari organiseerde CLICK|NEXTFASHION en ijeenkomst m de ervaringen oplopend met van links naar Op devverticale is het aandeel grootbedrijf grootte van de bollen representeert de organisatiegraad de urechts. itwerking an de eas igen innovatieagenda te weergegeven. delen en te bDe ediscussiëren. De deelnemers van de sector. De kleuren geven de relatieve private bijdrage weer (zie inzet). aan deze bijeenkomst hebben ervaring met het ontwikkelen en uitvoeren van onderzoeksprojecten met universiteiten, hogescholen en bedrijven, met private kennisinstellingen en brancheorganisaties, met 'grassroots' innovatie startend tijdens de Denim Diners op de beursvloer van Bread & Butter, en met grootschalig onderzoek in de geesteswetenschappen en technologie. Uit de ervaringen van deelnemers kwamen drie thema's bovendrijven die een belemmering vormen voor innovatieprojecten in de modesector en in de creatieve industrie in den brede. Enerzijds zijn veel belemmeringen terug te voeren op onervarenheid in samenwerking tussen publieke en private partijen. Anderzijds legde bijvoorbeeld de totstandkoming van proposals in het kader van de NWO-‐call voor de creatieve industrie ook structurele zwakheden in innovatiesystemen bloot. A. Gebrek aan ervaring met samenwerking tussen bedrijf en wetenschap De onervarenheid van bedrijven met wetenschappelijk onderzoek is groot. Dat levert op twee deelthema's strubbelingen. 1. Verschil in tempo en doorlooptijd Bedrijven hebben wel behoefte aan onderzoek; niet voor niets vragen ze hun toeleveranciers voortdurend om oplossingen, nieuwe processen of technologieën. De druk
10 CLICKNL | NEXT FASHION
waaronder bedrijven deze oplossingen in handen willen hebben, is echter in de modesector zeer groot: de internationale concurrentie is hevig en bedrijven kunnen niet twee jaar (laat staan een PhD-‐periode van vier jaar) wachten totdat een kennisinstelling onderzoek heeft afgerond en conclusies heeft gepubliceerd. Er is behoefte aan resultaatgericht, snel toepasbaar onderzoek. Dit geldt des te sterker voor innovatievraagstukken rondom digitalisering van de modeketen: de ontwikkelingen in ICT(toepassingen) gaan zo snel, dat de onderzoeksstructuren zoals die worden aangeboden, ongeschikt zijn om aan te sluiten op de vraag van het bedrijfsleven. Lineaire valorisatie vanuit 'kennis-‐op-‐de-‐plank' is bij zo'n sterke dynamiek nutteloos. Om de obstakels heen werken: fasering van onderzoek Een aantal, in het kader van de NWO-‐call voor creatieve industrie, ingediende projecten lost dit verschil in fasering op door een differentiatie van werkpakketten. De resultaten van kortlopende, toegepaste onderzoeken vormen daarbij de input voor het langlopende, reflectieve onderzoek maar zijn daarnaast (voor betrokken bedrijven) ook zelfstandig bruikbaar. Dit leidt tot een groter wetenschappelijk, maatschappelijk en economisch rendement van kennis. 2. Onervarenheid in formuleren van onderzoeksvragen Zowel onderzoekers als bedrijven vinden het moeilijk om gezamenlijk goede onderzoeksvragen te formuleren. De meerwaarde van wetenschappelijk onderzoek is voor bedrijven niet altijd duidelijk. Onderzoekers zijn weinig bekend met de werkwijze van bedrijven: probleemgedreven, oplossingsgericht, korte slagen. Bedrijven zijn nauwelijks thuis in academische kennissystemen: startend vanuit verkenning van bestaande kennis wereldwijd, gericht op analyse en reflectie, uitmondend in onderzoek in onverkende niches of vooruitlopend op toekomstige vragen. Uit de ervaringen binnen CLICK|NEXTFASHION wordt duidelijk dat er wel een behoefte is aan onderzoek, en dat het aanbod vanuit de kennisinstellingen er eveneens ligt om deze vragen te faciliteren. Er is echter tot nog toe geen instelling of organisatie actief die de vraag naar kennis structureert, noch het aanbod van kennis. Daardoor ontbreekt het overzicht, worden vragen op verschillende plaatsen neergelegd, wordt niet gestructureerd wereldwijd en multidisciplinair het kennisaanbod geïnventariseerd. Gelet op de conclusie van het Rathenau Instituut dat het kennissysteem voor de creatieve industrie nog in ontwikkeling is, is het denkbaar dat deze vraag geldt voor meerdere creatieve disciplines. Het ligt dan voor de hand om deze taak te beleggen bij CLICKNL als coördinatieorgaan. B. Gebrek aan samenwerking tussen kennissystemen 1. Aansluiting tussen HBO-‐ en wetenschappelijk onderzoek De kennissystemen van de verschillende kennispartners verschillen op essentiële punten. Bij creatieve opleidingen (het kunstvakonderwijs) is de kennis vaak impliciet en ontstaat deze door ontwerpend onderzoek. Bij HBO-‐opleidingen gaat het om kunde (vaardigheden), en bij wetenschap om gecodificeerde en vastgelegde (want gepubliceerde) kennis. Idealiter vullen deze kennissystemen elkaar aan, maar in de praktijk is dat nog niet altijd het geval. Het ontbreken van een koppeling tussen wetenschappelijke onderzoeksgelden (NWO) en HBO-‐
11 CLICKNL | NEXT FASHION
onderzoeksgelden (SIA/RAAK) belemmert de aansluiting tussen de kennissystemen eveneens. Om de obstakels heen werken: andere financiële bronnen Er zijn onderzoeken die zich weinig gelegen laten liggen aan deze gebrekkige aansluiting tussen HBO-‐ en wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt het onderzoek Virtuele verwachting, fysieke beleving (Saxion, Hogeschool Utrecht en ArtEZ, ondersteund door een consortium van retail-‐ en technologiebedrijven, private kennisinstellingen en brancheorganisaties) volledig gefinancierd uit SIA/RAAK, en is zelfs een toeslag ontvangen van € 50.000. Andere onderzoeksvoorstellen worden niet via de NWO-‐call ingediend maar bijvoorbeeld via Europese onderzoeksprogramma's (verduurzaming productieprocessen). Ook zijn er onderzoeksprojecten die zich weten te verzekeren van omvangrijke cash bijdragen van een of meerdere commerciële partner(s). Deze U-‐bochtconstructies lossen echter het vraagstuk van de ongekoppelde onderzoeksfinanciering voor HBO en wetenschap nog niet op. Dit overleg zal door onder meer door de NWO moeten worden opgepakt. Ook de wijze waarop de bijdragen van private partijen (in-‐cash én in-‐kind) meewegen in de projectfinanciering, moet verder worden uitgewerkt. Nu tellen in-‐kind bijdragen nog niet mee om in aanmerking te komen voor de TKI-‐toeslag (het beloningssysteem van het ministerie voor private cofinanciering); kleine bedrijven (en veel bedrijven in de creatieve sector zijn nu eenmaal klein) hebben geen andere inleg beschikbaar dan in-‐kind bijdragen. De bereidwilligheid om actief te participeren in innovatieprojecten, zij het in een andere vorm dan cash, zou wel degelijk moeten worden beloond. 2. Aansluiting tussen wetenschappelijke disciplines onderling Bedrijven hebben vaak een onderzoeksbehoefte die multidisciplinair moet worden aangevlogen. Dat botst soms nog met de van oudsher monodisciplinaire benadering van universiteiten en hun faculteiten. Binnen universiteiten vergt het tijd én flexibiliteit om onderzoeksvragen met bijvoorbeeld zowel een geesteswetenschappelijke als een sociaal-‐ wetenschappelijke kant te vertalen naar een gezamenlijk onderzoeksvoorstel en onderzoeksmethoden op elkaar af te stemmen. Onderzoekers die de noodzaak van een multidisciplinaire benadering onderkennen, zetten zich hier wel actief voor in. Het Rathenau Instituut constateert in zijn eerder genoemde analyse van de coördinatie van de topsectoren dat de organisatiegraad van de wetenschapsgebieden rondom de creatieve industrie laag is (Van der Toren ea 2012, p. 48). Er zijn twee coördinatieorganen actief: ICT-‐ Regie en NWO/Geesteswetenschappen, die volgens het onderzoek slechts delen van de creatieve industrie dekken. De multidisciplinaire onderzoeksbehoefte vanuit de sector vraagt om een breder samengesteld coördinatieorgaan. Dit zou ook crossovers naar andere topsectoren gemakkelijker maken, om zo gezamenlijke onderzoeksprogramma's te formuleren. De innovatievraagstukken (verduurzaming, digitalisering) vragen om die verbreding en gezamenlijkheid. Dit vraagt bijvoorbeeld om tandems van creatieve industrie + high tech systems & materials en van creatieve industrie + chemie. De noodzaak van een multidisciplinaire benadering is voor innovatie in de modesector een 'no-‐brainer'. Voor innovatie in de modeketen -‐van denim tot duurzaamheid, van 'wearables' tot wol-‐upcycling-‐ is gecombineerde kennis nodig van design, management, productie, technologie en distributie. Die complexiteit maakt mode enerzijds voor academici een lastig onderzoeksthema: beperken tot één aspect is moeilijk. Anderzijds wordt mode nog sterk
12 CLICKNL | NEXT FASHION
geassocieerd met 'low culture' waaraan geen academische eer valt te behalen. Dit accent op de culturele betekenis van mode en daarmee de relatie met geesteswetenschappen vormt een drempel voor een adequate aansluiting op sociaal-‐wetenschappelijke onderzoeksdisciplines. Om de obstakels heen werken: voortbouwen op grensoverschrijdende ervaring elders De aansluiting met technologische onderzoeksdisciplines lijkt te verbeteren: het aantal samenwerkingsverbanden tussen design en technologie (nieuwe materialen, opschaling van recyclingtechnologie, opschaling van toepassing van technologie in textiel en kleding) groeit. Daarbij wordt voortgebouwd op het pionieren en verbinden van mode en technologie door met name hogescholen (ArtEZ, Saxion, AMFI) en TNO. De ervaring die zij hebben opgedaan, draagt bij aan de vorming van nieuwe samenwerkingsverbanden. Daarbij tasten onderzoekers die waarde zien in het verbinden van disciplines en opleidingen, wel de grenzen af van wat binnen de formats en conventies van academische onderzoeksvoorstellen mogelijk en haalbaar is. Op die manier dragen zij bij aan vernieuwing van het academische kennissysteem. Deze bijdrage aan vernieuwing van het kennissysteem zou door CLICKNL en NWO moeten worden erkend, beloond en versterkt. C. Positie van (groepen) stakeholders binnen een onderzoeksproject 1. Conflicterende belangen van stakeholders De oprichting van een Jean School (denim vakopleiding op MBO-‐niveau) in Amsterdam lukte snel met steun van de grote, in de hoofdstad gevestigde, denimproducenten zoals G-‐star, Hilfiger en Scotch & Soda. Zij zagen de opleiding als een investering in innovatie via de lijn van opleiding: de opleiding garandeert de instroom van jong talent dat de innovatie in bedrijven kan stimuleren. Dit was een voorbeeld van niet-‐concurrerende vorm van innovatie. Het bij elkaar brengen van ondernemers op meer strategische onderzoeksthema's zorgt voor ongemak omdat het direct raakt aan de concurrentiepositie van het individuele bedrijf: hoe wordt er omgegaan met mijn intellectueel eigendom, met de technologie waarin ik heb geïnvesteerd? Dergelijke vraagstukken zijn des te hardnekkiger als het gaat om sleuteltechnologieën, zoals ICT (platforms, apps, e-‐commerce tools, software): geen bedrijf wil dat er via onderzoek in die keuken kan worden gekeken. Innovatie ontstaat in deze situaties wel in een één-‐op-‐één-‐relatie tussen bedrijf en toeleverancier. Als ze dus al investeren in onderzoek, willen (creatieve) bedrijven dat de opbrengsten via exploitatie van intellectueel eigendom ook naar hen terugvloeien. Dat vraagt om een verkenning van nieuwe businessmodellen waarin research en development volledig zijn geïntegreerd. De uitvoering van een dergelijke verkenning zou moeten worden opgepakt door CLICK|NEXTFASHION, CLICK|CI NeXt, Amfi, TNO, Het Nieuwe Instituut (opvolger van Premsela) en het virtueel platform. 2. Scope van stakeholders De innovatieagenda CLICK|NEXTFASHION wil gebruik maken van lokale assets om een lokaal innovatiesysteem voor mode en textiel te creëren. Sommige grote, lokale stakeholders echter blijken hiervoor geen belangstelling te hebben omdat ze een mondiale scope
13 CLICKNL | NEXT FASHION
hebben: investeren in een lokaal innovatiesysteem heeft voor hen weinig meerwaarde omdat zij hun kennis en human capital wereldwijd sourcen. In deze gevallen is sprake van een mismatch tussen enerzijds het 'grote' innovatiesysteem met grootschalige en kapitaalkrachtige spelers die mondiaal kennis koppelen en anderzijds een lokaal innovatiesysteem dat (nog) geen kennis levert op wereldniveau. 3. Schaal van stakeholders Door hun schaalgrootte en hun mondiale inkoopkracht (ook van kennis) kunnen grote (mode)bedrijven hun eigen kennissysteem ontwikkelen. Wetenschappelijke instellingen maken hier vaak onderdeel van uit, met name op technologisch vlak. Voor kleine bedrijven kunnen shared research facilities een oplossing vormen. Deze shared facilities kunnen in verschillende vormen verschijnen: -‐ een jeans lab waar nieuwe technologieën kunnen worden getest voor bijvoorbeeld bleken. Een buitenlandse jeansproducent heeft zich hiertoe in Amsterdam al verbonden ; -‐ startup bootcamps en accelerators voor training en coaching van jonge modeondernemers en netwerkvorming met ondersteunende business services. Rockstart Amsterdam heeft hiermee al ervaring, en vanuit de modesector is belangstelling om dit verder te verkennen; -‐ fysieke locaties waar (combinaties van) creatieve bedrijven kunnen experimenteren met bijvoorbeeld de inrichting van de toekomstige winkelstraat. Overheden, ontwikkelaars en woningcorporaties zouden hiervoor kunnen samenwerken. Op deze manier wordt ook een brug geslagen tussen de creatieve sector en andere delen van de economie, in dit geval de vastgoedeconomie. CLICKNL zou zich kunnen inspannen voor investeringen in dergelijke trainings-‐ en experimenteerfaciliteiten juist met het oog op de grote aantallen kleinschalige creatieve bedrijven (organisatie van de sector). De kansen om bruggen te slaan naar niet-‐creatieve sectoren vormt hiervoor een extra reden.
§ 4: Human capital: creativiteit leren toepassen buiten de creatieve cocon De creatieve sector claimt een bijdrage te kunnen leveren aan het innovatief vermogen van andere sectoren, van de gehele economie en het maatschappelijk leven. Dat zou betekenen dat ze (gedeeltelijk) kan 'oplossen' in andere sectoren en op die manier van binnenuit aanjager kan zijn van nieuwe vormen van samenwerking, van businessmodellen en van leren. Creatieve professionals zouden dan moeten worden getraind in het leggen van relaties met andere sectoren, het begrijpen van de innovatievraag elders en het inzetten van hun creativiteit op die vraagstukken. Dat vraagt echter een dialoog tussen creatieve opleidingen en niet-‐creatieve sectoren. Zover is de creatieve sector nog niet: de dialoog tussen bedrijfsleven en opleidingen binnen de creatieve sector komt nu net op gang. De slechte scores van creatieve opleidingen op de realisatie van Centra voor innovatief vakmanschap (MBO-‐niveau) en Centres of Expertise (HBO-‐niveau) zijn een indicatie dat onderwijs, praktijkgericht onderzoek en bedrijfsleven elkaar in de creatieve sector nog nauwelijks weten te vinden. Inmiddels heeft ArtEZ in het kader van de profilering van onderwijs en onderzoek besloten om een Centre of Excellence op het vlak van fashion op te zetten.
14 CLICKNL | NEXT FASHION
Daarnaast heeft de creatieve sector nog geen goede uitgangspositie om het gesprek met andere sectoren aan te gaan. Te vaak ligt nog steeds de vraag op tafel wat ontwerpers toevoegen aan de economie. De sector kan haar toegevoegde waarde nog onvoldoende over het voetlicht krijgen. Dit is een issue dat verder moet worden opgepakt in de Human Capital Agenda van de topsector Creatieve Industrie.
§ 5: Aanbevelingen voor 2013 en verder Maatwerk in instrumentarium voor het innovatieve kleinbedrijf De discussie over de subsidieinstrumenten die nodig en bruikbaar zijn in de topsectoren, loopt al geruime tijd. Er is door AgentschapNL, dat de uitvoering van het topsectorenbeleid coördineert, een werkgroep instrumentarium ingesteld. Al vanaf het begin is vanuit de topsector creatieve industrie aangegeven dat instrumenten die in andere topsectoren werken, niet noodzakelijkerwijze bruikbaar zijn in de topsector creatieve industrie. De kleinschaligheid van de bedrijven, de onervarenheid met het benutten van onderzoek en valorisatie, de spanning tussen kort-‐ en langlopend onderzoek vragen om instrumenten die aansluiten bij schaal en doorlooptijden. Voor de creatieve industrie zijn daarom innovatievouchers, IPC's (innovatieprestatiecontracten voor consortia) en netwerkactiviteiten (die de basis vormen voor deze beide subsidieinstrumenten) het belangrijkste. In de werkgroep Instrumentarium zal dit daarom de inzet vanuit de creatieve industrie zijn. CLICK|NEXTFASHION is gecharmeerd van de eenvoud van de aanvraagprocedures in de topsector logistiek: een A4'tje invullen is voldoende om een onderzoeksvoucher aan te vragen met een waarde van € 5.000. Monitoring van multidisciplinaire onderzoeksprojecten De ambitie van het topsectorenbeleid is een verhoging van de bijdragen van bedrijven aan research & development. Nederland presteert volgens de rankings van OESO en Eurostat ver beneden het gemiddelde waar het gaat om private R&D-‐uitgaven. Om die situatie duurzaam te veranderen, zullen publieke en private kennis-‐ en innovatiesystemen moeten veranderen. Binnen CLICK|NEXT FASHION zijn er onderzoekers die de grenzen opzoeken en oprekken van het academische kennissysteem. Zij zoeken samenwerking tussen HBO, WO en bedrijfsleven. Zij differentiëren in werkpakketten en komen zo op een creatieve manier tegemoet aan de onderzoeksbehoefte van diverse participanten. Wanneer deze onderzoeksvoorstellen worden gehonoreerd, zouden niet alleen de resultaten van het onderzoek moeten worden gemonitord, maar eigenlijk ook de resultaten van het samenwerkingsproces en de (institutionele) effecten ervan in de 'moederorganisaties'. Leidt een dergelijke vernieuwende aanpak tot een leereffect, tot duurzame veranderingen van het eigen kennissysteem, leidt het tot sectoroverschrijdende nieuwe kennissystemen? Pas dan kan eigenlijk daadwerkelijk worden gesproken van veranderingen in innovatie-‐ en kennissystemen. Dit lijkt een relevante onderzoeksopdracht voor NWO, TNO, Rathenau Instituut en/of vakgroepen Innovatiewetenschappen met resultaten die van belang zijn voor de gehele Nederlandse economie en die ook bijdragen aan evidence-‐based beleid.
15 CLICKNL | NEXT FASHION
Benut dynamiek, exploratievermogen en nieuwsgierigheid binnen de modesector Het kennis en innovatienetwerk CLICK|NEXT FASHION moet vooral doorgaan op de ingeslagen weg: doorgaan met elkaar ontmoeten, met het uitwisselen van kennis en informatie en met het gezamenlijk ontwikkelen van nieuwe vormen van samenwerking. Er is sprake van openheid en nieuwsgierigheid naar elkaar: wat hebben publieke partijen te bieden, welke vragen leven bij bedrijven? Er is het wederzijds besef dat kennisinstellingen en bedrijven wel degelijk iets aan elkaar hebben, ook al moet dat soms nog wel expliciet en duidelijk worden. Dat vormt een vruchtbare basis. Daarenboven is er de bereidheid en het talent om met flexibele oplossingen te komen: als het niet linksom kan, dan rechtsom. Tegelijkertijd worden de bestaande mogelijkheden binnen de eigen kennissystemen benut: de instelling van lectoraten, oprichting van nieuwe opleidingen, en kennisuitwisseling en ontmoetingen op seminars, conferenties en tijdens fashion events, zoals AFW en MOBA. Ook verwacht CLICK|NEXTFASHION veel van het MKB-‐ loket dat eerdaags gaat starten. Proeftuin De dynamiek in de mondiale fashion industry is groot, niet in de laatste plaats door de ICT (social media, softwaresystemen), nieuwe ontwerp-‐ en productietechnieken (3D, customization), urgentie ten aanzien van verduurzaming en grondstoffen, en de steeds eigenwijzere consument (de vierde pijler onder open innovatie). Daarmee is de fashion industry een schoolvoorbeeld van een sector waar de behoefte aan innovatie groot is en waar alle belemmeringen voor een goed werkend innovatiesysteem aanwezig zijn: slecht georganiseerd kleinbedrijf, grootbedrijf dat kennis beschouwt als main strategic asset en niet wil delen, weinig ervaring in vraagarticulatie, verkokerde academische systemen. Het vormt daarmee de ideale proeftuin, juist omdat tegenover deze belemmeringen de wens staat tot verbetering van het systeem. Tot slot Wat nog gemist wordt is een goede invulling van onderzoek naar innovatie van businessmodellen binnen mode, ook op gebied van services (denk aan leading rol NL in forecasting, trend watching, fashion concepting, branding etc.). Hoe is dit verder uit te bouwen en te exporteren. Deze en dergelijke punten zullen worden meegenomen in de ontwikkeling van de routekaart (geagendeerd voor 2013) die input wordt voor verdere invulling van de Strategische Research Agenda. *****
16 CLICKNL | NEXT FASHION
Bijlage 1: Casestudies 1. House of Denim: van brand naar innovatiesysteem James Veenhoff, voormalig directeur van de Amsterdam Fashion Week, is de geestelijk vader van het concept House of Denim. Dit concept sluit aan bij de relatieve dichtheid van denimfabrikanten (Gstar, Hilfiger, Scotch & Soda) in Amsterdam, en bij de levendige denimcultuur van Nederlandse consumenten. Het concept geeft de Amsterdamse fashion industry een net ander accent: Amsterdam is geen modestad maar wel een denimstad. House of Denim is een bottom-‐up beweging met haar wortels in de business. De afgelopen drie jaar is zeer veel energie gestoken in de doorontwikkeling van de brand House of Denim naar een denimnetwerk, dat business, onderwijs, kennis en onderzoek bij elkaar brengt. Opvallende events om House of Denim en Amsterdam als denimhoofdstad onder de aandacht te brengen en het netwerk uit te bouwen, waren onder meer Indigo Embassy (pop up consulaten in voor de denimindustrie relevante buitenlandse steden zoals Istanbul) en het Denim Diner tijdens Bread & Butter in Berlijn. Samen met het ROC van Amsterdam (MBO) is een Jean School gestart, vanuit de duidelijke vraag van denimfabrikanten naar denimdevelopers, mensen die visie op denim als kleding koppelen aan technische productiekennis. Een Turkse topondernemer in denim wil graag in Amsterdam een laboratorium openen waar met schonere productiemethoden kan worden geëxperimenteerd (laser, ozon), gekoppeld aan een Denim University. Inmiddels is ook het AMFI een minor denim gestart, waardoor ook op HBO-‐niveau kennis wordt ontwikkeld en overgedragen. Deze bevlogen grass roots beweging is inmiddels geadopteerd door de Amsterdam Economic Board als iconisch project binnen de creatieve industrie. House of Denim staat nu voor de uitdaging aansluiting te vinden bij het onderzoeksnetwerk. Dit is nodig om te kunnen doorontwikkelen van brand naar innovatiesysteem. CLICK|NEXTFASHION zal daar waar nodig bij helpen. 2. Digitalisering: casestudy voor de noodzaak van korte trajecten en exploitatierecht Digitalisering van productie en distributie is in de innovatieagenda opgenomen als één van de belangrijke thema's. Het is in de workshop geagendeerd omdat er signalen zijn dat de ontwikkelingen rondom ICT en de toepassing ervan zo snel gaan, dat de onderzoeksprojecten binnen de NWO-‐structuur ongeschikt zijn. Uit de discussie vallen hiervoor al gauw een aantal redenen te destilleren: 1. behalve dat platforms en systemen zich zeer snel ontwikkelen, vormen communicatietechnologie, apps en e-‐commerce tools ook cruciale strategische assets. De concurrentie tussen fashionbedrijven is hevig, en digitale systemen kunnen een bedrijf een essentiële voorsprong geven op concurrenten. Geen bedrijf wil dat er via onderzoek in de keuken kan worden gekeken. 2. bedrijven investeren wel in oplossingen maar niet in onderzoek dat is gericht op analyse. Ze moeten korte slagen kunnen maken: over twee jaar kan het bedrijf omvallen. Dat betekent dat oplossingen meteen moeten werken, dat een diepere reflectie via onderzoek niet mogelijk is.
17 CLICKNL | NEXT FASHION
Voor onderzoek dat bijdraagt aan de digitalisering van de productie-‐ en distributieketen is de traditionele aanpak van lineaire valorisatie vanuit kennis-‐op-‐de-‐plank dus geen oplossing, is één van de conclusies. Een kennisnetwerk waarbij vanuit de praktijk onderzoeksvragen komen bovendrijven, lijkt beter aan te sluiten. Er is namelijk wel degelijk behoefte aan onderzoek: toeleveranciers wordt voortdurend gevraagd om nieuwe processen, technieken, technologieën, materialen.
18 CLICKNL | NEXT FASHION
Bijlage 2: onderzoeksvoorstellen gepresenteerd tijdens bijeenkomst 11 januari 2013 Academisch onderzoek: grenzen aftasten van combinatiemogelijkheden Anneke Smelik (Radboud Universiteit Nijmegen) is penvoerder van het proposal 'Crafting wearables' dat bij NWO is ingediend in samenwerking met de Technische Universiteit Eindhoven (Oscar Tomico) en ArtEZ (José Teunissen). Het doel van het project is om wearables (kleding waarbij electronica en digitale componenten in de stof zijn ingebed) te ontwikkelen die robuust, modieus en commercieel aantrekkelijk zijn. Daarmee wordt uiteindelijk de sociale en culturele acceptatie van wearables vergroot. Dit einddoel is mede geformuleerd om het onderzoeksvoorstel te laten passen binnen de wetenschappelijke doelstellingen van de faculteit Geesteswetenschappen. Anneke heeft ook op andere aspecten de grenzen van de mogelijkheden opgezocht. Het voorstel voorziet in een interactie tussen design, technologie, industriële productie en theoretische reflectie. De TU/e neemt een modeontwerper (MA) aan als promovendus die via design research de onderzoeksvraag verder trekt. Dit zou in Nederland het eerste PhD in de mode worden: een unicum en niet mogelijk binnen de muren van Radboud Universiteit noch ArtEZ (die daar niet toe bevoegd is). Twee promovendi (4 jaar, Radboud Universiteit en TU/e) en vier junior researchers (twee bij ArtEZ en twee bij TU/e, telkens 1 jaar) werken in het project samen en creëren zo een voor de onderzoekswereld innovatieve combinatie van praktijkonderzoek en fundamenteel onderzoek. De grondgedachte is dat de vier kortlopende onderzoeksprojecten enerzijds input leveren voor de twee dissertaties, en anderzijds zelfstandig bruikbaar zijn in de industrie. Deze aanpak verhoogt zowel het wetenschappelijk als het maatschappelijk rendement. Volgens Anneke Smelik ligt de meerwaarde van het voorbereidingstraject ook in de samenwerking tussen een technische en een algemene universiteit en een creatieve hogeschool: die samenwerking wordt dusdanig gewaardeerd, dat er op Master-‐niveau al workshops en uitwisselingen zijn en expertise wordt gedeeld. *** Opschaling van recycling: met EU groen opdrachtgeverschap ontwikkelen Matthijs Crietee (Modint) en Anton Luiken (Alcon Advies) werken samen met ArtEZ en het open innovatiecentrum Texperium in een innovatieproject dat zich richt op de opschaling van recyclingmethodes. Hiervoor zijn Europese gelden aangeboord. De focus ligt daarbij op hergebruik van werkkleding. Dat heeft een praktisch oogpunt: pilots kunnen worden uitgevoerd met bedrijven die grote aantallen werkkleding verstrekken en terugnemen (bijvoorbeeld overheden). Voor het testen van opschaling van recyclingtechnieken kan dan worden samengewerkt met één of enkele grootschalige partners. Pilotprojecten en onderzoek worden hier gecombineerd. De resultaten moeten leiden tot (verdere uitbouw van) een onderzoeksagenda op het vlak van textielrecycling, maar ook tot handboeken voor aanbestedingsprocedures waarin duurzaamheid een rol speelt (green procurement model). Met name deze laatste delivery moet kunnen leiden tot meer duurzame economische spin-‐off door meer innovatief opdrachtgeverschap. Tenslotte is het bedoeld als een pilot die als het goed is resulteert in een duurzaam nieuw ecologisch productienetwerk.
19 CLICKNL | NEXT FASHION
Het onderzoeksproject wordt nu opgebouwd. Het bedrijfsleven, vertegenwoordigd door Modint, is duidelijk in the lead als initiatiefnemer. Een brede waaier aan potentiële partners kan voorzien in noodzakelijke kennis: -‐ Universiteit Utrecht en Wageningen Universiteit (duurzaamheid), -‐ Erasmus Universiteit (business modelling rondom retourlogistiek), -‐ TNO, sociaal-‐wetenschappelijke faculteiten (sociaal-‐culturele aspecten van aanbesteding), -‐ technische universiteiten, ArtEZ, AMFI, Saxion (ontwerp van recyclebare textiel en kleding, nieuwe toepassingen voor geretourneerd textiel). -‐ ArtEZ en Londons College of Fashion onderzoeken de rol van de consument en de aantrekkelijkheid/ nieuwe waarde van een gerecycled product Het project is ingediend in het kader van een Europees programma dat zich richt op verduurzaming van productieprocessen. *** Slimme handschoenen: sportkledingfabrikant ziet er direct brood in Hein Daanen (TNO) heeft een onderzoeksproject opgezet dat direct aansluit bij de activiteiten van TNO op het gebied van ontwikkeling van slim textiel, onder meer voor defensiedoeleinden. Het doel van het onderzoek is om handschoenen te ontwikkelen die optimaal beschermen tegen de kou maar ook maximale bewegingsvrijheid bieden om de vingers te kunnen gebruiken. Tussen de vier projectpartners is een heldere rolverdeling: TNO is penvoerder en zorgt voor de faciliteiten, de Vrije Universiteit stelt de promovendus aan voor het wetenschappelijk onderzoek terwijl ArtEZ ontwerpkennis bijdraagt. De vierde projectpartner is hoofdsponsor en wil de onderzoeksresultaten graag omzetten naar produceerbare en verkoopbare producten: de Franse sportkledingfabrikant Decathlon draagt € 120.000 cash bij. Deze partnership met een commerciële partij in een onderzoeksproject is vrij uniek. De promovendus die wordt aangesteld, moet van verschillende markten thuis zijn. Idealiter is dat een schaap met vijf poten, oftewel een industrieel ontwerper met biotechnologische kennis. Het project baseert zich op wetenschappelijke experimenten en metingen van handtemperatuur, doorbloeding en beweeglijkheid met blote handen en met handschoenen in verschillende vormen en materialen. Kennis van materialen en van het menselijk lichaam zouden in één persoon verenigd moeten zijn. *** Slimme winkels: HBO pakt door met crossover tussen ICT en fashion retail Saxion, Hogeschool Utrecht en ArtEZ vormen het consortium voor het project Virtuele verwachting, fysieke beleving', dat zich richt op een betere en logischer verbinding tussen fysiek en online winkelen. Dit project kan worden gezien als een vervolg op Future Store dat eerder door RAAK werd gehonoreerd. Daarmee verbindt het ook de topsectoren creatieve industrie en high tech systems & materials. Het onderzoeksvoorstel is uitgewerkt met vier typen partners: -‐ kennisinstellingen: drie hogescholen, en daarnaast Novay (technologisch topinstituut voor ICT-‐toepassingen) en ISMI (InstoreShopperMarketing Instituut) -‐ retailers: Piet Zoomers, Wehkamp.nl, Engelen Schoenmode, Hoogeboom mode, Rietbergh
20 CLICKNL | NEXT FASHION
-‐ technologieleveranciers: Nedap, Bluemark Innovations, Trimm, Sizing Science, T Xchange -‐ brancheorganisaties: CBW-‐Mitex, Modint. Deze combinatie brengt niet alleen kennis en toepassing bij elkaar, maar koppelt ook het virtuele winkelen (technologiegedreven, met een andere merk-‐ en winkelbeleving en andere aankoopbeslissingsprocessen) aan het fysieke winkelen (dat technologie meer een effectiever kan inzetten met bv cross channel marketing en virtuele pop-‐up stores). Naast intelligente toepassing van technologie maakt ook onderzoek naar de beleving van virtueel en fysiek winkelen bij verschillende doelgroepen onderdeel uit van het onderzoeksproject. Het project heeft met 17 maanden een korte doorlooptijd. Het onderzoeksvoorstel is inmiddels gehonoreerd vanuit de HBO-‐onderzoeksgelden (SIA/RAAK) en heeft zelfs een toeslag ontvangen van € 50.000.
21 CLICKNL | NEXT FASHION
Bijlage 3: Deelnemers bijeenkomst 11 januari 2013 Naam Anne Mieke Eggenkamp Anneke Smelik Anton Luiken Christine Vroom Cissy Noordeloos Elske Gerritsen Gerard Taat Hein Daanen Marco Mossinkoff Mariëtte Hoitink Souraya Bouwmans
Organisatie Design Academie Eindhoven Radboud Universiteit Texperium / Saxion Premsela Fashion Council i.o NWO Provincie Gelderland TNO AMFI HTNK AMFI
José Teunissen Matthijs Crietee Lucie Huiskens Monique Roso
ArtEZ / NextFashion Modint / NextFashion CLICK|NEXTFASHION zelfstandig onderzoeker
22 CLICKNL | NEXT FASHION