Netwerk Lokale Energie Initiatieven Zuidoost Brabant vervolg
Aanleiding Het SRE wil de ontwikkeling van lokale duurzame energie initiatieven (hierna te noemen initiatieven) binnen haar werkgebied bevorderen ter verduurzaming van en voor de werkgelegenheid in de regio. Daartoe heeft SRE in 2011 twee koplopers binnen het SRE gebied geselecteerd, Morgen Groene Energie (MGE) en Energyport Peelland (EPP), en hen ingezet als voorbeeld, inspiratie en vliegwiel om ook de ontwikkeling van andere initiatieven te bevorderen en/of de professionalisering te versnellen. MGE en EPP hebben regelmatig binnen verschillende gremia aan deze rol invulling gegeven. Daarnaast heeft SRE zeker 4 netwerkbijeenkomsten georganiseerd voor initiatieven binnen het werkgebied van SRE (21 gemeenten) die goed bezocht werden, gemiddeld met circa 30 tot 40 personen. De bijeenkomsten werden door deelnemers als prettig en waardevol ervaren. Inmiddels zijn in Zuidoost Brabant zo’n 12 initiatieven actief, die voor circa 80 tot 90% het gehele werkgebied afdekken. Het netwerk van energiecoöperaties is volwassener geworden. De startfase waarin het SRE een stimulerende rol vervulde is voorbij. Aan de coöperaties is het de vraag of en hoe zij in de toekomst samen willen werken. Proces Tijdens de laatste bijeenkomst hebben op verzoek van SRE twee vrijwilligers zich gemeld, Ernst van der Leij, voorzitter van MGE en Ralf Klop, voorzitter van Best Duurzaam, om een inventarisatie uit te voeren onder de diverse initiatieven. Eind 2013 hebben zij nagenoeg alle initiatieven gesproken rond de volgende onderwerpen: 1. Ideeën en wensen t.a.v. een zelfdragend netwerk voor kennisdeling en samenwerking. 2. Een volgende stap op weg naar duurzame energievoorziening alleen of in groter verband met behoud van eigen identiteit? Stapsgewijze verkenning of op de schaal van het bestaande netwerk in Zuidoost-Brabant zo’n stap wenselijk en mogelijk is. Er is tijdens de laatste bijeenkomst afgesproken dat er op 14 januari 2014 een nieuwe bijeenkomst volgt, waarin met de groep besproken wordt of en hoe de initiatieven binnen Zuidoost Brabant met elkaar verder samenwerken. Deze bijeenkomst vindt plaats bij Best Architecten in de gemeente Best. Bijgaand een verslag met de belangrijkste resultaten. Verslag gesprekken In de gesprekken is er ingezoomd op de ontwikkeling van de betreffende coöperatie, waar concreet nu behoefte aan is, en op termijn, en wat een regionale samenwerking hier mogelijk in kan betekenen. Allereerst belangrijk te vermelden dat uit de gesprekken maar weer blijkt hoe divers de initiatieven zijn. Sommige komen voort uit bedrijven, andere uit actieve burgers. Ook zijn er een aantal nog niet opgericht en hebben zij nog weinig concrete projecten lopen. Anderen daarentegen hebben al projecten gerealiseerd, heeft een flink aantal leden en diverse actieve werkgroepen. Sommige initiatieven hebben veel tijd geïnvesteerd in ´polderen´, om stevig draagvlak te creëren, anderen zijn direct met projecten aan de slag gedaan, om vanuit daar de aanhang te vergroten. Deze diversiteit bepaalt uiteindelijk, door de fase van ontwikkeling van het initiatief, in welke mate er op dit moment behoefte bestaat aan netwerken, kennisdeling, samenwerking in projecten en verdergaande samenwerking door bijvoorbeeld het instellen van een service center of iets dergelijks.
Netwerk Uit de gesprekken blijkt dat bijna iedereen een toegevoegde waarde ziet in een netwerk binnen Zuidoost Brabant. Door te netwerken ontstaat onderling vertrouwen, daarna is er pas ruimte voor waardevolle kennisdeling. Een organisatie gaf aan dat er te veel netwerken zijn en dat er, bij behoefte, zelf wel het initiatief kan worden genomen kennis elders te halen, binnen de regio of daarbuiten. De andere gaven over het algemeen de voorkeur aan een periodieke regionale netwerkbijeenkomst en iets ter ondersteuning, zodat beter inzichtelijk wordt waar de diverse initiatieven aan werken en wie welke kennis heeft. Daarbij werd onder meer een suggestie gedaan de bijeenkomsten als estafetteloop te organiseren (stokje doorgeven) over de diverse initiatieven. Anderen zien hiervan het gevaar dat de loop eruit gaat en het netwerk uiteenvalt. En dat terwijl er veel valt uit te wisselen, op een prettige schaal (qua reisafstanden) is samen te werken en er voldoende aanwezige kennis over het gebied aanwezig is. Deze groep geeft er de voorkeur aan dat meer te structureren, en hier iemand als aanjager/ organisator voor verantwoordelijk te stellen. Kennisdeling en communicatie Kennisdelen kan via netwerkbijeenkomsten, via het internet of door elkaar bilateraal op te zoeken. Over het algemeen zijn de bijeenkomsten goed om algemeen geïnformeerd te worden, maar voor echte kennisdeling mist het vaak nog diepgang. De suggestie kwam naar voren om ergens informatie over projecten, regelingen en bedrijfsmatige zaken centraal op te slaan, toegankelijk voor deelnemers aan het netwerk (bv Dropbox). Ervaring leert dat het onderhoud en regelmatig bezoek van een dergelijk online kennisdelingspunt te wensen overlaat. Ook het delen van kennis stoelt hier op vertrouwen. Daarom, zo kwam bij een aantal gesprekken naar voren, zou een informatiemakelaar of verbindingsofficier, door actief kennis en mensen aan elkaar te koppelen, hier een goede rol kunnen vervullen. Sommigen waarschuwen voor (bestuurlijke) drukte indien dit resulteert in allerhande bovenlokale overleggroepjes of zelfs een bovenlokale organisatie. Een initiatief deed de suggestie een stagebank op te zetten voor vrijwilligers zodat zij elders met projecten van andere initiatieven kunnen meedraaien, om op die manier maximaal kennis (wederzijds) te ontwikkelen. Sommige initiatieven vinden ondersteuning in de communicatie vanuit de regio waardevol. Er moet meer aandacht zijn voor goede voorlichting en bewustwording over het belang van duurzaamheid/duurzame energie. Bovendien is bij burgers en bedrijven soms gebrek aan vertrouwen in het oerwoud van allerhande aanbieders. Er werd de suggestie gedaan voor een keurmerk voor duurzame energie coöperaties, zodat burgers het kaf van het koren kunnen onderscheiden en met vertrouwen producten en diensten kunnen afnemen via de lokale coöperatie. Samenwerken projectmatig Een aantal initiatieven geeft aan dat na de eerste energieke activiteiten, bijvoorbeeld het eerste zonnepanelenproject, de energie een beetje wegebt. Er is behoefte aan steeds nieuwe projecten, maar hoeveel kun je vragen van vrijwilligers qua inzet en tijd? En wat kun je inhoudelijk aan? En hoe organiseer je projecten die schaalgrootte vragen en meer risico’s met zich meebrengen ? Regionaal samenwerken biedt dan mogelijk een oplossing. Dit moet van onderwerp tot onderwerp bekeken worden met een eigen projectplan en investeringsplaatje. Anderen herkennen zich niet in het wegzakken van energie en enthousiasme. Er vindt veel activiteit plaats vanuit werkgroepen. Er is zoveel wat kan worden opgepakt, ook zaken voor de langere termijn, zoals wind of energieneutraal bouwen. Daarvoor is het vooral belangrijk kennis uit te wisselen met andere coöperaties, niet zozeer door gezamenlijk projecten te draaien, maar door het geleerde elders met de eigen mensen lokaal toe te passen. Het zelf ontdekken levert toch het meeste
op. Mensen moeten uiteindelijk ook op de lokale kartrekkers kunnen terugvallen. Het wordt lastig als dit iemand van buiten het initiatief is. Samenwerken bedrijfsvoering Een initiatief gaf aan vooral alles zelf te willen ontdekken, juist daar zit ook de kennisontwikkeling, daar ontstaat lokale binding. Mensen willen ook graag zelf aan de lat staan, bijvoorbeeld als het gaat om te onderzoeken hoe het zit met BTW-voordeel. Of voor het inrichten van een administratie, immers bij een minimaal aantal leden is een Excelbestand voldoende voor ledenadministratie. Kennis haal je in hun optiek pas elders, als het echt niet anders kan. Anderen zien samenwerken juist als mogelijkheid om de leuke dingen lokaal te doen, en de minder leuke dingen, zoals bedrijfsadministratie, verzekeringen, het onderhouden van de website, de financiële verslaglegging regionaal te regelen. Dit moet je vanaf het begin professioneel aanpakken, anders kom je tijdens een fase van groei in de problemen en gaat het tegen je werken, kan het zelfs de groei afremmen. Hoewel burgers soms begrip hebben voor vrijwilligers, gaan zij gaandeweg toch steeds meer professionaliteit vragen, bijvoorbeeld bij de afwikkeling van de ledenadministratie of informatievoorziening bij een PV project, e.d. Door te investeren in een goede bedrijfsvoering kun je vrijwilligers maximaal ontlasten en faciliteren. De vergelijking werd gemaakt met de ledenadministratie van een hockeyclub, mogelijk gemaakt door een informatiepakket aangeboden door de KNHB. Daarbij is het geen kwestie van centraal organiseren, maar regionaal vanuit de achterkant faciliteren, met oog voor lokale gezichten en de eigen identiteit. Sommige initiatieven voelen wel wat voor een cafetariamodel waarbij er een standaard regionaal aanbod wordt geboden, vooral gericht op netwerken/kennisdelen, bedrijfsvoering en communicatie, met optioneel uitbreiding naar meer af te nemen diensten. Daarbij zouden lokale initiatieven medeeigenaar kunnen zijn de regionale entiteit, danwel zou de regionale entiteit een zelfstandige coöperatie/entiteit kunnen zijn. Binnen het standaard aanbod denkt men aan ledenadministratie, financieel beheer, website & communicatie. Als uitbreiding kun je denken aan een gezamenlijk energiecontract (wederverkoop), grootschalig PV project, gezamenlijk collectief salderen projecten, energiebesparingsproducten, etc. Lobby en belangenbehartiging Een aantal initiatieven ziet vooral een rol voor regionaal samenwerken in de lobby naar de provincie. Immers, de provincie wil graag een centraal aanspreekpunt voor initiatieven in de regio, bijvoorbeeld op de schaal van Oost Brabant. Een initiatief geeft aan dat het beter is dit voor geheel Noord-Brabant te organiseren. Door krachtenbundeling is de kans groter dat middelen vanuit de provincie voor de initiatieven ter beschikking komen. Daarnaast is lobby op wet- en regelgeving ten gunste van betere condities voor lokale duurzame energieprojecten nodig op landelijke en Europese schaal. E-decentraal wordt in dit verband ook genoemd. Belangrijkste conclusies Kijkend naar bovenstaande zijn er met betrekking tot het vervolg van het SRE netwerk twee sporen te identificeren. Spoor 1: Alles lokaal, tenzij het regionaal beter kan. Deze initiatieven willen liefst zoveel mogelijk met lokale mensen een lokaal aanbod ontwikkelen en alle zaken die daarbij horen lokaal organiseren. Het lokale gezicht en de lokale binding maakt juist het succes van deze initiatieven. Regionaal is het belangrijk te netwerken, maar dat hoeft niet perse periodiek te zijn. Kennisdeling is gewenst, maar dan vooral om daarmee het eigen lokale aanbod zelf te kunnen ontwikkelen. De bedrijfsvoering, projecten en communicatie wordt zo lang als mogelijk
zelf lokaal, via lokale spelers, ingevuld. Autonome groei gaat langzaam en met vallen en opstaan. Wel ziet deze groep over het algemeen het belang van (boven)regionale lobby. Gevaar van deze aanpak is dat door kleinschaligheid en vriendenclubbenadering de echte successen uitblijven, zaken te amateuristisch worden aangepakt (ook als de leden meer kwaliteit gaan eisen) en het schip begint te kraken. Mogelijk voordeel is dat vanuit lokale binding autonome groei juist gestaag doorzet en dat het initiatief tegen een stootje kan bij tegenslagen, door lokaal commitment. Spoor 2: Lokaal versnellen door regionaal krachten te bundelen. Deze initiatieven willen lokaal een breed aanbod ontwikkelen met projecten die het verschil kunnen maken, door de krachten regionaal te bundelen. En zij geloven dat serieuze groei vooral mogelijk is bij het professioneel inrichten van de bedrijfsvoering en bedrijfsprocessen. Daarbij vooral op de achtergrond regionaal samenwerken, de frontoffice altijd lokaal invullen. Netwerken en kennis uitwisselen moet je professioneel laten faciliteren en dit vraagt commitment, ook financieel. Op regionale schaal kun je door deskundige mensen uit te wisselen, projecten samen te realiseren en bedrijfsvoering aspecten gezamenlijk te regelen, je aanbod professionaliseren. Je ontlast hiermee vrijwilligers van “ballast”, waardoor zij zich maximaal kunnen richten op concrete projecten voor energieproductie en –besparing. De groei versnelt door naast vrijwilligerswerk ook een aantal zaken door professionals te laten regelen. Ook de lobby wordt belangrijk gevonden in deze stroming. Een mogelijke bedreiging van deze aanpak is dat lokale binding verloren gaat, mensen zich niet meer in het initiatief herkennen en grotere projecten daardoor uiteindelijk niet uit de verf komen. Mogelijk voordeel is dat door krachtenbundeling meer meters gemaakt kunnen worden, met energieprojecten met impact, vertaalt in ‘echt’ voordeel voor de leden, waardoor de sneeuwbal alsmaar groter wordt. Vervolg Wij hebben met bovenstaande conclusie duidelijk proberen te maken welke twee stromingen er zijn, zonder hierin te praten in goed en slecht. Ons verzoek is ter voorbereiding op de bijeenkomst in januari op basis van deze stromingen binnen het bestuur en met de achterban de discussie te voeren bij welke stroming uw initiatief het beste past. En welke concrete vervolgstappen uw coöperatie ziet. Hierdoor kan tijdens de bijeenkomst efficiënter toegewerkt worden naar een vervolg van het bestaande netwerk, in een vorm, met een snelheid en met een ambitie die past bij een substantiële groep initiatieven, hopelijk ook de uwe. Op basis van de gevoerde gesprekken wordt de volgende paradox onderscheiden: “groot zijn” (voor efficiëntie, professionaliseren en ontzorgen) en tegelijk “klein zijn” (voor binding en grote lokale dichtheid). Verder wordt op basis van de gevoerde gesprekken heel duidelijk dat de mate waarin initiatieven willen samenwerken onder meer afhankelijk is van de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren. Prille initiatieven willen veelal zelf exploreren, gevorderde initiatieven willen in meer of mindere mate taken in samenwerking uitvoeren. Voorstel: Concreet wordt voorgesteld, onder voorbehoud van het verkrijgen van de benodigde middelen (ruimte, menskracht en financiën (inclusief subsidieverstrekkers)), te komen tot een expertisecentrum: -
Dat in elk geval 4x per jaar een netwerkbijeenkomst organiseert voor alle energiecoöperaties in Zuidoost Brabant Dat in 2014 gaat onderzoeken of, hoe en welke bedrijfsvoeringstaken (o.m. telefoon, ledenadministratie, communicatie) door twee of meerdere energiecoöperaties in Zuidoost Brabant samen kan worden opgepakt
-
Dat in 2014 gaat onderzoeken of, hoe en welke projecten (o.m. wederverkoop, collectieve inkoop zonnepanelen, collectief salderen PV) door twee of meerdere energiecoöperaties in Zuidoost Brabant samen kan worden opgepakt
Uitgangspunt hierbij is en blijft volledige autonomie voor de verschillende lokale energiecoöperaties, die met een eigen gezicht lokaal verankerd zijn in hun gemeente(n), die volledig zelfstandig kunnen beslissen, maar waarbij ook beseft wordt dat samenwerken achter de schermen ook een kwestie is van geven en nemen.