NEDERLAND
1.
Secundair onderwijs in Nederland Voor het secundair onderwijs in Nederland onderscheidt men drie mogelijkheden :
1.1
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) (pre-university education). Studieduur : 6 jaar. Leeftijd : 12-18 jaar.
1.2
Hoger Algemeen Vormend Onderwijs (HAVO) (Senior General Secundary Education). Studieduur : 5 jaar. Leeftijd : 12-17 jaar.
1.3
Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO). Studieduur : 4 jaar. Leeftijd : 16-20 jaar.
2.
Hoger Onderwijs in Nederland Het hoger onderwijs in Nederland sluit aan bij het eindniveau van het secundair onderwijs. Dit hoger onderwijs omvat het : * Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) (Vocational Higher Training). * Wetenschappelijk Onderwijs (WO) (University Education). * Open Hoger Afstandsonderwijs. Elke opleiding in het hoger onderwijs wordt geregistreerd in het z.g. Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. Het Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dat gevestigd is in Zoetermeer, is verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en de bekendmaking van het register en het verstrekken van informatie dienaangaande.
3.
Instellingen in Nederland die ingenieurs opleiden Ingenieurs worden in Nederland opgeleid aan twee soorten onderwijsinstellingen, met name aan : * *
de universiteiten; de HBO-instellingen of hogescholen.
Nederland 1
4.
Universiteiten Nederland heeft dertien universiteiten. Ze verstrekken wetenschappelijk onderwijs en doen ook aan wetenschappelijk onderzoek. Men onderscheidt: * * *
negen rijksuniversiteiten : Delft, Eindhoven, Twente, Groningen, Wageningen, Leiden, Maastricht, Rotterdam en Utrecht; drie bijzondere universiteiten : Amsterdam, Nijmegen en Tilburg; een gemeentelijke universiteit : Amsterdam.
De opleidingen worden er zowel voltijds als deeltijds gegeven. In het Wetenschappelijk Onderwijs (dus aan de universiteiten) kan men kiezen uit ruim 200 opleidingen. De maximale opleidingsduur bedraagt zes jaar. Elke opleiding in het WO bestaat uit een propaedeutische fase (z.g. kandidatuur) en wordt afgesloten door een doctoraal examen. Universiteiten in Nederland verzorgen ook twee categorieën van voortgezette opleidingen, met name: de eerste graad lerarenopleidingen en de postdoctorale beroepsopleidingen. Afgestudeerden die met goed gevolg het doctoraal examen hebben afgelegd hebben recht om één van de volgende titels te voeren: * ingenieur (ir) : voor afgestudeerden van de TU's en de landbouwuniversiteit (zie verder); * meester (mr) : voor afgestudeerden op het gebied van het recht; * doctorandus (drs) : voor andere afgestudeerden. Op de basisopleiding volgt het doctoraat. Doctoreren is in Nederland enkel mogelijk aan een universiteit. 4.1
Welke universiteiten leiden ingenieurs op? Van de dertien universiteiten leiden er vijf ingenieurs op. Tot deze vijf universiteiten behoren : * drie technische universiteiten (TU's) : Delft (de oudste), Eindhoven en Twente (Enschede); * twee "speciale" universiteiten (dit zijn geen TU's) : Wageningen (landbouwuniversiteit) : bioprocestechnologie en voedingstechnologi e; Groningen : toegepaste chemie, toegepaste fysica en toegepaste mechanica. Het doctoraal examen (eindexamen) leidt aan deze universiteiten tot de graad en de titel van ingenieur. De titel wordt afgekort door "ir". Enkel een VWO-opleiding geeft toegang tot de universiteit.
4.2
De "ir" opleiding in Nederland (MSc) In de internationale context wordt door het Nederlands Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de titel van ingenieur (ir) gelijkgesteld aan "Master of Science in Engineering". Dit is voor de Nederlandse "ir's" een vereiste om te kunnen doctoreren. De opleidingsduur voor de universitaire graad van ingenieur werd in de loop der jaren enkele keren gewijzigd. Voor 1982 bedroeg de studieduur vijf tot zes jaar. Dit was de Nederland 2
normaal voorgeschreven periode. Gelet op het Nederlands examensysteem, was de werkelijke afstudeerperiode voor de meeste studenten gelegen tussen 5,5 jaar en 7,5 jaar. Financiële redenen dwongen het Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappe n, om vanaf 1982, de opleidingsperiode voor ingenieurs (ir's) uniform te brengen op vier jaar. Na heel wat discussies en onder de druk van de industrie, mede in het licht van de internationalisering van het hoger onderwijs, werd met ingang van het academiejaar 1995-1996 de opleidingsduur uniform gebracht op vijf jaar. Niet onbelangrijk valt te vermelden dat het Ministerie van Onderwijs op deze nieuwe regeling pas inging nadat de TU's in hun studiecurriculum ook "niet-technische vakken" hadden opgenomen. De opname van vakken, zoals economie en ethiek van de techniek, zijn daarvan een voorbeeld. Overigens werd in de opleiding ook meer tijd voorzien voor het zogenaamde Master's project (afstudeerwerk of thesis). In het nieuw curriculum van de Nederlandse ir's zit dus voortaan ook de voorbereiding van het Master's project (periode van zes tot tien maanden). Voor de meeste faculteiten is een stage van enkele weken in de industrie verplicht. Sinds 1991 verminderde het aantal eerste jaars inschrijvingen aan de TU's. Voor het academiejaar 1990-1991 telde men 6.150 eerste jaars studenten ingenieur. Voor het academiejaar 1994-1995: 5.062. In 1995 waren er ook ongeveer 10% van de afgestudeerden die doctoreren.
5.
"HBO-instellingen" in Nederland Nederland telt zestig instellingen voor Hoger Beroeps Onderwijs. Ze bieden theoretische en praktische opleidingen aan die voorbereiden op de beroepspraktijk. Zesentwintig instellingen leiden ingenieurs (ing) op. De opleidingen zijn zowel voltijds als deeltijds. In een hogeschool zijn er meestal verschillende soorten onderwijs aanwezig. Het HBO kent zeven sectoren: 1. hoger technisch onderwijs; 2. hoger agrarisch onderwijs; 3. hoger pedagogisch onderwijs; 4. hoger gezondheid onderwijs; 5. hoger economisch onderwijs; 6. hoger sociaal-agogisch onderwijs; 7. hoger kunstonderwijs. Binnen deze zeven sectoren zijn er ongeveer vierhonderd studiemogelijkheden. Om toegelaten te worden tot de HBO moet men in het bezit zijn van een diploma VWO, HAVO of MBO. HBO-instellingen ontstonden enkele jaren geleden na fusies van verschillende scholen. De studieduur bedraagt vier jaar. De maximale inschrijvingsduur voor een voltijdse opleiding bedraagt zes jaar, waarvan maximaal twee jaar in de propaedeutische fase, d.w.z. het eerste deel van de studie. De opleiding is voltooid na het afleggen van het afsluitend examen aan het einde van het vierde jaar. Er zijn ook tussentijdse examens, de zogenaamde tentamens. De afgestudeerden in de techniek en de landbouw en natuurlijke omgeving krijgen, na met goed gevolg het examen te hebben afgelegd, de titel van ingenieur. Deze titel Nederland 3
wordt afgekort door "ing". De afgestudeerden van de overige HBO-opleidingen krijgen de titel baccalaureus (bc). Vanaf het academiejaar 1994-1995 konden studenten zich niet meer rechtstreeks inschrijven aan een hogeschool. Er geldt dezelfde procedure als voor een inschrijving aan een universiteit, namelijk via een systeem van centrale aanmelding en loting. Wanneer blijkt dat de belangstelling voor een opleiding groter is dan de opleidingscapaciteit, beslist het lot.
5.1
De opleiding van ingenieur in het HBO Negenentwintig HBO-instellingen leiden ingenieurs op. Hun titel wordt afgekort door "ing". De studieduur bedraagt vier jaar. HBO-instellingen die ingenieurs opleiden worden ook wel eens "technische hogescholen" genoemd. Deze "technische hogescholen" ontstonden uit de fusie van "Hoger Technische Scholen" (HTS). De oorsprong van de HTS gaat terug tot de "Middelbare Technische Scholen" (MTS). De eerste MTS werd in 1910 in Utrecht opgericht. Dit gebeurde met subsidie van de Overheid, die destijds een groot belang hechtte aan de opleiding van geschoolde technici. De oprichting van de eerste MTS was niet zo evident. Ook in Nederland weet men wat discussiëren is. Aan de oprichting van de eerste MTS te Utrecht gingen tien jaar besprekingen vooraf! Begin der jaren zeventig werden de meeste "MTS-en" omgedoopt tot "HTS-en". Daarna volgde, zoals reeds gezegd, de fusie binnen een nieuwe structuur van de HBO. In Nederland is de industrie echter (nog) niet overal vertrouwd met de nieuwe benaming. "HBO-ing's" worden er nog vaak "HTS-ers" genoemd. Het aantal studenten ingenieur (HBO) steeg van 50.000 (1989-1990) tot 56.000 (19931994). Daarvan zijn er circa 8% deeltijdse studenten. Het aantal afgestudeerde ingenieurs steeg van 7.400 (1988-1989) tot 9.600 (1992-1993).
Het aantal studenten ingenieur aan de Nederlandse universiteiten bedraagt circa de helft van het aantal HBO-ingenieur-studenten. De universiteiten telden in 1990-1991 circa 25.000 ir-studenten, een aantal dat in 1994-1995 daalde tot circa 22.600.
6.
Vergelijkende studie opleiding "ing" in Nederland en in Vlaanderen Voorafgaandelijk willen we opmerken dat het niet de bedoeling is om hier een gedetailleerde studie af te drukken met betrekking tot het aantal lesuren, lesprogramma's, enz. Voor de HBO-ingenieur (ing) duurt de opleiding vier studiejaren. Bij wijze van voorbeeld bespreken we de opleiding van de elektrotechnisch ingenieur van de Hogeschool van Amsterdam. De Hogeschool van Amsterdam ontstond begin 1993 uit een fusie van een gelijknamige HBO-instelling (afgekort HvA) en de Algemene Hogeschool Amsterdam. De Nederland 4
fusiehogeschool van Amsterdam (HVA) omvat vijf faculteiten en circa 17.000 studenten. Deze faculteiten zijn : * * * * *
faculteit Economie en Informatie; faculteit Gezondheidszorg; faculteit Onderwijs en Opvoeding; faculteit Sociaal Agogische Dienstverlening; technische en Maritieme Faculteit.
Elke faculteit bestaat uit afdelingen die op hun beurt een aantal opleidingen (studierichtingen) bevatten. Als voorbeeld van studierichting nemen we de opleiding Elektrotechniek, leidend tot de graad van Elektrotechnisch Ingenieur (ing). Deze opleiding behoort tot de Technische en Maritieme Faculteit (TMF). Samen met de Hogere Informatica Opleiding (HIO) vormt ze de afdeling Elektrotechniek en Informatica (E&I). De opleidingen Elektrotechniek en Hogere Informatica zijn vrijwel even groot en hadden in 1995-1996 tezamen ongeveer 830 studenten. De opleiding Elektrotechniek heeft een basisprogramma (kernprogramma) van anderhalf jaar, waarna uit drie specialisaties (afstudeerrichtingen) kan worden gekozen : * energietechniek (ET); * informatietechniek (IT); * technische computerkunde (TCK). De stageperiode valt aan het begin van het derde jaar en duurt vijf maanden. Na deze stage kan men nog kiezen voor de specialisatie Bedrijfskunde.
Voor studenten met een MTS-vooropleiding is het mogelijk de opleiding Elektrotechniek in drie jaar af te ronden. Alle studie-onderdelen in het leerplan Elektrotechniek worden in één blok (± 10 weken, in werkelijkheid acht weken) afgerond. De periode van de "blokken" zag er voor 1995-1996 als volgt uit. Eén jaar = 4 blokken.
Blok 1
Periode 28 sept. '95 - 6 nov. '95
Aantal weken 8 weken
2
6 nov. '95 - 15 jan. '96
8 weken
3
15 jan. '96 - 25 maart '96
8 weken
4
9 april '96 - 3 juni '96
8 weken
Kerstvakantie = 2 weken Paasvakantie = 2 weken 8 juli '96 = begin van de vakantie
Nederland 5
Algemene structuur voor de reguliere opleiding propaedeuse
hoofdfase
jaar 1
jaar 2
jaar 3
jaar 4 afstudeer-opdracht
stage kernprogramma
specialisatie
Propaedeuse (Gr), propaideuoo = "ik geef vooropleiding" = voorbereidend onderwijs tot de hoofdfase-onderwijs Blokken 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12
jaar 1 jaar 2 GEMEENSCHAPPELIJK ET PROGRAMMA IT TCK
kernprogramma
13 14 15 16 jaar 3
S T A G E
jaar 4 AF STU DEER OP DRACHT
ET IT TCK
specialisatie
In het eerste jaar worden de vakken globaal ingedeeld in vier groepen.
7.
1.
theoretische vakken : wiskunde en elektrische netwerken;
2.
technische vakken : elektronica, digitale technieken en programmeren;
3.
beroepsvoorbereiding : taalvaardigheid, technisch Engels, werkplaats en projecten;
4.
practica : elk technisch vak wordt ondersteund door een practicum, per blok worden twee practica gegeven.
Werkvormen De volgende werkvormen worden onderscheiden: 1. h = hoorcollege, waarbij het accent ligt op de "éénrichting" van docent naar student; 2. w = werkcollege, waarbij de studenten werken aan opdrachten onder begeleiding van een docent; 3. p = practicum = praktisch werk; 4. g = groepswerk = werken in kleine projectgroepen, waarbinnen taakverdeling plaatsvindt. Nederland 6
Een groep bestaat uit tien tot vijftien studenten. Hoorcolleges worden aan vier groepen studenten tegelijkertijd aangeboden. Werkcolleges worden aan twee groepen studenten tegelijkertijd aangeboden. Practica: aan een of twee groepen. Projecten: bestaan uit zes tot acht studenten. Hoor-werkcolleges = één lesuur (van 45 minuten) hoorcollege en twee uren werkcollege. Op een hoorcollege wordt de theorie door de docent aangeboden. Op een werkcollege oefenen de studenten met de leerstof. Practica behoort bij de technische vakken. Voor practica geldt een aanwezigheidsplicht. "Lesuur": dit staat voor een periode van 45 minuten. De lessen zijn veelal geroosterd in de vorm van "blokuren" van anderhalf uur. 8.
Stage en afstudeeropdracht Stage en afstudeeropdracht duren tezamen netto één vol studiejaar (25% van de opleiding). De stage vangt aan bij het begin van het derde jaar en duurt 100 werkdagen (5 maanden). Na de stage wordt de kennis van de specialisatie verder uitgediept. De afstudeeropdracht heeft een omvang van ongeveer 100 werkdagen en wordt bij een bedrijf uitgevoerd. Een schriftelijk verslag wordt samengesteld en een mondelinge presentatie wordt verzorgd. Een afstudeerstage verschilt van een praktijkstage. Bij een stage is het mogelijk een aantal verschillende werkzaamheden te verrichten zonder aan één duidelijk project te werken. De afstudeeropdracht moet een duidelijk afgebakend geheel zijn. Bij een standaard studietempo zal de afstudeerperiode kunnen beginnen na blok 14, d.w.z. na blok 2 van het vierde studiejaar. De afstuderenden worden geacht zelf een afstudeerbedrijf te vinden. De student ontvangt een map met daarin de namen en contactpersonen van bedrijven. Het afstudeerwerk wordt op drie onderdelen beoordeeld : 1. de praktische uitvoering; 2. de mondelinge presentatie; 3. het afstudeerverslag. Stagevergoeding : (is geen recht). Meestal ontvangt de student van het bedrijf een vergoeding tussen HFL 250,- en HFL 500,- per maand (4.500,- BEF tot 9.000,BEF/maand).
9.
De opleiding van industrieel ingenieur in België De opleiding van industrieel ingenieur (Ing.) in België gebeurt aan een hogeschool. Sinds de fusie van hogescholen (1995) worden de opleidingen verstrekt aan departementen (in Nederland faculteit genoemd). De opleiding van industrieel ingenieur gebeurt aan het departement Industriële Wetenschappen en Technologie (IWT).
Nederland 7
9.1.
Organogram Het onderwijs in België wordt als volgt georganiseerd:
Voorschools onderwijs Lager onderwijs 4 niveaus Secundair onderwijs Hoger onderwijs 0 Universiteit : Academisch onderwijs 0 Hoger onderwijs van 2 cycli : Academisch niveau * Handelswetenschappen en bedrijfskunde - Licentiaat en handelsingenieur * Industriële wetenschappen en technologie - Industrieel ingenieur (* Nautische wetenschappen - Licentiaat) * Architectuur - Architect en Interieurarchitect * Biotechniek - Industrieel ingenieur * Toegepaste taalkunde - Licentiaat * Produktontwikkeling - Licentiaat * Muziek en dramatische kunst - Meester * Audiovisuele en beeldende kunst - Meester 0 Hoger onderwijs van 1 cyclus
9.2.
Opleiding van industrieel ingenieur Toelatingsvoorwaarden : diploma van secundair onderwijs. Opleidingsduur : vier jaar. 1E en 2E jaar : polyvalente studies leidend tot de graad van kandidaat industrieel ingenieur. 3E en 4E jaar : studies leidend tot de graad van industrieel ingenieur "in de ..." (inbegrepen: bedrijfscontacten, eindwerk).
9.3.
Studietijd Per week worden minimum 27 lestijden van 60 minuten georganiseerd. Een academiejaar telt 28 effectieve lesweken of 756 lestijden (hoorcolleges, laboratoria, werkzittingen) van 60 minuten. Om als regelmatig student het academiejaar te volgen is de student verplicht aan alle onderwijsactiviteiten deel te nemen.
Nederland 8
9.4.
Bedrijfscontacten en eindwerk Tijdens de studieperiode worden er een aantal bedrijfsbezoeken georganiseerd. Daarnaast is er (meestal tijdens de vakantie) voor de laatstejaarsstudenten een bedrijfscontact voorzien van tenminste vier weken in een bedrijf, een lab, een studiebureau of een openbare dienst. Dit bedrijfscontact heeft als doel de bedrijfsrealiteit in de gekozen studierichting en het toekomstige beroepsleven nader te leren kennen. Meestal wordt in deze periode de grondslag gelegd voor een eindverhandeling die voor een jury uit de industrie moet worden verdedigd. Het eindwerk wordt door de laatstejaarsstudent uitgevoerd onder begeleiding van promotoren uit de hogeschool en de industrie.
10.
Vergelijking opleiding ing Nederland - België
1. Lestijden (60 min.)
Totaal 2. Stage 3. Afstudeerwerk
1ste jaar 2de jaar 3de jaar 4de jaar
ING. Nederland (vb. HvA)
ING. Vlaanderen
600 582 300 300 1782 100 werkdagen 100 werkdagen
756 784 840 728 3108 min. 4 weken 10 studiepunten * (uitvoering in de loop van het 4de jaar)
* 1 studiepunt komt overeen met 25 tot 30 uur Uit deze tabel zien we dat het aantal lesuren voor de opleiding van industrieel ingenieur beduidend hoger ligt t.o.v. de HBO-ingenieur (3.100 t.o.v. 1.780). Een gelijkstelling van beide opleidingen gaat bijgevolg niet op. Het Nederlands Ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt de HBOingenieursopleiding gelijk met de Bachelor of Science in Engineering. De industrieel ingenieur heeft echter dezelfde afkorting voor zijn titel als de HBO-ingenieur. Al is de opleidingsduur (in jaren uitgedrukt) voor beide ingenieurstypen dezelfde, de "studieinhoud" en de wetenschappelijke benadering van de opleiding zijn voor beide zeer verschillend. De opleiding van HBO-ingenieurs kan men vergelijken met de waardevolle opleiding van het één cyclus onderwijs (technisch graduaat) in Vlaanderen. Het opleidingsniveau van de industrieel ingenieurs in Vlaanderen ligt hoger dan deze tot BSc in Engineering (het equivalent van de HBO-ingenieur).
Nederland 9