Nationaal versus Internationaal Nieuws Het Financieele Dagblad & Wall Street Journal met elkaar vergeleken
Doctoraalscriptie Communicatiewetenschap Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
___________
Auteur : Madelon Peso (9919899) Begeleider : dr. ir. M.A.A.M. Leenders Datum : 17-07-2006
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Voorwoord
Om de bijzondere betekenis van dit sluitstuk van mijn studie Communicatiewetenschap aan te duiden, wil ik bij deze mijn dank uitspreken aan de personen die van grote waarde zijn geweest in mijn studietijd. Dit zijn zonder twijfel mijn ouders, Mandika en Milko, die voor mij een belangrijke plaats in mijn leven innemen en ook een belangrijke rol hebben gehad gedurende mijn studietijd aan de Universiteit van Amsterdam. De onvoorwaardelijke steun die zij mij steeds gaven in alles wat ik deed en nog steeds doe, het ‘luisterend oor’ dat zij voor mij waren en te allen tijde het ‘ouderlijk adviesorgaan’ vormden, waarvoor mijn bijzondere dank en waardering. In deze dankbetuiging wil ik ook graag mijn broer, Frano, noemen, die als onderdeel van ons hechte gezin hierin ook een groot aandeel had en zo nu en dan een oudere ietwat betweterige zus te verduren heeft (gehad). Graag zou ik, uit respect en waardering, deze doctoraalscriptie daarom aan hen opdragen. Tot slot wil ik tevens van deze gelegenheid gebruik maken om ook mijn begeleider, Mark Leenders, te bedanken voor de opbouwende kritieken, zonder welke dit resultaat niet tot stand was gebracht. Uiteindelijk is dit werk voor mij weer een leerweg geweest (het houdt nooit op!), waarop ik zonder meer met een zeer tevreden en voldaan gevoel terugkijk. Veel plezier met lezen!
Madelon Peso
2
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ……………………………………………………………………….. 6 1.1 Probleemstelling ……………………………………………………………. 8 1.2 Aanpak …………………………………………………………………….... 8 1.3 Relevantie …………………………………………………………………... 8 1.4 Opbouw van het onderzoeksverslag ……………………………………... 9
2. FINANCIËLE MEDIA EN KOERSEN …………………………………………. 10 2.1 Rol van financiële media …………………………………………………... 10 2.1.1 Communicatie-, informatie- en aandachtsmarkt …………………………. 11 2.1.2 Dual product market ………………………………………………………… 11 2.1.3 Advertentie-inkomsten ……………………………………………………… 12
2.2 Koersen ……………………………………………………………………… 14 2.3 Relatie tussen financiële media en koersen …………………………….. 15 2.3.1 Beleggers en nieuws …………………………………………………………….. 15 2.3.2 Efficiënte Markt Hypothese …………………………………………………. 16
3. NATIONAAL EN INTERNATIONAAL NIEUWS ……………………………… 19 3.1 Home Bias theorie ………………………………………………………….. 19 3.1.1 Informatie-asymmetrie ………………………………………………………. 20 3.1.2 Bekendheid (Familiarity) …………………………………………………….. 22
3.2 Schematische weergave …………………………………………………… 24
3
Nationaal versus Internationaal Nieuws
4. METHODE ………………………………………………………………………… 29 4.1 Steekproef …………………………………………………………………… 29 4.1.1 Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal …………………….. 29 4.1.2 Amsterdam Exchange Index (AEX) ……………………………………….. 30
4.2 Operationalisatie van de variabelen ……………………………………… 35 4.2.1 Toon van het artikel …………………………………………………………. 35 4.2.2 Grootte van het artikel ………………………………………………………. 36 4.2.3 Plaats van het artikel ………………………………………………………… 37 4.2.4 Koersverandering van de AEX-fondsen …………………………………… 38
5. RESULTATEN .............................................................................................. 39 5.1 Beschrijvende statistieken ………………………………………………… 39 5.1.1 Toon van de artikelen ………………………………………………………. 40 5.1.2 Grootte van de artikelen ……………………………………………………. 43 5.1.3 Plaats van de artikelen ………………………..……………………………. 47
5.2 Experimentele statistieken ………………………………………………… 50 5.2.1 Correlatieanalyse ……………………………………………………………. 51 5.2.2 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van artikelen over AEX-fondsen en de koersverandering van deze fondsen ………………. 54 5.2.2.1 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en de koersverandering van deze fondsen ………………………. 56 5.2.2.2 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van alle artikelen over AEX-fondsen en de koersverandering van deze fondsen …………………………………………………… 57
4
Nationaal versus Internationaal Nieuws
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .........................................…………. 61 7. LITERATUURLIJST ...............................................................................….. 66 8. BIJLAGEN ..............................................................................................….. 69
5
Nationaal versus Internationaal Nieuws
1. Inleiding In september 2000 bereikte de AEX een hoogtepunt en stond op 700 punten. Dat waren nog eens florerende tijden. Maar wat nu, nu de AEX na geruime tijd onder de 400 te hebben gestaan, maar moeizaam lijkt te stijgen. Zien we die 700 ooit nog eens terug of wordt het een scenario waarin we nog decennialang terugkijken op het ooit bereikte hoogtepunt? Een deel van de beursmalaise is te wijten aan de economische groeivertraging, maar ook een niet onbelangrijk deel van de koersdaling is veroorzaakt door dramatische gebeurtenissen die als belangrijk en groot nieuwsitem aan de orde kwamen. De terroristische aanslag in de Verenigde Staten op 11 september 2001 is een van deze gebeurtenissen. Na deze aanslag volgde de ene na de andere sombere en negatief gestemde publicatie over dit drama en ontelbare nieuwsberichten kwamen naar buiten over de negatieve effecten die het had op de maatschappij en de economie. De sombere aard van de nieuwsberichten creëerde een negatieve stemming onder het publiek en onder beleggers in het bijzonder. Dit weerspiegelde zich dan ook in een drastische daling van de koersen. In de jaren daarna is in het herstel van de beurzen de AEX flink achtergebleven bij de Wereld Aandelen Index. Dit komt voornamelijk omdat er in Nederland een aantal schandalen in de financiële wereld en andere beursdrama’s hebben plaatsgevonden. Ahold heeft bijvoorbeeld voor de nodige commotie gezorgd op de beurs nadat informatie over de ‘niet geheel correcte’ boekhouding van dit bedrijf bekend werd en in het nieuws kwam. Doordat beleggers op dit nieuws reageerden door massaal de aandelen van dit fonds in de verkoop te gooien, daalde de prijs van het aandeel Ahold enorm. Het zo stabiele aandeel veranderde ineens in een aandeel dat nog maar weinig waard was. Ook een zeer bekend drama dat voor veel onrust zorgde op de beurs is de zogenoemde ‘new economy’ die in 1999 uit de grond popte. Er ontstond een enorme hype rondom een aantal internet- en IT-achtige bedrijven zoals UPC, Versatel en KPNQwest, die voor een flinke koersstijging, maar ook weer voor een net zo drastische koersdaling zorgden. Door een overvloed aan lovende publicaties en nieuwsberichten met allerlei goede toekomstverwachtingen rondom deze bedrijven stegen de koersen eerst fors. UPC had een grotere beurswaarde dan bijvoorbeeld een bedrijf als Unilever en dat zonder enige winst te maken. Positieve en goede nieuwsberichten over deze sector volgden elkaar steeds weer op. Totdat na enige tijd deze bedrijven failliet bleken en de euforie omsloeg in een drama. Ineens bleken de zo succesvolle bedrijven niets meer waard te zijn en de aandelen volledig verdampt.
6
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Het schept dan ook geen verbazing dat de waardering van deze fondsen en de AEX destijds nogal kunstmatig was en allesbehalve gebaseerd op werkelijke waarden. Waardoor ontstaat er dan zo’n hype en raken beleggers blind voor de werkelijke waarden? De soms flinke schommelingen in de koersen worden veroorzaakt door de aan- en verkoopbeslissingen van beleggers (Cutler, Poterba, & Summers, 1989). Zij laten zich in hun beslissingen niet alleen leiden door economische verwachtingen, maar ook psychologische mechanismen spelen een rol bij het soms irrationele gedrag van beleggers (Kahneman & Tversky, 1973). Voor een groot deel zijn media hiervoor verantwoordelijk omdat zij selectief nieuws over bedrijven aan het publiek en beleggers presenteren en beleggers op deze informatie reageren door aandelen te aan- en verkopen (Zajonc, 1968a). Immers, informatie uit de media wordt door beleggers als belangrijke informatie beschouwd en is voor hen van grote waarde bij het nemen van hun beleggingsbeslissingen, zij vertrouwen in de regel dan ook op de media (Berry & Howe, 1994). Omdat media selectief nieuws brengen, hebben zij op deze manier een zekere invloed op beleggers die dit nieuws lezen en daarmee ook op het koersverloop (Mitchell & Mulherin, 1994). Echter, het selecteren van nieuws is voor de media ‘part of the job’ alsmede dit nieuws aan hun lezers te presenteren (Andreassen, 1987). Er is derhalve een interessante wisselwerking te zien tussen gebeurtenissen op financiële markten, de media en koersen. De gebeurtenissen op financiële markten vormen voor de media een bron van informatie waarover zij publiekelijk verslag doen en de media beïnvloeden op hun beurt weer, via beleggers, de financiële markten en koersen door het beschikbaar stellen van nieuws. Dit onderzoek richt zich op het effect van nieuws in financiële media op de koersen van beursgenoteerde bedrijven, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het effect van nationaal en internationaal nieuws. Concreet houdt dit in dat er wordt gekeken naar mogelijk aanwezige verschillen in de inhoud en de vorm van de berichtgeving van nationale en internationale nieuwsberichten in respectievelijk Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal. Vervolgens wordt gekeken of er verschil te zien is in de effecten van beide categorieën nieuwsberichten op de koersen van de geselecteerde ondernemingen. De beursgenoteerde bedrijven die onderwerp van dit onderzoek zijn, zijn afkomstig van de Amsterdamse effectenbeurs, de AEX-index.
7
Nationaal versus Internationaal Nieuws
1.1 Probleemstelling Bestaat er een verschil tussen nationaal en internationaal nieuws in relatie tot het verloop van aandelenkoersen van aan de AEX-index genoteerde bedrijven? Dat is de vraag waar dit onderzoek zich op zal richten en de specifieke vraagstelling luidt derhalve als volgt: Is er verschil in de toon, de grootte, de plaats en de effecten van nationale en internationale nieuwsberichten op het koersverloop van de AEX-fondsen?
1.2 Aanpak Reeds bestaande literatuur en theorieën die in dit onderzoek aan bod komen zijn de Efficiënte Markt Hypothese, ook wel Efficiënte Markt Theorie genoemd, en de Home Bias theorie. De gedachte achter de Efficiënte Markt Hypothese is dat nieuws, zodra dit publiekelijk beschikbaar wordt gesteld, direct en zuiver in de koersen is verdisconteerd. De Home Bias theorie stelt dat beleggers voornamelijk in bedrijven van eigen bodem investeren en dus een sterke nationale oriëntatie hebben in hun beleggingsstrategieën. Beleggers vertrouwen wellicht ook meer op nieuws van eigen bodem als het gaat om de bedrijven van eigen bodem. Dit zou een verklaring kunnen bieden voor een mogelijk grotere invloed van nationaal nieuws op de koersen van de ‘eigen’ fondsen. De adverteerdermarkt kan hierbij tevens een relevante rol hebben als het gaat om de vorming van de toon van nieuwsberichten, hierop wordt in het volgende hoofdstuk nader ingegaan. Ten behoeve van dit onderzoek zullen de fondsen genoteerd aan de Nederlandse beurs, de AEX, onderwerp van dit onderzoek zijn en het nationale nieuws in Het Financieele Dagblad met het internationale nieuws in de Wall Street Journal vergeleken worden. De analyse van de nieuwsberichten in genoemde kranten wordt aan de hand van inhoudsanalyse gedaan.
1.3 Relevantie Dit onderzoek heeft twee relevante invalshoeken. Ten eerste tracht het onderzoek meer inzicht te verschaffen in de relatie tussen nieuws en koersverloop. Hierbij wordt de basisgedachte van de Efficiënte Markt Hypothese, dat alle nieuws direct in de koers is verdisconteerd, op een zo
8
Nationaal versus Internationaal Nieuws
nauwkeurig mogelijke wijze getoetst. Indien een directe relatie tussen nieuws en koersverloop aangetoond kan worden is er geen aanleiding om de genoemde hypothese in twijfel te trekken. Ten tweede is dit onderzoek een aanvulling op reeds verricht onderzoek. Onderzoek naar de relatie tussen nieuws en koersen is niet gemakkelijk en eenduidig omdat er niet slechts één variabele “nieuws” bestaat. Verschillende onderzoeken zijn gedaan naar de relatie tussen nieuws en koersen met verschillende definities van de variabele “nieuws”. Een definitie die niet is gemaakt is het onderscheid tussen nationaal en internationaal nieuws. Dit is dan ook voor dit onderzoek aanleiding om te kijken naar een mogelijk aanwezig verschil in de invloed van nationaal en internationaal nieuws op het koersverloop van de AEX-fondsen om reeds bestaand onderzoek met dit gezichtspunt uit te breiden. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het tevens relevant te weten of nationaal nieuws een sterker effect heeft op de koersontwikkeling van de AEX-fondsen. Als dit blijkt ligt er wellicht een taak voor de overheid en het toezichthoudend orgaan Autoriteit Financiële Markten (AFM) om de media in het oog te houden en eventueel beleidsmatige regulering toe te passen, waardoor dramatische gebeurtenissen en mogelijke ‘hype’onderwerpen niet overvloedig onder de aandacht komen en geen onrealistisch beeld vormen bij beleggers. Dit om er uiteindelijk voor te kunnen zorgen dat hoge pieken maar vooral diepe dalen in de economie en op de beurs afgevlakt kunnen worden.
1.4 Opbouw van het onderzoeksverslag In het volgende hoofdstuk wordt de rol van financiële media, het koersgedrag en de relatie tussen beide besproken, alsmede de rol van beleggers in deze. In hoofdstuk 3 wordt verder ingegaan op reeds bestaande literatuur en theorieën die relevant zijn voor dit onderzoek en gaat nader in op de manieren waarop nieuws reeds is en kan worden geselecteerd. Vervolgens komt in hoofdstuk 4 de methode van het onderzoek aan de orde, gevolgd door een weergave van de resultaten en onderzochte relaties in hoofdstuk 5. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met een conclusie.
9
Nationaal versus Internationaal Nieuws
2. Financiële media en koersen In dit hoofdstuk wordt eerst de rol en de functie van financiële media besproken. Daarna zullen koersen en tot slot de relatie tussen financiële media en koersen worden belicht.
2.1 Rol van financiële media Het eerste financiële blad in Nederland, de Prys-Courant der Effecten, werd in 1796 gesticht. Dit is de oudste wortel aan de stamboom van Het Financieele Dagblad, waarvan het eerste nummer op 15 september 1943 verscheen. In de tussenliggende periode ontstonden verschillende financiële bladen die zich geleidelijk weer samenvoegden totdat in 1943 Het Financieele Dagblad ontstond. Tot op de dag van vandaag is Het Financieele Dagblad het enige en onder beleggers en financieel geïnteresseerden gerespecteerde financiële dagblad in Nederland. In de Verenigde Staten heeft de financiële berichtgeving zich ontwikkeld sinds 1882 toen Dow Jones & Company dagelijks handgeschreven nieuwsbulletins, ook wel "flimsies" genoemd, uitgaf voor geïnteresseerden in de omgeving van Wall Street, de omgeving van de beurs. Deze zogenoemde flimsies ontwikkelden zich en resulteerden op 8 juli 1889 in The Wall Street Journal. Aan het einde van de 18e eeuw kwamen derhalve financiële media op gang en zijn tot op heden nooit meer van het toneel verdwenen. Hieruit blijkt dat de behoefte aan deze financiële informatie bij het publiek en beleggers aanwezig was en thans nog is. Media zijn inmiddels niet meer weg te denken uit onze samenleving en sinds de vrijheid van meningsuiting in 1848 in de Grondwet is vastgelegd hebben media ook meer vrijheid om over verschillende onderdelen van de (wereld)samenleving te publiceren. Media hebben hierdoor meerdere functies gekregen, te weten: een informatie-, opiniërings-, expressie-, en kritiekfunctie (Van Zoonen, 1999). Deze vier functies komen in dit hoofdstuk aan de orde en worden ter discussie gesteld. De vier functies verwijzen respectievelijk naar informatieoverdracht, meningsvorming, debat en diversiteit en kritiek danwel beoordeling. Financiële media houden zich bezig met het volgen van de economie in het algemeen en het bedrijfsleven en rapporteren over de gebeurtenissen die zich hierin afspelen. De doelgroep die zij bedienen zijn financieel analisten, beleggers en algemeen financieel geïnteresseerden. Zij onderhouden nauwe contacten met het bedrijfsleven en krijgen onder andere via persbijeenkomsten toegang tot informatie die zij vervolgens publiceren. Financiële media dienen derhalve als schakel tussen het bedrijfsleven en geïnteresseerd publiek. Zij zijn daarom 10
Nationaal versus Internationaal Nieuws
enerzijds afhankelijk van hun lezerspubliek, hieraan ontlenen zij immers hun bestaansrecht, en anderzijds van bedrijven voor het verkrijgen van nieuws. In het kader van hun viervoudige functie kunnen we zeggen dat financiële media hun lezers voorzien van informatie over ontwikkelingen in het bedrijfsleven, waardoor zij bijdragen in het vormen van hun oordeel danwel mening en, omdat hun lezers deze informatie als betrouwbaar en waardevol beschouwen, een ondersteunende of zelfs doorslaggevende rol vervullen in hun financiële beslissingen (Andreassen, 1988).
2.1.1 Communicatie-, informatie- en aandachtsmarkt De communicatie tussen financiële media en het publiek kan in economische termen worden beschouwd als een markt, waarop vraag en aanbod van toepassing zijn. Volgens Van Cuilenburg, Scholten & Noomen betreden bij communicatie zender en ontvanger beiden een zogenaamde communicatiemarkt. Dit begrip is te omschrijven als een markt waarop aanbieders en vragers van communicatieboodschappen elkaar ontmoeten om af te tasten of er iets te verhandelen valt. Een bijzonder gegeven op deze markt is dat een communicatiemarkt uit twee deelmarkten bestaat: een informatiemarkt en een aandachtsmarkt. Op de informatiemarkt vragen de ontvangers, het publiek, informatie en biedt de zender informatie aan in de vorm van een communicatieboodschap. Op deze markt is ‘geld’ het ruilmiddel, de abonnee betaalt immers een bepaalde prijs voor een krant. Op de aandachtsmarkt zijn de rollen tussen zender en ontvanger omgedraaid. Immers, op deze deelmarkt vraagt de zender aandacht van zijn publiek en het publiek biedt die aandacht, al dan niet, aan. Het ruilmiddel op deze markt is ‘aandacht’.
2.1.2 Dual product market Financiële media begeven zich derhalve tegelijkertijd op een informatiemarkt en een aandachtsmarkt. Op de aandachtsmarkt wel op een speciale manier. Volgens Picard (1989) maakt het opereren op twee deelmarkten media tot bijzondere actoren in het economisch verkeer. Hij spreekt namelijk over een dual product market: “In economic terms, media industries are unusual because they operate in what is called a dual product market. They create one product but participate in two separate good and service market. Performance in each market affects performance in the other.” De informatiemarkt is de markt van het mediaproduct (de
11
Nationaal versus Internationaal Nieuws
krant), waar de marketing gericht is op de afzet van informatie bij mediaconsumenten. Op de aandachtsmarkt bieden financiële media access to audiences aan aan adverteerders. Hiermee wordt duidelijk dat op de markt van openbare communicatie vaak drie partijen actief zijn, namelijk het medium, het publiek en de adverteerders. Communicatiemarkten zijn soms uitsluitend een informatiemarkt en soms alleen een aandachtsmarkt, maar heel vaak tegelijkertijd zowel informatiemarkt als aandachtsmarkt. In welke mate bij een bepaalde communicatiemarkt de ene deelmarkt dominanter is ten opzichte van de andere kan globaal worden afgeleid uit de vraag wie de kosten van de communicatie voor zijn of haar rekening neemt, de aanbieder of de afnemer. Indien de kosten van communicatie vrijwel alleen gedragen worden door de aanbieder van de communicatieboodschap dan is de communicatiemarkt voornamelijk een aandachtsmarkt, zoals het geval is wanneer adverteerders hun advertentie aanbieden. Betaalt het ontvangerspubliek de communicatiekosten dan is de communicatiemarkt hoofdzakelijk een informatiemarkt. Hiervan is sprake wanneer lezers een abonnement hebben op de krant of een losse krant kopen.
2.1.3 Advertentie-inkomsten Financiële dagbladen zijn voor hun inkomsten afhankelijk van de lezers- en de advertentiemarkt. Echter, uit financieringen blijkt dat het publiek een minder belangrijke groep is. De adverteerder is veel belangrijker, zoals een Amerikaanse mediadirecteur ooit zei: “We zijn er om de adverteerder te plezieren. Dat is onze reden van bestaan” (Advertising Age, 2 maart 1997). Dit geldt in Nederland ook. In 1990 verscheen bijvoorbeeld ook een publicatie van het tijdschrift Quote ( “het blad voor de zakenman”), waar het om een artikel ging over de fusie tussen de NMB bank en de Postbank, waarin de president-directeur van de NMB bank niet erg best werd afgeschilderd, waarop de bank stopte met haar advertentiecampagne in het zakenblad. Alhoewel deze reactie van een adverteerder niet onbegrijpelijk is, is het gevolg van dit soort drukuitoefening wel een soort zelfcensuur die leidt tot het vermijden van bepaalde ‘gevoelige’ onderwerpen of op z’n minst probeert ‘gevoelig’ nieuws genuanceerder te brengen. Naarmate een adverteerder belangrijker wordt, wordt er ook meer rekening mee gehouden. Een hoofdredacteur zei ooit: “Wij proberen met de adverteerders rekening te houden. Als we een bankverhaal hebben dat niet echt positief is, geven we de banken die bij ons adverteren door dat ze wellicht beter in het volgende nummer kunnen staan” (Reporter, maart 1991). Door deze
12
Nationaal versus Internationaal Nieuws
afhankelijke positie van hun adverteerders zou de berichtgeving van financiële media in Nederland over de ‘eigen’ bedrijven die ook vaak hun adverteerders zijn, wellicht niet geheel objectief zijn. Zij willen hun adverteerders vanzelfsprekend graag te vriend houden omdat zij qua inkomsten afhankelijk van hen zijn. Refererend aan hun kritiekfunctie zouden financiële media hierin wel eens milder kunnen zijn dan hun buitenlandse collegae. De invloed die dit kan hebben op de berichtgeving is dat zij mogelijk relatief meer positief of, anders gezegd, relatief minder negatief nieuws publiceren dan andere internationale financiële media die niet in die afhankelijke positie verkeren met Nederlandse bedrijven. De hypothese die daarom geldt in dit onderzoek met betrekking tot de toon van de berichtgeving van nationaal nieuws ten opzichte van die van internationaal nieuws, is dat de toon van nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen positiever is dan de toon van internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen. De eerste hypothese wordt dan ook als volgt geformuleerd:
H1: De toon van nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad is positiever dan de toon van internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal
Tevens zouden we hiervan af kunnen leiden, met betrekking tot de grootte van de nieuwsberichten, dat nationale financiële media niet alleen positiever schrijven over de ‘eigen’ ondernemingen, maar de artikelen ook groter zijn in omvang dan in internationale financiële media. Hierbij geldt eveneens de vaak nauwe relatie die de Nederlandse media hebben met hun adverteerders, die tegelijkertijd het onderwerp zijn van hun nieuws. Internationale financiële media hebben deze binding met Nederlandse bedrijven niet of in veel mindere mate, waardoor zij niet of veel minder rekening houden met de reputatie van deze ondernemingen. De hypothese die hieruit volgt is:
H2: Nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad zijn groter in omvang dan internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal
13
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Een derde belangrijk aspect van nieuwsberichten dat kenmerkend is voor de relevantie van het nieuws in een artikel is op welke pagina van de krant dit gepubliceerd is. Dit zou tevens in het verlengde kunnen liggen van de bijzondere relatie tussen Nederlandse media en hun adverteerders, die tevens hun nieuwsonderwerp zijn. Nederlandse financiële media kunnen ook door middel van de plaatsing van een nieuwsbericht op een bepaalde pagina in de krant een zekere relevantie van het nieuws uitdragen, zoals bijvoorbeeld nieuws op de voorpagina van een krant. Dit nieuws is altijd het meest belangrijke en aandachttrekkende nieuws van de dag dat de aandacht van de lezer trekt om de krant te kopen en/of te lezen. Vanwege de verwachting dat Nederlandse financiële media de ‘eigen’ bedrijven dikwijls bevoorrechten, wordt ten aanzien van de pagina waarop de nieuwsberichten worden geplaatst, de volgende hypothese geformuleerd:
H3: Nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad staan op een toonaangevender pagina van de krant dan internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal
2.2 Koersen Wat zijn koersen? Koersen zijn de prijzen van aandelen van beursgenoteerde bedrijven. Zodra een bedrijf toetreedt tot de beurs, heeft het te maken met een koers die de waarde van haar aandelen weerspiegelt. Koersen kunnen met de minuut variëren, omdat beleggers gedurende de openingstijden van de beurs handelen en daardoor de prijs van aandelen beïnvloeden. Zo is, door het economische mechanisme van vraag en aanbod, aan de koersen te zien hoe een aandeel wordt gewaardeerd door beleggers. Een grote vraag naar een aandeel en een laag aanbod leidt tot een koersstijging en als de vraag naar een aandeel laag is en het aanbod hoog leidt dit tot een koersdaling. Zoals gezegd, is de drijvende factor achter het marktmechanisme van vraag en aanbod de belegger die aandelen aan- en verkoopt en zo de vraag en het aanbod op de markt stimuleert. De beslissingen die beleggers nemen in hun aan- en verkoopstrategieën worden gevoed door informatie en nieuws die zij ontvangen over bedrijven en de verwachtingen over de toekomstige inkomstenstroom die zij daaraan verbinden.
14
Nationaal versus Internationaal Nieuws
2.3 Relatie tussen financiële media en koersen Wat heeft het samenspel tussen financiële media en hun adverteerders voor gevolgen voor de koersen van bedrijven? De bepalende actor in dit proces is de belegger en hoe deze reageert op de berichtgeving van financiële media. Vanwege het vertrouwen dat beleggers hebben in financiële media, baseren zij hun beleggingsbeslissingen voor een groot deel op de berichtgeving uit deze media (Andreassen, 1987). Beleggers reageren op nieuws zodra dit beschikbaar is. De nieuwe informatie resulteert op deze manier in prijsveranderingen die de beleggerverwachtingen omtrent risico en rendement weerspiegelen. Dus als Het Financieele Dagblad positief nieuws brengt over een onderneming, zullen beleggers daar in de regel ook positief op reageren en zal de koers stijgen. Dit mechanisme is verwerkt in de Efficiënte Markt Theorie, die in paragraaf 2.3.2 aan de orde komt. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op het irrationele en rationele gedrag van beleggers en de rol die nieuws hierin heeft.
2.3.1 Beleggers en nieuws Beleggers baseren zich bij de prijsbepaling van aandelen op hun verwachting over de toekomstige inkomstenstroom van deze aandelen. Deze verwachting ontstaat door informatie en nieuws over een bedrijf of sector die beleggers krijgen. Prijzen van aandelen, ofwel koersen, veranderen daarom als nieuwe informatie beschikbaar komt die vervolgens de verwachtingen van beleggers omtrent de toekomstige inkomstenstroom beïnvloedt (Jacobsen, 2000). Nieuws in de media gaat in op actuele en recente gebeurtenissen, waardoor beleggers vaak de neiging hebben te veel gewicht toe te kennen aan deze recente gebeurtenissen en dikwijls de onderliggende en meer fundamentele informatie over een bedrijf, de “base rate”, te onderschatten (Tversky & Kahneman, 1973). Alhoewel door beleggers verschillende bronnen worden geraadpleegd voor de verzameling van informatie om een zo goed mogelijke beslissing te nemen in de aan- en verkoop van aandelen, leidt echter niet alle informatie tot de juiste beslissing om een aandeel te kopen of te verkopen. Zoals we bij de internethype zagen zorgen bepaalde nieuwsberichten ervoor dat beleggers zich conformeren en wanneer er een dominerende groep ontstaat kan een bepaald marktsentiment veroorzaakt worden, waardoor aandelenkoersen zich kunstmatig in een bepaalde richting kunnen ontwikkelen en het zogenaamde “overreactie-effect” ontstaat. Wordt fundamentele informatie daadwerkelijk onderschat en actueel nieuws overschat op financiële markten waardoor overreactie kan
15
Nationaal versus Internationaal Nieuws
ontstaan? Werner, De Bondt en Thaler (1985) gingen er vanuit dat beleggers inderdaad overreageren op onverwachte en dramatische gebeurtenissen en formuleerden de overreactiehypothese als volgt: “Extreme bewegingen in de aandelenkoersen zullen gevolgd worden door koersbewegingen in de tegenovergestelde richting en hoe groter de initiële koersbeweging hoe groter de ommekeer zal zijn.” Wanneer beleggers dus overreageren stijgen of dalen aandelenprijzen initieel te sterk als reactie op nieuwe informatie die ter beschikking komt. Wanneer een bedrijf slecht in het nieuws komt wordt in een impulsieve reactie het aandeel massaal verkocht. Bij goed nieuws ontstaat de tegenovergestelde reactie. Na enige tijd bewegen de prijzen zich weer geleidelijk in tegengestelde richting, maar dan zijn de impuls aanen verkopen al wel gedaan. Met name de verrassingsfactor van een nieuwsbericht is een grote invloedfactor. Deze verrassingsfactor wordt bepaald door: “… the difference between the announced value and an estimate of its expected value.” (Ray, 2002). Het overreactie-effect zagen we niet alleen bij de hype rondom de ‘new economy’, ook na de terroristische aanslag in de Verenigde Staten op 11 september 2001 en na het boekhoudschandaal van Ahold is door de massale verkoop van aandelen een overreactie-effect te constateren. Opvallend nieuws in de media zorgt er dus voor dat veel beleggers niet naar de gemiddelde opbrengst van de afgelopen periode kijken. Nieuws wordt dikwijls aangedikt en beïnvloedt zo de ontwikkeling van de koersen. Media zullen, om een consistent verhaal te hebben, selectief nieuws brengen namelijk alleen nieuws dat consistent is met de recente ontwikkelingen. Doordat alle nieuwsberichten in een periode dan dezelfde kant op wijzen krijgen beleggers de indruk dat de koersen niet terug zullen keren naar het oude niveau.
2.3.2 Efficiënte Markt Hypothese Een belangrijke theorie in de Financierings- en Beleggingsliteratuur is de Efficiënte Markt Hypothese (E.M.H.), ook wel Efficiënte Markt Theorie genoemd en is reeds jarenlang onderwerp van discussie. Deze hypothese zal in dit onderzoek getoetst worden om te kunnen vaststellen of nieuws koersen beïnvloedt. De hypothese stelt dat financiële tijdreeksen, zoals koersen, niet te voorspellen zijn omdat volgens deze theorie alle informatie-elementen voor alle marktparticipanten volledig en kosteloos beschikbaar zijn en direct worden verdisconteerd in de koersen, omdat beleggers direct reageren op informatie zodra deze beschikbaar is (Berry & Howe, 1994).
16
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Onder een efficiënte markt wordt verstaan een markt waar het proces van prijsvorming zodanig functioneert dat alle beschikbare relevante informatie op elk moment volledig in de prijzen van de verhandelde vermogensobjecten tot uiting komt. Efficiëntie van de markt houdt derhalve in dat door de markt bij het totstandkomen van de prijzen op een bepaald tijdstip alle op dat tijdstip beschikbare relevante informatie wordt gebruikt. Elk informatieaspect wordt dus onmiddellijk en voor iedereen in de koers verdisconteerd. De Efficiënte Markt Hypothese kent drie varianten, te weten de zwakke variant, de semi-stringente variant en de stringente variant. Bij toepassing van de zwakke variant van de E.M.H. moet voor de markt gelden dat in de actuele prijs (koers) alle informatie, welke historische koersen zouden hebben kunnen verschaffen, reeds volledig tot uitdrukking is gebracht. Dit houdt in dat koersvoorspelling op basis van historisch koersverloop niet mogelijk is. Deze variant stelt eigenlijk uitsluitend dat koersmutaties uit het verleden niets zeggen over koersmutaties in de toekomst. Als koersen immers altijd alle relevante informatie bevatten, zullen koersmutaties alleen plaatsvinden wanneer nieuwe informatie ontstaat. Aangezien nieuwe informatie niet te voorspellen is (anders zou de informatie niet nieuw zijn) zijn toekomstige koersmutaties ook niet te voorspellen. Wanneer op een markt de semi-stringente variant van de E.M.H. wordt toegepast moet bovendien gelden dat alle beschikbare publiekelijke informatie direct en op zuivere wijze in de aandelenkoersen is verwerkt. Deze variant beweert dat huidige koersen niet alleen historische informatie bevatten maar dat ook alle publiekelijk beschikbare relevante informatie onmiddellijk en zuiver in de koersen wordt verdisconteerd. Dit zou betekenen dat fundamentele analyse*3, het aan de hand van publiekelijk beschikbare informatie analyseren welke aandelen ‘mispriced’ zijn, voor beleggers geen mogelijkheid biedt om consistent een bovengemiddeld rendement te behalen. Immers, bij een onder-/bovenwaardering van een vermogensobject zal bij het publiekelijk beschikbaar komen van een informatie-aspect dat de mispricing ‘verraadt’, direct een aanpassing plaatsvinden richting juiste koers. De mispricing zal dan dus direct weer verdwijnen en de koers wordt hersteld. De stringente variant van de E.M.H. gaat nog een stapje verder door te stellen dat voor deze markten bovendien moet gelden dat niet (in belangrijke mate) met voordeel van inside of monopolistische informatie gebruik wordt gemaakt.
*3Fundamentele analyse is het analyseren van mispriced aandelen, oftewel het vergelijken van de veranderende marktprijs met de intrinsieke waarde van het onderliggende aandeel en indien zich onderof bovenwaardering voordoet aan- of verkoopbeslissingen nemen met als doel een bovengemiddeld rendement te behalen. 17
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Bij deze variant is niet alleen alle publiekelijk beschikbare informatie in de koers verwerkt (zoals bij de semi-stringente variant) maar ook voorwetenschap (inside information) of monopolistische informatie. Dit zou betekenen dat beleggers met superieure informatie geen bovengemiddeld rendement kunnen behalen. Beleggers die over superieure informatie beschikken zijn bijvoorbeeld bestuursleden en commissarissen van ondernemingen of beleggers die zich intensief bezighouden met fundamentele analyse. Het overkoepelende effect dat de Efficiënte Markt Hypothese veronderstelt, dat geldt voor alle drie besproken varianten, is dat negatief nieuws een daling van de koersen tot gevolg heeft en dat de koersen stijgen bij positief nieuws. Dit onderzoek ligt in het veld van de semi-stringente variant van de Efficiënte Markt Hypothese. Deze variant stelt derhalve dat alle publiekelijk beschikbare informatie direct en zuiver in de koersen is verdisconteerd zodra nieuwe informatie publiekelijk beschikbaar is. In dit onderzoek wordt deze variant getoetst door publiekelijk beschikbare informatie inhoudelijk te analyseren aan de hand van Osgood’s evaluative assertion analysis en na te gaan of positief nieuws leidt tot koersstijging en negatief nieuws tot koersdaling.
18
Nationaal versus Internationaal Nieuws
3. Nationaal en internationaal nieuws Waarom nu het onderscheid tussen effecten van nationaal en internationaal nieuws? De theorie die hiertoe aanleiding gaf is de Home Bias theorie. Deze theorie stelt namelijk dat beleggers, zowel professioneel als niet-professioneel, geneigd zijn meer in de ‘eigen’ (nationale) ondernemingen te investeren. Dit heeft te maken met informatie-asymmetrieën (Kang & Stulz, 1997) en de bekendheid (familiarity) met een onderneming (Ganzach, 2000). In de volgende paragraaf volgt een beschrijving van de Home Bias theorie gevolgd door een theoretisch kader over informatie-asymmetrie en de bekendheid (familiarity) met bedrijven.
3.1 Home Bias theorie Na vele onderzoeken is het een bekend gegeven dat beleggers de aandelen van de eigen (nationale) ondernemingen prefereren boven aandelen van buitenlandse bedrijven. Immers, vaak wordt in de portefeuilles van beleggers een oververtegenwoordiging geconstateerd van de aandelen van de eigen ondernemingen. De theorie die dit verschijnsel verklaart wordt de “Home Bias theorie” genoemd. Deze theorie stelt dat beleggers zich irrationeel gedragen als het gaat om de diversificatie van hun portefeuille, omdat zij hun portefeuille niet voldoende spreiden maar juist relatief veel aandelen van de ‘eigen’ ondernemingen aanhouden. (Ahearne, Griever & Warnock, 2002). Voorgaande onderzoeken van French & Poterba (1991), Cooper & Kaplanis (1994), Coval & Moskowitz (1999) toonden dit ook aan. Volgens de internationale versie van het klassieke capital asset pricing model (ICAPM), gebaseerd op de traditionele portefeuilletheorie van Sharpe (1964), zouden professionele beleggers hun portefeuille voldoende moeten spreiden over fondsen in verschillende landen over de wereld om het rendement te maximaliseren. In de praktijk blijkt echter, ondanks hun kennis van het ICAPM-model, dat institutionele beleggers toch sterk de neiging hebben vooral in lokale ondernemingen te investeren (Ahearne, Griever & Warnock, 2002). Niet alleen professionele beleggers zijn actief op de markt, ook niet-professionele beleggers vormen een steeds groter wordende groep op de beurs. De afgelopen jaren is het aantal particuliere beleggers flink toegenomen door onder andere de opkomst van de markt voor online brokerage sinds 1999 (Millward Brown/Centrum, 2004). Hierdoor is het beleggingsgedrag van deze categorie beleggers een grotere rol gaan spelen en een belangrijker factor geworden op de beurs. Eerdere studies van Zhu (2002), Ivkovich, Sialm & Weisbenner (2004) en Grinblatt 19
Nationaal versus Internationaal Nieuws
& Keloharju (2001) toonden aan dat ook niet-professionele beleggers een sterke voorkeur hebben voor aandelen van lokale ondernemingen. Grinblatt & Keloharju (2001) vonden na onderzoek bijvoorbeeld dat Finse beleggers zeer de neiging hebben voornamelijk te investeren in bedrijven die geografisch dichtbij liggen, die communiceren in hun taal en waar managers werken met dezelfde culturele achtergrond als die van hen. Nu is het voor niet-professionele beleggers niet zo vreemd dat zij voornamelijk nationaal georiënteerd zijn. Dit komt onder andere door het kostenaspect van de transacties en omdat zij meestal beleggen als hobby en er niet hun beroep van maken. Wat voor deze groep beleggers ook een grote barrière vormt is de toegang tot belangrijke financiële informatie over buitenlandse bedrijven. Deze informatieasymmetrie is een belangrijke verklarende factor voor het Home Bias-effect en dit is dan ook waarom deze beleggers zich vaak tot de ‘eigen’ markt beperken (Kang & Stulz, 1997). Vanwege de soms beperkte toegang tot belangrijke financiële informatie leren beleggers een bedrijf niet kennen en zullen zij niet in het bedrijf investeren. Onbekendheid met een bedrijf is daarom ook een relevant onderdeel van de Home Bias theorie. De Home Bias theorie haalt twee soorten kosten aan die de beslissingen van beleggers bepalen. Dit zijn de directe en de indirecte kosten. De directe kosten van het beleggen zijn onder andere de transactiekosten. Deze kosten vormen voornamelijk voor niet-professionele beleggers een barrière om in buitenlandse bedrijven te investeren. Omdat deze groep beleggers meestal handelt als hobby zijn de kosten voor buitenlandse transacties voor hen relatief hoog en maakt dit het handelen op buitenlandse beurzen voor hen minder aantrekkelijk (Bailey, Kumar & Ng, 2004). Voor institutionele beleggers is deze barrière veel minder van belang omdat zij over meer kapitaal beschikken en het beleggen immers hun beroep is. Ahearne, Griever & Warnock (2002) concludeerden dat voor deze categorie beleggers transactiekosten een statistisch significante, maar economisch insignificante rol spelen. Belangrijker in de verklaring van het Home Bias-effect zijn de indirecte kosten. Volgens het model van Merton (1987) vormen informatie-asymmetrieën een belangrijke barrière voor het investeren over de grens en is de bekendheid met een onderneming (familiarity) een belangrijke oorzaak (Ganzach, 2000). Uit reeds bestaande literatuur blijkt dat deze twee centraal staan in de Home Bias theorie.
3.1.1 Informatie-asymmetrie Informatie is voor beleggers zeer relevant in de keuze in welk bedrijf te investeren. Relevante financiële informatie is echter niet voor alle beleggers even toegankelijk. Institutionele beleggers
20
Nationaal versus Internationaal Nieuws
hebben duidelijk een voorsprong op particuliere beleggers als het gaat om de toegang tot belangrijke financiële informatie over bedrijven (Bailey, Kumar & Ng, 2004). Omdat particuliere beleggers vaak niet voldoende informatie hebben over buitenlandse bedrijven, leren zij deze bedrijven niet kennen en leidt dit ertoe dat zij zich voornamelijk beperken tot de eigen markt. Voor particuliere beleggers is het Home Bias-effect derhalve goed te verklaren. Ook stellen Bailey, Kumar & Ng (2004) dat buitenlandse beleggers benadeeld zijn ten opzichte van lokale beleggers in de informatie die zij hebben over bedrijven. Kang & Stulz (1997) geven de volgende voorbeelden van deze informatie-asymmetriën onder beleggers: een tekort aan kennis van het (bestaan van een) bedrijf, niet de gelegenheid hebben een bedrijf te volgen, matige of slechte kwaliteit van financiële informatie en het gebrek aan geloofwaardigheid van de informatie. De eerste twee zijn vaak van toepassing op niet-professionele beleggers, terwijl de laatste twee bij institutionele beleggers een rol spelen. In een onderzoek van Bradshaw, Bushee & Miller concluderen zij bijvoorbeeld dat Amerikaanse institutionele beleggers vooral in nationale ondernemingen investeren omdat zij voor hun beleggingsbeslissingen de jaarverslagen raadplegen. Als deze volgens de Amerikaanse accountingstandaard U.S. GAAP zijn gerapporteerd, zijn Amerikaanse beleggers meer geneigd deze te bekijken en in te investeren dan wanneer zij jaarverslagen moeten raadplegen die volgens een andere standaard zijn opgesteld (bijvoorbeeld Dutch GAAP of DAP). Bij institutionele beleggers is de accountingstandaard van een onderneming derhalve een belangrijke voorwaarde in de beleggingsbeslissing. Beleggers zijn meestal met de eigen standaard het best bekend, zij vinden de kwaliteit van de eigen accountingstandaard vaak beter en hebben daardoor vaak meer vertrouwen in de eigen standaard. Dit leidt uiteindelijk tot minder moeite en kosten om financiële informatie over een bedrijf te analyseren. Daarom vetrouwen institutionele beleggers vaak eerder op de financiële informatie van een bedrijf als het bedrijf de accountingstandaard toepast waar zij bekend mee zijn. Op deze wijze kunnen beleggers de kennis en ervaring die zij reeds hebben met de eigen verslaggevingsmethode gebruiken bij de analyse van andere buitenlandse bedrijven. Als beleggers een bepaalde accountingstandaard beter begrijpen verhoogt dat voor hen de kwaliteit van de informatie en vermindert de informatieasymmetrie tussen beleggers waardoor het Home Bias-effect kan dalen (Bradshaw, Bushee & Miller 2004). Er is dus sprake van een informatiekloof tussen professionele en niet-professionele beleggers, maar er is ook een kloof tussen lokale en niet-lokale beleggers. Deze informatiekloof zorgt voor de onbekendheid met een onderneming, zoals uit het onderzoek van Bradshaw,
21
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Bushee & Miller blijkt, waarin de accountingstandaard van een onderneming bij beleggers een belangrijke voorwaarde kan zijn.
3.1.2 Bekendheid (Familiarity) Omdat een bedrijf onder de aandacht wordt gebracht en daardoor bekend is bij beleggers heeft dit bij beleggers vaak de voorkeur. Dit effect wordt ook wel het “mere exposure effect” genoemd, wat inhoudt dat beleggers de voorkeur hebben voor een bekend object boven een onbekend object (Zajonc, 1968). Simpelweg omdat een object onder de aandacht wordt gebracht en beleggers er daardoor bekend mee raken wordt het risico van het object laag ingeschat. Beleggers kopen derhalve vaak aandelen van bedrijven die zij kennen omdat zij denken dat het risico van deze aandelen lager is dan het risico van aandelen die zij niet kennen (Ganzach, 2000). Over bepaalde bedrijven is weinig informatie te vinden, dit kan komen doordat een bedrijf bijvoorbeeld nieuw is of onbekend voor de belegger, omdat het mogelijk een bedrijf is dat niet in de nabije omgeving van de belegger te vinden is. Als beleggers een bedrijf hierdoor niet leren kennen en het bedrijf onbekend blijft (unfamiliar) zullen zij niet in het bedrijf investeren. Bij onbekende bedrijven schatten beleggers het risico hoog en de winstverwachting laag in. Dit leidt er vervolgens toe dat zij dit bedrijf niet als een aantrekkelijke investering zien, zoals het gezegde ook wel luidt “onbekend maakt onbemind”, waardoor zij ook niet tot investeren overgaan. Er is bij onbekende bedrijven daarom een negatieve relatie te constateren tussen het waargenomen risico en het verwachte rendement. Anders gezegd, hoe hoger het risico hoe lager het verwachte rendement en vice versa (Ganzach, 2000). In tegenstelling tot onbekende bedrijven wordt bij bekende bedrijven, waarover wel informatie te vinden is of waar de belegger reeds bekend mee is (familiar), het risico laag ingeschat en de verwachte winst hoog. Als het de beslissing aangaat wel of niet tot investeren over te gaan zijn bekende bedrijven in het voordeel bij beleggers. Tevens geeft dit aan dat de bekendheid met een object beleggers een gevoel van vertrouwdheid geeft en daardoor het risico met betrekking tot het object laag wordt ingeschat. De barrière om in een onderneming te investeren neemt dus af naarmate beleggers meer bekend zijn met de onderneming (Ganzach, 2000). Wat volgens het model van Ganzach (2000) bovendien geldt bij het investeren in bekende bedrijven is dat de inschatting van het risico en de verwachte opbrengst door beleggers wordt bepaald aan de hand van de inschatting zoals deze op financiële markten geldt, namelijk hoe hoger het risico hoe hoger het verwachte rendement is. Daarom geldt voor
22
Nationaal versus Internationaal Nieuws
bekende bedrijven dat de relatie tussen het waargenomen risico en het verwachte rendement positief is, dus hoe hoger het risico hoe hoger het verwachte rendement is (Ganzach, 2000). Uitgaande van de Home Bias theorie kan dus afgeleid worden dat een belangrijke oorzaak voor het Home Bias-effect de onbekendheid met een bedrijf, ofwel unfamiliarity, is. Deze onbekendheid is dikwijls het gevolg van asymmetrie in informatie bij beleggers. Alhoewel professionele beleggers bekend zijn met het ICAPM- model investeren zij volgens de Home Bias theorie toch relatief veel in de ‘eigen’ ondernemingen en op de ‘eigen’ markt, ook geldt dit effect voor niet-professionele beleggers. Zou hetzelfde irrationele gedrag ook te zien zijn in de wijze waarop beleggers nieuws en informatie vergaren? Ondanks dat beleggers de relevantie van het raadplegen van informatie uit verschillende hoeken erkennen, gaan zij mogelijk toch meer af op nieuws van eigen bodem omdat zij hier beter bekend mee zijn en het minder moeite en kosten met zich meebrengt om financiële informatie over een bedrijf te analyseren. Gegeven het feit dat beleggers zich conform de Home Bias theorie gedragen en dit het sterkst te zien is bij niet-professionele beleggers die sinds 1997 in Nederland flink in aantal zijn gestegen (Millward Brown/Centrum, 2004) onder andere dankzij internet als transactiekanaal, wordt verwacht dat nieuws over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad een groter effect heeft op het koersverloop van deze fondsen dan nieuws over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal.
23
Nationaal versus Internationaal Nieuws
3.2 Schematische weergave Hieronder volgt een schematische weergave van de verwachtingen die voortvloeien uit voorgaand beschreven theorieën over het verschil in de effecten van nationaal en internationaal nieuws over AEX-fondsen op de koersverandering van deze fondsen. Nationaal nieuws (Het Financieele Dagblad) Toon van het artikel
Grootte van het artikel
+ +
Koersverandering AEX-fondsen
Plaats van het artikel
Internationaal nieuws (Wall Street Journal) Toon van het artikel
Grootte van het artikel
Koersverandering
+
AEX-fondsen
Plaats van het artikel
24
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Naar de relatie tussen informatie en koersen is veel onderzoek gedaan, echter invalshoeken die worden aangenomen verschillen sterk per studie. Dit is ook niet zo vreemd als je bedenkt dat informatie op vele manieren gedefinieerd kan worden. Bases waarop nieuwsberichten reeds van elkaar zijn onderscheiden zijn talrijk. Verschillende onderzoeken toonden aan dat verscheidene informatie-elementen invloed hebben op koersen. Om het effect van de verschillen in nationaal en internationaal nieuws te kunnen toetsen dient eerst expliciet gemaakt te worden naar welke verschillen in nieuwsberichten wordt gekeken, opdat berichten hierop geanalyseerd kunnen worden. In de reeds bestaande literatuur en studies over de relatie tussen informatie en aandelenkoersen valt op dat vaak een categorisatie wordt gemaakt van de beschikbare informatie. Categorieën waarop nieuws al in eerder onderzoek geselecteerd is zijn onderwerp, grootte en de toon van de inhoud van een nieuwsbericht. Een vaak gemaakte onderverdeling in reeds bestaande onderzoeken is de categorisatie naar bedrijfsspecifieke, macro-economische of naar ‘wereldschokkende’ nieuwsberichten. Vele studies, waaronder Berry & Howe (1994), Cutler, Poterba & Summers (1989), Ederington & Lee (1993) en Niederhof (1971) hebben zich gericht op een van deze categorieën. Zij filterden beschikbare informatie op een van deze onderwerpen en keken vervolgens hoe de aandelenkoersen reageerden op die informatie. Zoals gezegd is nieuws selecteren op basis van onderwerp een veel gebruikte methode in de analyse van koersverloop en zal daarom nieuws in dit onderzoek niet op onderwerp geselecteerd worden. Er is voor een andere invalshoek gekozen, namelijk de selectie op basis van nationale en internationale nieuwsberichten. Na deze selectie worden artikelen tevens geselecteerd op basis van grootte en de toon van de inhoud van het nieuwsbericht. Deze laatste twee criteria zijn minder vaak toegepast in reeds bestaande onderzoeken. Onderzoeken waarin deze nieuwsselectie werd toegepast en die een uitzondering zijn op vorenstaande werkwijze zijn bijvoorbeeld het onderzoek van Mitchell & Mulherin (1994) en Klibanoff, Lamont & Wizman (1998). Zij categoriseren de informatie niet op basis van bedrijfsspecifieke, politieke, economische of maatschappelijke geaardheid, maar op basis van de manier waarop nieuws wordt gepubliceerd. Dit houdt in dat zij onderscheid maken in nieuwsberichten op basis van het aantal kolommen in het artikel. Een groot voordeel van deze werkwijze is dat een veel groter en breder bron aan informatie onderzocht kan worden en dat de onderzochte informatie niet beperkt wordt door classificatie op een onderwerp. Echter, een nadeel van deze onderzoekswijze is dat alleen veronderstellingen gemaakt kunnen worden omtrent de mate van invloed die de uiterlijke vorm van de informatie heeft op de aandelenmarkt en niet de invloed van het type informatie. Mitchell & Mulherin (1994) onderzochten of er een verband bestaat tussen nieuwsberichten en marktactiviteiten. Zij deden dit door de relatie tussen
25
Nationaal versus Internationaal Nieuws
het aantal nieuwsberichten en volume*1 en volatiliteit*2 van de aandelenmarkt te toetsen. De maatstaf om het belang van een artikel te meten was het aantal kolommen van het artikel. Hierbij is de veronderstelling dat een grotere hoeveelheid informatie leidt tot een hoger volume en een hogere volatiliteit. Zij vinden een maandelijks en dagelijks patroon in informatievoorziening die direct zijn gerelateerd aan de marktactiviteit, met andere woorden zij toonden in hun onderzoek aan dat de hoeveelheid artikelen in de Dow Jones database marktactiviteit kan verklaren, de relatie is echter zwak. Klibanoff, Lamont & Wizman (1998) gaan in hun onderzoek na of er een relatie bestaat tussen nieuws en het waardeverschil tussen een landfonds en de onderliggende waarde van de aandelenportefeuille van dat fonds. De hypothese die zij toetsen is of de vertraging in de prijsaanpassing van het fonds, ten opzichte van de prijs van de onderliggende waarde, wordt beïnvloed door de berichtgeving van belangrijk landspecifiek nieuws. Zij deden dit, net zoals Mitchell & Mulherin, door de breedte van artikeltitels op de voorpagina van de krant te meten aan de hand van het aantal kolommen van het artikel. Hun onderzoek geeft inzicht in de manier waarop informatie koersen van landfondsen beïnvloedt en hieruit wordt duidelijk dat de aanwezigheid van relevant prominent nieuws resulteert in een versnelde aanpassing van de waarde van landfondsen. Ook Bouman & Jacobsen (2000) gebruikten een minder voor de hand liggende methode om nieuws te selecteren, zij deden dit door te kijken naar de inhoud, ofwel de toon, van een nieuwsbericht. Zij beoordeelden artikelen op basis van een positieve dan wel negatieve lading. Hun onderzoek is gericht op de Halloween indicator. Deze indicator geeft aan dat rendementen in de maanden november tot en met april hoger zijn dan in de rest van het jaar. Uit het onderzoek blijkt dat in vrijwel alle aandelenmarkten ter wereld de Halloween indicator aanwezig is. In hun onderzoek kijken Bouman & Jacobsen of dit tijdsverschijnsel te verklaren is door seizoenspatronen in informatieverschaffing. Indien relatief meer positief of negatief nieuws te vinden is in de maanden met een respectievelijk hoger of lager rendement, is het verschijnsel verklaard. Om dit na te gaan wordt onderzocht of een relatie bestaat tussen het marktrendement en positief danwel negatief nieuws. De proxy voor positief en negatief nieuws is de maandelijkse frequentie van artikelen met de woorden “positief” en “optimistisch” voor positief nieuws en “negatief” en “pessimistisch” voor negatief nieuws.
*1Volume is het aantal aandelen dat verhandeld wordt op een dag op de beurs. *2Volatiliteit is de maatstaf voor de beweeglijkheid van een aandeel.
26
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Zij vinden, zoals verwacht, een relatie tussen de hoeveelheid positief en/of negatief nieuws en respectievelijk positieve en/of negatieve koersrendementen. Een voordeel van dit type onderzoek is dat door middel van deze onderverdeling van nieuws een relatie kan worden onderzocht met koersontwikkelingen zonder dat een classificatie van nieuws naar onderwerp nodig is. Tevens kan, door het onderscheid tussen positief en negatief nieuws, getoetst worden wat de relatie is met koersrendementen omdat ingegaan kan worden op een verklaring van de richting van het koersverloop. De methode die in dit onderzoek wordt toegepast is deels gelijk aan die van Bouman & Jacobsen (2000), echter, zij voerden de inhoudsanalyse uit aan de hand van (combinaties van) trendwoorden en in dit onderzoek worden nieuwsberichten op een andere wijze inhoudelijk beoordeeld, namelijk volgens een methode van Osgood, waarbij een artikel zin voor zin wordt beoordeeld op een positieve, negatieve of neutrale lading. Dit resulteert in een nauwkeuriger benadering van de toon van een artikel. Nu kort samengevat een overzicht van de besproken theorieën en toelichting op het schematische model. Op basis van de invloed van de adverteerdermarkt wordt gesteld dat de toon van artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad positiever is ten opzichte van de toon van artikelen over AEX-fondsen in de Wall Street Journal (H1). Tevens wordt verwacht dat de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad groter zijn in omvang ten opzichte van de artikelen over AEX-fondsen in de Wall Street Journal (H2). Ook is de verwachting dat de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad op een toonaangevender pagina van de krant staan, ofwel meer voorin in de krant, dan de artikelen over AEX-fondsen in de Wall Street Journal (H3). Vanwege de Home Bias theorie, die van toepassing is op de portefeuilles van (professionele) beleggers, wordt verondersteld dat het effect van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad groter is dan het effect van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal op de koersen van deze fondsen. Tot slot vloeien hieruit voort onderstaande drie deelhypothesen (H4a, H4b en H4c) omtrent het verschil in effect van nationale en internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de twee kranten op het koersverloop van de AEX-fondsen.
H4a: De positieve toon van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad heeft een positiever effect op het koersverloop van de AEX-fondsen dan de toon van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal
27
Nationaal versus Internationaal Nieuws
H4b: De grotere omvang van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad heeft een positiever effect op het koersverloop van de AEX-fondsen dan de grootte van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal
H4c: De toonaangevendheid van de plaats van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad heeft een positiever effect op het koersverloop van de AEX-fondsen dan de toonaangevendheid van de plaats van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal
28
Nationaal versus Internationaal Nieuws
4. Methode Om de aard van het verband te toetsen tussen de toon, de grootte en de plaats van de artikelen over AEX-fondsen in beide kranten, worden deze nieuwsberichten beoordeeld aan de hand van inhoudsanalyse. In combinatie met de dagelijkse koersrendementen van de betreffende AEXfondsen zal vervolgens een regressie-analyse uitgevoerd worden om de effecten te meten. Nu eerst volgt een beschrijving van de steekproef van dit onderzoek en wordt tevens beschreven hoe de variabelen in dit onderzoek worden geoperationaliseerd. Daarna wordt een aantal beschrijvende statistieken gepresenteerd, gevolgd door de experimentele statistieken van het onderzoek.
4.1 Steekproef De sample voor dit onderzoek behelst de periode vanaf het jaar 1999 tot en met het jaar 2003. Over deze periode worden twee kranten geraadpleegd, Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal. In beide kranten worden nieuwsberichten geanalyseerd die gaan over de AEXfondsen. De artikelen in Het Financieele Dagblad vertegenwoordigen hierbij de nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen en de artikelen in de Wall Street Journal vertegenwoordigen de internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen. Tevens worden over de periode 1999-2003 de koersgegevens van de betreffende AEX-fondsen verzameld. In de komende twee paragrafen worden de twee kranten in dit onderzoek nader beschreven. Ook wordt de Amsterdamse effectenbeurs die de AEX-index beheert, de Amsterdam Exchange Index (AEX), nader uiteengezet.
4.1.1 Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal In Nederland is Het Financieele Dagblad het enige landelijke financiële dagblad en vormt dan ook een belangrijke bron voor met name financieel analisten en beleggers. Deze krant is een Nederlandse landelijke ochtendkrant die beurs-, financieel en economisch nieuws publiceert en een oplage heeft van 54.806 exemplaren. Het Financieele Dagblad verschijnt van maandag tot en met zaterdag. Aangezien er naast dit dagblad geen andere landelijke dagbladen zijn, vormt
29
Nationaal versus Internationaal Nieuws
deze krant een belangrijke bron voor lezers die op de hoogte willen blijven van de economie en het bedrijfsleven in Nederland. Statistieken geven weer dat ruim 50% van de lezers van Het Financieele Dagblad actieve beleggers zijn. In de Verenigde Staten is de Wall Street Journal een bekende Amerikaanse krant die rapporteert over bedrijven, financiële markten en politiek en heeft naast een Amerikaanse editie eveneens een Europese en een Aziatische editie. In dit onderzoek wordt de Europese editie geraadpleegd, omdat gezocht wordt naar artikelen over Nederlandse bedrijven en deze voornamelijk in de Europese editie te vinden zijn. Deze krant wordt gepubliceerd door Dow Jones & Company, heeft een oplage van 2,1 miljoen exemplaren en verschijnt eveneens van maandag tot en met zaterdag. Het lezerspubliek van de Wall Street Journal bestaat bovendien voor 60% uit personen uit het top management segment.
4.1.2 Amsterdam Exchange Index (AEX) De Amsterdamse Exchange Index (AEX) geeft een gewogen gemiddelde weer van de aandelenkoersen van de grootste aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs en is daarmee een graadmeter voor deze beurs. De Amsterdamse effectenbeurs is in handen van het bedrijf Euronext, die de AEX ook beheert. De AEX bestaat sinds 1983, alleen toen nog onder de naam EOE-index (European Options Exchange). In de AEX zijn de 25 grootste Nederlandse aandelenfondsen opgenomen. Uitgangspunt voor opname in de AEX is de omzet en de verhandelbaarheid van een aandeel. De beurskoers van het aandeel telt mee in het gemiddelde al naargelang grootte van het bedrijf. Van de 25 fondsen dragen zeven fondsen voor 70% het gewicht van de AEX, dit zijn de bedrijven Ahold, Koninklijke Olie, Philips, Unilever, ABN AMRO, AEGON en ING. Jaarlijks op 1 maart wordt de samenstelling van de index aangepast, bedrijven kunnen de index dan verlaten en nieuwe beursgenoteerde bedrijven kunnen in de index worden opgenomen. Om de waarde van de AEX te berekenen moet men weten voor hoeveel aandelen een bepaald fonds in de index is opgenomen, het zogeheten wegingsaantal. Indien men voor ieder fonds in de index de laatst bekende koers vermenigvuldigt met het specifieke wegingsaantal van dat fonds en alle gevonden producten bij elkaar optelt komt men op een getal dat, wanneer dit wordt gedeeld door 100, de index aangeeft. Op 7 augustus 1997 bereikte de AEX de oude duizend-puntengrens (in euro’s: 453,78). Vervolgens noteerde de koers het hoogtepunt op 4 september 2000 toen de beurs sloot op een koers van 701,56 punten. Vervolgens zette de koers een dalende lijn in en stond de AEX eind 2001 op 506,78 en op 30 juli 2002 was het gemiddelde gezakt naar 439,66. Eind 2002 sloot de
30
Nationaal versus Internationaal Nieuws
AEX nog lager, namelijk op 322,73. Het hoogste punt in 2002 was op 28 januari toen de AEX op 507,64 stond. Op 22 januari 2003 eindigde de AEX, na even onder de 300 punten te zijn gedoken, op 300,79. Het dieptepunt bereikte de koers op 12 maart 2003 toen deze op 218,44 punten sloot. Inmiddels is het eerste kwartaal van 2006 voorbij en staat de AEX weer ruim boven de 400 punten. In dit onderzoek wordt over de periode 1999-2003 data onderzocht en verzameld. Zoals in figuur 1 te zien is laat de AEX van 1999 naar 2000 een stijging zien richting het hoogtepunt op 4 september 2000, na dit punt daalt de AEX flink totdat het dieptepunt wordt bereikt op 12 maart 2003 waarna de koers van de AEX tot op heden weer geleidelijk stijgt.
Grafiek 1: Verloop van de AEX-index van 1999-2003
800 700 600 500 400 300 200 100 0 7-11999
6-12000
4-92000
4-12001
4-12002
3-12003
12-32003
2-12004
Omdat de samenstelling van de AEX-index jaarlijks verandert worden de nieuwsberichten in beide kranten geselecteerd op basis van de fondsen die in het betreffende jaar in de AEX-index zijn opgenomen. Een belangrijk criterium hierbij is wel dat de Nederlandse indexfondsen die meegenomen worden in de analyse van het onderzoek niet genoteerd staan aan een Amerikaanse beurs. Dit criterium dient om geen vertekend beeld van het effect van internationaal nieuws te krijgen omdat het Nederlandse fonds ook een notering heeft aan de Amerikaanse beurs. Om eerst een selectie te maken van de AEX-fondsen die in de periode van 1999 tot en met 2003 geen notering hadden aan de Amerikaanse beurs, volgt eerst een weergave van de desbetreffende fondsen.
31
Nationaal versus Internationaal Nieuws Tabel 1: Lijst van AEX-fondsen die in de periode 1999-2003 geen notering hadden aan de Amerikaanse beurs 1999
2000
2001
2002
2003
DSM
DSM
DSM
DSM
DSM
Fortis
Fortis
Fortis
Fortis
Fortis
Getronics
Getronics
Getronics
Getronics
Gucci
Gucci
Gucci
Gucci
Hagemeyer
Hagemeyer
Hagemeyer
Hagemeyer
Hagemeyer
Heineken
Heineken
Heineken
Heineken
Heineken IHC Caland/SBM Offshore
Numico
Numico
Numico
UPC
UPC
Logica CMG
Logica CMG
Numico
Numico
Versatel VNU
VNU
VNU
VNU
VNU
Wolters Kluwer
Wolters Kluwer
Wolters Kluwer
Wolters Kluwer
Wolters Kluwer
In de periode 1999-2003 is derhalve in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal steeds per jaar gezocht naar artikelen over de in tabel 1 opgenomen beursgenoteerde bedrijven. Hierbij is gezocht op fondsnaam in de titel van het artikel, omdat op deze wijze naar alle waarschijnlijkheid geconstateerd kan worden dat het onderwerp van het artikel het fonds in kwestie is. In tabel 2 is het totaal aantal gevonden artikelen per jaar en per krant te zien. Dit leverde een totaal aantal artikelen op van 2286, waarvan 2171 afkomstig uit Het Financieele Dagblad en slechts 115 uit de Wall Street Journal. In Het Financieele Dagblad zijn derhalve bijna twintig keer zoveel artikelen gevonden. In de tabellen 2a tot en met 2f, die te vinden zijn in bijlage I, is het aantal artikelen uit tabel 2 nog eens gespecificeerd per AEX-fonds.
32
Nationaal versus Internationaal Nieuws Tabel 2: Totaal aantal gevonden artikelen in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in de periode 1999-2003 1999
2000
2001
2002
2003
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
289
10
464
33
534
21
378
15
506
36
Totaal
299
497
555
393
542
Totaal
2286
Uit de gevonden artikelen zijn vervolgens de nieuwsberichten geselecteerd die op dezelfde dag in beide kranten werden gepubliceerd, zodat een correcte vergelijking gemaakt kan worden tussen de effecten van de artikelen uit de twee kranten op de koersverandering van de AEXfondsen. Deze aantallen zijn in tabel 3 weergegeven. Dit resulteerde in 66 artikelen in Het Financieele Dagblad en 44 artikelen in de Wall Street Journal, tezamen 110 artikelen. In Het Financieele Dagblad worden derhalve anderhalf keer meer artikelen gevonden dan in de Wall Street Journal.
Tabel 3: Aantal artikelen die op dezelfde dag zijn gepubliceerd in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in de periode 1999-2003 1999
Totaal
2000
2001
2002
2003
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
FD
WSJ
10
4
17
15
14
10
12
7
13
8
14
32
24
19
Totaal
21
110
Het aantal gevonden artikelen in zowel Het Financieele Dagblad als in de Wall Street Journal dat op dezelfde dag is gepubliceerd is per jaar opgeteld. In tabel 3 is bijvoorbeeld te zien dat in 1999 in Het Financieele Dagblad 10 artikelen zijn gevonden en in hetzelfde jaar werden slechts 4 artikelen in de Wall Street Journal gevonden waarvan de datum van publicatie 33
Nationaal versus Internationaal Nieuws
correspondeerde met de datums van de artikelen uit Het Financieele Dagblad. Uit de tabel blijkt dat voor alle jaren in Het Financieele Dagblad meer artikelen over de AEX-fondsen zijn gevonden en ook zijn er meerdere artikelen op één dag gepubliceerd. Om een vergelijking tussen een artikel uit Het Financieele Dagblad met een artikel uit de Wall Street Journal mogelijk te maken, wordt voor ieder nieuwsbericht in de Wall Street Journal op dezelfde dag één nieuwsbericht in Het Financieele Dagblad geselecteerd. Na alle filtering worden dan 44 artikelen uit de Wall Street Journal en 44 artikelen uit Het Financieele Dagblad onderzocht, in totaal dus 88 artikelen. In tabel 4 is de uiteindelijke verzameling van artikelen per AEX-fonds en per jaar weergegeven die geanalyseerd worden voor dit onderzoek. In bijlage I zijn al deze te onderzoeken artikelen uit Het Financieele Dagblad met titel en datum vermeld en in bijlage II zijn alle te analyseren artikelen met titel en datum uit de Wall Street Journal opgenomen.
Tabel 4: Verzameling van het aantal te onderzoeken artikelen per AEX-fonds per jaar dat op dezelfde dag is gepubliceerd in Het Financieele Dagblad en in de Wall Street Journal 1999
2000
2001
2002
2003
Heineken
2
Fortis
4
DSM
2
DSM
4
Fortis
2
Numico
2
Gucci
18 Fortis
2
Gucci
4
Gucci
8
VNU
4
Heineken
4
Gucci
10 Heineken
4
Heineken
4
Numico
2
VNU
6
2
WoltersKluwer
2
VNU
2
Totaal
8
30
20
LogicaCMG
14
Totaal
16
88
Van de weergegeven aantallen per fonds is telkens de helft van het aantal afkomstig uit Het Financieele Dagblad en de helft uit de Wall Street Journal. Hierbij geldt dat steeds een artikel uit Het Financieele Dagblad afkomstig is en een artikel uit de Wall Street Journal. In 1999 zien we bijvoorbeeld het fonds Heineken staan met 2 artikelen, dit houdt in dat 1 artikel uit Het
34
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Financieele Dagblad komt en 1 artikel uit de Wall Street Journal en dat deze twee artikelen dus dezelfde publicatiedatum hebben. Per krant worden derhalve, zoals gezegd, 44 artikelen onderzocht en zijn in totaal 88 artikelen onderwerp van analyse.
4.2 Operationalisatie van de variabelen In deze paragraaf wordt de operationalisatie van de variabelen beschreven en zal derhalve blijken hoe deze meetbaar zijn gemaakt. Om de artikelen te kunnen beoordelen worden de nieuwsberichten inhoudelijk geanalyseerd op basis van de drie parameters toon (van de inhoud) van het artikel, de grootte van het artikel en de plaats van het artikel in de krant. De operationalisatie van deze variabelen wordt in de volgende paragrafen nader toegelicht. Begonnen wordt met de manier waarop de toon van het artikel meetbaar wordt gemaakt, vervolgens wordt beschreven hoe de grootte van het artikel wordt bepaald en de wijze waarop de plaats van het artikel in de krant wordt gewaardeerd wordt besproken. Tot slot wordt tevens uiteengezet hoe de koersverandering van de AEX-fondsen wordt vastgesteld.
4.2.1 Toon van het artikel Nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal worden onderzocht door middel van inhoudsanalyse waarbij gebruik wordt gemaakt van Osgood’s evaluative assertion analysis (Osgood, Saporta & Nunnaly, 1956). Hierbij wordt in de berichtgeving door Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal bekeken of de indexfondsen (het kenobject) worden geassocieerd of gedissocieerd met een positief of negatief woord (common meaning term). Wanneer de zinnen met een evaluatieve lading van een artikel worden gedeeld door het totaal aantal zinnen van een artikel wordt in een percentage duidelijk hoe positief danwel negatief een artikel is. Oordelen in artikelen kunnen indirect of direct worden geuit door het expliciet weergeven van een evaluatie of een journalist zelf (of van iemand die geciteerd wordt). In dit onderzoek wordt alleen aandacht besteed aan de directe expliciete oordelen. Hierbij wordt, zoals gezegd, gebruik gemaakt van een variant van de methode van Osgood waarbij zin voor zin (de zin is de teleenheid) wordt nagegaan of er iets gezegd wordt over een van de kenobjecten en zo ja, positief, negatief of dat er sprake is van een neutrale lading van een zin. In de inhoudsanalyse van de nieuwsberichten worden alle teksten inbegrepen. Advertenties van de
35
Nationaal versus Internationaal Nieuws
bedrijven worden uitgesloten. De kenobjecten in dit onderzoek zullen aan de volgende voorwaarden voldoen: 1
Woorden die betrekking hebben op en die geassocieerd worden met het betreffende AEX-fonds.
2
Woorden die betrekking hebben op en die geassocieerd worden met de AEX. Het is niet noodzakelijk dat deze associatie in dezelfde zin staat, mits het wel in het artikel duidelijk wordt vermeld.
Osgood beschrijft de associatie of dissociatie van kenobjecten (onderwerp van de analyse) met “common meaning terms”. Een “common meaning term” is een woord dat voor iedere taalgebruiker dezelfde positieve of negatieve evaluatieve betekenis heeft. Een voorbeeld: “Numico behaalt hogere marges.” Hierbij voldoet Numico aan de voorwaarden om een kenobject te zijn en wordt geassocieerd met hogere marges. Hogere marges zijn woorden met een positieve lading, de score van deze zin is dus +1. De toon van het bericht wordt dus gedefinieerd als het verschil tussen het aantal positieve en negatieve zinnen over een kenobject gedeeld door het totaal aantal zinnen (ook de neutrale zinnen) in het artikel. De score loopt van –1 (zeer negatief) tot +1 (zeer positief). Bij het toetsen van de Efficiënte Markt Theorie in dit onderzoek wordt uitgegaan van een positief verband tussen de toon van een nieuwsbericht en de koersverandering. Met andere woorden, er wordt verondersteld dat positief nieuws leidt tot een koersstijging en dat negatief nieuws leidt tot een koersdaling. Aan de hand van de inhoudsanalyse wordt een antwoord gezocht op de eerste hypothese (H1) van dit onderzoek. Tevens dient deze analyse om hypothese H4a te kunnen beantwoorden.
4.2.2 Grootte van het artikel De wijze waarop de grootte van de artikelen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal wordt bepaald is aan de hand van het aantal kolommen, waarbij een artikel in de Wall Street Journal telkens wordt afgezet tegen een artikel op dezelfde dag in Het Financieele Dagblad. Vervolgens wordt aan de hand van het aantal kolommen bepaald of het artikel in de Het Financieele Dagblad groter (meer kolommen), kleiner (minder kolommen) of gelijk (hetzelfde aantal kolommen) is vergeleken met het artikel in de Wall Street Journal. Door de selectie van grotere, gelijke en/of kleinere artikelen wordt duidelijk of de artikelen in Het Financieele Dagblad groter in omvang zijn dan de artikelen in de Wall Street Journal en of de grootte van het artikel
36
Nationaal versus Internationaal Nieuws
een rol speelt in het effect op de koersverandering. Hiermee wordt een antwoord gevonden op de tweede hypothese (H2) in dit onderzoek. Tevens zijn deze gegevens relevant om de hypothese H4b te kunnen beantwoorden.
4.2.3 Plaats van het artikel De derde variabele in dit onderzoek betreft de plaats van een artikel in de krant, ofwel op welke pagina staat het nieuwsbericht. De plaats van een nieuwsbericht in de krant is in de regel een bewuste beslissing van de redactie van een krant. Hierdoor wordt impliciet een bepaalde waarde aan een nieuwsbericht toegekend en zou daardoor ook een relevante invloed kunnen hebben op de koersverandering van een fonds. De wijze waarop deze variabele geoperationaliseerd wordt is door vast te stellen op welke pagina het artikel staat en het artikel op basis daarvan een waarde toe te kennen. Deze waarde geeft de mate van relevantie van het artikel weer. Iedere pagina heeft derhalve een waarde die in een score wordt uitgedrukt en daarmee de toonaangevendheid van de plaats van een artikel in de krant wordt aangegeven. De toonaangevendheid van de plaats van de artikelen wordt beoordeeld met behulp van een score van 1 tot en met 5 waarbij een artikel op de voorpagina van de krant een score 5 krijgt, een artikel op pagina twee van de krant wordt de score 3 toegekend, voor een artikel op pagina drie van de krant wordt de score 4 gerekend, score 2 wordt toegekend aan nieuwsberichten die op de resterende rechterpagina’s staan en score 1 wordt gegeven aan nieuwsberichten die op alle volgende linkerpagina’s staan. Er is gekozen voor deze waarden omdat er wordt geacht dat de voorpagina van een krant vijfmaal zoveel van waarde is als de linkerpagina van de krant. Als men een krant pakt kijkt men immers in de regel eerst naar de voorpagina om in vogelvlucht te zien wat er in de krant staat. Vervolgens als men de eerste pagina openslaat, kijkt men eerst naar de rechterpagina van de krant en daarna naar de linkerpagina van de krant. Op basis van het gebruik van de krant in de praktijk door lezers is deze verdeling van scores toebedeeld. Ook is in een eerder verricht onderzoek deze scoreverdeling toegepast (Aandacht voor minderheden, 2000).
37
Nationaal versus Internationaal Nieuws
4.2.4 Koersverandering van de AEX-fondsen De artikelen worden derhalve per jaar geselecteerd op de AEX-fondsen die in het desbetreffende jaar niet aan de Amerikaanse beurs zijn genoteerd (zie tabel 1). Vervolgens wordt per fonds gekeken naar de relatieve verandering van de koers op de dag dat het nieuwsbericht verscheen. Deze relatieve verandering wordt berekend aan de hand van de opening- en slotkoers van het fonds in kwestie op de dag dat het nieuwsbericht in de krant verscheen. Hiermee wordt de directe relatie getoetst tussen de toon, de grootte en de plaats van een artikel in de krant en de koersverandering van het fonds dat onderwerp is van het artikel. Getracht wordt de verandering in de koers van een AEX-fonds te verklaren aan de hand van de nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad en in de Wall Street Journal. Immers, hiermee wordt een antwoord gegeven op de laatste drie deelhypothesen (H4a, H4b en H4c). Alhoewel de beleggers de actoren zijn in het tot stand brengen van de effecten van nieuws op de koersbeweging van een bedrijf is voor dit onderzoek het profiel van de belegger niet van belang. Dit onderzoek zal zich puur richten op het verband tussen de inhoud en uiterlijke vorm van de nieuwsberichten over AEX-fondsen en de koersbeweging van deze fondsen. Zo is ook het geografisch ingezetenschap en het type belegger niet relevant, het gaat immers om het effect tussen de onafhankelijke variabelen “toon, grootte en plaats van de nieuwsberichten” en de afhankelijke variabele “koersverandering”, waaruit het gedrag van beleggers als vanzelf blijkt. Voor de artikelen in Het Financieele Dagblad en de corresponderende artikelen in de Wall Street Journal wordt uiteindelijk een regressie-analyse uitgevoerd op de relatieve koersverandering van de AEX-fondsen waarop deze artikelen betrekking hebben. Hieruit zal het effect van de toon, de grootte en de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen over AEX-fondsen op de koersverandering van deze fondsen blijken.
38
Nationaal versus Internationaal Nieuws
5. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van dit onderzoek gepresenteerd en toegelicht en op basis daarvan worden conclusies getrokken met betrekking tot de hypothesen. Om eerst in vogelvlucht de verwachtingen nog eens de revue te laten passeren die onderwerp van dit onderzoek zijn, volgen nu de hypothesen nogmaals. De eerste hypothese (H1) is de verwachting dat de toon van nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad positiever is dan de toon van internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal. De tweede hypothese (H2) luidt dat nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad groter in omvang zijn dan internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal. Vervolgens luidt de derde hypothese in dit onderzoek dat nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad een toonaangevender plaats in de krant hebben dan internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal. Na genoemde verwachtingen inzake deze drie variabelen wordt, uitgaande van de Home Bias theorie, verwacht dat het effect van deze drie variabelen positiever is vanuit Het Financieele Dagblad dan vanuit de Wall Street Journal. Met andere woorden, zowel de positieve toon (H4a) als de grotere omvang (H4b) alsook de toonaangevender plaats (H4c) van de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad hebben een positiever effect op de koersverandering van deze fondsen dan de artikelen uit de Wall Street Journal. Tevens wordt op basis van de Efficiënte Markt Theorie een positief verband verwacht. Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel de beschrijvende statistieken behandelt en in het tweede gedeelte ingegaan wordt op de experimentele statistieken.
5.1 Beschrijvende statistieken In de volgende drie paragrafen worden de beschrijvende resultaten weergegeven en besproken. Dit betreft de eerste (H1), de tweede (H2) en de derde hypothese (H3) van dit onderzoek.
39
Nationaal versus Internationaal Nieuws
5.1.1 Toon van de artikelen De eerste hypothese waar een antwoord op gezocht wordt is afgeleid van de rol die de adverteerdermarkt speelt bij de wijze van berichtgeving door de kranten. Zoals eerder in hoofdstuk 2 (paragraaf 2.1.3) ter sprake is gekomen, is de relatie tussen kranten en hun adverteerders soms zeer hecht waardoor kranten mogelijk niet geheel objectief verslag doen van gebeurtenissen rondom hun adverteerders. Ook zouden zij in hun berichtgeving wellicht strategisch te werk gaan. Kranten zouden met andere woorden in hun nieuwsberichten rekening houden met de bedrijven die onderwerp van dit nieuws zijn en tegelijkertijd hun adverteerders. In dit onderzoek is gekeken of er een verschil te constateren is in de toon van de artikelen in Het Financieele Dagblad en in de Wall Street Journal, waarbij hetzelfde bedrijf onderwerp is in de artikelen en deze artikelen op dezelfde dag zijn gepubliceerd in beide kranten. Hierdoor is een zo correct mogelijke vergelijking tussen beide kranten mogelijk gemaakt. De verwachting omtrent de toon van de nieuwsberichten is dat nationale nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad een positiever toon hebben over bedrijven in de AEX-index dan internationale nieuwsberichten in de Wall Street Journal over dezelfde bedrijven. Om deze hypothese te kunnen bevestigen danwel te weerleggen zijn de geselecteerde artikelen op inhoud beoordeeld en dit resulteerde in een score voor ieder artikel waarvan de waarde varieert van -1 tot +1. Hierbij betekent een negatieve score dat de toon van het artikel (in meer of mindere mate) negatief is en een positieve score houdt in dat de toon van het artikel (in meer of mindere mate) positief is. Hoe positief danwel negatief een artikel is blijkt uit de hoogte van de absolute waarde van de score van het artikel. Op basis van deze waarde voor ieder artikel is gekeken of en hoeveel artikelen in Het Financieele Dagblad een positiever of minder negatieve score heeft dan het corresponderende artikel in de Wall Street Journal. Daar waar ofwel geen score zichtbaar is voor de toon van Het Financieele Dagblad ofwel geen score voor de Wall Street Journal, heeft het artikel de waarde 0 (nul) wat inhoudt dat de toon neutraal is.
40
Nationaal versus Internationaal Nieuws Figuur 1: De waarden van de scores voor de toon van alle artikelen in Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ), waarbij telkens een artikel uit het FD is afgezet tegen het corresponderende artikel uit de WSJ 0,8
toon van de artikelen
0,6 0,4 0,2 0,0 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
-0,2 -0,4 -0,6 -0,8
toonFD
toonW SJ
Uit de resultaten in figuur 1 blijkt dat de toon van 27 van de 44 artikelen in Het Financieele Dagblad positiever is dan de toon van de corresponderende artikelen in de Wall Street Journal, ofwel van 61% van de onderzochte artikelen in Het Financieele Dagblad is de toon positiever. Het aantal artikelen in Het Financieele Dagblad waarvan de toon negatiever is dan van de corresponderende artikelen in de Wall Street Journal is 16, dit is 36% van alle onderzochte artikelen in Het Financieele Dagblad. Het kwam 1 keer voor (bij nummer 29 in figuur 1) dat de toon van het artikel in Het Financieele Dagblad en het corresponderende artikel in de Wall Street Journal gelijk was, beide artikelen hadden namelijk de score 0 en waren derhalve beide neutraal. Dit percentage is slechts 2%. Als gekeken wordt naar de scores van de gepaarde artikelen uit Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal en hoe dicht deze scores bij elkaar liggen, dan blijkt dat bij 24 van de artikelen zowel de toon van het nieuwsbericht in Het Financieele Dagblad als de toon van het nieuwsbericht in de Wall Street Journal dezelfde positieve danwel negatieve richting op wijzen, dit is gelijk aan 55%. Dit betekent dat voor 55% van de nieuwsberichten uit beide kranten de toon dezelfde positieve danwel negatieve aard heeft. De scores verschillen echter wel van elkaar, wat aangeeft dat de mate van de positieve danwel negatieve toon tussen beide kranten verschilt. Bij 12 gepaarde artikelen wijzen de scores van beide kranten de tegengestelde richting op, dat is gelijk aan 27%. Dit wil zeggen dat de toon van het artikel uit Het Financieele Dagblad en het corresponderende artikel uit de Wall Street Journal een tegenovergestelde aard heeft, bij de ene krant positief en bij de andere krant
41
Nationaal versus Internationaal Nieuws
negatief. Bij de resterende 8 gepaarde artikelen heeft één van beide artikelen een score van 0 en is dus neutraal, deze neutrale artikelen hebben geen richting en daarom kan er bij deze artikelen geen vergelijking plaatsvinden in deze zin. In figuur 2 zijn de onderzochte artikelen uit Het Financieele Dagblad en uit de Wall Street Journal op basis van hun scores gerangschikt naar positieve, neutrale en negatieve toon van de inhoud van de artikelen.
Figuur 2: De artikelen uit Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal gerangschikt naar positieve, neutrale en negatieve toon van de inhoud 30
aantal artikelen
25
23
25
18
20
FD
15
12
WSJ
10
7 3
5 0 positief
neutraal
negatief
toon artikelen
Tabel 2: Het gemiddelde, de modus en de mediaan van de toon van de artikelen uit Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ) Toon FD
Toon WSJ
t
Sig.
Gemiddelde
.0242
-.0904
2.708
.010
Modus
.0000
.0000
Mediaan
.0698
-.1824
N (=aantal)
44
44
In Het Financieele Dagblad zijn 23 artikelen gevonden waarvan de toon positief is (52%), van 18 artikelen uit deze krant is de toon van de inhoud negatief (41%) en de resterende 3 artikelen (7%) zijn noch positief noch negatief, oftewel deze hebben een neutrale toon. Van de artikelen uit de Wall Street Journal hebben 12 artikelen een positieve toon (27%), van 25 van de artikelen
42
Nationaal versus Internationaal Nieuws
uit deze krant is de toon negatief (57%) en van 7 artikelen uit deze krant is de toon neutraal (16%). In tabel 2 is het gemiddelde van de toon van de artikelen uit beide kranten te vinden, waarbij te zien is dat dit bij de artikelen uit Het Financieele Dagblad duidelijk hoger ligt (.0242) dan bij de artikelen uit de Wall Street Journal (-.0904). De modus (meest voorkomende categorie) en de mediaan (middelste waarneming) van de artikelen uit Het Financieele Dagblad vallen respectievelijk in de categorie neutraal (.0000) en in de categorie positief, gezien de positieve waarde (.0698). De modus en de mediaan van de artikelen uit de Wall Street Journal bevinden zich achtereenvolgens in de categorie neutraal (.0000) en negatief (-.1824). Hieruit blijkt dat in Het Financieele Dagblad in de onderzochte periode overwegend positieve nieuwsberichten zijn gevonden en in de Wall Street Journal juist meer negatieve nieuwsberichten. Het verschil tussen de gemiddelde toon van de artikelen uit beide kranten is bovendien significant (p=.010) bij een significantieniveau van 5% (α=.05). Als antwoord op de eerste hypothese (H1) kan derhalve gezegd worden dat de toon van nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad merendeels (61%) positiever is dan de toon van de nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal. En van 55% van de artikelen komt de aard van de toon van de twee vergelijkende artikelen uit beide kranten overeen. Tevens ligt de mediaan van de artikelen uit beide kranten in de twee tegenovergestelde categorieën, waarbij die van Het Financieele Dagblad in de categorie positief ligt en die van de Wall Street Journal in de categorie negatief. Hieruit kan afgeleid worden dat de nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad overwegend positief zijn, terwijl de nieuwsberichten in de Wall Street Journal voornamelijk negatief zijn. Ook omdat het verschil tussen de gemiddelde toon van de artikelen uit beide kranten significant is, kan de eerste hypothese met deze argumenten bevestigd worden. Er kan derhalve gezegd worden dat de toon van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad positiever is dan de toon van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal.
5.1.2 Grootte van de artikelen Om in te gaan op de tweede hypothese van dit onderzoek, wordt gekeken naar de grootte van de onderzochte artikelen. Naarmate een artikel groter is zou het meer de aandacht kunnen trekken van lezers en daardoor wellicht een groter effect kunnen hebben op de koersverandering. Bij deze hypothese wordt tevens gekeken naar het verschil tussen nationale en internationale nieuwsberichten, de hypothese omtrent de grootte van de artikelen luidt dan
43
Nationaal versus Internationaal Nieuws
ook dat nationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad groter zijn in omvang dan internationale nieuwsberichten over de AEX-fondsen in de Wall Street Journal. Het aantal kolommen diende hierbij als criterium om de grootte van de artikelen vast te stellen.
Figuur 3: De grootte van alle artikelen in Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ), weergegeven aan de hand van het aantal kolommen, waarbij telkens een artikel uit het FD is afgezet tegen het corresponderende artikel uit de WSJ 6
aantal kolommen
5 4 3 2 1 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
grootteFD
grootteWSJ
Na de analyse van de artikelen is in figuur 3 te zien dat van de 44 onderzochte artikelen in zowel Het Financieele Dagblad als in de Wall Street Journal 25 nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad groter zijn dan hun corresponderende nieuwsbericht in de Wall Street Journal, dit is gelijk aan 57%. Het aantal artikelen in Het Financieele Dagblad dat kleiner is dan het corresponderende artikel in de Wall Street Journal is 7, wat gelijk is aan 16%. En het resterende aantal artikelen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal dat qua grootte gelijk is aan elkaar is 12. Dit aantal nieuwsberichten dat even groot is, is goed voor 27%. De twee grootste artikelen ofwel de artikelen met de meeste kolommen zijn twee nieuwsberichten uit Het Financieele Dagblad en deze tellen 5 kolommen. Van de artikelen uit de Wall Street Journal is geen enkel artikel 5 kolommen groot, sterker nog, de artikelen zijn niet groter dan 3 kolommen. Het kleinste nieuwsbericht is een artikel van 1 kolom groot, dit komt bij Het Financieele Dagblad slechts 1 keer voor, ofwel dit is gelijk aan 2% van het totaal aantal onderzochte artikelen in deze krant. Echter, bij de Wall Street Journal is dit bij 11 artikelen het geval, wat 25% van het totaal
44
Nationaal versus Internationaal Nieuws
aantal onderzochte artikelen in deze krant is. In figuur 4 zijn verdere beschrijvende statistieken weergegeven betreffende de grootte van de artikelen in beide kranten.
Figuur 4: De artikelen uit Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal gerangschikt naar het aantal kolommen van de artikelen 25 20
aantal artikelen
20
17
17
15
13 11
10
FD WSJ
7
5
2 0
0 5
1
0
4
3
2
1
aantal kolommen
Tabel 4: Het gemiddelde, de modus en de mediaan van de grootte van de artikelen uit Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ), waarbij de cijfers verwijzen naar het aantal kolommen van een artikel Grootte FD
Grootte WSJ
t
Sig.
Gemiddelde
3.05
2.20
4.375
.000
Modus
2(a)
3
Mediaan
3
2
N (=aantal)
44
44
a: Meerdere modi aanwezig, de laagste moduswaarde is weergegeven
Alle artikelen uit de Wall Street Journal (100%) zijn te vinden in de categorieën van 1, 2 en 3 kolommen, terwijl van de artikelen uit Het Financieel Dagblad 57% in deze drie categorieën te vinden is. In de categorieën van 4 en 5 kolommen bevinden zicht de resterende 43% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad, terwijl in deze categorieën geen enkel artikel uit de Wall Street Journal te vinden is. Dit geeft reeds aan dat het gemiddelde artikel uit Het Financieele Dagblad groter in omvang is dan het gemiddelde artikel uit de Wall Street Journal. Ook zien we
45
Nationaal versus Internationaal Nieuws
aan het gemiddelde van Het Financieele Dagblad dat het een waarde laat zien van ruim drie kolommen groot (3.05) en dat de gemiddelde grootte van de artikelen uit de Wall Street Journal lager ligt, namelijk op ruim twee kolommen groot (2.20). Het verschil tussen deze twee gemiddelden is significant (p=.000) bij een significantieniveau van 5% (α=.05). Als we kijken naar de modus (meest voorkomende categorie) dan blijkt dat Het Financieele Dagblad twee modi heeft, deze twee modi vallen in de categorie van 2 en van 4 kolommen groot. De modus bij de artikelen uit de Wall Street Journal is de categorie van artikelen die 3 kolommen groot zijn. Wat ook verschilt tussen de twee kranten is de mediaan (middelste waarneming), deze bevindt zich bij de artikelen uit Het Financieele Dagblad in de categorie artikelen van 3 kolommen groot en bij de artikelen uit de Wall Street Journal ligt deze in de categorie die 2 kolommen telt. De mediaan ligt derhalve bij Het Financieele Dagblad een categorie hoger dan bij de Wall Street Journal. Dit houdt in dat bij de artikelen uit Het Financieele Dagblad 50% van de artikelen 3 kolommen of meer telt en de overige 50% van de artikelen 3 kolommen of minder telt. Bij de artikelen uit de Wall Street Journal betekent dit dat 50% van de artikelen 2 kolommen groot of groter is en de andere 50% van de artikelen 2 kolommen of minder telt. In de figuur is tevens te zien dat de artikelen uit de Wall Street Journal niet groter zijn dan 3 kolommen. Dit betekent dat 100% van de onderzochte artikelen uit deze krant zijn verspreid over de categorieën die 1, 2 en 3 kolommen tellen, tegenover 57% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad die in deze drie categorieën vallen. En 43% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad is te vinden in de categorieën met 4 en 5 kolommen, tegenover 0% van de artikelen uit de Wall Street Journal. In Het Financieele Dagblad zijn derhalve ook nieuwsberichten gevonden die 4 en 5 kolommen groot zijn, de spreiding van de twee helften boven en onder de mediaan is bij de artikelen uit deze krant evenwichtiger. Gegeven de resultaten over de grootte van de artikelen kan gezegd worden dat ook de tweede hypothese bevestigend beantwoord kan worden. Immers, 57% van de artikelen in Het Financieele Dagblad is groter in omvang dan de corresponderende artikelen in de Wall Street Journal. Daarbij vallen zowel de modus als de mediaan van de artikelen uit Het Financieele Dagblad in een hogere schaal, waarbij de omvang van de artikelen groter is dan van de artikelen in de Wall Street Journal. Ook is tenslotte het verschil tussen de gemiddelde grootte van de artikelen uit beide kranten significant.
46
Nationaal versus Internationaal Nieuws
5.1.3 Plaats van de artikelen In deze paragraaf worden de beschrijvende statistieken van de derde en tevens laatste onafhankelijke variabele in dit onderzoek gepresenteerd. Dit betreft de plaats van het artikel in de krant, ofwel op welke pagina staat het nieuwsbericht. In figuur 5 zijn de artikelen weergegeven met hun score voor de toonaangevendheid van de pagina waarop deze geplaatst zijn. De scores gaan van 1 tot en met 5, waarbij 5 de hoogste en dus de beste score is, namelijk voor de voorpagina van de krant. De voorpagina wordt immers als meest toonaangevende pagina van de krant beschouwd. Aangezien bij het lezen van de krant eerst naar de rechterpagina wordt gekeken en daarna naar de linkerpagina, wordt de score 4 toegekend aan de op één na toonaangevende pagina van de krant, namelijk paginanummer 3 (de eerste rechterpagina van de krant). De op twee na toonaangevende pagina van de krant wordt de score 3 toegekend, dit is paginanummer 2 (de eerste linkerpagina van de krant). Hierbij geldt dat pagina 3 derhalve een hogere score heeft dan pagina 2 omdat dit een rechterpagina is en bovendien voorin de krant gelegen (de eerste rechterpagina na het openslaan van de krant). De pagina die daarop volgt is pagina 2 en heeft daardoor de op twee na hoogste score. Omdat de linkerpagina’s van de krant steeds het laatst bekeken worden en daardoor de laagste prioriteit hebben bij het lezen van de krant, staat de score 1 (de laagste score) voor alle linkerpagina’s vanaf paginanummer 4 van de krant. Dit zijn dus de minst toonaangevende pagina’s van de krant. Ten slotte staat de score 2 voor alle rechterpagina’s vanaf paginanummer 5 van de krant, omdat zoals gezegd, de rechterpagina’s een hogere mate van relevantie hebben dan de linkerpagina’s. Bovenal is nieuws op de voorpagina van de krant het nieuws dat de meeste aandacht trekt en derhalve als meest toonaangevend wordt beschouwd.
47
Nationaal versus Internationaal Nieuws Figuur 5: De paginascores voor de toonaangevendheid van de plaats van het artikel in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal 6
paginascore
5 4 3 2 1 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
paginaFD
paginaWSJ
Uit figuur 5 is af te lezen dat van alle onderzochte artikelen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal 33 artikelen uit Het Financieele Dagblad een betere plaats hebben in de krant dan het corresponderende artikel op dezelfde dag uit de Wall Street Journal. Dit aantal is goed voor 75%. Dit wil zeggen dat deze artikelen uit Het Financieele Dagblad meer voorin de krant te vinden waren of op een rechterpagina in plaats van op een linkerpagina. Het aantal artikelen uit Het Financieele Dagblad dat een slechtere plaats in de krant heeft dan het corresponderende artikel uit de Wall Street Journal is 2, dit is slechts 5% van alle artikelen. Het resterende aantal artikelen uit Het Financieele Dagblad zijn 9 artikelen die qua plaats in de krant dezelfde score hebben en derhalve op gelijke relevantie zijn gewaardeerd. Dit aantal artikelen is gelijk aan 20%. Uit vorenstaande blijkt dat de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad op een toonaangevender pagina staan dan de artikelen in de Wall Street Journal. Dit impliceert dat de relevantiegraad in deze zin die Het Financieele Dagblad toekent aan de nieuwsberichten over de ‘eigen’ bedrijven hoger is dan deze graadmeter voor de relevantie die de Wall Street Journal aan de nieuwsberichten over dezelfde bedrijven toekent. Verder is ook hierbij nog gekeken naar het gemiddelde van de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen in beide kranten, de modus en de mediaan van de paginascore van de artikelen. In figuur 6 is dit te zien.
48
Nationaal versus Internationaal Nieuws Figuur 6: De artikelen uit Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal gerangschikt naar de plaats van de artikelen (pagina) in beide kranten, waarbij de voorpagina de meest toonaangevende pagina is en de linkerpagina’s de minst toonaangevende pagina’s zijn 25
aantal artikelen
20
20 18 14
15
15
FD
11
WSJ
10 5
4
5
0
0
1
0
lin a' in ag rp ke
2
3
s
s a' in ag rp te ch re
na gi pa
na gi pa
na gi pa or vo
Tabel 6: Het gemiddelde, de modus en de mediaan van de scores voor de plaats van de artikelen (pagina) uit Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ) Pagina FD
Pagina WSJ
t
Sig.
Gemiddelde
3.70
2.05
6.762
.000
Modus
5
1
Mediaan
4
2
N (=aantal)
44
44
Hieruit blijkt dat de gemiddelde score van de pagina waarop de artikelen in Het Financieele Dagblad staan bijna een score vier bereikt (3.70), wat de op één na hoogste score is en wat betekent dat de artikelen in deze krant gemiddeld genomen op paginanummer 3 van de krant staan. Voor de artikelen uit de Wall Street Journal geldt dat deze gemiddeld genomen op paginanummer 5 van de krant staan. Dit is te zien aan de gemiddelde score voor de plaats van de artikelen uit deze krant (2.05). Het verschil tussen beide gemiddelden is significant (p=.000) bij een significantieniveau van 5% (α=.05). De modus van de artikelen uit Het Financieele Dagblad valt in de categorie “voorpagina”, ofwel de hoogst gewaardeerde pagina van de krant. Bij de artikelen uit de Wall Street Journal is de modus te vinden in de categorie “linkerpagina”,
49
Nationaal versus Internationaal Nieuws
dit is de laagst gewaardeerde pagina van de krant. Over de mediaan van de artikelen uit Het Financieele Dagblad kan gezegd worden dat deze in de categorie “pagina 3” zit, wat betekent dat de helft van de artikelen uit Het Financieele Dagblad in de twee hoogst gewaardeerde categorieën valt en dat de andere helft van de artikelen verspreid is over de overige drie categorieën. De mediaan van de artikelen uit de Wall Street Journal is te vinden in de categorie “rechterpagina”, wat inhoudt dat de artikelen uit deze krant meer geconcentreerd zijn in de twee laagst gewaardeerde categorieën. Immers, 50% van de artikelen uit de Wall Street Journal is verspreid over de twee laagst gewaardeerde categorieën en 50% van de artikelen ligt in de daarboven gelegen drie categorieën. Opvallend is dat van de onderzochte artikelen geen enkel artikel uit beide kranten op pagina 2 van de krant is gevonden. Na weergave van de resultaten omtrent de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen in beide kranten kan gezegd worden dat de nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad voornamelijk op de voorpagina te vinden zijn (41%) en vervolgens op de rechterpagina’s (32%) en op pagina 3 (25%) van de krant. Slechts 1 artikel (2%) stond op de linkerpagina op paginanummer 5 of verder in de krant. De nieuwsberichten over de AEXfondsen in de Wall Street Journal staan het meest op de linkerpagina’s (46%) en op de rechterpagina’s vanaf paginanummer 4 en verder in de krant (34%). Een relatief klein aantal staat op de voorpagina (9%) en op pagina 3 van de krant (11%). Tevens is gebleken dat het verschil tussen de gemiddelde waarden voor de toonaangevendheid van de pagina waarop de artikelen in beide kranten staan significant is. De hypothese hieromtrent (H3) kan derhalve bevestigd worden.
5.2 Experimentele statistieken In voorgaande is een beschrijving gegeven van de gevonden data omtrent de variabelen toon, grootte en plaats van de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad en in de Wall Street Journal, waarmee antwoord is gevonden op de eerste, tweede en derde hypothese van dit onderzoek. Nu wordt ingegaan op de vierde hypothese die uit drie delen bestaat (H4a, H4b en H4c), waarbij de aandacht is gericht op respectievelijk de relatie tussen de variabelen toon, grootte en toonaangevendheid van de plaats van het artikel met de koersverandering van de AEX-fondsen. Deze wordt met behulp van een regressie-analyse getoetst. In het kader van het eerste deel van de hypothese (H4a) wordt onderzocht of het effect van de positieve toon van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad groter is dan de toon
50
Nationaal versus Internationaal Nieuws
van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal op het koersverloop van de AEX-fondsen. Ofwel, de relatie tussen de toon van de nationale nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad en de koersverandering van de AEX-fondsen wordt getoetst en hetzelfde wordt gedaan met de toon van de nieuwsberichten in de Wall Street Journal en de koersverandering van de AEX-fondsen. Na deze twee relaties met elkaar te hebben vergeleken kan gezegd worden of de hypothese H4a geldig is binnen dit onderzoek. Dezelfde werkwijze wordt gevolgd bij het toetsen van H4b, waarbij de variabele “toon” wordt vervangen door de variabele “grootte” en derhalve de relatie tussen de grootte van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad en de koersverandering van de AEX-fondsen wordt onderzocht en vervolgens wordt vergeleken met de relatie tussen de grootte van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal en het koersverloop van de AEX-fondsen. Tot slot wordt ten behoeve van een antwoord op de derde deelhypothese (H4c) ook hetzelfde gedaan met de variabele toonaangevendheid van de plaats van een artikel in de krant, ofwel op welke pagina staat het artikel. Hieruit zal blijken of de plaats van nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad een positiever effect heeft op de koersverandering van deze fondsen dan de plaats van internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal. Voordat de daadwerkelijke resultaten worden besproken zal eerst een correlatieanalyse gedaan worden om te zien of de variabelen niet of niet in belangrijke mate met elkaar correleren.
5.2.1 Correlatieanalyse Om te zien of de variabelen niet of niet in belangrijke mate met elkaar correleren wordt een correlatieanalyse uitgevoerd. Door de aanwezigheid van onderlinge correlatie tussen de variabelen zou het kunnen zijn dat de resultaten niet door de geselecteerde onafhankelijke variabele zélf maar door een variabele die met deze variabele correleert worden beïnvloed. Bij de in dit onderzoek onafhankelijke variabelen zou onderlinge afhankelijkheid aanwezig kunnen zijn, waardoor de resultaten van de effecten van de variabelen toon, grootte en plaats (pagina) van de artikelen op de koersverandering van de AEX-fondsen geen redelijk waarheidsgetrouw beeld weerspiegelt. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat een negatief nieuwsbericht vaak een grote omvang heeft en op de voorpagina wordt geplaatst om er extra de nadruk op te leggen. In deze paragraaf wordt daarom nagegaan of de resultaten in de regressie-analyses van dit onderzoek worden beïnvloed door correlatie tussen de toon, de grootte en de plaats van de
51
Nationaal versus Internationaal Nieuws
artikelen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal. De correlatie tussen deze drie variabelen is in tabel 7 gepresenteerd. Hierbij worden de correlatiecoëfficiënten van de toon, de grootte en de plaats van de artikelen steeds voor beide kranten afzonderlijk weergegeven. Onder de correlatiecoëfficiënt staat steeds de bijbehorende significantiewaarde (cursief).
Tabel 7: Correlatiecoëfficiënten van de variabelen toon, grootte en plaats (pagina) van de artikelen uit Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ) Toon FD
Toon WSJ
Toon FD
1
Toon WSJ
.491(**)
Grootte FD
Grootte WSJ
Pagina FD
Pagina WSJ
Koers
1
.001 Grootte FD
Grootte WSJ
Pagina FD
Pagina WSJ
Koers
-.051
.077
1
.743
.618
-.338(*)
-.241
.071
.025
.115
.648
-.043
.139
.342(*)
.180
.781
.368
.023
.242
-.274
-.091
-.052
.055
.266
.072
.558
.736
.723
.081
-.198
.087
.096
.123
-.073
-.137
.199
.573
.537
.427
.635
.374
1
1
1
1
** Correlatie is significant bij een significantieniveau van 1% (α=0.01). * Correlatie is significant bij een significantieniveau van 5% (α=0.05).
Over het geheel genomen zijn de correlatiecoëfficiënten laag. Dit betekent dat de variabelen onderling niet in belangrijke mate met elkaar correleren waardoor aangenomen kan worden dat de resultaten niet in belangrijke mate beïnvloed zijn door een andere dan de geselecteerde variabele. De hoogste correlatie (.491) is te zien tussen de toon van de artikelen in Het Financieele Dagblad en de toon van de artikelen in de Wall Street Journal. Deze correlatie is
52
Nationaal versus Internationaal Nieuws
niet zo vreemd aangezien ook verwacht kan worden dat de toon van de inhoud van de artikelen niet erg veel van elkaar zal verschillen. Immers, wanneer een bedrijf in goede of slechte conditie verkeert zal door de verslaggevers van beide kranten ongetwijfeld goed beoordeeld worden en daardoor ook met elkaar in overeenstemming zijn. Echter, genoemde correlatie ligt onder de 50% (49.1%) en is derhalve niet schrikbarend hoog. We kunnen daarom zeggen dat de strekking van de inhoud van de artikelen uit beide kranten globaal overeenkomt, maar de verschillen die aanwezig zijn in de toon, zijn toch groot genoeg om de gemiddelden van beide kranten in hun positieve danwel negatieve aard van elkaar te laten verschillen (zie tabel 2 van dit hoofdstuk). Relaterend aan de relaties die zij hebben met de bedrijven waarover zij berichten op de adverteerdermarkt, zou dit de aanwezige verschillen in de toon tussen Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal kunnen verklaren. De correlatie tussen de toon van de artikelen in beide kranten is wel significant (p = .001) en wel bij een significantieniveau van 1% (α = .01). Zoals gezegd, ligt de correlatiewaarde onder de 50% en is derhalve relatief laag. Omdat de correlatiematrix uit twee helften bestaat die het spiegelbeeld van elkaar zijn, de diagonaal van linksboven naar rechtsonder met de waarden “1” is de scheidslijn, hoeven we alleen te kijken naar één kant van deze diagonaal, de tweede identieke helft is daarom weggelaten. We kunnen zien dat van de 15 correlatiecoëfficiënten 3 significant zijn. Dit zijn tevens de 3 hoogste correlatiecoëfficiënten, waarvan er één reeds is genoemd. Nog een significante correlatie is die tussen de grootte van de artikelen in Het Financieele Dagblad en de pagina waarop deze artikelen staan (.342) met een significantiewaarde van .023 (bij α = .05). Uit deze correlatie kan afgeleid worden dat relatief grote nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad ook op een relatief belangrijke pagina van deze krant staan. Dit is een redelijk aannemelijke correlatie aangezien grote artikelen door hun omvang een bepaalde mate van relevantie tonen en de voorpagina en andere belangrijke pagina’s in de krant dezelfde functie hebben. De derde significante correlatie is een niet direct voor de hand liggende, namelijk die tussen de toon van de artikelen in Het Financieele Dagblad en de grootte van de artikelen in de Wall Street Journal (-.338) met een significantiewaarde van .025 (bij α = .05). Deze is weliswaar negatief, wat inhoudt dat een negatieve toon van artikelen in Het Financieele Dagblad correleert met een relatief groot artikel in de Wall Street Journal en vice versa. En gezien de correlatie tussen de toon van de artikelen in beide kranten zou deze correlatie kunnen impliceren dat negatief nieuws in Het Financieele Dagblad door de Wall Street Journal wordt vergroot door er een omvangrijk artikel aan te wijden. De resterende correlaties in de matrix zijn lager dan de besproken drie en de significantiewaarden geven ook geen significantie aan. De drie besproken correlaties zijn derhalve de drie hoogste en significante in de matrix. Echter, de waarden van
53
Nationaal versus Internationaal Nieuws
deze correlaties zijn uiteindelijk niet hoog en er is daarom overall geen sprake van sterk correlerende variabelen in dit onderzoek.
5.2.2 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van artikelen over AEX-fondsen en de koersverandering van deze fondsen In deze paragraaf zal de onderzochte relatie besproken worden tussen de drie variabelen in dit onderzoek, de toon, de grootte en de toonaangevendheid van de plaats van artikelen (welke pagina) over AEX-fondsen en de koersverandering van deze AEX-fondsen. Om zo dicht mogelijk bij het doel van dit onderzoek te blijven worden twee regressies uitgevoerd, welke in tabel 8 zijn gepresenteerd. Aangezien in dit onderzoek wordt getracht aan te tonen dat nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad een positiever effect hebben op de koersverandering van deze AEX-fondsen, is de regressie-analyse “1:FD” uitgevoerd die betrekking heeft op de relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van artikelen over AEXfondsen uit Het Financieele Dagblad en de koersverandering van deze AEX-fondsen. Deze regressie is derhalve toegespitst op het effect van de artikelen uit Het Financieele Dagblad op het koersverloop van de betreffende fondsen en als zelfstandige regressie uitgelicht. Daarna volgt een beschrijving behorende bij de tweede regressie in tabel 8 “2:FD+WSJ”, die refereert aan het verband tussen alle geanalyseerde artikelen in dit onderzoek over AEX-fondsen, dus zowel de artikelen uit Het Financieele Dagblad als de artikelen uit de Wall Street Journal, en het koersverloop van de betreffende fondsen. Omdat de met elkaar corresponderende artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en uit de Wall Street Journal op dezelfde datum zijn gepubliceerd en de artikelen uit beide kranten tegelijkertijd hun effect hebben op de koersen van de AEX-fondsen, is deze tweede regressie-analyse uitgevoerd waarin alle artikelen over AEX-fondsen uit beide kranten zijn opgenomen. Aan de hand hiervan kunnen de effecten van de kranten met elkaar vergeleken worden. Na deze behandeld te hebben zal hieruit als vanzelf een conclusie volgen inzake de relatie tussen de artikelen over AEX-fondsen uit de Wall Street Journal en de koersverandering van deze AEX-fondsen. Deze wordt uiteraard ook nader toegelicht.
54
Nationaal versus Internationaal Nieuws Tabel 8: Resultaten van de regressie-analyse voor de relatie tussen de variabelen toon, grootte en plaats (pagina) van de artikelen uit Het Financieele Dagblad (FD) en de Wall Street Journal (WSJ) met de koersverandering van de AEX-fondsen, waarbij deel “1:FD” het verband laat zien tussen Het Financieele Dagblad en de koersverandering van AEX-fondsen en deel “2:FD+WSJ” toont het verband tussen Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal tezamen met het koersverloop van de AEX-fondsen
1: FD
Beta
t
Sig.
Toon FD
-.196
-1.280
.208
Grootte FD
.129
.788
.435
Pagina FD
-.126
-.772
.445
2
.060
R
2: FD+WSJ
Toon FD
-.350
-1.861
.071
Grootte FD
.084
.508
.615
Pagina FD
-.127
-.724
.474
Toon WSJ
.278
1.553
.129
Grootte WSJ
.098
.592
.557
Pagina WSJ
-.175
-1.050
.301
2
.147
R
Tabel 9: F-waarden met de bijbehorende significanties F
Sig.
1: FD
.857
.471
2: FD+WSJ
1.062
.402
55
Nationaal versus Internationaal Nieuws
5.2.2.1 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en de koersverandering van deze fondsen Zoals gezegd, wordt bij het bespreken van de relatie tussen de toon, de grootte en de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen (op welke pagina staan de artikelen) over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en de koersverandering van deze fondsen verwezen naar tabel 8. In deze tabel is in het eerste gedeelte deze regressie weergegeven. Uit de resultaten is het verband tussen de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en het koersverloop van deze fondsen af te lezen, waaruit blijkt dat de betacoëfficiënten (Beta) van de variabelen “Toon FD” (-.196) en “Pagina FD” (-.126) beide een negatieve relatie weergeven met de koersverandering van de AEX-fondsen. In het eerste geval houdt dit in dat naarmate het nieuws over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad positiever is, de koersen van de fondsen in kwestie dalen en vice versa. De betacoëfficiënt van de pagina waarop het artikel is geplaatst in de krant (-.126) houdt in dat naarmate een artikel op een toonaangevender pagina staat, ofwel meer voorin in de krant staat, dit ook gepaard gaat met een daling van de koersen van de betreffende AEX-fondsen. Aangezien de artikelen uit Het Financieele Dagblad gemiddeld een positieve toon hebben (.0242), ligt dit verband niet voor de hand en zou deze relatie nader onderzocht kunnen worden en gekeken worden of wellicht een derde, niet onderzochte variabele in dit onderzoek, hierin een rol speelt en een verklaring kan bieden. Een nadere bespreking van dit verband komt in de volgende paragraaf nog aan de orde, waarin dit tevens wordt afgezet tegen het verband tussen de toon van de artikelen uit de Wall Street Journal en de koersen van dezelfde fondsen. Hieruit wordt een vooralsnog premature conclusie getrokken, maar hierover volgt verderop nadere uitleg. De t-waarden van deze beide variabelen zijn negatief. Van de variabele “Toon FD” is deze relatief groot (-1.280) waardoor de siginificantiewaarde relatief laag is (.208) en daardoor gezegd kan worden dat deze marginaal significant is bij een significantieniveau van 10% (α=.1). De t-waarde van de variabele “Pagina FD” is relatief laag (-.772) waardoor de significantiewaarde relatief hoog is (.445) en deze variabele niet significant is. De variabele “Grootte FD” heeft een lage coëfficiënt (.129), maar is als enige positief wat daarom een positief verband inhoudt tussen de grootte van de artikelen uit Het Financieele Dagblad en de koersverandering van deze AEX-fondsen. Dit betekent concreet dat naarmate de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad groter in omvang zijn, oftewel meer kolommen tellen, de koersen van deze AEX-fondsen stijgen. De t-waarde van deze variabele is aan de lage kant (.788) en de significantiewaarde daardoor vrij hoog (.435), wat aangeeft dat
56
Nationaal versus Internationaal Nieuws
ook deze variabele niet significant is. Van de drie besproken variabelen geeft de toon van de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad het sterkste, weliswaar negatieve, verband weer (-.196) met de koersverandering van de AEX-fondsen. Tevens is deze variabele het meest significant van de drie (.208), maar desondanks niet overtuigend significant. Als we vervolgens tabel 9 raadplegen, waarin de F-waarde van deze regressie is weergegeven, dan is te zien dat deze F=.857 is en gepaard gaat met een significantiewaarde van p=.471. Hieruit blijkt dat de regressie-analyse voor de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad op het koersverloop van deze AEX-fondsen overall niet significant is. Om tot slot iets te kunnen zeggen over de mate waarin de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad de variantie in de koersverandering van de betreffende AEX-fondsen verklaren, kijken we naar de R2 van deze regressie-analyse. Dan kunnen we over de verklaarde variantie in de koersverandering van de AEX-fondsen zeggen dat, 6% (R2 = .060) van deze variantie verklaard kan worden door de drie variabelen toon, grootte en toonaangevendheid van de plaats van de artikelen over AEXfondsen in Het Financieele Dagblad.
5.2.2.2 De relatie tussen de toon, de grootte en de plaats van alle artikelen over AEX-fondsen en de koersverandering van deze fondsen In deze paragraaf wordt de regressie-analyse besproken die betrekking heeft op de relatie tussen alle geanalyseerde artikelen in dit onderzoek, dus zowel de artikelen uit Het Financieele Dagblad als de artikelen uit de Wall Street Journal over AEX-fondsen, en de koersverandering van deze AEX-fondsen. Voor de resultaten van deze regressie wordt tevens naar tabel 8 verwezen, waarin de vergelijking van deze regressie te zien is in het tweede blok “2:FD+WSJ”. In deze vergelijking is de betacoëfficiënt (Beta) van de variabele “Toon FD” -.350. Daarmee geeft deze variabele het sterkste verband weer met de koersverandering van de AEX-fondsen. Tevens heeft deze variabele een redelijk hoge t-waarde (-1.861) en is daardoor de significantiewaarde relatief laag (p= .071). De toon van artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad is derhalve significant bij een significantieniveau van 10% (α=.1) en bij een significantieniveau van 5% (α=.05) toont deze variabele marginale significantie. Vergeleken met de toon van artikelen over AEX-fondsen uit de Wall Street Journal (.278) laat de toon van artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad (-.350) een sterker verband zien. Een opvallend verschil tussen deze twee is de aard van het verband, welke bij de artikelen uit Het Financieele Dagblad negatief is en bij de artikelen uit de Wall Street Journal positief. Hieruit kan
57
Nationaal versus Internationaal Nieuws
reeds de conclusie getrokken worden dat de Efficiënte Markt Theorie, die veronderstelt dat positief nieuws een positief effect heeft op koersen en negatief nieuws een negatief effect, slechts van toepassing is op de relatie tussen de artikelen over AEX-fondsen uit de Wall Street Journal en het koersverloop van deze AEX-fondsen en niet van toepassing is op de relatie tussen de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad en het koersverloop van deze fondsen. De t-waarde en de significantie van de variabele “Toon WSJ” verschillen niet veel van die van de variabele “Toon FD”. Achtereenvolgens zijn deze waarden van de toon van artikelen uit de Wall Street Journal (t= 1.553) en (p= .129) en kan gezegd worden dat deze variabele marginaal significant is bij een significantieniveau van 10% (α=.1). Deze vertoont derhalve iets minder significantie dan de toon van artikelen uit Het Financieele Dagblad. Wat betreft de grootte van de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad blijkt uit de tabel dat de betacoëfficiënt (.084) iets kleiner is dan de betacoëfficiënt van de artikelen uit de Wall Street Journal (.098). Beide zijn positief, wat duidt op een positief verband tussen de grootte van de artikelen over AEX-fondsen uit beide kranten en de koersverandering van deze fondsen. Ook de t-waarden en de significantiewaarden liggen zeer dicht bij elkaar. Van de variabele “Grootte FD” ligt de t-waarde (t = .508) iets onder de t-waarde van de variabele “Grootte WSJ” (t = .592) en hetzelfde geldt voor de significantiewaarden van beide variabelen, maar dan omgekeerd, namelijk dat de significantiewaarde van de variabele “Grootte FD” (p=.615) net iets hoger ligt dan de significantiewaarde van de variabele “Grootte WSJ” (p=.557). Hierdoor vertoont laatstgenoemde variabele een fractie meer significantie. Echter, beide variabelen zijn niet significant genoeg in het model om deze relaties zonder meer aan te nemen. De betacoëfficiënten van de variabelen “Pagina FD” (-.127) en “Pagina WSJ” (-.175) geven beide een negatief verband aan met de koersverandering van de AEX-fondsen. Dit betekent dat naarmate de artikelen op een toonaangevender pagina staan in de krant, dit een daling van de koersen van de betreffende AEX-fondsen tot gevolg heeft. Tevens zijn ze zeer laag, wat inhoudt dat enkel de plaats van de artikelen weinig verandering brengt in het koersverloop van de AEX-fondsen. Gegeven het feit dat de artikelen uit Het Financieele Dagblad gemiddeld groter zijn en de artikelen gemiddeld een positieve toon hebben, is het negatieve verband tussen de toon van de artikelen en het koersverloop en tussen de pagina waarop deze staan in de krant en de koersverandering opmerkelijk te noemen. Hierin zou daarom wellicht een externe factor een relevante rol kunnen spelen, wat uit nader onderzoek van deze relatie zou kunnen blijken. De t-waarde van de plaats van de artikelen in Het Financieele Dagblad (-.724) is lager dan de t-waarde van de plaats van de artikelen in de Wall Street Journal (-1.050), waardoor de significantiewaarden van deze variabelen het
58
Nationaal versus Internationaal Nieuws
tegenovergestelde laten zien. De betacoëfficiënt van de plaats van de artikelen in de Wall Street Journal is derhalve meer significant (p=.301) dan de betacoëfficiënt van de plaats van de artikelen in Het Financieele Dagblad (p=.474). Echter, ook deze variabelen zijn beide niet significant genoeg om zonder meer als waar aan te kunnen nemen. Uit de resultaten van deze regressie blijkt dat de verklaarde variantie van de toon, de grootte en de plaats van de artikelen uit zowel Het Financieele Dagblad als de Wall Street Journal bijna 15% is (R2 = .147). Als we tot slot nogmaals tabel 9 raadplegen om de F-waarde en de significantiewaarde van de vergelijking als geheel te zien, dan blijkt dat de F-waarde redelijk hoog is (F= 1.062), maar helaas niet hoog genoeg om een relatief lage significantiewaarde (p=.402) te genereren en blijkt derhalve de regressie als geheel niet significant te zijn. Om nu tot een antwoord te komen op de drie deelhypothesen H4a, H4b en H4c kunnen we stellen dat wat betreft de hypothese 4a de positieve toon van de nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad een sterker verband (Beta= -.350) laat zien met de koersverandering van de AEX-fondsen in vergelijking met de internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal (Beta= .278). Echter, de aard van beide relaties is tegengesteld aan elkaar, waarbij de relatie tussen de artikelen in Het Financieele Dagblad negatief is en daardoor ook een tegengesteld effect heeft op het koersverloop van de AEXfondsen. Met andere woorden positief nieuws over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad gaat gepaard met een daling van de koersen van deze AEX-fondsen en vice versa. Bij de internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal is de relatie met de koersverandering van de AEX-fondsen positief en daarmee in overeenstemming met de Efficiënte Markt Theorie, wat met de artikelen uit Het Financieele Dagblad dus niet het geval is. Hieruit kunnen we derhalve concluderen dat op basis van de aard van de effecten van de artikelen uit beide kranten, de hypothese niet bevestigd kan worden omdat de nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad niet een positiever maar juist negatiever effect hebben op de koersverandering van de AEX-fondsen ten opzichte van de nieuwsberichten in de Wall Street Journal. Wel is het verband tussen de artikelen uit Het Financieele Dagblad en het koersverloop van de AEX-fondsen het sterkst. Als antwoord op hypothese 4b kan gezegd worden dat het effect van de grootte van de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad (Beta=.084) slechts een beetje verschilt van het effect dat de artikelen uit de Wall Street Journal (Beta=.098) hebben op het koersverloop van deze fondsen. Niettemin is de conclusie op basis van deze resultaten dat ook hypothese 4b niet bevestigd kan worden. Immers, de statistieken wijzen uit dat de nieuwsberichten uit de Wall Street Journal net iets meer invloed uitoefenen op het koersverloop
59
Nationaal versus Internationaal Nieuws
van de AEX-fondsen dan de nieuwsberichten uit Het Financieele Dagblad. Het verschil is marginaal. De formulering van het antwoord op de laatste hypothese van dit onderzoek (H4c) luidt dat op basis van de plaats van de artikelen in de krant het effect van de nationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad op de koersverandering van deze AEX-fondsen (Beta= -.127) weinig verschilt van het effect van de internationale nieuwsberichten over AEX-fondsen in de Wall Street Journal op het koersverloop van dezelfde fondsen (Beta= -.175). Aangezien de invloed van de nieuwsberichten uit Het Financieele Dagblad positiever, of minder negatief, is vergeleken met de invloed van de nieuwsberichten uit de Wall Street Journal op de koersverandering van de AEX-fondsen, geldt voor deze hypothese dat deze wel bevestigd kan worden. Om ten slotte in te gaan op de mate waarin de artikelen over uit beide kranten de variantie in de koersverandering van de AEX-fondsen verklaren, worden ook deze met elkaar vergeleken. Om te beginnen blijkt uit tabel 8 dat de toon, de grootte en de toonaangevendheid van de plaats in de krant van de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal tezamen een variantie verklaren van bijna 15% (R2 = .147) in de koersverandering van de AEX-fondsen. Daarnaast zien we dat het aandeel in de variantie van het koersverloop van de AEX-fondsen dat door de artikelen uit Het Financieele Dagblad wordt verklaard 6% is (R2 = .060). Hieruit voort vloeit vervolgens het aandeel verklaarde variantie dat toe te schrijven is aan de artikelen uit de Wall Street Journal (R2 = .087). Uit een vergelijking van de verklaarde varianties tussen de artikelen uit beide kranten blijkt dat de artikelen uit de Wall Street Journal een hogere mate van de variantie in de koersverandering van de fondsen in kwestie verklaren dan de artikelen uit Het Financieele Dagblad. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de koersen van de AEX-fondsen de artikelen over AEX-fondsen uit de Wall Street Journal meer volgen dan de artikelen uit Het Financieele Dagblad.
60
Nationaal versus Internationaal Nieuws
6. Conclusies en aanbevelingen Na de resultaten behandeld te hebben worden in dit hoofdstuk de conclusies van dit onderzoek nader besproken. Als we eerst terugkomen op het doel van dit onderzoek dan is dat verder inzicht te verschaffen in de rol die financiële media hebben in de koersverandering van beursgenoteerde bedrijven. De wijze waarop financiële media hun invloed hierop uitoefenen is door middel van het nieuws dat zij publiceren en publiekelijk bekendgemaakt wordt. De vraag is vervolgens hoe beleggers, die dit nieuws lezen, hierop reageren en welke beleggingsbeslissingen zij, als gevolg van dit nieuws, nemen. De reeds jarenlang ter discussie gestelde theorie in de Financierings- en Beleggingsliteratuur die deze relatie tussen nieuws en koersen veronderstelt is de Efficiënte Markt Hypothese (E.M.H.), ook wel Efficiënte Markt Theorie genoemd. Deze theorie stelt dat alle informatie-elementen voor alle marktparticipanten volledig en kosteloos beschikbaar zijn en direct worden verdisconteerd in de koersen omdat beleggers direct reageren op informatie zodra deze beschikbaar is. Een tweede theorie die centraal stond in dit onderzoek is de Home Bias theorie. Deze theorie veronderstelt dat beleggers, zowel professioneel als niet-professioneel, geneigd zijn meer in de ‘eigen’ (nationale) ondernemingen te investeren. Dit heeft te maken met informatie-asymmetrieën en de bekendheid (familiarity) met een onderneming. Getoetst in dit onderzoek is of deze theorie ook van toepassing is op de wijze van nieuwsvergaring van beleggers. Met andere woorden, of beleggers, zo uit de praktijk blijkt grotendeels nationaal georiënteerd in hun beleggingsstragieën, ook een nationale oriëntatie hebben met betrekking tot de nieuwsverzameling die hun beleggingsstragieën ondersteunt. Daarom werd in dit onderzoek het onderscheid gemaakt tussen nationaal en internationaal nieuws, waarbij nationaal nieuws werd vertegenwoordigd door nieuwsberichten uit Het Financieele Dagblad en nieuwsberichten uit de Wall Street Journal als internationaal nieuws werden beschouwd. Deze twee gerenommeerde financiële kranten werden in dit onderzoek dan ook met elkaar vergeleken. Gezien de bijzondere functie van financiële media -en media in het algemeen- in het economisch verkeer, kunnen we spreken van een redelijk complexe markt waarin deze media actief zijn. De communicatiemarkt, waarop financiële media opereren, bestaat namelijk uit twee deelmarkten: een informatiemarkt en een aandachtsmarkt. Dit maakt (financiële) media tot bijzondere actoren in het economisch verkeer, zij vormen met hun dubbele functie namelijk een ‘dual product market’. Voor dit onderzoek was met name de aandachtsmarkt van belang, omdat op deze markt financiële media ‘access to audiences’ aanbieden aan adverteerders en hiermee duidelijk wordt dat op deze markt van openbare communicatie, naast het medium en het
61
Nationaal versus Internationaal Nieuws
publiek, ook adverteerders een niet onbelangrijke rol spelen. Doordat financiële media qua inkomsten afhankelijk zijn van hun adverteerders, willen zij goede contacten onderhouden met deze bedrijven. Door deze afhankelijke positie zou de berichtgeving van financiële media over de ‘eigen’ bedrijven die ook dikwijls hun adverteerders zijn, wellicht niet geheel objectief zijn. Refererend aan hun kritiekfunctie zouden financiële media hierin mogelijk wel eens milder kunnen zijn dan hun buitenlandse collegae. De invloed die dit kan hebben op de berichtgeving is dat Nederlandse financiële media mogelijk relatief meer positief of, anders gezegd, relatief minder negatief nieuws publiceren dan andere internationale financiële media die niet in die afhankelijke positie verkeren met de bedrijven in kwestie. Hieruit voort vloeiden de hypothesen van dit onderzoek die betrekking hebben op de toon van de berichtgeving over AEX-fondsen in nationale nieuwsberichten in Het Financieele Dagblad ten opzichte van de toon van de berichtgeving over AEX-fondsen in internationale nieuwsberichten in de Wall Street Journal, de grootte van de nieuwsberichten in beide kranten en de toonaangevendheid van de plaats van de nieuwsberichten. Daarop volgden de verwachtingen omtrent de effecten van deze nieuwsberichten uit beide kranten op de koersontwikkeling van de betreffende AEX-fondsen. Uit de beschrijvende resultaten van dit onderzoek is gebleken dat met betrekking tot de toon van de artikelen uit beide kranten de toon van de artikelen over AEX-fondsen uit Het Financieele Dagblad positiever is dan de toon van de artikelen over AEX-fondsen uit de Wall Street Journal. Dit is dan ook een bevestiging van de eerste hypothese (H1) van dit onderzoek. Uit de steekproef van dit onderzoek is namelijk gebleken dat 52% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad een positieve toon heeft tegenover 27% van de artikelen uit de Wall Street Journal, 41% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad bleek een negatieve toon te hebben tegenover 57% van de artikelen uit de Wall Street Journal en de resterende percentages van 7% en 16% zijn de artikelen die een neutrale toon hebben uit respectievelijk Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal. Na de vergelijking van de twee kranten bleek dat 61% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad een positiever of minder negatieve toon heeft dan de corresponderende artikelen uit de Wall Street Journal en 36% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad bleek een negatiever toon te hebben vergeleken met hun corresponderende artikel uit de Wall Street Journal. Ook liggen de modus en de mediaan van de artikelen uit Het Financieele Dagblad gunstiger dan bij de Wall Street Journal. We kunnen daarom zeggen dat de berichtgeving door Het Financieele Dagblad overall positiever en derhalve gunstiger is ten opzichte van de AEX-fondsen waarover zij berichten. Hiervoor zou wellicht de relatie tussen Het Financieele Dagblad en haar adverteerders een verklaring kunnen zijn en dat deze krant dus rekening houdt met haar adverteerders, onder andere vanwege de
62
Nationaal versus Internationaal Nieuws
inkomsten die zij hieruit genereert. Als we naar het effect kijken van deze positievere toon van de artikelen uit Het Financieele Dagblad op de koersverandering van de AEX-fondsen, dan blijkt dat deze relatie negatief is en een sterker verband weergeeft vergeleken met de relatie van de toon van de artikelen uit de Wall Street Journal met de koersverandering van de AEX-fondsen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Efficiënte Markt Theorie, die impliceert dat positief nieuws een positief effect heeft op koersen en negatief nieuws een negatief effect, van toepassing is op de relatie tussen de artikelen uit de Wall Street Journal en het koersverloop van de AEX-fondsen, maar niet op de relatie tussen de artikelen uit Het Financieele Dagblad en het koersverloop van dezelfde fondsen. Met deze resultaten moet de hypothese hieromtrent (H4a) weerlegd worden en geconstateerd worden dat de koersen van de AEX-fondsen slechts de toon van de artikelen uit de Wall Street Journal volgen en niet de toon van de artikelen uit Het Financieele Dagblad. Dit impliceert dat in de realiteit door beleggers meer waarde wordt gehecht aan het internationale nieuws in de Wall Street Journal dan aan het nationale nieuws in Het Financieele Dagblad. Of sterker nog, de strekking van het nieuws in laatstgenoemde krant grotendeels wordt genegeerd en de beleggingsbeslissingen vrijwel geheel gebaseerd worden op internationaal nieuws over AEX-fondsen in de Wall Street Journal. Ook kan een verklaring voor dit verschijnsel zijn dat beleggers mogelijk geen of niet voldoende vertrouwen hebben in het nieuws dat gepubliceerd wordt door Het Financieele Dagblad en derhalve hun feitelijke aan- en verkoopbesluiten nemen aan de hand van nieuws uit andere Nederlandse media. Echter, de toon van de artikelen uit Het Financieele Dagblad verklaart een groter deel van de variantie in de koersverandering van de AEX-fondsen maar in tegengestelde richting, dus hoe positiever de artikelen uit deze krant hoe meer de koersen van deze fondsen dalen. Dit is een niet voor de hand liggend resultaat en zou wellicht door de grootte van de steekproef in deze richting beïnvloed kunnen zijn of andere externe factoren, die niet meegenomen zijn in dit onderzoek, zouden een corrigerend effect kunnen hebben. Hierin ligt dan ook de aanbeveling om deze relatie nader te onderzoeken om dit, in eerste instantie niet logische verband, trachten te verklaren. Wat betreft de grootte van de artikelen over AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad en de Wall Street Journal kan geconcludeerd worden dat in Het Financieele Dagblad de artikelen gemiddeld groter zijn, ofwel meer kolommen tellen, aangezien 39% van de artikelen uit deze krant 4 kolommen tellen en 5% van de artikelen telt 5 kolommen. In de Wall Street Journal is geen enkel artikel gevonden van 4 of 5 kolommen groot. De onderzochte artikelen uit de Wall Street Journal zijn namelijk niet groter dan 3 kolommen. Ook de modus en de mediaan van de artikelen uit Het Financieele Dagblad vallen in een hogere categorie waarbij de artikelen meer
63
Nationaal versus Internationaal Nieuws
kolommen tellen. Als de artikelen uit beide kranten op basis van grootte met elkaar worden vergeleken, dan is 57% van de artikelen uit Het Financieele Dagblad groter dan de corresponderende artikelen uit de Wall Street Journal en slechts 16% is kleiner, de resterende 27% is even groot. De tweede hypothese van dit onderzoek kan op basis van deze resultaten derhalve bevestigd worden. Als we kijken naar het effect van de grootte van de artikelen op de koersverandering van de AEX-fondsen, dan is de relatie tussen de grootte van de artikelen uit de Wall Street Journal iets sterker dan de relatie met de artikelen uit Het Financieele Dagblad. Ook deze hypothese inzake het effect van de grootte van artikelen uit Het Financieele Dagblad op het koersverloop van de AEX-fondsen (H4b) kan niet bevestigd worden. Immers, het verband met de grootte van de artikelen uit de Wall Street Journal en de koersontwikkeling van de AEXfondsen is iets sterker. Wanneer de toonaangevendheid van de plaats van het artikel in de krant wordt beschouwd kan gezegd worden dat de nieuwsberichten over de AEX-fondsen in Het Financieele Dagblad voornamelijk op de voorpagina te vinden zijn (41%), vervolgens op de rechterpagina’s van de krant (32%) en op pagina 3 (25%) van de krant. Slechts 1 artikel (2%) stond op de linkerpagina op paginanummer 5 of verder in de krant. De nieuwsberichten over de AEXfondsen in de Wall Street Journal staan het meest op de linkerpagina’s (46%) en op de rechterpagina’s (34%) vanaf paginanummer 4 en verder in de krant. In de Wall Street Journal staat een relatief klein aantal artikelen over AEX-fondsen op de voorpagina (9%) en op pagina 3 (11%) van de krant. De hypothese hieromtrent (H3) wordt derhalve bevestigd. Als de relatie wordt bekeken die bestaat tussen de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen over AEX-fondsen uit beide kranten en de koersontwikkeling van deze AEX-fondsen dan is het verband met de artikelen uit Het Financieele Dagblad positiever, oftewel minder negatief. De laatste hypothese (H4c) kan daarom ook bevestigd worden. Daar in de realiteit de toon, de grootte en de toonaangevendheid van de plaats van de artikelen in beide kranten gezamenlijk en gelijktijdig een rol spelen bij het lezen van de nieuwsberichten en daardoor gezamenlijk invloed uitoefenen op de koersontwikkeling van de AEX-fondsen, blijkt dat hierdoor bijna 15% van de koersverandering verklaard kan worden. Als hieruit de artikelen uit Het Financieele Dagblad uitgelicht worden om de invloed afzonderlijk te toetsen, is te zien dat deze artikelen 6% van de variantie in het koersverloop van de AEXfondsen verklaren. De overige artikelen, afkomstig uit de Wall Street Journal, verklaren derhalve een hogere variantie in de koersverandering van de AEX-fondsen, namelijk bijna 9%. Ondanks de positievere toon, de grotere artikelen en de toonaangevender positie van artikelen over AEXfondsen in Het Financieele Dagblad, blijkt de variantie in het koersverloop van AEX-fondsen
64
Nationaal versus Internationaal Nieuws
meer te kunnen worden verklaard door de artikelen uit de Wall Street Journal. Als hier vanuit wordt gegaan lijkt de Home Bias theorie niet te gelden voor de wijze van nieuwsvergaring door beleggers. De sterkere invloed van de internationale nieuwsberichten in de Wall Street Journal is opmerkelijk en verder onderzoek zou de inlvoed van eventueel aanwezige externe factoren in deze relatie kunnen blootleggen. Tevens strekt uit dit onderzoek de aanbeveling soortgelijk onderzoek te herhalen met een andere steekproef in een andere periode om de gevonden resultaten in dit onderzoek aan te kunnen staven. De conclusies in dit onderzoek zouden dan vanuit meerdere oogpunten bevestigd kunnen worden.
65
Nationaal versus Internationaal Nieuws
7. Literatuurlijst Ahearne, A.G., Griever, W.L., Warnock, F.E. (2002). Information costs and home bias: An analysis of U.S. holdings of foreign equities. Journal of International Economics. Andreassen, P.B. (1987). On the social psychology of the stock market: Aggregate attributional effects and the regressiveness of prediction. Journal of Personality and Social Psychology, 53, 490-496. Andreassen, P.B. (1988). Explaining the price-volume relationship: The difference between price changes and changing prices. Organizational Behaviour and Human Decision Processes, 41, 371-389. Andreassen, P.B. (1990). Judgmental Extrapolation and Market Overreaction: On the Use and Disuse of News. Journal of Behavioral Decision Making, 33, 153-174. Bailey, W., Kumar, A., Ng, D. (2004). Venturing abroad: Foreign Investments of U.S. Individual Investors. Cornell University. Berry, T.D., Howe, K.M. (1994). Public Information Arrival. Journal of Finance, 49 (4), 13311346. Bouman, S., Jacobsen, B. (2000). The Halloween Indicator, “Sell in May and go away”: another puzzle. SSRN published paper. Bradshaw, M.T., Bushee, B.J., Miller, G.S. (2004). Accounting Choice, Home Bias, and U.S. Investment in Non-U.S. Firms. Journal of Accounting Research, 42 (5), 795-841. Cooper, I., Kaplanis, E. (1994). What explains the home bias in portfolio investment? Review of Financial Studies, 7, 45-60. Coval, J., Moskowitz, T. (1999). Home bias at home: Local equity preference in domestic portfolios. Journal of Finance, 54(6).
66
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Cuilenburg, J.J., Scholten, O., Noomen, G.W. (1996). Communicatiewetenschap. Bussum: Dick Coutinho, vierde druk. Cutler, D.M., Poterba, J.M., Summers, L.H. (1989). What moves stock prices? Journal of Portfolio Management, 15 (Spring). Ederington, L.H., Lee, J.H. (1993). How markets process information: news releases and volatility. Journal of Finance, 48 (4), 1161-1191. French, K., Poterba, J. (1991). Investor diversification and international equity markets. American Economic Review, 222-226. Ganzach, Y. (2000). Judging risk and return of financial assets. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 83 (2), 353-370. Grinblatt, M., Keloharju, M. (2001). How distance, language, and culture influence stockholdings and trades. Journal of Finance, 56(3), 1053-73. Ivkovich, Z., Sialm, C., Weisbenner, S. (2004). Portfolio Concentration and the Performance of Individual Investors, NBER working paper 10675. Jacobsen, B. (2000). Voorspelbaarheid van beurskoersen. Deventer: Kluwer. Kahneman, D., Tversky, A. (1973). On the psychology of prediction. Psychologiecal Review, 80, 237-251. Kang, J., Stulz, R. (1997). Why is there a home bias? An analysis of foreign portfolio equity ownership in Japan, Journal of Financial Economics, 46, 3-28. Klibanoff, P., Lamont, O., Wizman, T.A. (1998). Investor reaction to salient news in closed-end country funds. Journal of Finance, 53 (2), 673-699. Merton, R. (1987). A simple model of capital market equilibrium with incomplete information. Journal of Finance, 42, 483-510.
67
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Mitchell, M.L., Mulherin, J.H. (1994). The impact of public information on the stock market. Journal of Finance, 49 (3), 923- 950. Niederhoffer, V. (1971). The analysis of World events and stock prices. Journal of Business, 44 (2), 193- 219. Osgood, C.E., Saporta, S. & Nunnaly, J.C. (1956). Evaluative Assertion Analysis. Litera,3, 47102. Picard, R.G. (1989). Media economics: concept and issues, 17-19 Sharpe, W. (1964). Capital asset prices: A theory of market equilibrium under the condition of risk. Journal of Finance, 19, 425-442. Werner F.M, de Bondt, Thaler R. (1985). Does the Stockmarket overreact? Journal of Finance, 40 (3), 793-805. Zajonc, R.B. (1968a). Attitudinal effects of mere exposure. Journal of Personality and Social Psychology, 9 (2), 1-29. Zhu, N. (2002). The Local Bias of Individual Investors, unpublished Yale University working paper (October). Zoonen, L. van (1999). Media, cultuur & burgerschap. Amsterdam: Het Spinhuis.
68
Nationaal versus Internationaal Nieuws
8. Bijlagen
-
Bijlage I
: Tabellen 2a t/m 2e: Het aantal gevonden artikelen in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) gespecificeerd per AEX-fonds en per onderzocht jaar van 1999 t/m 2003
-
Bijlage II
: Geanalyseerde artikelen uit Het Financieele Dagblad
-
Bijlage III : Geanalyseerde artikelen uit de Wall Street Journal
69
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Bijlage I Tabel 2a: Aantal gevonden artikelen per AEX-fonds in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in het jaar 1999 1999 FD
WSJ
DSM
42
0
Fortis
54
1
Hagemeyer
32
0
Heineken
51
4
Numico
32
1
VNU
56
3
Wolters Kluwer
22
1
Totaal
289
10
Tabel 2b: Aantal gevonden artikelen per AEX-fonds in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in het jaar 2000 2000 FD
WSJ
DSM
48
0
Fortis
60
4
Getronics
37
0
Gucci
31
16
Hagemeyer
32
0
Heineken
42
4
Numico
28
2
UPC
98
4
VNU
67
2
Wolters Kluwer
21
1
Totaal
464
33
70
Nationaal versus Internationaal Nieuws Tabel 2c: Aantal gevonden artikelen per AEX-fonds in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in het jaar 2001 2001 FD
WSJ
DSM
40
1
Fortis
99
2
Getronics
36
0
Gucci
26
7
Hagemeyer
12
0
Heineken
59
0
Numico
39
0
UPC
97
5
Versatel
38
0
VNU
66
5
Wolters Kluwer
22
1
Totaal
534
21
Tabel 2d: Aantal gevonden artikelen per AEX-fonds in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in het jaar 2002 2002 FD
WSJ
DSM
42
2
Fortis
72
1
Getronics
71
1
Gucci
17
6
Hagemeyer
13
0
Heineken
51
3
Logica CMG
13
2
Numico
46
0
VNU
36
0
Wolters Kluwer
17
0
Totaal
378
15
71
Nationaal versus Internationaal Nieuws Tabel 2e: Aantal gevonden artikelen per AEX-fonds in Het Financieele Dagblad (FD) en in de Wall Street Journal (WSJ) in het jaar 2003 2003 FD
WSJ
DSM
46
1
Fortis
88
4
Getronics
108
3
Gucci
26
13
Hagemeyer
74
2
Heineken
46
10
IHC Caland/SBM Offshore
9
0
Logica CMG
4
0
Numico
53
2
VNU
24
0
Wolters Kluwer
28
1
Totaal
506
36
72
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Bijlage II De voor dit onderzoek geanalyseerde artikelen uit Het Financieele Dagblad in de periode 1999-2003: 1999: Oost-Europa valt tegen voor Heineken, Het Financieele Dagblad, 9 september 1999 Aankoop in VS verdubbelt omzet Numico, Het Financieele Dagblad, 6 juli 1999 VNU monopolist kijkcijferonderzoek VS, Het Financieele Dagblad, 17 augustus 1999 VNU richt helft van budget op internet, Het Financieele Dagblad, 26 augustus 1999
2000: Fortis blijft moeilijk te doorgronden, Het Financieele Dagblad, 29 augustus 2000 Fortis doet bod op ASR, Het Financieele Dagblad, 10 oktober 2000 LVMH daagt Gucci opnieuw voor rechter, Het Financieele Dagblad, 15 maart 2000 Winst Gucci verwatert door redding PPR, Het Financieele Dagblad, 23 maart 2000 Gucci aast op Lora Piana, Het Financieele Dagblad, 19 april 2000 Gucci beticht LVMH van spelbrekersrol, Het Financieele Dagblad, 22 juni 2000 PPR weigert openbaar bod op Gucci, Het Financieele Dagblad, 23 juni 2000 Gucci krijgt gevoelige tik in tasjesoorlog, Het Financieele Dagblad, 28 september 2000
73
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Gucci zet nieuwe stap in tasjesoorlog met LVMH, Het Financieele Dagblad, 12 oktober 2000 LVMH eist bij de rechter ontbinding ‘fusie’ Gucci - PPR, Het Financieele Dagblad, 28 november 2000 Gucci kaapt Alexander McQueen weg bij LVMH, Het Financieele Dagblad, 5 december 2000 Heineken jaagt openlijk op Britse brouwer Bass, Het Financieele Dagblad, 3 maart 2000 Heineken sluit reeks van halfjaarcijfers af, Het Financieele Dagblad, 11 september 2000 Numico slaat grote slag op Amerikaanse vitaminemarkt, Het Financieele Dagblad, 2 mei 2000 VNU: Van vakblad tot beursorganisator, Het Financieele Dagblad, 19 juli 2000
2001: Staat koopt belang DSM in gasmarkt, Het Financieele Dagblad, 20 November 2001 Bank houdt vast aan doelstellingen 2001, Het Financieele Dagblad, 28 August 2001 Drietal pluist boeken van Gucci uit, Het Financieele Dagblad, 9 March 2001 Gucci blijft optimistisch over dit jaar, Het Financieele Dagblad, 23 March 2001 ‘Tasjesoorlog’ om Gucci is bijna beslecht, Het Financieele Dagblad, 6 September 2001 LVMH maakt eind aan ‘tasjesoorlog’ met Gucci, Het Financieele Dagblad, 11 September 2001 Winst Gucci laatste kwartaal gehalveerd, Het Financieele Dagblad, 19 December 2001 Verkoop VNU-bladen vergt meert tijd, Het Financieele Dagblad, 12 juni 2001
74
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Finnen tonen lef met koop VNU-bladen, Het Financieele Dagblad, 20 juli 2001 VNU is na transformatie weer gewoon terug bij af, Het Financieele Dagblad, 23 augustus 2001
2002: DSM bulkt van het geld, Het Financieele Dagblad, 4 april 2002 DSM leert brood zien in vitamine, Het Financieele Dagblad, 4 september 2002 Bestuurders in actie: Tom Ford bij Gucci, Het Financieele Dagblad, 11 maart 2002 Gucci stelt verwachting winst weer bij, Het Financieele Dagblad, 10 december 2002 Heineken breidt verder uit in Midden-Amerika, Het Financieele Dagblad, 4 oktober 2002 Heineken zoekt hulp bij rechter, Het Financieele Dagblad, 11 juni 2002 CMG mikt op fusie met rivaal Logica, Het Financieele Dagblad, 9 oktober 2002
2003: Beursgevoelig Fortis leunt nu op lastige verzekeringsmarkt, Het Financieele Dagblad, 29 augustus 2003 Luxeconcern Gucci duikt in rode cijfers, Het Financieele Dagblad, 3 juli 2003 Gucci zet kaarten op Aziatische markt, Het Financieele Dagblad, 23 september 2003 Gucci juicht, Schiphol twijfelt, Het Financieele Dagblad, 16 oktober 2003 Gucci verder zonder topduo, Het Financieele Dagblad, 5 november 2003
75
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Heineken houdt vast aan koers, Het Financieele Dagblad, 24 juni 2003 Amerikaanse dollar drukt winst Heineken, Het Financieele Dagblad, 11 september 2003 Wolters Kluwer belooft een ‘fundamentele verandering’, Het Financieele Dagblad, 31 oktober 2003
76
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Bijlage III De voor dit onderzoek geanalyseerde artikelen uit de Wall Street Journal in de periode 1999-2003: 1999: Heineken, Grolsch increased their net during first half, Wall Street Journal, 9 September 1999 Numico agrees to acquire GNC for €1.76 billion, Wall Street Journal, 6 July 1999 VNU plans to make bid for ratings firm Nielsen, Wall Street Journal, 17 August 1999 VNU’s flat 1st – half net meets forecasts, Wall Street Journal, 26 August 1999
2000: Fortis plans to combine Belgian, Dutch listings, Wall Street Journal, 29 August 2000 Fortis’ CEO starts fast with takeover of ASR, Wall Street Journal, 10 October 2000 LVMH, contesting an alliance, sues Gucci and PPR, Wall Street Journal, 15 March 2000 Gucci posts 69% rise in profit for latest year, Wall Street Journal, 23 March 2000 Gucci’s plan will include more advertising and stores, Wall Street Journal, 19 April 2000 Gucci’s net fell despite 97% jump in 1st - quarter sales, Wall Street Journal, 22 June 2000 France’s Pinault rules out a bid to buy LVMH's stake in Gucci, Wall Street Journal, 23 June 2000 Dutch court nullifies ruling on Gucci - PPR, Wall Street Journal, 28 September 2000
77
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Gucci files counter claim against LVMH in Dutch court, Wall Street Journal, 12 Oktober 2000 LVMH alleges Gucci executives accepted undisclosed stock options, Wall Street Journal, 28 November 2000 Gucci to back LVMH designer McQueen with 51% stake in his signature label, Wall Street Journal, 5 December 2000 Heineken considers bid for Bass’s brewing line, Wall Street Journal, 3 March 2000 Heineken is embracing an entertaining new advertising strategy, Wall Street Journal, 11 September 2000 Numico acquires Rexall Sundown in $ 1.8 billion transaction, Wall Street Journal, 2 May 2000 VNU purchase lifts firm’s US revenue to over 50% of total, Wall Street Journal, 19 July 2000
2001: DSM sells stake in EBN as a part of strategic shift, Wall Street Journal, 20 November 2001 Fortis net gains 19% despite slowdown, Wall Street Journal, 28 August 2001 Management tactics at Gucci are focus of Dutch investigation, Wall Street Journal, 9 March 2001 Gucci’s earnings beat expectations, Wall Street Journal, 23 March 2001 PPR and LVMH are close to burying hatchet over Gucci, Wall Street Journal, 6 September 2001 Battle of the billionaires ends with PPR in control of Gucci, Wall Street Journal, 11 September 2001
78
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Gucci Group has glum news for luxury-goods sector, Wall Street Journal, 19 December 2001 Hearst joins Group in $1 billion bid for VNU magazines, Wall Street Journal, 12 June 2001 Finland’s Sanoma may buy VNU’s consumer magazines, Wall Street Journal, 20 July 2001 VNU slashes forecast for 2001, citing drop in magazine-ad sales, Wall Street Journal, 23 August 2001
2002: Saudis to buy Dutch chemical unit, Wall Street Journal, 4 April 2002 DSM to buy Roche Vitamins unit, Wall Street Journal, 4 September 2002 LVMH’s Arnault will adopt tough measures to boost units, Wall Street Journal, 11 March 2002 Gucci slashes profit estimate, Wall Street Journal, 10 December 2002 Heineken to purchase Baru, Wall Street Journal, 4 October 2002 Heineken aims to halt AMBEV deal, Wall Street Journal, 11 June 2002 Logica, CMG discuss merger, Wall Street Journal, 9 October 2002
2003: Fortis declines to provide outlook as net rises 67%, Wall Street Journal, 29 August 2003 Gucci’s profit drops, hurt by war, SARS, Wall Street Journal, 3 July 2003 Consumer products: Gucci Group NV, Wall Street Journal, 23 September 2003
79
Nationaal versus Internationaal Nieuws
Gucci’s business surge refashions PPR talks, Wall Street Journal, 16 October 2003 Gucci’s businessmodel faces test as its stars quit, Wall Street Journal, 5 November 2003 Heineken predicts results will be flat in 1st half, Wall Street Journal, 24 June 2003 Heineken posts 21% net rise, but full-year growth may slow, Wall Street Journal, 11 September 2003 Wolters strategy unveiled, Wall Street Journal, 31 October 2003
80