NAAR EEN SLUITENDE VSV AANPAK: DE +SCHOOL De ontwikkeling van bovenschoolse onderwijszorgarrangementen in de regio Midden Holland & Rijnstreek
Hans Kruijssen 25 januari 2010 Inhoudsopgave
2
Vooraf 3 Bovenschoolse voorzieningen voor het VO: een inventarisatie 4 Rebound Midden Holland&Rijnstreek Op De Rails en Herstart Daghulp niet-schoolgaande jeugd Knelpunten 6 Thuiszitters Gescheiden programma’s Regionale onevenwichtigheid van het aanbod Gebrek aan eenduidige regie Daghulp is geen onderwijs Wat is er nodig? 9 Het VO Een samenhangend beleid Van vier voorzieningen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen Eén toegang via het CTVS o.l.v. het Samenwerkingsverband Inzichtelijke en toetsbare toeleidingsprocedure Het MBO Een MBO-rebound De omvang van de behoefte aan onderwijszorgarrangementen
12
Financiële scenario’s onderwijsbegroting onderwijszorgarrangementen 14 Uitgangspunten Scenario 1: samenwerking met Horizon-Parkscholen Scenario 2: zonder Horizon-Parkscholen Het draagvlak voor de +School Randvoorwaarden bij de realisatie van een +School Bestuurlijk draagvlak De gemeenten De kernpartners
2
19
Bestuurlijke en juridische ophanging Conclusies 22 Aanbevelingen 24 Bijlage 1: Geïnterviewden 25 Bijlage 2: Gebruikte literatuur 27 Bijlage 3: Concept-intentieverklaring 28
21
Vooraf In de notitie ‘De +School. Samen-werken aan perspectief voor jongeren’ van mei 2009 spreken het ROC ID College, het Samenwerkingsverband VO Midden Holland & Rijnstreek en Stek Jeugdhulp de ambitie uit om onderwijsopvangvoorzieningen voor VO en MBO te bundelen en gezamenlijk onder te brengen op één locatie: de +School. Doel is de +School, als compleet vangnet, begeleiding en behandeling te laten bieden voor leerlingen die het niet redden in het VO of voortijdig afhaken in het MBO. Om zicht te krijgen op de mogelijkheden om één of meerdere +Scholen in de regio Zuid Holland Oost te starten ben ik, Hans Kruijssen, als kwartiermaker aangesteld. In de periode tussen 23 november 2009 en 8 januari 2010 heb ik onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de ambitie. In deze notitie rapporteer ik mijn bevindingen. In de afgelopen periode heb ik met veel mensen constructieve gesprekken gevoerd. Opvallend was dat alle gesprekspartners het idee achter de +School een warm hart toedragen. Dat wil nog echter niet zeggen dat de +School morgen van start kan gaan. Hiervoor liggen er nog een aantal vraagstukken die nog moeten worden aangepakt. Desondanks kan m.i. de koers naar een +School verder worden voortgezet. Ik heb in deze korte tijd zeer prettig samengewerkt met mijn opdrachtgever Elly van de Bree, ben gastvrij ontvangen op mijn werkplek bij het Samenwerkingsverband van Barend Verkerk met wie ik inspirerende gesprekken voerde en kon dankzij de ondersteuning van Annelies van Dijk alle gesprekken binnen de gestelde tijd voeren. Ik wil hen hiervoor danken. De opdracht Maak t.b.v. de borging van de Plusvoorziening op lange termijn op pragmatische wijze een reële inschatting van de aantallen, de bekostiging, het draagvlak met een rechtsvorm, resulterend in een intentieverklaring van betrokken partijen. Op basis waarvan een “go/no go” gegeven kan worden. Daarbij moet betrokken worden of er mogelijkheden zijn van twee
3
afzonderlijke voorzieningen in de regio of dat één voorziening meer kans van slagen heeft. Hoewel het strikt genomen buiten de opdracht viel heb ik me -met instemming van de opdrachtgever en directeur Samenwerkingsverband VOook gebogen over de aard en organisatie van bovenschoolse onderwijszorgarrangementen voor het VO. Het gaat daarbij om de vraag: wat heeft het VO nodig en hoe organiseer je dat? Het voorstel hierover in deze notitie is m.i. onlosmakelijk verbonden met de ultieme ambitie van de +School: vermindering van voortijdig schoolverlaten (VSV) en het voorkomen van thuiszitten.
Bovenschoolse voorzieningen voor het VO: een inventarisatie 1)Rebound Midden Holland en Rijnstreek De regio beschikt sinds oktober 2006 over reboundvoorzieningen in Rijnstreek (Alphen aan den Rijn) en Midden Holland (Gouda), ieder met een capaciteit van 9 plaatsen op jaarbasis. Een reboundvoorziening biedt leerlingen die tijdelijk niet meer welkom zijn op de eigen school een programma aan dat zowel onderwijs als jeugdzorgcomponenten bevat. Doel is het realiseren van een gedragsverandering waardoor de leerling binnen 13 weken zijn schoolloopbaan op de school van herkomst weer kan vervolgen. Op verzoek van het Interzuilair Samenwerkingsverband (SWV) Voortgezet Onderwijs Midden-Holland & Rijnstreek is er onlangs, zomer 2009, een rapport verschenen van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) dat het werkproces in de beide reboundvoorzieningen in Alphen aan den Rijn en Gouda beschrijft en evalueert*. Het NJi concludeert in dit rapport dat de beide rebounds in vergelijking met het landelijke (subjectieve) beeld van reboundvoorzieningen te beoordelen zijn als gemiddeld tot goede voorzieningen waarbij men opmerkt dat de rebound in Gouda inmiddels verder is ontwikkeld dan de rebound in Alphen. Volgens de gegevens van het Coördinatieteam Voortijdig Schoolverlaten (CTVS)** werden er in schooljaar 08/09 in beide rebounds in totaal 50 leerlingen geplaatst, waarvan 27 in Gouda en 23 in Alphen. Een enkele maal, met name later in het schooljaar, was er sprake van een wachtlijst. 4
De rebounds zijn in beide steden verbonden aan de Parkschool, een cluster 4 school die onderdeel is van Horizon, instituut voor jeugdzorg en onderwijs. De jeugdzorginstellingen STEK en Cardea bieden uit eigen middelen inzet in de rebounds van Gouda, resp. Alphen. Het VO-Samenwerkingsverband financiert de beide Parkscholen voor de uitvoering van de reboundvoorzieningen. M.i.v. schooljaar 09/10 is in nauwe samenwerking met Stek Jeugdzorg in Gouda tevens een rebound voor leerlingen uit het praktijkonderwijs gestart. 2)Op De Rails en Herstart De Parkschool in Alphen voert voor de gehele regio Midden Holland & Rijnstreek de, REC-4 gefinancierde, projecten Op De Rails en Herstart uit. Beide projecten richten zich op een te onderscheiden doelgroep en kennen aparte regelgeving en bekostiging. Op De Rails is bedoeld voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen in het reguliere onderwijs waarvan de problematiek niet direct te herleiden is tot een geclassificeerde stoornis. Maximale verblijfsduur is één jaar waarbij een verlenging onder bepaalde voorwaarden mogelijk is. Tot de doelgroep van Herstart behoren leerlingen die vier of meer weken thuiszitten, geen cluster 4 indicatie hebben en bereid zijn mee te werken aan het verkrijgen van zo’n indicatie. Dit traject richt zich op het realiseren van een cluster-4 indicatie. Hiervoor is een termijn van maximaal 16 weken beschikbaar. *Rebound Midden Holland en Rijnstreek. Stand van zaken 2009. Nederlands Jeugdinstituut (NJi). **Jaarcijfers CTVS schooljaar 08/09 Midden Holland. Jaarcijfers CTVS schooljaar 08/09 Rijnstreek.
Op De Rails heeft 9 plaatsen op jaarbasis. Herstart omvat 7 individuele trajecten. De capaciteit van het aantal Herstarttrajecten is in de afgelopen jaren gedaald van 27 naar 7. Rebound, Op De Rails en Herstart worden op de Parkschool als aparte programma’s uitgevoerd. Volgens opgave van het CTVS zijn er in schooljaar 08/09 in totaal 15 leerlingen in Op De Rails en 11 leerlingen in Herstarttrajecten geplaatst. Hierbij is sprake van de onevenredige verdeling over de subregio’s: Alphen Gouda Op De Rails 14 Herstart 8 Totaal
1 3 22
4
Er is onvoldoende exacte informatie beschikbaar over eventuele wachtlijsten en -tijden. Het eerder genoemde NJi-rapport merkt echter op dat het voor 5
kan komen dat als bij doorstroming van rebound naar Op De Rails, dat een enkele keer voorkomt als blijkt dat een leerling toch niet terug kan keren naar school, Op De Rails een wachtlijst heeft (“wat vaak het geval is vanaf het voorjaar”) ex-rebounders thuiszitters worden die uiteindelijk via Herstart weer binnen komen.* 3) Daghulp niet-schoolgaande jeugd De jeugdzorginstellingen Stek en Cardea bieden in Gouda resp. Leiden zgn. daghulp. Daghulp richt zich op leerlingen tussen de 12 en 18 jaar die uit het reguliere onderwijs vallen vanwege ernstige gedragsproblematiek. Er is hierbij in de regel sprake van meervoudige problematiek. Het betreft een jeugdzorgdagprogramma dat geheel gefinancierd wordt uit de zgn. doeluitkering voor jeugdzorg, via de provincie Zuid Holland. De hulp richt zich niet alleen op de jongere maar ook op zijn opvoeders. Een jongere verblijft zo’n 6 maanden tot een jaar in de daghulp. De meeste jongeren blijven op een school staan ingeschreven hoewel er van terugkeer geen sprake is. Betrokkenheid van de school van herkomst is beperkt. In Gouda gaat het om zo’n 25 jongeren op jaarbasis, in Leiden om zo’n 15 jongeren die woonachtig zijn in Alphen e.o.
*NJi.Rebound Midden Holland en Rijnstreek, blz. 98
Knelpunten 1)Thuiszitters Ondanks het bestaan van verschillende bovenschoolse onderwijszorgarrangementen lukt het niet om alle VO-leerlingen in Midden Holland en Rijnstreek een (onderwijs)plaats te geven. Uit actuele cijfers van leerplicht in Gouda zijn zo’n 10 thuiszitters bekend, maar men denkt dat het aantal thuiszitters groter is dan dit aantal. Scholen melden volgens leerplicht niet alle thuiszitters. Een aantal is ook onder de noemer ziek frequent tot structureel afwezig. In Alphen aan den Rijn zijn bij leerplicht zo´n 15 thuiszitters bekend. In onderzoek* uit 2008 dat is uitgevoerd in de regio Rijnstreek is te lezen dat er een beperkte 6
groep leerlingen is met multiproblematiek waarvoor het niet lukt om een goed onderwijszorgarrangement te organiseren.“Door onduidelijkheden over het eigenaarschap van het probleem, kan een leerling, als het echt ‘mis’ gaat, thuis komen te zitten. Er draagt dan ‘niemand’ verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie en/of er is niemand met voldoende doorzettingsmacht om de leerling te bieden wat nodig is.” Het onderzoek constateert tevens dat het onduidelijk is om hoeveel leerlingen het jaarlijks gaat, ook de monitoring laat volgens de onderzoekers te wensen over. 2)Gescheiden programma’s Hoewel het recente NJi-rapport beschrijft dat de verwantschap tussen de rebound- en de Op De Railspopulatie zeer groot is en rebound- en Op De Railsleerlingen in andere steden vaak ook in één groep worden opgevangen waar zij hetzelfde programma volgen pleit het NJi niet voor verandering van structuur waarbij rebound-, Op De Rails- en Herstartleerlingen in Alphen gescheiden worden opgevangen. Het NJi constateert dat de toewijzing adequaat verloopt en dat geen verbetering nodig is.** Het NJi gaat hierbij echter voorbij aan het feit dat het vanuit bedrijfsmatig oogpunt in principe inefficiënt is om overeenkomstige doelgroepen en dito programma’s zodanig te segmenteren dat een leerling maar in één traject terecht kan. Als een leerling op de wachtlijst staat voor het ene programma kan hij niet terecht in een aanverwant programma waar wellicht wel capaciteit beschikbaar is. Een leerling op een wachtlijst is vaak -of wordt snel- een thuiszitter. De huidige structuur met vier programma’s en een aparte instroom levert hier onbedoeld- juist een bijdrage aan. Dat is een opvallend gegeven. Het is vanuit deze context de vraag of de huidige vier voorzieningen op deze wijze bijdragen aan het realiseren van een sluitende regio-aanpak. 3)Regionale onevenwichtigheid van het aanbod De cijfers van het CTVS laten zien dat leerlingen uit Gouda e.o. slechts in beperkte mate profiteren van het aanbod aan Op De Rails- en Herstartplaatsen in Alphen. De afstand voor leerlingen uit Gouda e.o. en met name voor de leerlingen richting Schoonhoven is te groot. Leerplicht in Gouda ervaart tevens dat het gat tussen de plaatselijke rebound en de daghulp te groot is. Hierdoor is er soms voor een leerling geen passend arrangement beschikbaar. *Dekkende expertise in de regio.Onderzoek in het kader van passend onderwijs. SLOA 2008. Blz. 39/40 **NJi.Rebound Midden Holland en Rijnstreek, blz. 94
In haar evaluatie over het schooljaar 08/09 pleit het CTVS voor het opstarten van de projecten Op De Rails en Herstart bij de Parkschool in Gouda.* Deze constatering is niet nieuw. De Parkschool in Gouda staat hier positief 7
tegenover. De reeds beschreven terugloop in de beschikbare (Herstart)capaciteit van de laatste jaren in combinatie met financieringsproblematiek t.a.v. de benodigde verbouwing heeft tot op heden een evenwichtiger verdeling in de weg gestaan. Hierbij is het echter ook de vraag of bij een opdeling van Op De Rails en Herstartcapaciteit over Alphen en Gouda het gescheiden programma-aanbod kan worden voortgezet. Qua exploitatie zou het in ieder geval complex zijn. 4)Gebrek aan eenduidige regie De CTVS is de toegangspoort tot de rebound-, Op De Rails-, en Herstartplaatsen. Het NJi constateert in haar rapport dat de toewijzing zeer adequaat verloopt. Zonder hier wat aan af te willen doen zijn er echter nog wel een aantal opmerkingen te maken over de (formele) rol en positie van het CTVS: -het CTVS als schakel tussen scholen en bovenschoolse voorzieningen. Het NJI-rapport constateert** dat, in tegenstelling tot op de Goudse scholen, op drie van de vier Alphense scholen een groot aantal reboundleerlingen niet eerst in het Zorg- en AdviesTeam (ZAT) besproken is. Het NJi is van mening dat dit niet mogelijk zou moeten zijn maar constateert tegelijkertijd dat het ZAT nog onvoldoende in de zorgstructuur is ingebed. Mede met het oog op de a.s. wetgeving ‘Zorg in en om de School’ die het ZAT als “orgaan” zal opnemen en waarbij de inspectie de VO-scholen meer dan ooit op kwaliteit en systematiek van de zorg(structuur) zal bevragen is het van belang dat het CTVS (formeel) bevoegd wordt om een aanmelding zowel inhoudelijk als procedureel te toetsen. Tegelijkertijd zou vanuit het CTVS ondersteuning geboden kunnen worden aan scholen om de kwaliteit van de geboden zorg te verbeteren zodat eventuele handelingsverlegenheid goed kan worden onderbouwd. Het CTVS is dan niet alleen toetser maar kan de school ook hulp bieden zonder dat de verantwoordelijkheid van de school wordt overgenomen. Dit betekent een meer formele status van het CTVS en een uitbreiding van haar taakstelling. Beide passen naadloos in de beleidsontwikkeling naar passend onderwijs. Het CTVS meldt weliswaar leerlingen aan voor de huidige vier voorzieningen maar kan plaatsing in Rebound, Op De Rails, Herstart of daghulp formeel nu niet afdwingen. De voorzieningen voeren namelijk ook hun eigen regie t.a.v. toelating. Om een sluitend aanbod te creëren kan een meer formele plaatsingsregie van het CTVS een belangrijk instrument zijn. Overigens verloopt de toelating tot de daghulp niet altijd via het CTVS, er zijn ook rechtstreekse aanmeldingen via het Bureau Jeugdzorg waar het CTVS niet 8
van op de hoogte is. Een meer integrale regie van het CTVS als toegangspoort tot alle bovenschoolse onderwijszorg- arrangementen zou wenselijk zijn. *CTVS jaarverslag blz. 48 **NJi.Rebound Midden Holland en Rijnstreek, blz. 17
-de ophanging van het CTVS De coördinator van het CTVS wordt uit RMC-gelden bekostigd en formeel aangestuurd door het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Midden Holland (ISMH). Dat is opvallend. Dat de financiering uit gemeentelijke middelen komt is op zich denkbaar maar dan zou tevens een detachering naar of financiering van het SWV t.b.v. die specifieke functie meer voor de hand liggen. Met de huidige landelijke beleidsontwikkelingen waarbij het SWV een meer centrale rol krijgt toebedeeld is het evident dat de toegangspoort tot bovenschoolse onderwijszorgarrangementen, die ervoor moeten zorgen dat geen leerling tussen ‘wal en schip’ belandt, primair onder de verantwoordelijkheid van het SWV valt. In vergelijking met de huidige situatie zorgt dit bovendien voor een aanzienlijke vereenvoudiging van de aansturing. Nu is een veelheid van partners formeel verantwoordelijk voor het functioneren van het CTVS. Dat maakt het niet erg overzichtelijk. Op dit moment legt het CTVS in de regio Rijnstreek verantwoording af aan een stuurgroep waarin Alphen (namens de gemeenten), het SWV, Bureau Jeugdzorg, GGD en Kwadraad (maatschappelijke dienstverlening), de Parkschool en het ROC ID College participeren. In de regio Midden Holland ressorteert de CTVS onder het platform onderwijs en zorg. Dit is een overleg van instellingen en gemeenten voor jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar. Anders dan in de Rijnstreek ontbreekt hier een samenwerkingsovereenkomst. Hierdoor is er geen formele basis voor dit overleg. 5) Daghulp is geen onderwijs De daghulp wordt verzorgd door een jeugdzorginstelling. Dit geldt ook voor het onderwijs dat hier gegeven wordt. Het is de vraag of dat zo moet blijven. Onderwijs aan leerof kwalificatieplichtige leerlingen kan namelijk beter door een daartoe bevoegd onderwijsinstituut gegeven worden. Docenten werken hier in een professionele context binnen een infrastructuur die ervoor zorgt dat hun kennis en competenties –evenals de onderwijsmethodes- op peil blijven. Het onderwijs dat in de daghulp wordt gegeven voldoet hier niet aan, ondanks het feit dat leerlingen vaak nog op de school van herkomst staan ingeschreven. Stek en Cardea zijn overigens beide ook zelf van mening dat het onderwijs aan deze doelgroep beter door een school gegeven kan worden. 9
Wat is er nodig? Het VO Een samenhangend beleid De huidige vier bovenschoolse voorzieningen waar leerlingen die (tijdelijk) niet gehandhaafd kunnen worden in het reguliere onderwijs worden opgevangen kennen ieder hun eigen regelgeving en financieringskader. Dit doet vermoeden dat de doelgroepen waarvoor de voorzieningen bedoeld zijn, qua problematiek, ook in vier te onderscheiden zijn. Dit is niet zo. Er is geen sprake van een (inter)departementaal overleg binnen of tussen ministeries om met de geldstromen vanuit jeugdzorg of onderwijs (REC en Samenwerkingsverbanden) regionaal complementaire voorzieningen voor potentiële VO-uitvallers te creëren. Elke regelgeving en elk financieringskader heeft zijn eigen historie en is niet vanuit een samenhangend overheidsbeleid tot stand gekomen. Deze samenhang kan echter alsnog op regionaal niveau wel tot stand worden gebracht. Gezien het feit dat er in de regio Midden Holland & Rijnstreek (nog) geen sprake is van een sluitende aanpak is de noodzaak van en wens tot zo’n samenhangend beleid evident. Van vier voorzieningen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen Bij het ontwerpen en implementeren van bovenschoolse onderwijzorgarrangementen dient op grond van bovenstaande overwegingen niet in eerste instantie regelgeving of het financieringskader leidend te zijn voor aard en aantal maar de behoefte vanuit het VO aan bovenschoolse arrangementen om het ‘geen kind tussen wal en schip’ principe van passend onderwijs waar te kunnen maken. Gezien de aard van de problematiek van de doelgroep is het duidelijk dat de inbreng van jeugdzorg bij deze arrangementen hierbij 10
onontbeerlijk is. M.i. heeft het VO behoefte aan onderwijszorgarrangementen voor een tweetal doelgroepen: -het eerste arrangement richt zich op de doelgroep van rebound. Het gaat hierbij om leerlingen met problematisch gedrag voor wie schoolse interventies om dit gedrag te veranderen onvoldoende resultaat opleveren. Een bovenschoolse interventie in de vorm van een reboundplaatsing is een laatste mogelijkheid voor de leerling (en de school) alsnog te realiseren dat hij op deze school zijn diploma kan halen. In principe keert elke reboundleerling na maximaal drie maanden terug naar de school van herkomst. -het tweede (“rebound+”)arrangement richt zich op een doelgroep met een (nog) meer complexe problematiek dan de doelgroep van rebound. Ook hier hebben interventies vanuit de school onvoldoende resultaat gehad om gedragsverandering tot stand te brengen. De school is van mening dat de leerling het zo bont maakt dat hij de school moet verlaten en ziet geen perspectief in terugkeer. Ook schoolwisseling is niet aan de orde omdat de problematiek zich ook op een andere school zal manifesteren. Het is bij deze doelgroep niet altijd even duidelijk wat er precies aan de hand is of de situatie is juist heel duidelijk maar zeer complex. Tot deze doelgroep behoren o.a. jongeren met psychiatrische problemen of met een justitieel verleden maar ook meisjes met loverboys of jongeren die zelf of wiens ouders plaatsing op een REC-4 school weigeren. Het gaat kortom om een brede doelgroep waarvan het bij de start in het onderwijszorgarrangement niet altijd duidelijk is waar de leerling uiteindelijk naar zal uitstromen. Een deel van de doelgroep is bekend bij de jeugdbescherming (voogdij) of jeugdreclassering. De duur van het programma zal in principe maximaal een half jaar bedragen maar wellicht is een nog langere verblijfsduur soms ook niet uit te sluiten. Het is van groot belang dat er vanuit de voorziening intensieve samenwerking is met jeugdzorg, jeugd GGZ, leerplicht en andere instanties in de jeugdketen. Eén toegang via het CTVS o.l.v. het VO-Samenwerkingsverband De huidige doelgroepen die op dit moment Rebound, Op De Rails, Herstart of de daghulp bezoeken zouden in één van beide onderwijszorgarrangementen terecht moeten kunnen. Het is hierbij essentieel dat de toegang tot deze voorzieningen op een eenduidige en transparante manier plaats moet vinden. Dat zou een CTVS “nieuwe stijl” kunnen zijn. Niet alleen de plaatsing maar ook de coördinatie en monitoring komen dan in één hand. Dit vergroot de kans op het realiseren van een sluitende aanpak. De taken van zo´n CTVS horen tot de opdracht van het 11
Samenwerkingsverband en passen in het beleidskader passend onderwijs. Het CTVS “is van alle scholen” en werkt in opdracht van de coördinator van het Samenwerkingsverband. Inzichtelijke en toetsbare toeleidingsprocedure Het voert te ver om de toeleidingsprocedure in deze notitie gedetailleerd uit te werken. De volgende uitgangspunten zijn echter van belang: -aantoonbare handelingsverlegenheid vanuit het VO In de aanmeldingsprocedure moet de school (ook schriftelijk) kunnen aantonen welke acties op welk moment en men met welk resultaat men reeds heeft ondernomen. Hierbij hoort uiteraard ook het zo nodig kunnen overleggen van onderzoeken, handelingsplannen e.d. -het ZAT is betrokken bij de besluitvorming Onderdeel van de handelingsverlegenheid is dat (ook) het ZAT besluit dat plaatsing in een bovenschools onderwijszorgarrangement de meest passende vervolgkeuze is. De betrokkenheid van het ZAT is evident i.v.m. de a.s. wetgeving ‘Zorg in en om de School’. -alleen school en leerplicht zijn verwijzers naar het CTVS Indien een leerling op een school staat ingeschreven is de school de verwijzer. Het is tenslotte van belang dat de school zijn verantwoordelijkheid t.a.v. de “eigen” leerling behoudt. Alleen als het gaat om een leerling die niet op een school staat ingeschreven komt leerplicht als verwijzer in beeld. -school blijft verantwoordelijk Ook bij plaatsing in een bovenschools onderwijszorgarrangement blijft de leerling ingeschreven bij de school van herkomst. De betrokkenheid van de school tijdens het traject zal nader moeten worden geformuleerd. -het CTVS “nieuwe stijl” is bevoegd tot plaatsing Een CTVS-besluit tot plaatsing in één van de arrangementen is bindend, opname is verplicht tenzij de capaciteit volledig is benut. De plaatsingsregie komt zo in één hand. Het MBO Een MBO-rebound Voor deelnemers van het ID-College die uitvallen vanwege ernstige persoonlijke problematiek is er op dit moment geen bovenschools onderwijszorgarrangement beschikbaar. Naast allerlei andere maatregelen die het ID-College heeft getroffen om VSV terug te dringen wil het ID-College graag zo’n voorziening starten en deze integraal verbinden met regionale VO-voorzieningen. Hierbij wil men de toeleiding tot zo’n MBO-rebound via het CTVS laten verlopen. Het ID-College denkt behoefte te hebben aan capaciteit voor 10 Alphense 12
en 15 Goudse deelnemers. De doelgroep bestaat uit deelnemers van opleidingen van het ID-College die voortijdig uitvallen vanwege persoonlijke problematiek. Er kan daarnaast ook sprake zijn van keuzeproblematiek. Dit vormt echter niet de belangrijkste reden van uitval. Doel is terugkeer in één van de opleidingen van het ID-College. Hier moet bij plaatsing op de rebound ook perspectief op zijn. De inhoud van het programma moet nog verder worden uitgewerkt. Gezien het feit dat er landelijk op de MBO’s nog niet of nauwelijks ervaringen zijn met de opvang van deze doelgroep in een specifiek programma kan de start van een MBO-rebound als experimenteel worden omschreven. Mede om deze reden is het zinvol de doelgroep duidelijk te definiëren en kleinschalig van start te gaan. Stek en Cardea hebben aangegeven bereid te zijn uit eigen middelen de jeugdzorg- component in dit programma voor deelnemers tot 18 jaar te willen verzorgen. Het SIOM is bereid om bij de verdere invulling van het programma een rol te spelen. REC Rijndrecht wil meedenken over de toekomstige rol van de ambulante begeleiding in de vorm van nazorg.
De omvang van de behoefte aan onderwijszorgarrangementen VO Op grond van (instroom)cijfers uit schooljaar 08/09 wordt de omvang van de beoogde VO-doelgroep op jaarbasis als volgt ingeschat: Omvang VO-voorziening Rebound* ODR/Herstart* Daghulp STEK/Cardea**
Gouda 27 4 25
Alphen 25 22 15 13
Thuiszitters*** Totaal
10
15 66
77
*Cijfers CTVS rapportages Midden Holland resp. Rijnstreek 2009 **Cijfers vanuit Stek resp. Cardea ***Cijfers vanuit leerplicht Gouda resp. Alphen aan den Rijn
De cijfers voor de behoefte aan onderwijszorgarrangementen voor het VO geven aanleiding om uit te gaan van zo’n 12 a 14 leerlingen voor elk onderwijszorgarrangement in zowel Gouda als Alphen. In de toekomstige Reboundvoorziening zou de capaciteit per stad zo’n 36 tot 42 plaatsen per jaar betreffen, uitgaande van een maximum plaatsingsduur van maximaal 3 maanden en 3 plaatsingen per plaats per jaar. In de Rebound+voorziening gaan we ook uit van een behoefte van 12 a 14 plaatsen. Gezien de plaatsingsduur van zo’n half jaar en dus 2 plaatsingen per plaats per jaar is er hier sprake van een capaciteit van 24 a 28. Globale totale capaciteit is dan zo’n 60 a 70 plaatsen op jaarbasis zowel in Alphen als in Gouda. Bij deze berekening dient opgemerkt te worden dat het lastig is om de behoefte exact te bepalen. Dat heeft een aantal oorzaken: 1) de huidige capaciteit van Rebound is begrensd en wordt vrijwel maximaal benut. Hierdoor worden sommige leerlingen op dit moment niet naar rebound verwezen omdat er (op sommige momenten) geen plaats voor hen is. Het is de vraag of deze leerlingen op een andere wijze in bovenstaande “harde” gegevens terugkomen. 2) de grote onevenredigheid in het gebruik van ODR/Herstartplaatsen door Gouda resp. Alphen werpt de vraag op waar nu al die potentiële ODR/Herstartleerlingen uit Gouda terug te vinden zijn? 3) indien de bovenschoolse onderwijszorgarrangementen beter aansluiten op de (latente) vraag uit het VO levert dat instroom op uit het “grijze circuit”: leerlingen die niet in beeld zijn maar wel behoren tot de doelgroep voor één van beide voorzieningen. Zij worden dan zichtbaar. Het is echter onduidelijk om hoeveel leerlingen het gaat. Op grond van deze overwegingen is de berekening van de capaciteitsbehoefte eerder aan de lage dan aan de hoge kant. Toch is het niet wenselijk om reeds nu met een grotere dan de voorgestelde capaciteit van start te gaan. Het gaat om voorzieningen die duur zijn en maximaal benut moeten worden. Indien er schaarste zal blijken te ontstaan kan t.z.t. opnieuw worden beoordeeld of een verdere uitbreiding wenselijk en (financieel) haalbaar is. Het verdient vanwege de kleinschaligheid de voorkeur om de groepen te integreren in een bestaand onderwijsgebouw met voorzieningen op het gebied van sport en andere activiteiten. MBO Met een geschatte omvang van zo’n 25 deelnemers, waarvan 10 uit Alphen aan 14
den Rijn en 15 uit Gouda richt het ID-College zich (in eerste instantie) op een beperkte en specifieke doelgroep van uitvallers die vanwege gedragsproblemen hun opleiding voortijdig verlaten. Gezien de geringe omvang van de beoogde doelgroep is het (vooralsnog) niet wenselijk om een MBO-rebound zowel in Alphen als in Gouda van start te laten gaan. Anderzijds is t.b.v. de exploitatie een minimumomvang noodzakelijk. Een groep van maximaal 10 plaatsen in één van beide steden lijkt dan voor de hand te liggen. Uitgaande van de VO-rebound omloopsnelheid van 3 trajecten per plaats per jaar is hier sprake van een maximumcapaciteit van 30 deelnemers op jaarbasis.
Financiële scenario’s onderwijsbegroting onderwijszorgarrangementen Uitgangspunten 15
Voor de exploitatie van de onderwijszorgarrangementen gelden een aantal uitgangspunten: 1) Financiële scheiding in exploitatie VO- en MBO-voorzieningen Bepaalde financieringbronnen zijn specifiek bedoeld voor VO of MBO. Het is zuiver en tevens overzichtelijk om dit in de exploitatie te scheiden. 2) Eigen bijdrage (VO- en MBO-)school is 2.000 euro per plaatsing Het is, vanuit het principe geld volgt leerling, reëel om een eigen bijdrage vanuit de school mee te geven als een leerling tijdelijk gedetacheerd wordt in een bovenschools onderwijszorgarrangement. De hoogte van de bijdrage is per definitie altijd voor discussie vatbaar. Ik ga hierbij uit van het bedrag dat een school op dit moment via VSV-middelen ontvangt als er (structureel) minder leerlingen de school voortijdig verlaten. Dat bedrag is 2.000 euro per leerling. 3) Gemeente is verantwoordelijk voor de onderwijshuisvesting De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor huisvesting van het primair, voorgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs. Het gaat dan in strikte zin om voldoende onderwijsruimte en groot onderhoud van de schoolgebouwen. Voor de exploitatie van een schoolgebouw ontvangen de schoolbesturen van rijkswege bekostiging naar rato van het aantal leerlingen. Leerlingen die geplaatst worden in bovenschoolse voorzieningen blijven over het algemeen ingeschreven op de school van herkomst. Dat houdt dus in dat leerlingen die daar een programma volgen in feite dubbele vierkante meters vergen, ergo extra onderwijsruimte. In de gelden die beschikbaar zijn voor bovenschoolse opvang is soms wel een component huisvestingslasten verdisconteerd, maar vanwege de kleinschaligheid van de voorzieningen, zullen de kosten hoger liggen. Voor de onderwijshuisvesting van het mbo heeft de gemeente geen verantwoordelijkheid. Toch wordt aan de gemeente gevraagd niet alleen de benodigde extra onderwijsruimte voor het VO, maar ook voor de voorziening van het MBO beschikbaar te stellen en bovendien een deel van de extra lasten in de onderwijshuisvesting voor haar rekening te nemen. Het is immers ook in het belang van de gemeente dat de desbetreffende leerlingen een passend onderwijsarrangement volgen. Overigens, een flink deel van de exploitatie zal immers al via het principe ‘geld volgt leerling’ door de school worden gefinancierd. Volledigheidshalve nog een tweetal opmerkingen: * indien uit de verzuimadministratie van een school blijkt dat een leerling langere tijd het onderwijs niet volgt c.q. gevolgd heeft, dan kan bij accountantscontrole worden bepaald dat er in het daarop volgende schooljaar een korting plaatsvindt in bekostiging van de school. De school verliest daardoor niet haar zorgplichten ten aanzien van genoemde leerlingen.
16
* vanwege het regionale karakter, mag van lokale overheden verwacht worden dat zij zich medeverantwoordelijk achten voor een sluitende huisvestingsexploitatie. 4) Middelen plusvoorziening worden twee jaar gelijkelijk verdeeld over VO en MBO. Het gaat hier om een bedrag van 252.000 euro. 5) VO-groepsgrootte 12-14 plaatsen, 2 VO-groepen, jaarcapaciteit 60-70 per gemeente. 6) MBO-groepsgrootte 10 plaatsen, 1 MBO-groep in Alphen of Gouda, jaarcapaciteit max. 30. 7) Onderwijsbegroting gebaseerd op vergoeding “Op De Rails” De begroting voor de onderwijskosten per leerling baseer ik op het leerlingtarief 2009 Op De Rails. Het budget per leerlingplaats per jaar bedraagt hier € 14.200. Hierin is een bedrag van ruim € 2.200 opgenomen voor assistent. Gezien de aanwezigheid en inzet van jeugdzorg in het onderwijszorg- arrangement acht ik het gerechtvaardigd het budget met dit bedrag te verminderen tot € 12.000 per leerlingplaats per jaar. Dit bedrag geldt zowel voor de VO- als MBO-voorzieningen. 8) Inzet (en financiering) vanuit jeugdzorg Jeugdzorginstellingen Stek en Cardea leveren uit eigen middelen een inzet bij alle onderwijszorg- arrangementen voor leerlingen tot 18 jaar. Vooralsnog is hiervoor een indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig. Voor financiering voor deelnemers vanaf 18 jaar zijn additionele middelen nodig. Er worden twee scenario’s uitgewerkt. Het eerste scenario gaat uit van een nauwe samenwerking met de beide Parkscholen van Horizon. In dit scenario wordt de onderwijscomponent in alle voorzieningen door hen verzorgd. Opdrachtgevers zijn het VO-Samenwerkingsverband en het ID-College. De middelen die de Parkschool ontvangt voor Op De Rails en Herstart zijn in de financiering geïntegreerd. De gelden worden ingezet in het Rebound+arrangement waar leerlingen in principe langer dan drie maanden verblijven. Aparte Op De Rails- en Herstartplaatsen bestaan in dit scenario niet meer. De wet- en regelgeving verzet zich niet tegen deze integratie. Het vereist echter wel de nodige coördinatie en administratie omdat -in principe voor leerling en ouders “onzichtbaar”- de leerling via één van de drie financieringsbronnen (Rebound, Op De Rails of Herstart) met bijbehorende regelgeving moet worden bekostigd. In het tweede scenario is er geen sprake van samenwerking met de Parkschool. Op De Rails- en Herstartplaatsen en -financiering blijven als aparte trajecten binnen de Parkschool bestaan. Mede in het kader van de beleidsontwikkelingen naar passend onderwijs heeft scenario 1 veruit de voorkeur.
17
Scenario 1: samenwerking met Horizon-Parkscholen VO Kosten: T.a.v. de instroom wordt ingezet op de eerder berekende maximumcapaciteit van tweemaal 14 plaatsen. De onderwijsbegroting van zo’n voorziening op één locatie bij 28 plaatsen en een capaciteit van 70 op jaarbasis bedraagt € 336.000. Indien de voorziening op 2 locaties van start gaat bedraagt de begroting € 672.000 en is de capaciteit 140 plaatsen. Inkomsten: Plusvoorziening € 63.000 (2 jaar incidenteel) Rebound € 350.000 (bijdrage SWV) Bijdrage VO € 180.000 (op basis van 90 plaatsingen, bezetting 64%) Op De Rails (9) € 128.000 (bijdrage REC Rijndrecht, 9 x € 14.200) Herstart (7) € 36.000 (bijdrage REC Rijndrecht, 7 x € 5.128) Totaal € 757.000 Saldo + € 85.000 Deze begroting gaat uit van een min of meer structurele financiering van € 515.000 bestaande uit Rebound-, ODR-, en Herstartfinanciering. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat de Herstart- en ODR middelen maximaal benut kunnen worden. Geen van de drie financieringsbronnen dreigt op korte termijn te verdwijnen. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat ook hierin enige schommelingen mogelijk zijn op basis van VMBO-leerlingaantallen en een jaarlijkse herverdeling van ODR- en Herstartplaatsen tussen en binnen REC’s. REC-Rijndrecht heeft echter laten weten dat de huidige capaciteit Op De Rails en Herstartplaatsen niet verder onder druk staat. Het begrote overschot van 85.000 euro is wellicht nodig indien de Herstart- en ODR gelden niet maximaal te declareren zijn. Er gelden hier namelijk strikte procedurele en administratieve regels die ertoe kunnen leiden dat de financiering niet maximaal te benutten is. Als na 2 jaar de financiële bijdrage uit de zgn. Plusmiddelen wegvalt kan het begrote overschot dit wellicht geheel compenseren. Mocht er onverhoopt toch een 18
(klein) tekort dreigen dan kunnen vanuit het Samenwerkingsverband mogelijk nog structurele middelen uit het regionaal zorgbudget worden ingezet. In dit scenario hoeft de gemeente niet voor co-financiering te worden aangesproken. Hierbij is echter wel van belang op te merken dat het regionale zorgbudget ook wordt belast bij een eventuele “doorontwikkeling” van het CTVS naar een loket nieuwe stijl zoals in deze notitie wordt voorgesteld. De kans is groot dat de grenzen van dit budget dan ook in zicht komen. Op dat moment is het benaderen van de gemeente voor co-financiering wel reëel.
MBO Kosten Een voorziening voor 10 plaatsen met op jaarbasis een capaciteit voor 30 deelnemers kost € 120.000 Inkomsten Plusvoorziening Bijdrage MBO Bijdrage RMC Totaal
€ 63.000 (2 jaar incidenteel) € 40.000 (op basis van 20 plaatsingen, bezetting 66%) € 17.000 € 120.000
Met een beperkte bijdrage vanuit RMC-middelen is de MBO-rebound in staat om een sluitende exploitatie op te leveren. Hier passen echter twee kanttekeningen bij: 1) i.v.m. de experimentele status is de kans aanwezig dat de voorziening bij voortschrijdende ontwikkeling te beperkt van omvang zal blijken te zijn. In die situatie is, naast een eventuele maximering van de RMC-bijdrage, de gemeente wellicht toch als co-financier nodig om de exploitatie sluitend te krijgen, 2) met het wegvallen van de Plusmiddelen komt de gemeente na 2 jaar als cofinancier waarschijnlijk ook in beeld. Het is mogelijk om de gemeente aan te spreken op basis van haar zgn. participatiebudget. Desgewenst kan de gemeente ook een bijdrage leveren uit WMO-middelen.
Scenario 2: zonder Horizon-Parkscholen Dit scenario gaat niet uit van een nauwe (financiële) samenwerking met de Parkscholen van stichting Horizon. Hierdoor valt de financiering van ODR en Herstart uit scenario 1 buiten de VO-begroting. T.a.v. de instroom wordt hierbij ingezet op de berekende minimumcapaciteit, ervan uitgaande dat een deel van de doelgroep via ODR en Herstart door Horizon wordt opgevangen. Voor de exploitatie van MBOrebound heeft dit geen consequenties. Die blijft in dit scenario ongewijzigd. 19
VO Kosten De onderwijsbegroting van zo’n voorziening op één locatie bij 24 plaatsen en een capaciteit van 60 op jaarbasis bedraagt zo’n € 288.000. Indien de voorziening op 2 locaties van start gaat bedraagt de begroting € 576.000 en de capaciteit 120 plaatsen. Inkomsten: Plusvoorziening € 63.000 (2 jaar incidenteel) Rebound € 350.000 Bijdrage VO € 128.000 (op basis van 64 plaatsingen, bezetting 66%) Totaal € 541.000 Tekort € 35.000 Deze begroting gaat uit van een min of meer structurele financiering van € 350.000 bestaande uit Reboundgelden. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat hierin jaarlijks enige schommelingen mogelijk zijn aangezien financiering plaatsvindt op basis van aantallen VMBO-leerlingen. In deze VO-begroting is de eerste 2 jaar sprake van een tekort van € 35.000. Dit tekort is wellicht te financieren vanuit de middelen uit het regionale zorgbudget (RZB) van het Samenwerkingsverband. Na 2 jaar loopt het tekort echter op tot € 98.000. Dit zou een forse aanslag betekenen op het RZB zeker omdat bij doorontwikkeling van het CTVS-loket dit ook vanuit dit budget gefinancierd wordt. Een financiële bijdrage van de gemeente voor hetzij de voorzieningen, hetzij de ontwikkeling van het loket lijkt hier onontkoombaar en urgenter dan in het eerste scenario. MBO Kosten Een voorziening voor 10 plaatsen met op jaarbasis een capaciteit voor 30 deelnemers kost € 120.000 Inkomsten Plusvoorziening Bijdrage MBO Bijdrage RMC Totaal
€ 63.000 (2 jaar incidenteel) € 40.000 (op basis van 20 plaatsingen, bezetting 66%) € 17.000 € 120.000
Met een beperkte bijdrage vanuit RMC-middelen is de MBO-rebound in staat om een sluitende exploitatie te realiseren. Hier passen echter twee kanttekeningen bij: 1) i.v.m. de experimentele status is de kans aanwezig dat de voorziening bij voortschrijdende ontwikkeling te beperkt van omvang zal blijken te zijn. In die situatie is, naast een eventuele maximering van de RMC-bijdrage, de gemeente wellicht toch als co-financier nodig om de exploitatie sluitend te krijgen, 2) met het wegvallen van de Plusmiddelen komt de gemeente na 2 jaar als co20
financier waarschijnlijk ook in beeld. Het is mogelijk om de gemeente aan te spreken op basis van haar zgn. participatiebudget. Desgewenst kan de gemeente ook een bijdrage leveren uit WMO-middelen.
Het draagvlak voor de +School Randvoorwaarden bij de realisatie van een Plusschool In de onderzoeksperiode hebben de directeur van het SWV Midden Holland&Rijnstreek en de kwartiermaker van de Plusschool een werkbezoek gebracht aan het Flexcollege in Nijmegen dat onder de (bestuurlijke) verantwoordelijkheid van het SWV Nijmegen ressorteert. Het Flexcollege is door het ministerie van OC&W als voorbeeld genomen bij de totstandkoming van de regeling voor de Plusvoorziening. In het Flexcollege volgen enige honderden VO- en MBOrisicoleerlingen onderwijs. De directeur van dit SWV maakte duidelijk dat aan de totstandkoming van het Flexcollege een jarenlang proces vooraf is gegaan. Terugkijkend op dit proces stelde hij drie randvoorwaarden centraal die essentieel zijn voor het succes van een Plusschool: 1) Bestuurlijke dekking 2) Individuele schoolbelangen ondergeschikt 3) Gemeenten als partner Bestuurlijk draagvlak Hoewel de notitie ‘De +School. Samen-werken aan perspectief voor jongeren’ in brede zin bekend is onder de partners die hiervoor het draagvlak moeten vormen en men positief staat t.o.v. de geformuleerde ambitie is de realisatie van een +School als aparte fysieke eenheid op korte termijn niet haalbaar. Hiervoor is het proces dat daartoe moet leiden nog een te beperkte tijd gaande. Bovendien gaat het om een 21
complex proces waar vele actoren bij betrokken zijn en de belangen divers. Zo hebben de besturen van Horizon, SWV Midden-Holland&Rijnstreek, Stek, Cardea zich nog niet allemaal uitgesproken over de +School. Dit moet eerst gebeuren. Daarnaast is het wenselijk dat zij gezamenlijk bijeenkomen om zich over het plan uit te spreken. Vanuit de ervaring in Nijmegen is het van groot belang dat deze centrale partners een gezamenlijk bestuurlijk commitment realiseren. Als dit lukt is een belangrijke randvoorwaarde gecreëerd om met de relevante gemeenten hun rol als partner van de +School te bespreken. Met de huidige notities ligt hiervoor voldoende basis. De gemeenten De rol van de gemeenten is cruciaal voor het welslagen van de +School op langere termijn. In eerste instantie wordt aan de gemeente Gouda en Alphen aan den Rijn gevraagd om een rol te spelen in het realiseren van adequate huisvesting met een bijdrage in de exploitatie ervan. Voor de gemeente Alphen aan den Rijn is het duidelijk dat er in principe voldoende mogelijkheden zijn binnen bestaande scholen en vanuit bestaande financiering. Men is tevens bereid om de mogelijkheid te onderzoeken t.z.t. vanuit gemeentelijke middelen bij te dragen aan de financiering van de MBO-rebound mits er sprake is van cofinanciering van onderwijs en RMC. Vanuit de gemeente Gouda zijn een aantal suggesties t.a.v. huisvesting gedaan (Garenspinnerij, oude JSO-gebouw) maar heeft men (vooralsnog) niet de intentie bij te dragen in de exploitatie. Hiervoor wil men eerst meer inzicht in de exacte financieringsmogeiijkheden vanuit het onderwijs zelf. Gouda is terughoudend als gevraagd wordt naar mogelijkheden of intenties t.a.v. (co)financiering van de +School als geheel. Men wil eerst over een plan met begroting beschikken op basis waarvan een subsidieaanvraag bij de gemeente kan worden ingediend. Op voorhand vraagt men zich echter af of gemeentelijke financiering überhaupt wel nodig is gezien het feit dat krachtenbundeling schaalvoordeel en financieringsefficiency moet opleveren. Dit plan voorziet echter in een forse uitbreiding van het aantal onderwijszorgarrangementen waarvoor bovenschoolse onderwijshuisvesting nodig is in vergelijking met de huidige situatie. Uiteraard wordt met het aanspreken van Gouda respectievelijk Alphen aan den Rijn op hun medeverantwoordelijkheid voor de realisatie van de +Scholen in principe alle regiogemeenten bedoeld. Gezien hun centrumfunctie is het voor deze gemeenten wellicht mogelijk als “kassiergemeente” ook kleinere gemeenten in hun subregio medeverantwoordelijkheid te laten nemen. De RMC-coordinator staat positief tegenover de bijdrage die van het RMC gevraagd wordt om de exploitatie van de MBO-rebound sluitend te krijgen. Het RMC-management moet de genoemde bijdrage echter nog bekrachtigen. De kernpartners De sectormanagers van Horizon staan in principe positief t.o.v. de +School inclusief de voorstellen in dit rapport. Hierbij dient vermeld te worden dat men de 22
voorgestelde bekostiging van 12.000 euro per leerlingplaats per jaar wat aan de magere kant vindt. Het bestuur van Cardea wil graag een bijdrage leveren aan de realisatie van de +School op de wijze zoals in deze notitie wordt voorgesteld. Cardea is in principe bereid om een deel van de huidige daghulp in Leiden om te bouwen in de vorm van een uitbreiding van de bijdrage aan de onderwijszorgarrangementen in Alphen aan den Rijn. Men is daarnaast ook bereid om -als de MBO-rebound in Alphen gehuisvest wordt- de jeugdzorgcomponent in dit programma voor deelnemers tot 18 jaar voor haar rekening te nemen. Het bestuur van Stek is bereid de daghulp in Gouda om te bouwen in de vorm van een uitbreiding van de bijdrage aan de onderwijszorgarrangementen in Gouda. Men is ook bereid om -als de MBO-rebound in Gouda gehuisvest wordt- de jeugdzorgcomponent in dit programma voor deelnemers tot 18 jaar voor haar rekening te nemen. De directeur van het SWV en de manager van het onderwijsservicecentrum van het ID college staan ook positief t.o.v. de voorstellen in dit rapport.
Bestuurlijke en juridische ophanging Het is op dit moment nog te vroeg om definitieve voorstellen te doen over de bestuurlijke en juridische ophanging van de +School. Het is van belang dat de bestuurders van de kernpartners elkaar eerst eens treffen om met elkaar vast te stellen in hoeverre de +School op hun gezamenlijke instemming kan rekenen. Als dat zo is is het instellen van een bestuurlijk gremium in de vorm van een stuurgroep +School een logische volgende stap. Wellicht dat in de fase daarna er twee stuurgroepen voor Alphen aan den Rijn, resp. Gouda nodig zullen zijn. Deze stuurgroepen zullen op termijn ook als bestuur van de +School kunnen fungeren 23
waarbij het voor de hand ligt dat er bij de start van één fysieke +School de managementverantwoordelijkheid in één hand komt. Gezien het feit dat het bij alle onderwijszorgarrangementen feitelijk om “onderwijscrisisplaatsen” gaat lijkt het voor de hand te liggen dat het management vanuit het onderwijs verzorgd wordt. Indien het onderwijs in de toekomstige +School verzorgd wordt door de Parkscholen zou die verantwoordelijkheid ook (integraal) hier belegd moeten worden. In een scenario zonder Parkschool wordt het management vanuit het SWV of het ID College verzorgd. In deze visie is de inzet van STEK resp. Cardea primair faciliterend van aard omdat het onderwijs “leidend” is. Dit betekent dat er sprake is van een zgn. leveringsovereenkomst waarin wordt vastgelegd wat er vanuit de jeugdzorg geleverd wordt en onder welke voorwaarden. Het oprichten van een aparte stichting is hierbij niet nodig, duidelijke onderlinge overeenkomsten waarin ook verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn omschreven wel.
Conclusies 1) Voor de realisatie en borging van een fysieke +School is meer tijd nodig Het idee om een +School te realiseren zoals verwoord in de notitie ‘De +School.
Samen-werken aan perspectief voor jongeren’ (mei 2009) kan op brede instemming rekenen. Alle geïnterviewden onderschrijven de gedachte dat een +School een substantiële bijdrage kan leveren aan de terugdringing van VSV in de regio. Het proces op weg naar deze +School heeft echter meer tijd nodig om de 24
ambitie, één gebouw waarin diverse voorzieningen geïntegreerd activiteiten uitvoeren, dichterbij te brengen. Met name het huisvestingsvraagstuk (locatie en financiering) is nog onvoldoende uitgewerkt. Hier is nader overleg met de gemeenten voor nodig. Om hierin voortgang te boeken is het noodzakelijk dat er vanuit een breed bestuurlijk commitment- op bestuurlijk niveau overleg plaatsvindt met (wethouders) van gemeenten. Als het hierbij lukt de +School tot onderdeel van gemeentelijk beleid te maken is de betrokkenheid van de gemeenten, in meer dan alleen financiële zin, gegarandeerd. Deze betrokkenheid is een voorwaarde om de exploitatie van de +School ook in de toekomst te borgen. 2) Een +School in beide subregio’s Indien de gemeenten Gouda en Alphen aan den Rijn bereid zijn een bijdrage te leveren aan de huisvestingsexploitatie voor de +School voor hun rekening te nemen is er sprake van een verantwoorde begroting waarin een wellicht grotere financiële bijdrage van de gemeenten pas na het wegvallen van de incidentele “Plusmiddelen” aan de orde is. Hier moet nader met de gemeenten over gesproken worden om perspectief op borging op langere termijn te houden. Het is in dit stadium echter niet mogelijk om de omvang van deze bijdrage nu reeds vast te stellen. Dit heeft o.a. te maken met de omvang van de toekomstige +School. De huidige aantallen die in deze notitie worden gebruikt om de gewenste capaciteit vast te stellen vormen slechts een indicatie en kunnen niet als “hard” worden gepresenteerd. Een nieuwe structuur maakt wellicht de latente behoefte aan deze onderwijszorgarrangementen manifest omdat bv. ook de “onzichtbare” doelgroep in beeld komt. Bovendien is het evident dat de MBO-rebound vooralsnog een pilot betreft waarbij groei o.a. door uitbreiding of verbreding van de doelgroep (bv. instroom via het jongerenloket) een reële optie is. De begroting maakt duidelijk dat zowel onderwijs als jeugdzorg op deze wijze maximaal investeren in de realisatie van een passende bovenschoolse onderwijszorginfrastructuur. Zonder toekomstige gemeentelijke financiële bijdrage is het voortbestaan op lange termijn echter onzeker. Naast RMC-middelen zijn WMOfinanciering en financiën uit het participatiefonds bij uitstek voor deze doelgroep bedoeld. Ook de gemeente heeft groot belang bij een sluitende aanpak. 3) Verander de huidige infrastructuur om een (beter) sluitende aanpak mogelijk te maken De kans om met de +School voor het VO een (beter) sluitende VSV-aanpak te realiseren is groter als de huidige vier bestaande voorzieningen voor (tijdelijke) schooluitvallers worden omgebouwd tot twee onderwijszorgarrangementen met een bijbehorende herpositionering van het CTVS. Het draagvlak voor deze verandering is groot. Het biedt een heldere structuur met duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het SWV krijgt hierin een centrale rol. Volgens leerplicht in Gouda kan met de voorgestelde infrastructuur voor vrijwel alle 10 thuiszitters uit het VO een passende plek gerealiseerd worden.
25
4) Ga aan de slag Ondanks de constatering dat voor de realisatie van een twee fysiek geïntegreerde +Scholen in Gouda resp. Alphen aan den Rijn meer tijd nodig is, is het mogelijk om veel van de voorstellen in dit rapport in actie te vertalen zodat de koers richting deze +School reeds wordt ingezet. Voor de a.s. ombouw van daghulp naar rebound+, de ontwikkeling van een rebound+programma en MBO-reboundprogramma, afspraken over de inzet van jeugdzorg in de verschillende programma’s en herpositionering CTVS is een actieve rol van de gemeente niet perse noodzakelijk. Zolang er niet een geschikte locatie voor de +School beschikbaar is kan overwogen worden de rebound+ op de Parkschool uit te voeren, de rebound tijdelijk binnen een VO-locatie te alloceren en de MBO-rebound wellicht tijdelijk binnen de muren van het IDcollege te huisvesten. Hierbij moet nadrukkelijk sprake zijn van een overbruggingssituatie met toekomstig perspectief op integratie van de onderwijszorgarrangementen op één locatie. 5) Zet primair in op realisatie van “scenario 1” In dit rapport worden twee scenario’s (financieel) uitgewerkt. Het eerste scenario waarin de Parkschool een centrale rol vervult- heeft echter om inhoudelijke redenen verreweg de voorkeur. Kennis van gedragsproblematiek (in de context van het onderwijs) vormt namelijk het bestaansrecht van een cluster-4 school. Hier is de gewenste kennis op dit terrein bij uitstek aanwezig. Bovendien zijn de huidige beleidsontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs gericht op een nadere samenwerking tussen VO/SWV en cluster-4. Uitbreiding van deze samenwerking volgens het eerste scenario vraagt echter van alle partners wat: -de bereidheid van Horizon om tegen een tarief van € 12.000 per plaats per jaar onderwijs te verzorgen terwijl men nu van het SWV voor rebound zo’n € 16.500 ontvangt -de bereidheid vanuit het VO en het ID College om met een bijdrage van € 2.000 per plaatsing substantieel bij te dragen aan de begroting -de bereidheid vanuit de jeugdzorgaanbieders daghulp om te bouwen naar jeugdzorginzet voor alle onderwijszorgarrangementen. Deze bereidheid is inmiddels bestuurlijk uitgesproken. 6) Stel een stuurgroep +School in Indien er commitment is tussen de bestuurders van het SWV, ID College, Horizon, STEK en Cardea over de voortgang van het proces wordt er (vooralsnog) één stuurgroep +School ingesteld die bestuurlijk verantwoordelijk is voor de realisatie van de +Scholen in Gouda en Alphen aan den Rijn.
26
Aanbevelingen 1) Laat de besturen van Horizon, STEK, Cardea, het ID-college en het SWV zich individueel uitspreken over de notitie ‘De +School. Samen-werken aan perspectief voor jongeren’ tezamen met de richting, de conclusies en aanbevelingen uit deze notitie. 2) Laat deze besturen gezamenlijk met elkaar in overleg gaan om te beoordelen of er een voldoende breed bestuurlijk draagvlak is voor de realisatie van de ambities zoals verwoord in deze notities. Maak, als er sprake is van dit commitment, afspraken over de wijze waarop de gemeenten verder als partner betrokken worden in de voortgang van het implementatieproces. 3) Onderzoek in hoeverre de +School onderdeel kan worden van de programma’s van politieke partijen voor de a.s. gemeenteraadsverkiezingen en/of onderdeel kan worden van een gemeentelijk coalitieakkoord na de verkiezingen. Hiermee kan het een speerpunt worden van een nieuw vierjarig lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. 4)Onderzoek bij bestuurlijk commitment de mogelijkheden om de ontwikkeling naar een (beter) sluitende aanpak in één fysieke +School reeds te starten door de ombouw van vier voorzieningen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen reeds in gang te zetten evenals de herpositionering en uitbreiding van de taakstelling van het CTVS. 5) Maak een plan voor de herpositionering en uitbreiding van de taakstelling van het CTVS, inclusief de personele en financiële consequenties. 6) Maak een projectplan voor de toekomstige MBO-rebound, inclusief programma, organisatie, inzet jeugdzorg, formatie e.d. 7) Maak een projectplan voor het toekomstige VO-rebound+, inclusief programma, organisatie, inzet jeugdzorg, formatie. Hierbij is er speciale aandacht nodig voor de inzet van de verschillende financieringsbronnen en de afrekening op basis van regelgeving. 9) Stel onder verantwoordelijkheid en aansturing van de stuurgroep +School een projectleider aan die de implementatie van de +School verder voorbereidt.
27
Bijlage 1: geïnterviewden Cardea Jeugdzorg Andries Hoekstra, coördinator Ria van der Plas, sectormanager Marianne Harten, directeur Coördinatieteam Voortijdig Schoolverlaten (CTVS) Ineke van Vliet, coördinator Gemeente Alphen aan den Rijn Marion Goedhart, programmamanager Jeugd Regina Ligtenberg, beleidsmedewerker Gemeente Gouda Gerrie Tol, beleidsmedewerker Ans Gierman, senior-beleidsmedewerker Kees Notenboom, leerplichtambtenaar Horizon/Parkscholen Harry Emmerzaal, sectormanager Parkschool (Alphen) Arend Veldkamp, sectormanager Gouda-Rotterdam Cas van Drimmelen, coördinator Parkschool Gouda Arjan van Duyvenvoorde, rebound Gouda ID-College Elly van de Bree, manager onderwijsservicecentrum Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden Holland (ISMH) Hans Hoes, beleidsadviseur Chereen Bakhtali, RMC-coordinator
28
Ministerie van OC&W Bas Wijnen, beleidsmedewerker REC Rijndrecht Marieke Dekkers, manager Wieke Canosa, beleidsmedewerker Rijnstreekberaad Paul Duyvensz, beleidsadviseur Samenwerkingsverband VO Midden Holland & Rijnstreek Barend Verkerk, coördinator/directeur Samenwerkingsverband VO Nijmegen Jeroen Rood, directeur
SIOM Gouda Puck van Leeuwen (telefonisch) STEK Jeugdhulp Margo ter Heegde, sectormanager Thea Roelofs, directeur
29
Bijlage 2: Gebruikte literatuur Dekkende expertise in de regio. Onderzoek in het kader van Passend Onderwijs. Tussenrapportage deel B. SLOA 2008 Lia van Meegen, Ruud van Herp, Margaret Rekers.
Jaarverslag CTVS schooljaar 08/09 Midden-Holland Ineke van Vliet 2009 Jaarverslag CTVS schooljaar 08/09 Rijnstreek Ineke van Vliet 2009 Rebound Midden Holland en Rijnstreek. Stand van zaken 2009. Evaluatieonderzoek in opdracht van het bestuur van het SWV MHR. Zomer 2009. Nederlands Jeugdinstituut. Corian Messing, Pauline Huizenga.
30
Bijlage 3 Concept-intentieverklaring Onderstaande gemeenten en organisaties onderschrijven het belang van een sluitende en integrale regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten in het VO en MBO en hebben kennis genomen van het rapport ‘De +School. Samen-werken aan perspectief voor jongeren’ (mei 2009) en de notitie ‘Naar een sluitende VSV-aanpak. De ontwikkeling van bovenschoolse onderwijszorgarrangementen in de regio Midden Holland & Rijnstreek’. Zij zijn bereid zich op een actieve wijze in te zetten voor de realisatie van een +School waarin onderwijszorgarrangementen geïntegreerd worden aangeboden. Met de ondertekening van deze intentieverklaring maken zij concreet op welke wijze zij een bijdrage willen leveren. ID College Het ID College neemt het initiatief om een zgn. MBO-rebound te starten. Dit programma biedt deelnemers die vanwege complexe persoonlijke problematiek voortijdig hun opleiding moeten verlaten tijdelijk een bovenschools onderwijszorgarrangement waarin de aandacht voor hun persoonlijke problematiek centraal staat. Doel is terugkeer binnen 3 maanden naar een opleiding in het ID College. T.a.v. de financiering is het ID College bereid om naast gelden uit de zgn. regeling Plusvoorziening 2.000 euro per plaatsing te betalen. Het ID-College is tenslotte verantwoordelijk voor de exploitatie van deze voorziening. SWV/het VO in Midden Holland & Rijnstreek Het SWV onderschrijft het voorstel om vier voorzieningen om te bouwen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen voor het VO Het SWV is hierbij bereid om haar gehele budget uit de zgn. reboundgelden beschikbaar te stellen voor de financiering van deze programma’s. Desgewenst kan 31
eventueel ook een deel van het regionaal zorgbudget voor dit doel worden aangewend. Het SWV is ook bereid om de mogelijkheden te onderzoeken om het CTVS onder haar auspiciën te laten functioneren en haar taakstelling uit te breiden t.b.v. versterking van de binnenschoolse zorgstructuur. Het VO is bereid om € 2.000 te betalen bij de plaatsing van een leerling in een bovenschools onderwijszorgarrangement. Horizon Horizon staat positief tegenover het voorstel om vier voorzieningen om te bouwen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen voor het VO. De gelden die via REC Rijndrecht nu beschikbaar komen voor Op De Rails en Herstart kunnen ingezet worden ter financiering van deze programma’s. Horizon is tevens inhoudelijk bereid om het onderwijsprogramma in alle onderwijszorgarrangementen in de regio uit te voeren. STEK STEK onderschrijft het voorstel om vier voorzieningen om te bouwen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen voor het VO en is bereid om uit eigen middelen in Gouda jeugdzorginzet te leveren voor alle arrangementen voor leerlingen tot 18 jaar.
Cardea Cardea onderschrijft het voorstel om vier voorzieningen om te bouwen naar twee bovenschoolse onderwijszorgarrangementen voor het VO en is bereid om uit eigen middelen in Alphen aan de Rijn jeugdzorginzet te leveren voor alle arrangementen voor leerlingen tot 18 jaar. REC 4 REC Rijndrecht is bereid om middelen uit Op De Rails en Herstart in te zetten voor de bovenschoolse VO-onderwijszorgarrangementen op voorwaarde dat de verantwoording van deze middelen binnen de vigerende regelgeving plaatsvindt. RMC Het RMC is in principe bereid om een financiële bijdrage te leveren aan de begroting van de onderwijszorgarrangementen. De gemeente Alphen aan den Rijn De gemeente is bereid om mee te denken aan oplossingen voor de huisvesting van een plusvoorziening. Uitgangspunt is dat deze binnen de bestaande ruimte en locaties gevonden wordt. De financiering van de huisvesting is primair een aangelegenheid van de onderwijspartners die voor de instandhouding van de plusvoorziening verantwoordelijk zijn. De gemeente is tevens bereid mee te denken over oplossingen voor structurele 32
financiering van de +School. De gemeente gaat daarbij uit van cofinanciering vanuit het onderwijs en RMC middelen. Ook zal gekeken worden naar overige regionale budgetten.
33