Naar een veilige school
Godelindeschool Naarden 2011
Naar een veilige school Het ministerie van OCW omschrijft in haar Dossier Veilige School: “Veilige scholen zijn scholen waar leerlingen, ouders en onderwijspersoneel veilig zijn en waar zij zich veilig voelen.” We onderscheiden dan ook twee vormen van veiligheid: 1. Het “veilig zijn”; Hiermee bedoelen we de fysieke veiligheid. Hieronder verstaan we onder andere een goed onderhouden gebouw en plein, brandalarminstallatie en ontruimingsprotocol. Beleid met betrekking tot de fysieke veiligheid wordt beschreven in deel 1 van dit beleidsplan. 2. Het “veilig voelen”; Hierbij gaat het om de sociale veiligheid. Beleid met betrekking tot bijvoorbeeld pesten, seksuele intimidatie, discriminatie en computergebruik wordt beschreven in deel 2 van dit beleidsplan. Dit beleidsplan beschrijft de huidige stand van zaken met betrekking tot de veiligheid op onze beide locaties en de plannen voor de toekomst om te komen tot een optimaal veilige school. Onze beleidsontwikkeling beschrijven we in deel 3. Het plan zal jaarlijks geëvalueerd en eventueel aangepast worden.
M-J van der Vliet December 2011
2
Deel 1
De fysieke veiligheid
Inleiding: Het Dossier Veilige school (OCW) geeft aan: “Een veilige school heeft een goed onderhouden gebouw, waar traptreden niet losliggen en de inrichting van de lokalen geen gevaar oplevert. Op het schoolplein staan veilige speeltoestellen. Leerlingen en personeelsleden weten wat ze moeten doen bij brand en de school oefent regelmatig het ontruimingsplan. Vluchtwegen zijn vrij van obstakels. Ook heeft een veilige school een veiligheidscoördinator die onder andere toeziet op regelmatige inspecties van het gebouw en het schoolplein. De veiligheidscoördinator is de spin in het web van het veiligheidsbeleid. Het beleid is natuurlijk up to date en de school heeft instrumenten om het beleid te contoleren. De veilige school werkt samen met ouders, GGD, brandweer, Arbo-dienst en natuurlijk de gemeente- die per slot verantwoordelijk is voor het gebouw”.
Uitgangspunten: In de dagelijkse praktijk op school is een ongeluk niet altijd te voorkomen. Maar de kans op een ongeval kan wel degelijk beperkt worden door structurele aandacht voor veiligheid en een goede organisatie. Natuurlijk doen wij er alles aan om te zorgen voor een zo veilig mogelijke schoolomgeving. Maar is dat wel genoeg ? Is iedereen voldoende op de hoogte ? Hebben we een lange termijn planning ? In dit beleidsplan proberen we antwoord te geven op deze en andere vragen. Veiligheidsmanagement heeft als doel: • Voorwaarden scheppen voor een zo veilig mogelijk schoolgebouw en –omgeving. • Stimuleren dat alle gebruikers , leerlingen, ouders en personeel, zich daarbinnen veilig gedragen. Fysieke veiligheid begint met het schoolgebouwen de directe omgeving. Een regelmatige inspectie van gebouw en omliggende speelplaatsen is dan ook nodig. Veiligheid is geen statische kwestie, een gebouw verandert voortdurend. Weliswaar vooral in details, maar juist die kunnen onverwachte ongelukken veroorzaken. Bovendien zijn de leerlingen elk jaar weer anders en is veiligheid een wisselwerking tussen omgeving en het gedrag van de gebruikers. Naast inspectie, oefenen van ontruiming en het opstellen van een veiligheidsverslag moeten protocollen en afspraken van bijvoorbeeld de huisregels voor iedereen (leerlingen, ouders en personeel) duidelijk zijn.
3
Opzet van deel 1: 1.
Het gebouw 1.1 Inrichting 1.2 Onderhoud 1.3 Brandveiligheid 1.4 Preventieve maatregelen
2.
Het plein 2.1 Inrichting 2.2 Preventieve maatregelen
3.
De gebruikers
4.
Het calamiteitenplan
5.
De veiligheidscommissie
6.
Bijlagen
4
1. Het gebouw 1.1 de inrichting Lokalen en verkeersruimten worden zo ingericht dat ongevallen zoveel mogelijk voorkomen worden. Dit betekent dat met name in de gangen geen losse voorwerpen op de looppaden liggen. Uitgangen en brandblusmiddelen mogen niet geblokkeerd worden door meubilair of andere voorwerpen.
1.2 het onderhoud Meubilair en andere zaken in de school die gebreken vertonen of stuk zijn worden zo snel mogelijk gerepareerd.
1.3 brandveiligheid Op beide locaties is een brandmeldinstallatie aanwezig.
1.4 preventieve maatregelen Elke maand wordt de brandmeldinstallatie getest en twee maal per jaar wordt een uitgebreide test uitgevoerd. Opvallende zaken worden in het logboek genoteerd. Blusmiddelen en noodverlichting worden jaarlijks gecontroleerd, hiervoor is een onderhoudscontract afgesloten. De speeltoestellen in de beide gymzalen worden jaarlijks gecontroleerd. Ook hiervoor zijn onderhoudscontracten afgesloten. Jaarlijks worden twee ontruimingsoefeningen gehouden (zie 4: het calamiteitenplan )
2. Het plein 2.1 de inrichting Bij de inrichting van het plein is rekening gehouden met verschillende gebruikers en spelvormen. Zo gebruiken op het hoofdgebouw de leerlingen van de groepen 1-2 het plein aan de Gerard Doulaan. Het plein is ingericht met aan deze leeftijd aangepaste speeltoestellen en een zandbak. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot het gebruik van de ruimte. De leerlingen van de groepen 3 en 4 gebruiken de andere zijde van het plein. Hier worden voornamelijk losse spelmaterialen gebruikt. Ook hier zijn duidelijke afspraken met betrekking tot het gebruik van de ruimte. De TSO maakt eveneens gebruik van deze speelpleinen. Op de dependance zijn aan aantal doelen en tafeltennistafels geplaatst, evenals een tweetal kleine klim / duikeltoestellen. Tijdens de TSO kan ook het naastgelegen speelveld gebruikt worden. De afspraken en regels zijn gecommuniceerd met de begeleiders van de TSO.
2.2.preventieve maatregelen Alle speeltoestellen worden jaarlijks gecontroleerd en eventueel hersteld en/of aangepast. Los straatwerk wordt direct hersteld. Losse voorwerpen die de veiligheid van de leerlingen in gevaar zouden kunnen brengen worden verwijderd. Fietsen worden in de daarvoor bedoelde standaards geplaatst en er mag op het plein niet gefietst worden.
3. De gebruikers De veiligheid van de accommodatie is de eerste factor in het voorkomen van ongelukken. Het gedrag van de gebruikers is de tweede factor. Goede afspraken met het personeel, ouders en de leerlingen zijn daarom onmisbaar. Ook in onze school zijn er veel (soms stilzwijgende) afspraken. Activiteiten en lessen waar huisregels voor zijn afgesproken zijn o.a:
5
Buitenspel op het plein, overblijven, bewegingsonderwijs, schoolreisjes en andere uitstapjes, gebruik van de speelzaal. (zie bijlagen) Het is van belang regelmatig na te gaan of de huisregels nog voldoen en deze met de leerlingen te bespreken. Daarnaast hebben we afspraken over: • Toezicht op het plein. • Handelen bij afwezigheid van leerlingen. • Handelen en registratie van ongevallen. • Registratie van noodnummers. • Hanteren van een “thuisblijvers”formulier
6
4. Het Calamiteitenplan Inhoudsopgave 1. Algemeen 1.1 Inleiding 1.2 Beheer 1.3 Bedrijfshulpverlening 1.4 Nazorg en evaluatie 1.5 Algemene preventieve maatregelen 2. Organisatie bij calamiteiten 2.1 De rol van de bedrijfshulpverlener 2.2 Specifieke maatregelen 3. Ontruiming 3.1 Algemene schoolgegevens 3.2 Ontruimingsafspraken 3.3 Instructies 3.4 Preventieve maatregelen 3.5 Nazorg
1. Algemeen 1.1 inleiding Het calamiteitenplan is een belangrijk element in de zorg voor veiligheid van leerlingen, werknemers en derden die zich in en rond de schoolgebouwen van het de Godelindeschool bevinden. Het plan heeft tevens een preventieve functie. De procedures zijn voornamelijk gericht op preventie, bestrijding en ondersteuning van personeel bij calamiteiten. Preventie en goede voorbereiding nemen een belangrijke plaats in bij de beveiliging van een school. Als een calamiteit tijdig gemeld wordt en het personeel goed geïnstrueerd is, blijken de gevolgen aanzienlijk beperkt te kunnen worden. Het is dan ook zeer belangrijk dat alle werknemers van het de Godelindeschool kennis nemen van wat in voorkomende gevallen van hen verwacht wordt. Aan het begin van elk schooljaar zal het plan in een bouwvergadering worden besproken. De ontruiming van het gebouw zal jaarlijks twee keer geoefend worden, zo mogelijk in samenwerking met de brandweer.
1.2 Beheer Ten aanzien van het beheer van het plan gelden de volgende regels: De directeur is verantwoordelijk voor: • De bekendheid van het calamiteitenplan onder de werknemers. • Het actueel houden van het plan. • Het (zo nodig) verder ontwikkelen van het plan. • Het zorg dragen voor technische ondersteuning. • Het zorg dragen voor de opleiding van bedrijfshulpverleners. • Het onderhouden van contacten met hulpverleningsinstanties. Jaarlijks zal het calamiteitenplan geëvalueerd en beoordeeld worden en indien noodzakelijk worden aangepast. Het plan bevindt zich op de L-schijf.
7
1.3 Bedrijfshulpverlening De (hoofd)bedrijfshulpverlener (H)BHV-er is een voor deze taak opgeleide werknemer die bij calamiteiten actie onderneemt en contacten met professionele hulpverleningsdiensten onderhoudt. Van de (H)BHV-er wordt verwacht dat hij of zij: • De opleiding heeft gevolgd en actueel houdt. • Beschikt over basiskennis m.b.t. eerste hulp, beperken en bestrijden van beginnende brand, alarmering en ontruimingsacties. • De situatie kan overzien . • De noodzakelijke acties kan ondernemen. Het is van groot belang dat alle werknemers op de hoogte zijn van de namen van de (H)BHV-ers en hun taken en verantwoordelijkheden. Het overzicht (H)BHV-ers (bijlage A) wordt jaarlijks bijgewerkt en aan dit plan toegevoegd.
1.4 Nazorg en evaluatie Bij een calamiteit komen alle betrokkenen onder druk te staan, waardoor het geven van nazorg raadzaam kan zijn. Personen die eventueel in aanmerking kunnen komen voor nazorg zijn: • Leerlingen • Bezoekers • Werknemers • Bedrijfshulpverleners Voor nazorg van genoemde personen zal een beroep worden gedaan op de Arbo-arts, de GGD of jeugdgezondheidszorg. Nadat een calamiteit heeft plaatsgevonden zal zo spoedig mogelijk moeten worden gestart met een onderzoek naar de oorzaken. Afhankelijk van de aard van de calamiteit zullen bij dit onderzoek verschillende interne- en externe diensten betrokken zijn. Het doel van het onderzoek is het achterhalen van oorzaken om: • Herhaling te voorkomen. • De verzekeringsmaatschappij tot uitkering te laten komen. • Eventuele claims naar derden te vergemakkelijken. • Het functioneren van het calamiteitenplan te toetsen. In het belang van het onderzoek is het noodzakelijk dat zoveel mogelijk informatie bewaard blijft. Iedereen kan hieraan meewerken door: • Geen voorwerpen weg te gooien. • Aantekeningen te maken (indien mogelijk). • Assistentie te verlenen bij interviews e.d. aan bevoegde instanties (politie, brandweer, verzekeringsmaatschappij e.d. na toestemming van de directie).
1.5 Algemene preventieve maatregelen -
-
Aan het begin van ieder schooljaar dient een ieder zich op de hoogte te stellen van navolgend plan en preventieve maatregelen. Leest u het calamiteitenplan zorgvuldig door. Stel U op de hoogte van de plaats en werking van blusmiddelen en vluchtwegen. De aanwezige blusmiddelen moeten goed bereikbaar zijn en blijven. Zorg ervoor dat de vluchtwegen altijd vrij toegankelijk zijn voor iedereen. Dus ook de kleine kinderen moeten liefst zonder hulp gebruik kunnen maken van de vluchtwegen. Neem, bij activiteiten die gevaar op kunnen leveren voor het ontstaan van brand, voldoende voorzorgsmaatregelen of zorg dat blusmiddelen direct bij de hand zijn. Zodra U vermoedt dat er iets niet in orde is met een van de blusmiddelen geef dat dan onmiddellijk door aan de aanwezige Bedrijfshulpverlener (BHV-er) of bij diens
8
-
-
afwezigheid de (locatie)directeur of diens plaatsvervanger. Stel u op de hoogte van de afgesproken verzamelplaatsen. In elk lokaal dient een ontruimingsinstructie en een actuele leerlingenlijst naast de deur te hangen. De ontruiming wordt twee maal per jaar met alle aanwezigen geoefend. De ontruiming gebeurt onder verantwoordelijkheid van de hoofd BHV-er (of bij diens afwezigheid de directeur of diens plaatsvervanger) en volgens het vastgestelde ontruimingsplan. Het signaal tot algemeen ontruimen wordt gegeven middels het brandalarm (slow-woop).
2. Organisatie bij calamiteiten Dit hoofdstuk geeft de specifieke afspraken met betrekking tot de diverse calamiteiten weer. In sommige gevallen wordt verwezen naar andere veiligheid documenten, zoals het ontruimingsplan en de Calamiteiten Telefoonlijst.
2.1 De rol van de bedrijfshulpverlener Op elke locatie wordt een hoofd BHV-er aangesteld. Hij of zij heeft de algemene leiding bij calamiteiten en ontruiming. De hoofd BHV-er heeft als taak op te treden bij ongelukjes, kleine brandjes of het ontruimen van het gebouw. Hij/zij heeft daarnaast ook een belangrijke taak als de school getroffen wordt door een gebeurtenis van grotere omvang, waarbij professionele hulpverleningsdiensten worden geroepen. Hij/zij vervult dan een voorpostfunctie. Hij/zij wacht bij de ingang de professionele hulpverleners op, begeleidt hen naar de plaats van het ongeval en geeft relevante informatie. Bovenstaande betekent dat alle calamiteiten direct aan de hoofd BHV-er gemeld dienen te worden en dat opdrachten en aanwijzingen van de hoofd BHV-er zonder aarzeling moeten worden opgevolgd. De hoofd BHV-er is herkenbaar aan een geel signaal-hesje. De andere BHV-ers moeten er voor zorgen dat de kinderen en volwassenen die zich bevinden in dat deel van het gebouw dat aan hem/haar is toegewezen, rustig hun werkplek verlaten en op de verzamelplek worden geregistreerd. Hij/zij moet ook (laten) controleren of niemand op de werkplek is achtergebleven Verder is het zijn/haar taak erop te letten dat de vluchtroutes permanent veilig en zonder obstakels zijn. De BHV-er is herkenbaar aan een oranje signaal-hesje.
2.2 specifieke maatregelen Luchtalarm - Iedereen moet naar binnen en naar zijn eigen lokaal en daar blijven - Ramen en deuren sluiten, ventilatieroosters dicht - Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Bij ontruimen, volg ontruimingsplan Hoofd BHV-er volgt de nationale procedure. Explosiegevaar - Meld gaslucht of gaslek aan de HBHV-er. - Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Bij ontruimen, volg ontruimingsplan Bommelding Telefonisch - Blijf rustig en probeer zoveel te weten te komen - Noteer de letterlijke inhoud van het gesprek - Vraag op vriendelijke toon om zoveel mogelijk info Wanneer/waar/hoe/waarom/wat etc.
9
Gebruik formulier ontvangen bommelding (ligt naast elke vaste telefoon) Schriftelijk - Brief en/of kaart zomin mogelijk aanraken en, indien mogelijk, verpakken in een plastic hoes, zodanig dat de tekst te lezen is. Dit ook met de enveloppe. - Noteer wie de enveloppe/brief heeft aangeraakt. -
-
Meld de melding bij HBHV-er o Bespreek de exacte inhoud van de melding alleen met de directeur en politie Zie je vreemd voorwerp zonder eigenaar, blijf er vanaf en onthoud de locatie en meld deze aan HBHV-er. Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Bij ontruimen, volg ontruimingsplan. Bij ontruimen deze informatie meenemen.
Wateroverlast - Meld de locatie en oorzaak aan de HBHV-er. - Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Bij ontruimen, volg ontruimingsplan. Bij ontruimen deze informatie meenemen. Weeralarm De HBHV-er informeert wanneer dit speelt - Iedereen moet naar binnen en naar zijn eigen lokaal en daar blijven. - Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Eventueel Calamiteiten Telefoonlijst inzetten. (Let op: kinderen niet alleen naar huis) Indringer - Spreek de vreemde aan, blijf rustig en probeer zoveel mogelijk te weten te komen. - Probeer de indringer af te zonderen van de kinderen. - Als het mogelijk is, zorgen dat de HBHV-er ingezet kan worden. De HBHV-er informeert wanneer dit speelt - Iedereen moet naar binnen en naar zijn eigen lokaal en daar blijven. - Volg de aanwijzing van de HBHV-er. o Bij ontruimen, volg ontruimingsplan. Bij ontruimen deze informatie meenemen. o Eventueel Calamiteiten Telefoonlijst inzetten. Verdwijning kind Weggelopen kind - Meld de verdwijning bij een buurcollega. Deze let op jouw groep - Vraag om hulp bij een ambulant persoon. Leg kort uit wie je zoekt en wat het voorval is geweest. - Samen zoeken. Één binnen en één buiten. Tot 1 straat buiten het hek. Schat dit zelf ook in. - Gevonden: aan het einde van de dag ouders op de hoogte brengen. - Niet gevonden: ouders op de hoogte brengen en directie informeren. - Na overleg met ouders eventueel politie informeren Ontvoering kind - Als er een situatie is waarbij dit zou kunnen gebeuren licht de leerkracht zijn collega’s in. (Duo’s, Parallel, Bouw en Inval) Alle afspraken die omtrent deze situatie zijn gemaakt zijn schriftelijk vastgelegd in de klassenmap en deze worden nageleefd. - Bij ontvoering gelijk directie inschakelen en in overleg ouder bellen.
10
-
Na overleg met ouders eventueel politie informeren
Allergische reactie - Als er een situatie is waarbij dit zou kunnen gebeuren licht de leerkracht zijn collega’s in. (Duo’s, Parallel, Bouw en Inval) Alle afspraken die omtrent deze situatie zijn gemaakt zijn schriftelijk vastgelegd in de klassenmap en deze worden nageleefd. - Zodra de allergische reactie speelt, de dichts bijzijnde collega en/of BHV-er van de gang inschakelen.
3. Ontruiming Voorwoord Ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen en preventieve voorzieningen bestaat de mogelijkheid dat een calamiteit ontstaat. In het calamiteitenplan wordt melding gemaakt over wat er te doen staat bij een calamiteit. Alle calamiteiten worden beschreven in het calamiteitenplan. Bij een calamiteit kan tot ontruiming van een gebouw over gegaan worden. Vandaar dat er in het calamiteitenplan naar dit ontruimingsplan wordt verwezen. Het ontruimingsplan wordt bij meerdere calamiteiten ingezet. In een ontruimingsplan wordt omschreven hoe een gebouw gecoördineerd ontruimd moet worden, waar zich de vluchtwegen bevinden en de verzamelplaatsen zijn. Bovendien voorziet het plan in een taakverdeling onder het personeel, wat essentieel is voor een efficiënt uitgevoerde ontruiming.
3.1 Algemene schoolgegevens Schooladres Hoofdlocatie:
Locatieleider: Dependance:
Godelindeschool Godelindeweg 14 c 1412 HD Naarden 035 6943998 Irene Jansen
Locatieleider:
Godelindeschool Amersfoortsestraatweg 12 a 1412 HC Naarden 035 6970231 Anneloes Vroegindeweij
Directeur:
Marie-Janne van der Vliet
Aantal aanwezige personen in het gebouw: Maandag, dinsdag, woensdagochtend, donderdag en vrijdagochtend zijn ongeveer 334 leerlingen en 23 personeelsleden op de hoofdlocatie aanwezig. Vrijdagmiddag gaat het om ongeveer 10 personeelsleden. Maandag, dinsdag, woensdagochtend, donderdag en vrijdag zijn ongeveer 375 leerlingen en 16 personeelsleden op de dependance aanwezig.
11
Het ontruimingsplan heeft betrekking op de hoofdlocatie en dependance overdag, met uitzondering van activiteiten zoals het kerstdiner, avond van de poëzie en ouderavonden (zie Checklist evenementen binnen de school) Voor de avond en nacht is geen ontruimingsplan van toepassing, bij een calamiteit wordt de directie op de hoogte gesteld.
Aantal ruimtes per gebouw: De hoofdlocatie bestaat uit meerdere gebouwen: het hoofdgebouw, het stenen gebouw en het oranje gebouw. Hoofdgebouw Beneden:13 lokalen, een hal, 3 gangen, een speellokaal, 6 toiletgroepen, een keuken, 3 kantoorruimtes, Bovenverdieping: 1 leslokaal, 1 kantoor, opslagruimtes, een CV ruimte en een handvaardigheidlokaal Stenen gebouw
2 lokalen met berging, hal, speellokaal, 2 toiletgroepen, kantoorruimte/keuken, schuur en CV ruimte
“Dolfijn”
3 lokalen, gang, halletje, 4 toiletgroepen, waarvan één met CV kast, 7 “bergruimtes”
Dependance
Beneden:7 lokalen, hal, 2 gangen, keuken, 4 kantoorruimtes, 2 bergruimtes, 2 toiletgroepen met berging Bovenverdieping: 3 lokalen, gang, 1 toiletgroep met berging
Unit
3 lokalen, gang, 1 toiletgroep met CV ruimte, 2 “bergruimtes”
3.2 Ontruimingsafspraken Doel van de ontruiming: Ervoor zorgen dat alle aanwezige personen op een effectieve en efficiënte manier volgens plan, binnen een zo kort mogelijke tijd, het gebouw verlaten. Oorzaak: Bij een aantal calamiteiten is het noodzakelijk om de directe omgeving te ontruimen. De noodzaak van een ontruiming kan zijn: 1. brand 2. een explosie 3. een gaslek 4. wateroverlast 5. een ongeval met gevaarlijke stoffen 6. een bommelding 7. een dreiging van buitenaf zoals een gaswolk afkomstig van de fabriek uit de buurt 8. stormschade Ontruimingsplattegrond In de hal van elk gebouw is een ontruimingsplattegrond aanwezig. Deze plattegrond is gelamineerd in A3 formaat en hangt in een aluminium lijst. In iedere klas bevindt zich bij de klassendeur een mapje met: • Instructiekaart • A4 plattegrond van het gebouw met de vluchtroute • Calamiteiten Telefoonlijst van deze groep • Rode kaart • Groene kaart • Een oranje hesje voor de BHV-ers
12
In kantoor van de directie, zowel op het hoofdgebouw als de dependance staat koffertje voor de HBHV-er. De HBHV-er neemt het koffertje mee naar de verzamelplaats. In het koffertje zit: • Ontruimingsplan + plattegronden • EHBO spullen • Sleutel van het gebouw/hek • Lijst met telefoonnummers van professionele hulpdiensten • Calamiteiten Telefoonnummers van alle groepen/ leerkrachten Alarmeren: Op verschillende manieren kan de alarmering plaatsvinden. Dit heeft met de oorzaak en de ernst van de calamiteit te maken. 1. de directie of HBHV-er geeft het personeel een teken 2. het (handmatig) brandalarm gaat af 3. een personeelslid roept ‘ontruimen, ontruimen!’ Organisatie: Als er sprake is van gedeeltelijke of gehele ontruiming van het gebouw, volgt ieder personeelslid zijn of haar taken op volgens onderstaand stappenplan: 1. de melding komt binnen 2. de directie of HBHV-er besluit tot ontruiming van het gebouw over te gaan en alarmeert de rest van het personeel (indien mogelijk) en wordt de professionele hulpdienst gealarmeerd 3. de leerkrachten ontruimen hun lokaal en het toegewezen gebied 4. de leerkrachten begeleiden de leerlingen naar de verzamelplaats en dragen zorg voor de telling met behulp van de leerlingenlijst 5. door middel van de rode en groene kaarten bericht de leerkracht vanaf de verzamelplaats of iedereen op de verzamelplaats aanwezig is 6. de HBHV-er overlegt deze gegevens met de professionele hulpdiensten 7. de leerkrachten wachten op de verzamelplaats op nadere instructie Verzamelplaats Er zijn twee verzamelplaatsen per gebouw. In eerste instantie is de verzamelplaats buiten. Hoofdgebouw: bij het hek (zie nummer groep) aan de kant van het Wellantcollege Dependance: de parkeervakken richting de Lunet Als de school na de ontruiming niet meer toegankelijk is voor de leerkrachten en leerlingen, geeft de HBHV-er een teken. De leerkrachten en leerlingen verplaatsen zich naar de volgende verzamelplaats. Hoofdgebouw: Wellantcollege Dependance: Lunet Dan zetten de leerkrachten van de verzamelplaats (het Wellantcollege en/of De Lunet) de Calamiteiten Telefoonlijst in werking. De groepsouders bellen de andere ouders met de instructies van de leerkracht. De leerlingen mogen pas met een ouder mee, als de leerkracht de naam van het kind afgetekend heeft. Groepen, die zich niet in hun lokaal bevinden • Een leerkracht die bij het buiten spelen het signaal ‘ontruimen, ontruimen’ ontvangt, zorgt dat de kinderen de brandrij maken (zeker 3 meter verwijderd vanaf het gebouw) en de leerkracht loopt met de kinderen naar de verzamelplaats. • Een leerkracht die vanuit de gymzaal of zwembad komt en ziet dat de school ontruimd wordt, gaat gelijk met de groep naar de verzamelplaats.
13
• • •
Een leerkracht die hierdoor het lokaal met bijbehorende ruimten niet heeft controleren, meldt dit bij de HBHV-er. De leerkracht die individueel of in groepjes met kinderen werkt, verlaat het gebouw en brengt de kinderen buiten bij de goede klas. Kinderen, die zonder begeleider, in een centrale ruimte werken, verlaten het pand en gaan bij de verzamelplaats bij hun klas staan.
Overblijven • Tijdens het lunchen van het overblijven, vindt bovenstaande procedure plaats. De overblijfouders (of leerkrachten) voeren de activiteiten uit met de groep, waar zij op dat moment overblijven. • Tijdens het buiten spelen of vrij spelen van het overblijven, vindt bovenstaande procedure plaats. De leerkrachten nemen het buiten over van de overblijfkrachten. NB: het ontruimingsplan TSO zal in het schooljaar 2011-2012 n.a.v een oefening worden aangepast en toegevoegd. Kinderen met een handicap Kinderen met een handicap gaan mee in de bovengenoemde beschrijvingen. Voor de kinderen in een rolstoel is de vluchtroute in het lokaal aangepast. Gasten Stagiaires, observatoren, hulpouders, sollicitanten of andere gasten van de Godelindeschool gaan met de leerkrachten mee als de leerkracht aangeeft, dat zij ten tijde van de ontruiming het pand moeten verlaten. Oefenen Minimaal twee maal per jaar vindt een ontruimingsoefening op de Godelindeschool plaats, waarvan één oefening gepland is en één onaangekondigd. Daarnaast zal eveneens tweemaal geoefend worden tijdens de middagpauze.
3.3 Instructies De instructies voor het ontruimen van het gebouw hangen bij de klassendeur in ieder lokaal. De instructies zijn verdeeld in twee categorieën: groepsleerkrachten, BHV-ers en HBHVers. Taken groepsleerkrachten: 1. Ontvangen van en reactie geven op een teken van ontruimen door directie (met opdracht wel/geen persoonlijke eigendommen mee), brandalarm of ‘ontruimen, ontruimen’ 2. De leerkracht informeert de kinderen 3. De kinderen verzamelen in de maatjes/brandrij 4. Mapje, dat bij de klassendeur hangt, meenemen 5. De BHV-er doet hesje aan 6. De leerkracht controleert toegewezen ruimten behorende bij het lokaal 7. De vluchtroute van de plattegrond volgen (indien mogelijk) 8. Sluiten van tussen- en klassendeuren betekent dat de ruimte is gecontroleerd! 9. In een normaal looptempo verlaat de leerkracht met de kinderen het gebouw 10. Op de verzamelplaats d.m.v. de Calamiteiten Telefoonlijst controleren of alle leerlingen van de groep aanwezig zijn 11. Rode kaart of groene kaart duidelijk zichtbaar omhoog houden en aan leidinggevende BHV-er laten zien. Groene kaart betekent: de groep is compleet. Rode kaart betekent: de groep is niet compleet en geeft de leidinggevende door om wie het gaat 12. De leerkrachten en leerlingen wachten op een teken van de HBHV-er wat de volgende stap is: terug in het gebouw of naar Lunet/Wellantcollege
14
Taken BHV-er: 1. de BHV-er controleert regelmatig of de vluchtroutes in het aan hem/haar toegewezen deel van het gebouw vrij zijn van obstakels. 2. De BHV-er draagt tijdens een calamiteit een oranje signaalhesje. 3. De BHV-er geeft leiding aan de ontruiming van het aan hem/haar toegewezen deel van het gebouw. 4. De BHV-er controleert of niemand is achter gebleven in het aan hem/haar toegewezen deel van het gebouw. 5. De BHV-er registreert aan- en afwezigheid op de verzamelplek en geeft de informatie door aan de HBHV-er. 6. De BHV-er blust alleen kleine beginnende brandjes.
Taken 1. 2. 3.
HBHV-er: De HBHV-er neemt besluit tot ontruiming (al dan niet in overleg met directie) De HBHV-er alarmeert het personeel De HBHV-er alarmeert professionele hulpdiensten en verzamelplaats Wellantcollege of Lunet (zie Contact met derden) 4. De HBHV-er neemt koffertje mee naar buiten en trekt zijn gele hesje aan 5. Buiten vangt de HBHV-er de hulpdiensten op en voorziet hen van informatie en geeft de plattegronden 6. De HBHV-er controleert alle groepen op rode en groene kaarten en informeert de hulpdiensten hierover 7. De HBHV-er laat zich door alle BHV-ers informeren en meldt dit bij de hulpdiensten. 8. De HBHV-er overlegt met hulpdiensten over terugkeer in het gebouw. 9. De HBHV-er geeft de leerkrachten aan wat de volgende stap is. 10. Bij opvang in het Wellantcollege of Lunet geeft de leidinggevende BHV-er het teken en instructies aan leerkrachten om de Calamiteiten Telefoonlijst in werking te stellen. 11. De HBHV-er verlaat als laatste de verzamelplaats.
3.4 Preventieve maatregelen • • • •
•
•
• • • • •
Aan het begin van het schooljaar is het ontruimingsplan een agendapunt op de vergadering, zodat nieuwe situaties etc. besproken kunnen worden. Nieuwe leerkrachten en invalkrachten en overblijfkrachten worden de eerste werkweek geïnformeerd over de inhoud van het ontruimingsplan door de HBHV-er. In iedere klas is een blad met instructies en plattegrond met vluchtroutes aanwezig. Op de plattegrond staat ook aangeven welke ruimten behorende bij het lokaal gecontroleerd dienen te worden. Dit hangt bij de klassendeur. De leerkracht zet vanaf het begin van het schooljaar een maatje/brandrij op papier. De leerkracht vertelt welke twee leerlingen elkaars brandmaatje zijn. De leerkracht werkt minimaal één keer per week met de maatje/brandrij (bijv. bij het lopen van en naar de gymzaal). De kinderen krijgen aan het begin van ieder schooljaar instructie m.b.t. de ontruiming en oefenen de vluchtroutes. De kinderen oefenen het gedrag dat bij een ontruiming hoort: normaal looptempo, in de rij op de verzamelplaats wachten, zodat een vervolginstructie door iedereen gehoord kan worden. De leerkracht zorgt ervoor dat de Calamiteiten Telefoonlijst het gehele jaar door up to date is. (zie Gebruiksaanwijzing Calamiteiten Telefoonlijst) Het volledige ontruimingsplan is te vinden in de directiekamer, zowel in het hoofdgebouw als op de dependance. De schoolleiding informeert de ouders over het aanwezig zijn van een calamiteitenplan en ontruimingsplan. De dichtstbijzijnde AED voor het hoofdgebouw is bij Albert Hein De dichtstbijzijnde AED voor de dependance is het politiebureau
15
3.5 Nazorg Voor zowel de leerkrachten als de leerlingen is er in de periode na de ontruiming tijd voor ervaringen delen, bijv. d.m.v. kringgesprek. Als de oorzaak van de ontruiming duidelijk is, dan wordt deze genoemd. Indien nodig kan externe hulp worden ingezet voor het verwerken van deze gebeurtenis. In de periode na de ontruiming letten de leerkrachten bij de kinderen op afwijkend gedrag. BHV-ers melden opvallende signalen van collega’s in de periode na de calamiteit bij directie. Als de directie dit nodig acht, gaan zij met de betreffende collega in gesprek.
5. De veiligheidscommissie Het coördineren van de fysieke veiligheid in en om de school bestrijkt uiteenlopende activiteiten. Het hele proces zal efficiënter verlopen als iemand de werkzaamheden coördineert. Een vaste persoon die we de naam “veiligheidscoördinator” meegeven vergemakkelijkt de organisatie en is een duidelijk aanspreekpunt in de school voor leerlingen, personeel, ouders en externen. Hij of zij is de bewaker van het proces rondom de uitvoering van veiligheidsbeleid op onze school. Een veiligheidscoördinator hoeft niet altijd en overal op school aanwezig te zijn, hij/zij moet wel bekend zijn met beide locaties. Op de Godelindeschool is gedurende een aantal jaren een veiligheidscommissie actief. De commissie bestaat uit een lid van het team, een OV-lid en lid van de MR-oudergeleding. De commissie wordt voorgezeten door een MT lid. Deze laatste functioneert tevens als veiligheidscoördinator. De veiligheidscommissie komt jaarlijks een aantal malen bij elkaar en bespreekt zaken die de veiligheid in en om het gebouw betreffen. Ook de verkeerssituatie bij de beide locaties is een onderwerp van voortdurende aandacht. De leden ondernemen actie en onderhouden contact met leerkrachten en ouders. Jaarlijks wordteen veiligheidsverslag vastgesteld en opgenomen in het schooljaarverslag. Er is een mailadres opengesteld (
[email protected]) waar zowel ouders als personeel opmerkingen en vragen in het kader van de veiligheid kunnen melden.
16
Bijlagen Een groot aantal bijlagen met specifieke informatie wordt aan dit plan toegevoegd: Gebouw: 1. Ontruimingsplattegrond hoofdgebouw 2. Ontruimingsplattegrond stenen gebouw 3. Ontruimingsplattegrond oranje gebouw 4. Ontruimingsplattegrond dependance 5. Ontruimingsplattegrond unit 6. Inrichten schoolgebouw 7. EHBO-dozen 8. Telefonische bereikbaarheid 9. Afsluiten gebouwen Activiteiten: 10. Veiligheid en - NSO - Schoolzwemmen - Excursie - Bewegingsonderwijs - Handvaardigheid - Buitenschoolse activiteiten - Evenementen binnen de school - Evenementen buiten de school - Halen en brengen Overzichten en adressen: 11. Calamiteitenlijst groep 12. Calamiteitenlijst personeel 13. Adressen TSO / NSO 14. Overzicht (H)BHV-ers Formulieren: 15. Ongevalregistratie 16. Formulier “op reis” 17. Ontvangen bommelding 18. Inhoud ontruiming in de klas
17
Deel 2
De sociale veiligheid
Inleiding: In de publicatie ″Preventie machtsmisbruik en het omgaan met klachten″ van de schoolbegeleidingsdienst Eduniek schrijft Drs. H.B.Hekstra: ″Beleid loont. Over één ding kunnen we het eens zijn: het is beter om preventie, interventie en klachtenbehandeling goed te regelen. Dat is wel zo duidelijk – voor leerlingen, ouders, docenten en bestuur. Wij, leerkrachten, directie en andere medewerkers van de Godelindeschool, sluiten ons graag aan bij dit uitgangspunt. Het beleid moet echter meer zijn dan het scheppen van duidelijkheid. De Godelindeschool moet een sociaal veilige omgeving zijn voor leerlingen ouders en medewerkers.
Uitgangspunten: Met het opstellen van regels, afspraken en sancties is een veilige school geen vanzelfsprekendheid. Vergelijkbaar met het verkeer, kunnen regels en sancties de dagelijkse gang van zaken stroomlijnen, maar vormen zij geen waarborg voor echte veiligheid. De echte veiligheid hangt met name af van de omgang met de ander. In de school hebben we te maken met het gedrag van leerlingen, ouders en personeel. In de praktijk van alle dag zien we dat er heel veel goed gaat. Leerlingen spelen, werken en lachen met elkaar. Ze helpen en troosten elkaar. In de klassen wordt er samen met de leerkracht gewerkt, ontdekt, gevoelens met elkaar besproken en van elkaar geleerd. Door de grote betrokkenheid van de ouders bij de school kunnen we met elkaar tijdig problemen signaleren, oplossingen bedenken en veel zaken tot stand brengen. Maar.. Overal waar gewerkt wordt zijn wel eens misverstanden of worden er fouten gemaakt. Dit deelplan beschrijft onze inspanningen met betrekking tot het voorkomen en beheersen van en de nazorg bij sociaal onveilige situaties in de school. Welke preventieve maatregelen kent de school en wat zijn de maatregelen indien zaken toch fout gaan. Tevens regelt het de positie van de diverse betrokkenen en de formele procedures.
18
Opzet van deel 2:
1.
Preventie 1.1 Algemeen 1.2 Methode voor Sociaal Emotionele Ontwikkeling 1.3 Signalering van problemen op sociaal-emotioneel gebied 1.4 Zorgstructuur na signalering
2.
Pedagogisch klimaat 2.1 Afspraken en regels 2.2 Gedragscode 2.3 Specifieke situaties 2.3.1 Seksuele intimidatie 2.3.2 Pesten 2.3.3 Racisme en intimidatie 2.3.4 Lichamelijk geweld 2.3.5 Computergebruik 2.3.6 Privacy
3.
Betrokken personen en instanties 3.1 onderwijzend en niet-onderwijzend personeel 3.2 De interne contactpersoon 3.1.1 De taken van de interne contactpersoon 3.1.2 Scholing en netwerken 3.3 De externe contactpersoon 3.4 De klachtenregeling
4.
Bijlagen
1. Preventie 1.1 Algemeen De afgelopen jaren constateren wij dat er een duidelijke toename is van gedragsproblematiek. De Godelindeschool vormt geen uitzondering op deze landelijk bekende trend. De sleutel voor een beter omgaan met de gedragsproblematiek is de vergroting van de competentie van de onderwijsgevenden. Op de Godelinde werken we op beide locaties met de methode “Kinderen en ….hun sociale talenten.” Tevens kan de leerkracht: • bij problemen in de klas een beroep doen op de IB-er die in de klas observaties uitvoert die moeten leiden tot een plan van aanpak in de klas. • een beroep doen op collegiale consultatie door een deskundige van het Samenwerkingsverband. Doel van deze consultatie is het vergroten van de handelingsbekwaamheid van de leerkracht. • voor de individuele leerling de vastgestelde stappen van het zorgplan doorlopen.
1.2 Methode voor Sociaal Emotionele Ontwikkeling De Godelindeschool heeft gekozen voor de methode “Kinderen en ….hun sociale talenten.”
19
Deze methode gaat uit van de hedendaagse visie op sociale competentie. Om je sociaal competent te kunnen gedragen heb je kennis, vaardigheden en een juiste houding nodig. Sociaal competent gedrag bestaat uit een hele reeks sociaal competente gedragingen. Deze zijn in de methode onderverdeeld in acht categorieën te weten: 1. Ervaringen delen 2. Aardig doen 3. Samen spelen en werken 4. Een taak uitvoeren 5. Jezelf presenteren 6. Een keuze maken 7. Opkomen voor jezelf 8. Omgaan met ruzie Gedurende het schooljaar worden de onderdelen in elke groep op eigen niveau behandeld, in specifieke lessen en groepsgesprekken. Tevens wordt door de leerkrachten een scoringslijst ingevuld, voor de groepen 1-2 Pravoo en voor de groepen 3 t/m 8 digitaal d.m.v. Sociale Competentie Observatie Lijst (SCOL) waaruit blijkt hoe de ontwikkeling per leerling verloopt. Wat is de SCOL ? Scol is een leerlingvolgsysteem voor sociale competentie. Met de SCOL-scores brengen wij de sociale competentie van de leerlingen systematisch in kaart. Daarom gebruiken wij de SCOL wanneer wij: • • •
de ontwikkeling van sociale competenties op klasse- of op schoolniveau planmatig willen aanpakken met de uitkomsten van de SCOL-scores ons onderwijs inhoudelijk vorm willen geven leerlingen, die extra ondersteuning nodig hebben, snel op het spoor willen zijn
De categorieën van de SCOL 1. De SCOL bestaat uit 26 vragen die telkens concreet sociaal competent gedrag beschrijven. Er zijn vanzelfsprekend veel meer sociaal competente gedragingen dan in de SCOL zijn opgenomen. Daarom moeten wij de vragen beschouwen als voorbeelden van sociaal competent gedrag. Het blijkt namelijk dat veel sociaal competente gedragingen uiteindelijk te herleiden zijn tot deze 26 vragen. De 26 vragen zijn ondergebracht in de acht categorieën van sociaal competent gedrag. De items van de SCOL De 26 vragen beschrijven sociaal competent gedrag dat alle leerlingen van de school op een bij hun leeftijd passende manier kunnen uitvoeren. De manier waarop de leerlingen zich sociaal competent gedragen, varieert namelijk aan de hand van de leeftijd van de leerlingen. In het algemeen kunnen we zeggen dat we bij oudere leerlingen meer taal, flexibiliteit, nuancering en zelfbeheersing in het gedrag verwachten dan bij jongere leerlingen. De 26 vragen hebben betrekking op de volgende items: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Houdt zich aan een afspraak Biedt excuses aan als hij onaardig heeft gedaan tegen een ander Luistert bij een ruzie naar de ander Neemt gemakkelijk een beslissing Praat erover wanneer hem iets naars is overkomen Maakt een taak af
20
7. Houdt rekening met de gevoeligheden van een ander 8. Vertelt iets in de groep 9. Maakt een grapje 10. Verzint een oplossing bij een ruzie 11. Praat met een medeleerling over iets wat ze (samen) hebben meegemaakt 12. Zegt 'nee' als hij iets niet wil 13. Helpt een ander 14. Draagt ideeën aan bij een gezamenlijke activiteit 15. Gaat bij een ruzie in op wat de ander zegt 16. Treedt ontspannen op voor de groep 17. Volgt bij een taak de aanwijzingen van de leerkracht op 18. Komt uit voor een keuze die afwijkt van die van anderen 19. Zegt iets aardigs tegen een ander 20. Spreekt een ander er op aan als deze zich niet aan een afspraak houdt 21. Zet door als een taak niet direct lukt 22. Vraagt iets aan een ander die hij niet zo goed kent 23. Denkt na voor hij iets doet 24. Overlegt over de aanpak van een gezamenlijke activiteit 25. Zegt het de ander als deze onaardig tegen hem doet 26. Vraagt een ander om hulp Na een toelichting op de vraag, geven we verschillende voorbeelden van situaties waarin het bedoelde gedrag kan voorkomen. Bij sommige vragen wordt beschreven welke varianten van het gedrag bij jongere leerlingen of bij leerlingen met een taalachterstand toch sociaal competent kunnen worden genoemd. Jaarlijks wordt door de werkgroep “ Pedagogisch klimaat” gewerkt aan afstemming en praktische invulling.
1.3 Signalering van problemen op sociaal-emotioneel gebied De basis voor het signaleren van problemen vormen de observaties van de leerkrachten in de groep en de scol signaleringslijsten. In het dagelijks werk en in contacten met de ouders worden de leerkrachten het eerst geconfronteerd met problemen in de ontwikkeling. Tevens komt er uit de scoringslijsten van de methode een duidelijk beeld. Deze lijsten worden ingevuld door de leerkracht en gaan mee naar de volgende groepen. Zo is het mogelijk de ontwikkeling goed in kaart te krijgen. Indien de problemen niet eenvoudig op te lossen zijn wordt de IB-er ingeschakeld. (de handelswijze van de IB-er is beschreven onder Taakomschrijving Intern begeleider) Tijdens de leerlingbesprekingen, die o.l.v. de IB-ers om de 8 -10 weken plaatsvinden, kan opvallend gedrag ook aan de orde komen. Mocht er geen verbetering optreden in de sociaal emotionele ontwikkeling van een bepaalde leerling zullen de IB-ers stappen ondernemen en indien nodig externe hulp inschakelen.
2. Pedagogisch klimaat Onder een optimaal pedagogisch klimaat verstaan wij een klimaat waarin - kinderen zich veilig voelen en vertrouwen hebben in zichzelf, in elkaar en in volwassenen. - kinderen leren samenwerken, leren omgaan met eigen emoties en met die van anderen. - verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gezien als kansen.
21
De basis voor een goed pedagogisch klimaat is: respect voor jezelf, respect voor de ander en respect voor materialen. Of zoals de leerkrachten het bij de jongere leerlingen verwoorden: zorg voor jezelf, zorg voor de ander en zorg voor materialen. Naast deze basisafspraak hebben we ook een aantal gedragsregels met elkaar afgesproken. Veel van deze afspraken zijn niet nieuw of verrassend, maar vormen wel een belangrijk hulpmiddel voor een goed en veilig schoolklimaat. In totaal hebben wij met elkaar 10 positief geformuleerde (gedrags)regels opgesteld. Om goed aan te sluiten bij het niveau van de kinderen hebben we er voor de groepen 1 t/m 4 een kort rijmpje van gemaakt. Om het belang van de basisafspraak en de (gedrags)regels te onderstrepen, hebben wij een poster ontwikkeld. Met behulp van symbolen en kleuren hebben wij de basisafspraak en de gedragsregels op een aansprekende, positieve en eenduidige manier vormgegeven. Aan de basisafspraken en (gedrags)regels wordt regelmatig aandacht in de nieuwsbrief besteed. Ook tijdens uitvoeringen van het woensdagtoneel staat dit onderwerp regelmatig centraal. Het pedagogisch klimaat vraagt voortdurend onze aandacht. De mate van succes hangt mede af van een goede afstemming tussen leerling, leerkracht en ouders. Daar waar mogelijk zullen de leerkrachten de regels integreren in de lessen ‘sociale vaardigheden’. In alle groepen zullen de regels structureel besproken en geëvalueerd worden met de kinderen en niet alleen als er zich een incident voordoet. De posters met de regelboom hangen op diverse plekken door de hele school. Als het nodig is kunnen we de kinderen direct wijzen op de regels en vragen zich eraan te houden.
2.1 Afspraken en regels Gedurende de afgelopen jaren is een groot aantal afspraken en regels voor specifieke situaties vastgelegd. Deze zijn als bijlage opgenomen in dit document. In alle klassen wordt aan het begin van het schooljaar zo mogelijk samen met de leerlingen klassenregels opgesteld. Door het gezamenlijk te doen, worden de leerlingen mede eigenaar en kunnen zij elkaar op naleving aanspreken. Regelmatig worden de regels in de klas geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Een voorbeeld is als bijlage aan dit plan bijgevoegd. De regels hangen vanaf de derde week zichtbaar in de klas. Basisstappenplan bij meningsverschillen: Stap 1: Wanneer er iets gebeurt wat je niet prettig vindt, zeg je: ‘Ik vind het niet fijn dat je…………’ Stap 2: Gaat de persoon toch door, dan zeg je: ‘Stop houd op met…’ Stap 3: Lukt het niet om het zelf op te lossen met je schoolgenoot dan ga je naar de leerkracht of overblijfkracht toe. Stap 4: De leerkracht/overblijfkracht gaat jou helpen om een oplossing te vinden. Stap 5: Altijd terugkoppeling naar de leerkracht van de desbetreffende leerling. NB stap 3/4: Een oplossing bestaat uit: - het met elkaar uitpraten, waarbij excuses worden aangeboden indien nodig. Ouders/verzorgers worden via de Schoolgids en de Nieuwsbrief van de afspraken en regels op de hoogte gesteld.
22
Wanneer kinderen zich niet aan de afspraken en regels houden, worden de volgende sancties toegepast: Stap 1: Aanspreken op gewenst gedrag. Stap 2: Werken in een andere groep. Stap 3: Contact met ouders/verzorgers over het gedrag. Stap 4: Bij de tweede maal contact met ouders/verzorgers wordt besproken welke strafmaatregel wordt toegepast. Stap 5: Het gedrag en de passende strafmaatregel worden in het zorgteam besproken. In het uiterste geval kan de directie, na overleg met het bestuur, besluiten tot: Stap 6: Schorsing. Stap 7: Verwijdering.
2.2 Gedragscodes Een gedragscode: is dat iets nieuws? Moet dat zo nodig? We hanteren al lang bepaalde afspraken, die te maken hebben met onze omgang met leerlingen en ouders of andere betrokkenen. Naast de veranderde wetgeving t.a.v. deze onderdelen die verplichtingen oplegt, menen wij dat het met name voor de duidelijkheid van betrokkenen het goed is de regels vast te leggen en openbaar te maken. Gedurende het schooljaar 2011-2012 zal een algemene gedragscode voor personeel, ouders en leerlingen ( “zo zijn onze manieren “) worden opgesteld.
2.3 Specifieke situaties 2.3.1 Seksuele intimidatie Definitie: Seksuele intimidatie is de ongewenste, seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in fysiek, verbaal of non-verbaal gedrag. Dit gedrag wordt door degene die het ondergaat, ongeacht sekse en/of seksuele voorkeur, ervaren als ongewenst en onplezierig. Onze gedragsregels zijn uitgewerkt in bijlage 11. Bespreken van onacceptabel gedrag. Hoofdregel is dat personeel van de school onverwijld het bevoegd gezag informeert als zij (op welke wijze dan ook) informatie krijgt over mogelijke schending van de openbare zedelijkheid, ontucht, aanranding of verkrachting door een medewerker van de school met een leerling. Op basis van deze melding is het bevoegd gezag verplicht onmiddellijk in overleg te treden met de vertrouwensinspecteur alvorens mogelijk over te gaan tot aangifte. Mocht zich een dergelijke situatie voordoen dan volgen wij het draaiboek bij crisissituaties seksuele intimidatie van de auteurs Irma van Hezewijk en Anne-Mieke Kruuk, een uitgave van PPSI/APS 2005 dat op school ter inzage ligt. Personeelsleden en andere betrokkenen bij het omgaan met de kinderen in de school worden bij onacceptabel gedrag individueel aangesproken door de directie. Het gespreksverslag wordt opgenomen in het (personeels)dossier van betrokkene, evenals de gemaakte afspraken tot verbetering en het verdere verloop. De directeur kan, in overleg met het bestuur, besluiten de betrokkene te schorsen hangende het onderzoek en voorafgaande aan een voortgangsbesluit. Leerlingen die gedrag vertonen dat als onacceptabel wordt ervaren, worden hierop aangesproken. Dit geschiedt individueel door de leerkracht of de directie. De ouders worden ingelicht over het gedrag. In samenspraak met de ouders zal bij voortdurend onacceptabel gedrag een plan worden opgesteld met als doel het gedrag te verbeteren. Wanneer het gedrag niet veranderd kan de directeur besluiten de leerling de toegang tot de school tijdelijk of definitief te ontzeggen.
23
De intern contact persoon (zie 3.1) speelt een informerende, adviserende en coördinerende rol.
2.3.2 Pesten Het nationaal onderwijsprotocol tegen pesten. Dit protocol beoogt via samenwerking de problemen rond pestgedrag bij kinderen aan te pakken en daarmee het geluk, het welzijn en de toekomstverwachtingen van kinderen daadwerkelijk te verbeteren. Leerlingen worden aangesproken op hun gedrag en dienen zich aan de regels te houden die op dit gebied per jaar met de groep worden opgesteld. In de groepen waar geen regels worden opgesteld, denk aan de jongste leerlingen, wordt het onderwerp pesten aan de hand van praktijkvoorbeelden besproken. Het team van leerkrachten tracht jaarlijks de normen en waarden in algemene zin onder de aandacht van de leerlingen te brengen. De Godelindeschool heeft het Nationaal Onderwijs Protocol tegen Pesten ondertekend en hiernaar wordt in de verschillende groepen gehandeld Pesten is een ingewikkeld probleem. Dat betekent een serieuze aanpak. Alle betrokkenen (leerkrachten, ouders en leerlingen) zullen ervan overtuigd moeten zijn dat pesten een bedreiging is en iedereen bereid moet zijn dit te voorkomen en te bestrijden. Wij gaan bij de aanpak van pesten uit van de zogenaamde vijfsporenaanpak. • hulp aan het gepeste kind • hulp aan de pester • hulp aan de zwijgende middengroep • hulp aan de leerkracht • hulp aan de ouders Zowel de school als geheel als iedere leerkracht afzonderlijk probeert pesten te voorkomen. Deze preventieve aanpak bestaat o.a. uit: Op schoolniveau Streven naar goed pedagogisch klimaat Leerlingen veiligheid en geborgenheid bieden Regelmatig terugkomen op de regels welke zijn afgesproken Ouderavonden en informatie via nieuwsbrieven en mail. Op leerkrachtniveau: Leerlingen duidelijk maken dat pesten (niet plagen) doorgegeven moet worden aan de leerkracht. Dit is géén klikken. Door leerkrachten / leerlingen worden géén opmerkingen gemaakt over uiterlijk en/of kleding die als kwetsend kunnen worden ervaren. Aan het begin van het schooljaar worden er gedragsregels opgesteld (pestprotocol) er wordt op de naleving daarvan toegezien. Leerkrachten surveilleren buiten. Iedere leerkracht werkt aan positieve groepsvorming: Respect voor elkaars mogelijkheden en niet-mogelijkheden Samenwerken; elkaar helpen Respect voor elkaars spullen Niemand buitensluiten Naar elkaar luisteren Ruzies uitpraten, goed maken etc Wij verwachten van iedere leerkracht dat hij pesten signaleert en adequaat reageert. Er kan gebruik gemaakt worden van:
24
-
De zondebok in de klas, boekje van B. van der Meer Informatie aan de ouders, collega’s en medeleerlingen van de gepeste.
Een leerkracht neemt duidelijk stelling. Indien er door een leerkracht pesten is gesignaleerd, geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag verafschuwt en afkeurt Hij probeert de oorzaak te achterhalen, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer. Hij probeert het invoelend vermogen van de pester en de zwijgende middengroep te vergroten (als jij nu eens werd gepest…….). Wij verwachten van ouders dat signalen van pestgedrag gemeld worden, zodat in samenspraak actie ondernomen kan worden. Wanneer het pesten ondanks de inspanningen doorgaat of opnieuw de kop op steekt, gaat de school cq de leerkracht in overleg met de ouder(s) over tot een directe curatieve aanpak. De leerkracht staat hierin niet alleen: hij kan andere leerkrachten inschakelen, de IB-er, RT-er. Het hele team is verantwoordelijk voor het welzijn van de leerlingen. De directe of curatieve aanpak. Deze aanpak bestaat uit twee methoden: De niet confronterende en de confronterende methode. De niet confronterende methode. Deze methode wordt toegepast als de leerkracht vermoedt dat er sprake is van een onderhuids pestgedrag (niet zelf waargenomen). -
Hij schakelt collega’s in om vermoedens te versterken Ondertussen wordt er in de groep een algemeen probleem aan de orde gesteld om zo bij het probleem in de groep te komen. Bovendien wordt hiermee een signaal afgegeven. Mogelijke onderwerpen * Oorlog – vrede → gevoel van overwinnaars en overwonnenen * Mensenrechten, rechten van het kind, * Machtsmisbruik in het algemeen, * Kindermishandeling door volwassenen
-
Praten over buitensluiten in het algemeen en buiten sluiten in de klas Pester(s) en/of enkele niet pesters inschakelen of leerling gepest wordt. Na enkele dagen verslag uit laten brengen. Wachten tot het moment dat de leerkracht of een collega het daadwerkelijk ziet en dan stelling nemen.
-
De confronterende methode Deze methode past de leerkracht toe als er voor zijn ogen een kind lichamelijk of geestelijk mishandeld wordt. -
Leerkracht neemt duidelijk stelling. Voert een gesprek in de klas in het algemeen. Spreekt met de leerlingen nadere regels af. Behandelt het probleem tijdens een bepaalde les en voert gesprekken over de gevoelens van een gepest kind of de ouders van dit kind.
Daarnaast: hulp aan de pester.
25
-
-
Een straffend gesprek: kort maar krachtig, leerling heeft zich niet aan de regels gehouden dus verdient straf. ( denk hierbij aan het lezen van het boekje “Tirannen” en het later met de leerkracht bespreken). Leerkracht voert probleemoplossende gesprekken. Hierin probeert hij de oorzaak van het pestgedrag bloot te leggen.
Mogelijke oorzaken : Vroeger zelf gepest. Gebrek aan aandacht van de ouders. Niet gecorrigeerd worden bij agressief gedrag. Vaak zelf lichamelijk gestraft. Reactie op smaak- geur- of kleurstoffen. Slecht voorbeeld van de ouders, leerkrachten of andere volwassenen. Gedrag als gevolg t.v.- geweld. Verlies bij sport of spel . Als de oorzaak enigszins duidelijk is, probeert de leerkracht de gevoeligheid van de pester voor wat hij het gepeste kind heeft aangedaan te vergroten. -
-
Leerkracht maakt afspraken met de pester over gedragsverandering. De leerkracht kan een rollenspel laten spelen, waarbij de pester ervaart hoe het is om buiten gesloten te worden. Als het bovenstaande niet helpt wordt een gesprek met de ouders aangegaan. De leerkracht vraagt hun medewerking om aan het pestprobleem een einde te kunnen maken. Het gesprek met de ouders wordt pas nu gehouden omdat de meeste kinderen hun gedrag snel aanpassen als het pestgedrag in een vroeg stadium wordt aangepakt. Soms is het zelfs nodig om de pester te beschermen tegen lichamelijk geweld van de ouders. Blijft het pestgedrag wordt er hulp van buitenaf ingeschakeld(OBD of Riagg). Ouders dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht. Weigeren de ouders en blijft de pester in zijn gedrag volharden wordt overgegaan tot schorsing, eventueel gevolgd door verwijdering.
Hulp aan het gepeste kind. Kinderen, die steeds gepest worden, reageren meestal door passief gedrag of ze gaan uitdagen. Dit gedrag is aangeleerd en wat is aangeleerd, kan ook weer afgeleerd worden. Vaak verdwijnt dit afwijkend gedrag als het pesten is gestopt. Blijft dit gedrag wel langer geeft zulk gedrag vaak aanleiding tot pesten. -
De leerkracht probeert de leerlingen begrip en respect bij te brengen voor iedereen. Ik ben ik en jij bent jij. De leerkracht probeert de mogelijke aanleiding tot pestgedrag bespreekbaar te maken. Bij ernstige gevolgen van pesten probeert de leerkracht samen met de ouders het gepeste kind zijn/haar eigenwaarde terug te laten vinden. Zonodig wordt hierbij professionele hulp ingeschakeld.
Hulp aan de pester. In verband met onze stellingname dat wij pestgedrag niet aanvaarden zullen wij altijd starten met een straffend gesprek. De leerling heeft zich niet aan de afspraken gehouden en verdient dus straf. Vervolgens voert de leerkracht een probleemoplossend gesprek. Er wordt gezocht naar oorzaken van het pestgedrag. Vervolgens worden afspraken gemaakt over gedragsverandering van de pester. Minimaal na een week volgt een gesprek over de naleving van de afspraken. Als bovenstaande niet helpt wordt een gesprek met de ouders aangegaan. De leerkracht vraagt hun medewerking om aan het pestprobleem een einde te maken.
26
Blijft het gedrag duren dan wordt met toestemming van de ouders professionele hulp van buiten ingeroepen. Weigeren ouders en blijft de pester volharden, dan kan worden overgegaan tot het tijdelijk ontzeggen van de toegang tot de school, eventueel gevolgd door verwijdering. Hulp aan de zwijgende meerderheid: Bij een goede sfeer in de groep kan door standpuntbepaling van de rest van de groep dit een correctie teweeg brengen bij pestgedrag. Middels passende lessen uit de methode sociaal-emotionele ontwikkeling wordt in de klas aandacht aan het pestgedrag besteed. Bij voorkomend pestgedrag wordt extra aandacht aan dit onderdeel besteed. Hulp aan de leerkracht. De leerkracht kan gebruik maken van de expertise van de IB-er en/of Intern Contact Persoon (ICP-er). De leerkracht kan, na overleg met de IB-er, gebruik maken van collegiale consultatie via de zorgstructuur en middels het samenwerkingsverband “Annie MG Schmidt”. Tevens kan de leerkracht gebruik maken van hulp van professionele organisaties, zoals schoolarts en GGD, wijk- en jeugdagent. De IB-ers nemen deel aan een structureel regionaal overleg waarin genoemde deelnemers participeren. Ook via Zorg Advies Team (ZAT) kan de IB-er informatie inwinnen. Hulp aan de ouders. Bij het voorkomen en het oplossen van pestgedrag is een goede samenwerking tussen school en ouders van essentieel belang. De ouders kunnen gebruik maken van de expertise van de school, de experts van het samenwerkingsverband WSNS en van andere professionele organisatie. Middels gesprekken met de groepsleerkracht of de IB-er kunnen zij geholpen worden met het vinden van een passend hulptraject. Klachtenregeling. Indien de ouders van het gepeste kind vinden dat de leerkracht, resp. de school onvoldoende of onjuist gehandeld heeft, of indien naar de mening van de ouders niet het gewenste resultaat is bereikt, kunnen zij via de intern contactpersoon een klacht indienen bij de externe vertrouwenspersoon. Deze gaat na of door de leerkracht/school al het mogelijke is gedaan wat redelijkerwijs van een leerkracht/school verwacht mag worden. Hij bemiddelt eventueel tussen ouders en school. Wordt voor de betrokken partijen geen bevredigende oplossing bereikt, legt hij de klacht neer bij de klachtencommissie. De klachtencommissie behandelt de klacht en adviseert het bevoegd gezag.
2.3.3 Racisme en intimidatie Wij leven in een multiculturele samenleving. Verschillende groepen uit onze samenleving hebben hun eigen volkscultuur. Iedere groep heeft zijn eigen aard, huidskleur, levensovertuiging, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, enz. Daarnaast spreken deze groepen naast hun eigen taal vaak gebrekkig Nederlands. Behalve de reeds gevestigde groepen kent ons land asielzoekers en vluchtelingen. Als de schoolbevolking multicultureel is, vraagt dat van alle bij de school betrokkenen extra inzet en aandacht. Van de leerkrachten wordt het volgende verwacht: De leerkracht behandelt alle leerlingen en hun ouders gelijkwaardig. Hij gebruikt geen racistische en/of discriminerende taal. In de klas hangen geen racistische of discriminerende teksten en /of afbeeldingen. Ook niet in de schoolkrant of in de te gebruiken boeken.
27
-
-
De leerkracht ziet er op toe dat, binnen de school , medeleerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen racistische of discriminerende houding aannemen in taal en gedrag. Leerlingen, die tijdens het buitenspelen betrapt worden op racistische/ discriminerende taal worden hierop aangesproken. De behandeling van racistische/discriminerende taal en/of gedragingen gebeurt overeenkomstig de procedure die is beschreven bij pesten. De leerkracht neemt duidelijk afstand van racistisch en of discriminerend gedrag van collega’s, ouders en andere volwassenen binnen de school.
2.3.4 Lichamelijk geweld De volgende regels gelden: Binnen de school wordt iedere vorm van lichamelijk geweld, zowel door volwassenen als door kinderen, zoveel mogelijk voorkomen en niet getolereerd. In de relatie leerkracht – leerling: De leerkracht gebruikt geen lichamelijk geweld als straf. Bij overtreding van bovenstaande regel door een emotionele reactie van de leerkracht deelt de leerkracht dit mee aan een directielid wat belast is met personele zaken. Bij overtreding neemt de leerkracht zo snel mogelijk contact op met de ouders om gebeurde te vermelden en uit te leggen. Als ouders van de leerling een klacht indienen bij de directie wordt er een gesprek gearrangeerd tussen ouders en het directielid wat belast is met personele zaken. Indien er geen bezwaar is van de ouders, is daarbij de leerkracht aanwezig en eventueel de intern contactpersoon. De intern contactpersoon bemiddelt tussen de betrokken partijen om voor iedereen tot een bevredigende oplossing te komen. Lukt het bovenstaande niet dan legt hij de klacht voor aan de klachtencommissie. In de relatie overige volwassenen – leerling op school: Bij lichamelijk geweld door een volwassen persoon toegebracht aan een leerling (niet zijnde een leerkracht) wordt dit gemeld bij de directeur en/of de intern contactpersoon De intern contactpersoon probeert te bemiddelen tussen de betrokken partijen. Bij ernstige situaties wordt eventueel meteen de politie ingeschakeld. Indien nodig wordt de klacht neergelegd bij de klachtencommissie.
In relatie leerling – leerling: Zie bij preventieve en curatieve aanpak bij pesten.
2.3.5 Computergebruik Alle bovenstaande afspraken gelden ook indien gebruik gemaakt wordt van de computer. Voor het niet-zakelijk gebruik van het internet zijn de volgende afspraken gemaakt. Niet-zakelijk gebruik van internet op school mag niet storend zijn voor de dagelijkse werkzaamheden. Het is niet toegestaan dreigende, seksueel intimiderende, dan wel racistische berichten te versturen. Het is niet toegestaan bewust sites te bezoeken die pornografisch of racistisch materiaal bevatten. Ouders worden hiervan altijd op de hoogte gebracht. Voor beide bovenstaande punten geldt dat bij constatering de directie kan besluiten aangifte te doen.
28
Gedurende het schooljaar 2011-2012 zal een protocol veilig internetgebruik worden ontwikkeld.
2.3.6
Privacy
Door de instelling van de Wet PersoonsRegistratie (WPR) is het vastleggen van persoonsgegevens aan duidelijke regels gebonden. Het overdragen van gegevens aan hulpverlenende instanties die door de school worden ingeschakeld ( bv samenwerkingsverband, schoolbegeleidingsdienst, logopedist etc.) mag alleen dan gebeuren als de ouders hiervoor schriftelijk toestemming verlenen. Gegevens over de thuissituatie, medische informatie, gegevens van hulpverlenende instanties e.d. worden als privacygegevens beschouwd. Dit geldt tevens voor uitslagen van testen e.d. In de WPR zijn de rechten van ouders/verzorgers vastgelegd: • Recht van kennisgeving: ouders dienen op de hoogte te zijn van de geregistreerde gegevens van hun kind. • Recht van kennisneming: gegevens van oud-leerlingen dienen vijf jaar na het verlaten van de school bewaard te blijven. • Recht van inzage: iedere ouder of verzorger heeft te allen tijde het recht alle gegevens die er verzameld zijn in te zien. • Recht van verbetering: men heeft het recht veranderingen in het persoonsgegevens te laten aanbrengen. • Recht van kennisneming van verstrekking: aan wie worden de gegevens verstrekt. (Overdracht aan derden kan alleen na schriftelijke toestemming van de ouders). De Godelindeschool werkt momenteel met twee verschillende leerlingdossiers, Het geautomatiseerde leerlingdossier in het systeem Parnassys is hiervan de nieuwste. De komende acht jaar zal dit digitale dossier steeds meer gevuld worden. Over negen jaar is het papierendossier geheel vervangen door het digitale dossier. Het papieren leerlingdossier is te vinden in de dossierkasten in de kamer van de IB-ers. De leerkrachten en IB-ers dienen alle informatie over specifieke leerlingen in het leerlingdossier op te nemen. In de overgangssituatie mag dat nog in het papieren dossier. Naar verwachting wordt over een jaar alles opgenomen in het digitale dossier. Hier zijn nog geen vaste afspraken over gemaakt. Wie hebben toegang tot het dossier leerlingenzorg en het werkdossier? - de directie - de IB-er - de RT-er - de groepsleerkracht(en) - de ouders (zie bovengenoemde afspraken). Wij hanteren de volgende afspraken: Relatie leerkracht – kind /ouder Privacygegevens ( zoals boven omschreven) voor belang van de aanpak van de leerling en die vrijwillig door de ouders bekend zijn gemaakt aan de groepsleerkracht of directie worden alleen met toestemming van de ouders bewaard in het leerling-dossier . Privacygegevens, die niet relevant zijn voor de aanpak en begeleiding van het kind worden niet bewaard in het leerling-dossier. Uitslagen van testen, onderzoeken van Eduniek e.d. worden alleen met toestemming van de ouders en/of betrokken instanties doorgegeven aan derden en uitsluitend dan als het voor de verdere begeleiding van het kind van belang is. Gegevens, strikt vertrouwelijk medegedeeld aan de leerkracht, worden niet met anderen besproken.
29
-
-
Gegevens, die bij regelgeving door instanties kunnen worden opgevraagd zonder medeweten van het kind en/of de ouders vallen onder het begrip privacy, worden met de grootste terughoudendheid verstrekt. Iedere leerkracht respecteert het recht van ouders privacygegevens niet beschikbaar te stellen aan school of hulpverlenende instanties.
Relatie directie – leerkracht: Gegevens die door de ouders en/of instanties bekend worden gemaakt aan de directie en een strikt vertrouwelijk karakter hebben worden zonder toestemming van de ouders en/of instanties niet doorgegeven aan de overige leerkrachten. Gegevens die door een kind in strikt vertrouwen aan de directie worden bekend gemaakt, worden niet doorgegeven aan anderen, tenzij dit in strijd is met het draaiboek (seksuele) kindermishandeling. Indien geheimhouding de opvang en begeleiding van het kind ernstig belemmert, worden alleen relevante gegevens doorgegeven aan direct betrokkenen. Dit na een gesprek met het betreffende kind. Gegevens in strikt vertrouwen doorgegeven aan een leerkracht worden niet aan de directie kenbaar gemaakt met uitzondering van de bovengemaakte uitzonderingen. Relatie leerkracht – leerkracht: In formele en informele sfeer wordt de privacy van ouders en kinderen gerespecteerd. Privacygegevens worden alleen besproken voor zover ze relevant zijn bij de uitoefening van het werk Leerling-gegevens worden niet in bijzijn van derden besproken. (b.v. andere ouders). Zie verder relatie directie – leerkracht. Relatie ouders/kind(eren) – intern contact persoon Gegevens, die door de ouders en/of kinderen worden bekend gemaakt aan de interne contact persoon, worden behandeld zoals beschreven in de klachtenregeling. Bijzondere afspraken rondom privacy bij gescheiden ouders: In situaties waarbij ouders gescheiden leven wordt op verzoek van de ouder die niet met ouderlijk gezag belast is, door de leerkracht die informatie verstrekt, die de persoon van het kind of diens verzorging en/of opvoeding betreffen (b.v. de leerprestaties van het kind, zijn ontwikkeling e.d.). Voor het geven van informatie, bedoeld in het vorige aandachtsstreepje, is het mogelijk de niet met gezag belaste ouder te ontvangen op een ouderavond. Informatie aan de niet met ouderlijk gezag belaste ouder wordt niet verstrekt als de leerkracht de informatie ook niet zou geven aan de wel met ouderlijk gezag belaste ouder. Informatie aan de niet met het ouderlijk gezag belaste ouder wordt eveneens niet verstrekt als er zwaarwegende belangen van het kind zijn, die zich daar tegen verzetten. Dit moet blijken uit aangevoerde feiten en omstandigheden.
Afspraken rondom privacy bij aanwezigheid van met Hiv besmette leerkrachten of kinderen. Ieder kind met een Hiv-infectie kan in principe normaal naar een kinderdagverblijf, crèche, basisschool, club enz..
30
Ditzelfde geldt voor leerkrachten of andere begeleiders. Indien op de basisschool de normale hygiënische regels in acht worden genomen, bestaat er geen infectiegevaar voor kinderen of leerkrachten. Dit op onderzoek gebaseerde standpunt van de Gezondheidsraad en de Nationale commissie aidsbestrijding zou leerkrachten en leiders of leidsters in de kinderopvang gerust moeten stellen. Naast goede voorlichting is het belangrijk op schoolniveau regels vast te stellen, die seropositieve leerkrachten, maar ook seropositieve kinderen en hun ouders de nodige bescherming bieden. De G.G.D.wijzer heeft op gebied van hygiëne regels en tips, Bovendien is er ook voorlichtingsmateriaal aanwezig. Afspraken: Iedere leerkracht neemt de informatie door, die gegeven wordt in de Aidsfolder, die zich in de G.G.D.wijzer bevindt. Andere relevante informatie over dit onderwerp kan aan deze wijzer worden toegevoegd Relatie seropositieve leerkracht/ouders van een seropositief kind – school. Men is wettelijk niet verplicht de school in te lichten. Dit dient te worden gerespecteerd. In vertrouwengenomen leerkrachten, mogen zonder de toestemming van de betrokkene (n), de verstrekte informatie niet doorgeven of opslaan in een dossier. Op het moment dat de vertrouwelijke informatie wordt verstrekt overlegt de in vertrouwen genomen leerkracht met de informatiegever bij wie hij/ zij om hulp kan vragen als de geheimhouding te zwaar weegt of gaat wegen. Hierbij kun je denken aan vertrouwenspersoon,schoolarts, Riagg, huisarts e.a. Indien ouders van andere kinderen vragen of er op school leerkrachten of kinderen zijn, die met Hiv besmet zijn, worden deze personen door verwezen naar de directie ( In de G.G.D.wijzer is een mogelijk antwoord aanwezig).
Relatie groepsleerkracht – seropositieve leerling.: Deze leerkracht laat de leerling onbevangen met elke schoolactiviteit meedoen.
3. Betrokken personen en instanties 3.1
Onderwijzend en niet-onderwijzend personeel.
Alle personeelsleden, werkzaam op de Godelindeschool, dienen zich in te spannen voor het creëren van een sociaal veilige omgeving. Wij vinden het belangrijk dat het personeel voldoende toegerust is voor deze taak en zich handelingsbekwaam weet. Ondersteuning en scholing zullen indien nodig worden aangeboden.
3.2
De interne contactpersoon
De interne contactpersoon is aangesteld door het bestuur van de school om er zorg voor te dragen dat klachten van ouders of kinderen serieus genomen worden en op een passende manier worden opgepakt. Aan onze school zijn dat mw. T. Kamphorst en dhr. P. Koster. Elke ouder of kind kan een beroep op hen doen als er problemen zijn, van welke aard dan ook. Het gesprek wordt vertrouwelijk behandeld.
3.2.1 De taken van de interne contactpersoon De taken van de interne contactpersoon zijn in twee delen te onderscheiden •
Preventie Initiatieven nemen in preventie-activiteiten
31
Voorlichting geven aan ouders en kinderen en collega′s over thema’s rond machtsmisbruik. •
Begeleiding bij de klachtenroutes. Bij klachtenroute 1 en 2: De contactpersoon draagt er zorg voor dat zij de klager goed begeleidt in de beide klachtenroutes en ziet toe op het juist volgen van de procedures. Bij de klachtenroutes 3: Bij een klacht in deze route is het van groot belang dat indien de eerste opvang niet tot het gewenste resultaat leidt het traject na verwijzing naar de externe vertrouwenspersoon verder goed begeleid wordt. Bij klachtenroute 4: Eerste opvang Verwijzing naar de externe vertrouwenspersoon Meldplicht bij het bestuur bij seksuele intimidatie. Contact opnemen met de ouders Nazorg.
Om er zorg voor te dragen dat de contactpersonen bij de ouders en de leerlingen bekend zijn, zijn de volgende maatregelen genomen. • In de schoolgids en in het jaarlijkse informatieboekje is voor de ouders een artikel opgenomen over de interne contactpersonen. (Wie zijn het, wat doen ze.) • Aan het begin van elk cursusjaar bezoeken de contactpersonen de klassen om bekendheid te geven aan de functie van de contactpersoon. • Bij ouderavonden zijn de contactpersonen bereid algemene informatie te geven over de in dit beleidsstuk beschreven onderwerpen.
3.2.2 Scholing en netwerken Wij vinden het van groot belang dat de Interne contactpersonen goed zijn toegerust voor hun taak. De huidige ICP-ers hebben een aantal cursussen gevolgd: Preventie Machtsmisbruik Klachtafhandeling en Blijvend Vertrouwen, Omgaan met huiselijk geweld op school. Tevens nemen zij deel aan het netwerk ICP, georganiseerd door Eduniek. Scholing van de ICP-ers wordt jaarlijks opgenomen in het nascholingsplan.
3.3 De externe contactpersoon De externe vertrouwenspersoon voor onze school is mw. D. Gerritse.
3.3.1 Taken van de externe vertrouwenspersoon: Ten aanzien van de klachtenroutes 3 en 4 heeft de externe vertrouwenspersoon de volgende taken: • Ondersteunen en begeleiden van de leerling die is lastiggevallen • Gesprekken voeren met ouders • Verwijzen naar hulpverlenende instantie • Ondersteuning bieden bij het indienen van de klacht en / of het doen van aangifte • Bemiddelen tussen klager en aangeklaagde • Adviseren van het bevoegd gezag betreffende de klachtafhandeling • Geven van voorlichting aan team en ouders over het thema machtsmisbruik • Geven van beleidsaanbevelingen aan het bevoegd gezag.
3.4
De klachtenregeling
Overal waar gewerkt wordt zijn wel eens misverstanden, of worden fouten gemaakt. Wij streven er naar dat elke leerkracht u en/of uw kind altijd serieus neemt en goed naar u en / of uw kind luistert en samen met u naar de best mogelijke oplossing zoekt. Mocht u het gevoel krijgen dat u niet serieus genomen wordt of dat er niet goed naar u geluisterd wordt dan kunt u gebruik maken van de klachtenregeling.
32
In onderstaand schema geven wij de klachtenroutes aan .
KLACHTENROUTES 1 Klacht van onderwijskundige aard o.a.: • Methode • Aanpassing programma • Toetsing, beoordeling
2 Klacht van schoolorganisatorische aard o.a.: • Vakanties, vrije dagen • Schoolbijdrage • Inzetten toetscapaciteit/RT
3 Klacht over ongewenst gedrag o.a. • Agressie • Geweld • Racisme • Discriminatie • Pesten • Seksspel lln onderling
4 Klacht over ongewenst gedrag; seksueel misdrijf/ seksuele intimidatie MELDPLICHT voor ieder personeelslid, bij vermoeden van seksueel misdrijf naar een kind/ minderjarige AANGIFTEPLICHT voor bevoegd gezag bij redelijk vermoeden
↓ Gesprek met leerkracht ↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met schoolleiding ↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met interne contactpersoon
↓
↓ Gesprek leerkracht ↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met de schoolleiding ↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met interne contactpersoon
↓
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met de algemeen directeur
Gesprek met schoolleiding
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met / klacht bij algemeen directeur
De schoolleiding en de algemeen directeur worden geïnformeerd door de melder
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met de algemeen directeur
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met externe vertrouwenspersoon
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Klacht bij onderwijsinspecteur OF Gesprek met interne contactpersoon ↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met externe vertrouwenspersoon
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Gesprek met externe vertrouwenspersoon
↓ Gesprek met externe vertrouwenspersoon en/of vertrouwensinspecteur
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Klacht indienen bij klachtencie.
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Klacht indienen bij klachtencie.
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Klacht indienen bij klachtencie
↓ Indien geen bevredigend resultaat: Klacht indienen bij klachtencie.
Gesprek met interne contactpersoon (indien personeel: meldplicht) en/of vertrouwensinspecteur
De meest gebruikelijke route is aangegeven, maar de klager beslist over te volgen route en wie hij/zij aanspreekt. Vaak zullen interne contactpersonen in een vroeg stadium worden aangesproken als wegwijzer. Klager moet zich wel realiseren dat er bij route 4 voor personeelsleden de meldplicht is en voor het bevoegd gezag de aangifteplicht.
33
Bijlagen: 1. Schoolregels 2. Algemene regels voor leerkracht /groep 3. Omgangsregels leerlingen onderling 4. Omgangsregels leerkrachten onderling 5. Pleinregels tijdens de pauze 6. Pleinwacht pauze 7. Overblijven 8. Taalgebruik leerlingen 9. Fietsen op het schoolplein 10.Algemene gedragsregels 11.Gedragsregels in specifieke situaties: 11.1 Seksuele intimidatie 11.2 Pedagogisch klimaat 11.3 Contacten leerkracht- leerling 11.4 Troosten- belonen- feliciteren 11.5 Hulp bij aan-uit-en omkleden 11.6 Buitenschoolse activiteiten 12. Klachtenregeling 13. Protocol ziekte en overlijden 14. poster: Let op ! ( veilig internet). 15. de Godelindeboom + afspraken
34
Deel 3
Beleidsontwikkeling
Gedurende het schooljaar 2011-2012 zal een vijftal onderwerpen met betrekking tot de sociale veiligheid verder worden uitgewerkt. Het betreft: 1. Pestprotocol Initiatief: werkgroep pedagogisch klimaat. Doelstelling: Aanpassen van het bestaande pestprotocol. Indicator 1: Het pestprotocol is praktisch en up to date. Indicator 2: Het pestprotocol is gecommuniceerd met personeel en ouders. Indicator 3: het pestprotocol is opgenomen in het veiligheidsplan. 2. Algemene gedragscode voor personeel, ouders en leerlingen “zo zijn onze manieren “. Initiatief: MT Doelstelling: Duidelijkheid ten aanzien van verwachtingen met betrekking tot gedrag in onze school. Hoe gaan we met elkaar om. Indicator 1: Er is een gedragsprotocol voor alle geledingen vastgesteld. Indicator 2: Het protocol is gecommuniceerd naar personeel, ouders en (oudere)leerlingen. Indicator 3: Het protocol wordt gepubliceerd in de schoolgids en op de site. 3. Protocol veilig internetgebruik Initiatief: werkgroep ICT. Doelstelling: Een helder en duidelijk protocol waarin afspraken mbt veilig internet en de sociale media zijn opgenomen. Indicator 1: Er is een protocol vastgesteld. Indicator 2: Het protocol is gecommuniceerd naar personeel, ouders en (oudere)leerlingen. Indicator 3: Het protocol is opgenomen in het veiligheidsplan. 4. Aanvulling paragraaf 3, de rol van de ouders Initiatief: MT. Doelstelling: Duidelijkheid ten aanzien van de rol van ouders bij de sociale veiligheid. Indicator 1: verwachtingen zijn helder geformuleerd. Indicator 2: paragraaf is aangepast en opgenomen in het veiligheidsplan. 5. Oriëntatie op gedragsondersteuning Initiatief: Zorgteam. Doelstelling: oriëntatie op en keuze voor materialen, middelen en methoden die gedragondersteunend ingezet kunnen worden. Indicator 1: er is een gemotiveerd voorstel. Indicator 2: er is een implementatieplan Indicator 3: personeel en ouders zijn geïnformeerd.
Getekend voor akkoord:
Namens de MR
Namens de Directie
Datum: Naam:
Datum: Naam:
35