VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak Eindrapportage d.d. 12 juli 2006 Renée van Schoonhoven Margriet van der Sluis
2
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
3
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Inhoudsopgave 1
Inleiding en leeswijzer............................................................................... 5
2 2.1 2.2
VSV in Amsterdam Zuidoost .................................................................... 7 Gegevens VSV landelijk ...........................................................................................................7 Gegevens VSV in Amsterdam en Amsterdam Zuidoost ....................................................7
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Aanpak VSV in Amsterdam Zuidoost .................................................... 11 Oorzaken van VSV..................................................................................................................11 Aanpak landelijk.......................................................................................................................13 Aanpak VSV in Amsterdam...................................................................................................14 Aanpak VSV in Amsterdam Zuidoost .................................................................................16
4
Good practices & quick wins.................................................................. 19
5
Beschouwing ........................................................................................... 23
6
Conclusies en aanbevelingen ................................................................ 25 Geraadpleegde literatuur .........................................................................29
I II III IV
Bijlagen Overzicht van trajecten en projecten Amsterdam Zuidoost ............................................31 Overzicht good practices uit ‘Aanval op de uitval’, Min. OCW, april 2006...................35 Gehanteerde definities ............................................................................................................40 Lijst met gebruikte afkortingen .............................................................................................41 Over de auteurs ........................................................................................42
4
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
5
1
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Inleiding en leeswijzer Dat jongeren zonder een adequaat diploma de school verlaten, wordt door velen als een onwenselijk verschijnsel gezien. Voortijdig schoolverlaten (VSV) leidt namelijk tot minder kansen op de arbeidsmarkt; ook komt onder voortijdig schoolverlaters meer probleemgedrag en criminaliteit voor dan onder jongeren die met hun diploma wél voldoen aan de norm van de startkwalificatie1. Tegen die achtergrond heeft men in Europa de aanval ingezet tegen het voortijdig schoolverlaten. De zogenoemde Lissabon-doelstelling formuleren de Europese regeringsleiders dat ten opzichte van het jaar 2000 in het jaar 2010 het VSV met 50% moet zijn teruggebracht. De Nederlandse overheid heeft deze doelstelling overgenomen en streeft ernaar het aantal nieuwe VSV’ers in 2006 met 30% te hebben gereduceerd; in 2010 moet de nieuwe instroom VSV met 50% zijn teruggedrongen ten opzichte van het niveau in 2002. Ook lokale overheden in Nederland hebben het terugdringen van VSV hoog op hun politieke agenda’s staan. Zo ook de Gemeente Amsterdam en -binnen die gemeente- het Stadsdeel Zuidoost. Als onderdeel van het VSV-beleid neemt het Stadsdeel Zuidoost deel aan het Europese project ‘Early school leavers’, onderdeel van het European Regeneration Areas Network/QeC-ERAN. In dit verband is een Local Action Group samengesteld die fungeert als kenniskring rondom het projectteam van het Stadsdeel. Het Max Goote Kenniscentrum (MGK) participeert in deze kenniskring. Onderdeel van het project is het opstellen van een plan van aanpak voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten door het Stadsdeel, één en ander op basis van een inventarisatie van lopend en gevoerd VSV-beleid en de daaraan gerelateerde resultaten (local mapping). Het Stadsdeel Zuidoost heeft het MGK in het voorjaar van 2006 benaderd voor het uitvoeren van deze inventarisatie. Vraagstelling De inventarisatie richt zich op de vraag welke projecten, trajecten en instrumenten anno 2006 in het kader van het terugdringen van VSV feitelijk worden ingezet in Stadsdeel Zuidoost. Het onderzoek omvat de volgende deelvragen: Welke beleidsinstrumenten worden anno 2006 ingezet ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten, dan wel met welke instrumenten zijn recentelijk ervaringen opgedaan? Welke resultaten zijn gerelateerd aan deze instrumenten, zowel in termen van reeds geboekt resultaat als in termen van verwacht/beoogd resultaat op korte en middellange termijn? Welke aanbevelingen kunnen op grond van de beantwoording van deze twee kernvragen worden geformuleerd over eventueel additioneel of anders in te zetten beleidsinstrumentarium? 1
Een startkwalificatie is een diploma op het niveau van havo, vwo of mbo (niveau 2 en hoger).
6
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Doelstelling van de inventarisatie is dat de beantwoording van de deelvragen een basis kan vormen voor het aansluitend te realiseren plan van aanpak VSV door Stadsdeel Zuidoost. Uitvoering Bij de uitvoering van de inventarisatie wordt als doelgroep van het VSV-beleid opgevat: jongeren die woonachtig zijn in Stadsdeel Zuidoost en een leeftijd hebben van tussen de 13 en de 23 jaar. Onder projecten, trajecten en instrumentarium worden niet alleen begrepen: beleid gevoerd vanuit en gefinancierd door Stadsdeel Zuidoost maar ook VSV-beleid door andere relevante actoren, waaronder: onderwijsinstellingen en organisaties voor jeugdzorg, jeugdhulpverlening en sociaal-cultureel werk. De inventarisatie is uitgevoerd door middel van internet-search, het telefonisch en per e-mail opvragen van informatie en gegevens en een beperkt aantal gesprekken met sleutelpersonen in het VSV-netwerk van het Stadsdeel Zuidoost. De conceptrapportage is besproken met relevante beleidsambtenaren van het Stadsdeel en met de coördinator van het RMC-cluster (regionaal meld- en coördinatiefunctie); de daarbij gemaakte opmerkingen zijn zoveel als mogelijk is verwerkt in de rapportage. Opzet van de rapportage In deze rapportage komt in hoofdstuk 2 eerst aan de orde wat de omvang is van VSV in Stadsdeel Zuidoost. Deze cijfers worden gerelateerd aan landelijke gegevens en cijfers over VSV in de gemeente Amsterdam. In hoofdstuk 3 worden de deelvragen 1 en 2 beantwoord: welke projecten, trajecten en instrumenten worden in Stadsdeel Zuidoost ingezet gericht op reductie van VSV en is het mogelijk uitspraken te doen over de effectiviteit ervan? De informatie wordt gepresenteerd binnen de context van landelijk en gemeentelijk VSV-beleid. Uit literatuur en onderzoek dat door anderen is verricht, kunnen een aantal goede voorbeelden (good practices) en mogelijke korte termijn successen (quick wins) worden gedistilleerd. Deze bespreken we beknopt in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 is gewijd aan enkele beschouwende opmerkingen over de verzamelde informatie. De rapportage wordt in hoofdstuk 6 afgesloten met enkele conclusies en aanbevelingen.
7
2
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
VSV in Amsterdam Zuidoost Voordat we de projecten, trajecten en instrumenten beschrijven die in Zuidoost worden ingezet in het kader van VSV-reductie (hoofdstuk 3), geven we in dit hoofdstuk eerst informatie over de omvang van VSV in dit stadsdeel. Eerst komt aan bod hoe omvangrijk VSV in Nederland is; daarna gaan we in op de omvang van VSV in Amsterdam en het Stadsdeel Zuidoost.
2.1 Gegevens VSV landelijk In het schooljaar 2004/2005 stromen in totaal 57000 jongeren uit het onderwijs zonder een startkwalificatie (Min. OCW, 2006). De instroom in het VSV-bestand neemt sinds 2001 af; in dat jaar bedroeg de nieuwe instroom nog 71000. Hoewel absolute VSV-cijfers op landelijk niveau wel bekend zijn, is het lastig te formuleren hoeveel % van alle jongeren in Nederland als VSV’er kan worden aangemerkt (Inspectie van het Onderwijs, 2006). Dit omdat registraties nog niet volledig sluitend zijn en omdat VSVdefinities en de toepassing daarvan soms uiteenlopen. Een indicatie kan worden ontleend aan het Centraal Planbureau (CPB), die in een recente rapportage stelt dat 14,5% van de jongeren tussen de 18 en 24 jaar niet beschikt over een startkwalificatie (Van der Steeg & Webbink, 2006). Ook kunnen uitspraken worden gedaan over de loopbanen van jongeren door het onderwijsbestel (Min. OCW, 2006). Van elke 100 leerlingen die in een bepaald cohort onderwijs volgen: valt 2,5% uit vóór het bereiken van het vmbo-diploma; valt 5% uit ná het vmbo-diploma; valt 16% vervolgens uit in het mbo (12% uit de bol, 4% uit bbl); valt circa 25% uit in het mbo maar keert daarna weer terug.
2.2 Gegevens VSV in Amsterdam en Amsterdam Zuidoost Het registratie- en definitievraagstuk speelt niet alleen landelijk maar ook lokaal. Voor Amsterdam en omgeving geldt dat de RMC-registratie sinds 2003 functioneert; zeker in de beginperiode heeft deze registratie veel opstartproblemen gekend (DOS, 2005). In de achterliggende periode zijn veel van deze problemen opgelost, waardoor de VSV-gegevens robuuster zijn geworden. DOS berekent voor januari 2005 een percentage van 14% VSV voor geheel Amsterdam; voor Zuidoost ligt het percentage iets hoger, namelijk iets onder de 18%. DMO (Dienst Maatschappij en Onderwijs) noemt in de rapportage over leerplicht en VSV in 2004/2005 een aantal van ruim 15.000 VSV’ers voor geheel Amsterdam (DMO, 2006). 35% van dat totaal zit in dat schooljaar op een traject, 25% is in bemiddeling richting een traject.
8
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Van de jongeren die op een traject zit, zit 66% weer op school -al dan niet in combinatie met werk; de overige jongeren die op traject zitten, zijn aan het werk. In tabel 2.1 staan weergegeven de RMC-cijfers die betrekking hebben op de situatie per 31 mei 2006. Uit de tabel blijkt dat het percentage VSV, volgens de gehanteerde definities ter plaatste, in Amsterdam rond de 15% ligt. Daarmee lijkt men niet substantieel af te wijken van de landelijke gemiddelden.
Tabel 2.1 Cijfers RMC Zuidoost juni 2006, peildatum 31 mei 2006 Amsterdam
2
Amsterdam
totaal
Zuidoost
Zuidoost in % van
3
Amsterdam totaal
%
%
Populatie jongeren 17 t/m 22 jaar, waarvan
50.653
100%
6.341
12,5%
- met startkwalificatie
22.684
44,8%
-
-
- nog op school
14.737
29,1%
-
-
Mogelijk VSV
5.596
11,1%
545
9,7%
VSV
7.636
15,1%
1.278
16,7%
VSV, waarvan: - op traject
2.859
388
13,6%
- in bemiddeling
2530
413
16,3%
- in beeld, nog niet bemiddeld
2.247
476
21,2%
Op grond van RMC-cijfers en Kerncijfers Amsterdam (O+S, 2006) is berekend dat de totale populatie jongeren 17-22 jaar die woonachtig zijn in Zuidoost zo rond de 6300 ligt. Dat komt neer op circa 12,5% van het totaal van de Amsterdamse jongeren van die leeftijd. Ook weten we dat 545 jongeren in Zuidoost behoren tot de categorie ‘mogelijk VSV’ en 1278 tot de groep ‘VSV’. Van de VSV’ers zijn er 388 op traject geplaatst en 413 in bemidde2
Gegevens beschikbaar gesteld vanuit RMC-cluster Zuidoost; het genoemde aantal VSV-ers ligt lager dan in eerdere DMO-rapportages; oorzaak daarvan is een opschoonactie die Amsterdam-breed heeft plaatsgevonden aan de hand van identieke definities en leeftijdscohorten; dit heeft er volgens de clustercoördinator o.a. toegeleid dat de 23-jarigen uit Zuidoost niet meer in de huidige telling zijn meegenomen, hetgeen bij
3
voorgaande tellingen nog wel gebeurde. Aantal jongeren Zuidoost 17-22 jaar berekend op basis van cijfers RMC-cluster en Kerncijfers Amsterdam, O+S 2006.
2 VSV in Amsterdam Zuidoost
ling. De concrete werkvoorraad van het RMC-cluster Zuidoost bedraagt daarmee op dit moment circa 476 jongeren. We kunnen de aantallen uit Zuidoost vergelijken met gegevens van DMO voor de gehele stad. Dan blijkt dat een kleine 17% van het totaal aantal VSV-jongeren van de stad zich in Zuidoost bevindt. Ruim 20% van de in de stad als geheel nog niet op traject of in bemiddeling zijnde jongeren, is te lokaliseren in Zuidoost. Het aandeel van de ‘werkvoorraad’ in het totaal bedraagt dus iets meer dan op grond van de samenstelling van het totale VSV-bestand kan worden verwacht. We komen op dit punt nog terug in het volgende hoofdstuk.
9
10
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
11
3
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Aanpak VSV in Amsterdam Zuidoost Welke trajecten, projecten en instrumenten zet men in om voortijdig schoolverlaten terug te dringen? Die vraag staat in dit hoofdstuk centraal. Om de beschrijving van mogelijke en feitelijke aanpak te plaatsen, beschrijven we eerst kort wat is bekend over oorzaken van VSV (paragraaf 3.1). Daarna gaan we in op beleidsinstrumenten die landelijk (paragraaf 3.2) en door de gemeente Amsterdam (paragraaf 3.3) worden gehanteerd. Daarna beschrijven we de VSV-aanpak zoals die is geïnventariseerd in Zuidoost (paragraaf 3.4). In de paragrafen staan we ook stil bij de vraag wat bekend is over de effectiviteit van de gerealiseerde aanpakken.
3.1 Oorzaken van VSV In debatten en in literatuur over voortijdig schoolverlaten zijn legio verklaringsgronden of oorzaken te vinden. Van der Sluis heeft ze op grond van het onderzoek van De Vries als volgt samengevat (Van der Sluis, 2005; Eimers & Roelofs, 2005; De Vries, 1987).
Tabel 3.1
Verklaringsgronden voor VSV
Niveau
Oorzaak
De samenleving
Onvoldoende maatschappelijke erkenning voor handwerkers Geen plaats meer voor het individu in de maatschappij Economische achteruitgang Complexe samenleving waarin de jongeren leven Jeugdwerkloosheid
Het onderwijsstelsel
Het onderwijs sluit niet aan op belevingswereld van de leerling Het ontbreken van een onderwijsplicht tot 23 jaar Het vmbo diploma heeft geen waarde, dat is demotiverend WSNS-beleid legt te grote druk op leraren Het onderwijs is te ouderwets De startkwalificatie is te hoog gegrepen Het onderwijs is te inflexibel Er is een onvoldoende zorgzame overdracht vmbo-mbo
Het netwerk van betrokken instellin-
Er zijn niet genoeg stageplaatsen en leerwerkplekken
gen rond de school
Er zij onvoldoende opvangmogelijkheden voor leerlingen die speciale zorg en begeleiding nodig hebben Er zijn wachtlijsten in de leerlingzorg Er is een slechte communicatie tussen verschillende betrokken instellingen Er zijn problemen met de uitwisseling van gegevens Er is weinig motivatie vanuit het bedrijfsleven De registratie is niet sluitend
12
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Niveau
Oorzaak
De school
Er wordt vaak een verkeerde studiekeuze gemaakt en er is gebrek aan begeleiding daarbij De klassen zijn te groot Er is ondeskundigheid van docenten Er is te weinig maatwerk op scholen Scholen moeten geld krijgen voor de administratie en signalering van voortijdig schoolverlaters Scholen zijn organisatorisch moeilijk aanspreekbaar
Het ouderlijk milieu
Sociaal economische achterstand van de leerling Ouders hebben te hoge verwachtingen Ouders stimuleren niet genoeg
Het individu
Slechte invloeden van de peer group van de leerling Onvoldoende motivatie van de leerling Onvoldoende capaciteiten van de leerling Psychische problemen van de leerling
Ook onder RMC-coördinatoren worden deze verklaringsgronden aangevoerd voor het ontstaan van VSV. Uit een enquête blijkt dat de meesten van hen de sociaal-economische uitgangspositie van de leerling noemen, gevolgd door oorzaken die voornamelijk bij de onderwijsinstellingen zijn gelegen (Van der Sluis, 2005).
Tabel 3.2
Meest genoemde oorzaken VSV door RMC-coördinatoren Aantal keer
Oorzaken
genoemd
%
1 Sociaal-economische achterstand van de leerling
18
39
2 Niet genoeg stageplaatsen en leerwerkplekken in het beroepsonderwijs
17
37
3 Verkeerde studiekeuze en gebrek aan begeleiding daarbij
16
35
4 Onderwijs dat niet aansluit op belevingswereld van de leerling
11
24
5 Onvoldoende opvangmogelijkheden voor leerlingen die speciale zorg en begelei-
10
20
ding nodig hebben
Het CPB heeft geïdentificeerd welke statistische voorspellers de kans op VSV doen vergroten (Van der Steeg & Webbink, 2006). Op grond van diverse onderzoeken is bekend dat VSV-kans van leerlingen gekoppeld is aan: een laag sociaal milieu; éénoudergezinnen; lage Cito-scores in het basisonderwijs; allochtone achtergrond; grote stad.
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
13
Bij een cumulatie van deze factoren neemt de VSV-kans zienderogen toe. Het CPB tekent hierbij aan dat een groot deel van het VSV optreedt vanuit het praktijkonderwijs (niet gericht op toeleiding naar vervolgonderwijs) en de niveau 1 opleidingen in het mbo. Voor een groot deel gaat het daarbij om jongeren voor wie de startkwalificatie mogelijk niet haalbaar is, óf alleen haalbaar is tegen zeer hoge inspanningen van zowel de jongere zelf als van de onderwijsinstelling. Het CPB merkt op dat het voor deze jongeren waarschijnlijk zinniger is de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren dan om in te zetten op curatieve maatregelen.
3.2 Aanpak landelijk Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft recentelijk ‘de aanval op de uitval’ geopend (Min. OCW, 2006). In dit aanvalsplan wordt onderscheid gemaakt tussen een preventieve benadering (het voorkómen van VSV) en een curatieve aanpak (wat te doen als het dan toch zo ver komt). In de eerste plaats zet het kabinet in op preventie van uitval door: het probleem aan te pakken bij de bron; overgangen in leerloopbanen van kinderen zo soepel mogelijk te maken; de leerplicht goed te handhaven en te verlengen; de (werk)praktijk te erkennen als leermeester. Per onderdeel stelt het kabinet een veelheid aan beleidsmaatregelen voor, op grond waarvan het voor scholen eenvoudiger moet worden om VSV te voorkomen. Mocht dan desondanks toch nog VSV optreden, en de jongere die het betreft heeft geen vast werk, dan moet deze jongere “op basis van individueel maatwerk vanuit een sluitende ketenaanpak” worden geholpen op de weg terug naar school en/of naar vast werk (Min. OCW, 2006). Ten aanzien van VSV’ers die wél een vaste baan hebben, geldt als leidraad: “onder het motto meebewegen in hun werkomgeving alsnog een (start)kwalificatie laten halen” (Min. OCW, 2006). De Algemene Rekenkamer heeft zich onlangs kritisch uitgelaten over het VSV-beleid van de rijksoverheid (Algemene Rekenkamer, 2006). Geconstateerd wordt dat: de beleidsdoelstellingen die gekoppeld zijn aan de Lissabondoelstelling, niet realistisch zijn; het VSV-beleid door de jaren heen inconsistent is met ander overheidsbeleid, zoals beginselen als ‘werk boven uitkering’; oude ideeën over de aanpak van VSV steeds weer terugkomen in iets aangepaster vormen, zonder dat wordt onderzocht of maatregelen überhaupt wel effectief zijn; de afspraken rond melding en registratie van VSV niet sluitend zijn; de omvang van uitgaven op het terrein van VSV niet bekend is.
14
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de rijksoverheid er goed aan doet op dit beleidsterrein a meer ‘lerend vermogen’ te ontwikkelen door beleid meer te koppelen aan onderzoek; b inconsistenties van beleidsdoelstellingen te voorkomen dan wel op te heffen; c meer inzicht te geven in de omvang van uitgaven. Ook het CPB constateert dat over de effectiviteit van beleidsmaatregelen op het terrein van VSV in Nederland niet veel bekend is (Van der Steeg & Webbink, 2006). Het CPB stelt voor dat er meer effectstudies worden gedaan, bijvoorbeeld in de context van het RMC-werk.
3.3 Aanpak VSV in Amsterdam De VSV-aanpak zoals deze in de stad Amsterdam wordt uitgevoerd, staat onder andere gedetailleerd beschreven in het document Vasthouden en niet loslaten uit het voorjaar van 2006. Kern van de aanpak is dat de organisaties die elk een taak hebben in het voorkomen en terugdringen van VSV, verantwoordelijk zijn en door elkaar verantwoordelijk worden gehouden voor het adequaat uitvoeren van díe taak. De organisaties zien elkaar als ketenpartners: “De schakels van de keten moeten steeds beter in elkaar grijpen. Dat lukt als partijen van elkaars werk op de hoogte zijn, als er afstemming plaatsvindt, als partijen elkaar beïnvloeden en scherp houden en als de samenwerking ertoe leidt dat de eigen uitvoering beter gaat.” De relevante organisaties zijn: de scholen (po, vo, bve), leerplicht, RMC, jeugdzorg en justitie. Doelstelling van de intensiever samenwerking is “onze kinderen en jongeren, niet loslaten, maar vasthouden op de juiste schoolopleiding met georganiseerde hulp en steun als dat nodig is en met een goede aansluiting op werk als dat beter past.” (DMO, 2006). De aanpak bestaat in de eerste plaats uit het principe dat de organisaties ‘doen wat hun taakstelling is’, oftewel het uitvoeren van bestaand beleid (zie ook de afbeelding die hierna is opgenomen). Het is aan de vo-scholen om leerlingen die dreigen uit te vallen, de nodige zorg en begeleiding te geven en aan de ROC’s (regionale opleidingencentra) om doortastend op te reden bij schoolverzuim. Aan het RMC de opdracht om te (laten) zorgen voor goede registratie en doorverwijzing van de VSV’ers naar passende trajecten richting school en/of werk. Aansluitend op bestaand beleid zijn ‘Verbeteracties’ afgesproken en is duidelijk in kaart gebracht waar extra inspanningen (‘Geen half werk’, ‘100% Actie’) wenselijk zijn.
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
15
16
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Onderdeel van het VSV-beleid op het niveau van de stad, is de RMC-functie. “Binnen de gemeente Amsterdam zijn de uitvoerende taken in het beleid voor voortijdig schoolverlaten in belangrijke mate gedecentraliseerd naar de stadsdelen. Dit geldt voor de leerplichthandhaving, de aanpak van risicojongeren en de RMC-functie.” Begin 2006 heeft de Rekenkamer Amsterdam gerapporteerd over de effectiviteit van het VSV-beleid (Rekenlamer Amsterdam, 2006). De conclusies van de Rekenkamer zijn redelijk kritisch: -
de registratie door de RMC-clusters is nog onvolledig de doorverwijzing vanuit het RMC naar vervolgtrajecten is te weinig gericht op het behalen van een startkwalificatie de bestuurlijke en ambtelijke aansturing van de RMC-clusters is niet goed geregeld.
Door deze manco’s is het voor de Rekenkamer niet mogelijk conclusies te trekken over de effectiviteit van het Amsterdamse VSV-beleid. Duidelijk is wel dat streefcijfers vooralsnog niet worden gehaald: feitelijk is 71% van het VSV in beeld, waarvan 37% in traject en 27% in bemiddeling, terwijl de streefcijfers uitgaan van respectievelijk 95% in beeld, 40% op traject en 35% in bemiddeling. De Stuurgroep Leerplicht, RMC en Voortijdig schoolverlaten (LRV) heeft in reactie op de Rekenkamer ten eerste aangegeven dat de RMC-registratie nog niet sluitend is; in 2006 is een verbeterprogramma in gang gezet. Ten tweede is in de werkwijze van RMC, de terugkeer naar school wel degelijk de eerste optie die in de gesprekken met jongeren aan de orde komt. Bij het plannen van deze gesprekken krijgen jongeren niet nog maar net van school af zijn, in verband met capaciteitsoverwegingen prioriteit bóven jongeren die al enige tijd zijn uitgeschreven. In de derde plaats is de stuurgroep het niet eens met de conclusie dat de aansturing van de RMC-clusters niet goed geregeld zou zijn: helder is immers dat deze aansturing plaatsvindt vanuit de stadsdelen en er zijn afspraken gemaakt en in uitvoering over de verdere professionalisering van het RMC-werk. De stuurgroep benadrukt in de reactie ten slotte dat het voor de komende periode vooral van belang is de samenwerking in de ketenaanpak verder te borgen en de afspraken ook op het niveau van uitvoering, na te komen.
3.4 Aanpak VSV in Amsterdam Zuidoost Binnen de VSV-beleidskaders van de gemeente Amsterdam geeft het stadsdeel Zuidoost uitvoering aan een belangrijk deel van het VSV-beleid, namelijk het werk van leerplicht en RMC. Ook zijn er in het stadsdeel voor de jongeren die er wonen, eigen voorzieningen en trajecten/projecten in uitvoering die gericht zijn op het voorkomen dan wel terugdringen van VSV. In bijlage I zijn enkele overzichten opgenomen van concrete activiteiten die in
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
17
Zuidoost worden uitgevoerd voor (potentiële) VSV’ers die daar wonen, voor zover deze door ons in de inventarisatie getraceerd zijn. Daarbij de volgende toelichting. Onderwijs Met de onderwijsinstellingen in Zuidoost (ROCvA, Augustinus, Open Schoolgemeenschap Bijlmer, Reigersbos en het Samenwerkingsverband VO) is contact geweest over de vraag of zij specifieke VSV-activiteiten ondernemen voor jongeren uit dit stadsdeel. Uit deze contacten blijkt dat de scholen het tot hun reguliere taak achten zoveel mogelijk leerlingen binnen boord te houden, en hen van de nodige zorg en begeleiding te voorzien. Daarvoor voeren zij een breed spectrum aan activiteiten uit. Als het nodig is, worden leerlingen mede op grond van de afspraken tussen ketenpartners (zie het overzicht hiervoor) doorverwezen naar bijvoorbeeld het Onderwijsschakelloket/Transferium of het ROC Op Maat. Stad/stadsdeel Vanuit het niveau van de stad zijn via DMO drie VSV-gerelateerde trajecten in uitvoering in stadsdeel Zuidoost, te weten Catch, Goal! en Edutainment. De Dienst Werk en Inkomen financiert in Zuidoost de zogeheten Jongerenwerkplaats PEWA. Daarnaast valt het Jongerenloket Zuidoost onder de verantwoordelijkheid van DWI. Daarnaast voert het stadsdeel zelf reguliere taken uit op het terrein van VSV, i.c. het opstarten en onderhouden van het Jeugdnetwerk 12+, het zogeheten casuïstiekoverleg en de reguliere RMC-werkzaamheden. Ook is het stadsdeel betrokken bij het project ONZ MOET, dat mede wordt gefinancierd op basis van D2-middelen (Europese fonds) en waarbij het ROCvA en Swazoom de samenwerkingspartners zijn. Niet onvermeld kan verder blijven, het Europese ‘School leavers program’ waar het opstellen van deze rapportage voor de zogeheten Local Action Group (LAG) onderdeel van uitmaakt. Zorg De instellingen voor zorg/jeugdzorg zijn via ‘bestaand beleid’ betrokken bij preventief en curatief VSV-beleid. Preventief via onder meer schoolmaatschappelijk werk bij de onderwijsinstellingen, curatief via participatie in onder meer het Jeugdnetwerk 12+. Politie en justitie Justitie is bij het VSV-beleid betrokken voor zover het het sanctioneren van leerplichthandhaving betreft. De politie heeft een rol in het zogeheten casusoverleg dat functioneert voor jongeren die bekend zijn bij RMC/leerplicht, zorginstellingen en politie. Aandachtspunten Op grond van de inventarisatie en de gesprekken die ter plaatse zijn gevoerd, komen enkele aandachtspunten naar voren die bij betrokkenen leven rondom de VSV-aanpak in Zuidoost:
18
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
-
De procedure rondom melding en registratie van VSV verloopt steeds beter; de cijfers worden ook in dit stadsdeel steeds robuuster; probleem daarbij is echter wel dat het líjkt alsof VSV zienderogen daalt, terwijl dit wellicht niet zo is omdat bij eerdere cijferoverzichten toen nog niet bekende onzuiverheden werden meegenomen; het steeds moeten noemen van wéér een lager VSV-aantal vergt veel tekst en uitleg van betrokkenen.
-
Er is in dit stadsdeel relatief weinig contact tussen de preventieve schakels (de onderwijsinstellingen) en de curatieve schakels (leerplicht, RMC, DWI) in de keten; dit wordt aan de curatieve kant in ieder geval als een aandachtspunt benoemt: men heeft eigenlijk te weinig zicht op wat er bínnen de scholen wordt gedaan om VSV te voorkomen.
-
Het Jongerenloket Zuidoost is nog niet volledig operationeel; dit lijkt samen te hangen met de reorganisatie van DWI per 1 januari 2006; hoe dan ook leidt het er toe dat vanuit RMC Zuidoost vooralsnog onvoldoende cases direct naar het Jongerenloket kunnen worden doorgeleid; dit kan een verklaring zijn voor het feit dat dit stadsdeel verhoudingsgewijs een hoog aantal VSV’ers kent die nog niet op traject zitten of in bemiddeling zijn.
-
Er is behoefte aan meer ‘bergingsreservoir’ waar jongeren waar in de wijken contact mee is, tijdelijk onder dak kunnen voordat ze richting de officiële loketten van bijvoorbeeld RMC, DWI en CWI kunnen worden geleid; door het ontbreken van zo’n voorziening raken jongerenwerkers ze vaak weer kwijt nog voordat de intake heeft kunnen plaatsvinden.
-
Er zijn zorgen over het relatief hoge verloop onder contactpersonen/personeelsleden bij organisaties die onderdeel zijn van ‘de sluitende aanpak’; daardoor dreigt men met elkaar zo’n beetje elk half jaar overnieuw te moeten beginnen met het maken van afspraken over intake, doorverwijzing en het terugkoppelen van informatie.
Effectiviteit In de inventarisatie is gezocht naar informatiemateriaal aan de hand waarvan eventueel conclusies kunnen worden getrokken over de effectiviteit van één en ander, bijvoorbeeld in de vorm van projectverslagen, evaluatieonderzoeken en dergelijke. Dit materiaal is niet aangetroffen. Het kan zijn dat het er wel degelijk is en dat niet gezocht is in de goede richting. Vooralsnog hebben wij echter de indruk dat -net zoals de Algemene Rekenkamer en het CPB stelden over het landelijk VSV-beleid- er niet of nauwelijks gegevens beschikbaar zijn om de effectiviteit van de VSV-aanpak in stadsdeel Zuidoost te kunnen beoordelen.
19
4
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Good practices & quick wins Het feitelijk gevoerd beleid levert -zowel landelijk als lokaal- weinig aanwijzingen op over welke VSV-aanpak nu wel of niet werkt. Er zijn eenvoudigweg te weinig gegevens voorhanden om uitspraken te kunnen doen over effectiviteit. Wel kunnen uit literatuur en beleidsdocumenten voorbeelden van aanpakken worden gehaald waarvan op grond van onderzoek is gebleken dat deze effect sorteren. Het CPB heeft onlangs geïnventariseerd welke VSV-aanpakken de laatste tijd in het buitenland aan stevige evaluaties zijn onderworpen (Van der Steeg & Webbink, 2006). Ook hierbij betreft het meestal preventieve benaderingen, die kunnen worden ingedeeld in drie categorieën: programma’s gebaseerd langdurige en intensieve begeleiding van leerlingen, programma’s gericht op het herstructureren van het onderwijs en programma’s die gebaseerd zijn op positieve financiële prikkels voor de school en/of de leerling. Programma’s die uitgaan van langdurige, intensieve begeleiding van jongeren -bijvoorbeeld ‘Sponsor-a-scholar’ projecten in de VS- kunnen bijdragen aan verbetering van studieprestaties en arbeidsmarktkansen. Voorwaarde is dan wel dat dergelijke mentoraats-aanpakken starten als de jongeren nog op school zitten. Als curatief instrument zijn ze minder effectief. Een andere benadering is dat het onderwijs wordt aangepast aan de jongeren, in de VS in zogeheten ‘alternative schools’ of door middel van een aangepast lessenaanbod voor zorgleerlingen. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat deze maatregelen “niet of nauwelijks hebben geleid tot een vermindering van de schooluitval of een verbetering van de schoolprestaties” (idem). Verklaring daarvoor is het feit dat VSV vele oorzaken kent en dat het voor scholen erg moeilijk is per leerling de juiste factor te adresseren, zelfs bij herstructurering van het onderwijs. Het lijkt alleen daar te werken waar elk personeelslid doordrongen is van het belang van de aanpak en er dus ook écht iets verandert in álle lessen. Programma’s die werken met financiële prikkels sorteren wel effect. Voorbeeld daarvan is het Education Maintenance Allowance programma (EMA) in Groot Brittanië. In dit programma krijgen 16-18 jarigen toelagen en bonussen voor het naar school gaan en het behalen van het diploma. Hiervan is op basis van onderzoek bewezen dat het in de Britse context leidt tot minder VSV.
20
Tabel 4.1
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Education Maintenance Allowance (CPB, 2006)
“De Education Maintenance Allowance (EMA) is een programma dat tot doel heeft jongeren uit lagere inkomensgroepen door middel van financiële prikkels langer in het voltijd postleerplichtige (secundaire) onderwijs te houden. Het programma is in 1999 gestart met pilots in 10 lokale onderwijsdistricten in Groot-Brittannië. In 2004 is het EMAprogramma landelijk ingevoerd. De EMA is een tweejarig programma gericht op 16-18 jarigen. Het bestaat uit een wekelijkse inkomensafhankelijke toelage, een periodieke bonus gekoppeld aan aanwezigheid op school en een eindbonus afhankelijk van de studieprestaties. Deze prestatiebonus wordt uitgekeerd als de leerlingen aan de doelstellingen hebben voldaan die zijn vastgelegd in een leerovereenkomst afgesloten met leerlingen en ouders voorafgaande aan het ontvangen van EMA. De pilotfase kende vier verschillende varianten. De varianten verschillen in termen van de maximale inkomensafhankelijke wekelijkse toelage (30 of 40 pond), de ontvangers van de toelage (ouders of leerlingen), de hoogte van de aanwezigheidsbonus (50 of 80 pond per termijn) en de hoogte van de prestatiebonus (50 of 140 pond). Middleton et al. (2004) en Dearden et al. (2005) hebben de pilots met behulp van zogenoemde ‘matching’technieken geëvalueerd. Zij vinden dat de EMA substantiële effecten heeft op deelname en behoud in het postleerplichtige onderwijs. De onderwijsdeelname in het eerste postleerplichtige jaar (op 16-17 jarige leeftijd) ligt ongeveer 4,5 procent hoger dan bij vergelijkbare leerlingen die geen EMA hebben ontvangen. Een jaar later is de participatie in het voltijds onderwijs gemiddeld zelfs 6,4 procent hoger onder ontvangers van de EMA. Er wordt geschat dat ongeveer de helft van de leerlingen die door de EMA in het onderwijs zijn gebleven anders zou hebben gewerkt, en de andere helft anders niet actief (niet in onderwijs, werk of training) zou zijn geweest. Er zijn geen aanwijzingen dat de EMA leidt tot betere studieprestaties (zie Middleton et al., 2004). Er zijn wel enige aanwijzingen dat de EMA heeft bijgedragen aan een vermindering van criminaliteit in de vorm van huiselijke inbraken (zie Feinstein en Sabates, 2005).” Bron: CPB, 2006.
De Inspectie van het Onderwijs besteedt in het jaarverslag over 2004/2005 ook aandacht aan het VSV-beleid (Inspectie, 2006). Zij contsteert -ook op basis van internationale analyses- dat als effectieve aanpakken kunnen worden beschouwd: * Versterken van de band tussen leerling en school Dit kan bijvoorbeeld gestimuleerd worden door kwetsbare jongeren in kleine klassen te groeperen. Ook het beperken van het aantal docenten met wie een leerling te maken heeft kan van belang zijn. Als minimaal één volwassene een persoonlijke en langdurige relatie met een leerling opbouwt, kan dat de binding met school aanzienlijk versterken. De volwassene kan iemand van school zijn, maar bijvoorbeeld ook een student-mentor met dezelfde etnische achtergrond als de leerling. Een aanzienlijk deel van de leerlingen, 16 procent, heeft nu de indruk dat leraren niet echt in hem of haar geïnteresseerd zijn.
* Aantrekkelijker maken van het onderwijs Vaak wordt gewezen op de behoefte aan praktijkgericht onderwijs bij leerlingen die het onderwijs voortijdig verlaten of minimaal een sterke binding tussen theorie en praktijk.
4 Good practices & quick wins
21
Leerwerktrajecten en goede praktijklokalen passen in deze opzet. Lang niet alle voortijdige schoolverlaters hebben een hekel aan leren: ze hebben een hekel aan de school. * Verbeteren van de begeleiding Hierbij gaat het niet alleen om de begeleiding van leerlingen die problemen hebben, maar vooral ook om begeleiding bij de oriëntatie op vervolgopleidingen. Veel leerlingen zijn daar nu niet tevreden over. Een knelpunt is dat veel activiteiten rond studie- en beroepskeuze een sterk verbaal karakter hebben. Leerlingen krijgen weinig gelegenheid om meer praktische ervaring op te doen in een beroepsveld. Vooral voor allochtone leerlingen is een goede keuzebegeleiding nodig, omdat hun thuisfront daar niet altijd in kan voorzien. *
Belonen van gewenst gedrag, eventueel door financiële prikkels
Leerlingen die bijvoorbeeld hun sociale vaardigheden moeten bijschaven, kunnen een vergoeding krijgen voor ieder uur dat ze hieraan besteden.”
Recent heeft het ministerie van OCW bij het plan ‘Aanval op de uitval’ een gedetailleerd overzicht opgesteld van zogeheten good practices & quick wins. Dit overzicht is ter informatie opgenomen in bijlage 2 van deze rapportage. In het overzicht zijn goede voorbeelden opgenomen van voornamelijk de preventieve VSV-aanpak: wat kunnen scholen doen om de kans op VSV te verkleinen? Voorbeelden zijn onder meer het introduceren van meer praktijkgericht onderwijs, het opzetten van zorgadviesteams (ZAT) en werken met coaches en mentoren voor leerlingen van buiten de school. Enkele goede voorbeelden op het terrein van de curatieve aanpak zijn er ook. In het overzicht worden genoemd: zorgen voor een sluitende aanpak leerplicht en RMC; regionale samenwerking van leerplicht en RMC; regionale samenwerking tussen jongerenloketten. Goede voorbeelden en Amsterdam Zuidoost Op basis van de inventarisatie van VSV-aanpak in Amsterdam Zuidoost is ons beeld dat de meeste elementen van ‘bewezen aanpakken’ elders in beginsel ook in dit stadsdeel terug te vinden zijn. De preventieve elementen worden uitgevoerd door het netwerk van scholen en samenwerkingspartners om jongeren zo goed mogelijk te helpen bij hun onderwijsloopbaan. Projecten als Goal!, Catch en ONZMOET kunnen daarbij gezien worden als hulpstructuren om VSV zoveel als mogelijk is te beperken en terug te dringen. Deze programma’s bevatten elementen (intensieve begeleiding, mentorconcepten) waarvan is bewezen dat deze effect sorteren. Naast preventieve zijn ook curatieve VSV-maatregelen in de vorm van leerplicht, RMC en een Jongerenloket in het stadsdeel Zuidoost beschikbaar. Eigenlijk is alleen de aanpak die in Groot Brittanië is bewezen, van het inzetten op financiële prikkels, is in de Nederlandse context in het algemeen en in Zuidoost in het bijzonder niet aangetroffen.
22
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
23
5
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Beschouwing Na een paar decennia VSV-beleid, zowel landelijk als lokaal, is inmiddels bekend wat doorgaans de achtergronden bij en oorzaken van voortijdig schoolverlaten zijn en wat men er aan kan doen. Lang niet altijd worden beleidsmaatregelen afdoende geëvalueerd, dus over beleidseffectiviteit zijn nog nauwelijks conclusies te trekken. Maar op grond van onderzoeken kunnen wel uitspraken worden gedaan over concrete aanpakken die effect sorteren: in de preventieve sfeer inzetten op een intensiever relatie leerling-school (al dan niet via mentoraatsconcepten) en waar relevant op het aantrekkelijker maken van het onderwijs, in de curatieve sfeer het sluitend maken van het net rondom de jongere op basis van leerplichthandhaving, RMC en het belonen van gewenst gedrag. Al deze elementen zijn in beginsel in het Stadsdeel Zuidoost voor handen. Overwogen zou kunnen worden of en in hoeverre het mogelijk en wenselijk is om ter aanvulling op het reeds bestaande een beleidslijn te ontwikkelen die ook uitgaat van het belonen van gewenst gedrag. Mede omdat Amsterdam Zuidoost participeert in het Europese VSV-project, is het voordat we conclusies trekken goed om nog stil te staan bij een ander recent onderzoek, namelijk hoe het Nederlandse VSV-beleid zich verhoudt tot dat in andere Europese landen. Sardes heeft dit onderzocht en daarbij gekeken naar het VSV-beleid in Nederland, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Zweden en België (Vlaanderen) (Van Tilborg & Van Es, 2006b). De uitkomsten zijn op hoofdlijnen de volgende. De onderzoekers hebben eerst gekeken naar de inhoudelijke aanpak van VSV in deze landen. Ze constateren dat Nederland vooral opvalt door een veelheid van maatregelen, voorzieningen en programmatische oplossingen. In feite gebeurt álles wat ook op afzonderlijke plaatsen & momenten in Europa gebeurt, bij ons tegelijkertijd. Daardoor lijkt het alsof de VSVaanpak in Nederland weinig focus heeft: “kiezen voor alles, is niets kiezen of kiezen voor een pakket aan oplossingen dat wellicht tekort zal blijven schieten omdat onvoldoende volume of onvoldoende geconcentreerde inzet van middelen kan worden gerealiseerd.”( Van Tilborg & Van Es, 2006b). Het inzetten op variëteit en maatwerk lijkt contradictoir te werken: voor élke oplossing is slechts een beperkt aantal plaatsen beschikbaar omdat er eenvoudigweg te weinig financiële middelen zijn, juist ook door de diversiteit. Andere landen kiezen in plaats van diversiteit en maatwerk vaker voor het aanbrengen van sterker, structureler verbanden tussen onderwijs en werk waardoor méér jongeren door een generieke aanpak een plek krijgen op school of op de arbeidsmarkt. Ten tweede stellen de onderzoekers dat de inhoudelijke aanpak in Nederland zich kenmerkt door een zeer hoge mate van zorgzaamheid richting de jongere, waar een relatief lage mate van prestatiegerichtheid tegenover staat. De onderzoekers verwijzen onder meer naar het EMA-programma (zie hiervoor): “de vraag worden gesteld of meer prestatiegerichte elementen in de opleidingen jongeren in hun arbeidsloopbaan wellicht niet ook (of meer) van nut zijn.” (Van Tilborg & Van Es, 2006b).
24
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Voor wat betreft de organisatie van het VSV-beleid is vooral de wettelijke inbedding (leerplicht, RMC) uniek in Europese context. Het heeft als voordeel dat VSV-jongeren als individu identificeerbaar en in beginsel benaderbaar zijn; keerzijde is echter wel dat VSV hier veel meer dan elders als een sociaal probleem wordt opgevat. De benadering van VSV’ers in Nederland is anders gezegd wat aan de zwaarmoedige kant. In Nederland -maar overigens ook in Frankrijk- wordt veel energie gestoken in samenwerking en overleg tussen onderdelen van de stelsels onderwijs/zorg/werk, “terwijl andere landen er ofwel voor kiezen het aanbod en de toegankelijkheid van voorzieningen zelf te versterken (Engeland) zonder de energie te steken in het verbinden van naar aard en opdracht verschillende instellingen ofwel door het scheppen van een heldere, taakverdelende structuur met een minimum aan (mede)verantwoordelijke partijen (Oostenrijk).” (idem). De onderzoekers merken op dat dit verschil is terug te voeren op een verschil in perspectief: de bekommernis en zorg over (potentiële) achterblijvers (‘uitval’) in Nederland en Frankrijk versus het accentueren van de verantwoordelijkheid van de jongeren zelf en ze stimuleren (‘welk niveau heb je gehaald’) in Engeland en Oostenrijk. De keuzen die beleidsmatig worden gemaakt rondom de aanpak van VSV hebben kortom dus ook te maken met hoe we aankijken tegen het problematische karakter van VSV enerzijds en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen samenleving (onderwijs, zorg, arbeid) en individuele jongere anderzijds (Van der Sluis, 2005).
25
6
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Conclusies en aanbevelingen We zijn deze inventarisatie gestart met drie vragen. In dit hoofdstuk geven we de antwoorden. 1
Welke beleidsinstrumenten worden anno 2006 ingezet ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten, dan wel met welke instrumenten zijn recentelijk ervaringen opgedaan? De scholen en hun samenwerkingspartners zetten zich ook in dit stadsdeel in om voortijdig schoolverlaten zoveel als mogelijk is te voorkomen. Dit is onlangs nogmaals benadrukt in het stedelijke beleidskader Vasthouden en niet loslaten. Het principe van dit kader is dat elke organisatie haar primaire doelstelling zo goed mogelijk uitvoert en dat zij van daaruit zo effectief mogelijk wil samenwerken met andere organisaties die relevant zijn bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Sluitstuk van deze benadering is het handhaven van de leerplichtwet en het uitoefenen van de RMC-functie. In die curatieve aanpak speelt het stadsdeel een cruciale rol. Binnen deze infrastructuur van organisaties, bestaand beleid en afspraken rondom verbeteracties worden in Zuidoost ook trajecten en projecten uitgevoerd als ONZMOET en Catch4. Deze trajecten zijn gebaseerd op beginselen als een goed contact leggen met de jongeren en hen intensief begeleiden, beginselen waarvan vaststaat dat deze helpen VSV te reduceren, zeker als ze worden ingezet op het moment dat de jongeren in kwestie nog op school zitten. Een aanpak waarvan elders is bewezen dat deze ook helpt, namelijk het inzetten op positieve financiële prikkels, wordt in Zuidoost niet benut. De aanpak van VSV in Zuidoost heeft veel kenmerken in zich van het VSV-beleid in Nederland als geheel, wanneer dit wordt vergeleken met beleid elders in Europa. Kenmerken van VSV-beleid in Nederland zijn onder meer de volgende: er worden veel uiteenlopende dingen gedaan om VSV te voorkomen dan wel om het terug te dringen; juist door de diversiteit wordt het moeilijk voor grotere groepen jongeren maatwerk te leveren; organisaties treden de (potentiële) VSV’ers zorgzaam tegemoet; het lijkt alsof in beginsel élke VSV’er een ‘probleemgeval’ is; de eigen verantwoordelijkheid van de jongeren wordt minder benadrukt dan de zorg van de instellingen om hem of haar weer ‘op het goede pad te brengen’; veel energie is/wordt gestoken in het realiseren van samenwerking/afstemming met álle organisaties die er op dit domein toe doen. Ons beeld op grond van de inventarisatie is dat deze kenmerken ook opgaan voor de VSVaanpak zoals deze in Amsterdam Zuidoost wordt uitgevoerd. Of en in hoeverre het wenselijk 4
Door betrokkenen bij Catch wordt opgemerkt dat het project binnenkort dreigt te stranden t.g.v. aanscherping van administratieve verplichtingen, w.o. de eis dat van de deelnemende jongeren een verklaring wordt gevraagd dat zij behoren tot de doelgroep ‘risicojongeren’.
26
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
en mogelijk is in deze kenmerken van het VSV-beleid verandering aan te brengen, is mede een vraagstuk van visie op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen enerzijds de maatschappelijke organisaties (onderwijs, zorg, werk) en anderzijds de jongeren in kwestie. Het gaat in de context van deze inventarisatie te ver om hier op door te gaan, maar het is wel goed om deze punten te signaleren en daar bij tijd en gelegenheid beleidsmatig/politiek eens nader naar te kijken. Op een meer operationeel vlak zijn rondom de VSV-aanpak in Amsterdam Zuidoost de volgende aandachtspunten benoemd: het contact tussen de preventieve (de onderwijsinstellingen) en curatieve schakels (leerplicht, RMC, DWI) kan verbeteren er is op korte termijn meer duidelijkheid nodig over de feitelijke plaatsingscapaciteit binnen/achter het Jongerenloket er ontbreekt een voorziening waar jongerenwerkers/veldwerkers tijdelijk met VSV’ers uit de wijken naar toe kunnen vóórdat een feitelijk gesprek kan plaatsvinden bij RMC, DWI en/of CWI. 2
Welke resultaten zijn gerelateerd aan deze instrumenten, zowel in termen van reeds geboekt resultaat als in termen van verwacht/beoogd resultaat op korte & middellange termijn? Zoals dat ook geldt voor het landelijk VSV-beleid en het VSV-beleid Amsterdam-breed, zijn ook over de effectiviteit van de VSV-aanpak in Amsterdam Zuidoost geen directe uitspraken mogelijk. Informatie over aantallen jongeren, aantallen VSV’ers en met name over aantallen jongeren in trajecten, is niet in ruime mate voorhanden. Duidelijk is wel dat de RMC-registratie stapsgewijs steeds robuuster wordt, zodat de VSVcijfers met meer betrouwbaarheid dan voorheen naar buiten kunnen worden gebracht. Een onverwacht nadeel van deze vooruitgang is dat door betrokkenen wel steeds uitgebreid tekst en uitleg moet worden gegeven bij nieuwe cijfers, als daaruit blijkt dat door diverse opschoonacties, het aantal VSV’ers wederom lijkt te zijn gedaald. Naar de toekomst toe is het verstandig de volgende signalementen en adviezen van de Algemene Rekenkamer ter harte te nemen: wees realistisch in het formuleren van de VSV-doelstellingen; probeer de afspraken rond melding en registratie van VSV zo sluitend mogelijk te krijgen (als dat niet reeds is gebeurd); baseer een keuze voor een VSV-aanpak op benaderingen die reeds effectief zijn gebleken; probeer nieuwe maatregelen zoveel als mogelijk is te voorzien van onderzoek/evaluatie zodat anderen kunnen leren van fouten of succes (‘lerend vermogen’); breng duidelijker in beeld welke uitgaven worden gedaan op het terrein van VSV.
6 Conclusies en aanbevelingen
27
3
Welke aanbevelingen kunnen op grond van de beantwoording van deze twee kernvragen worden geformuleerd over eventueel additioneel of anders in te zetten beleidsinstrumentarium? In aansluiting op de aanbevelingen die al in de antwoorden op de eerste twee vragen zijn opgenomen: Koppel de VSV-aanpak in Zuidoost duidelijk en expliciet aan het stedelijk kader Vasthouden en niet loslaten; dit voorkomt extra overleg met organisaties die onderling hun posities, rollen en verantwoordelijkheden al duidelijk hebben afgebakend. Zet in op het versterken van de connectie stadsdeel/RMC -scholen; immers, juist een directe koppeling tussen preventief en curatief werken kan van belang zijn bij het terugleiden van jongeren naar school en/of werk. Debateer over de (on)wenselijkheid van een meer op de eigen verantwoordelijkheid van jongeren gerichte VSV-aanpak, waarbij ook ruimte kan zijn voor een benadering die is gebaseerd op positieve financiële prikkels. Zet in op het realiseren van een breder informatie- en kennisbasis over trajecten/projecten en de plaatsingen van jongeren daarbinnen in het stadsdeel Zuidoost; zonder een dergelijke informatie- en kennisbasis is het ook op termijn niet mogelijk uitspraken te doen over effectiviteit van het VSV-beleid. In Amsterdam Zuidoost voeren de organisaties anno 2006 in gezamenlijkheid een redelijk breed spectrum uit van preventieve en curatieve VSV-instrumenten. Daarin hoeft op zichzelf geen fundamentele verandering te komen, in de zin van het geheel op een andere leest gaan schoeien van aanpak en beleid. Wel kan worden geïnvesteerd in het duidelijker zichtbaar maken, verwoorden van deze aanpak zodat niet alleen voor buitenstaanders, maar ook voor betrokken organisaties zelf transparant is en blijft waaruit de aanpak bestaat en welke doelstellingen daarmee worden nagestreefd. Zichtbaarheid en transparantie zouden verder kunnen worden versterkt door de informatiebasis die met het RMC steeds robuuster wordt, uit te breiden met monitorinformatie over waar de jongeren blijven ná RMC-doorverwijzing: op welk type trajecten komen zij terecht, hoelang verblijven ze daar en wat zijn de behaalde resultaten. Die informatie kan tevens leiden tot een versterking van het lerend vermogen in dit lokale netwerk. Dat gezegd zijnde is een belangrijke aanbeveling voorts dat de relatie tussen de preventieve en curatieve schakels in de keten in Amsterdam Zuidoost versterkt kan worden. Bijvoorbeeld door het maken van afspraken over het aanmelden en doorverwijzen van jongeren tussen scholen enerzijds en RMC/Jongerenloket anderzijds, niet alleen in termen van registratie, maar ook in termen van wederzijdse verantwoordelijkheden en inspanningen. Zodat scholen meer doordrongen worden van de trajecten en levenslopen die jongeren meemaken nadat VSV optreedt; en vice versa: dat RMC -en wellicht ook het Jongerenloket- de jongeren in kwestie tijdiger en met meer (individuele) achtergrondinformatie kunnen benaderen als ze voortijdig de schoolbanken verlaten.
28
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Ten slotte: in Nederland in het algemeen en ook in Amsterdam Zuidoost worden de jongeren die de school voortijdig verlaten, met de nodige zorgzaamheid tegemoet getreden. Vaak is dat ook gerechtvaardigd, gelet op de omstandigheden en context van waaruit het VSV optreedt. Maar even zo goed kunnen jongeren ook worden aangesproken op hun éigen toekomst en verantwoordelijkheid daarvoor. Uit onderzoeken is bekend dat ook díe aanpak, gesteund met financiële prikkels, tot positieve effecten leidt: jongeren blijven langer op school, pakken de draad van ‘het leren’ weer op naast het werk, en behalen uiteindelijk eerder een startkwalificatie dan zonder dat accent zou zijn gebeurd. Onze aanbeveling is dat Amsterdam Zuidoost bij het neerzetten van het eigen VSV-beleid ook dát accent van de eigen verantwoordelijkheid van de jongere zelf in de nabije toekomst meeneemt en -bijvoorbeeld eerst door middel van pilots- tot uitvoering brengt. Daarmee zou het stadsdeel zich dan ook in dát opzicht met recht een bijzonder stadsdeel kunnen noemen!
29
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Geraadpleegde literatuur AR (2006). De staat van beleidsinformatie 2006. Den Haag: Algemene Rekenkamer. DMO (2006). Leerplicht- en RMC-functie voortijdig schoolverlaten. Schooljaar 2004-2005. Amsterdam: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. DMO (2006). Vasthouden en niet loslaten. De aanpak van het Voortijdig Schoolverlaten in Amsterdam. Amsterdam: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling DOS (2005). RMC in beeld, januari 2005. Beschrijving van de achtergrond en vorderingen van voortijdige schoolverlaters in Amsterdam. Amsterdam: Dienst Onderzoek en Statistiek. DSO (2005). De Rotterdamse monitor voortijdig schoolverlaten. 4-meting. Rotterdam: Dienst Stedelijk Onderwijs. Eimers, T. & Roelofs, M. (2005). Zicht op een sluitende aanpak: een nieuwe fase in de bestrijding van het voortijdig schoolverlaten. Den Haag: Onderwijsraad Inspectie van het Onderwijs (2006). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2004-2005. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Min. OCW (2003). Voortgangsrapportage voortijdig schoolverlaten. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Min. OCW (2006). Aanval op de uitval; perspectief en actie. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. RA (2006). Voortijdig Schoolverlaten. Amsterdam: Rekenkamer Amsterdam. Sluis, M. van der (2005). Voortijdig schoolverlaten oplosbaar? Een beschouwing over het beleidsprobleem voortijdig schoolverlaten. Amsterdam: Afstudeerscriptie Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Steeg, M. van der & Webbink, D. (2006). Voortijdig schoolverlaten in Nederland: omvang, beleid en resultaten. Den Haag: Centraal Planbureau. Tilborg, L. van & W. van Es (2006a). De uitkomsten van de RMC analyse 2005. Eindrapport april 2006. Utrecht: Sardes.
30
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Tilborg, L. van & W. van Es (2006b). Aanpak van voortijdig schoolverlaten in zes Europese landen. Utrecht: Sardes. Vries, G.C. de (1987). Voortijdig schoolverlaten en spijbelen in het voortgezet onderwijs. Amsterdam: SCO. Aanvullende bronnen diverse documenten m.b.t. trajecten en projecten op het terrein van VSV; diverse websites.
31
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Bijlage I Overzicht van trajecten en projecten Amsterdam Zuidoost Domein 1: Stad/stadsdeel Partij
Doel
Middel
Tijdpad
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Risicojongeren tussen 15 en
Catch
Catch is bezig met het derde jaar
23 jaar stimuleren hun
Onderdeel van Bijzondere Trajecten Risicojongeren (BTR
opleiding (alsnog) af te ronden
programma)
2003-2004
of een baan te krijgen
Catch is bedoeld voor jongeren tussen de 15 en 23 jaar
2004-2005
die moeilijk hun draai kunnen vinden, bijvoorbeeld op
2005-2006 (bezig)
school of op het werk. Een jaar lang nemen zij deel aan dans, muziek, drama, taal of media project. Jongeren
www.catchhh.nl
kiezen vanuit hun eigen interesse voor een traject. Ze maken zich de skill eigen en werken daarnaast aan hun sterke en zwakke punten. De jongere stelt aan het begin van het traject samen met zijn begeleiders een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) op. Hiermee wordt de zelfwerkzaamheid van de jongere benadrukt. Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Jongeren betrekken bij de
Website www.youramsterdam.nl
stad/het stadsdeel door
Activiteiten voor jongeren per stadsdeel
vrijetijdsactiviteiten. Dienst Werk en Inkomen
Jongeren jonger dan 27 jaar,
Jongerenloket Zuidoost
zonder werk en niet op school
Jongere krijgt een intake gesprek en een eigen begelei-
doorverwijzen.
der. Samen met de begeleider wordt er gekeken naar de mogelijkheden: een baan vinden; werkervaring opdoen in een project; je inschrijven voor een opleiding. Het jongerenloket kan ook ondersteunen op het gebied van schulden en kinderopvang. Het jongerenloket werkt samen met het CWI, het RMC, het ROC van Amsterdam en ROC ASA, Nieuwe Perspectieven en Streetcornerwork, diverse jongerencentra en diagnosecentrum de Zeehoeve.
Continu www.jongerenloket.amsterdam.nl
Voortijdig schoolverlaters van
Jongerenwerkplaats PEWA
Nu bezig met periode
16 tot 25 jaar betrekken in een
(Participatie Educatie Werk Amsterdam)
Maart-Juli 2006
hernieuwde verantwoorde
Het doel van dit traject is om bij jongeren een proces op
keuze voor onderwijs of werk
gang te brengen van zelfredzaamheid en vooruitgang. Jongeren krijgen een cursuspakket waarin wordt gewerkt aan disciplinering, herorientatie, dagbestdeding, zorg- en hulpverlening. Door middel van intensieve ondersteuning en professionele begeleiding wordt een persoonlijk ontwikkelings plan gemaakt. Dit plan geeft de jongeren inzicht in de eigen mogelijkheden en beperkingen en hoe ze hiermee het beste kunnen omgaan.
Stadsdeel Zuidoost
Jongeren van 16 tot 23 jaar
ONZ-MOET
ONZ-MOET is momenteel bezig
(ESF gefinancierd)
een mbo niveau 1 diploma
De jongeren volgen een jaar lang een brede schoolpro-
met de eerste periode. In augus-
laten behalen ter doorstroming
gramma van 9.00 tot 16.00. Het programma bestaat uit
tus/september 2006 start de
naar niveau 2.
competentiegericht onderwijs, vrijetijdsactiviteiten en een
tweede periode.
stage. 2005-2006 2006-2007 Stadsdeel Zuidoost
Het ontwikkelen van een
Jeugdnetwerk 12 +
goede ketensamenwerking om
RMC Amsterdam, Vangnet, Ketenunit, Altra, Spirit,
moeilijke jongeren door de
Leerplicht, Bureau jeugdzorg, CWI, Actios, Streetcorner,
juiste partij adequaat te
DWI, Swazoom, RMC zuidoost, Stadsdeel (Guno
helpen.
Nimmermeer - Ron Huizen), Spirit (nieuwe perspectieven),
Is pas opgestart
Politie Deze partijen gaan een keer per maand om de tafel zitten en bespreken de moeilijke gevallen, aangemeld door de politie of door leerplichtambtenaren of door jongerenwerk of door zorg en welzijn. En gaan dan kijken welke partij de jongere opneemt. RMC Zuidoost
RMC-werkzaamheden
Reguliere werkzaamheden
Continu
Domein 2: Zorg Partij
Doel
Middel
Altra
Doel van het altra college is de leerlingen in
Altra College afdeling Zuidoost
staat te stellen terug te keren in het reguliere
ZMOK school.
onderwijs of, als dat niet lukt, met succes deel
1) voor leerlingen die via de commissie voor indicatie op
te nemen aan het arbeidsproces.
deze school worden geplaatst 2) leerlingen die via het project HERSTART hier komen 3) leerlingen die via het project OP DE RAIL hier komen (via transferium) Het Altra College heeft acht locaties verspreid over de stad. De leerlingen profiteren van de kleinschaligheid en worden behalve met de leerstof ook geholpen in het omgaan met hun gedragsproblemen. Er wordt gewerkt in kleine groepen (7 tot 14 leerlingen) waardoor veel individuele aandacht kan worden gegeven.
Spirit. Jeugdzorginstelling
Begeleiding van jongeren
Regiokantoor Zuidoost/Diemen 1) lokaal traject begeleiding. In samenwerking met stadsdeel en het rmc. Spirit bemiddeld en bepaalt of de jongere extra begeleiding nodig heeft 2) ambulante jongeren begeleiding 3) nieuwe perspectieven. Gefinancierd door DMO. Ook trajectbegeleiding
Tijdpad
Domein 3: Politie/Justitie Partij
Doel
Middel
Politie Amsterdam
Netwerk 12 +
Deelname aan Netwerk 12 +
Raad voor de kinderbescherming
Leerlingen in het oog houden en waar nodig
De ketenunit van de raad voor de kinderbescherming
actie ondernemen en ze ergens onderbrengen
neemt deel aan netwerk 12+ Leerling wordt aangemeld via proces verbaal gekregen via delict of verzuim. Dan gaan ze kijken wat ze kunnen doen. Sinds kort dus eens in de maand met alle partijen bij elkaar
Tijdpad
35
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Bijlage II
Overzicht good practices uit ‘Aanval op de uitval’, Min. OCW, april 2006
36
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Bijlage II
37
38
VSV in Amsterdam Zuidoost: omvang en aanpak
Bijlage II
39
40
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Bijlage III
Gehanteerde definities Mogelijk voortijdig schoolverlater
Bovenleerplichtige jongeren tot en met 22 jaar, die niet staan ingeschreven op school; het gaat om jongeren die nieuw zijn in Amsterdam en waarvan de schoolhistorie niet bekend is, waardoor niet bekend is of ze over een startkwalificatie beschikken
Startkwalificatie
Een diploma havo of vwo, of een diploma bol/bbl op minimaal niveau 2
Voortijdig schoolverlater (VSV’er)
Een bovenleerplichtige jongere in de leeftijd tot en met 22 jaar die geen startkwalificatie bezit én die niet staat ingeschreven op school, of die wel staat ingeschreven op school maar waarvan de school verzuim heeft gemeld
VSV’er in beeld
Een jongere die onder de RMC-wet valt en waarvan voortijdig schoolverlaten is geconstateerd
VSV’er in bemiddeling
Een VSV’er die in intake of begeleiding/bemiddeling is bij een ketenorganisatie, of waarvoor de ketenorganisatie bezig is met plaatsing naar een (vervolg)traject
VSV’er op traject
Een VSV’er die op een traject is geplaatst en daadwerkelijk op een school staat ingeschreven en/of aan het werk is
41
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Bijlage IV
Lijst met gebruikte afkortingen Bbl Bol Bve CPB CWI DMO DOS DWI EMA LAG LRV Mbo MGK OCW PEWA Po RMC ROC ROCvA Vo VSV Vwo
Beroepsbegeleidende leerweg Beroepsopleidende leerweg Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Centraal planbureau Centrum voor werk en inkomen Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Amsterdam Dienst Werk en Inkomen Amsterdam Education maintance allowance Local action group Leerplicht, RMC en Voortijdig schoolverlaten Middelbaar beroepsonderwijs Max Goote Kenniscentrum Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Project Educatie en Werk Amsterdam Primair onderwijs Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Regionaal opleidingencentrum ROC van Amsterdam Voortgezet onderwijs Voortijdig schoolverlaten Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
42
3 Aanpak in Amsterdam Zuidoost
Over de auteurs Mw.dr. R. (Renée) van Schoonhoven is als senior onderzoeker verbonden aan het Max Goote Kenniscentrum. Zij studeerde sociologie aan de Erasmus Universiteit en was aansluitend enige jaren werkzaam in de (onderwijs)vakbeweging, bij een werkgeversorganisatie in het funderend onderwijs en bij de directie Voortgezet Onderwijs van het ministerie van OCenW. Eind jaren negentig is ze bij de UvA gepromoveerd op het proefschrift Behouden beleid - naar decentrale arbeidsvoorwaarden in het voortgezet onderwijs. Naast het werk voor het Max Goote Kenniscentrum is ze als senior adviseur werkzaam bij Actis Advies te Rotterdam. Mw.drs. M.E. (Margriet) van der Sluis is onderzoeker bij het Max Goote Kenniscentrum. Ze studeerde onderwijskunde aan de UvA en rondde deze in 2005 af met de scriptie Voortijdig schoolverlaten oplosbaar? Een beschouwing over het beleidsprobleem voortijdig schoolverlaten. Op dit moment is ze betrokken bij onderzoek naar raden van toezicht in de bve-sector en naar de invoering van ‘lectoren’ in het middelbaar beroepsonderwijs.