Een notitie om te dienen als leidraad voor het beleid inzake homo-emancipatie van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost.
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
Simion Blom Meyer (GroenLinks) Simion Blom en Eddy en Eddy Meyer (VVD)
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Inhoudsopgave pagina
Inleiding………………………………………………...…………………………...
2
1. Homo-emancipatie onder niet-westerse Amsterdammers…………………….
4
2. Homoseksuele vrouwen en ouderen…………………………………………….
10
3. Jongeren en jongerenwerkers…………………………………………………...
12
4. Sportverenigingen………………………………………………………………..
14
5. Culturele ontmoetingsplekken en horeca……………………………………….
15
6. Veiligheid………………………………………………………………………….
16
7. Seksueel gedrag en (geestelijk) welbevinden……………………………………
18
8. Conclusies en aanbevelingen…………………………………………………….
20
Woord van dank……………………………………………………………………..
25
Bibliografie……….………………………………………………………………….
26
1
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Inleiding Steeds meer gemeenten voeren een actief beleid op het gebied van homo1-emancipatie. De gemeente wil dat Amsterdam de homohoofdstad is: een stad die veilig en tolerant is voor homo‟s. Uit onderzoek van het kennisinstituut Movisie (2011) blijkt dat Amsterdam samen met de gemeente Hillegom het meest investeert in homobeleid. Het emancipatiebeleid van de grote stad dringt echter niet door in alle stadsdelen en wijken van Amsterdam. De meeste, zo niet alle, Amsterdamse activiteiten en beleidsmaatregelen richten zich hoofdzakelijk tot het centrum- en de gebieden daaromheen.
Waarom deze notitie? Amsterdam is jarenlang dé bekende homohoofdstad geweest van Europa en zelfs de wereld. Amsterdam is deze positie kwijtgeraakt, met name door signalen van toenemende homo intolerantie en discriminatie. Onder jongeren is er onwetendheid en intolerantie. Door veel mensen wordt heteroseksualiteit als de norm gezien.
Amsterdam Zuidoost kent nauwelijks of geen gevallen waarin fysiek geweld tegen homoseksuelen wordt gebruikt. Maar onder deze schijnbare probleemloosheid lopen homoseksuelen wel degelijk tegen intolerantie aan binnen hun sociale omgeving. Binnen de diversiteit aan bevolkingsgroepen en culturen in het stadsdeel, bestaan er behoorlijke verschillen in de houding tegenover homoseksuelen. Zo bestaan er binnen de Surinaamse gemeenschap grote verschillen in de houding van bijvoorbeeld creolen, hindoe-aanhangers, Javanen, winti-aanhangers en moslims. In de Antilliaanse gemeenschap heeft men vaak een ambivalente houding ten opzichte van homoseksualiteit. Binnen de Afrikaanse gemeenschap spelen de kerken een dominante rol, met veelal een orthodoxe opvatting over de (on)toelaatbaarheid van homoseksualiteit. Ook onder de autochtone bevolking is de acceptatie van homoseksualiteit nog lang niet algemeen, hoewel men wel een brede tolerantie kan vaststellen.
De opvatting dat de emancipatie van homoseksuelen voltooid is, is onterecht gebleken. Weliswaar is er veel bereikt op het terrein van juridische gelijkberechtiging, maar in de 1
Met de term „homo‟ of „homoseksuelen‟ wordt in deze nota bedoeld: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mannen en vrouwen en transgender personen, tenzij dit anders in de tekst is aangegeven. De term „homoseksualiteit‟ wordt in deze nota gebruikt in brede zin als onderdeel van de persoonlijke en sociale identiteitsbeleving van individuen en niet enkel het aspect van seksualiteit.
2
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. praktijk is er nog sprake van sociale uitsluiting en een gebrek aan sociale steun. Openheid over homoseksualiteit en seksuele diversiteit is, met name onder veel allochtonen, nog vaak een taboe. De emancipatie van allochtone homoseksuelen blijft achter bij de emancipatie van autochtonen uit dezelfde doelgroep. Die mensen worden belemmerd in hun maatschappelijke participatie. Hier heeft het stadsdeel Amsterdam Zuidoost een verantwoordelijkheid te nemen, om de volgende redenen:
iedereen zelf moet kunnen beslissen en beschikken over het eigen lichaam en leven;
niet iedereen hiertoe in staat is, bijvoorbeeld omdat zij binnen hun familie en omgeving geen ruimte krijgen om zichzelf te zijn;
het stadsdeel Zuidoost kwetsbare groepen en individuen moet ondersteunen in het emancipatieproces.
Werkwijze Deze notitie is voornamelijk opgesteld aan de hand van gesprekken met sleutelfiguren uit de (Amsterdamse) homogemeenschap2. Tevens baseert deze notitie zich op bestaande literatuur en is het voor een deel een voortborduren op bestaand Amsterdams beleid, uitgewerkt op de situatie in Zuidoost. Vanuit verschillende perspectieven hebben wij getracht een beeld te verkrijgen van wat de huidige situatie is en welke investeringen nodig zijn voor het inzetten van een emancipatieproces.
3
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
1.
Homo-emancipatie onder niet-westerse Amsterdammers
Zoals bekend, herbergt Zuidoost een diversiteit aan bevolkingsgroepen, die vreedzaam naast elkaar leven. Echter, als het gaat om homoseksualiteit in gezinnen met een niet-westerse achtergrond, heerst er bij die bevolkingsgroepen een taboe op het onderwerp. Er valt wat dat betreft nog heel wat winst te behalen. Uit onderzoek van het kennisinstituut Movisie (2008) blijkt dat jonge allochtone homoseksuelen relatief vaak ernstige problemen hebben. Vaak hebben ze te maken met uitsluiting, discriminatie, geweld, fysieke en psychische problemen.
Het wordt door de omgeving van familie en vrienden als een schande en abnormaal ervaren wanneer een kind zich identificeert met homoseksualiteit. Bij de ene bevolkingsgroep wordt dit als problematischer ervaren dan bij de andere. Per groep bestaan er ook wezenlijke verschillen in het omgaan hiermee. Het is niet de insteek om beleid te maken per bevolkingsgroep. Echter moet hier wel rekening mee worden gehouden bij het bespreekbaar maken van het punt bij verschillende groepen mensen, want dan heb je de grootste slagingskans.
In dit hoofdstuk, wordt getracht een algemene schets te geven van de houding van bevolkingsgroepen in Zuidoost ten aanzien van homoseksualiteit. De beschrijvingen kunnen generaliserend zijn. Het voert echter te ver om hier alle nuances weer te geven.
Surinamers De Surinaamse bevolking is divers samengesteld: ruim een kwart is Hindoestaan, één zesde Creool, één zevende Marron en een even groot aantal Javaan en één achtste is van gemengde afkomst. In Nederland is twee vijfde Creool, één derde Hindoestaan, één achtste Javaan en één tiende Marron (Choenni en Harmsen, 2007). De Creolen zijn meest christelijk (Evangelische Broedergemeente, rooms-katholiek). De Hindoestanen zijn meest Hindoe, maar één derde is, net als vrijwel alle Javanen, moslim (SCP, 2010). Tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaan er, ook in Nederland, verschillen in de houding ten opzichte van homoseksualiteit. Surinamers en autochtone Nederlanders zijn het meest tolerant ten opzichte van homoseksualiteit (SCP,2010).
4
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Creolen3 en Hindoestanen4 In de creoolse volksklasse bestond en bestaat nog steeds het fenomeen van de „mati‟(vriendinnen) subcultuur. In de dominant aanwezige matrifocale gezinsstructuur bij met name de volkscreolen, is het niet ongebruikelijk dat vrouwen vaak samenwonen als „beste vriendinnen‟. Het is vrij normaal dat twee vrouwen samen elkaars kinderen opvoeden. De „mati‟ vrouwen hebben een belangrijkere positie in de creoolse maatschappij, dan wordt beseft. De mati-vrouwen kennen een relatief vrije seksualiteitsbeleving. Deze groep wordt in Suriname over het algemeen getolereerd. De mati-vrouwen hadden/hebben geen heteroseksuele, biseksuele of homoseksuele(lesbische) identiteit. Belangrijk is op te merken dat in de Surinaamse cultuur seksualiteit wordt gezien als iets wat je doet, en wordt minder als onderdeel van de identiteit beleefd. De seksualiteitsbeleving van mati-vrouwen is niet met de leefstijl van Westerse lesbische of biseksuele vrouwen te vergelijken. In de Nederlandse cultuur worden mensen vaker in hokjes plaatst om de maatschappelijke indeling te kunnen begrijpen. Dit leidt, eenmaal in Nederland, vaak tot een botsing met de omgeving. Veel 2e en 3e generatie jongeren nemen steeds vaker de identiteit aan van lesbo of homo, wat dan leidt tot problemen met de familie en de sociale omgeving (SCP,2010). In de creoolse middenklasse wordt meer vanuit een westers-christelijk perspectief naar seksualiteit gekeken. Daar is minder begrip voor relaties tussen vrouwen. De houding ten opzichte van homoseksueel gedrag bij mannen ligt complexer. Ze leggen zich echter eerder neer bij de dingen zoals ze lopen en hebben een houding van „leven en laten leven‟. Maar vooral ook “doe je ding stiekem en hang het niet aan de grote klok”. Dit geldt voor een specifieke groep creoolse heteromannen, waarbij incidentele „undercover‟ homoseksuele daden niet per se worden uitgesloten. Een identiteit als biseksueel of homo aannemen is echter een uitgesloten levenskeuze.
Voor individuen die er wel voor kiezen om uit de kast te komen, is het vaak moeilijk. Een geaardheid én het aannemen van een identiteit als homo is in het algemeen, in eerste instantie, niet wat ouders graag willen. De ouders (moeders) hebben hoge verwachtingen van hun 3
Creolen: Afrikaanse Surinamers of kleurling waarvan een of meerdere voorouders tot slaaf gemaakte Afrikanen zijn. In Suriname concentreren de creolen zich in de “stedelijke” kuststreek, Paramaribo en plantages. 4
Hindoestanen: Surinaamse bevolkingsgroep. Nakomelingen van `Brits-Indische’(Indiase) contractarbeiders die na de afschaffing van de Nederlandse slavernij te werk werden gesteld om de Surinaamse plantage-economie in stand te houden.
5
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. zonen: respect verwerven, succes en het ondersteunen van de ouders (Garssen en Hoogenboezem, 2007). Voor dochters is het verwerven van respect, scholing en het krijgen van kinderen een van de belangrijke elementen die de status doet verhogen als „echte‟ volwassenen. Alhoewel een homoseksuele geaardheid en het uit de kast komen de bovenstaande verwachtingen nauwelijks hoeft te belemmeren, wordt dit toch als zodanig ervaren. Dit komt voort uit onwetendheid over wat homoseksualiteit werkelijk is. Wat betreft zeer conservatief gelovige creolen ligt homoseksualiteit erg gevoelig. Door de mondialisering is een nieuwe manier van geloven niet meer onbekend in Suriname en onder Afro-Surinamers in Nederland. De rastabeweging kent steeds meer aanhangers en ook de Volle Evangelie kent steeds meer volgers. Specifieke substromingen staan er om bekend extreme opvattingen te hebben ten aanzien van homoseksualiteit en chronische ziekten. In Suriname bestaat er geen algemene maatschappelijke veroordeling ten aanzien van kerken die menen homoseksualiteit, hiv-aids of kanker te kunnen genezen. Óók door „middenklasse‟ creolen die niets met winti van doen willen hebben, is het algemeen bekend dat sommige ouders hun toevlucht zochten (en zelden nog) tot rituele wassingen om de balans tussen de “mannelijke en vrouwelijke winti‟s” geestelijk te herordenen. Ten aanzien van anti-homo propaganda, verkondigd doormiddel van bepaalde rasta-muziek, is er geen maatschappelijke discussie binnen de gemeenschap. Kortom: de creolen staan ambivalent ten opzichte van homoseksualiteit. Mati-vrouwen zijn over het algemeen geaccepteerd; conservatieve gelovigen menen dat het genezen kan worden door gebed.
Er kan worden gesteld dat in de Hindoestaanse gemeenschap in Suriname en in Nederland homoseksualiteit een groot taboe is. Dit geldt zowel voor de Moslims als de Hindoes. Hindoestaanse homo‟s hebben het moeilijk met het kenbaar maken van hun geaardheid. De angst om verstoten te worden door de familie is niet onterecht. De collectivistische cultuur van de Hindoestaanse gemeenschap, waarbij de familieband zeer sterk is, beïnvloed deze angst. Verwachtingen spelen een grote rol in Hindoestaanse families. Voor de Hindoestaanse mannen lijkt te gelden dat zij niet zelden moeten voldoen aan hoge verwachtingen die hun familie heeft ten aanzien van opleiding, beroep en zakelijk succes. Vooral dat kinderen niet trouwen, betekent een grote teleurstelling voor ouders. Het huwelijk en kinderen krijgen staat ontzettend hoog in die cultuur (Bouman, 2010).
6
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Volgens Garssen en Hoogenboezem (2007) hebben Hindoestaanse jongens, in tegenstelling tot meisjes, meer vrijheden en worden weinig beperkt in hun wensen. Ze dienen wél succes te hebben en staan onder voortdurende sociale controle, waarbij reputatieschade gemakkelijk kan optreden bijvoorbeeld als blijkt dat een zoon homoseksueel is. Soms leidt het zelfs tot zelfdoding.
Homoactiviste Anita Chedi, van Hindoestaanse afkomst, een van de
geïnterviewden, zegt veel gevallen te kennen waarbij mensen zelfmoord hebben gepleegd of dat hebben geprobeerd vanwege hun geaardheid. Het blijkt dat zelfdoding onder Hindoestaanse jongeren, evenals onder creoolse jongeren overigens, hoog ligt. Een onbekend deel daarvan zijn homoseksuele jongeren, die op onbegrip stuitten bij het uitkomen van hun geaardheid.
Antillianen en Arubanen (Caribische Amsterdammers)5 De houding ten opzichte van homoseksualiteit is negatief onder Antillianen en Arubanen en is vrijwel onbespreekbaar. Dit geldt voor homo mannen en vrouwen. Machismo onder Antilliaanse mannen is nadrukkelijk aanwezig en gaat relatief ver. Homoseksualiteit wordt gezien als bedreiging van hun mannelijkheid. Deze angst wordt versterkt door de opvatting dat homoseksualiteit besmettelijk is. Kinderen worden meestal opgevoed door de moeder. Het komt vaak voor dat homoseksuelen uit de Antillen hun heil zoeken in Nederland om een enigszins normaal leven te kunnen leiden. Het is voor Antillianen moeilijk om uit de kast te komen. Homoseksualiteit wordt gezien als een ziekte, een zonde en moreel verval. Homoactivist
Marlon
Reina,
meent
dat
het
ontbreken van
openlijk
Caribische
homorolmodellen één van de redenen is waarom de acceptatie van homoseksualiteit stroef gaat.
Maar, net als bij een specifieke groep creools Surinaamse mannen geldt bij Antillianen vooral ook doe je ding stiekem en hang het niet aan de grote klok. Dit geldt voor een specifieke groep Antilliaanse mannen die hetero is, maar waarbij incidentele „undercover‟ homoseksuele
55
Antillianen: De term Caribische Nederlanders is bestuurlijk gangbaarder aan het worden. Echter wordt hier gemakkelijkheidshalve in de notitie zo nu en dan gebruik van gemaakt. 5 Caribische Amsterdammers: Verwijzend naar de bevolkingsgroep die in relatie staat met de voormalige Nederlandse Antilliaanse eilanden en Aruba. Sinds de staatkundige veranderingen binnen het Nederlands Koninkrijk, is de aanduiding ‘Caribische Amsterdammers’ bestuurlijk gangbaar geworden voor overzeese rijksgenoten. In sommige gevallen wordt slechts de bevolking afkomstig van de BES eilanden bedoelt. (Surinamers zijn een Caribische bevolkingsgroep, echter wordt de groep hier niet mee bedoelt.)
7
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. daden niet per se worden uitgesloten. Een identiteit als biseksueel of homo aannemen is bij hen ook een nadrukkelijk uitgesloten levenskeuze.
In de Antilliaanse cultuur wordt getracht een zo goed mogelijk beeld naar buiten te brengen. Problemen worden laat benoemd en de drempel naar de hulpverlening is hoog. Wat betreft zeer conservatief gelovige Antillianen ligt homoseksualiteit nóg gevoeliger. Net als bij creoolse Surinamers is een nieuwe manier van geloven niet meer onbekend onder Antillianen. De Volle Evangelie kent steeds meer aanhangers. Het rastageloof in iets mindere mate. Specifieke substromingen staan er om bekend extreme opvattingen te hebben ten aanzien van homoseksualiteit en chronische ziekten. Op Curaçao ziet men nu een ontluikende gaycultuur. Een rol voor travestie in het amusement is algemeen aanvaard.
West-Afrikanen We zijn ons bewust van het feit dat de aanduiding „West Afrikanen‟ in het geheel geen recht doet aan de verschillende groepskenmerken van de grootste West-Afrikaanse groepen in het stadsdeel: Ghanezen en Nigerianen. Bij ons onderzoek stuitten wij op een probleem inzake het bereiken van bereidwilligen, die ons te woord wilden staan. Hiermee wordt tevens het probleem ook duidelijk inzake de manier waarop deze groep omgaat met seksuele diversiteit.
In Ghana is homoseksualiteit bij wet verboden, zoals in veel voormalige Britse koloniën deze erfenis van Victoriaanse wetgeving is blijven bestaan. Het ziet er ook niet naar uit dat dit in de nabije toekomst zal veranderen. In het strenge moslimgedeelte van Nigeria met Sharia wetgeving kan de rechter iemand laten stenigen.
Voor het grootste gedeelte van mensen met een homoseksuele geaardheid zit er niets anders op dan trouwen en een gezin stichten. Een identiteit als homoseksueel aannemen en dús uit de kast komen, is voor de meeste pertinent uitgesloten. Dit is in Zuidoost niet anders. De collectivistische en gesloten Ghanese en Nigeriaanse gemeenschappen worden gekenmerkt door een grote sociale controle, die de emancipatie van homoseksuelen geenszins bevordert. Enige vorm van Nederlandse of Amsterdamse hulpverlening voor homoseksuele WestAfrikanen bereikt deze groep niet.
Homoseksuele West-Afrikanen zijn het meest onzichtbaar. Meer nog dan Marokkaanse, Turkse of Hindoestanen. Velen leidden een dubbelleven, waardoor hun problemen niet 8
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. zichtbaar zijn. Anders dan homoseksuelen uit andere etnische groepen, waarvan lang niet iedereen openlijk uitkomt voor zijn/haar homoseksualiteit, komen zij praktisch niet in de gayscene van Amsterdam. Op deze manier blijven zij onzichtbaar.
9
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
2.
Homoseksuele vrouwen en ouderen
De aandacht voor homoseksualiteit beperkt zich met name tot homoseksuele mannen en jongeren. Vrouwelijke homoseksuelen zijn nog te onzichtbaar in het beleid. Uit het schaarse onderzoek naar de gezondheid van homoseksuele vrouwen blijkt dat het slecht gesteld is met de gezondheid van homoseksuele vrouwen. Er is onder deze groep vrouwen vaker sprake van alcoholproblematiek, relatieproblematiek, problematiek rond geweld en identiteitsproblemen (Movisie,2010). Er is zeer weinig onderzoek gedaan naar homoseksuele vrouwen en hun gezondheid, maar wat wel duidelijk is, is dat hun gezondheid slechter is dan die van heterovrouwen. De zorgvraag in deze groep ligt erg hoog. Zij ondervinden nog veel last van discriminatie en uitsluiting en ook depressiviteit komt relatief vaak voor. Ook homoseksuele ouderen verdienen meer aandacht. Er is behoefte aan speciale woonvormen en woonzorgvoorzieningen, waar momenteel niet in wordt voorzien. Je kunt dan denken aan woonwormen met een mix van half hetero-ouderen en half roze ouderen. Of woonvormen die nadrukkelijk homovriendelijk zijn. Vorig jaar is in de gemeenteraad een motie6 aangenomen om woonvormen en woonvoorzieningen voor roze ouderen te bevorderen. Het stadsdeel Zuidoost kan ook op de behoefte inspelen door ruimte te maken voor toekomstige roze woonvormen in het stadsdeel zelf. Hierdoor kunnen ouderen hun eigen roze leefsfeer handhaven. Waarom is dit van belang?
Roze ouderen hebben het in woonzorgcentra niet altijd
gemakkelijk. Velen houden hun seksuele voorkeur geheim uit angst voor afwijzing en vervelende opmerkingen uit recent onderzoek dat er volgens één derde van de verzorgenden in hun instelling nooit aandacht is voor homoseksuele ouderen. Bijna de helft van de verzorgenden meent dat er amper homoseksuele ouderen in hun instelling zijn. Homoseksuele ouderen die te maken krijgen met ouderenzorg keren vaak weer terug in de kast. Volgens een 6
Motie 105, 09092009; motie Ulichki, Hoogerwerf en Straub. Verzoekt het college: - eind 2009 de resultaten van het onderzoek van de Vrije Universiteit voor te leggen aan de gemeenteraad en daarin de beleidsaanbevelingen van de belweek te betrekken; - als blijkt dat er behoefte is aan speciale woonzorgvoorzieningen en woonvormen voor homoseksuele ouderen, te bevorderen dat daarvoor een aanbod komt c.q. dat dit wordt vergroot.
10
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. consortium, bestaande uit seniorenbond ANBO, kenniscentrum Movisie en de homoorganisaties COC en Schorer, durven veel bewoners niet voor hun geaardheid uit te komen. Ook zijn er geluiden dat er tussen bewoners wordt gediscrimineerd en gaan medewerkers en nogal eens van uit dat ouderen geen homoseksuele gevoelens hebben. Veel homoseksuele ouderen zijn eenzaam en leven in sociaal isolement. Volgens het Amsterdams Netwerk Roze Ouderen maken veel oudere homo‟s zich zorgen om de situatie als ze afhankelijk worden van zorg. Ze hebben vaak geen kinderen en er zijn signalen dat de sfeer in veel verzorgingstehuizen niet homovriendelijk is. Het contact met medebewoners is vaak slecht, waardoor veel homo-ouderen zich terugtrekken en dreigen te vereenzamen.
11
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
3.
Jongeren en jongerenwerkers
Jongeren hebben een verontrustend negatieve houding tegenover homoseksualiteit.
Hun
houding komt vooral voort uit genderstereotypen. Uit een onderzoek van Kersten en Sandfort (1994) bleek dat homo- en biseksualiteit voor jongeren een relatief onbekend begrip is, dat zij als „vreemd‟ beschouwen. Uit recenter onderzoek in Amsterdam blijkt dat dit onderwerp weinig op school wordt besproken (Buijs et al. 2008). Jongeren die wél bekend zijn met homoseksualiteit en een homo in hun omgeving kennen, hebben een positievere houding. Om de acceptatie van homo- en biseksualiteit onder heterojongeren te vergroten, moet dus allereerst gewerkt worden aan het terugdringen van de sterk aanwezige stereotype opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat erom dat zowel meisjes als jongens ruimte krijgen voor het ontwikkelen van een eigen identiteit en een breed scala aan gedragingen, los van deze stereotype opvattingen. In tegenstelling tot mannelijke homoseksualiteit blijkt homoseksualiteit bij vrouwen vooral onzichtbaar en onbekend, maar ook minder bedreigend voor veel (macho) mannen.
De school moet een prettige en veilige plek zijn voor homoseksuele leerlingen en roze docenten. Onder jongeren is veel discriminatie, gecombineerd met onwetendheid over homoseksualiteit. Dit leidt tot een onveilig klimaat op scholen, waarbij uitsluiting van homojongeren aan de orde van de dag is. Schoolbesturen en directies hebben een taak om een veilige sfeer op de scholen te waarborgen en homoseksuele docenten en leerlingen te ondersteunen, ondermeer om homoseksualiteit en hun identiteit in de klas bespreekbaar te maken. Scholen waar problemen rond homoseksualiteit bestaan, hebben vaak ook problemen rond andere discriminatiegronden. Risicogroepen met betrekking tot tolerantie ten opzichte van homoseksualiteit zijn jongens, VMBO-leerlingen en jongeren van allochtone herkomst. Er zijn op veel scholen al voorlichtingslessen geweest over homoseksualiteit, ondermeer door voorlichters van het COC.
Uit onderzoek blijkt dat bij jongerenwerkers in grote steden en ook in Zuidoost, homoseksualiteit een gevoelig en moeilijk onderwerp is. (HVA 2009) Hier valt veel winst te 12
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. boeken. Tot op de dag van vandaag is hier geen of nauwelijks aandacht voor binnen het jongerenwerk. Allerlei opvattingen en vooroordelen die in de maatschappij voorkomen zien we ook onder jongerenwerkers.
13
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
4.
Sportverenigingen
Bij sportverenigingen is er tot nu toe weinig aandacht geweest voor homoseksualiteit. Pas de laatste tijd lijkt er aandacht te ontstaan voor de problematiek onder homoseksuele leden. Het vrijwel ontbreken van rolmodellen bemoeilijkt het openlijk zijn over homoseksualiteit. Om de acceptatie van homo- en biseksualiteit onder heterosporters, met name –jongeren, te vergroten, moet dus allereerst gewerkt worden aan het terugdringen van de sterk aanwezige stereotype opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het gaat erom dat zowel meisjes als jongens ruimte krijgen voor het ontwikkelen van een eigen identiteit en een breed scala. (SCP, 2010) Enkele bevindingen uit onderzoek:
Ongeveer een kwart van de homoseksuele en lesbische sporters is niet open over homoseksualiteit op de sportvereniging, terwijl zij dat wel zijn bij vrienden, familie en op het werk. Dit geldt vooral voor sporten die bij uitstek als ‟mannelijk‟ worden gezien, zoals voetbal.
Homoseksuele en lesbische sporters kiezen vaker voor individuele sporten of sporten op commerciële basis zoals fitness. Vooral homoseksuele mannen mijden teamsporten en contactsporten.
15 procent van de mannelijke homosporters en 6 procent van de vrouwen is tijdens het sporten met discriminatie geconfronteerd. In 2006 zijn meer dan een miljoen gevallen van discriminerend gedrag rond homoseksualiteit gemeld, ook door heterosporters.
Lesbische vrouwen in de sport zijn vaker out dan homoseksuele mannen. Ze doen ook vaker aan teamsporten dan homoseksuele mannen, en aangezien vrouwenteams meer evenredig gemengd zijn naar seksuele voorkeur, melden lesbische vrouwen ook minder discriminatie.
Homosporters krijgen vaak te maken met een al dan niet subtiele vorm van uitsluiting, bij voorbeeld na de wedstrijd.
De rol van trainers en sportbesturen zijn cruciaal om de cultuur binnen de verenigingen te bepalen. 14
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
5.
Culturele ontmoetingsplekken en horeca
Sinds enige tijd worden er particuliere initiatieven ontplooid om homoseksuele en hetero‟s samen te brengen op bijzondere activiteiten. Zo is er, sinds 2010, „Pinkstage‟, een ieder kwartaal terugkerend evenement. “Het is bedoeld voor LGBT in Amsterdam-Zuidoost om met elkaar van gedachten te wisselen over zaken die hen interesseren en te genieten van optredens, muziek, dans, comedy en cabaret…Met dit evenement willen we LGBT Amsterdam-Zuidoost een stem en een gezicht geven, elkaar inspireren, informeren en vooruit helpen” (Pinkstage, 2011). Op 1 augustus 2011 vond de eerste „Roze-maandag‟ plaats in eetcafé 100 % Zuidoost aan het Bijlmerplein. Het was de eerste keer dat er een openlijke homofeest werd georganiseerd. De „Roze-maandag‟ is een maandelijks terugkerend evenement. Deze activiteiten zijn recente ontwikkelingen en taboedoorbrekend. Het stadsdeel kan dit soort belangrijke initiatieven en ontmoetingen actief ondersteunen.
15
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
6.
Veiligheid
Amsterdam stond decennialang bekend als de homohoofdstad van Europa en zelfs de wereld. Dit imago als homohoofdstad staat onder druk, met name omdat het gevoel bestaat dat de tolerantie niet meer vanzelfsprekend is. Het aantal aangiftes en aanmeldingen van intimidatie, pesterijen, discriminatie en geweld jegens homo‟s groeit de laatste jaren. Ook de media heeft steeds meer aandacht voor dit probleem. Homoseksuelen voelen zich steeds minder veilig op straat en zelfs in hun eigen wijk. Uit het onderzoek van het Amsterdams bureau Onderzoek en Statistiek (2010), komen de volgende zaken naar voren: -
Acht van de tien homoseksuelen vinden dat het homoklimaat in Amsterdam is verslechterd.
-
Ruim de helft van de ondervraagden homoseksuelen voelt zich wel eens bedreigd vanwege zijn of haar seksuele geaardheid.
-
Veertig procent van de ondervraagden homoseksuelen is in het jaar vóór het onderzoek slachtoffer geweest van verbaal geweld, vanwege diens geaardheid.
-
Zesendertig procent van de ondervraagden homo‟s en hetero‟s vinden dat de politie en de gemeente weinig doet tegen geweld en tegen homoseksuelen.
Gemeenten zijn verplicht een antidiscriminatievoorziening te hebben. Het is belangrijk dat bewoners op de hoogte zijn waar deze zich bevindt.
De problematiek rond eergerelateerd geweld ligt in de taboesfeer. Er moet in Zuidoost registratie volgens landelijke standaarden plaatsvinden, waardoor de omvang van het probleem ook te bepalen is. Allochtone homo‟s erkennen hun problemen vaak niet als eergerelateerd geweld, of durven dat niet als zodanig te doen. Zij weten dan ook moeilijk de weg naar de reguliere hulpinstanties te vinden, zoals het meldpunt Huiselijk Geweld. De veiligheid van allochtone homo‟s kan gevaar lopen door onwetendheid aan de kant van politie, justitie en hulpverlening, doordat zij niet herkennen wanneer er sprake is van eergerelateerd geweld. Ook hulpverleners zijn zich er niet altijd van bewust dat allochtone homo‟s het slachtoffer kunnen worden van eergerelateerd geweld als hun seksuele identiteit bekend wordt in de eigen sociale omgeving.
16
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Het meldpunt in Amsterdam Zuidoost, moet zeer bewust zijn van de aparte signalen van huiselijk geweld bij homo‟s. Nog te vaak laat dit te wensen over, omdat zelfs hulpverleners niet weten hoe ze hiermee om moeten gaan (Movisie, 2007).
i
Wet op de Antidiscriminatievoorzieningen (juli 2009)
17
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
7.
Seksueel gedrag en (geestelijk) welbevinden
De zelfdodingscijfers bij Hindoestaanse mannen en jonge creoolse mannen zijn significant hoger dan die bij autochtone Nederlandse mannen. Vooral onder Surinaamse mannen is de incidentie van zelfdoding verhoogd. Deze verhoogde incidentie beperkt zich niet tot de Hindoestanen. Uit onderzoek blijkt dat zelfdoding vaker voorkomt onder niet-westerse Allochtonen (CBS, 2008).
De gemeente draagt er in het kader van het prestatieveld Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zorg voor dat er expertise wordt ontwikkeld op het thema homoseksualiteit als grond voor (para)suïcide; en dat deze expertise daadwerkelijk preventief wordt ingezet.
Mensen met een niet-Nederlandse achtergrond die met homoseksuele of lesbische gevoelens worstelen hebben vaak met meervoudige problemen te maken. Vaak zijn problemen psychisch, maar men heeft vaak ook te maken met isolement, dakloosheid, drop-out, onveilig seksueel gedrag, eer gerelateerd geweld en gedwongen huwelijken. Gedachten over suïcide komen veelvuldig voor onder homojongeren, zowel allochtoon als autochtoon. (ca. 50% denkt er wel eens aan) Veel problemen worden veroorzaakt door het innerlijke conflict tussen homoseksuele of lesbische gevoelens en de religieuze opvattingen waarmee jongeren zijn opgevoed. Daarnaast worstelen ze tussen loyaliteit tegenover familie en vriendenkring enerzijds en zelfontplooiing en uiting geven aan hun homo/lesbische gevoelens anderzijds. Ook worden zij geconfronteerd met een hoge drempel binnen hun sociale omgeving om hun gevoelens te bespreken(CBS, 2007). Er is vaker sprake van problemen met alcohol. Jongeren en ouderen hebben vaker te maken met eenzaamheid. Allochtone homo‟s hebben vaker meervoudige problemen. Transgenders kunnen intimiteitsproblemen en discriminatie ervaren. Daarnaast zijn de medische behandeling en begeleiding voor verbetering vatbaar. De oorzaken van deze problemen zijn vaak anders dan bij hetero‟s en hebben te maken met discriminatie en uitsluiting.
18
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Bij homomannen komen soa en hiv vaker voor dan bij hetero‟s. Het blijkt moeilijk voor homomannen om consequent veilig te vrijen. Uit het schaarse onderzoek naar lesbische vrouwen blijkt dat hun gezondheid gemiddeld slechter is dan die van heterovrouwen. Zo is er sprake van alcoholproblematiek, relatieproblematiek, problematiek rond geweld en identiteitsproblemen. Mogelijk zijn lesbische vrouwen door hun leefstijl gevoeliger voor bepaalde vormen van kanker (Movisie, 2011). De SOA‟s (Seksueel Overdraagbare Aandoeningen), waaronder HIV, komen vaker voor bij mensen met een Antilliaanse-, Marokkaanse- en Surinaamse achtergrond. De taboesfeer waaronder zich de homoseksualiteit in het verborgene afspeelt, draagt bij aan risicovol seksueel gedrag. Antillianen komen bij bovenstaande groepen het ongunstigste naar voren. Voor Zuidoost is het van belang na te gaan in hoeverre de soa-zorg voor met name Antillianen via de reguliere zorg geborgd wordt. Daarbij onderschrijven de resultaten het belang van een actiever en gerichter hiv-testbeleid in Nederland, aangezien een groot deel van de hiv-positieven zich niet bewust is van zijn infectie. Preventie specifiek gericht op deze groep blijft vooralsnog erg belangrijk. Verder blijkt dat bepaalde maatregelen, zoals een toename van hiv- en soa-testen en toegang tot hivtherapie, gericht op etnische groepen, de verspreiding aanzienlijk kunnen verminderen. Partnerwaarschuwing is cruciaal om verdere transmissie van hiv en andere soa‟s effectief tegen te gaan.
19
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
8.
Conclusies en aanbevelingen.
Bij het maken van beleid om acceptatie van homoseksuelen(homoseksualiteit) te bereiken en daarmee te zorgen dat zij net als iedere heteroseksueel hun leven naar eigen keuze kunnen inrichten zonder daarbij door hun omgeving te worden genegeerd, beschimpt, gediscrimineerd of agressief worden bejegend, moeten we van de volgende fases in het proces uitgaan: -
Voorlichting
-
Bespreekbaar maken
-
Tolerantie bereiken
-
Acceptatie bij een ieder
Er zijn reeds een groot aantal initiatieven geweest om in het bovengaande proces een steentje bij te dragen door de gemeente Amsterdam met DMO en GGD, het COC, enzovoorts. Het stadsdeel Amsterdam Zuidoost heeft slechts enkele initiatieven genomen om voorlichting aan jongeren te stimuleren. De wijze waarop dit gebeurt is onvoldoende om de homo-emancipatie in Zuidoost te kunnen bevorderen. In het verleden zijn, na ontstane commotie, wel stappen ondernomen samen met de wethouder van de gemeente Amsterdam, tegen HIV-healings in kerken, vanwege de gezondheidsbedreigende effecten hiervan. De Dialoog, een initiatief van stichting Malaica, het COC en het Humanistisch Verbond, heeft diverse sessies gehad in het stadsdeel met als doel het bespreekbaar maken van homoseksualiteit.
Het is belangrijk om sleutelfiguren binnen de diverse bevolkingsgroepen mee te krijgen in het proces dat moet leiden tot acceptatie. Zij moeten allereerst worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Speciale, gerichte trainingen moeten hen de vaardigheden bijbrengen om hun rol goed op te kunnen pakken. Denk bij sleutelfiguren aan; -
Onderwijzers
-
Jongerenwerkers
-
Opvoedondersteuners
-
Religieuze leiders
-
Leidende personen in zelforganisaties
20
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
Uiteindelijk zijn ouders de belangrijkste mensen die een rol moeten spelen bij de acceptatie van homoseksualiteit. Ten eerste hun eigen acceptatie jegens hun kinderen, indien zij homoseksuele gevoelens hebben. Ten tweede om bij de opvoeding hun kinderen bij te brengen dat alle mensen gelijkwaardig zijn en niet gediscrimineerd mogen worden naar ras, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd enzovoorts. Een ieder dient met respect te worden behandeld. De Nederlandse wet dient hierbij in woord en daad uitgangspunt te zijn.
Middelen die ingezet kunnen worden aandacht te vragen voor het onderwerp homoseksualiteit zijn; -
Stadsdeelkrant
-
Lokale media
-
Internet
-
Social media
-
Zelforganisaties
-
Geloofsgenootschappen
-
Scholen
-
Welzijnsorganisaties
Als algemeen uitgangspunt in het beleid is het goed om uit te gaan van een integrale benadering, waarbij homoseksualiteit een duidelijk zichtbaar onderdeel is van het geheel. Het stadsdeel moet in de subsidiebeschikkingen expliciet een aantal zaken vastleggen om de doelstelling van de acceptatie van homo‟s te bereiken. Met vrijblijvendheid bereiken we voornamelijk de groepen die reeds redelijk openstaan om over het onderwerp na te denken en te discussiëren.
Voorlichting: Er wordt reeds het nodige gedaan aan voorlichting. Deze voorlichting richt zich voornamelijk op jongeren. Het is echter belangrijk om ook ouderen, met name ouders, te bereiken. Onderwerp van de voorlichting moet de seksuele diversiteit zijn. Door homoseksualiteit apart te benaderen wordt het onbewust verbijzonderd. Juist dat bemoeilijkt een algemene acceptatie.
21
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Bij
het opstellen van beleidsprogramma‟s inzake seksuele voorlichting moet wel een
duidelijk percentage van de aandacht gaan naar homoseksualiteit naast de heteroseksualiteit. Dit moet goed geborgd worden en controleerbaar worden gemaakt. Ook bij het bijbrengen van de (seksuele-) weerbaarheid moet homoseksualiteit ruim de aandacht krijgen. Juist jongeren met homoseksuele gevoelens lopen tegen grote weerstanden op. Bij seksuele intimidatie en misbruik is het verschil kleiner. Jongeren moeten assertief worden. Juist in gezinnen waar vanuit de traditionele cultuur de vader en/of de moeder de baas is en geen tegenspraak gewend is, moeten jongeren leren om voor zichzelf op te komen. Hierbij kan ondersteuning nodig zijn vanuit de school of het jongerenwelzijnswerk. Naast programma‟s voor jongeren moeten er programma‟s komen die op ouderen gericht zijn. Deze kunnen via geloofsgenootschappen en zelforganisaties worden uitgezet, maar wellicht nog beter via de lokale media en internet. Bespreekbaar maken: Vanuit de seksuele voorlichting moet het onderwerp bespreekbaar gemaakt worden binnen scholen, zelforganisaties en geloofsgenootschappen. Dit moet gedaan worden in de bredere context van seksuele diversiteit. Bij onderwerpen over opvoedingsondersteuning moet homoseksualiteit een wezenlijk onderdeel zijn van gesprek. “Hoe ga je daarmee om?” Door jongeren in te zetten als ambassadeurs kunnen mede-jongeren bij de voorlichting makkelijker bereikt worden. Binnen
het
onderwijs
willen
we
de
ouderbetrokkenheid
vergroten.
Juist
deze
ouderbetrokkenheid is van belang bij de ontwikkeling van het kind. Als ouders betrokken zijn bij het onderwijs, dan moet er met hen ook gesproken worden over de seksuele diversiteit en de homoseksualiteit als onderdeel daarvan, als dit onderwerp in de klas aan de orde zal zijn.
Bij de huidige voorlichting over seksuele gezondheid dient er ook aandacht te zijn voor de acceptatie van homoseksualiteit.
Het is geen (geestes-)ziekte. Homoseksueel gedrag als
oorzaak van verspreiding van SOA is niet anders dan die van heteroseksueel gedrag. Een laagdrempelige manier om mensen te bereiken om voorlichting te geven en te testen op SOA, is het bezoeken van feesten waar de doelgroepen zich bevinden. (Op de manier van het HIV/SOA testprogramma van de Schorerstichting)
22
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Naast voorlichting via de lokale media, is het belangrijk dat via die media discussies worden gehouden over de seksuele diversiteit in het algemeen en het omgaan met homoseksualiteit in het bijzonder.
Ook moet er bij de door het stadsdeel gesubsidieerde toneelkunsten en filmvoorstellingen ruimte gegeven worden aan het thema van homoseksualiteit. Hierbij kan worden uitgegaan van de traditionele rol die travestie in sommige culturen vervult. (In het Bijlmerparktheater hebben al enkele voostellingen/activiteiten in deze zin plaatsgevonden.). Voor het bereiken van tolerantie en acceptatie moet men dus gericht te werk gaan, door ook aandacht te geven aan specifieke manieren van voorlichten. Zo zijn in Zuidoost de lokale radio en volkstoneel populair.
Om de bespreekbaarheid te bevorderen is de zichtbaarheid van homoseksuelen belangrijk. Voor de bespreekbaarheid en acceptatie zijn rolmodellen van groot belang. Homoseksuelen die een goede positie en aanzien hebben in de samenleving, zouden er goed aan doen om hun geaardheid duidelijk kenbaar te maken. Op hen moet een beroep gedaan worden om een actieve rol te spelen in proces om tot acceptatie te komen.
Tolerantie bereiken: Binnen het stadsdeel Zuidoost zijn niet of nauwelijks gevallen bekend van homogerelateerd geweld. Dat betekent echter nog niet dat men tolerant is jegens homoseksuelen. Vaak is het een kwestie van negeren. Binnen veel culturele groepen worden homoseksuele gevoelens en daden verborgen gehouden. Er wordt niet over gepraat, ook niet als het zichtbaar is. Zodra homoseksualiteit in de buurt van het eigen gezin of van de eigen sociale omgeving voorkomt, dan neemt de tolerantie sterk af. Zolang het iets is van “die ander” dan wordt het minder als een probleem ervaren. Door het bespreekbaar maken van homoseksualiteit en door er over te discussiëren moet de tolerantie toenemen. Tolerantie is een tussenstap richting de acceptatie. Het stadsdeel moet actief op te treden in samenwerking met politie, justitie en eventueel maatschappelijk werk, als er sprake is van acties vanuit een duidelijke intolerantie. Specifieke aandacht dient er te zijn voor mogelijke aspecten rond homoseksualiteit bij het constateren van kindermishandeling, huiselijkgeweld en zelfdoding. Niet alleen de daad dient aandacht te krijgen, maar ook de achterliggende oorzaken.
23
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. Acceptatie bij een ieder: Zichtbaarheid, rolmodellen en voorbeeldgedrag kan acceptatie bevorderen. Initiatieven als Pink Stage en de Roze Maandag bij een eetcafé in de Amsterdamse Poort zijn hierin voortrekkers.
Als organisatie moet het stadsdeel Zuidoost een voorbeeldrol vervullen. Hoe wordt er binnen de eigen stadsdeelorganisatie omgegaan met homoseksualiteit? Is er een “roze plafond”? Hoe open is men er over? Binnen het personeelsbeleid moet hiervoor zo nodig een onderdeel worden opgenomen of worden aangescherpt.
Voor acceptatie is de empowerment van homoseksuelen belangrijk. Door sterk te staan kun je acceptatie indirect afdwingen. Hiernaast is het van belang om het machismogedrag ter discussie te stellen. Met name bij jongeren is dit van belang. (Denk ook aan de rol die muziek hierin speelt) Wederzijds respect tussen mannen en vrouwen, hetero‟s en homo‟s moet de norm zijn. Het ontwikkelen van empathie moet hierbij een speerpunt zijn in onderwijs en opvoeding..
Onderdeel van een brede acceptatie onder de diverse bevolkingsgroepen kan een bewustwording van de eigen historie zijn en hoe met die homoseksualiteit in al haar diversiteit door de eeuwen heen is omgegaan. De tijd vóór de koloniale overheersing is hierbij in veel gevallen onbekend. Over homoseksualiteit en het welzijn van West-Afrikaanse homo‟s bestaat er in Nederland géén informatie. Gedegen onderzoek is dus nodig. Dit geldt in iets mindere mate voor Caribische Nederlanders.
Ook
de
rol
van
(sport-)verenigingen
is
belangrijk.
Als
onderdeel
van
de
subsidiebeschikkingen kan het stadsdeel een vinger aan de pols houden hoe men in de diverse verenigingen omgaat met homoseksualiteit. Er moet sprake zijn van openheid en acceptatie.
De rol die de gezondheidszorg, de WMO-organisaties en ouderencentra hebben in het omgaan met homoseksualiteit moet ook in het beleid worden benoemd. Zij dienen allen een “roze keurmerk” te hebben. Acceptatie bij alle hulpverleners is een eis. In Zuidoost moet een ontmoetingsplek gecreëerd worden voor “roze”ouderen. Een vertegenwoordiger vanuit de HLBT gemeenschap in Zuidoost moet worden toegevoegd aan de WMO-adviesraad. 24
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
Het gebeurt niet zelden dat oudere homoseksuelen weer “terug de kast in gaan”, als zij in een verzorgings- of verpleegtehuis terecht komen. Dat betekent dat medebewoners ook geconfronteerd zullen moeten worden met de regels van wederzijds respect. Dit moet een onderdeel uitmaken van de huisregels van elke zorginstelling. Het stadsdeel kan inspelen op de landelijke en groeiende behoefte van “roze” ouderen naar homovriendelijke ouderenvoorzieningen (bejaardentehuizen, verzorgingshuizen, enzovoort).
___________________________
25
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
Woord van dank Het voeren van onderzoek doe je niet alleen. Indirect en direct zijn er mensen geweest die hun tijd en energie hebben gestopt in het leveren van bijdrage. Een woord van dank is daarom op zijn plaats.
Onze dank gaat uit naar:
Anita Chedi Fenna Ullischki Gert Hekma Glenn Helberg John Goring Marlon Reina Mikel Haman Tania Barkhuis Ulrich Daniëls
26
Homobeleid Amsterdam Zuidoost.
Bibliografie I.
Abdallah, S., N. de Boer, J. Sonneveld, S. H., Manesh en Bos, A.(2009) Jongerenwerk en Homoseksualiteit Methodiekbeschrijving Dialoogproject: HVA
II.
Bouman, M. (2010) De Hindostaanse gemeenschap in Nederland: wordt het niet eens tijd om te praten?:ACB Kenniscentrum.
III.
Buijs, L., Hekma, G. en Duyvendak, J.W. (2008) Als ze maar van me afblijven: Een onderzoek naar antihomoseksueel geweld in Amsterdam: Amsterdam University Press.
IV.
Choen, C., Oudhof, K., Loozen, S. en Harmsen, C. (2010) Omvang en spreiding van Surinaamse bevolkingsgroepen in Nederland: CBS.
V.
Choenni, C.E.S. en C.N. Harmsen, C. (2007)Geboorteplaats en etnische samenstelling van Surinamers in Nederland. Bevolkingstrends 55(1):74–78, CBS.
VI.
Dankmeijer, P. en Schuyf, J. (2006) Handreiking Wmo en seksuele diversiteit ,Tips voor hoe gemeenten aandacht aan kwetsbare homoseksuele en transseksuele burgers kunnen besteden in hun Wmo-beleid: Movisie.
VII.
Dankmeijer, P. en Schuyf, J. (2005) Homobeleid uitgelicht: een praktische gids voor lokaal beleid: Schorer.
VIII.
Felten, H. (2007) Handreiking homo-emancipatie: huiselijk geweld (voor professionals), Huiselijk geweld in homoseksuele en lesbische partnerrelaties: Movisie.
IX.
Garssen, M.J. Hoogenboezem J. en Kerkhof, A.J.F.M (2007) Zelfdoding onder Nederlandse Surinamers naar etniciteit, tijdschrift voor psychiatrie, 49 (6): 373-381.
X.
Hira, S. (2011)Verboden Liefde Familie en homoseksualiteit in de Surinaamse gemeenschap: Amrit Consultancy.
XI.
Kersten, J., & Sandfort, Th.G.M. (1994). Lesbische en Homoseksuele adolescenten in de schoolsituatie. Een inventarisatie van knelpunten, problemen en oplossingen. Utrecht: Interfacultaire Werkgroep Homostudies.
XII.
Pierik, C. en Meintser, N. (2008)Dubbel en Dwars: Movisie.
27
Homobeleid Amsterdam Zuidoost. XIII.
Pierik, C. (2009) Factsheet homo-emancipatie: multicultureel Nederland Homobeleid in een kleurrijke samenleving: Movisie.
XIV.
Saskia Keuzenkamp, e.a. (2010) Steeds gewoner, nooit gewoon: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland: Movisie.
XV.
Terpstra, M. Ploegmakers, M. en Laar, A. (2008) 1-meting gemeentelijk vrijwilligerswerkbeleid Een herhalingsonderzoek naar de stand van zaken van het actuele vrijwilligerswerkbeleid: Movisie.
XVI.
Wekker, G.(1994b)Ik ben een gouden munt, ik ga door vele handen, maar verlies mijn waarde niet. Subjectiviteit en seksualiteit van Surinaamse volksklasse vrouwen in Paramaribo. Amsterdam: Vita.
28