NAAR EEN GEÏNTEGREERD EVC-BELEID DISCUSSIENOTA
Inhoud Uitgangspunten ................................................................................................................. 3 1.1
Vanuit het huidige beleid ...................................................................................................... 3
1.2
Vanuit Europese ontwikkelingen ........................................................................................... 4
2 Opzet van de nota ........................................................................................................ 4 3 Wat is EVC? ................................................................................................................... 5 3.1
Competentieverwerving in diverse contexten......................................................................... 5
3.2
Erkennen van competenties .................................................................................................. 6
3.3
Herkennen van competenties ................................................................................................ 8
4 Doelgroep van EVC ....................................................................................................... 9 5 Naar een transparante organisatie van EVC ................................................................... 9 5.1
EVC-informatie- en begeleidingspunten ............................................................................. 10
5.2
EVC-assessmentcentra ....................................................................................................... 12
6 Aandacht voor kwaliteit .............................................................................................. 15 6.1
Kwaliteit van de informatie- en begeleidingspunten ............................................................ 15
6.2
Kwaliteit van de assessmentcentra ...................................................................................... 15
7 Een duidelijke financiële regeling................................................................................ 16 7.1
Een gedeelde verantwoordelijkheid ..................................................................................... 16
7.2
Naar een reguliere omkadering voor EVC-trajecten binnen onderwijs .................................. 17
8 Belang van samenwerking en netwerken ..................................................................... 18 9 Evaluatie, rapportering en monitoring......................................................................... 19 10 Planning en timing ...................................................................................................... 20 Bibliografie ...................................................................................................................... 21 11 Bijlagen ....................................................................................................................... 22 11.1 Bijlage 1: Principes voor EVC ............................................................................................... 22 11.2 Bijlage 2: Schema Erkennen van verworven competenties .................................................... 23
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 2 van 23
Uitgangspunten 1.1
Vanuit het huidige beleid
Een onderzoek in 20071 toonde aan dat er een gebrek is aan coördinatie en coherentie tussen de verschillende beleidsdomeinen en zelfs binnen beleidsdomeinen wat betreft het voeren van een beleid rond de erkenning van verworven competenties (EVC). De beleidsdomeinen hebben namelijk geleidelijk aan een eigen visie ontwikkeld over EVC wat ervoor heeft gezorgd dat er verschillende “EVC-eilandjes” zijn ontstaan. Dat uit zich onder meer in een terminologische spraakverwarring. Maar ook op het vlak van de uitvoering en de organisatie van EVC doen zich duidelijke verschillen voor. Die verschillen leiden tot een aantal problemen: de gelijkwaardigheid van EVC-bewijzen en diploma’s is moeilijk te bepalen, EVC-bewijzen zijn vaak zeer beperkt inzetbaar, procedures zijn verschillend wat kan leiden tot ongelijke behandeling van kandidaten, financiële limieten … Een belangrijke stap om hieruit te geraken werd gezet in april 20092 met de oprichting van het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. Het agentschap heeft onder meer als taak het toezicht te organiseren op de kwaliteit van de opleidings-en vormingsprogramma's buiten het beleidsdomein Onderwijs en Vorming die leiden tot erkende beroepskwalificaties; het ontwikkelen van kwaliteitsvoorwaarden voor EVC in onderwijsinstellingen en kwaliteitskaders en procedures voor EVC-processen in onderwijsinstellingen; het organiseren van het toezicht op de kwaliteit van de EVCinstellingen waar mensen hun competenties kunnen laten testen of erkennen; het opzetten van een EVC-kennisnetwerk en een loket voor vragen over EVC; het bepalen van de gelijkwaardigheid van kwalificatiebewijzen en uitreiken van gelijkwaardigheidsattesten; organiseren van de examens van de Vlaamse Gemeenschap om een diploma secundair onderwijs te behalen; de toelatingsexamens artstandarts en de taalexamens voor het personeel in het onderwijs. In het regeerakkoord en de beleidsnota’s van Werk, Onderwijs en Vorming en Cultuur en Jeugd zijn meerdere EVC-beleidsmaatregelen opgenomen. Ze verwijzen zowel naar het verwerven van een kwalificatie als naar het oplijsten en zichtbaar maken van competenties in een portfolio of persoonlijk ontwikkelingsplan. Alle voorgestelde maatregelen kaderen in een beleid van levenslang leren en wijzen op het belang van de Vlaamse kwalificatiestructuur (VKS) als een belangrijk instrument om een EVC – beleid uit te werken.
1
CESOR, VUB, (2007) ‘De erkenning van informeel en niet-formeel leren in Vlaanderen (België)’. Studieopdracht op vraag van het Ministerie van Onderwijs en Vorming 2 Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap’ Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming’, 24 april 2009
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 3 van 23
1.2
Vanuit Europese ontwikkelingen
De Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten hebben in 2004 een aantal gemeenschappelijke principes goedgekeurd voor de identificatie en validering van niet formeel en informeel leren3. De Raad kadert dit in een beleid van levenslang leren. Hij verduidelijkt ook wat onder identificatie en validering moet worden verstaan. Bij identificatie (herkennen) worden de leerresultaten van het individu vastgelegd en zichtbaar gemaakt. Dat resulteert niet in een formeel getuigschrift of diploma, maar kan wel de basis vormen voor die formele erkenning. Validatie (erkenning) is gebaseerd op de beoordeling van de leerresultaten van het individu en kan (voor wie de beoordeling met succes doorloopt) resulteren in een getuigschrift of diploma. De gemeenschappelijke principes zijn heel algemeen geformuleerd (zie bijlage 1). Ze geven aan welke elementen cruciaal zijn voor het ontwikkelen en implementeren van methodes en systemen voor het erkennen van verworven competenties. De invoering van de principes wordt sinds 2006 systematisch opgevolgd door een werkgroep van de Europese Commissie, met vertegenwoordigers van 25 lidstaten. Op vraag van de lidstaten werden de principes in 2009 geconcretiseerd in een handleiding voor de erkenning van verworven competenties4. De handleiding helpt de lidstaten bij het verder vorm geven en het in de praktijk brengen van het erkennen van verworven competenties.
2
Opzet van de nota
In deze nota werken we een voorstel uit om samen met de beleidsdomeinen Werk, Onderwijs en Vorming en Cultuur, Jeugd en Sport een geïntegreerd EVC-beleid te ontwikkelen. Het is daarbij de bedoeling dat op termijn andere beleidsdomeinen van de Vlaamse Overheid hierbij kunnen aansluiten. De nota tekent een geïntegreerd beleidskader voor EVC uit. Met het uitwerken van een geïntegreerd EVC-beleid, willen we stimuleren dat meer mensen een kwalificatie halen. EVC laat mensen toe om ‘sneller’ een kwalificatie te behalen: hetzij zonder opleiding via rechtstreekse diplomering of certificering, hetzij via een flexibel en/of verkort leertraject. EVC is: 1.
een ‘tweede kans’ voor mensen om alsnog een kwalificatie te behalen
2.
een manier om in het kader van levenslang leren een andere of bijkomende kwalificatie te behalen
3.
een instrument om de kansen op de arbeidsmarkt te verhogen en langdurige werkloosheid te vermijden. EVC kan worden ingezet om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen en te
3 Principes voor het erkennen van verworven competenties, 2004 (Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten) 4
Cedefop (2009): European Guidelines for validating non-formal and informal learning
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 4 van 23
versnellen (= (her)oriëntatie en (her)tewerkstelling). Hiermee samenhangend is EVC bovendien een instrument om banen waarin er zich tekorten voordoen, versneld in te vullen (= wegwerken van knelpuntvacatures) 4.
een element van een integratiebeleid voor een versnelde integratie van nieuwkomers5 (= valorisatie van buitenlandse kwalificatiebewijzen en competenties).
Het uitwerken van EVC past zowel in een kwalificatiebeleid als in een stimuleringsbeleid voor levenslang en levensbreed leren, een activerend arbeidsmarktbeleid en een inclusief beleid. Wie gekwalificeerd is heeft meer kansen op een kwalitatief aantrekkelijke baan met een betere verloning, meer arbeidstevredenheid en meer leer- en groeimogelijkheden. Hoe meer gekwalificeerden hoe groter de kans tot een meer gelijke deelname van mensen aan levenslang en levensbreed leren. Een geïntegreerd EVC-beleid moet garanderen dat de erkenning van verworven competenties in de verschillende beleidsdomeinen van een gemeenschappelijk referentiekader vertrekt, i.c. de Vlaamse kwalificatiestructuur. Dat zorgt voor een (groter) civiel effect. Op dit ogenblik is het civiel effect van EVC nog beperkt6. Deze nota bakent EVC af, tekent vervolgens de organisatie ervan uit rekening houdend met de kwaliteitseisen waaraan EVC-trajecten moeten voldoen. Tenslotte voorzien we in de ondersteuning van het toekomstig EVC-beleid via het uitwerken van een systematische registratie en monitoring van (de processen tot) erkenning van verworven competenties in de verschillende beleidsdomeinen.
3
Wat is EVC?
3.1
Competentieverwerving in diverse contexten
Competenties kunnen in verschillende contexten worden verworven. We geven een paar voorbeelden: iemand werkt al tien jaar in een bedrijf gespecialiseerd in webdesign. Oorspronkelijk volstond het om te kunnen werken met een grafisch programma. Door de jaren heen gingen technologische ontwikkelingen steeds verder en leerde deze persoon op zijn werk hoe hij bijvoorbeeld interactieve websites moet maken. Een onthaalmoeder vangt al zeven jaar kinderen bij zich thuis op. De onthaalmoeder heeft in de dagelijkse opvoedingspraktijk een ervaringsdeskundigheid opgebouwd. Ze is intussen competent in het
5
Onder nieuwkomers verstaan we ook Vlamingen die uit het buitenland terugkomen. In het hoger onderwijs bijvoorbeeld is de draagwijdte van een bewijs van bekwaamheid grotendeels beperkt tot de associatie die het bewijs aflevert en haar instellingen. Het civiel effect van EVC in het volwassenenonderwijs is eveneens beperkt omdat de vrijstellingen waartoe het leidt niet steeds uitwisselbaar zijn over de centra heen en even min certificaten opleveren die rechtstreeks inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Zo kunnen de centra voor basiseducatie cursisten voor NT2 richtgraad 1.1 vrijstellen voor bepaalde modules, maar bij het Huis van het Nederlands moeten die cursisten toch opnieuw een toetsingsprocedure doorlopen omdat de centra geen bewijs van vrijstelling kunnen afleveren dat algemeen geldig is. Bepaalde ervaringsbewijzen creëren geen civiel effect. Daar waar het ervaringsbewijs een duidelijke meerwaarde heeft voor tewerkstelling of verloning is de toestroom aanzienlijk groter. 6
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 5 van 23
omgaan met kinderen. Het gaat om de dagelijkse omgang en activiteiten met kinderen, de dagelijkse verzorging en het omgaan met zieke kinderen of kinderen met extra zorgbehoeften. Een jongere beslist om een vorming tot jeugdanimator te volgen en gaat aan de slag in een jeugdorganisatie. Hij leert hoe hij een groep kinderen moet begeleiden en animeren. Een persoon beslist om zich verdienstelijk te maken door in een raad van bestuur van een sportclub te zetelen. Deze persoon ontdekte daar zijn passie voor rekeningen en begrotingen en is door een jarenlange activiteit binnen de sportclub competent geworden in het opstellen en analyseren van een begroting van een vzw. De voorbeelden tonen aan dat mensen competenties niet alleen verwerven op de schoolbanken, maar ook tijdens de uitoefening van hun baan, in hun vrije tijd, via zelfstudie enzovoort. Dit inzicht is één zaak, de vraag wat mensen met hun verworven competenties kunnen doen een andere. Als men competenties succesvol verwerft op school, steken afgestudeerden daarvoor een kwalificatiebewijs op zak7. Ook competenties die mensen verwerven in niet-formele en informele contexten verdienen erkenning. Door mensen bewust te maken van wat ze kunnen en door waarde te verlenen aan competenties verworven in verschillende contexten werkt men aan maatschappelijke integratie, een positiever zelfbeeld van mensen, het verlagen van de drempel tot het formele onderwijs, …
3.2
Erkennen van competenties
EVC8 staat voor het ‘Erkennen van Verworven Competenties’. Het erkennen van competenties betekent dat een daartoe aangestelde instelling (aan de hand van een vastgelegde procedure) formeel bevestigt dat de persoon de competenties bezit die hij zegt verworven te hebben.
7
Omgekeerd betekent dit dat vroegtijdige schoolverlaters bepaalde competenties wel kunnen bezitten, maar geen kwalificatiebewijs bezitten. 8 Het in het hoger onderwijs en volwassenenonderwijs gemaakte onderscheid tussen EVC (eerder verworven competenties) en EVK (eerder verworven kwalificaties) wordt hier niet gehandhaafd. EVC steunt op een waaier van bewijzen die het bezit van competenties kunnen tonen met inbegrip van kwalificatie- of leerbewijzen en behaalde credits of wat dus meestal als EVK wordt omschreven. Een EVC-procedure kan de competenties van mensen rechtstreeks nagaan door het organiseren van toetsen en proeven, maar kan ook gebruik maken van een portfolio van diverse bewijzen van competenties zoals de kwalificatiebewijzen.
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 6 van 23
Schema: Erkennen van verworven competenties (naar Cedefop, 2009). (Zie ook bijlage 2)
Erkennen van competenties
Een EVC-traject bestaat uit drie stappen. Vooreerst moet de persoon in kwestie zijn competenties kunnen benoemen en zichtbaar maken. Dit is de fase van het herkennen (identificatie) van competenties. De persoon dient ook bewijsmateriaal (documenten) aan te dragen om zijn competenties te bewijzen. Dan volgt de fase van het beoordelen (evaluatie) van de competenties ten opzichte van kwalificaties uit de kwalificatiestructuur. Op basis van vooraf vastgelegde criteria wordt onderzocht of de competenties in overeenstemming zijn met de competenties zoals die beschreven staan in de kwalificaties uit de Vlaamse kwalificatiestructuur. De kwalificatiestructuur reikt hierbij een gemeenschappelijke taal, een ordeningsprincipe én referentiekader aan. De kwalificatiestructuur is een catalogus van kwalificaties met de beschrijving van de bijhorende competenties. Een kwalificatie is een afgerond en ingeschaald geheel van competenties; een competentie verwijst naar de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten9. Via de kwalificatiestructuur wordt geëxpliciteerd welke competenties noodzakelijk zijn om verschillende functies en rollen op de arbeidsmarkt en in de bredere samenleving op te nemen of welke competenties nodig zijn voor verdere studies. De beoordeling van competenties gebeurt via een
9 In het hoger onderwijs worden competenties domeinspecifieke leerresultaten genoemd. Decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 7 van 23
assessment (examen, proef, screening, interview) of op basis van een beoordeling van documenten (bv. portfoliobeoordeling) door de daartoe erkende instelling (assessmentcentrum). Bepaalde verworven competenties (bv. talen) kunnen niet worden getoetst aan de Vlaamse kwalificatiestructuur, hiervoor wordt het Europese Referentiekader voor Vreemde Talen (het ERK) gebruikt. Tot slot is er de fase van het erkennen (validatie) van de verworven competenties. Dit gebeurt door het uitreiken van hetzij een kwalificatiebewijs10 voor een erkende kwalificatie hetzij een bewijs van verworven competenties. Beide kunnen zowel in functie van vrijstellingen voor verdere leertrajecten binnen onderwijs en vorming als in functie van toegang tot de arbeidsmarkt worden aangewend.
3.3
Herkennen van competenties
Voorafgaand aan het erkennen van competenties is er in een EVC-traject steeds een proces van verzamelen van informatie over de verworven competenties en het zichtbaar maken van de competenties voor zichzelf en voor derden, bijvoorbeeld in een portfolio zoals ‘Mijn loopbaan’. We noemen dit het herkennen van competenties (HVC in het bovenstaande schema). Dit kan uiteraard ook los van het erkennen gebeuren. De herkenning van verworven competenties (identificatie en documentatie) is een belangrijk aandachtspunt in functie van persoons-en/of loopbaangerichte beslissingen. Mensen kunnen om uiteenlopende redenen en in diverse contexten hun competenties in kaart brengen en zichtbaar maken voor derden: bv. als een onderdeel van het competentiebeleid binnen de organisatie waarin men werkt; naar aanleiding van een persoonlijke beslissing zoals een carrièrewending of om in te schatten welke de kansen zijn om een opleiding succesvol af te ronden. Het herkennen van competenties gebeurt tegenover competentielijsten zoals ze terug te vinden zijn in beroepsvereisten, vacatures, kwalificaties, doelen van een opleidingsprogramma, enz. Om hun competenties aan te tonen, kunnen mensen verschillende documenten gebruiken zoals een bewijs van een werkgever, een portfolio, een certificaat, een studiebewijs, actief lidmaatschap van een organisatie. Zij kunnen zich hierin laten bijstaan door ‘betrokken derden’: leidinggevende, collega’s, de begeleidende consulent… Herkennen van verworven competenties zonder formele erkenning kan leiden tot een betere of andere baan binnen de eigen organisatie, een ticket om deel te nemen aan wervingsexamens voor een bepaalde functie, of een plaats in een opleidingsprogramma waarvoor enige voorkennis vereist is of een beter zicht op en bewustwording van de verworven competenties die jongeren of volwassenen tijdens een vorming of engagement hebben opgedaan en die een cruciale rol kunnen spelen in hun persoonlijke ontwikkeling. In sommige gevallen zullen mensen een ‘attest’ krijgen met een overzicht van de competenties die aan bod kwamen, maar er worden geen officiële bewijzen uitgereikt. In dit herkenningsproces is er geen sprake van certificering.
Het invoeren van het begrip kwalificatiebewijzen moet samengaan met de discussie over de invoering van credits in het beroepsonderwijs.
10
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 8 van 23
Deze nota heeft enkel betrekking op EVC in de zin van het formeel erkennen van verworven competenties en behandelt het herkennen van competenties uitsluitend in relatie tot die formele erkenning.
4
Doelgroep van EVC
Iedere (jong)volwassene kan gebruik maken van EVC om een kwalificatie te halen. EVC is niet van toepassing op de reguliere leertrajecten in het secundair onderwijs voor leerplichtige jongeren. Jongeren die onder de leerplicht vallen kunnen via aangepaste leerwegen binnen het onderwijs een (onderwijs)kwalificatie behalen11. De overheid stimuleert en faciliteert de toepassing van EVC omdat het een belangrijk civiel, sociaal en persoonlijk effect heeft. Zij richt zich hierbij prioritair op bepaalde groepen, zoals laaggeschoolden, oudere werknemers, vroegtijdige schoolverlaters, herintreders, werkzoekenden, werkenden in een loopbaanwissel, groepen die weinig participeren aan levenslang leren, nieuwkomers zonder of met onvoldoende formele kwalificatiebewijzen. Opdat EVC-trajecten toegankelijk zouden zijn, moeten we ervoor zorgen dat alle informatie m.b.t. EVC vlot beschikbaar is, dat er in alle vormen van studiekeuze- en loopbaanbegeleiding naar EVC wordt verwezen, dat er voor alle kandidaten persoonlijke begeleiding is bij het starten van een EVCtraject en dat EVC-procedures betaalbaar zijn. Daarnaast speelt begeleiding een belangrijke rol tijdens alle fases van de EVC-procedure (voor de concrete uitvoering hiervan, zie 5.1 en 5.2).
5
Naar een transparante transparante organisatie van EVC
De stapsgewijze aanpak van een EVC-procedure vergt een transparante organisatiestructuur. Het toeleiden naar en (de begeleiding bij) het herkennen van de competenties enerzijds en het beoordelen en erkennen van de competenties anderzijds noopt tot een tweeledige structuur waarbij we een onderscheid maken in EVC-informatie- en begeleidingspunten en EVC-assessmentcentra.
Voor het ervaringsbewijs geldt momenteel dat ook leerlingen in een systeem van leren en werken (leertijd) er gebruik van kunnen maken. Via de examencommissie secundair onderwijs behalen uiteraard ook leerlingen die jonger zijn dan de leerplichtige leeftijd een diploma secundair onderwijs.
11
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 9 van 23
Schema: EVC-structuur
5.1
EVCEVC-informatieinformatie- en begeleidingspunten begeleidingspunten
Vandaag blijft het aantal kandidaten dat zich aandient voor een EVC-procedure beperkt. In het hoger onderwijs gaat het voor 2007-2008 om 412 dossiers over alle associaties heen. Bovendien merken we een daling ten opzichte van de jaren ervoor (2006-2007: 502 & 2005-2006: 663)12. Ook in het volwassenenonderwijs blijft het aantal EVC-kandidaten miniem, weliswaar met een concentratie in het hoger beroepsonderwijs. Hoewel het aantal kandidaten voor het ervaringsbewijs de laatste jaren blijft stijgen, blijft het ervaringsbewijs in zijn omvang relatief beperkt. Eén van de redenen hiervoor is dat de kennis rond EVC bij het ruime publiek en de bekendheid van het ervaringsbewijs bij organisaties en bedrijven vooralsnog beperkt is.
Departement Onderwijs en Vorming. Evaluatie van de EVC-, EVK- en vrijstellingsprocedures aan de associaties, hogescholen en universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, mei 2010, p. 35. & Studieopdracht over EVC in het volwassenenonderwijs (2011)
12
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 10 van 23
Toch zijn er meer mensen waarvoor een EVC-traject een meerwaarde kan bieden. Immers niet iedereen heeft een goed zicht op de mogelijkheden van EVC. De overheid zorgt voor een gerichte communicatie door campagnes te organiseren over de concrete mogelijkheden en meerwaarde van EVC. Het gaat hierbij niet enkel over het sensibiliseren van kandidaten, maar ook van bedrijven en onderwijs- en vormingsinstellingen. Daarbij is ook aandacht voor de vaak gehoorde kritiek vanuit organisaties die werken met kwetsbare jongeren dat de gebruikte EVC-procedures niet op hun maat, in hun
taal
zijn
gemaakt
maar
eerder
aansluiten
bij
een
middenklasse
cultuur.
Goede
informatievoorzieningen en begeleiding zijn bijgevolg belangrijk. Dat vereist dat ten minste wordt gezorgd dat alle informatie met betrekking tot EVC wordt gebundeld op een aantal breed toegankelijke plaatsen en dat de informatie is afgestemd op maat van de betrokken doelgroep. Deze plaatsen moeten bekend zijn bij de organisaties die met de verschillende doelgroepen werken. In alle vormen van loopbaanbegeleiding en in diverse begeleidings- en opleidingscontexten moet er aandacht zijn voor informatie over en begeleiding bij EVC-procedures. Daarom zullen we extra inzetten om mensen op verschillende manieren te informeren, te sensibiliseren en te helpen bij het starten van een EVC-traject. Er bestaat een waaier aan instanties waar mensen uit de EVC-doelgroep terecht kunnen voor informatie en begeleiding: de VDAB, Syntra Vlaanderen en de Syntra campussen, de hogescholen en universiteiten, de centra voor volwassenenonderwijs, de centra voor basiseducatie, de onthaalbureaus, het jeugdwerk, het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de vrijetijdssector, de studieadviespunten (o.m. de diensten voor studieadvies in het hoger onderwijs of de ”leerwinkels”, i.e. de nog op te richten advies- en informatiepunten binnen de volwasseneneducatie) en diverse arbeidsmarktactoren zoals vakbonden, werkgeversorganisaties, sectoren, centra voor loopbaanbegeleiding, uitzendkantoren, werkwinkels, outplacementkantoren, derden, …. De hoofddoelstelling moet zijn om zoveel mogelijk personen te informeren over het bestaan van EVC-procedures en hen door te verwijzen (cf. toeleiding). Deze instanties kunnen intakegesprekken voeren, de competenties van mensen screenen en hen op basis daarvan informatie bezorgen over organisaties waar ze terecht kunnen om hun verworven competenties te laten erkennen. Ze fungeren minimaal als een doorgeefluik voor informatie over de mogelijkheden van EVC maar ze kunnen ook ondersteuning bieden bij het identificeren en/of documenteren van competenties (in een portfolio) en ze verwijzen mensen door naar EVC-procedures. De info- en begeleidingspunten zorgen ervoor dat mensen leren hoe ze hun competenties zichtbaar kunnen maken. Ze maken hiervoor gebruik van portfolio’s. In het sociaal-cultureel jeugd- en volwassenenwerk worden jongeren en volwassenen aangemoedigd om hun competenties zichtbaar te maken die ze verwerven door het volgen van vorming en het opnemen van vrijwilligerstaken- en
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 11 van 23
functies via het gebruik van OSCAR13. Bedrijven en sectoren van hun kant kunnen hun personeel helpen bij het aantonen van de vakbekwaamheid en competenties en het personeel stimuleren om een bijkomende kwalificatie te halen. Binnen het arbeidsmarktbeleid wordt hiervoor gebruik gemaakt van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Sommige actoren spelen ook een rol bij de nazorg van EVC-kandidaten die niet of slechts gedeeltelijk geslaagd zijn voor het assessment. Mensen die een EVC-traject doorlopen hebben, worden - zo blijkt uit de beleidsevaluaties over de bestaande EVC-praktijken14 - vaak aan hun lot overgelaten. Het is nochtans belangrijk om EVC te zien vanuit het oogpunt van de levensloop van een persoon. We willen er daarom voor zorgen dat info-en begeleidingspunten en assessmentcentra in een kwaliteitsvolle opvolging voorzien na het doorlopen van het EVC-assessment. Kandidaten kunnen zich uiteraard ook rechtstreeks melden bij een assessmentcentrum. Het assessmentcentrum moet kandidaten ofwel verder helpen bij het instappen in het assessment ofwel doorsturen naar een informatie- en begeleidingspunt waar ze de nodige informatie en begeleiding kunnen krijgen. Ten slotte voorzien we een beroepskwalificatie voor loopbaanbegeleider. Op basis hiervan kan dan een opleiding voor loopbaanbegeleider worden voorzien. Loopbaanbegeleiders moeten beschikken over competenties die zich specifiek richten op het begeleiden van mensen voor, tijdens en na de EVCprocedure en kunnen in de infopunten worden tewerk gesteld. Ze interfereren niet in het beoordelingsproces. Specifieke aandacht bij de opleiding van loopbaangebeleider gaat naar competenties om kwetsbare groepen in onze samenleving te motiveren, te coachen en te begeleiden.
5.2 EVCEVC-assessmentcentra De EVC-assessmentcentra zijn gespecialiseerde instellingen voor het beoordelen van de competenties van EVC-kandidaten met het oog op het verwerven van een kwalificatie. Instellingen en associaties in het hoger onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs, de centra voor basiseducatie, de testcentra voor het ervaringsbewijs en AKOV - meer bepaald NARIC15 en de examencommissie - treden op als EVC-assessmentcentrum. We zullen onderzoeken in welke mate de samenwerking tussen deze diverse centra kan worden verstevigd.
OSCAR werd ontwikkeld door Steunpunt Jeugd en Socius. Oscar is een instrument om competenties die jongeren en volwassenen verwerven in het sociaal-cultureel volwassenen- en jeugdwerk zichtbaar te maken, te benoemen en te waarderen. 14 Evaluatie van de EVC-, EVK- en vrijstellingsprocedures aan de associaties, hogescholen en universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap, 2010 (Departement Onderwijs en Vorming), zie: http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/publicaties/Evaluatie_EVC_EVK_en_vrijstellingen.pdf EVC in het volwassenenonderwijs: een probleemverkennende studie, 2011 (IDEA Consult, Studieopdracht op vraag van het Ministerie van Onderwijs en Vorming), zie: http://www.ond.vlaanderen.be/volwassenenonderwijs/directies/documenten_communicatie/2011-09-26-EVStudie_EVC_volwassenenonderwijs.pdf. 15 NARIC: National Academic (& Professional) Recognition and Information Centre. 13
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 12 van 23
De assessmentcentra beoordelen de competenties op basis van een assessment, waarbij gebruik wordt gemaakt van gevalideerde toetsen, een portfoliobeoordeling of allerhande attesten zoals kwalificatiebewijzen16 verworven in het buitenland, studiebewijzen, certificaten, enz. EVC staat of valt met een valide en betrouwbare beoordeling. Dat omvat: (1) gebruik maken van actuele
en
gevalideerde
referentiekaders,
(2)
beschikken
over
valide
en
betrouwbare
beoordelingsinstrumenten, (3) het werken met competente beoordelaars en (4) de aanwezigheid een transparante en gevalideerde procedure. De evaluatie van EVC in het volwassenenonderwijs, de jaarrapporten over het ervaringsbewijs en ook de evaluatie van EVC-praktijken in het hoger onderwijs melden allemaal in meer of mindere mate problemen rond de huidige beoordelingspraktijken zoals het ontbreken van geformaliseerde en gestandaardiseerde procedures en instrumenten, een tekort aan expertise in de (test)centra, geen of onvoldoende gevalideerde toetsen. Daarom willen we als overheid met grote zorg waken over de wijze waarop het beoordelen van de competenties van EVC-kandidaten gebeurt. We voorzien voor de toekomst de volgende maatregelen: o
Referentiekaders: De referentiekaders voor de beoordeling van competenties in een EVCtraject worden bepaald door de overheid door middel van de kwalificaties uit de kwalificatiestructuur17. Kwalificaties bepalen welke competenties worden beoordeeld. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de beoordelingskaders (1) actueel en gevalideerd zijn en (2) overal dezelfde zijn. Daarmee zorgen we er ook voor dat de EVC-bewijzen onderling vergelijkbaar zijn.
o
Beoordelingsinstrumenten (toetsen voor assessment): EVC-kandidaten worden in een assessment op het moment zelf beoordeeld (momentopname). Daarom moeten de gebruikte toetsen voldoen aan zeer hoge kwaliteitseisen op het vlak van validiteit en betrouwbaarheid. Dit betekent dat de toetsen gebaseerd zijn op de VKS en dat zij door professionele toetsontwikkelaars18 moeten worden ontwikkeld. Zo waarborgt de overheid de kwaliteit van de toetsen. Welke toetsen voor welke beroepskwalificaties en onder welke voorwaarden worden ontwikkeld, moet nog verder worden uitgeklaard. Daarnaast zal ook worden onderzocht of hiervoor de nodige financiële middelen kunnen worden vrijgemaakt. De overheid behoudt het overzicht van de beschikbare toetsen (ev. via een “toetsenbank”19). Uiteraard moeten we er ook voor zorgen dat er kwaliteitsvolle instrumenten worden gebruikt in het beoordelen van competenties dat niet op toetsen steunt zoals het beoordelen van een portfolio.
In dat geval spreekt men van EVK: erkenning van verworven kwalificaties. Voor talen wordt het Europees referentiekader (ERK)gebruikt. 18 Hiervoor kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een samenwerking met het CITO (Instituut voor toetsontwikkeling) en de Examenkamer in Nederland. 19 De toetsen zelf worden hierin niet opgenomen, wel een overzicht van wat er aan toetsen beschikbaar is. 16 17
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 13 van 23
o
Beoordelaars (assessoren, portfoliobeoordelaars en beoordelaars van buitenlandse kwalificatiebewijzen) moeten bekwaam zijn in het beoordelen van competenties verworven in verschillende contexten. Ze moeten eveneens vertrouwd zijn met de verschillende beoordelingsmethodieken. Om de professionaliteit van de beoordelaars te verhogen wordt een beroepskwalificatie van EVC-beoordelaar ontwikkeld. Op basis hiervan kan dan een opleiding voor beoordelaar worden voorzien. We zorgen daarnaast voor een vormingsaanbod voor EVC-aanbieders in functie van de professionalisering van hun medewerkers en de ontwikkeling van hun EVC-procedure. We zullen het EVC-kennisnetwerk hierbij stimuleren om een rol te spelen (zie verder).
o
De procedure moet gevalideerd, transparant en toegankelijk zijn. Zo moet het duidelijk zijn op welke wijze de beoordeling van de competenties van een kandidaat gebeurt en moeten de beoordelingscriteria bekend zijn. Als overheid moeten we ook ervoor zorgen dat de verschillende stappen in een EVC-traject zowel voor de assessmentcentra zelf als voor de burgers duidelijk zijn. De kandidaten moeten op de hoogte gesteld worden van de voorwaarden om in te stappen in een EVC-traject, van de verschillende stappen en mogelijke vormen van assessment en tenslotte van de beroepsprocedure. Via de EVC-website bv. kan AKOV de standaardprocedure toelichten.
Zoals aangegeven is opvolging van de (al dan niet geslaagde) kandidaten belangrijk. Na afloop van het assessment wordt feedback gegeven aan de kandidaten. Dat kan een advies zijn om hen te oriënteren naar mogelijkheden tot verdere kwalificering of naar kansen op de arbeidsmarkt. Kandidaten kunnen met het EVC- advies bij voorbeeld terecht bij de VDAB waar het kan worden gebruikt bij het zoeken naar een geschikte baan (=loopbaanbegeleiding). Ze kunnen met hun advies ook terecht in een “leerwinkel” voor hulp bij het zoeken naar een geschikte opleiding. In het hoger onderwijs kunnen studenten die een EVC-procedure hebben doorlopen terecht bij studietrajectbegeleiders of studieadviseurs voor verder advies over o.m. verkorte trajecten. Daarnaast krijgen de kandidaten die niet slaagden voor het geheel van de competenties uit de kwalificatie een bewijs voor de competenties waarvoor zij wel slaagden. Op die manier hebben de kandidaten iets in handen om eventueel toch een verkort leertraject op te starten of om gerichte begeleiding/oriëntering te krijgen. Bij de beoordeling (en ook bij de begeleiding) hebben kandidaten recht op privacy en persoonlijke integriteit, wat impliceert dat het bewijsmateriaal eigendom is van de deelnemers en op vertrouwelijke manier wordt behandeld. Na de beoordeling heeft elke deelnemer het recht zijn EVC-dossier in te zien en kan hij/zij bij betwisting van de beslissing gebruik maken van een beroepsprocedure (die in de nabije toekomst verder zal worden uitgewerkt).
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 14 van 23
6
Aandacht voor kwaliteit kwaliteit
Kwaliteitsbewaking van de informatie- en begeleidingspunten en assessmentcentra is cruciaal. Ze moeten allemaal aan een aantal gemeenschappelijke kwaliteitscriteria voldoen waarbij volop ingezet wordt op een laagdrempelige toegang voor de EVC-kandidaten. Het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) heeft een belangrijke rol in de kwaliteitsbewaking van EVC-trajecten. Het treedt hierbij zowel ondersteunend, coördinerend als controlerend op. Zo is o.m. de uitbouw van een ‘uniek loket’ voorzien dat de informatie- en coördinatieopdrachten m.b.t. (de kwalificatiestructuur en) EVC-procedures t.a.v. burgers, intermediairen en overheden op een geïntegreerde wijze aanbiedt. De loketfunctie t.a.v. de burgers wordt samen met de informatiepunten ontwikkeld. Het promotorenteam kan hierbij een belangrijke rol spelen. AKOV zorgt ervoor dat de informatie- en begeleidingscentra op een degelijke wijze voorzien in informatie en begeleiding voor EVC-kandidaten. Het speelt een rol in het kwaliteitstoezicht van de EVC-trajecten.
6.1
Kwaliteit van de informatieinformatie- en begeleidingspunten begeleidingspunten
AKOV voorziet de informatie- en begeleidingspunten van een kwaliteitslabel (waarvan de concrete modaliteiten in een volgend stadium verder uitgewerkt worden). Het label garandeert dat het informatiepunt aan bepaalde kwaliteitscriteria voldoet bijvoorbeeld rond het soort informatie dat wordt gegeven, de manier waarop de informatie wordt bezorgd en de professionalisering van de begeleiders. Belangrijk hierbij is dat de toegankelijkheid naar kwetsbare doelgroepen in onze samenleving mee in rekening wordt gebracht. De kwaliteitscriteria worden bepaald door de Vlaamse Regering.
6.2
Kwaliteit van de assessmentcentra
Voor de assessmentcentra voorzien we in een kwaliteitstoezicht ter plaatse (door een gemengde commissie) en een accreditatie (= erkenning) van het EVC-traject. De accreditatie houdt in dat de centra bewijzen van erkende kwalificaties kunnen uitreiken. Het voorstel van kwaliteitstoezicht en accreditatie wordt verder uitgewerkt binnen het beleidsproject ‘Een geïntegreerd kwaliteitskader voor trajecten die leiden naar erkende kwalificaties’. Voor wat het hoger onderwijs betreft, kan de kwaliteit van de EVC-trajecten meegenomen worden tijdens de ‘instellingsreview’ van het nieuwe accreditatiesysteem (zoals vastgelegd in Afdeling 2 van het Ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, wat het stelsel van kwaliteitszorg en accreditatie betreft). Naast externe kwaliteitszorg worden de assessmentcentra via het bestaande EVC-kennisnetwerk en de EVC-website verder gestimuleerd om hun interne kwaliteitsbewaking te expliciteren en meer
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 15 van 23
transparant te maken naar stakeholders20. Het intern evalueren van het systeem dient systematisch, instellingsbreed en gestructureerd te gebeuren.21. Op de EVC-website is ter ondersteuning van de EVC-aanbieders een instrument ontwikkeld waarmee ze kunnen nagaan in welke mate ze voldoen aan de kwaliteitseisen van EVC. We zullen het instrument en het gebruik ervan evalueren en het op basis hiervan verder uitwerken. Ook andere evaluatie-instrumenten voor interne kwaliteitszorg van EVCtrajecten kunnen op de website worden aangeboden zoals een kwaliteitscode voor het ontwikkelen van toetsen.
7
Een duidelijke financiële regeling
De verschillende beleidsdomeinen moeten onderzoeken welke financiële aanpassingen nodig zijn voor een geïntegreerd EVC beleid. In de nota doen we enkel een voorstel van financiële regeling voor het beleidsdomein Onderwijs en Vorming22, maar uiteraard zijn ook de voorstellen van financiering in de andere beleidsdomeinen om tot een geïntegreerd beleid te komen, noodzakelijk. WSE zal aansluitend bij het advies van de sociale partners een voorstel doen voor structurele financiering van het ervaringsbewijs in plaats van de huidige projectfinanciering. Dit voorstel vergt verdere uitwerking en discussie. Ook de mogelijkheden voor een reguliere omkadering van EVC binnen Cultuur, Jeugd & Sport moeten vanuit dit beleidsdomein worden bekeken. Hier dient dus nog een verdere uitwerking te gebeuren vanuit de eigen budgettaire mogelijkheden. Vervolgens kan worden bekeken op welke manier een geïntegreerde aanpak op dit vlak mogelijk is.
7.1
Een gedeelde verantwoordelijkheid
Eén van de grote knelpunten bij de realisatie van een geïntegreerd EVC-beleid is de financiering. De bestaande EVC-trajecten zijn meestal ontoereikend of beperkt in de tijd gefinancierd. De volwassenenen hoger onderwijsinstellingen worden niet gefinancierd voor de organisatie van EVC. De instellingen moeten eerst met eigen middelen investeren in EVC-trajecten om de deelnemers vaak minstens deels vrij te stellen van het opleidingstraject. Omdat onderwijsinstellingen gefinancierd worden op basis van de participatie van deelnemers aan hun opleidingen, ontvangen deze als gevolg van die vrijstellingen net minder middelen van de overheid. Dat heeft tot gevolg dat onderwijsinstellingen veelal niet enthousiast zijn om te investeren in EVC. In het hoger onderwijs wordt nog een tegemoetkoming gevraagd aan de deelnemer, wat in het volwassenenonderwijs niet toegelaten is.
Aanbeveling 5 voor 12 voor erkennen van competenties (EVC) in Vlaanderen. 14 mei 2008, SERV Evaluatie van de EVC-, EVK- en vrijstellingsprocedures aan de associaties, hogescholen en universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap, 2010 (Departement Onderwijs en Vorming) 22 Tussen 2006 - 2010 werden ongeveer 2800 ervaringsbewijzen uitgereikt. Men voorziet bij het beleidsdomein Werk & Sociale Economie (WSE) een herziening van het financieringssysteem voor de ervaringsbewijzen in 2012. Ook hier streeft men naar een reguliere omkadering die in de plaats komt van ESF- subsidies. 20
21
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 16 van 23
Het kostenplaatje voor EVC omvat twee facetten. Enerzijds is er de kost voor de ontwikkeling van de procedures, de opbouw van deskundigheid en de uitbouw van de nodige infrastructuur. Anderzijds vraagt ook de concrete uitvoering van een EVC-traject middelen. Zo moet het aanbod bekend gemaakt worden naar het brede publiek via publiciteit, moet er voorzien worden in individuele trajectbegeleiding (bv. om een portfolio op te maken), moet het assessment eventueel uitgevoerd en beoordeeld worden, de portfolio geanalyseerd en zijn er de nodige administratieve verplichtingen. Het spreekt voor zich dat het kostenplaatje zo beperkt mogelijk dient gehouden te worden. In een volgend stadium zullen we uitwerken wie de verantwoordelijkheid voor welke EVC-trajecten en onderdelen daarvan op zich neemt en voor welke kwalificaties al dan niet in een EVC-traject wordt voorzien. In ieder geval zal het toekomstige netwerk van EVC-aanbieders (infopunten en assessmentcentra) maximaal worden ingebed in de bestaande structuren zoals instellingen voor hoger onderwijs, centra voor volwassenenonderwijs, centra voor Basiseducatie, enz. Deze beschikken immers al over de nodige infrastructuur, alsook over personeel dat deskundig is in de domeinen en sectoren waarbinnen EVC-trajecten opgezet kunnen worden. De overige financiering van EVC zal een gedeelde verantwoordelijkheid worden van de overheid, de EVC-aanbieders en de gebruikers. De financiering omvat een aantal basiskosten zoals de professionalisering van assessoren en begeleiders, het realiseren van een maximale kwaliteit (kwaliteitstoezicht en accreditatie), de personeelsomkadering van de EVC-aanbieders, de ontwikkeling van de nodige EVC-instrumenten, de maximale toegankelijkheid van EVC-trajecten voor kansengroepen, opleidingen voor assessoren en begeleiders en administratieve kosten en werkingskosten. Hoe de financiële verantwoordelijkheid zal worden verdeeld tussen de betrokken partners, zal nog verder worden uitgewerkt.
7.2
Naar een reguliere omkadering voor EVCEVC-trajecten binnen onderwijs onderwijs
Vooraleer we afspraken kunnen maken over de financiële verantwoordelijkheid van de verschillende partners, moeten we een goed zicht hebben op de kost van EVC. Momenteel ontbreken we een aantal essentiële parameters, zoals het aantal te verwachten kandidaten, de duur van de procedure en de kost van diverse assessments naargelang de beoogde kwalificatie, om die kost te bepalen. Op basis van een analyse van de kost voor het behalen van een ervaringsbewijs kan gesteld worden dat een gemiddeld EVC-traject voor een volledige kwalificatie maximaal 1.500 euro bedraagt voor begeleiding en beoordeling samen. Voor het ontwikkelen van een toets wordt 7.000 euro gerekend. Dat is een éénmalige kost. Op basis van deze inschatting kunnen we echter geen stabiel financieringsmodel uitwerken. Het is de bedoeling om de financiering van het EVC-beleid te integreren in de bestaande financieringssystemen. Om te onderzoeken hoe dat precies in zijn werk moet gaan, opteren we om gedurende drie jaar via projectsubsidies een gecontingenteerd volume aan EVC-trajecten uit te werken. Aan de deelnemers zal eveneens een kostprijs gevraagd worden. Niet alleen dragen zij hiermee bij tot
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 17 van 23
de bekostiging van het EVC-beleid, maar ze worden op die manier ook geresponsabiliseerd. Het starten van een EVC-traject is dus voor de deelnemers nooit vrijblijvend, maar veronderstelt op zijn minst dat de deelnemer mee financiële verantwoordelijkheid draagt. Er zal gewerkt worden met een variabele kostprijs die afhankelijk gemaakt wordt van: -
het bruto jaarlijks gezinsinkomen van de deelnemer;
-
de omvang van de opleiding om dezelfde kwalificatie te behalen (compensatie);
-
de mate waarin er in het assessment praktische proeven worden voorzien en de duur van het assessment.
Bepaalde kansengroepen kunnen volledig vrijgesteld worden. Dat geldt ook voor bepaalde doelgroepen wiens positie op de arbeidsmarkt moet worden versterkt voor het vinden van een baan. Na het derde projectjaar zullen de EVC-trajecten ingebed worden in de verschillende reguliere financieringssystemen van de geaccrediteerde EVC-aanbieders. Op die manier wordt het ook voor de opleidingsverstrekkers duidelijk dat EVC een alternatieve, maar gelijkwaardige weg is om tot een kwalificatie te komen naast het volgen van een opleiding. Daarbij zullen de resultaten van de drie projectjaren de basis vormen voor het bepalen van de verschillende parameters die gelden in deze financieringssystemen.
8
Belang van samenwerking en netwerken
Om de kwaliteit van de EVC-trajecten van de diverse EVC-aanbieders te verhogen is er nood aan het uitwisselen van ervaringen, goede praktijken en expertise. Het vormen van netwerken met andere EVC-aanbieders, beleidsdomeinen en met buitenlandse systemen is hierbij nodig. Enkele jaren geleden werd het kennisnetwerk EVC opgericht, waarbij alle EVC-aanbieders uit de drie betrokken beleidsdomeinen
werden
samengebracht.
Een
promotorenteam,
samengesteld
uit
de
vertegenwoordigers van de EVC-aanbieders uit de betrokken beleidsvelden, stuurt dit kennisnetwerk aan, organiseert diverse activiteiten en formuleert aanbevelingen aan het beleid. AKOV staat in voor het coördineren en opvolgen van het promotorenteam. De meerwaarde van het kennisnetwerk wordt door alle partijen onderschreven, waarbij de belangrijkste realisatie het voorzien van een platform voor netwerking is. Ook de informatiedagen met vormingssessies worden als zeer leerrijk ervaren. Het leidt tot een beter begrip van elkaars standpunten en verzuchtingen; ook op het veld bevordert het de samenwerking tussen onderwijs, werk en cultuur, jeugd en sport. We zullen daarom vanuit de overheid verder investeren in de uitbouw van het kennisnetwerk. Het kennisnetwerk speelt immers een belangrijke rol in de professionalisering van begeleiders en assessoren en EVC-aanbieders in het algemeen. Netwerken en expertisedeling zijn noodzakelijk ook over gemeenschaps – en landsgrenzen heen. Ook in de toekomst zal AKOV de werkzaamheden van het kennisnetwerk (dat op een evenwichtige manier zal worden samengesteld)
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 18 van 23
coördineren en opvolgen. Daarnaast zal AKOV zorgen voor een maximale synergie tussen het kennisnetwerk en de beleidsintenties van de overheid.
9
Evaluatie, rapportering en monitoring
Om meer kwantitatieve gegevens te verzamelen m.b.t. EVC voorzien we in een registratie-, monitoring- en rapporteringssysteem. Een dergelijk systeem helpt bij het regelmatig evalueren van de processen en het opstarten van verbeteracties. De EVC-trajecten worden geregistreerd door de EVC-aanbieders. Er wordt onder meer informatie aangeleverd over de doelgroepen die worden aangesproken, de opleidingen of beroepen die het meest of het minst in aanmerking komen voor een EVC-procedure, het aantal kandidaten dat een procedure start en dat een kwalificatie behaalt, het soort en het aantal vrijstellingen dat wordt gegeven en gegevens in verband met instroom, doorstroom en uitstroom van kandidaten. Voor het ervaringsbewijs beschikken we via het cliënt-volgsysteem (CVS) van VDAB al over informatie rond bepaalde aspecten. Daarnaast zal het kenniscentrum en het promotorenteam EVC hiervoor worden ingezet. Het kenniscentrum kan haar leden helpen bij het registreren en rapporteren van gegevens aan de overheid. Dat kan door het geven van informatie, door te zoeken naar een efficiënte manier om gegevens te verzamelen en te verwerken, enz. Het registreren van gegevens houdt onder meer in dat voor de kandidaten die een kwalificatie via een EVC-traject behalen, een link wordt gelegd met de leer- en ervaringsbewijzen databank (LED)23. Het kwalificatiebewijs wordt voor de betrokken personen mee in de LED opgenomen. Op die manier vindt iemand die een EVC-traject succesvol heeft doorlopen het bewijs daarvan ook terug in het overzicht van de bewijzen die hij of zij al heeft verworven. De overheid moet kunnen beschikken over de noodzakelijke gegevens voor de monitoring van: -
de realisatie van de beleidsdoelen die we met EVC willen bereiken;
-
de effectiviteit en efficiëntie van de EVC-processen.
Het is niet de bedoeling hiervoor centraal een metadatabank op te richten of een centraal registratiesysteem te ontwikkelen. We zullen bij de uitbouw van het kenniscentrum onderzoeken hoe we via een optimale kennisdeling tussen de betrokken partners over deze gegevens kunnen beschikken en de vooropgestelde monitoring garanderen.
23
LED: de leer- en ervaringsbewijzen databank verzamelt alle diploma’s, certificaten en getuigschriften van de Vlaamse burgers. LED werd opgestart door de twee beleidsdomeinen Onderwijs en vorming en Werk en Sociale Economie.
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 19 van 23
10 Planning en timing Voorliggende EVC-discussienota wordt in juni 2012 aan de strategische adviesraden overgemaakt voor advisering. Vervolgens worden de werkzaamheden gestart ter voorbereiding van een decretaal kader voor een geïntegreerd EVC - beleid. De beoogde datum voor goedkeuring van het decreet door het Vlaams Parlement is juli 2013. De discussienota zal ook gekoppeld worden aan de verwachte aanbeveling van de Europese Commissie over de erkenning van non-formeel en informeel leren.
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 20 van 23
Bibliografie o
Aanbeveling 5 voor 12 voor erkennen van competenties (EVC) in Vlaanderen. 14 mei 2008, (SERV).
o
Advies over de erkenning van verworven competenties (EVC), 2010 (VLOR).
o
Competenties waarderen in de jeugdsector. Een eigen kijk op het competentieverhaal, 26 oktober 2009 (Steunpunt Jeugd).
o
De erkenning van informeel en niet-formeel leren in Vlaanderen (België), 2007 (CESOR, VUB, Studieopdracht op vraag van het Ministerie van Onderwijs en Vorming).
o
European Guidelines for validating non-formal and informal learning, 2009 (Cedefop).
o
Evaluatie decreet volwassenenonderwijs, 2010 (Departement Onderwijs en Vorming).
o
Evaluatie van de EVC-, EVK- en vrijstellingsprocedures aan de associaties, hogescholen en universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap, 2010 (Departement Onderwijs en Vorming).
o
EVC in het volwassenenonderwijs: een probleemverkennende studie, 2011 (IDEA Consult, Studieopdracht op vraag van het Ministerie van Onderwijs en Vorming.)
o
EVC voor bestuursvrijwilligers, 2004 (Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk).
o
Inventarisatie
en
analyse
van
portfolio’s
in
Vlaanderen.
Praktijkondersteunende
studieopdracht, 2008 (Departement Onderwijs en Vorming). o
Jaarrapporten van het ervaringsbewijs, 2008, 2009, 2010 (Departement Werk en Sociale Economie)
o
Kennisnetwerk en kwaliteitsbewaking van EVC in Vlaanderen. Praktijkondersteunende studieopdracht, 2008 (Departement Onderwijs en Vorming).
o
Principes voor het erkennen van verworven competenties, 2004 (Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten)
o
Recognising Non-Formal and Informal Learning. Outcomes, Policies and Practices, 2010 (OESO)
o
Recognition of Non-Formal and Informal Learning. Flanders (Belgium). Country Note and Country Background Report, 2008 (OESO).
o
Resultaten van diverse pilootprojecten rond EVC (portfolio voor hoogopgeleide vluchtelingen, Oscar, ESF-projecten…)
o
Tussentijdse resultaten van het kennisnetwerk EVC, 2010 (AKOV).
o
Visietekst: erkennen van verworven competenties in het sociaal-cultureel werk, 2006 (Socius).
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 21 van 23
11 Bijlagen 11.1
Bijlage 1: Principes voor EVC
Principes voor het erkennen van verworven competenties (Raad van de Europese Unie en de vertegenwoordigers van de regeringen van de Lidstaten, 2004)
Individuele aanspraken De identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren is in beginsel een vrijwillige aangelegenheid voor het individu. Eenieder dient een gelijke toegang en een gelijke en billijke behandeling te genieten. De privacy en de rechten van het individu worden gerespecteerd. Verplichtingen van de betrokken partijen Overeenkomstig hun rechten, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ontwikkelen de betrokken partijen systemen en benaderingen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren. Deze dienen onder meer te bestaan uit passende mechanismen voor kwaliteitsborging. De betrokken partijen zorgen voor begeleiding, advies en informatieverstrekking inzake deze systemen en benaderingen aan individuen. Vertrouwen en betrouwbaarheid De processen, procedures en criteria voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren moeten billijk en transparant zijn en stoelen op mechanismen voor kwaliteitsborging. Geloofwaardigheid en legitimiteit Systemen en benaderingen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren moeten stoelen op respect voor de legitieme belangen en een waarborg vormen voor de evenwichtige deelname van de betrokken partijen. Het beoordelingsproces dient onpartijdig te verlopen en er dienen mechanismen te worden ingevoerd om belangenconflicten te vermijden. De beroepsbekwaamheid van diegenen die de beoordeling verrichten, dient eveneens te zijn gegarandeerd.
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 19 juni 2012
Pagina 22 van 23
11.2 Bijlage 2: Schema Erkennen van verworven competenties Formeel leren
Leren volgens een studie-programma
Erkennen van competenties
Assessment
Arbeidsmarkt Erkende kwalificatie (bewijs)
Referentiekader: Kwalificaties VKS
Opleiding
Niet-formeel of informeel leren
Leren thuis, vrije tijd, werkplek
Beslissing om te reflecteren over competenties
Assessment
HVC
Documenteren competenties
Beslissing om competenties zichtbaar te maken
Discussienota geïntegreerd EVC beleid – 7 juni 2012
Erkennen van competenties
Beoordeling portfolio
Beslissing om sociale waardering te zoeken of te aanvaarden
Vrijstellingen studieprogram ma
Beslissing om bijkomende competenties te verwerven
Pagina 23 van 23
Beslissing om verder te leren