Discussienota Toekomstig Energiebeleid Inleiding Begin 2002 hebben de fracties van GroenLinks en D66 een initiatiefvoorstel ingediend betreffende energiebesparing en duurzame energie. Naar aanleiding hiervan hebben Provinciale Staten van de provincie Groningen op 18 september 2002 besloten om met behulp van de Menukaart duurzame energie en energiebesparing een inspirerend en actiegericht totaalprogramma op te stellen. Aan GS is de opdracht gegeven het beleidskader nader uit te werken, het uitvoeringsplan (het "Groningse menu") op te stellen en de financiële consequenties in relatie tot hun verwachte effecten en potentieel in beeld te brengen. Op 24 juni 2003 is de Potentieelstudie energie provincie Groningen gereed gekomen. Hierin staan de technische en praktische mogelijkheden voor energiebesparing en duurzame energie binnen de Provincie Groningen alsmede het verwachte energieverbruik in 2010. Dit rapport is in juli 2003 ter kennisname aan Provinciale Staten verzonden. Bij deze discussienota is een rapport bijgevoegd (Van Kyoto via Den Haag naar Groningen) waarin een vertaling staat van de potentieelstudie in CO2-termen, en waarin ook een overzicht is gegeven van de emissies van de overige broeikasgassen in Groningen. Met behulp van dit rapport is het mogelijk een inschatting te maken van de opgave waarvoor de provincie staat tot 2010 (dit noemen we het beleidsgat). De rol van deze discussienota in het proces is om met u van gedachten te wisselen over de kaders van het toekomstig beleid, door inzicht te geven in de consequenties van het staande beleid. Daarmee ontstaat de noodzakelijke input voor de verdere opstelling van het totaalprogramma (uitmondend in het Gronings Menu, dat in de komende maanden wordt opgesteld), met name wat betreft de richting en de prioritering van projecten.
Huidig beleid In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) worden zeven grote milieuproblemen benoemd waar we nog steeds onvoldoende vat op hebben. Twee daarvan zijn relevant voor deze nota: de overexploitatie van natuurlijk hulpbronnen en de klimaatverandering. In verband met de eindigheid van fossiele brandstoffen is er nationaal een traject ingezet om te komen tot een transitie naar een duurzame energiehuishouding. Dit traject van transitiemanagement wordt getrokken door het ministerie van EZ. Hierin zijn twee elementen van belang: het verminderen van de vraag (energiebesparing) en het gebruiken van hernieuwbare energie (duurzame energie-bronnen). Deze aanpak draagt tegelijkertijd ook bij aan het oplossen van het probleem van de klimaatverandering, omdat met de verbranding van fossiele energiedragers veel CO2 in de atmosfeer terechtkomt. CO2 is in hoeveelheid de belangrijkste van de broeikasgassen die verantwoordelijk worden gehouden voor de klimaatverandering. In het Provinciaal Omgevings Plan (POP) staat het huidig beleid ten aanzien van de klimaatverandering duidelijk verwoord: de provincie Groningen wil een evenredige bijdrage leveren aan het nakomen van de internationale afspraken over het terugdringen van de CO2-emissie als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen (blz. 66). Dat betekent dat de emissie van CO2 in 2010 6% lager moet zijn dan in 19901. Het bereiken van deze doelstelling verloopt via twee sporen, namelijk via energiebesparing en via het vergroten van het aandeel duurzame energie. Energiebesparing wordt bevorderd door in te zetten op duurzame bedrijventerreinen (o.a. door uitwisseling van energie) en door een lager energiegebruik af te spreken met de bedrijven via de milieuvergunningverlening (ook via het convenant Benchmark energieefficiency, waar de energie-intensieve bedrijven aan meedoen). Verder vermeldt het POP duurzaam bouwen, bevorderen van het openbaar vervoer en het gebruik van de fiets en milieuzorg binnen de provinciale organisatie als middelen om tot energiebesparing te komen. Voor duurzame energie geldt de nationale doelstelling2 dat in 2020 10% van de energiebehoefte moet worden gedekt door energie uit hernieuwbare bronnen. Voor 2010 betekent dit dat 5% van de 1
In de Kyoto-doelstellingen is voor Nederland een gemiddelde emissie-reductie van 6% CO2-equivalenten t.o.v. het 1990-niveau in de periode 2008-2012 afgesproken. De bijdrage van de zes verschillende broeikasgassen aan de klimaatverandering wordt uitgedrukt in CO2-equivalenten, CO2 is met een aandeel van ongeveer 75% het belangrijkste broeikasgas. 2 Derde energienota, 1995.
energiebehoefte moet worden opgewekt als duurzame energie. In het POP staan voor het realiseren van duurzame energie drie concrete subdoelstellingen: - 1 MW3 aan zonnepanelen (dit zijn ± 11.000 Photo-Voltaische-panelen ofwel PV-panelen, voor elektriciteit) in 2007, - 50 TJ aan thermisch vermogen (dit zijn ± 7800 zonneboilers, voor warm water) in 2007, en - 165 MW aan windenergievermogen in 2010 (BLOW4-akkoord). Met deze drie subdoelstellingen tezamen kan op zijn hoogst de helft van de doelstelling voor duurzame energie in 2010 gehaald worden. Deze doelstellingen maken deel uit van de algemene doelstelling voor de duurzame ontwikkeling van de provincie met voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen (POP, blz. 20).
Beleidsgat Uit de Potentieelstudie energie Provincie Groningen van 24 juni 2003 blijkt dat een forse intensivering van de huidige uitvoering van het energie- en klimaatbeleid nodig is om de doelstellingen uit het POP te kunnen halen. In de studie is aangegeven waar de beste kansen liggen om de doelstellingen te realiseren: er is aangegeven wat het verwachte energieverbruik is in 2010, en ook wat de technische en praktische potentiëlen zijn op het gebied van duurzame energie en energiebesparing. In het aan deze discussienota toegevoegde rapport Van Kyoto via Den Haag naar Groningen is uitgewerkt wat dit in hoeveelheden CO2-emissie betekent. Hieruit blijkt dat er een opdracht ligt om in de periode tot aan 2010 2,4 Mton CO2emissie-reductie te realiseren, uitgaande van de POP doelstelling voor CO2 (i.e. het beleidsgat). Als we de andere broeikasgassen in de doelstelling betrekken, is het beleidsgat 1,84 Mton CO2 -equivalenten. Hierbij is er vanuit gegaan dat het Rijk zorgt voor de realisatie van de (maximaal) 50% van de taakstelling die in het buitenland mag worden verwezenlijkt. Zie ook figuur 1.
Buitenlandse emissiereductie
Totale beleidsgat
Binnenlandse emissiereductie
Kyoto doelstelling
Figuur 1 - In deze figuur is het beleidsgat schematisch weergegeven. De bovenste lijn is de ontwikkeling van 1990 tot 2010 in CO2-emissie zonder klimaatbeleid. De onderste lijn geeft weer waar we volgens Kyoto op uit zouden moeten komen (in 2010 6% lager dan in 1990). Van het verschil tussen de bovenste en de onderste lijn mag de helft in het buitenland worden gerealiseerd, dus de andere helft is het deel dat we in het binnenland moeten realiseren. Dit deel is het provinciale beleidsgat (dat is dus de helft van het totale beleidsgat uit de figuur).
Uitkomsten Potentieelstudie In de potentieelstudie is een inschatting gemaakt van de technische en praktische potentiëlen op het gebied van duurzame energie en energiebesparing. Voor energiebesparing is het praktisch potentieel
3 4
MW = Mega Watt (106 Watt = 106 Joule/seconde); TJ = Tera Joule (1012 Joule); PJ = Peta Joule (1015 Joule) BLOW= Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie
becijferd op 24 PJ, voor duurzame energie op 10 PJ 5. Deze praktische potentiëlen zijn inclusief de al ingezette activiteiten die energiebesparing tot doel hebben (zie tabel 1), en inclusief de al gerealiseerde opwekking van duurzame energie (zie tabel 2). Tabel 1 - overzicht van enkele al ingezette activiteiten op het gebied van energiebesparing. Activiteiten voor energiebesparing Benchmarking en MJA's energie-intensieve bedrijven Verruimde reikwijdte Wet milieubeheer overige bedrijven Duurzame bedrijventerreinen Milieuzorg intern en extern (Duurzaam Groningen) Project Waterzijdig inregelen CV-installaties
Tabel 2 – stand van zaken realisering beleidsdoelen op het gebied van duurzame energie. Onderwerp Duurzame energie Zonne-energie elektrisch Zonne-energie thermisch Windenergie
Doelstelling 5% van behoefte in 2010 1 MW (=± 11.000 panelen) 50 TJ (=± 7800 zonneboilers) 165 MW
Gerealiseerd 0,8 % van het gebruik in 2000 0,23 MW (= ± 2500 panelen) 3,2 TJ (= ± 500 zonneboilers) 58 MW
De potentieelstudie maakt dus duidelijk dat de beste kansen liggen bij energiebesparing, het potentieel daarvoor is bijna 2,5 maal zo groot als dat voor duurzame energie. De focus bij energiebesparing moet vooral liggen op de bestaande woningen, op de handel/diensten/overheid-sector en op de zware industrie. Het praktisch potentieel voor duurzame energie bestaat vooral uit biomassa, uit windenergie (de BLOWdoelstelling), en in mindere mate warmte-koude-opslag en zonne-warmte. Haalbaarheid opdracht Het rapport Van Kyoto via Den Haag naar Groningen maakt duidelijk dat het praktisch potentieel uitgedrukt in aantal ktonnen CO2 voldoende groot is om het beleidsgat te dichten: het potentieel is ongeveer 2500 kton CO2, en het beleidsgat is 2400 kton CO2 (of 1840 kton CO2 -equivalenten). Het is noodzakelijk hierbij een aantal kanttekeningen te maken: - zoals al eerder is aangegeven is 'praktisch potentieel' niet hetzelfde als 'gemakkelijk uitvoerbaar', vooral omdat vaak de terugverdientijd veel te lang is, - de beïnvloedbaarheid van het onderwerp door de provincie is vaak beperkt, omdat marktpartijen (vrijwillig) de investeringen moeten doen, - sommige doelstellingen zijn geformuleerd met als randvoorwaarde de aanwezigheid van een bepaald subsidie- of fiscaal klimaat, en dat klimaat kan veranderen (door de enorme bezuiniging op de EnergiePremieRegeling die op Prinsjesdag is aangekondigd wordt bijvoorbeeld de doelstelling voor 1MW aan zonnepanelen heel moeilijk realiseerbaar). Daarnaast is het zo dat het klimaatbeleid van de provincie geen beperkende factor mag zijn voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid, wat één van de hoofddoelstellingen is van het POP. Het investeringsklimaat mag niet worden aangetast. Wel maakt het aantrekken van extra bedrijvigheid, vooral als dat energie-intensieve bedrijvigheid betreft, het moeilijker om de doelstellingen voor de totale provinciale CO2-emissie-reductie te halen. Daarom zullen de eisen die aan nieuwe bedrijven worden gesteld op het gebied van energie-efficiëncy hoog moeten zijn, en zal nadrukkelijk gezocht moeten worden naar kansen voor (energie-)ketenbeheer. Inspanningsverplichting Dit alles betekent dat de provincie op alle sporen in moet zetten, om het doel te kunnen realiseren. De keuzevrijheid die overblijft zit in de mate waarin op de verschillende kansen wordt ingezet (welk potentieel krijgt de meeste aandacht, de meeste middelen), het tijdstip waarop er op wordt ingezet en via welke rol (kaderstellend, faciliterend, stimulerend) de provincie dit gaat doen. De ambitie van de 5
Onder praktisch potentieel wordt verstaan alle maatregelen die zich tijdens de totale levensduur van die maatregel terugverdienen. Omdat vooral voor ondernemers terugverdientijden langer dan 5 of zelfs 3 jaar te lang zijn, moet het praktisch potentieel gezien worden als de absolute bovengrens van wat praktisch uitvoerbaar is.
provincie is om het doel te realiseren. Maar de rol die de provincie kan spelen bij het realiseren van resultaten is bijna altijd een indirecte. Het potentieel is aanwezig, maar het daadwerkelijk benutten van dit potentieel is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de provincie en derden (vooral gemeenten en bedrijven). Dit betekent dat de provincie enkel een inspanningsverplichting aan kan gaan voor het klimaatbeleid, en geen resultaatsverplichting.
Richting Bij de selectie en prioritering van projecten voor het uitvoeringsprogramma kan van het volgende afwegingskader gebruik worden gemaakt: 1. Probeer in te zetten op de meest effectieve/efficiënte besteding van provinciaal geld per percentage duurzame energie of kton CO2-emissie-reductie. 2. Laat bij de keuze uit verschillende opties als criterium/belang de invloed op het versterken van de economie/werkgelegenheid in Noord-Nederland meewegen. 3. Zet ook in op enkele projecten die mogelijk niet-kosteneffectief zijn/niet optimaal zijn qua efficiency en effectiviteit, maar die van groot belang zijn in verband met PR en voorbeeldfunctie (dit zou kunnen gelden voor de benutting van zonne-energie). Randvoorwaarde bij het uitvoeren van projecten is dat het de realisatie van staand beleid niet mag belemmeren. Bijvoorbeeld bij woningbouwprojecten: we moeten proberen de nieuwe woningen zo energiezuinig mogelijk te laten zijn, zonder dat dit een zo grote invloed op de prijs heeft dat de woningen niet meer te verkopen zijn.
Aanpak De potentiële CO2-emissie-reductie van energiebesparing bedraagt (maximaal) 1850 kton, die van duurzame energie 655 kton. Uit de uitkomsten van de potentieelstudie zijn drie hoofdrichtingen te destilleren die de meeste kansen bieden voor het bereiken van het doel, namelijk (in volgorde van omvang): - energiebesparing in de bebouwde omgeving (826 kton CO2), - energiebesparing in de industrie (803 kton CO2), en - opwekking van duurzame energie (655 kton CO2). In bijlage 1 is een overzicht gegeven van het maatregelenpakket, de opbrengsten en de huidige en mogelijk toekomstige rollen die de provincie kan spelen bij het realiseren van deze doelen. De belangrijkste zijn: Maatregelpakket energiebesparing in bebouwde omgeving - aanscherping energieprestatiecoëfficiënt nieuwbouw, - energiebesparing in de bestaande bouw, en - energiebesparing bij gebouwen van de sector handel, diensten en overheid. Maatregelpakket energiebesparing in de industrie - energiebesparing in de chemische industrie, en - energiebesparing in de basismetaal, de papier- en kartonindustrie en de voeding- en genotmiddelenindustrie. Maatregelpakket duurzame energie - grootschalige windenergie, - thermische zonne-energie, - biomassa (voornamelijk verbranding/vergassing), en - warmte-/koude-opslag en warmtepompen. De intensivering van het klimaatbeleid van de provincie die hiermee samenhangt bestaat uit een sterkere regulerende rol waar dat kan, en een stimulerende/faciliterende rol, en kan worden gevat in de volgende taken: Taak 1) Ondersteunen van gemeenten op met name twee thema’s (de daadwerkelijke uitvoering van het energiebeleid vindt vaak plaats op lokaal niveau):
a. lokaal klimaatbeleid en stimuleren duurzaam bouwen, b. toepassen van de mogelijkheden van de Verruimde Reikwijdte van de Wet Milieubeheer. Het gaat hier met name om ondersteuning van gemeenten bij de uitwerking van het vergunningverlening en handhavingsbeleid; Taak 2) Stimuleren/coördineren van de ontwikkeling van Duurzame Energie, intern en extern gericht, bijvoorbeeld in biomassa-projecten (zoals Costa Due); Taak 3) Stimuleren van het toepassen van duurzame energie en energiebesparing in grote projecten: in toenemende mate spelen grote projecten als uiting van integrale en interactieve beleidsvorming (Meerstad, Ring Blauwe stad, Regiovisie Assen Groningen). Het is van belang dat energiegerelateerde onderdelen van dergelijke projecten vroegtijdig in het ontwikkelingstraject worden opgenomen. De koppeling met de Provinciale Strategie Duurzame Ontwikkeling biedt goede mogelijkheden voor samenwerking en synergie. Intensivering Op dit moment werken er binnen de provinciale organisatie 3,5 fte rechtstreeks aan energiebesparing en duurzame energie, verdeeld over de afdelingen Milieubeleid & Bodemsanering, Milieuvergunningen en Ruimtelijke Plannen. Een intensivering van beleid gaat normaliter gepaard met de inzet van extra capaciteit voor het betreffende onderwerp (zie ook onder het kopje Andere provincies bij Kostenvergelijkingen). Dat verwachten we voor dit onderwerp ook. Overigens is het mogelijk hiervoor een BANS-subsidie aan te vragen. Vanuit van het ook door de provincies ondertekende Klimaatconvenant is deze BANS-subsidie beschikbaar voor de apparaatskosten van intensivering van klimaatbeleid. Deze subsidie bedraagt voor de provincie Groningen voor vier jaar maximaal €60.000,- á €80.000,- per jaar, afhankelijk van het gekozen pakket (i.e. de BANS-subsidieregeling). Daarnaast moet rekening gehouden worden met een uitvoeringsbudget, voor onderzoek en uitvoering van projecten. Voor bepaalde projecten bestaan subsidiemogelijkheden.
Kostenvergelijkingen Om een beter gevoel te krijgen bij de kosten van klimaatbeleid volgen twee kostenvergelijkingen. Eerst wordt een overzicht gegeven van enkele gegevens van andere provincies, en daarna wordt gevisualiseerd wat de elektriciteitsopwekking voor de Groningse huishoudens met duurzame energie aan investeringen vraagt. Andere provincies Verschillende provincies zijn al actief met de intensivering van het klimaatbeleid. Dit geldt onder andere voor Noord-Brabant, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Overijssel. In Gelderland zijn de voorstellen om te komen tot een intensivering gereed. In het algemeen is er sprake van een forse intensivering in zowel formatie (veelal een verdubbeling), als van het uitvoeringsbudget. Zo heeft de provincie Zuid-Holland een fonds voor het stimuleren van duurzame energie van €1.000.000,per jaar. Noord-Brabant heeft een projectbureau Energie 2050 in het leven geroepen, en heeft een stimuleringsfonds van €1.800.000,-. De Provincie Overijssel heeft een jaarbudget van €400.000,-. De provincie Utrecht heeft een projectbureau Energie in Uitvoering, dat met name de gemeenten ondersteunt bij het klimaatbeleid. Noord-Holland heeft een CO2 - servicepunt, en voor alle 64 gemeenten een budget van €230.000,- beschikbaar voor klimaatbeleid. Verschillende provincies, waaronder Noord-Holland, hebben (een deel van) de opbrengst van de verkoop van Energiebedrijf-aandelen gebruikt om de intensivering van klimaatbeleid mee te betalen. Duurzame energie Hieronder volgen ter indicatie twee voorbeelden van de kostprijs van duurzame energie, om aan te geven wat het aan investeringen kost om een deel van het energieverbruik CO2-neutraal te maken. Het elektriciteitsverbruik van alle huishoudens tezamen komt overeen met een CO2-emissie van ongeveer 500 kton, oftewel een kwart tot een derde van het beleidsgat. 1. Het voorzien in de elektriciteitsbehoefte van alle huishoudens in de provincie met behulp van zonneenergie vereist de plaatsing van ongeveer 7.500.000 zonnepanelen, en dat kost circa 6 miljard euro.
2. In de elektriciteitsbehoefte van alle huishoudens kan ook voorzien worden met (grote) windmolens. Dit kan met 228 molens van 1,5 MW, en dat kost ongeveer 342 miljoen euro.
Vervolgtraject Op basis van de hiervoor aangegeven richting wordt het Gronings Menu concreet uitgewerkt. Dit wordt in principe gedaan met gebruikmaking van de BANS-subsidie/provinciale menu- en prestatiekaart, in een projectenlijst waarbij ook wordt aangegeven wat de kosten zijn aan investeringen en formatie, en de opbrengsten in percentage duurzame energie, kton CO2 emissie-reductie, economische effecten en voorbeeldfunctie. Overigens is de provincie bij het realiseren van een aanzienlijk deel van de potentiëlen afhankelijk van derden, wat betekent dat er op deze delen alleen sprake kan zijn van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. Halverwege volgend jaar zal het Uitvoeringsplan gereed zijn dat gebaseerd is op de uitkomsten van de discussie van deze nota en waarbij gebruik zal worden gemaakt van de Provinciale menukaart duurzame energie en energiebesparing.
Resumerend -
-
de provincie Groningen moet zorgen voor een emissie-reductie 2,4 Mton CO2 (of 1,84 Mton CO2 equivalenten), het potentieel van de maatregelen is maximaal 2,5 Mton CO2 - emissie-reductie, om het doel te bereiken is een aanzienlijke intensivering nodig van het energie- en klimaatbeleid, waarbij een beroep wordt gedaan op alle rollen van de provincie, namelijk reguleren, stimuleren en faciliteren, en waarbij de intensivering zich vooral afspeelt in de rollen stimuleren en faciliteren, de grootste kansen liggen bij energiebesparing in de bebouwde omgeving en industrie, en bij delen van de duurzame energieopwekking, en de vervolgstap is het uitwerken van het Gronings Menu.
Discussiepunten Op basis van voorliggende nota stellen wij u de volgende vragen: - wat vindt u van de aangegeven richting (zie paragraaf 'richting'), - wat vindt u van (de wijze van vaststelling van) het beleidsgat, - wat vindt u van het maatregelenpakket en de daaruit afgeleide taken, - wat vindt u van het voorstel om ons te vragen een evenwichtig voorstel te maken voor de uitvoering van dit beleid.
Bijlage 1 - De drie maatregelenpakketten. In onderstaande tabel zijn de maatregelpakketten uiteengezet en wordt het resultaat aangeduid dat met de maatregelen wordt bereikt (uitgedrukt in de bijdrage aan de energievoorziening en het effect op de CO2-uitstoot). Uitgangspunt voor dit resultaat vormt het praktisch potentieel voor duurzame energie en het praktisch energiebesparingspotentieel zoals uiteengezet in de potentieelstudie. Tevens worden bij de maatregelen huidige en toekomstige mogelijke rollen/ taken van de provincie uiteengezet. Dit vormt de basis voor een inschatting van het aantal fte’s dat op dit moment ingezet wordt om invulling te geven aan het energiebeleid en het aantal fte’s dat in de toekomst nodig zal zijn.
Maatregelpakket Energiebesparing in de bebouwde omgeving
Energiebesparingspotentieel in PJ
CO2-verdiensten in Kton* 409,2
Huidig beleid
Rollen Provincie Toekomst beleid
Woningbouw 6,9** Regulerend / stimulerend via Stimulerend door inbreng van ketenbeheer, waarvan aanscherpen Energiebestemmingsplannen duurzame bedrijventerreinen (DBT) en inbreng prestatiecoëfficiënt (EPC) nieuwbouw ± 0,4 van thema energie in grote RO-projecten waarvan energiebesparing bestaande bouw ± 6,5 Voorbeeldrol Energiebesparingsmaatregelen handel, 5,0 417,5 Voorbeeldrol (ondergrondse diensten en overheid (HDO) warmte/koude-opslag) totaal 11,9 826,7 ** In potentieelstudie is bij de bepaling van het potentieel (4,4 PJ) alleen het huishoudelijk gasverbruik meegenomen. In de CO2 studie is het totale huishoudelijke energiegebruik (inclusief elektriciteit) meegenomen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de CO2 studie.
Maatregelpakket Energiebesparing in de industrie
Energiebesparingspotentieel in PJ
Chemische industrie Basismetaal Papier- en kartonindustrie Voeding- en genotmiddelenindustrie Overig
9,30 0,7 0,75 0,4 0,5
CO2verdiensten in Kton* 616,5 130,7 9,3 15,1 32,0
Huidig beleid Regulerend: controle op Energie efficiëncy plannen (EEP’s)
Rollen Provincie Toekomst beleid Regulerend/ Stimulerend via aanscherpen vergunningverlening en handhaving Stimulerend door aandacht voor ketenbeheer, DBT en de inbreng van thema energie in grote RO-projecten.
Totaal 11,65 803,6 * de CO2 gegevens zijn berekend op basis van het EC scenario. Het Energiebesparingspotentieel is vastgesteld onder GC condities. Voor een verdere toelichting zie de CO2 studie.
versie 2.4
-
26-09-2003
Maatregelpakket Duurzame Energie
DE potentieel In PJ
CO2verdiensten in Kton
Windenergie waarvan grootschalig
3,85 3,80
261,4 258
Zonne-energie waarvan thermisch
0,7 0,6
waarvan verbranding/ vergassing
Huidig beleid
Rollen Provincie Toekomst beleid Stimulerend
42,5 35,4
Regulerend via RO-spoor Stimulerend ivm de BLOWdoelstelling, vaak als intermediair tussen betrokkenen Stimulerend/ regisserend (convenant)
4,8
326,4
Regulerend
vergisting
0,1
6,8
-
Stimulerend, evt. via ontwikkelingsmaatschappij Regulerend/ stimulerend
overig
0,1
6,8
-
Stimulerend – haalbaarheid biomassacentrale Stimulerend – voorbeeldrol (biobrandstof)
Warmte-/koude-opslag en warmtepompen totaal
0,2
11,8
Regulerend Voorbeeldrol
Regulerend Stimulerend
9,75
655,7
Stimulerend
Biomassa
versie 2.4
-
26-09-2003