dossier energiebeleid
Je kunt als ondernemingsmilitant een hoop initiatieven nemen op het vlak van energie.
12 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Werknemers gaan over het energiebeleid van hun onderneming Dreigende stroompannes deze winter, stijgende energiefacturen voor gezinnen en bedrijven, het afschaffen van premies voor energiebesparende renovatiewerken en ga zo maar door … het thema energie (en klimaat) is tegenwoordig niet weg te denken uit het nieuws. Het houdt de mensen bezig. Dat is niet verwonderlijk want het belangt ons allemaal aan, als gezin, als burger, als werknemer of werkgever … en met reden. Zonder een stabiele energiebevoorrading en stabiele energieprijzen sputtert de economie. Energie en ook thema’s als mobiliteit en milieu zijn vandaag meer dan ooit katalysatoren voor de concurrentiekracht van onze bedrijven en belangrijk voor het behoud van onze welvaart.
Eerder dit jaar nog belichtte de Klimaatcoalitie in haar campagne ‘JOBS4CLIMATE’ de sociaaleconomische meerwaarde van een sterk beleid inzake energie en klimaat. Investeringen in energierenovaties, een slim elektriciteitsnet, hernieuwbare energie en milieuvriendelijk vervoer leveren tot 60.000 bijkomende jobs op in België. Tegelijk kunnen ze de luchtvervuiling terugdringen, de afhankelijkheid van dure fossiele brandstoffen afbouwen en de klimaatverandering afremmen. Door voldoende en gericht te investeren kunnen we een duurzame toekomst vorm geven. http://www.jobs4climate.be/acties/ jobs4climate/ Op het internet vind je duizend en één sites die je aan de hand van tips vertellen hoe je als gezin (en als burger) energie kan besparen, hoe je de energiefactuur naar beneden kan halen of
voor welke energiebesparende maatregelen je nog een subsidie kan aanvragen? Maar… hoe zit het met werknemers? Wat kan je doen als werknemer en als werknemersafgevaardigde/ ondernemingsmilitant?
Energie op de agenda van Comité PB en Ondernemingsraad Ken jij het energieverbruik van de onderneming waar je werkt? En het kostenplaatje ervan? Is het een energie-intensieve onderneming? Stoot je bedrijf grote hoeveelheden broeikasgassen uit? Misschien is je bedrijf onlangs verplicht een energiestudie te laten uitvoeren of werden er recent energiebesparende maatregelen getroffen in het kader van een energieplan? Of misschien heeft je bedrijf wel een energiebeleidsovereenkomst (EBO) afgesloten met de Vlaamse overheid?
Sinds 2004 is er een wettelijk recht voor werknemersafgevaardigden om over energie geïnformeerd te worden op het niveau van de onderneming. Die rechten staan beschreven in het Energiebesluit (Deel Energieplanning). Bedrijven die onder de definitie van een energie-intensieve inrichting vallen, dienen zich te houden aan dit besluit. Het betreft bedrijven die opgenomen zijn in de VLAREM I-indelingslijst en die een jaarlijks primair energieverbruik hebben van tenminste 0,1 petajoule (PJ). Meer uitleg vind je in het kaderstukje Wetgevend kader energiebeleid in bedrijven. Om terug te keren naar de vraag in de inleiding ‘Wat kan je doen als ondernemingsmilitant?’ Een eerste stap in een syndicale aanpak is het verzamelen van de nodige informatie over het gevoerde energiebeleid om een beter zicht te krijgen op de gang van zaken. Wat zijn de verplichtingen van de werkgever op het vlak van energie? Wat zijn de kosten en baten van het bedrijfsinterne energiebeleid? Stel daarvoor de juiste vragen in de overlegorganen, aan de juiste mensen. Veel grote bedrijven hebben een milieucoördinator of een energiecoördinator die je aan de juiste informatie kunnen helpen. Wist je dat de energiekosten voor een groot aantal energie-intensieve bedrijven (bijvoorbeeld
Een tweede stap is het in kaart brengen waar de grote energieopslorpers zich bevinden en/of waar elektriciteit wordt verspild. Werknemers zijn vaak het best geplaatst om aan te geven waar productieprocessen verbeterd kunnen worden, waar warmteverliezen of lekken voorkomen enz. Het is belangrijk om te weten dat bedrijven ook een beroep kunnen doen op externe expertise om de energiehuishouding van de onderneming in kaart te brengen. Bedrijven kunnen voor een gratis energiescan terecht bij het Agentschap Ondernemen http://www. agentschapondernemen.be/. Nog grondiger dan de energiescan is een energieaudit. Een energieaudit geeft een antwoord op de vragen waar, hoeveel en op welke manier energie in het bedrijf kan worden bespaard. Energieaudits worden overwegend uitgevoerd door erkende energiedeskundigen en andere private adviesbureaus. In een derde stap kan je de dialoog met je werkgever aangaan in het Comité PB en/of de OR. Dit kan gaan over het bijhouden van een energieboekhouding, het opzetten van een energiezorgsysteem, het gebruik van een standaard voor energiemanagement (ISO 50001), het oprichten van een werkgroep energie in de schoot van het sociaal overleg, het in de praktijk brengen van energiebesparende maatregelen, … enz. Ook voor investeringsgerichte maatregelen kan werknemersparticipatie interessant zijn, bijvoorbeeld om de creativiteit van de werknemers in dat verband te stimuleren. Je kunt als ondernemingsmilitant dus een hoop initiatieven nemen op het vlak van energie. Het controleren van het energieverbruik is essentieel om
de competitiviteit en dus de tewerkstelling van je onderneming te garanderen. Het is daarenboven typisch een opdracht waarbij werknemers een actieve rol kunnen vervullen, indien uiteraard het juiste kader hiervoor gecreëerd wordt in de bedrijven. Het is wel geen gemakkelijk thema. Je hebt de complexe wetgeving, de tech-
nische kant van de zaak, de vele invalshoeken, … Daarom is het delen van informatie en samenwerken zo belangrijk. Zit je nog met vragen of wil je meer concrete ondersteuning, aarzel dan niet om de Dienst Onderneming van het ACV te contacteren en mail naar
[email protected]
Wetgevend kader energiebeleid in bedrijven Voor al wie meer wil weten over het Vlaamse Energiebeleid en de energiewetgeving is er de voortreffelijke website van het Vlaamse Energieagentschap (VEA) www.energiesparen.be. We beperken ons hier tot die zaken die belangrijk zijn voor militanten in de energie-intensieve bedrijven. Zoals reeds gezegd is er een wettelijke recht voor werknemersafgevaardigden om over energie geïnformeerd te worden op het niveau van de onderneming. Die rechten staan beschreven in het Energiedecreet (Deel Energieplanning). Dit is naast de energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s), de verplichte energieaudits voor grote ondernemingen en de financiële tegemoetkomingen één van de belangrijkste beleidsinstrumenten om bedrijven aan te zetten zuinig met energie om te springen. Het besluit energieplanning moet ervoor zorgen dat zowel bij de uitbating van de inrichting als bij de vergunningsaanvraag voor een nieuwe inrichting rekening wordt gehouden met de energie-efficiëntie van de installaties. Het besluit energieplanning hangt daarvoor ook nauw samen met Vlarem, het Vlaamse milieureglement. • Vlarem I (art. 5, § 8) bepaalt dat de betrokken bedrijven bij hun vergunningsaanvraag een energiestudie moeten voegen en bij hervergunning een energieplan. Zowel energieplannen als energiestudies moeten worden opgesteld door energiedeskundigen. De energiedeskundige stelt de energieplannen en de energiestudies ter beschikking van de bedrijfsleiding en, in voorkomend geval, ten behoeve van de OR, het Comité PB of bij ontstentenis van die organen, de vakbondsafvaardiging (Energiedecreet, art. 7.7.2. § 5.) • Vlarem II (art. 4.9.2) bepaalt dat als uit het Integraal Milieujaarverslag blijkt dat een bedrijf een totaal energiegebruik van 0,5 PJ per jaar heeft, er binnen de drie maanden een door het Vlaams Energieagentschap (VEA) conform verklaard energieplan moet zijn en dat binnen de drie jaar alle maatregelen uit dit energieplan met een bepaalde interne rentevoet uitgevoerd moeten zijn. Deze plannen moeten om de 4 jaar worden geactualiseerd en opnieuw aan VEA worden voorgelegd. Door de koppeling aan Vlarem zijn ook de reeds vermelde rechten van de werknemersvertegenwoordiging van toepassing (cf. de algemene informatieplicht). Volgens het Besluit inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen moeten ook inrichtingen met een hoge uitstoot van broeikasgassen (de zogenaamde BKG-installaties) onderworpen worden aan de verplichte energieplanning. Op basis van een doorlichting van het productieproces, wordt in het energieplan een opsomming gemaakt van de maatregelen die het bedrijf kan nemen om minder energie te gebruiken. Er is een verplichting om maatregelen met een bepaalde interne rentevoet uit te voeren. De werkgever moet dit energieplan ter inzage voorleggen aan de werknemersafgevaardigden.
13 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
in chemie-en voedingsindustrie) de grootste variabele kostenfactor zijn, zelfs groter dan de loonkosten? In de glasindustrie loopt de energiekost zelfs op tot 40% van de totale bedrijfskosten. Ons motto is dan ook “snoei in energie, niet in jobs”.
14 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Tenslotte werd ook in de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten met de energie-intensieve industrie (voor de periode 2013-2020) die vanaf 2014 afgesloten worden, de opmaak van de energieplannen geïntegreerd en werd een regeling voor het verstrekken van informatie aan en het betrekken van werknemers opgenomen. In de nieuwe EBO’s verbinden ondernemingen zich ertoe om de OR en het Comité PB of bij ontstentenis van deze organen de vakbondsafvaardiging in te lichten over de openbare samenvatting van het energieplan en de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van het energieplan. Daarnaast wordt bij de energiebeheersmaatregelen voorzien in sensibilisering, informatieverstrekking en betrokkenheid van medewerkers. Het doel is dat de medewerkers bewust worden gemaakt van hun rol in en impact op het energiebeleid van de onderneming en hun betrokkenheid bij het behalen van de doelstellingen ervan. Via sensibilisering en opleidingsinitiatieven op maat van de onderneming wordt actief gewerkt aan een energie-efficiënt bewustzijn bij de medewerkers in functie van de impact van hun eigen activiteiten op de totale (of globale) energie-efficiëntie van de onderneming. De onderneming zorgt dat medewerkers verbetersuggesties kunnen aanreiken via diverse communicatiekanalen (…). Regelmatige communicatie met de klanten en toeleveranciers over de energiebeleidsovereenkomst zal ook bij deze een bewustmaking teweegbrengen.
ACV stapt in Europees project over de overgang naar koolstofarme economie Het ACV startte in samenwerking met het Europees Vakverbond (EVV) en andere Europese vakbonden het project ‘Industrial Regions and climate change policies: Trade Union’s perspective’. Het project wil achterhalen hoe vakbonden op regionaal niveau denken de overgang naar een koolstofarme economie te combineren met de ontwikkeling van een nieuw industrieel beleid. De regio Vlaanderen en specifiek het Antwerpse havengebied wordt samen met zes andere industriële regio’s in Europa van nabij bekeken. Het gaat over de regio’s Yorkshire in Groot-Brittannië, Noord-Rijnland-Westfalen in Duitsland, Silezië in Polen, Asturië in Spanje, Lulea in het noorden van Zweden en Ploiesti in Roemenië. Voor al deze regio’s is de transitie naar een koolstofarmere industrie een erg grote uitdaging die grote gevolgen zal hebben voor de regionale industrie en de mensen die er werken. Het anticiperen op toekomstige uitdagingen door een grondige analyse van de regionale uitdagingen en de eraan verbonden opportuniteiten is ook voor de vakbonden een essentiële uitdaging. Het is ook de bedoeling om vertegenwoordigers van de vakbonden te betrekken in een oefening om met andere regionale stakeholders en lokale overheden goede praktijken te identificeren alsook het leren kennen van de knelpunten en uitdagingen in het ontwikkelen van regionale, koolstofarme strategieën inzake industrieel beleid op de lange termijn. Zodoende zal het project een aantal regionale casestudies opleveren en een set van aanbevelingen doen om het politieke werk van het Europees Vakverbond over energie, klimaat en industrie te helpen onderbouwen. De grootste meerwaarde van het project is dat het zal bijdragen om de kloof te dichten tussen de discussies over klimaatbeleid enerzijds en de concrete industriële strategieën die lokaal ontwikkeld worden anderzijds.
| Fredrik Snoeck |
© Michael De Lausnay
dossier energiebeleid
Het Vlaams ACV nodigde deskundigen uit om hun licht te laten schijnen op het energiebeleid.
“De vrijmaking van de energiemarkt kampt met belangrijke constructiefouten” Ann Vermorgen, nationaal secretaris ACV Ann Vermorgen, nationaal secretaris van het ACV, leidde de studienamiddag in: “Hoe is het mogelijk dat we in het begin van de 21e eeuw geconfronteerd kunnen worden met black-outs? Is onze energievoorziening – om het met een boutade te zeggen – gedegradeerd tot het niveau van een ontwikkelingsland? Voor ons is het duidelijk dat de vrijmaking van de energiemarkt kampt met belangrijke constructiefouten. Die heeft niet gezorgd voor voldoende productiecapaciteit. Werknemers verliezen hun job omdat performante gascentrales worden gesloten en er niet geïnvesteerd wordt in nieuwe centrales. In de maakindustrie en andere energie-intensieve sectoren verliezen mensen hun job
omdat de activiteiten overgeplaatst worden naar andere landen, mede omwille van de hoge energiekost in ons land. Vooral de huishoudens en de kmo’s worden geconfronteerd met hoge energiefacturen. Dit leidt tot een ongeziene toename van de energiearmoede in ons land. We stellen ook vast dat de transitie naar een duurzame energievoorziening, met veel meer aandacht voor energie-efficiëntie en een veel groter aandeel van hernieuwbare energie, slechts moeizaam vooruitgang boekt.” “We hebben nood aan een maatschappelijk gedragen visie op de manier waarop we onze energie produceren. Niets is zo nefast voor het investeringsklimaat als het ‘off-on-beleid’ inzake kernenergie. Om de klimaatopwarming tot 2°C te beperken moet de energiesector tegen 2050 volledig koolstofvrij zijn. De elektriciteitsproductie moet daartoe al een stuk vroeger koolstofvrij zijn. De plannen en scenario’s voor een koolstofarme eco-
nomie liggen op tafel en moeten worden uitgevoerd. Belangrijk aandachtspunt is ook dat de energiefactuur billijk verdeeld wordt over alle actoren. Alleen zo kan een breed draagvlak voor de noodzakelijke energietransitie tot stand komen. Blinde maatregelen zoals een energienorm moeten worden vermeden. Oneerlijke concurrentie op kap van het milieu moet op Europees en internationaal niveau aangepakt worden om zo tot een echt gelijk speelveld te komen. Indien kortingen noodzakelijk zijn – voor die bedrijven die door hun hoge energiekost daadwerkelijk aan internationale concurrentie onderhevig zijn – dan moeten die kortingen gekoppeld worden aan strenge eisen inzake tewerkstellingsbehoud, jobcreatie en energiebesparing.” Ann Vermorgen
© Michael De Lausnay
Wat is de impact van de stijgende energiefacturen op de industrie? Zal de dure stroom leiden tot jobverlies? Wat zijn de alternatieven? Waar moet het Vlaamse energiebeleid op inzetten? Die vragen kwamen aan bod tijdens de VRC-Raad van 13 november, met deskundigen die het Vlaamse energiebeleid door en door kennen. We zijn ondertussen twee maanden verder, maar hun inzichten blijven actueel en geven richting aan het debat over het energiebeleid. We geven ze graag mee.
15 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Het Vlaamse energiebeleid en de uitdagingen voor onze industrie
dossier energiebeleid “We moeten het energiebeleid over een andere boeg gooien”
Annemie Bollen is sinds het aantreden van de nieuwe Vlaamse coalitie raadgever op het kabinet van de Vlaamse minister voor energie Annemie Turtelboom. Voorheen was ze de energiespecialiste van de SERV. Zij presenteerde op de VRC-Raad het SERV-advies ‘Nieuwe riemen voor het energiebeleid’.1 “De Vlaamse energievoorziening wordt geconfronteerd met grote uitdagingen. Om de klimaatdoelstellingen te realiseren moet ons energiesysteem CO2-armer worden. Vandaag voldoen slechts 42% van de woningen in Vlaanderen aan alle eisen inzake energiezuinigheid. Het aandeel hernieuwbare energie is nog maar net over de helft van de 13%-doelstelling die we tegen 2020 moeten halen. Ook de gegarandeerde levering van stroom staat onder druk.
Annemie Bollen
© Michael De Lausnay
1 6 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Annemie Bollen, raadgever Vlaamse minister voor energie
Enerzijds dreigt de stroom effectief uit te vallen omdat er onvoldoende geproduceerd wordt. Anderzijds loopt ook de kost van de stroom op zodat die onbetaalbaar dreigt te worden. Om de bevoorradingszekerheid in de toekomst te garanderen zijn massale investeringen nodig om verouderde installaties (centrales, netwerken, enz.) te vervangen en bijkomende capaciteit te voorzien. Er moet ook meer aandacht gaan naar innovatie. Beloftevolle bedrijven uit de sector vertrekken uit Vlaanderen. Er is ook een zeer groot onevenwicht tussen de overheidsmiddelen die worden ingezet worden om hernieuwbare energie te ondersteunen in vergelijking met de middelen voor energie-efficiëntie: 82% van de middelen gaat naar de groenestroomcertificaten, terwijl slechts 12% gaat naar REG-premies.” “We moeten het dus over een andere boeg gooien. De SERV wijst op vier nieuwe riemen voor het energiebeleid. Eerst en vooral is er nood aan een langetermijnvisie op ons energiesysteem dat door alle stakeholders onderschreven wordt in een ‘pact’. Zo’n pact moet degelijk voorbereid en begeleid worden door de overheid. Vervolgens is er de modernisering en uitbouw van de energienetwerken. Deze kosten nu reeds meer dan een half miljard per jaar, een factuur die nog zal oplopen. Met steeds meer variabele stroomproductie door bijvoorbeeld wind en zonne-energie heb-
1 http://www.serv.be/serv/nieuws/serv-geeftt waalf-nieuwe-riemen-voor-het-vlaamseenergiebeleid
ben we nood aan ‘slimme’ netten. Er moet ook veel meer aandacht gaan naar de ontwikkeling van warmtenetten. Een derde nieuwe riem voor het energiebeleid is een grondige hervorming van het certificatensysteem voor groene stroom en warmtekrachtkoppeling. Het tekort bedraagt 1,7 miljard euro. Dit bedrag moet betaald worden via de algemene middelen van de overheid of doorgerekend worden aan de klanten via de elektriciteitsfactuur. De beleidsmakers kiezen vandaag voor de tweede optie. Dit betekent dat de stroomfactuur van de bedrijven in 2016 waarschijnlijk zal toenemen met 21% t.o.v. 2013. Voor de huishoudens zal er 30% of gemiddeld 200 euro per jaar bijkomen over dezelfde periode. Een vierde en laatste nieuwe riem voor ons energiebeleid is het echt verbeteren van de energie-efficiëntie van gebouwen. De focus moet hierbij liggen op de renovatie van bestaande gebouwen. Daar kan een grote winst inzake energieverbruik gehaald worden. 75% van de scholen scoort bijvoorbeeld slecht op energie-efficiëntie. Door de hogere eisen die worden gesteld aan nieuwbouw ligt de investeringskost een stuk hoger, waardoor minder mensen bouwen. Door de grote vraag naar middelgrote huizen, waardoor mensen een hogere prijs betalen, blijft er minder budget over voor renovatie. Vooral kwetsbare groepen zijn de dupe. Zij kunnen zich alleen woningen – ook huurwoningen – veroorloven, die slecht scoren inzake energie-efficiëntie. Een groot deel van hun budget gaat dan ook naar de steeds duurdere energie.”
Peter Claes
“Er moet worden geïnvesteerd in verbeterde hernieuwbare energietechnologieën.” Peter Claes, FEBELIEC
Peter Claes is de directeur van FEBELIEC, de koepel van de Belgische energie-intensieve bedrijven. “FEBELIEC werd opgericht in 1990 om de industriële afnemers van elektriciteit en aardgas in België te vertegenwoordigen in de dossiers rond het energie- en klimaatbeleid. FEBELIEC maakt elk jaar een analyse waarbij de elektriciteitsprijzen van industriële klanten in België vergeleken worden met bedrijven uit het buitenland (Nederland, Frankrijk en Duitsland). Afhankelijk van het soort activiteiten van het bedrijf hebben de Belgische bedrijven een prijshandicap tussen 9 en 47%. Het verschil is het grootst met Duitsland, vooral omdat er daar minder heffingen en netwerkkosten aangerekend worden aan de energieintensieve bedrijven. De industriële tewerkstelling is in België tussen 2008 en 2014 gedaald van 611.000 naar 545.000. Dit is een verlies van 66.000 jobs over zes jaar, een daling met meer dan 10%. Niet enkel in België, maar in heel Europa staat de industriële tewerkstelling onder druk. De voorbije jaren zijn in Europa zo’n 3,5 miljoen jobs in de industrie verloren gegaan. Hoge energieprijzen zijn niet de enige oorzaak van die terugloop, maar dragen er wel in belangrijke mate toe bij. Door de ontwikkeling van het schaliegas in de Verenigde
Staten is het concurrentienadeel met de VS aanzienlijk. De gasprijs is er één derde lager, de elektriciteitsprijs maar de helft van die in Europa.” “Belangrijk is dat werk wordt gemaakt van een goed werkende energiemarkt, waar de bedrijven vertrouwen in hebben. Er moet worden gestreefd naar meer Europese oplossingen. Het is veel beter om een energiebeleid te voeren op Europees niveau dan in elk land afzonderlijk. Naast de vraag hoeveel hernieuwbare energie nodig is, moet er ook een debat zijn over de kost van die hernieuwbare energie, over de bevoorradingszekerheid, en uiteraard de impact op klimaat en milieu. Er moet worden geïnvesteerd in verbeterde hernieuwbare energietechnologieën. Vandaag investeert Europa 24 miljard euro in hernieuwbare energie, maar die gaat teveel naar technologieën die te duur zijn.”
Frank Vandermarliere is de directeur van AGORIA, de federatie die de Belgische ondernemingen in de technologische industrie vertegenwoordigt. “Heel veel bedrijven zijn actief in het zoeken naar oplossingen voor de eindigheid van energiebronnen en de klimaatproblematiek. 14.000 mensen werken in de sector van de hernieuwbare energie en de warmtekrachtkoppeling. Dit zijn bedrijven die ook op de export gericht zijn. Het debat gaat dus niet alleen over de werkgelegenheid in energie-intensieve bedrijven, maar ook over de niet-energie intensieve bedrijven. Deze bedrijven hebben baat bij een Europese langetermijnstrategie die inzet op groene energie en energie-efficiëntie. Het probleem is dat deze bedrijven moeten concurreren met bedrijven uit China waar niet dezelfde regelgeving geldt inzake milieu, energie en klimaat. Er is dus geen ‘level playing field’ (gelijk speel-
Frank Vandermarliere
17 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Frank Vandermarliere, AGORIA
© Michael De Lausnay
© Michael De Lausnay
“De Europese groene beleidsagenda houdt heel wat groeikansen in voor bedrijven”
dossier energiebeleid
1 8 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Het Transitienetwerk van het Middenveld, een netwerk van vakbonden, de milieubeweging, NoordZuidorganisaties, sociale organisaties, de culturele sector, alternatieve media en wetenschappers, maakte een zeer interessante nota over het energiebeleid. Je vindt de nota met achtergrondanalyse en aanbevelingen op http://transitienetwerkmiddenveld.be/nieuws/80-de-factuur-van-de-energietransitie
veld). Toch weten heel wat Europese bedrijven zich in de markt te zetten. Zo zijn er bijvoorbeeld bedrijven uit de auto-industrie die technologieën ontwikkelen om wagens lichter en dus milieuvriendelijk te maken. Vanuit Agoria onderschrijven we dan ook de Europese groene beleidsagenda, omdat die ook heel wat groeikansen inhoudt voor bedrijven.” “Er zijn weliswaar problemen. De subsidies voor hernieuwbare energie (zonnepanelen) waren veel te hoog. De overheid heeft veel te laat ingegrepen, waardoor we met een kost van 1,7 miljard euro zitten. Wie gaat dat betalen? Dat is een moeilijk verdelingsprobleem. Om de 13%-doelstelling inzake hernieuwbare energie te halen hebben we alle belang bij het inschakelen van zonne-energie. We mogen het kind dus niet met het badwater weggooien. De Europese beleidsagenda inzake hernieuwbare energie en energieefficiëntie is een belangrijk signaal naar de bedrijven om aan te geven dat ze hier in Europa moeten blijven investeren. Dat is een goede zaak. We moeten als norm voorop stellen dat we tegen 2030 35% minder energie verbruiken. Door de zesde staatshervorming heeft Vlaanderen nu een coherent pakket aan bevoegdheden met de woonbonus, de energienormen voor gebouwen, kwaliteitsnormen voor woningen, enz. Vlaanderen beschikt dus over alle instrumenten om de renovatie van woningen volop te stimuleren. Daar liggen kansen.”
“In Vlaanderen en België zijn de investeringen in hernieuwbare energie compleet stilgevallen.” Alex Polfliet, Zero Emission Solutions
Alex Polfliet is zaakvoerder van Zero Emission Solutions, een studie-en adviesbureau inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en energieaankopen voor bedrijven. Tot voor kort was hij de voorzitter van de federatie die de zonnepanelensector (PV Vlaanderen) vertegenwoordigt. “Onterecht wordt telkens met een beschuldigende vinger gewezen naar de 230.000 Vlaamse gezinnen die zonnepanelen hebben geplaatst. De groenestroomcertificaten voor zonnepanelen kosten 382 miljoen euro, dit is 60% van het totaal aan groenestroomcertificaten. Bijna de helft (49%) van de certificaten voor zonnepanelen gaat naar bedrijven. Onder meer naar het Antwerpse havenbedrijf Katoen Natie van Fernand Huts. Dit krijgt veel minder aandacht.” “De verhoging van de energie-efficiëntie (naast de toename van hernieuwbare energie) zorgt ervoor dat er steeds minder elektriciteit afgenomen wordt van het distributienet. De kosten voor dat distributienet verminderen echter niet, integendeel die gaan eerder omhoog. Die verhoogde kosten moeten dus verrekend worden over steeds minder verbruik. De particuliere eindverbruikers (de huishou-
dens) betalen meer voor de kost van het distributienet, waardoor hun factuur sneller zal oplopen. Volgens de laatst beschikbare cijfers was het aandeel van hernieuwbare energie in 2012 6,8%. De door Europa opgelegde doelstelling voor 2020 is 13%. Als België die doelstelling niet haalt dan zullen er boetes moeten worden betaald. En die dreigen aanzienlijk te zijn. Er wacht ons dus sowieso een factuur, ook als de doelstellingen niet worden gehaald. De meeste buurlan-
Alex Polfliet
Wie gaat dat betalen?
den halen de hernieuwbare energiedoelstellingen vlot. Duitsland zit goed op schema, Zweten zit nu al aan 52% hernieuwbare energie. In Vlaanderen en België zien we dat de investeringen in hernieuwbare energie compleet zijn stilgevallen. Gelukkig dat er nog bedrijven zijn die exporteren. Zo realiseert een bedrijf dat klemmen maakt voor de bevestiging van zonnepanelen 75% van zijn omzet door export.” “Investeringen in zonne-energie zijn absoluut nodig. Er is nog een groot potentieel. Vandaag zijn nog maar 7% van de zongerichte daken bedekt met zonnepanelen. Door de daling van de kostprijs van de zonnepanelen hebben deze investeringen ook geen groenestroomcertificaten meer nodig. Door de negatieve berichten is het vertrouwen in de sector van de zonnepanelen echter volledig weg. Het beleid moet op twee vlakken aanzienlijk veranderen. Eerst en vooral moet het groenestroombeleid veel eenvoudiger. Het systeem is veel te complex vandaag. Vervolgens moet er meer stabiliteit komen in het beleid. Het offon-beleid op het vlak van hernieuwbare energie is niet goed voor wie wil investeren.”
| B e r t D e We l & P a t r i c k Va n L o o v e r e n |
Peter Claes: “Hernieuwbare energie is vandaag heel duur. Er zijn goedkopere manieren om CO2 te reduceren. Zo kan er beter worden ingezet op het verhogen van de energie-efficiëntie in de bedrijven. De Belgische bedrijven behoren op dat vlak reeds tot de top in de wereld. Je moet je ook de vraag durven stellen of zonne-energie wel de meest aangewezen hernieuwbare energie is in België. Zonnepanelen kunnen in België nooit zo efficiënt zijn als in meer zuiderse landen. Het beleid moet ook afgestemd worden op onze buurlanden. In Duitsland en Nederland worden ondertussen extra steenkoolcentrales gebouwd die veel goedkopere stroom leveren, maar zeer slecht zijn voor het klimaat.” Alex Polfliet: “Energie-intensieve bedrijven krijgen stelselmatig grote kortingen op hun energiefactuur. Dit is terecht om hun concurrentiepositie te vrijwaren. Maar, terwijl deze korting op federaal niveau afhankelijk gemaakt werd van de geleverde inspanningen inzake energie-efficiëntie gebeurt dit niet op Vlaams niveau. Daar krijgen bedrijven zonder voorwaarden kortingen op hun stroomfactuur. Bedrijven moeten er nog meer toe aangezet worden om in te zetten op energie-efficiëntie. De verdeling van de factuur is een moeilijke discussie. Er moet vooral een duidelijke oplossing komen voor de kost van de groenestroomcertificaten.” Frank Vandermarliere: “Er moet worden gezorgd voor een winwinsituatie. Betaalbare energie voor de bedrijven moet zorgen voor extra economische activiteit. Dit gebeurt in Duitsland. Daar betalen de burgers nog meer en krijgen de bedrijven hogere kortingen dan in België. Indien er een coherent beleid is (inzake hernieuwbare energie), dan zijn de mensen bereid om meer te betalen. Nederland heeft een hoge regulerende heffing van 118 euro per megawatt uur. Deze heffing wordt echter gecombineerd met krachtige sociale correcties.” Annemie Bollen: “De schuld van 1,7 miljard euro van de groenestroomcertificaten mogen we sowieso niet voor ons uit schuiven, want er moet ondertussen ook nog rente op worden betaald. Dat loopt op tot 50 miljoen euro per jaar. Er zijn aangepaste tarieven nodig die rekening houden met kwetsbare groepen. Om in te werken op de kosten, moeten we ook stimuleren dat particulieren switchen van leverancier. 65% is nog nooit veranderd, terwijl je zo makkelijk 200 euro per jaar kan besparen. De verschillen tussen de leveranciers lopen op tot 20 eurocent per kilowatt uur. In plaats van het over te laten aan de mensen om te wijzigen van leverancier, zouden netbeheerders aan huishoudens een voorstel kunnen doen met de goedkoopste leveranciers in hun regio. Dat is ook een debat waard.”
1 9 | V A K B E W E G I N G 8 17 | 2 5 J A N U A R I 2 0 15 |
Moderator Bert De Wel (adviseur van de ACV-studiedienst) legde aan het panel ook de vraag voor wie de factuur moet betalen voor de broodnodige investeringen in het energienetwerk, voor de vervanging van verouderde centrales, voor hernieuwbare energie. Komt alles op de nek van de huishoudens en de kmo’s? Kunnen de grote bedrijven ook een bijdrage leveren? En indien zij minder betalen – om hun concurrentiepositie te vrijwaren – wat kan er dan verwacht worden als tegenprestatie?