ENERGIEBELEID RASENBERG INFRA [JAARGANG 2013] Onderwerp Jaargang Organisatie
: Energiebeleid : 2013 : Rasenberg Infra
REVISIE
STATUS
AUTEUR(S)
VERIFICATIE
AUTORISATIE
B
Definitief
J. de Groot
H. Post
C.P.J. van der Meijs
Datum:
Datum:
Datum:
Verantwoording Titel
Energiebeleid 2013
Auteur(s)
J. de Groot
Datum
17 mei 2013
Colofon Rasenberg Infra B.V. Rat Verleghstraat 120 4815 PT BREDA Postbus 2238 4800 CE BREDA Telefoon 076 – 578 12 00 Fax 076 – 578 12 18 E‐mail
[email protected] Internet www.rasenberginfra.nl Dit document is eigendom van Rasenberg Infra B.V. en mag enkel worden gehanteerd voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van intellectueel eigendom. De auteursrechten van dit document blijven eveneens berusten bij Rasenberg Infra B.V. Kwaliteit en verbetering van product en proces heeft binnen Rasenberg hoge prioriteit.
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 2
REVISIEBEHEER REVISIE BELANGRIJKSTE WIJZIGING a b B
AUTEUR(S)
DATUM
1e concept Joey de Groot Concept, diverse aanpassingen naar Joey de Groot aanleiding van interne commentaarronde. Definitief Joey de Groot
12 december 2012 5 maart 2013 17 mei 2013
DISTRIBUTIELIJST BEDRIJF
NAAM
FUNCTIE
AANTAL EXEMPLAREN
Rasenberg Infra Rasenberg Infra Rasenberg Infra Rasenberg Infra Rasenberg Infra
Cees van der Meijs Kees van Eijk Ton van Oosterhout Joey de Groot Hendrik Post
1 1 1 1 1
Rasenberg Wegenbouw
Erik van Ham
Rasenberg Wegenbouw
Frank Philips
Rasenberg Wegenbouw
Huub Strous
Rasenberg Wegenbouw
Mark Lorkeers
Directeur a.i. Directeur Directeur Hoofd KAM/ Duurzaamheid Hoofd Materieeldienst/ Facilitaire Zaken Regiomanager, regio Zuid‐West Regiomanager, regio Zuid‐Oost Bedrijfsmanager, Asfaltproductie en –Verwerking Bedrijfsleider, Afdeling Centrale Projecten Bedrijfsmanager
Recycling & Overslag Breda Tjepke Klis
1 1 1 1 1
‐
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 3
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .............................................................................................................................. 5
2
BELEID & SCOPE VAN HET ENERGIEBELEID.............................................................................. 6 2.1 SCOPE VAN HET ENERGIEBELEID ...................................................................................................... 6 2.1.1 Scope van de bedrijfsactiviteiten .................................................................................... 6 2.1.2 Scope van de energiebronnen ......................................................................................... 6 2.1.3 Referentiejaar ................................................................................................................. 6 2.2 DOELSTELLINGEN ENERGIEBELEID .................................................................................................... 7 2.3 REEDS GENOMEN MAATREGELEN 2008 – 2012 ................................................................................ 8 2.4 REDUCTIEDOELSTELLINGEN ENERGIE‐ EN CO2‐UITSTOOT 2013 .......................................................... 10 2.5 INDIRECTE ENERGIE EMISSIES (SCOPE 3) ......................................................................................... 11 2.6 SECTORINITIATIEVEN .................................................................................................................. 12 2.7 KETENINITIATIEVEN .................................................................................................................... 12
3
PROJECTEN MET GUNNINGSVOORDEEL ............................................................................... 13 3.1 3.2 3.3
4
MONITORING VAN DE ENERGIEPRESTATIES ......................................................................... 15 4.1 4.2 4.3 4.4
5
INLEIDING ................................................................................................................................ 13 REDUCTIEMAATREGELEN ............................................................................................................. 13 INITIATIEF ................................................................................................................................ 13
PRESTATIE INDICATOREN VOOR DE ENERGIEPRESTATIES ..................................................................... 15 RAPPORTAGE EN EVALUATIE VAN DE PRESTATIE INDICATOREN ............................................................. 15 PREVENTIEVE EN CORRECTIEVE MAATREGELEN ................................................................................. 15 SECTORBIJDRAGE ENERGIE‐ EN CO2‐REDUCTIE ................................................................................ 15
OPERATIONEEL BEHEER ....................................................................................................... 16 5.1 5.2 5.3
OPERATIONELE VERANTWOORDELIJKHEID ....................................................................................... 16 BORGING VAN ENERGIEBELEID ...................................................................................................... 16 BEWUSTWORDING, TRAINING EN COMPETENTIES PERSONEEL ............................................................. 16
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 4
1
INLEIDING
In onderhavig document volgt een nadere uiteenzetting van het beleid op het gebied van energie binnen Rasenberg Infra (Hierna te noemen Rasenberg). Het energiebeleid is tot stand gekomen in samenwerking met de leden van de Duurzaamheid‐commissie, welke tevens invulling geeft aan het duurzamere begrip Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Het energiemanagement is opgezet conform de NEN‐EN‐ISO 50001. De CO2‐ emissieinventaris, als onderdeel van energiemanagement, is opgezet conform de ISO14064‐ 1. Vóór de totstandkoming van het energiebeleid werden de energieprestaties van de bedrijfsonderdelen decentraal gemonitord. Met de introductie van energiebeleid is geborgd dat een volledige, betrouwbare en actuele consolidatie van de energieprestaties van de activiteiten op bedrijfsniveau kan plaatsvinden. Hiermee kan Rasenberg inzicht verschaffen in de totale energieprestaties van haar bedrijfsvoering. De boundary voor Rasenberg Infra bestaat uit de volgende bedrijfsonderdelen: Rasenberg Wegenbouw; o Afdeling Centrale Projecten; o Afdeling Asfaltproductie en –Verwerking, onderverdeeld in; Asfaltinstallatie, en; Asfaltverwerking en Logistiek. o Regio Zuid‐West; o Regio Zuid‐Oost. Recycling & Overslag Breda. De boundary is ten opzichte van voorgaande jaren verkleind als gevolg van de verkoop van bovengenoemde bedrijfsonderdelen aan Strukton Civiel. Tevens is, op basis van de reeds bekende gegevens, een nieuwe energiescan uitgevoerd voor de totale organisatie. Aan het energiebeleid liggen ten grondslag het ISO 9001 en ISO 14001 certificaat, alsmede overige procescertificaten en in het bijzonder het business plan Rasenberg Infra 2013 en overkoepelend het business plan van Strukton Civiel. In het voorbije jaar was de focus gelegd op verdere ontwikkeling, alsmede bewustwording van het energiebeleid binnen onze organisatie. Hiertoe zijn onder meer energiescans uitgevoerd van alle bedrijfsonderdelen vallende binnen de boundary. Op basis van de energiescans zijn reductiedoelstellingen vastgesteld welke in de komende jaren hun beslag zullen gaan krijgen. Tevens geven dergelijke doelstellingen nadere invulling aan het milieubeleid van onze organisatie. Het beleid zal zich focussen op verdere bewustwording van de organisatie inzake een proactieve benadering van energiereducerende maatregelen.
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 5
2
BELEID & SCOPE VAN HET ENERGIEBELEID
2.1 Scope van het energiebeleid 2.1.1 Scope van de bedrijfsactiviteiten Het energiemanagement zoals beschreven in onderhavig document is, zoals reeds gememoreerd, van toepassing op alle activiteiten van Rasenberg Infra en al haar Nederlandse bedrijfsonderdelen/ vestigingen. Vanaf 2009 is het energieverbruik van alle bedrijfsonderdelen inzichtelijk gemaakt, waardoor een gedegen beeld is verkregen van de emissie per bedrijfsonderdeel. Eind 2009 is aangevangen met de emissie‐inventaris van alle activiteiten, waaronder de emissie van de onderaannemers. De boundary is, begin 2013 gewijzigd, als gevolg van de verkoop van de infra‐gerelateerde activiteiten aan Strukton Civiel. Voor het overige is de organisatiegrens niet gewijzigd. Wel zijn, in het kader van efficiency en energiereductie, diverse bedrijfsonderdelen samengekomen op een locatie, alsmede geïntegreerd binnen de organisatie van Strukton Civiel. Te denken valt hierbij aan de samenvoeging van het bedrijfsbureau van rayon West‐ Brabant, rayon Zeeland en rayon Zuid‐Holland binnen een nieuw geformeerde regio Zuid‐ West te Breda. Het bedrijfsbureau van rayon Oost‐Brabant en rayon Limburg zijn samengevoegd binnen regio Zuid‐Oost te Eindhoven. 2.1.2 Scope van de energiebronnen Naast de specifieke organisatiegrenzen wordt de kwantificering van het energieverbruik, en de CO2‐emissies als gevolg daarvan, bepaald door de energiebronnen die daarin worden meegenomen. De scope van de energiebronnen is bepaald conform de ISO14064‐1 Greenhouse gases – Part 1: ‘Specification with guidance at the organization level for quantification (1)’. De specifieke prestatie‐indicatoren voor de scope van de energiebronnen worden behandeld in § 4.1. 2.1.3 Referentiejaar De eerste inventarisatie van het totale energieverbruik, de CO2‐emissies en compensatie van Rasenberg Infra heeft, zoals reeds eerder aangehaald, plaatsgevonden over het jaar 2009. Voor de kwantificering is gebruik gemaakt van specifieke verbruiken binnen dat jaar met uitzondering van verbruik van elektriciteit en gas. Hiervoor is een nauwkeurige inschatting gemaakt op basis van de bij de netbeheerders bekende verbruiksperiodes. De complete emissie‐inventaris van het referentiejaar is opgenomen in het document ‘Energiescan Rasenberg Infra’. De energiescan is aangepast conform de nieuwe constellatie van de bedrijven vallend onder Rasenberg Infra. De betrouwbaarheid van deze inventaris is vastgesteld middels een interne audit. Voor de voorbije jaargangen is sinds 2009 eveneens een emissie‐inventaris opgesteld, welke middels interne audits op juistheid en volledigheid is gecontroleerd. De inventaris wordt uitgegeven in een tweetal fasen, gerelateerd aan de financiële periodes van Rasenberg, zijnde periode 1 tot en met 7 en periode 8 tot en met 13. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 6
Voor het energiebeleid heeft Rasenberg ervoor gekozen om te werken met een lopend referentiejaar. De reductiedoelstellingen zoals beschreven in § 2.4 zullen worden geëvalueerd aan de hand van de inventarisatie van het voorgaande jaar. Hiermee kan met voortschrijdend inzicht worden gewerkt. Daarmee zal het bepalen van de reductie worden vastgesteld vanuit de grenzen en scope van het voorgaande jaar. Wijzigingen in de grenzen en scope binnen een lopend jaar zullen pas worden meegenomen in de evaluatie van de reductiedoelstelling van het jaar daarop. Tevens wordt jaarlijks een ABC‐analyse uitgevoerd ter bepaling van onze A‐aanbieders. In Figuur 1 wordt de AC‐analyse van 2012 weergegeven.
Figuur 1 – Grafiek AC‐Analyse 2012
2.2 Doelstellingen energiebeleid Het energiebeleid heeft tot doel om een volledig, betrouwbaar en actueel overzicht te hebben van de energieprestaties van Rasenberg Infra als geheel. Beschikbaarheid van deze informatie verschaft inzicht in het realiseren van ‐ de meest kosteneffectieve maatregelen voor de reductie van het energieverbruik conform de gestelde reductiedoelstellingen (Zie § 2.4). Minimaal tweemaal per jaar worden de energieprestaties gerapporteerd aan de Duurzaamheid‐commissie en de directie, van waaruit besluitvorming plaatsvindt over de te nemen maatregelen voor de reductie van het energieverbruik. Besluitvorming door de directie dient plaats te vinden op basis van het advies vanuit de commissie Duurzaamheid. Dit moet ervoor zorgen dat de reductiedoelstellingen kunnen worden gehaald. Periodieke management reviews, interne en externe audits moeten ervoor zorgen dat de effectiviteit van het energiemanagement blijft gewaarborgd. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 7
Specifiek wordt hier genoemd de CO2‐prestatieladder, zoals deze in het verleden werd ontwikkeld door ProRail. Het beheer van de ladder is inmiddels overgedragen aan SKAO1. Aangezien dat ProRail een belangrijke opdrachtgever is, zal moeten worden verzekerd dat aan de vigerende eisen van de CO2‐prestatieladder wordt voldaan en dat deze worden geborgd binnen de organisatie. Rasenberg Infra zal transparant omgaan met de gegevens van haar energieprestaties en de voortgang in het realiseren van de gestelde reductiedoelstellingen. Rasenberg erkent de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bevorderen van het bewustzijn van het eigen personeel en de sector ten aanzien van duurzaamheid en de vermindering van het klimaatprobleem. Rasenberg zal minimaal jaarlijks intern en extern rapporteren over haar energieprestaties en de voortgang in het realiseren van de gestelde reductiedoelstellingen. De reductiedoelstellingen zijn opgenomen in § 2.3 en § 2.4. 2.3 Reeds genomen maatregelen 2008 – 2012 De totstandkoming van het Duurzaamheidsbeleid van Rasenberg kent zijn oorsprong in een eerste inventarisatie uitgevoerd in 2008. Vanaf 2009 zijn diverse stappen ondernomen ter verbetering van de energieprestaties binnen de onderneming. De belangrijkste stap in deze is de vaststelling van de CO2‐footprint geweest (Zie document CO2‐uitstoot Rasenberg). Daarnaast loopt al geruime tijd het asfaltproductieplan MJA3. Voor 2012 waren de navolgende reductiedoelstellingen opgesteld: 1. Het in medio 2011 ingezette autobeleid (Inclusief CO2‐plafond) zal in 2012 additionele besparingen met zich meebrengen. Tevens zal ook het ‘Nieuwe Rijden’ worden geïmplementeerd. Dit levert naar verwachting een besparing op van 2% (Scope 1); 2. De plaatsing van een CNG‐installatie op het terrein van Rasenberg zal naast de aanschaf van een drietal dual fuel vrachtwagens een stimulans betekenen voor het rijden op CNG. De uiteindelijke besparing zal na medio 2013 worden gecommuniceerd (Scope 1); 3. Een deel van de overkapping voor het freesmateriaal is begin 2011 gerealiseerd als gevolg waarvan het aardgasverbruik 2% zal reduceren. Tevens wordt een reductie van 1,5% bewerkstelligd op het gebied van elektra. Dit wordt gerelateerd aan de productiehoeveelheid. (Scope 1 & 2); 4. De inzet van groene stroom bij projecten waarbij Rasenberg zelf de stroom dient te voorzien. Hiertoe zal in 2012 een meting worden uitgevoerd op projecten waarbij Rasenberg zelf de stroom dient te voorzien (Scope 2); 5. Bij beëindiging huidige contracten inzake het elektra‐ en gasverbruik zullen nieuwe contracten worden gesloten op basis van groene stroom (Scope 2). In onderstaande tabellen is het effect weergegeven van bovengenoemde doelstellingen op de CO2‐emissie van Rasenberg. 1
SKAO: Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 8
NR.
MAATREGELEN
ACTIEHOUDER
2009 [ton CO2]
2010 [ton CO2]
2010 [%]
2011 [ton CO2]
2011 [%]
2012 [ton CO2]
2012 [%]
1.
Leaseregeling
1.346
1.219
‐
/‐ 35.65
1.018
‐
/‐ 36.79
1.016
‐
2.
Elektra (Licht tijdig uitdoen) CNG‐installatie
Personeelszaken/ Materieeldienst Bedrijfsmanagement
795
888
‐
/‐ 8,1
864
‐
/‐ 0,3
Materieeldienst
1.079
1.590
n.v.t.
1.305
n.v.t.
1.067
n.v.t.
3.
/‐ 8,41
N.B. Genoemde percentages zijn gerelateerd aan de omzet (€).
NR.
MAATREGELEN
ACTIEHOUDER
2009 [ton CO2]
2010 [ton CO2]
2010 [%]
2011 [ton CO2]
2011 [%]
2012 [ton CO2]
2012 [%]
1.
Overkapping (Aardgasverbruik) Overkapping (Elektra)
Directie
4.345
6.128
‐
/‐ 0,08
5.197
‐
/‐ 3,45
3.946
‐
Directie
501
573
‐
/‐ 18,81
553
‐
/‐ 10,72
513
+
2.
/‐ 1,94 /+ 10,78
N.B. Genoemde percentages zijn gerelateerd aan de geproduceerde tonnen asfalt.
NR.
MAATREGELEN
ACTIEHOUDER
2009 [ton CO2]
2010 [ton CO2]
2010 [%]
2011 [ton CO2]
2011 [%]
2012 [ton CO2]
2012 [%]
1.
Bandenspanning vrachtwagens
Materieeldienst/ Directie
1.079
1.590
+
1.305
‐
1.067
+
/+ 4,40
/‐ 2,37
/+ 6,77
N.B. Genoemde percentages zijn gerelateerd aan de hoeveelheid geproduceerd asfalt en getransporteerde hoeveelheid zout.
NR.
MAATREGELEN
ACTIEHOUDER
2009 [ton CO2]
2010 [ton CO2]
2010 [%]
2011 [ton CO2]
2011 [%]
2012 [ton CO2]
2012 [%]
1.
Papierverbruik (Dubbelzijdig afdrukken)
Bedrijfsmanagement
33,4
18,2
‐
17,1
‐
20,2
‐
/‐ 45,3
/‐ 6,4 t.o.v. 2010
N.B. Genoemde percentages zijn gerelateerd aan de hoeveelheid ingekocht papier.
Maatregelen ten behoeve van reductie: 1. Eind 2011 is een nieuw autobeleid geïmplementeerd door de afdeling Facilitaire Zaken, welke volledig is geënt op A‐, B‐ en C‐labels. Daarnaast heeft het beleid vanuit de Nederlandse overheid bijgedragen aan een reductie van circa 30% in het eerste jaar; 2. De stimulering van medewerkers middels de postercampagne hebben een reductie van 0,3% verwezenlijkt. Dit is onder de begrootte waarde van 1,5%. Rasenberg zal hiertoe de medewerkers extra gaan stimuleren in het komende jaar. Daarentegen heeft de asfaltmenginstallatie wel een flinke besparing laten zien op het gebied van elektraverbruik als gevolg van de plaatsing van een overkapping; 3. Op het moment van schrijven waren nog onvoldoende accurate gegevens voorhanden teneinde het effect van de bandenspanningsmeters te kunnen vaststellen. Benchmarking heeft aangetoond dat een minimale reductie 3% haalbaar is. In 2011 is reeds 1/3 van het vrachtwagenpark voorzien van een dergelijk systeem. Echter, door een efficiënte inzet van het goederenvervoer heeft Rasenberg alsnog een reductie in het verbruik kunnen verwezenlijken; 4. De verdere overkapping van het freesmateriaal heeft omwille van vergunning technische redenen vertraging opgelopen en is pas eind 2012 gerealiseerd. Het gasverbruik laat in 2012 toch een reductie zien; 5. De plaatsing van de CNG‐installatie heeft omwille van vergunningstechnische redenen vertraging opgelopen en zal naar verwachting begin 2013 worden gerealiseerd. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 9
/‐ 0,15
2.4 Reductiedoelstellingen Energie‐ en CO2‐uitstoot 2013 In 2020 wil Rasenberg een energie‐ en CO2‐reductie te bewerkstellingen van 20 procent, hetgeen gemiddeld neerkomt op 2 procent reductie op jaarbasis ten opzichte van het referentiejaar 2009. Afhankelijk van maatschappelijke of sectorale ontwikkelingen kan deze doelstelling worden bijgestuurd. De reductiedoelstelling van 2% per jaar geldt voor de gehele reikwijdte van het energiebeleid, bepaald door de vigerende organisatiegrenzen en scope van de energiebronnen. Gezamenlijk vormen het brandstofverbruik door mobiliteit en gasverbruik in de asfaltbetonmenginstallatie verreweg het grootste aandeel (In het referentiejaar is dit ca. 91%) in de totale CO2‐uitstoot. Specifieke besparingsdoelstellingen op deze twee CO2‐ bronnen zijn dan ook de meest wezenlijke. Voor 2013 zal Rasenberg de navolgende maatregelen concreet implementeren binnen de organisatie: 1. Het in medio 2011 ingezette autobeleid (Inclusief CO2‐plafond), alsmede de uitrol van de cursus ‘Nieuwe Rijden’ zal in 2013 additionele besparingen met zich meebrengen. Dit levert naar verwachting een besparing op van 2% (Scope 1); 2. De plaatsing van een CNG‐installatie op het terrein van Rasenberg zal naast de aanschaf van enkele vrachtwagens op dual fuel een stimulans betekenen voor het rijden op CNG. Tevens worden de vrachtwagens voorzien van een start‐stop systeem, waarbij de vrachtwagen na enkele minuten stilstaan automatisch uitschakelt. De besparing voor 2013 wordt ingecalculeerd op 2% (Scope 1); 3. Eind 2012 is de overkapping van het middenterrein gerealiseerd als gevolg waarvan het aardgasverbruik 1,5% zal reduceren. Tevens wordt een reductie van 1,5% bewerkstelligd op het gebied van elektra. Het betreft de asfaltbetonmenginstallatie. De reductie wordt gerelateerd aan de productiehoeveelheid. (Scope 1 & 2); 4. De contracten inzake het elektra‐ en gasverbruik zijn medio 2012 omgezet naar langdurige contracten op basis van groene stroom en groen gas. Dit levert een besparing op van 3% (Scope 1 & 2). De volgende middellange termijn maatregelen zijn voorzien om de komende jaren de doelstelling te realiseren: In 2011 is de Duurzaamheidskring Infra, regio Breda opgestart ten aanzien van het plaatsen van een windmolen op het industrieterrein De Krogten. De effecten hiervan zullen, indien een windmolenpark wordt gerealiseerd, in dit verband nader worden bepaald. Streefdatum 2016; Tevens wordt binnen de Duurzaamheidskring Infra, regio Breda gesproken over de inzet van alternatieve brandstof bij transportmiddelen. Hiertoe worden transporteurs uit de omgeving gestimuleerd om deel te nemen aan deze overlegvorm. Streefdatum 2013; De stroomvoorziening van de asfaltbetonmenginstallatie omzetten naar groene stroom. Streefdatum 2014; Het zoeken naar schone alternatieve brandstof (Bijvoorbeeld: Liquid Biomethaan) voor de asfaltbetonmenginstallatie ter vervanging van het huidige aardgas. Streefdatum 2017. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 10
Naast de bovenstaande maatregelen die zijn voorzien, zal de CO2‐reductiedoelstelling worden opgenomen in de prestatie afspraken met de bedrijfsonderdelen. De bedrijfsonderdelen dienen de algemene doelstelling te vertalen naar doelstellingen voor specifieke energiebronnen. Het ambitieniveau van deze doelstellingen dient te worden getoetst door de commissie Duurzaamheid en er dient minimaal tweemaal per jaar overleg plaats te vinden over de overall status van de reducties en de status per energiebron. De CO2‐emissies, de status van de reducties en de evaluatie van de doelstellingen dient te worden gedocumenteerd en te worden besproken in de directie. De bedrijfsonderdelen rapporteren (de voortgang op) hun afzonderlijke doelen en indicatoren via de kwartaalrapportages. 2.5 Indirecte energie emissies (scope 3) De dialoog met de onderaannemers en toeleveranciers is in het derde kwartaal van 2010 gestart ten aanzien van het energieverbruik, en de CO2‐emissies als gevolg daarvan, voortvloeiend uit producten en diensten die zij leveren aan Rasenberg. Eind 2010, begin 2012 en begin 2013 zijn de belangrijkste onderaannemers en toeleveranciers (de zogenaamde A‐aanbieders) aangeschreven teneinde inzicht te verkrijgen in de totale emissie van Rasenberg. De AC‐analyse heeft reeds plaatsgevonden op basis waarvan de A‐aanbieders kunnen worden aangeschreven teneinde het totale energieverbruik van Rasenberg en haar activiteiten vast te kunnen stellen (Zie Figuur 1). Op basis van de begin 2011 uitgevoerde ketenanalyses kan worden gesteld dat ca. 32% reductie in de keten te behalen is bij een minimale productie van 72.000 ton van het product ZOAB‐recycling. De ketenanalyse op basis van ML‐TRAC2 heeft uitgewezen dat circa 55% CO2‐reductie binnen de keten kan worden bewerkstelligd. Een dergelijke reductie kan slechts plaatsvinden indien een opdrachtgever een duurzaam product toestaat binnen haar opdrachten. In 2013 is de doelstelling dit in 75% van deze gevallen te bewerkstelligen. Ten aanzien van het product LT‐Asfalt wensen wij in 2013 een afzet van 25.000 ton te realiseren. Naar verwachting levert dit een reductie op van 200 ton C02. Naast een reductie in de keten van asfalt, ziet Rasenberg mogelijkheid om reductie te bewerkstelligen in de keten van transport. Onderstaande tabel geeft de doelstellingen grafisch weer. Om een dergelijke reductie te bewerkstelligen gaat Rasenberg in overleg met haar leveranciers teneinde duurzame oplossing binnen de transportbranche door te voeren. Een van de pijlers hierbij is de inzet van vrachtwagens op basis van dual fuel. 2
ML-TRAC: Multi Life-cycle Total Recycling Asphalt Concrete
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 11
Figuur 2 ‐ CO2‐reductie Transport
2.6 Sectorinitiatieven De navolgende sectorinitiatieven worden Rasenberg ontplooit: LT‐asfalt; ML‐TRAC. 2.7 Keteninitiatieven De navolgende keteninitiatieven worden in samenwerking met een NGO ontplooit: Duurzaamheidskring Infra regio Breda, welke zich richt op een tweetal projecten, zijnde: o CO2‐ en Energiereductie in de transport en logistiek; o Windmolenpark Bedrijventerrein De Krogten.
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 12
3
PROJECTEN MET GUNNINGSVOORDEEL
3.1 Inleiding De CO2‐prestatieladder stimuleert bedrijven tot het verwezenlijken van energie‐ en CO2‐ reductie binnen de bedrijfsvoering, alsmede bij de uitvoering van projecten. De projectteams van de projecten welke op basis van gunningsvoordeel van de CO2‐ prestatieladder zijn aangenomen door Rasenberg Infra dienen, in overleg met leden van de commissie Duurzaamheid, te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het normdocument. De uitwerking van deze eisen maken integraal onderdeel uit van dit document. De communicatie‐uitingen worden opgenomen op de website van Rasenberg Infra (www.rasenberginfra.nl). Momenteel heeft Rasenberg Infra een project met gunningsvoordeel op basis van de CO2‐ prestatieladder aangenomen. Het betreft het project ‘Reconstructie N61, Hoek – Schoondijke’. 3.2 Reductiemaatregelen Voor het project N61 zijn diverse doelstellingen geformuleerd, welke een positieve bijdrage zullen geven aan de CO2‐emissie op het project. De doelstellingen komen voort uit doorgevoerde optimalisaties in het ontwerp. Tevens wordt een initiatief ontplooit in samenspraak met diverse ketenpartners. Op het totale project wensen wij een reductie van 3% ton CO2 te realiseren. De geformuleerde doelstellingen zijn als volgt: Groen gas: 2% reductie. Middels de inkoop van groen gas voor het ketenpark te Biervliet. Tevens is de keet voorzien van een intelligente thermostaat, welke de temperatuur in de avonden/ het weekend laat aflopen (Scope 1); Groene stroom: 2% reductie. Middels de inkoop van groene stroom voor het ketenpark te Biervliet (Scope 2); Transport: 2% reductie. Gedurende de calculatiefase van het project is het onttrekken van zand bij diverse leveranciers als uitgangspunt genomen. Inmiddels is gebleken dat het zand regionaal kan worden onttrokken, waardoor de transportafstand aanzienlijk wordt verminderd; Grondverzet: 3% reductie. Zie § 3.3; ML‐TRAC. Het betreft hier een concernbrede doelstelling, waarbij ML‐TRAC wordt toegepast. Door het ministerie van Infrastructuur & Milieu is interesse getoond voor dit innovatieve product. Momenteel wordt in overleg met het Ministerie van Infrastructuur & Milieu een haalbaarheidsstudie uitgevoerd, waarna wij wellicht een proefvak mogen realiseren. 3.3 Initiatief Het project N61 kent een groot volume aan grondverzetwerkzaamheden. Teneinde CO2‐ reductie op dit gebied te verwezenlijken, zal in samenspraak met de onderaannemer, een cursus ‘Het Nieuwe Draaien’ worden verzorgd voor de machinisten welke te werk worden gesteld op het project. Een en ander conform de eis uit de CO2‐prestatieladder. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 13
De cursus wordt in samenspraak met Strukton, Molhoek, Ooms, Rasenberg Infra, en de betreffende onderaannemer vormgegeven. Het nieuwe draaien is een initiatief van Stichting Natuur & Milieu en SOMA Bedrijfsopleidingen.
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 14
4
MONITORING VAN DE ENERGIEPRESTATIES
4.1 Prestatie indicatoren voor de energieprestaties In § 2.1.1 en § 2.1.2 is ingegaan op de organisatiegrenzen van het energiebeleid en de scope van de energiebronnen. Conform de ISO14064‐1 worden de energiebronnen gecategoriseerd naar directe emissies (scope 1), energie‐indirecte emissies (scope 2) en overige indirecte emissies (scope 3). De CO2‐prestatieladder van SKAO vormt de leidraad voor de te kwantificeren emissiebronnen. Emissiebronnen welke nog niet zijn meegenomen in de kwantificering over 2009 zijn alle scope 3 bronnen. Eind 2010/ begin 2011 zijn afspraken gemaakt met onderaannemers en toeleveranciers ten aanzien van het aanleveren van de benodigde gegevens om de scope 3 emissies van Rasenberg inzichtelijk te krijgen. Het effect hiervan zijn opgenomen in de ketenanalyses. 4.2 Rapportage en evaluatie van de prestatie indicatoren Met ingang van 2011 wordt in januari van elk jaar, op basis van de evaluatie van het afgelopen rapportagejaar, het business plan voor het komende jaar opgesteld. Dit jaarplan vormt ook de input voor het communicatieplan, alsmede input op hoofdlijnen voor het duurzaamheidsverslag. Het jaarplan bevat minimaal: De verbruiksgegevens en bijbehorende jaaremissies CO2 voor het lopende referentiejaar en het rapportagejaar per bedrijfsonderdeel en per scope; Een evaluatie van de bereikte CO2‐reductie ten opzichte van de doelstelling(en); Een gedetailleerde analyse van het gasverbruik en van het brandstofverbruik van alle mobiele voertuigen; De benodigde acties van specifieke bedrijfsonderdelen/ medewerkers om reducties in verbruiken te realiseren in het komende jaar (preventieve maatregelen); Een evaluatie van het energiebeleid (als beschreven in onderhavig document), onder andere door de bevindingen van de interne en externe audits; Een beschrijving van de bereikte resultaten van de interne en externe platforms voor CO2‐emissiereductie. 4.3 Preventieve en correctieve maatregelen Op basis van de in de vorige paragraaf beschreven rapportages en evaluaties, dienen preventieve dan wel correctieve maatregelen te worden getroffen. In § 2.3 zijn de belangrijkste reeds genomen maatregelen beschreven. Naast correctieve maatregelen als gevolg van de aangeleverde verbruiksgegevens, bevat het jaarplan een lijst met besparingsmogelijkheden. Het jaarplan geeft aan welke besparingsmaatregelen het komende jaar zullen worden uitgevoerd om de reductiedoelstelling te halen. De lijst met besparingsmogelijkheden dient elk jaar te worden geactualiseerd. 4.4 Sectorbijdrage Energie‐ en CO2‐reductie Naast de preventieve en correctieve maatregelen om de eigen reductiedoelstellingen te realiseren, kan Rasenberg ook CO2‐emissies reduceren door deel te nemen aan een sectorinitiatief of door zelf (mede) een sectorinitiatief op te starten. Deze initiatieven zullen idealiter een reductie van de scope 3 emissies van Rasenberg Infra tot gevolg hebben. DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 15
5
OPERATIONEEL BEHEER
5.1 Operationele verantwoordelijkheid Binnen Rasenberg is de commissie Duurzaamheid opgericht, welke de voortgang bewaakt met betrekking tot de duurzaamheidsprincipes welke Rasenberg nastreeft. Tevens rapporteert zij de voortgang inzake deze principes richting directie en management. Dit door kennisneming van relevante beleidsvoorstellen, business plannen en interne rapportages. 5.2 Borging van energiebeleid De commissie Duurzaamheid is verantwoordelijk voor het opzetten, in stand houden en verbeteren van het energiebeleid binnen Rasenberg. Het energie‐ en CO2‐beleid wordt geborgd binnen de organisatie middels het uitvoeren van interne en externe audits, alsmede een jaarlijkse management review. Het energiebeleid wordt samengesteld op basis van de eisen conform ISO14064‐1 en NEN‐EN‐ISO 50001. 5.3 Bewustwording, training en competenties personeel Het is de verantwoordelijkheid van de commissie Duurzaamheid om de noodzaak van gerichte communicatie of trainingen te constateren en dit te rapporteren aan de directie en het management. De noodzaak hiertoe kan voortkomen uit: Het communicatieplan van een correctieve of preventieve maatregel; De periodieke monitoring van de energieprestaties; Bevindingen van interne of externe audits; Wijzigingen in het energiebeleid; Wijzigingen in het beleid of de doelstellingen. Met name dient geborgd te worden dat direct betrokkenen bij de dataverzameling en de medewerkers die invloed (kunnen) uitoefenen op de grootste energieverbruikstromen goed geïnformeerd zijn en over de juiste competenties beschikken in het kader van het energiebeleid. Voor het informeren van de interne (en externe) stakeholders is een communicatieplan opgesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de afdeling Communicatie en de directie van Rasenberg Infra om de doelen uit het communicatieplan te realiseren. Het communicatieplan dient te worden opgenomen in het jaarplan en dient in het verlengde te liggen van de acties die in het jaarplan worden benoemd. Het communicatieplan wordt jaarlijks geactualiseerd en geaccordeerd door directie. Vervolgens wordt deze interne, alsmede externe gecommuniceerd met betrokkenen. Het communicatieplan is gepubliceerd op Internet (www.rasenberginfra.nl) alsmede op Intranet.
DOCUMENTNAAM REVISIE STATUS REVISIEDATUM
: Energiebeleid 2013 : B : Definitief : 17 mei 2013
Pagina | 16