CO2-studie ML-TRAC Rasenberg
Rasenberg Holding B.V. 22 maart 2011 Definitief rapport 9W3597.01
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. MILIEU
Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84 +31 (0)24 323 61 46
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg
Verkorte documenttitel
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg
Status
Definitief rapport
Datum
22 maart 2011
Projectnaam
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg
Projectnummer
9W3597.01
Opdrachtgever
Rasenberg Holding B.V.
Referentie
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
9W3597.01/R003/904118/Nijm
Drs. T.J. Beffers MSc. Ing. C.H. Geerts 22-03-2011
………
………….
Drs. T.J. Beffers MSc. 22-03-2011
………
…..
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
SAMENVATTING In het kader van één van de eisen van de CO2-prestatieladder en om zelf de CO2-winst te bepalen heeft Rasenberg besloten een studie naar de CO2-uitstoot als gevolg van de toepassing van Multi Life-cycle Total Recycling Asphalt Concrete (ML-TRAC) ten opzichte van “conventioneel” asfalt uit te voeren. Met de productiemethode ML-TRAC is het mogelijk dat alle soorten asfalt voor 95% uit gerecyclede grondstoffen kunnen bestaan. Omdat het mogelijk is gebleken het bestaande bitumen in het oude asfalt terug te brengen naar hun originele prestatieniveau, kan al het gefreesde asfalt, zowel het bindmiddel als de mineralen, opnieuw gebruikt worden. Er komt, behoudens een geringe hoeveelheid natuurlijk hars, geen nieuwe grondstof meer aan te pas. Rasenberg produceert ongeveer 300.000 ton asfalt per jaar en heeft als doelstelling om vanaf 2011 100.000 ton per jaar ML-TRAC te produceren. Deze studie gaat over de CO2-emissiereductie die te behalen is door de vervanging van 100.000 ton conventioneel asfalt door 100.000 ton ML-TRAC. In de waardeketen van zowel conventioneel asfalt als ML-TRAC worden de volgende fasen onderscheiden: grondstoffase, productiefase, distributiefase, gebruiksfase en recyclingfase. Voor het identificeren van partners en het kwantificeren van de CO2-emissies worden alleen de grondstoffase, productiefase en recyclingfase relevant geacht. Rasenberg werkt in deze fasen samen met verschillende partners, zoals R.O.S., Ventraco Chemie, R.O.B. en A&G. De totale CO2-emissie in de keten van 100.000 ton asfalt is in de conventionele situatie 15.190 ton en voor ML-TRAC 6.761 ton. Er wordt dus 8.429 ton CO2 bespaard door ML-TRAC toe te passen; een reductie van 55%. Deze winst is met name terug te voeren op de grondstoffase. Tijdens deze studies zijn verschillende aannames gemaakt en afbakeningen gedaan. De volgende onderdelen verdienen meer aandacht bij eventuele vervolgstappen: • Deklaag: deze laag van steenslag is het meest aan slijtage onderhevig, maar is in deze studie niet meegenomen. • Meerdere levenscycli. • Transport: speelt ook een rol in de grondstoffase en recyclingfase en is nu alleen impliciet meegenomen. • Energieverbruik tijdens het productieproces van ML-TRAC. • Opbouw van de GER-waarden in de recyclingfase; • Exact verbruik van primaire en secundaire brandstoffen in de verschillende fasen. Tot slot is niet alleen CO2-emissiereductie te verkrijgen door energiebesparing, maar ook door inzet van duurzame energie en materialen. De van plantaardige hars afkomstige ML-TRAC is een eerste stap. Er valt ook nog te denken aan inzet van biodiesel, groen gas, elektriciteit uit wind en zon en andere materialen die niet afkomstig zijn van fossiele grondstoffen.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
-i-
9W3597.01/R003/904118/Nijm 22 maart 2011
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
1 1 1 1 2 2
Achtergrond Motivatie Doel Inhoud Afbakening
2
DE CO2-PRESTATIELADDER 2.1 Basis van ProRail 2.2 Niveaus en invalshoeken 2.3 Maatschappelijk belang en borging
3
EMISSIE-INVENTARISATIE VAN ML-TRAC 3.1 Beschrijven van de waardeketen 3.2 Bepalen welke categorieën het meest relevant zijn 3.3 Identificeren van partners langs de waardeketen 3.4 Kwantificeren van de scope 3 emissies
5 5 11 12 12
4
DISCUSSIE
18
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
20
6
BRONNEN
21
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
- ii -
3 3 4 4
9W3597.01/R003/904118/Nijm 22 maart 2011
1
INLEIDING
1.1
Achtergrond Prorail beloont sinds 1 december 2009 bedrijven die klimaatbewust produceren. Dit wordt ingevuld door de CO2-prestatieladder. Hoe hoger de aanbestedende partij zich op de ladder bevindt, hoe meer kans op gunning. De CO2-prestatieladder heeft zes niveaus, opklimmend van 0 naar 5 (Zie bijlage 1). Rasenberg heeft inmiddels een certificering voor niveau 3, maar heeft de ambitie naar een hoger niveau te gaan. Eis 4.A.1 van Prorail (conform Handboek 1.2, 25 december 2010) luidt als volgt: “Het bedrijf kan uit scope 3 tenminste 2 analyses van GHG-genererende (ketens van) activiteiten voorleggen conform de eisen daaraan gesteld”. Deze studie naar de CO2-uitstoot als gevolg van de toepassing van Multi Life-cycle Total Recycling Asphalt Concrete (ML-TRAC) ten opzichte van “conventioneel” asfalt vormt één van de analyses. De andere analyse gaat over het toevoegen van gerecycled bitumen aan ZOAB en is in een apart rapport nader uitgewerkt.
1.2
Motivatie Rasenberg kan het initiatief van ProRail waarderen en ziet dit als een kans om haar onderscheidend vermogen tot uiting te brengen. Rasenberg heeft duurzaamheid en innovatie hoog in het vaandel staan. Met de productiemethode ML-TRAC is het mogelijk dat alle soorten asfalt voor 95% uit gerecyclede grondstoffen kunnen bestaan. Omdat het mogelijk is gebleken het bestaande bitumen in het oude asfalt terug te brengen naar hun originele prestatieniveau, kan al het gefreesde asfalt, zowel het bindmiddel als de mineralen, opnieuw gebruikt worden. Er komt bijna geen nieuwe grondstof meer aan te pas. Dit idee is zo’n vijf jaar geleden ontstaan, omdat de roep naar duurzame producten sterker werd, er enorme prijsschommelingen waren en zijn in olie- en oliegerelateerde producten (bitumen) en omdat de concurrentiepositie van de “kleinere ondernemer” vraagt om slimme oplossingen. Deze studie dient niet alleen om aan de eisen van ProRail te voldoen, maar ook om de CO2-winst te bepalen die met de ML-TRAC-methode kan worden behaald.
1.3
Doel De CO2-prestatieladder is gebaseerd op het internationaal erkende Green House Gas Protocol (GHG-protocol). Binnen dit protocol worden drie scopes onderscheiden: • Scope 1: directe emissiebronnen binnen de eigen organisatie. • Scope 2: indirecte emissiebronnen gericht op het verbruik van ingekochte elektriciteit. • Scope 3: overige indirecte emissiebronnen veroorzaakt door activiteiten van de eigen organisatie, maar ook emissies van leveranciers. Dit rapport heeft als doel een emissie-inventarisatie van Scope 3 te doen, met daaraan gekoppeld specifieke CO2-reductiemogelijkheden. Wanneer dit de compleetheid van de analyse bevordert, wordt ook scope 1 en 2 meegenomen. Dit wordt op een transparante wijze gerapporteerd. CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -1-
22 maart 2011
1.4
Inhoud Om de emissie-inventarisatie op te kunnen stellen wordt eerst uitgelegd hoe de CO2-prestatieladder werkt (hoofdstuk twee). Hoofdstuk drie bevat de emissieinventarisatie. In de discussie (hoofdstuk vier) komen de beperkingen van dit onderzoek aan de orde. Hoofdstuk vijf geeft de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek weer. In de bijlagen kan detailinformatie geraadpleegd worden.
1.5
Afbakening Onderstaande afbakening maakt duidelijk welke onderdelen wel en niet worden meegenomen in deze studie. Studie conform eisen CO2-prestatieladder Dit rapport volgt de eisen en structuur van de CO2-prestatieladder, zoals deze op pagina 56 en 57 van het handboek zijn beschreven. Andere broeikasgassen niet van toepassing In deze studie is alleen CO2 relevant. Andere broeikasgassen als CH4 (methaan), N2O (lachgas), HFK’s, HCFK’s en SF6 zijn in de ML-TRAC-keten niet gevonden. Focus op de keten De focus ligt op de meest relevante scope 3 categorieën in de waardeketen. Hierbij worden partners geïdentificeerd en de CO2-emissie gekwantificeerd. Er vindt in de hele keten, zover mogelijk, een vergelijking plaats tussen ML-TRAC en conventioneel asfalt. Verschillende aannames zullen worden onderbouwd.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -2-
22 maart 2011
2
DE CO2-PRESTATIELADDER
2.1
Basis van ProRail In het kader van de CO2-Prestatieladder lopen diverse acties binnen Rasenberg. Eén van die acties is het inventariseren van scope 3 emissies en daaraan gekoppeld de specifieke CO2-reductiedoelstellingen. Binnen scope 3 vallen de CO2-emissies die vrijkomen door de toepassing van ML-TRAC. De totale CO2-footprint die uit deze studie volgt, kan dan ook niet worden meegenomen in berekeningen van de footprint van Rasenberg zelf, omdat de laatstgenoemde het totaal van scope 1 en 2 is. De CO2-prestatieladder van ProRail kent een eigen scopediagram (figuur 2.1). MLTRAC valt onder “other consumables”.
Figuur 2.1:
Scopediagram ProRail
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -3-
22 maart 2011
2.2
Niveaus en invalshoeken De CO2-prestatieladder kent zes niveaus, opklimmend van 0 tot 5. Per niveau krijgt een bedrijf aan de hand van een vaste set eisen een plaats op de prestatieladder. Deze eisen komen voort uit vier invalshoeken met elk een eigen weegfactor: Tabel 2.1:
Niveaus van de CO2-prestatieladdder
Niveau Omschrijving invalshoek A0 – 5 Inzicht (in eigen “carbon footprint”)
Weegfactor 40%
B0 – 5
CO2 -reductie (de vastgelegde ambitie)
30%
C0 – 5
Transparantie (de wijze waarop een bedrijf intern/extern communiceert)
20%
D0 – 5
Deelname aan initiatieven (de mate waarin een bedrijf met collega-bedrijven 10% samenwerkt op het gebied van CO2 –reductie)
Hoe beter de CO2 prestaties van een bedrijf zijn, hoe hoger de positie van het bedrijf op de prestatieladder is (zie bijlage 1). Uit de prestatieladder van ProRail blijkt dat er binnen niveau 4 minstens twee analyses uitgevoerd moet worden van een scope 3 emissie. Het professioneel ondersteunen of becommentariëren van deze analyses zorgt voor een extra kwaliteitsslag en kan ook enkele punten opleveren voor de ladder. Deze becommentariëring is uitgevoerd door het gerenommeerde kennisinstituut CE Delft. Royal Haskoning heeft de opmerkingen van deze review verwerkt en is zo tot deze eindversie gekomen. De verschillende invalshoeken grijpen op elkaar in. Zo is een significante reductie (invalshoek B) het best te realiseren door een intensieve samenwerking met toeleveranciers (invalshoek D). In dit rapport ligt de focus echter op inzicht en mogelijkheden tot reductie (invalshoek A en B).
2.3
Maatschappelijk belang en borging Aan de hand van jaarlijkse berekeningen over de CO2-uitstoot en voortschrijdend inzicht zal de inventarisatie worden bijgewerkt. Zo worden de doelstellingen van Rasenberg geborgd in de organisatie. Gedurende het opstellen van de emissie-inventarisaties wordt ook onderzocht waar de potentie bestaat voor het invoeren van reductiemaatregelen voor CO2-emissies. Deze kunnen dan worden geïmplementeerd. Dit zal er uiteindelijk toe leiden dat de scope 3 emissies van ProRail omlaag gaan. Zo wordt het maatschappelijk belang van CO2-emissiereductie gediend. Rasenberg produceert ongeveer 300.000 ton asfalt per jaar en heeft als doelstelling om vanaf 2011 100.000 ton per jaar ML-TRAC te produceren. Deze studie gaat over de CO2-emissiereductie die te behalen is door de vervanging van 100.000 ton conventioneel asfalt door 100.000 ton ML-TRAC. Eventueel kan in de verdere toekomst ML-TRAC nog meer worden toegepast, zeker als de totale asfaltproductie van Rasenberg blijft stijgen als gevolg van een toenemende vraag.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -4-
22 maart 2011
3
EMISSIE-INVENTARISATIE VAN ML-TRAC Dit hoofdstuk is opgebouwd uit vier onderdelen: 3.1. Beschrijving van de waardeketen. 3.2. Bepalen welke scope 3 categorieën het meest relevant zijn. 3.3. Identificeren van partners langs de waardeketen. 3.4. Kwantificeren van scope 3 emissies. Onderstaande paragrafen gaan hier gedetailleerd op in.
3.1
Beschrijven van de waardeketen De waardeketen van asfalt in een conventionele situatie is verschillend aan die van ML-TRAC; deze ketens zullen daarom parallel aan elkaar beschreven worden. Bij de berekeningen wordt de vergelijking gemaakt tussen ML-TRAC en Steenslag Asfalt Beton (STAB). Naast STAB zijn er nog veel meer soorten asfalt om mee te vergelijken. Dit is echter de meest logische, omdat steenslag qua massapercentage het belangrijkste onderdeel van het asfalt vormt. Voordat de fasen in de waardeketen worden doorlopen, is het van belang om te weten hoe asfalt precies is opgebouwd. Asfalt bestaat uit drie lagen, waarbij je altijd steenslag nodig hebt als bovenste laag. ML-TRAC kan in de onderste en middelste laag van het asfalt worden toegepast, maar niet in de bovenste laag; die bovenste laag heeft ook het meeste onderhoud nodig. Zie figuur 3.1. Figuur 3.1:
Vereenvoudigde weergave van de asfaltlagen
20 – 30 cm
4 cm
Deklaag: altijd STAB 2e laag: “gewoon” asfalt of ML-TRAC
1e laag: “gewoon” asfalt of ML-TRAC
De deklaag is in feite niet relevant voor deze studie, omdat hier geen ML-TRAC op toe te passen is. Dit is ook de reden dat bij de kwantificering (paragraaf 3.4) de berekeningen gebaseerd zijn op 100.000 ton / jaar ML-TRAC, terwijl er nu in totaal 300.000 ton / jaar asfalt geproduceerd wordt door Rasenberg. De overige 200.000 ton / jaar is voor een deel STAB, bedoeld voor de deklagen.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -5-
22 maart 2011
ML-TRAC en het principe van Cradle to Cradle (C2C) Alle materialen die worden gebruikt in de productiecyclus van ML-TRAC voldoen aan het principe van C2C. De grootste stroom (95%) vormt freesmateriaal, wat restafval van oude wegen is. In het productieproces wordt ook zand toegevoegd (4,8%), een restproduct uit thermische reiniging. Het hars (0,2%) een restproduct bij de productie van bindmiddelen voor verfsystemen wordt normaal ingezet als brandstof voor energiecentrales, maar kent nu een hogere toepassingswaarde. Tot slot is ML-TRAC toepasbaar over meerdere levenscycli van het asfalt, wat het met recht duurzaam maakt. De CO2-emissie van conventioneel asfalt en ML-TRAC wordt bepaald door: A. Grondstoffase. B. Productiefase. C. Distributiefase. D. Gebruiksfase. E. Recyclingfase. A. Grondstoffase Conventioneel Asfalt bestaat uit minerale grondstoffen, vulstoffen en bindmiddelen. De minerale grondstoffen, ook wel het minerale aggregaat, bestaan uit steen, zand en vulstof. De grotere delen uit het minerale aggregaat vormen het minerale skelet wat het dragend vermogen van het asfaltmengsel is. Het minerale skelet is meestal opgebouwd uit steenslag en zand. Steenslag is gebroken gesteente (vaak grind), soms afkomstig van bakstenen (puin). Steenslag is qua massapercentage de belangrijkste grondstof. Steen en zand worden gewonnen uit respectievelijk steen- en zandgroeves. Zand kan ook afkomstig zijn uit thermische reiniging. De poriën in het mineraal skelet kunnen worden opgevuld met vulstoffen en bindmiddelen. De bindmiddelen (bitumen) zorgen samen met de vulstoffen voor de samenhang van het mengsel. De vulling wordt verzorgd door bitumen en vulstof (bijvoorbeeld vliegas of kalksteenmeel), eventueel aangevuld met zand. Bitumen vormt circa 4 tot 8 % van het totale massapercentage van een asfaltmengsel, maar is voor een groot deel bepalend voor de eigenschappen van het asfalt. Bitumen is afkomstig uit aardoliebronnen. In de conventionele situatie in Nederland vindt al recycling plaats. De aanname is dat 35% van het oude freesmateriaal (oud asfalt) weer in nieuw asfalt wordt toegepast. Oud freesmateriaal kan daarom ook gezien worden als belangrijke grondstof. De verschillende grondstoffen en het herbruikbaar freesmateriaal worden getransporteerd naar de asfaltcentrale.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -6-
22 maart 2011
ML-TRAC ML-TRAC bestaat uit 95% freesmateriaal, 4,8% zand en 0,2% natuurlijk hars. De hars wordt gewonnen uit het persen van schillen van noten. Deze plantaardige hars wordt nu al als drager in verfmiddelen toegepast. In de verfindustrie wordt, vergelijkbaar met de verwerking van “gewone” olie een destillatiekolom gebruikt om tot het gewenste product te komen. Het restproduct uit deze kolom wordt normaal gesproken verstookt. In plaats van verstoken wordt het restproduct nu toegepast in de waardeketen van MLTRAC. Dit betekent een meer hoogwaardige toepassing van het restproduct. Aan de andere kant betekent dit ook een CO2-besparing doordat de restolie niet verstookt wordt. Deze winst zal echter beperkt zijn. Dit “neveneffect” zit verdisconteerd in de GERwaarde van hars. Paragraaf 3.4 gaat daar dieper op in. ML-TRAC bestaat slechts uit herbruikbaar freesmateriaal, zand en natuurlijke hars. Het natuurlijk hars hoeft in feite maar één keer getransporteerd te worden. Aan het eind van de levensduur kan ML-TRAC worden hergebruikt in een tweede levenscyclus, inclusief het natuurlijke hars. Voor de eenvoud wordt in deze studie één levenscyclus van MLTRAC aangehouden. De eventuele verliezen die optreden bij meerdere levenscycli zijn dan ook niet relevant bij deze studie. B. Productiefase Conventioneel Om asfalt te produceren worden steenslag en grind gedroogd en verwarmd. Het drogen is van belang omdat bitumen, die later wordt toegevoegd, haar functie verliest in combinatie met water. De verschillende grondstoffen (met uitzondering van bitumen) worden dan in juiste proporties samengevoegd en intensief gemengd. De samenstelling wordt vervolgens verwarmd tot 180-200 graden. Tot slot wordt bitumen en het asfaltgranulaat op hoge temperatuur toegevoegd. Het granulaat moet op een hogere temperatuur worden verwarmd dan ‘nieuw’ asfalt; deze temperatuur kan oplopen tot boven de 200 graden Celsius. ML-TRAC De basis van ML-TRAC is dat er veel meer granulaat wordt hergebruikt dan in de conventionele situatie. In het productieproces treden bij verhoging van het recyclingpercentage echter twee problemen op: • Homogeniteit van aangeleverd asfaltgranulaat (procesbeheersing). • Veroudering van bitumen. Het verschil tussen primaire bouwstoffen en asfaltgranulaat is dat primaire bouwstoffen beheerst zijn geproduceerd qua eigenschappen. Asfaltgranulaat bevat deze beheerste primaire materialen; dit zijn grove steen, fijne steen en zand. De taak is vervolgens om asfaltgranulaat te bewerken tot primaire bouwstoffen. Dit is Rasenberg gelukt.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -7-
22 maart 2011
De veroudering van het bindmiddel bitumen is een grotere uitdaging gebleken. Bitumen veroudert door oxidatie en kristallisatie. Bij oxidatie verdwijnen vluchtige componenten, waardoor het bitumen verhardt. Bij kristallisatie worden zwaardere molecuulverbindingen gevormd door de polaire werking van de middelzware en zware fractie. Hierdoor verliest het bitumen haar flexibiliteit. Bitumen is chemisch opgebouwd uit topzware asfaltenen, zware harsen, lichte, verzadigde koolwaterstoffen en neutrale aromaten. De aromaten zorgen voor flexibel gedrag van het bitumen, terwijl asfaltenen bros gedrag veroorzaken. Harsen kunnen zowel bros als flexibel gedrag vertonen. Naarmate de tijd vordert, neemt door kristallisatie en oxidatie het percentage asfaltenen toe en het percentage aromaten af; het bitumen wordt steeds brosser. Zie ook tabel 3.1. Tabel 3.1:
Samenstelling nieuw en oud bitumen
Onderdeel
Betekenis
Flexibel
/
Bros
Samenstelling
Samenstelling
nieuw
oud
15%
27%
53%
50%
27%
20%
5%
2%
gedrag Asfaltenen
Aan
elkaar
topzwaar
benzeenringen,
gekoppelde zelf
Bros
weer
gekoppeld aan aromaten Harsen zwaar
Polaire aromatische verbindingen
Flexibel
/
Bros Aromaten neutraal
Benzeenringen
Flexibel
Verzadigde koolwaterstoffen licht
Door middel van injectie en sterische hindering (het fenomeen dat er door het volume van bepaalde delen van een molecuul andere stukken van het molecuul zich niet vrij kunnen gedragen) van de harscomponenten waar Rasenberg de beschikking over heeft, is het mogelijk gebleken om het oude bitumen weer vergelijkbare eigenschappen te geven als het nieuwe bitumen. Om kristallen te verbreken en het hars te injecteren is het nodig het oude bitumen te verwarmen zodat het vloeibaar wordt. Figuur 3.2 geeft grafisch weer hoe dit proces van oud naar nieuw bitumen verloopt. Figuur 3.2:
Van kristallisatie (oud bitumen) naar sterische hindering (nieuw bitumen)
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -8-
22 maart 2011
ML-TRAC is inmiddels volgens Europese normen getest op stijfheid (weerstand tegen belasting), vermoeiing (weerstand tegen doorbuiging) en fasehoek (werking sterische hindering). Deze testen hebben laten zien dat ML-TRAC qua eigenschappen minstens vergelijkbaar en inzetbaar is als normaal asfalt, de invloed van geïnjecteerde hars tot verbeterde resultaten leidt en dat de resultaten stuurbaar zijn door de hoeveelheid hars. C. Distributiefase Conventioneel Vanuit de asfaltcentrale wordt het asfalt met vrachtauto’s naar de werklocatie getransporteerd. Asfalt wordt warm vervoerd en warm aangebracht. Als de transportafstand te groot is, koelt het asfalt teveel af; de maximale transportafstand is circa 40 - 45 kilometer. Het aanbrengen van het asfalt gebeurt met een asfaltspreidmachine. De verwerkingstemperatuur ligt hierbij op 120-160 graden. Direct na het aanbrengen wordt de laag verdicht door walsen. Nadat het asfalt afgekoeld is kan de verharding in gebruik genomen worden. ML-TRAC De distributiefase van ML-TRAC is vergelijkbaar met die van conventioneel asfalt. D. Gebruiksfase Conventioneel Tijdens de gebruiksfase slijt het asfalt. Eventueel zijn er reparatiewerkzaamheden noodzakelijk. De levensduur is afhankelijk van het type asfalt, de drukte op de weg en het weer. Verschillende typen asfalt hebben een levensduur van 7 tot 20 jaar. ML-TRAC ML-TRAC heeft eenzelfde vermoeiingslevensduur en gebruikseigenschappen als conventioneel asfalt. De deklaag, die het meest aan slijtage onderhevig is, bestaat nog steeds uit conventioneel steenslag. E. Recyclingfase Conventioneel Asfalt kan opgebroken of gefreesd worden. Het vrijgekomen granulaat wordt hergebruikt als grondstof voor de productie van nieuw asfalt, hergebruikt voor een andere toepassing (bijvoorbeeld als funderingslaag) of afgevoerd door een eindverwerker. Afhankelijk van de korrelgrootte na frezen of breken bij de verwerker kan het materiaal in meer of mindere mate voor hergebruik aangewend worden. In nieuw asfalt kan circa 35% granulaat worden gebruikt. ML-TRAC Door toevoeging van natuurlijk hars kan 95% granulaat worden gebruikt in plaats van 35%. Daarnaast is nog 4,8% zand en 0,2% hars nodig. Het hars geeft ML-TRAC fundamenteel andere eigenschappen. Na één levenscyclus is ook recycling mogelijk inclusief het eerder toegevoegde hars. In deze studie wordt alleen de CO2-winst van de eerste levenscyclus berekend.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -9-
22 maart 2011
In figuur 3.3 en 3.4 staan de waardeketen van de conventionele situatie vergeleken met ML-TRAC weergegeven. Dit betreffen vereenvoudigde weergaven. Zo is niet te zien dat er in de waardeketen van ML-TRAC veel minder grondstoffen nodig zijn dan in de conventionele situatie. In de conventionele situatie is nog een afdankingsfase te zien; de 65% freesmateriaal wat niet kan worden gerecycled krijgt een alternatieve bestemming. Deze fase ontbreekt in zijn geheel bij ML-TRAC. Figuur 3.3:
Waardeketen conventionele situatie
Figuur 3.4:
Waardeketen ML-TRAC
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 10 -
22 maart 2011
3.2
Bepalen welke categorieën het meest relevant zijn In paragraaf 3.1 is de volgende indeling aangehouden: A. Grondstoffase. B. Productiefase. C. Distributiefase. D. Gebruiksfase. E. Recyclingfase. A. Grondstoffase Door de inzet van gerecycled asfalt vindt een energiebesparing plaats. Dit komt door een besparing op het materiaalgebruik en dus een besparing op primaire grondstoffen. Met name het transport van steenslag en de productie en transport van bitumen leveren grote besparingen op. Hier zal ML-TRAC de grootste winst behalen in termen van CO2-emissie ten opzichte van de conventionele situatie. B. Productiefase De productie van 1 kg primair asfalt in de asfaltcentrale zal minder energie kosten dan de productie van 1 kg asfalt met een bepaald % gerecycled asfalt. In deze fase zal MLTRAC dus zorgen voor meer CO2-uitstoot ten opzichte van de conventionele situatie. Dit wordt dus veroorzaakt door het oplossen van de problemen die ontstaan bij het opvoeren van het recyclingpercentage (o.a. extra bewerking van freesmateriaal en hogere temperatuur tijdens het mengen). C. Distributiefase Hoewel er geen verschil te verwachten is tussen ML-TRAC en de conventionele situatie, worden de berekeningen voor dit onderdeel toch uitgevoerd. In de relatieve vergelijking kunnen de resultaten tegen elkaar worden weggestreept, maar in de absolute vergelijking niet. De CO2-emissie van de distributiefase speelt een rol in de keten. Hoe meer CO2 wordt bespaard in de andere fasen, hoe belangrijker deze fase wordt. D. Gebruiksfase De energiebesparing in de gebruiksfase kan veroorzaakt worden door verschil in rolweerstand en verschil in levensduur door de inzet van gerecycled asfalt. De invloed van de inzet van gerecycled asfalt op deze parameters is echter verwaarloosbaar. Zoals eerder aangegeven heeft ML-TRAC eenzelfde vermoeiingslevensduur en andere gebruikseigenschappen als conventioneel asfalt en wordt de deklaag (waar de meeste slijtage plaatsvindt) niet meegenomen. Deze fase is niet relevant. E. Recyclingfase Het recyclen van 1 kg asfalt kost een bepaalde hoeveelheid energie. Hoe meer asfalt gerecycled wordt, hoe meer energie dit kost. Dit “verlies” bij ML-TRAC wordt goedgemaakt door de energiebesparing die gepaard gaat met de vermeden productie van primaire grondstoffen door de inzet van 1 kg gerecycled asfalt. Deze CO2-winst zal terug te zien zijn in de grondstoffase.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 11 -
22 maart 2011
Vier categorieën zijn dus relevant voor het identificeren van partners en het kwantificeren van de CO2-emissies: A. Grondstoffase. B. Productiefase. C. Distributiefase. E. Recyclingfase.
3.3
Identificeren van partners langs de waardeketen In tabel 3.2 staat een overzicht van de partners die een rol spelen in de waardeketen. Fase D (gebruiksfase) is niet meer meegenomen Tabel 3.2:
Partners in de waardeketen
Fase
Conventionele situatie
ML-TRAC
A Grondstoffase
R.O.S.
Hars:
Ventraco-chemie
in
Amsterdam Gereinigd zand uit Moerdijk B Productiefase
Rasenberg Infra, wegenbouw
C Distributiefase E recyclingfase
R.O.B.
R.O.B.
Evt: A&G Moerdijk
A&G Moerdijk
Recycling Overslag Schiedam (R.O.S.) is een zand- en grindhandel. Daarnaast verzorgt zij de op- en overslag van diverse materialen. R.O.S. slaat de diverse materialen gescheiden op. R.O.S. levert zand en grind aan Rasenberg Infra, werkmaatschappij wegenbouw. Ventraco Chemie is leverancier van grondstoffen voor wegenbouwers en gespecialiseerd in het kleuren van asfalt en het leveren van additieven voor recycling en verlaging van de verwerkingstemperatuur van asfalt. De activiteiten van R.O.B. (Recycling & Overslag Breda) omvatten het innemen van ongebroken asfalt en het bewerken van deze materialen tot nieuwe funderingsmaterialen. R.O.B. heeft de mogelijkheid om zand en andere bouwstoffen over te slaan en af te zetten in de regio Breda. Ze is actief als tijdelijke opslagplaats. De werkzaamheden van A&G beslaan de velden van saneren, reinigen, afvalstoffen en bouwstoffen. Voor ML-TRAC betrekt Rasenberg hier gereinigd zand. Hierdoor hoeft er geen primair zand ingezet te worden. In de conventionele situatie zou het zand hier ook vandaan gehaald kunnen worden (of uit de zandgroeve).
3.4
Kwantificeren van de scope 3 emissies Agentschap NL1 biedt formules en kentallen om de totale energiebesparing uit te rekenen in het kader van de MJA’s (Meer Jaren Afspraken Energie Efficiency). Deze zijn bruikbaar voor het bepalen van de relevante CO2-emissies.
1
Agentschap NL is op 1 januari 2010 ontstaan uit ondermeer SenterNovem. SenterNovem is jaren daarvoor
ontstaan uit Senter en Novem. In dit rapport worden de namen gebruikt van de instellingen die bestonden op het moment dat de betreffende kentallen zijn berekend.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 12 -
22 maart 2011
Door het recyclen van asfalt vindt energiebesparing plaats op transport en productie van primaire grondstoffen (steenslag, bitumen, zand en vulstof) en energietoename tijdens het productieproces van asfalt vanwege de procesbeheersing en het oplossen van het verouderingsprobleem van het bitumen. Bureau SGS Intron heeft in opdracht van SenterNovem verschillende GER-waarden berekend. GER staat voor Gross Energy Requirement, de benodigde primaire energie voor een bepaald proces of een onderdeel daarvan. De GER-waarden zullen worden toegepast conform de gedefinieerde relevante categorieën. De GER-waarden in de grondstoffase zijn na een review op deze studie herberekend, wat heeft geleid tot hogere waarden in zowel de conventionele situatie als bij ML-TRAC. A Grondstoffase De GER-waarde in de grondstoffase van STAB en ML-TRAC wordt bepaald door de precieze materiaalsamenstelling, de energie-inhoud van de grondstof en de energie die benodigd is voor de productie van de grondstoffen. Conventionele situatie In de conventionele situatie is sprake van 100.000 ton asfaltproductie per jaar, waarvan 65.000 ton bestaat uit primaire grondstoffen. Deze grondstoffen zijn met name steenslag (54,5%), zand (35,5%, bij STAB is dit 75% brekerzand en 25% natuurlijk zand), vulstof (5,7%) en asfaltbitumen (4,3%), zie ook tabel 3.3. Bitumen heeft als enige grondstof ook een eigen energie-inhoud (39,5 MJ/kg). Dit houdt in dat bitumen, een aardolieproduct, in theorie een concurrerende toepassing heeft. Het kan namelijk verbrand worden en produceert dan een hoeveelheid energie en CO2. Als deze energie wordt “uitgespaard” door recycling, komt deze beschikbaar voor een andere toepassing en mag dan als CO2-winst geclaimd worden. Samen met de energie die benodigd is voor de productie van grondstoffen wordt zo de GER-waarde van de grondstoffen bepaald. Zie hiervoor tabel 3.4. De totale GER-waarde wordt bepaald door de relatieve materiaalsamenstelling, tabel 3.5. Ondanks dat bitumen slechts 4,3% van de massa beslaat, levert het een belangrijk aandeel in de GER-waarde, dankzij de hoge energieinhoud. We nemen aan dat voor deze grondstoffase diesel de primaire brandstof is. Het transport en de productie van primaire grondstoffen kost 2,17 * 65.000 = 141.085 GJ aan diesel. Volgens SenterNovem (Cijfers en Tabellen, 2007) is de CO2-emissiefactor van gas- / dieselolie 74,3 kg / GJ. Bij de productie van primaire grondstoffen wordt daarom zo’n 13.622 ton CO2 geëmitteerd. ML-TRAC Bij de productie van 100.000 ton ML-TRAC per jaar bestaat 95.000 ton uit gerecycled asfalt, 4.800 ton zand en 200 ton hars. Gerecycled asfalt wordt in deze fase echter niet meegenomen. Van de 5.000 ton grondstof bestaat dan 96% uit zand (net als bij STAB is de verhouding 75% brekerzand en 35% natuurlijk zand aangenomen) en 4% uit hars (tabel 3.3). Voor de energie-inhoud van hars is geen bron gevonden. De aanname is dat deze energie-inhoud gelijk is aan die van bitumen (tabel 3.4). Het transport en de productie van hars en zand kost 1,90 (tabel 3.5) * 5.000 = 9.476 GJ aan diesel. Bij de productie van primaire grondstoffen wordt daarom zo’n 5.193 ton CO2 geëmitteerd. CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 13 -
22 maart 2011
Tabel 3.3:
Materiaalsamenstellingen, grondstoffase
Grondstof
Conventionele situatie
Steenslag Zand Vulstof zwak Asfaltbitumen 40/60 Hars Totaal
Tabel 3.4:
100%
ML-TRAC
96,0%
4,0% 100%
Bepaling GER-waarden, grondstoffase
Grondstof Steenslag Zand Vulstof zwak Asfaltbitumen 40/60 Hars Tabel 3.5:
54,5% 35,5% 5,7% 4,3%
Energie benodigd voor de productie van grondstoffen (MJ/kg)
Energie-inhoud grondstof (MJ/kg)
39,50 39,50
0,29 0,12 0,93
GER-waarde (MJ/kg) grondstoffen 0,29 0,12 0,93
5,12 5,12
44,62 44,62
GER-waarden, grondstoffase
Grondstof
Conventionele situatie
Steenslag Zand Vulstof zwak Asfaltbitumen 40/60 Hars Totaal
0,16 0,04 0,05 1,92 2,17
ML-TRAC
0,11
1,78 1,90
B Productiefase De GER-waarde van de productie van asfalt is afhankelijk van het type asfalt en het recyclingpercentage. Als referentie-asfalt wordt Steenslag Asfalt Beton (STAB) genomen. Intron heeft de volgende kentallen berekend: C1: GER-waarde asfaltproductie bij 15% - 30% recycling = 0,42 MJ / kg. C2: GER-waarde asfaltproductie bij > 45% recycling = 0,43 MJ / kg. Recycling is gedefinieerd als de inzet van 1 kg gerecycled asfalt in een asfaltmengsel met x % gerecycled asfalt. Conventionele situatie Er wordt 100.000 ton asfalt geproduceerd bij een recyclingpercentage van 35%. Hier wordt kental C1 (15%-30% recycling, het precieze kental bij 35% recycling is niet bekend) gebruikt om tot de CO2-emissie te komen. De productie van 100.000 ton asfalt kost 0,42 * 100.000 = 42.000 GJ aan aardgas.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 14 -
22 maart 2011
Volgens SenterNovem is de CO2-emissiefactor van aardgas 56,8 kg / GJ. Bij de productie van asfalt wordt daarom 2.386 ton CO2 geëmitteerd. ML-TRAC Er wordt 100.000 ton asfalt geproduceerd bij een recyclingpercentage van 95%. Hier wordt kental C2 (>45% recycling) gebruikt om tot de CO2-emissie te komen. De productie van 100.000 ton asfalt kost 0,43 * 100.000 = 43.000 GJ aan aardgas. Bij de productie van asfalt wordt dus 2.442 ton CO2 geëmitteerd. C. Distributiefase Conventioneel De transportafstand van de asfaltcentrale naar de werklocatie hangt natuurlijk af van het specifieke project, maar wordt ingeschat op 45 kilometer. Dit is in verband met temperatuurdaling tijdens transport de gangbare maximale transportafstand. Rasenberg maakt gebruik van vrachtauto’s op dieselmotoren die gemiddeld 25 ton asfalt per keer kunnen transporteren en een eigen gewicht hebben van 21 ton. Voor dit onderdeel wordt gebruik gemaakt van de conversiefactoren van het CO2-prestatieladder-handboek van ProRail. Een vrachtauto (container / non-bulk) met een gewicht van meer dan 20 ton stoot 130 gram CO2 / tonkm uit. Bij het vervoer van 100.000 ton asfalt moeten er dus 4000 ritten worden gemaakt (enkele reis). De 25 ton asfalt wordt hierbij eenmaal meegerekend, de 21 ton eigen gewicht tweemaal. Dit levert een totale CO2-emissie op van 1.568 ton. Tabel 3.6 geeft een overzicht. Tabel 3.6:
Berekening CO2-uitstoot in de distributiefase
Onderdeel
Grootte [eenheid]
Berekening
gemiddelde afstand Hoeveelheid materiaal Vervoer per keer Gewicht lege vrachtauto Aantal benodigde ritten (enkele reis) CO2-emissiefactor (bron: ProRail) Totale CO2-uitstoot (ton)
45 km 100.000 ton 25 ton 21 ton 4000 130 gram / tonkm 1568 ton
A B C D E=B/C F G = ((E*(C+2*D)*A*F)/1.000.000)
ML-TRAC De distributiefase van ML-TRAC is vergelijkbaar met die van conventioneel asfalt. E Recyclingfase De GER-waarde voor het verkrijgen van gerecycled asfalt is berekend op 0,29 MJ per kg gerecycled asfalt. Voor de GER waarde van het verkrijgen van 1 kg gerecycled asfalt zijn alle processen meegenomen totdat inzetbaar gerecycled asfalt is verkregen, inclusief transport naar de asfaltcentrale. Vervolgens is door Intron in de berekening de impact van het te substitueren mengsel afgetrokken. Dit betreft de substitutie van de primaire grondstoffen brekerzand, steenslag en vulstof (transport en productie). Conventionele situatie Voor het verkrijgen van gerecycled asfalt geldt dat er 0,29 * 35.000 = 10.150 GJ aan diesel benodigd is, wat neerkomt op 754 ton CO2-emissie.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 15 -
22 maart 2011
ML-TRAC Voor het verkrijgen van gerecycled asfalt geldt dat er 0,29 * 95.000 = 27.550 GJ aan diesel benodigd is, wat neerkomt op 2.047 ton CO2-emissie Eindsituatie De totale CO2-emissie in de keten van 100.000 ton asfalt is in de conventionele situatie 15.190 ton en voor ML-TRAC 6.761 ton. Er wordt dus 8.429 ton CO2 bespaard door MLTRAC toe te passen; een reductie van 55%. In de conventionele situatie wordt de meeste CO2 uitgestoten in de grondstoffase (69%) en in minder mate in de productiefase (16%) en distributiefase (10%). Bij de toepassing van ML-TRAC is deze verdeling totaal anders; 36% van de CO2-uitstoot vindt plaats in de productiefase, 30% in de recyclingfase, 23% in de distributiefase en 10% in de grondstoffase. Verreweg de meeste CO2 wordt dan ook bespaard in de grondstoffase, terwijl in de productie- en recyclingfase door de toepassing van ML-TRAC juist meer CO2 wordt uitgestoten. Zie ook tabel 3.7 voor een samenvatting van de berekening. Tabel 3.7:
Samenvatting CO2-berekeningen
Onderdeel
Grondstoffase (diesel)
GER-waarde (MJ/kg) Hoeveelheid materiaal (ton) Energieproductie (GJ) CO2-emissiefactor (kg / GJ) CO2-emissie (ton) Onderdeel van het totaal Totale CO2-emissie (ton)
Productiefase (gas) Conventioneel
Distributiefase (diesel)
Recyclingfase (diesel)
2,17
0,42
0,29
65000
100000
35000
141085
42000
10150
74,30 10483
56,80 2386
1568
74,30 754
69% 15190
16%
10%
5%
ML-TRAC GER-waarde (MJ/kg) Hoeveelheid materiaal (ton) Energieproductie (GJ) CO2-emissiefactor (kg / GJ) CO2-emissie (ton) Onderdeel van het totaal Totale CO2-emissie (ton)
1,90
0,43
0,29
5000
100000
95000
9476
43000
27550
74,30 704
56,80 2442
1568
74,30 2047
10% 6761
36%
23%
30%
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 16 -
22 maart 2011
Onderdeel
Grondstoffase (diesel)
Productiefase (gas)
Distributiefase (diesel)
Recyclingfase (diesel)
Totaal Besparing CO2emissie (ton) Besparing CO2emissie (%)
8429 55% Per fase
Besparing CO2emissie (%) Besparing CO2emissie (ton)
1389%
-2%
0%
-63%
9779
-57
0
-1293
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 17 -
22 maart 2011
4
DISCUSSIE Deklaag Ondanks de toepassing van ML-TRAC is altijd steenslag nodig als bovenste laag. In de berekeningen is deze deklaag buiten beschouwing gelaten. Voor de conventionele situatie is aangenomen dat de tweede en derde laag bestaat uit Steenslag Asfalt Beton (STAB); dit is vervolgens vergeleken met ML-TRAC. Meerdere levenscycli Bij meerdere levenscycli zou ML-TRAC nog meer CO2-emissiereductie kunnen opleveren, omdat dan ook het hars kan worden hergebruikt. Eindeloos hergebruik van ML-TRAC is nu nog niet aan te tonen, maar dit is ook niet het doel van deze studie. Figuur 3.4 laat een sluitende massastroom zien, waarbij het nodig is om, naast gerecycled materiaal, zand en hars toe te voegen. Productieproces ML-TRAC Om tot een hoger recyclingpercentage te komen, heeft Rasenberg twee problemen opgelost: • Homogeniteit van aangeleverd asfaltgranulaat verzekerd door procesbeheersing. • Veroudering van bitumen tegengegaan door injectie van een bepaald type hars, waardoor sterische hindering optreedt. Het is nog niet precies duidelijk of en hoeveel extra energie dit proces kost. De kentallen van bureau Intron rekenen wel een iets hogere GER-waarde bij hogere recyclingpercentages (van 0,42 naar 0,43), maar dit is een conservatieve inschatting. Het is al wel bekend dat, om kristallen te verbreken en het hars te injecteren, het nodig is om het oude bitumen te verwarmen zodat het vloeibaar wordt. Recyclingfase De GER-waarde voor het verkrijgen van gerecycled asfalt is door Intron berekend op 0,29 MJ per kg gerecycled asfalt. Hier is vervolgens wel de impact van het te substitueren mengsel afgetrokken, de primaire grondstoffen. Echter, in de grondstoffase zijn deze grondstoffen ook al niet meegenomen (in de conventionele situatie wordt gerekend met 65.000 ton grondstof en bij ML-TRAC met 5.000 ton). Er is getracht te achterhalen,welke getallen precies horen bij het aftrekken van de impact van het te substitueren mengsel. Dit is helaas niet helemaal duidelijk geworden. Wel is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd (zie hierna) waardoor er een beeld ontstaat van het effect van een hogere GER-waarde in deze fase op de totale CO2-uitstoot. Gevoeligheidsanalyse Uit het voorgaande blijkt dat in het productieproces en de recyclingfase GER-waarden zijn gebruikt die mogelijk hoger kunnen uitvallen wanneer meer gegevens bekend zijn. Om iets te kunnen zeggen over de impact op de totale CO2-uitstoot, is een korte gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Als de GER-waarde in het productieproces bij MLTRAC met 50% stijgt (naar 0,645 MJ/kg) wordt de totale CO2-besparing 7.208 ton; dat betekent een besparing van 47% in plaats van de eerder berekende 55%. Als de GERwaarde in de recyclingfase met 50% wordt verhoogd (naar 0,435 MJ/kg, voor beide productstromen!) wordt de totale CO2-besparing 7.783 ton of 50% in plaats van 55%.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 18 -
22 maart 2011
Brandstoffen In deze studie is de aanname gemaakt dat in de grondstoffase en recyclingfase alleen diesel nodig is en in de productiefase alleen aardgas. Dit is een sterke vereenvoudiging van de werkelijkheid. Elektriciteit en diesel ten behoeve van be- en verladen van asfalt zijn bijvoorbeeld niet meegenomen.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 19 -
22 maart 2011
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Wanneer 100.000 ton asfalt wordt geproduceerd kan door toepassing van ML-TRAC 8.429 ton CO2 bespaard worden; een reductie van 55% ten opzichte van de conventionele situatie. Deze winst is met name terug te voeren op de grondstoffase. Hier wordt maar liefst 9.779 ton CO2 bespaard, terwijl in de productie- en recyclingfase juist extra CO2 wordt uitgestoten (respectievelijk 57 en 1.293 ton). Dit veroorzaakt ook een heel andere verdeling van de CO2-emissie over de verschillende fasen. In de conventionele situatie wordt 85% van de CO2-uitstoot veroorzaakt in de grondstof- en productiefase, terwijl dit bij ML-TRAC voor 90% ligt in de productie- transport en recyclingfase. Het is mogelijk dat in de productiefase van ML-TRAC en in de recyclingfase van beide productstromen meer energie wordt verbruikt dan nu is aangenomen. Daarom is een korte gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Het effect van een 50% hogere GER-waarde in de productie- of recyclingfase op de totale CO2-uitstoot is echter beperkt. Bij deze toch fors hogere waarden kan nog steeds een reductie van 47% respectievelijk 50% worden geclaimd. Bij ML-TRAC wordt de relatieve rol van CO2-uitstoot in de transportfase groter dan in de conventionele situatie. Dit is natuurlijk te danken aan het feit dat de CO2-uitstoot in de grondstoffase zo laag is bij ML-TRAC. Tijdens deze studie zijn verschillende aannames gemaakt en afbakeningen gedaan. Om een nog beter beeld te krijgen van de volledige ecologische footprint van de levenscyclus van asfalt, verdienen studies naar de volgende onderdelen meer aandacht: • Deklaag: deze laag van steenslag is het meest aan slijtage onderhevig. • Meerdere levenscycli: welke onderdelen van het asfalt en ML-TRAC hebben welke levensduur en zijn uiteindelijk weer te hergebruiken? • Transport: speelt ook een rol in de grondstoffase en recyclingfase en is nu alleen impliciet meegenomen in de GER-waarden. • Energieverbruik tijdens het productieproces van ML-TRAC. • Opbouw van de GER-waarden in de recyclingfase (in het Intron-rapport “afdankfase” genoemd). • Precieze verbruik van primaire en secundaire brandstoffen in de verschillende fasen. Tot slot is niet alleen CO2-emissiereductie te verkrijgen door energiebesparing, maar ook door inzet van duurzame energie en materialen. De van plantaardige hars afkomstige ML-TRAC is een eerste stap. Er valt ook nog te denken aan biodiesel, groen gas, elektriciteit uit wind en zon en andere materialen die niet afkomstig zijn van fossiele grondstoffen.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 20 -
22 maart 2011
6
BRONNEN 1. Berk, M. van den (2004), SGS Intron. Berekening energiebesparing door recycling van asfalt. 2. Berk, M. van den (2004), SGS Intron. Bouwstenen voor de LCA van asfalt in Nederland. Eindrapport. 3. Huerne, H. ter, Blom, P., en Koelen, J. (2010). Strukton scope 3, CO2-Emissie voor asfalt, Strukton. 4. http://nl.wikipedia.org/wiki/Asfalt. 5. http://nl.wikipedia.org/wiki/Bitumen. 6. Prorail (25 december 2010). CO2-prestatieladder, Samen zorgen voor minder CO2. Handboek 1.2. 7. Rasenberg (17 februari 2011). ML-TRAC…Een toekomst van en zonder afval. Presentatie behorende bij het 0%-symposium. 8. SenterNovem (2007). Cijfers en tabellen. 9. SenterNovem (laatste wijzigingsdatum: 08-09-2008). Voorbeeldrekenblad: hergebruik asfalt berekening besparing [xls, 45,50 kb]. 10. Sevenster, M. (maart 2011), CE Delft. Review CO2-studie ML-TRAC Rasenberg CONCEPT. 11. World Business Council for Sustainable Development & World Resources Institute (2004). The Greenhouse Gas Protocol, A Corporate Accounting and Reporting Standard, Revised Edition. =o=o=o=
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm - 21 -
22 maart 2011
A COMPANY OF
Bijlage 1 Certificatieschema (algemeen)
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm 22 maart 2011
De CO2-prestatieladder heeft zes niveaus, opklimmend van 0 naar 5. Hoe beter de CO2prestatie van een bedrijf, hoe hoger de positie op de ladder. Een hogere positie leidt tot een gunningvoordeel, een (fictieve) korting op de inschrijfprijs. Een bedrijf voldoet aan de eisen van een bepaald niveau indien (1) voldaan is aan de minimale eisen voor A, B, C en D van het desbetreffende niveau en aan de eisen van de onderliggende niveaus en (2) de som van de gewogen scores op dat niveau minstens 90% van de maximale score is. De exacte eisen zijn vervat in een certificatenschema en de daarop gebaseerde auditchecklijsten. ProRail is beheerder van dit schema.
CO2-studie ML-TRAC Rasenberg Definitief rapport
9W3597.01/R003/904118/Nijm -2-
22 maart 2011