Verkennende studie De problematiek rond CO2-transport en -opslag
Datum Auteur Opdrachtgever Opdrachtnummer Versie Aantal pagina’s
28 juni 2010 drs. S.I.M. Berk Platform Transportveiligheid t.a.v. dhr. J.A.H. Lonink 2010-002 1.3 32 (incl. Bijlagen)
Pagina 2 van 32
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING
4
2.
ONDERZOEK
5
2.1 INLEIDING 2.2 ECONOMISCHE BELANG 2.2.1 KOSTEN 2.2.2 EMISSIEHANDEL 2.3 CO2-AFVANG 2.3.1 MOGELIJKHEDEN VOOR CO2-AFVANG 2.4 CO2-TRANSPORT 2.4.1 MOGELIJKHEDEN VOOR CO2-TRANSPORT 2.4.2 VEILIGHEID 2.5 CO2-OPSLAG 2.5.1 MOGELIJKHEDEN VOOR CO2-OPSLAG 2.5.2 VEILIGHEID 2.6 TOEPASSINGEN 2.6.1 GLASTUINBOUW 2.7 VERANTWOORDELIJKHEDEN 2.7.1 MINISTERIES 2.7.2 PROVINCIES 2.7.3 VEILIGHEIDSREGIO’S 2.7.4 GEMEENTEN 2.8 CASES 2.8.1 NOORD NEDERLAND (GRONINGEN, FRIESLAND EN DRENTHE) 2.8.2 BARENDRECHT 2.8.3 ROTTERDAM 2.8.4 HAARLEMMERMEER 2.8.5 GELEEN 2.8.6 ZOETERMEER 2.9 STAKEHOLDERS EN PROGRAMMA’S 2.9.1 INTERDEPARTEMENTALE PROJECTDIRECTIE CCS (EZ EN VROM) 2.9.2 TASKFORCE CCS (EZ) 2.9.3 CATO2 (TNO) 2.9.4 COCATE (TNO) 2.9.5 INVENTORY OF POTENTIAL LOCATIONS FOR DEMONSTRATION PROJECT CO2-STORAGE 2.9.6 SHELL 2.9.7 OCAP 2.9.8 GASUNIE EN RWE 2.9.9 KENNISTAFEL BUISLEIDINGEN 2.10 INTERNATIONAAL 2.10.1 WERELDWIJD 2.10.2 EUROPA
5 5 5 6 7 7 7 7 7 8 8 8 8 8 9 9 10 11 12 12 12 16 18 19 19 21 21 21 22 22 22 23 23 23 24 24 25 25 26
BIJLAGEN
28
1
TASKFORCE CCS
28
2
STICHTING BORG
30
Pagina 3 van 32
3
VIJFDE NATIONAAL SYMPOSIUM CCS
32
Pagina 4 van 32
1.
Inleiding
Om de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer te verminderen, zijn op internationaal niveau afspraken gemaakt in het VN-Klimaatverdrag (1992) en het Verdrag van Kyoto (1997). Nederland heeft deze verdragen ondertekend. Uit hoofde van het Verdrag van Kyoto is Nederland verplicht om in de periode 2008-2012 jaarlijks gemiddeld 6% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. De komende jaren wordt onderzocht op welke wijze CO2 afgevangen en opgeslagen kan worden. Hiervoor wil het ministerie van Economische Zaken en VROM demonstratieprojecten gaan uitvoeren. Het doel van deze projecten is het verkrijgen van inzicht van de kosten en de te nemen veiligheidsmaatregelen. Met dit rapport wil het Platform Transportveiligheid inzicht krijgen in de bestuurlijke kernproblemen bij CO2-transport en –opslag. Om dit inzicht te verkrijgen is een bureauonderzoek uitgevoerd. Gezien de doelstelling van het Platform Transportveiligheid is de focus gelegd op de transport van CO2.
Pagina 5 van 32
2.
Onderzoek
2.1
Inleiding
Hoge concentratie CO2 in de atmosfeer kan het broeikaseffect, opwarming van de aarde, veroorzaken. CO2 is zelf niet giftig. Lucht waar teveel CO2 in zit is schadelijk en bij hoge concentraties zelfs dodelijk. CO2 is zwaarder dan lucht en zal dus de neiging hebben laag te blijven hangen in een wolk. CO2 verdringt zuurstof. Boven de 17% is CO2 voor mensen binnen 1 minuut dodelijk. Bij lagere concentraties treedt duizeligheid, verdoving en bewusteloosheid op. CO2 is een niet-explosief gas. Een explosie met CO2 is dus uitgesloten. Elektriciteitscentrales, raffinaderijen, chemische industrieën, staalindustrie en cementproductie zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de CO2-emissie. Bij het gebruik van fossiele brandstoffen komt, meestal via verbranding, CO2 vrij. Omdat het bij deze bronnen gaat om grote, min of meer geconcentreerde stromen is het afvangen van CO2 hier het minst moeilijk. Bij verkeer en huishoudens is dat veel moeilijker en duurder. De noodzaak om op wereldschaal CO2-uitstoot terug te brengen wordt breed erkend. Ook is duidelijk dat wegens de stijgende mondiale vraag naar energie de mensheid tot ver in de 21ste eeuw fossiele energie blijft gebruiken. De klimaatdoelstellingen voor geïndustrialiseerde landen zoals Nederland zijn ambitieus. Nederland streeft naar een 100 procent duurzame energiehuishouding. Tijdens de overgangsfase van fossiel naar duurzaam, biedt Carbon Capture en Storage (CCS) een uitkomst. Immers, door de CO2-uitstoot op te vangen en op te slaan kunnen fossiele brandstoffen klimaatneutraal worden ingezet.
2.2
Economische belang
2.2.1 Kosten Het afvangen, transporteren en opslaan van CO2 is duur. Voor zover nu bekend kost het tussen de 60 en 90 euro per ton opgeslagen CO2. Die prijs daalt naarmate de schaal toeneemt. Veel hangt af van de verdere ontwikkeling van de techniek voor het afvangen van CO2. Ook worden andere manieren van elektriciteitsproductie onderzocht, zoals vergassing van kolen en verbranding met pure zuurstof in plaats van lucht, zodat een geconcentreerde stroom van CO2 geproduceerd wordt. Het afvangen wordt dan eenvoudiger en het rendement van de centrale neemt minder sterk af. Verwacht wordt dat hierdoor vooral het afvangen van CO2 goedkoper gaat worden.
Pagina 6 van 32
2.2.2 Emissiehandel Naast de kosten, zijn er ook baten. CO2 heeft in het Europese handelssysteem voor CO2emissierechten een prijs en als de CO2-prijs hoger is dan de kosten voor CCS dan wordt het interessant. [bron: VROM] Emissiehandel is handel in emissierechten; eenheden die een vaste hoeveelheid uitstoot van schadelijke gassen vertegenwoordigen. In Nederland bestaan twee emissiehandelssystemen: één voor de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) en lachgas (N2O) en één voor stikstofoxiden (NOx). In de wet Milieubeheer heeft de Nederlandse overheid de wetten en regels voor de CO2- en NOx-emissiehandel opgenomen. Daarnaast zijn op Europees niveau wetgeving en regels vastgesteld voor emissiehandel, die ook in Nederland van kracht zijn. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ziet onder meer op toe dat bedrijven deze wetten en regels naleven. Emissiehandel is een van de drie beleidsinstrumenten die in het Kyoto-protocol opgenomen zijn, bedoeld om wereldwijd de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Bedrijfslocaties die moeten deelnemen aan het systeem van CO2-emissiehandel krijgen elk jaar een beperkte hoeveelheid emissierechten. Eén emissierecht geeft recht om 1 ton CO2 uit te stoten. Bedrijfslocaties hebben de keuze: óf zij investeren in schonere technologie om hun uitstoot te verminderen, óf zij kopen extra emissierechten op de emissierechtenmarkt. De rechten op de markt zijn afkomstig van bedrijfslocaties die minder hebben uitgestoten dan het aantal emissierechten dat zij hebben ontvangen. Er zijn vier belangrijke eisen waaraan bedrijfslocaties moeten voldoen die deelnemen aan het systeem van CO2-emissiehandel: Aanvragen van emissievergunning Monitoren van de uitstoot Indienen van een emissieverslag Inleveren van emissierechten in het register. [bron: site Emissieautoriteit] Dat de prijs - emissierechten CO2- dit jaar zo sterk gedaald is, hangt samen met de economische recessie. Die brengt een lagere productie met zich mee, en dus ook minder uitstoot en minder noodzaak om emissierechten te verhandelen. Er spelen echter ook andere factoren mee. De prijs van CO2 is, net als bij andere producten afhankelijk van de vraag. Die vraag is niet alleen afgenomen door de recessie, maar ook door afgenomen verwachtingen van CO2-regulering na de teleurstellende top in Denemarken en het tegenhouden van de klimaatwetgeving in de Amerikaanse Senaat. [bron: Energieraad]
Pagina 7 van 32
2.3
CO2-afvang
2.3.1 Mogelijkheden voor CO2-afvang Twee belangrijke manieren om CO2 af te vangen zijn: Na verbranding. De CO2 afvangen vanuit rookgassen die ontstaan na het verbranden van fossiele brandstoffen (zoals olie en kolen). Dit is technisch gezien het eenvoudigst en goedkoopst als de uitstroom van CO2 heel geconcentreerd is, wat met name het geval is bij sommige chemische processen (raffinaderijen) en vormen van energieopwekking (kolenvergassing). Voor verbranding. CO2 afvangen voor de verbranding. De fossiele brandstof wordt zo verwerkt dat eerst een mengsel van waterstof (H2) en koolstofdioxide (CO2) ontstaat. Daarna volgt afscheiding van CO2.
2.4
CO2-transport
2.4.1 Mogelijkheden voor CO2-transport Na het afvangen wordt de CO2 via pijpleidingen vervoerd. Om het CO2 (in de grond) op te kunnen slaan, wordt het gas onder hoge druk gecomprimeerd tot vloeistof. Dit gebeurt met een compressor. 2.4.2 Veiligheid Bij het transport van CO2 via buisleidingen kan door lekkage CO2 ontsnappen. Door goede controle kan de kans op een lekkage nagenoeg teruggebracht worden tot 0. En als het lekt dan zijn de systemen zo ingericht dat slechts hele beperkte hoeveelheden vrij kunnen komen [bron: VROM] Het vrijkomen van een grote hoeveelheid CO2 is nooit uit te sluiten. Als er al CO2 zou vrij komen, dan is de kans veel groter dat dit gebeurt in hele kleine hoeveelheden, sijpelend langs de putdichting of door een scheur in de diepe ondergrond. Deze kleine hoeveelheden zullen in hun lange weg omhoog steeds verder worden verdund. Dat wat uiteindelijk in de bovengrond of in de lucht komt is dan zo weinig en zo weinig geconcentreerd dat het nauwelijks of niet meer schadelijk is. [bron: VROM] “Naar analogie van de gasrotonde kan Nederland ook bij CO2-transport een belangrijke positie innemen”, aldus Brouwer (CATO2-project TNO) [bron: TNO]
Transport van Pernis naar het Westland Voordat OCAP (transporteur van CO2) een bestaande leiding voor de transport van CO2 is gaan gebruiken, is de gehele leiding met speciale robots geïnspecteerd en volledig geschikt gemaakt voor het transport van CO2. Het transportsysteem is verdeeld in verschillende secties, waarvan bij een calamiteit maximaal één sectie kan leeglopen. Tussen de verschillende secties zitten zogenoemde ESD (Emergency Shut Down)-afsluiters die automatisch afsluiten als de leiding ineens leegloopt. Wanneer de druk in de leiding op zijn hoogst is, kan maximaal 200
Pagina 8 van 32
ton CO2 wegstromen. De CO2 staat echter onder druk in de leiding. Wanneer de leiding breekt zal er zeker een knal zijn. Hierdoor ontstaat een drukgolf die volgens TNO dodelijk kan zijn tot een afstand van 3 meter van de plek waar de breuk zich bevindt. Daarna neemt het effect snel af. Verder is het wel mogelijk dat glasscherven en puin door de lucht vliegt. Dat kan tot verwondingen leiden binnen een cirkel van 17,5 meter.
2.5
CO2-opslag
2.5.1 Mogelijkheden voor CO2-opslag De afgevangen en gecomprimeerde CO2 wordt ingebracht in de diepe ondergrond van de aarde, zo’n 2 tot 3 kilometer diep. De ondergrondse ruimten liggen onder voor gas ondoordringbare grondlagen. Gas- en olievelden. In het algemeen zijn lege gas- en olievelden zeer geschikt voor opslag, want ze zijn in de afgelopen miljoenen jaar gasdicht gebleken. Bij CO2-opslag in een gasveld zullen de putten, die nu nog meestal in gebruik zijn bij gasproductie, worden aangepast om als CO2-injectieputten te dienen. Daartoe zal een compressor worden bijgeplaatst die het CO2 op hoge druk in de putten kan brengen. Zodra de velden gevuld zijn zullen de putten hermetisch worden afgesloten. Aquifers. Naast de lege gasvelden kan CO2 ook worden opgeslagen in zogenaamde aquifers, dit zijn diepe waterhoudende lagen die door hun specifieke vorm en stapeling ook CO2 kunnen vasthouden. Dit gebeurt bijvoorbeeld al een aantal jaren voor de kust van Noorwegen. Steenkoollagen. Een verdere mogelijkheid is de opslag van CO2 in ongebruikte kolenlagen. Bij dit type opslag is het bijkomende voordeel dat de ingebrachte CO2 gebonden wordt aan de afzonderlijke kooldeeltjes in de kolenlaag en op die manier een vaste plaats in de structuur krijgt. 2.5.2 Veiligheid De veiligheid van het CCS-procedé (Carbon Capture en Storage) is gewaarborgd in EUrichtlijnen. Locaties voor opslag moeten voldoen aan strenge eisen en het controleplan moet eerst goedgekeurd worden. Deze maatregelen maken ook deel uit van het vooraf in te dienen opslagplan. Ook na sluiting van de opslag wordt regelmatig gecontroleerd. Na verloop van tijd zal dat met grotere tijdruimte gebeuren.
2.6
Toepassingen
2.6.1 Glastuinbouw Bij plantengroei wordt CO2 uit de lucht vastgelegd. Hierdoor daalt in tuinbouwkassen het CO2-gehalte, waardoor de groeisnelheid afneemt. Ook bij ventilatie blijft het CO2-gehalte in de kas lager dan daarbuiten; bovendien leidt dit tot warmteverlies. Het liefst heeft de tuinder zelfs een hoger CO2-gehalte dan in de buitenlucht, omdat de planten dan nog sneller groeien. De combinatie van aardgasverbranding voor verwarming en de uitlaatgassen gebruiken voor CO2-bemesting komt dan ook steeds meer voor.
Pagina 9 van 32
Op dit moment functioneren al een groot aantal projecten op het gebied van CO2-levering in de glastuinbouw in de B-driehoek (Berkel en Roderijs, Bleiswijk en Berschehoek in ZuidHolland). Vanuit bijvoorbeeld de RoCa centrale (warmtekrachtcentrale gelegen op de grens van Rotterdam en Capelle aan den IJssel) wordt warmte en CO2 geleverd aan de glastuinbouw. Op dit moment wordt CO2 vaak door ketels in combinatie met een warmtebuffer in de kas geleverd. Helaas kan de warmtebuffer in de zomer vaak zijn warmte niet kwijt, waardoor de tuinders een keuze moeten maken tussen warmte vernietigen (ramen open zetten) of minder CO2 doseren. Door extern CO2 af te nemen kan de warmtevernietiging worden beperkt en bovendien zorgt de extra CO2 voor een groeiversnelling. De tuinders kunnen daardoor minimaal 15% in hun aardgasverbruik reduceren en tegelijkertijd meer productie halen, tot zelfs 10% extra ten opzichte van de huidige situatie. [bron: www.ecn.nl]
2.7
Verantwoordelijkheden
2.7.1 Ministeries Het Rijk is verantwoordelijk voor het mogelijk maken van leidingtransport als dat van nationaal belang is. Uit onderzoek is gebleken dat de wet- en regelgeving voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen tekortschiet (rapport Samen voor de buis). Ook moeten veiligheidsafstanden rond buisleidingen, het beheer en toezicht en de registratie van de ligging van buisleidingen verbeteren. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) is sinds maart 2005 verantwoordelijk voor het buisleidingenbeleid voor gevaarlijke stoffen. Andere ministeries hebben ook verantwoordelijkheden: Het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) ontwikkelt samen met het ministerie van Economische Zaken (EZ) en VROM een visie op buisleidingen als transportmiddel voor gevaarlijke stoffen. VROM en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werken aan een verbetering van de aanpak van calamiteiten met buisleidingen. EZ heeft daarnaast een regeling opgesteld voor een meldingsplicht voor graafwerkzaamheden in de buurt van kabels en leidingen. Deze zogenaamde grondroerdersregeling zorgt dat gegevens over waar kabels en leidingen liggen sneller en beter zijn aangeleverd zodat bij graafwerkzaamheden zorgvuldiger wordt gegraven. VROM wil alle tekortkomingen in het beleid voor buisleidingen hebben opgelost. Ook wil VROM het veiligheidsbeleid van buisleidingen in wet- en regelgeving vastleggen. Zo komt er een Algemeen Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal regels gaan stellen voor risico’s en zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het ontwerpbesluit van de AMvB is 19 augustus 2009 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet bereidt een aantal maatregelen voor dat tot doel heeft de ontwikkeling en toepassing van CCS te versnellen. In de eerste plaats gaat het om ondersteuning van verdere
Pagina 10 van 32
technologisch onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast ondersteunt het kabinet een aantal kleinschalige demonstratieprojecten op het gebied van CO2-afvang en –opslag. Aanvullend kijkt het kabinet op welke wijze het Rijk ondersteuning kan verlenen voor de start van enkele grootschalige demonstratieprojecten in 2015. In de periode 2015-2020 zal via die grootschalige projecten verdere praktijkervaring worden opgedaan die van belang is voor de verdere inzet van CCS in Nederland vanaf 2020. Het kabinet besluit de komende tijd over een aantal voorwaarden dat van belang is voor de realisatie van CCS in Nederland. Daarbij gaat het onder meer om het juridische kader, de organisatie van de transportinfrastructuur, de opslag en de financiële middelen die de overheid in de aanloopfase beschikbaar stelt. [bron: VROM]
Rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten Dit wetsvoorstel verkort in de Elektriciteitswet 1988, de Mijnbouwet en de Gaswet de procedures rond de totstandkoming van energie-infrastructuurprojecten. Hierdoor kunnen deze projecten sneller gerealiseerd worden. Om het gebruik van duurzame energie te bevorderen komen ook projecten waarbij duurzame energie wordt opgewekt onder dit wetsvoorstel te vallen. Met dit wetsvoorstel worden de Rijkscoördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing op energie-infrastructuurprojecten van bepaalde productie-installaties voor het opwekken van elektriciteit. Het gaat hierbij om projecten die van belang zijn voor de nationale energievoorziening. Het gaat om installaties voor het opwekken van elektriciteit, de uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet, de aanleg of uitbreiding van bepaalde mijnbouwwerken en pijpleidingen voor koolwaterstoffen of voor de opslag van aardgas en CO2, en voor de aanleg of uitbreiding van het landelijk gastransportnet en andere landsgrensoverschrijdende gastransportnetten en grote installaties voor vloeibaar aardgas. [bron: www.eerstekamer.nl] Het Rijk is het bevoegd gezag voor de diepe ondergrond en voor projecten die vallen onder de Rijkscoördinatieregeling, zoals CO2-transport en opslag. De Rijkscoördinatieregeling stroomlijnt het proces van vergunningen en ontheffingen, terwijl de bevoegdheid en uitvoering van die vergunningen en ontheffingen bij de bevoegde gezagen zelf blijft. [bron: Brief “informatie over CO2-afvang, transport en opslag in Noord-Nederland” d.d. 07 april 2010]
2.7.2 provincies Het ministerie van Economische Zaken is het verantwoordelijke bevoegd gezag voor mijnbouw en voor het project Barendrecht de bovengrondse deel van CO2-opslag; de provincie Zuid-Holland vanuit een afvalstoffenperspectief voor het ondergrondse gedeelte (de opslag). De MER- en vergunningenprocedures zijn samengevoegd en de provincie is als eerste verantwoordelijk voor het doorlopen hiervan. [bron: www.infopuntco2opslag.nl]
Pagina 11 van 32
Hoewel de rol van de provincie formeel beperkt is, heeft de provincie Groningen zich opgeworpen als gesprekspartner voor het Rijk bij voorbereidende procedures voor opslag en transport van CO2. [bron: Brief “informatie over CO2-afvang, transport en opslag in Noord-Nederland” d.d. 07 april 2010]
2.7.3 Veiligheidsregio’s
Externe veiligheid Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft als doel de risico’s, voor burgers die in hun leefomgeving worden blootgesteld aan risicovolle activiteiten, te beperken tot een maximum aanvaardbare norm. Deze norm is weergegeven in het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR), die betrekking heeft op inrichtingen die onder het Bevi vallen. De circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNGVS) bepaalt hetzelfde met betrekking tot vervoersbesluiten dan wel omgevingsbesluiten waarbij het vervoer van gevaarlijke stoffen een risico vormt. Naast de milieuwetgeving met betrekking tot externe veiligheid, heeft de hulpverleningsorganisatie te maken met sectorale wetgeving. Dit zijn de Wrzo, Brandweerwet 1985, Wghr en de Politiewet. De Wrzo bepaalt onder andere dat het college van B&W van een gemeente zorg moet dragen voor het voorkomen, beperken en bestrijding van rampen en zware ongevallen. De Brandweerwet 1985 bepaalt dat het bestuur van de Regionale Brandweer het gemeentebestuur hierover adviseert. Zo beschikt het gemeentebestuur bij de voorbereiding van een besluit over de noodzakelijke kennis en relevante feiten met betrekking tot de risico’s en de benodigde hulpverleningsbehoefte in het geval van calamiteiten, ten einde een zorgvuldige belangenafweging te kunnen maken als bedoeld in afdeling 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op basis van deze wet- en regelgeving vervuld de regionale brandweer een adviserende rol met betrekking tot de twee aspecten: Bestrijdbaarheid van het incident Zelfredzaamheid van burgers binnen het invloedsgebied
Hulpverlening Pro-actie In het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft de brandweer een adviserende rol met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico. Preventie Preventie is het beperken van kansen op ongevallen en branden, en het beperken van de gevolgen van ongevallen en branden door het doorvoeren van maatregelen. In het geval van buisleidingen heeft dit vooral te maken met het vastleggen, toepassen en handhaven van zaken als leidingdikte, coating en kathodische bescherming. De brandweer heeft hier geen directe taak in. Preparatie Voor de hulpverleningsdiensten binnen de veiligheidsregio verdient het aanbeveling om zowel de locatie (aan de hand van coördinaten en straatnamen) als de inhoud van de
Pagina 12 van 32
buisleidingen die door hun regio lopen te achterhalen. De gegevens kunnen vervolgens verwerkt worden in een zogeheten ‘aanvalsplan buisleidingen’. Deze voorbereidingen dienen multidisciplinair binnen de veiligheidsregio plaats te vinden, zodat een juiste afstemming en samenwerking plaatsvindt tussen de hulpverleningsdiensten. Sleutelfunctionarissen van de brandweer dienen over de juiste informatie te beschikken en dienen geoefend te zijn op de voor de betreffende regio relevante type buisleidingincidenten. Repressie Bij een buisleidingincident kan uitgegaan worden van een incident met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat de brandweer grotendeels conform de procedure ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen (procedure OGS) dient te handelen. Tijdens een OGS-inzet met een buisleiding zijn de volgende activiteiten van belang: Alarmeren en opschalen (brandweer) Redden (brandweer) Identificeren van ontsnapt product (brandweer en leidingbeheerder) Isoleren van het brongebied (brandweer) Het lek beheersen (vaak niet mogelijk; leidingbeheerder kan soms wel inblokken) Effect van ontsnapt product beheersen (brandweer) Nazorg, waaronder het nemen van maatregelen ten behoeve van het herstel en het voorkomen van verdere schade aan milieu (alle betrokken partijen) [bron: Handreiking Buisleidingincidenten]
2.7.4 Gemeenten Voor de gemeenten is de formele rol in het kader van bestemmingsplannen en vergunningen in het kader van CO2-transport en –opslag beperkt. De Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) bepaalt onder andere dat het college van B&W van een gemeente zorg moet dragen voor het voorkomen, beperken en bestrijding van rampen en zware ongevallen. In de tweede helft van 2010 treedt de Wet veiligheidsregio’s in werking. Daarmee vervallen de Wrzo en de Brandweerwet 1985.
2.8
Cases
2.8.1 Noord Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) De energiebedrijven Nuon en RWE willen in 2015 starten met een groot afvangproject bij de energiecentrale die zij in de Eemshaven hebben gebouwd. Daarmee kan na 2020 in totaal ruim 12 megaton CO2 per jaar worden afgevangen en opgeslagen in Noord-Nederland. De afgevangen CO2 van de bedrijven in Groningen moet vervolgens ergens worden opgeslagen. Dat kan ondermeer in gasvelden. Maar niet ieder gasveld is geschikt voor het opslaan van CO2. Deskundigen bekijken daarom welke aardgasvelden geschikt zijn voor de opslag van CO2 en de Gasunie onderzoekt bovendien de mogelijke routes voor transport van het CO2. Bij opslag van CO2 in Noord-Nederland krijgt een aantal Groningse, Friese en Drentse gemeenten te maken met transport en mogelijk ook met opslag van CO2. Het Rijk is het
Pagina 13 van 32
bevoegd gezag voor de diepe ondergrond en voor projecten die vallen onder Rijkscoördinatieregeling, zoals CO2-transport en –opslag. Dat betekent dat het Rijk een aanwijzing kan doen, en daarmee bepaalt waar CO2-opslag plaatsvindt. De formele rol van de provincies is daarmee beperkt, wel zijn de noordelijke provincies gesprekspartners van het Rijk bij voorbereidende procedures voor opslag en transport.
“Invulling moties CO2-opslag Barendrecht”
In de brief “Invulling moties CO2-opslag Barendrecht” (d.d. 12 april 2010) schrijven de ministers van EZ en VROM het volgende over het project Noord Nederland: “Om toe te werken naar brede CCS-toepassingen is het zaak om de leerervaringen uit onderzoek en kleinschalige demonstratieprojecten in de praktijk te brengen en verder uit te bouwen door middel van grootschalige demonstratieprojecten, zowel onder de zeebodem als onder land. Een grootschalig demonstratieproject op land zal bij voorkeur in NoordNederland gerealiseerd worden, omdat we zo de ontwikkeling van CCS ook in deze regio met veel grote CO2-emittenten mogelijk maken.” Met de betrokken partijen in het Noorden heeft intensief overleg plaatsgevonden. De minister van EZ is voornemens vanuit de middelen voor ruimtelijk-economisch beleid een subsidie aan de Stichting CCS Noord-Nederland te verstrekken, zodat de stichting de gelegenheid heeft de voorbereidende activiteiten te versnellen. Daarnaast zullen EBN en Gasunie binnenkort hun “Bouwstenen” voor een langeretermijnstrategie voor CO2-transport en –opslag opleveren, waarin zij een overzicht geven van locaties die op basis van capaciteit, beschikbaarheid, technische gronden en veiligheid in potentie geschikt zijn voor grootschalige CO2-opslag. Het betreft zowel potentiële locaties die op korte termijn, als op lange(re) termijn beschikbaar komen, off- en onshore locaties en potentiële locaties in het Noorden, of elders in het land. Er zal op korte termijn bestuurlijk overleg plaatsvinden met de bestuurders in NoordNederland over de voorbereidingen van een grootschalig CCS-project in Noord-Nederland. Mede dankzij deze inspanningen van Rijk en initiatiefnemers zit er vaart in het voorbereiden van een grootschalig CCS-project in Noord-Nederland. Versnelling zal met name tot uiting komen in de voorbereiding van CCS en de communicatie met de burger. De realisatietermijn van een aantal andere onderdelen, zoals vergunningverlening, is omwille van juridische kaders en subsidievoorwaarden niet nog meer te versnellen. Het Europese subsidietraject zal pas eind 2011 tot een besluit leiden. Daarna begint het vergunningverleningtraject. De reeds opgedane ervaringen met het plannen van het vergunningverleningtraject voor CO2-opslag onder Barendrecht leert dat het doorlopen van alle procedures minimaal 20 maanden in beslag zal nemen. Als de vergunningen verleend zijn, moeten vervolgens de afvanginstallaties worden gebouwd, de CO2-transportleidingen worden aangelegd en CO2-opslaglocaties gereed worden gemaakt, voordat de CCS-keten operationeel is. Een grootschalig CCS-project in Noord-Nederland zal naar verwachting niet vóór 1 januari 2015 operationeel kunnen zijn en ook het streven om dit project eind 2015 operationeel te hebben is zeer ambitieus.” [bron: Brief “Invulling moties CO2-opslag Barendrecht”, kenmerk CCS/10040102]
“Borg, CO2 Initiatief Noord-Nederland”
Op 7 mei 2010 is de stichting ‘Borg, CO2-initiatief Noord-Nederland’ gelanceerd. Borg is opgericht om voorbereidingen te treffen voor het afvangen, transporteren en opslaan van CO2 in Noord-Nederland. Borg richt zich onder meer op de informatievoorziening over CO2opslag in het Noorden en de dialoog met alle belanghebbenden.
Pagina 14 van 32
De bedrijven RWE, Nuon, Gasunie, NAM, Groningen Seaports, Energy Valley en de Noordelijke Ontwikkeling Maatschappij hebben zich verenigd in deze stichting. De provincie Groningen is één van de subsidiegevers van de stichting. Met erkenning van ieders verantwoordelijkheid zal Borg waar mogelijk en zinvol samenwerking zoeken met de ministeries van Economische Zaken en VROM. Ook de provincies Drenthe en Groningen worden betrokken bij het initiatief. Directeur Harm Post: “de opslag en verwerking van CO2 zijn een grote kans voor het Noorden. Het Noorden, als energieregio, kan hiermee een flink stuk bedrijvigheid en innovatie naar zich toe trekken, mede op basis van Europese fondsen. We hebben de bodem, de infrastructuur en de kennis voor CO2-opslag. Borg wil er graag aan bijdragen dat we er straks helemaal klaar voor zijn als CO2-opslag een concrete optie wordt in het Noorden”. Noord-Nederland is bij uitstek geschikt voor een CO2-opslagproject. De diepe ondergrond, die talloze gasvelden bevat, leent zich hier goed voor, en kennis en ervaring op het gebied van energie in het algemeen en gas in het bijzonder zijn in ruime mate aanwezig. De deelnemende bedrijven trekken gezamenlijk op in zaken met betrekking tot wet- en regelgeving, vergunningenprocedures en infrastructuur. Daarbij wil Borg de bewoners, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden zoals natuur- en milieuorganisaties zoveel als mogelijk informeren over de voorbereidingen en de te verwachten procedures. De website www.stichtingborg.nl gaat specifiek in op CO2-afvang, -transport en –opslag in NoordNederland. [bron: Energieraad]
Buisleidingenstraat verbind Delfzijl met Eemshaven Tussen de Eemshaven en Delfzijl komt een buisleidingenstraat. Beide havens kunnen daarmee gemakkelijker, goedkoper, veiliger, duurzamer en meer gebruik maken van elkaars grondstoffen en energiestromen. De leidingenstraat moet in 2011 in gebruik worden genomen. Waarschijnlijk worden maximaal 25 buizen aangelegd tussen verschillende bedrijven in de Eemshaven en industrieterrein Oosterhorn in Delfzijl. Stikstof, zuurstof, CO2, aardgas, water, maar ook warmte en koude; de buizen kunnen voor allerhande stoffen worden gebruikt. De serie buisleidingen is goed voor de bedrijvigheid in de regio. Het is voor investeerders interessant dat ze gemakkelijk en goedkoop stoffen kunnen transporteren. De buizen versterken ook de functies van beide industriegebieden. De haven van Delfzijl kan geen zeeschepen met veel diepgang ontvangen, de Eemshaven wel. De aanvoer van grondstoffen via de leiding is daar een oplossing voor. De interesse in de buisleidingenstraat is groot. De betreffende gemeenten werken mee aan het onderzoek: de provincie, de NOM (Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord Nederland), Groningen Seaport en grote bedrijven als AKZO en NUON. NUON heeft een leiding nodig voor het transport van afgevangen CO2. [bron: Dagblad Noorden]
Drenthe Gedeputeerde Staten wilde twee lege gasvelden aanwijzen voor een demonstratieproject van CO2, waarvoor het Rijk een locatie in Noord-Nederland zoekt. Provinciale Staten in Drenthe wil geen CO2-opslag in de bodem. Het college ziet CO2-opslag als een tijdelijke, noodzakelijke tussenoplossing in de energietransitie. Veiligheid is een absolute voorwaarde. Het is een verantwoordelijkheid van Economische Zaken om ervoor te zorgen dat er geen twijfel bestaat over de vraag of je CO2
Pagina 15 van 32
veilig kunt opslaan. Een tweede voorwaarde is dat Barendrecht doorgaat. Als daar de CO2opslag niet doorgaat omdat burgers twijfelen over de veiligheid, is het voor Drenthe niet uit te leggen dat het in Drenthe wel doorgaat. De keuze voor de locatie van het demonstratieproject is gebaseerd op technische argumenten: de opslagcapaciteit, type ondergrond en afstand tot de Eemshaven. [bron: Binnenlands Bestuur, 23 april 2010]
Opslaglocaties Noord Nederland Persbericht ministerie van Economische Zaken 24 juni 2010 Op verzoek van de Tweede Kamer zijn de mogelijkheden onderzocht om versneld een grootschalige CCS-project in Noord Nederland te realiseren. CO2-opslag zou vanaf 2015 mogelijk kunnen zijn in Noord Nederland, waarbij de gasvelden Boerakker (Groningen), Elevld (Drenthe) en Sebaldeburen (Groningen) in beginsel het eerst in aanmerking komen voor CO2-afvang en –opslag. Het zijn deze locaties waar het zinvol is om initiatiefnemers gedetailleerd onderzoek te laten starten naar geschiktheid en veiligheid voor een CCS-project. Definitieve besluiten zullen door het volgende kabinet worden gemaakt. Dat schrijven de ministers van EZ en VROM in een brief aan de Tweede Kamer. De gedeputeerden van Drenthe, Friesland en Groningen en de burgemeesters van betrokken gemeenten zijn hier vandaag (24 juni 2010) over geïnformeerd. Uit het Bouwstenen advies van CO2-transport en opslagstrategie, dat EBN en Gasunie op verzoek van het ministerie van EZ hebben uitgebracht, blijkt dat negen gasvelden in beginsel geschikt zijn voor CO2-opslag in het kader van een grootschalig project in Noord Nederland dat in 2015 operationeel kan zijn. Het Rijk heeft voorlopig de voorkeur voor drie velden. Bouwstenenadvies Voor het Bouwstenenadvies hebben EBN en Gasunie gekeken naar de tijdige beschikbaarheid van opslagcapaciteit, kostenefficiënte scenario’s voor CO2-transport en –opslag, rollen voor de betrokken partijen en mogelijke knelpunten in de totstandkoming van grootschalige CO2opslag. Bij de berekening van de opslagcapaciteit is uitgegaan van alle in Nederland beschikbare gas- en olievelden onder land en onder zee. Voor de definitieve selectie van velden is nader onderzoek per veld noodzakelijk. Alleen als nader onderzoek bevestigt dat het daar veilig kan, zal het Kabinet toestemming geven voor CO2-opslag. EBN en Gasunie concluderen dat grootschalig transport en opslag van CO2 op een kosteneffectieve wijze mogelijk is. Communicatie Om bewoners en belanghebbenden gedurende het gehele proces goed te informeren en de inbreng van omwonende optimaal tot zijn recht te laten komen, start het Rijk in nauwe samenwerking met betrokken provincies en gemeenten een breed communicatietraject. Naast algemene informatie voor een breed publiek zal aan de hand van specifieke wensen per gemeente informatie op maat worden geboden. Er is een platform ingericht waarin vertegenwoordigers van lokale natuur- en milieuorganisaties, bedrijven en overheden van gedachten wisselen over de communicatie rondom CCS in Noord Nederland.
Pagina 16 van 32
Definitieve keuze 2011 Het feit dat het kabinet op dit moment haar voorkeur uitspreekt voor de velden Boerakker, Eleveld en Sebaldeburen betekent niet dat nu al het besluit genomen is dat daar ook daadwerkelijk CO2 wordt opgeslagen. De milieueffectrapportage start naar verwachting in het najaar van 2010 en zal in 2011 zijn afgerond. Indien uit onderzoek blijkt dat de drie velden waarvoor nu een voorlopige voorkeur is uitgesproken niet aan de veiligheids- en milieueisen voldoen, dan komen de andere velden van de lijst alsnog in beeld, die wel voldoen aan de veiligheids- en milieueisen. De andere velden zijn: Annerveen (Dr.), Bedum (Fr.), Grootegaste (Gr.), Roden (Dr.), Ureterp (Fr.) en Zuidwal (Fr.). het is aan het volgende kabinet om in 2011 een definitieve keuze te maken voor een opslaglocatie en transporttracé. Nuon en RWE, de initiatiefnemers voor een grootschalige opslaglocatie en transporttracé, zullen vervolgens de vergunningen moeten voorbereiden, aanvragen en door de overheid laten toetsen. [bron: persbericht ministerie Economische Zaken, Jaargang 2010, 24 juni 2010]
2.8.2 Barendrecht De overheid heeft bedrijven gevraagd plannen te maken voor opslag van CO2. Shell heeft het voorstel gedaan om twee bijna lege gasvelden onder Barendrecht te gebruiken. De overheid heeft dat plan uitgekozen voor opslag onder land omdat: De velden technisch geschikt zijn De opslag veilig kan plaatsvinden De velden op korte termijn beschikbaar zijn De velden vlakbij Pernis liggen waar bij de olieraffinage veel CO2 in zuivere vorm ontstaat. De keuze van de overheid zorgde voor veel bezorgdheid bij de inwoners van Barendrecht en hun gemeentebestuur. “Barendrecht is een goede test case. We wilden uitproberen hoe het publiek/de bevolking reageert. Als het in Barendrecht lukt, dan zal het bij alle andere locaties gemakkelijk verlopen”, aldus minister Cramer (VROM) en een woordvoerder van Shell. [bron: Zembla 28 maart 2010]. Vanwege de bezorgdheid in Barendrecht hebben de twee verantwoordelijke ministers (de minister van EZ en VROM) extra onderzoek laten doen; Het blijkt dat CO2-opslag in Barendrecht voldoet aan de strengste wettelijke normen die Nederland kent. Er kwam één kanttekening uit: de bestaande buisleidingentunnel onder de autoweg A15 waar de buis met CO2 doorheen zal lopen, kan nog iets beter beschermd worden tegen calamiteiten. Op land is Barendrecht het meest geschikt als klein demonstratieproject. Dit extra onderzoek doet geen voorspellingen over (psychosomatische) gezondheidsklachten als de CO2-opslag doorgaat. Wel komt het onderzoek met aanbevelingen hoe de overheid gezondheidsklachten het beste kan voorkomen: o Door de zorgen van de omwonenden serieus te nemen; o Door op een open manier begrijpelijke informatie te geven; o Door goed in de gaten te houden hoe de omwonenden reageren.
Pagina 17 van 32
Na deze extra onderzoeken hebben de ministers van VROM en EZ besloten dat CO2-opslag in Barendrecht door zal gaan onder de volgende voorwaarden: De opslag gaat gefaseerd In de eerste fase (2012 tot 2015) wordt alleen CO2 opgeslagen in het kleine veld onder de Barendrechtse wijk Carnisselande (0,8 megaton CO2) Er komt van die opslag een grondige evaluatie Alleen als er geen problemen zijn, gaat de tweede fase in In de tweede fase (vanaf ongeveer 2015) wordt CO2 opgeslagen in het grotere veld bij Barendrecht-Zeidewij (9 megaton CO2). [bron: VROM]
Crisis- en Herstelwet De opslag van CO2 valt officieel onder de Crisis- en Herstelwet die de Eerste Kamer in de nacht van dinsdag 16 maart 2010 op woensdag heeft aangenomen. De wet is bedoeld om wegen en andere infrastructuur versneld aan te leggen om de kwakkelende economie aan te zwengelen. De wet maakt het lokale bestuurders onmogelijk om rechtszaken te voeren tegen andere overheden. Hierdoor kan Barendrecht niet meer naar de Raad van State stappen om de proef met CO2-opslag aan te vechten, zoals de gemeente van plan is. Deze mogelijkheid is in de discussie over de omstreden opslag wel altijd toegezegd door zowel het kabinet als de Tweede Kamer. Dat de Crisis- en Herstelwet is aangenomen, betekent volgens een woordvoerder van EZ helemaal niet dat met de opslag in Barendrecht kan worden begonnen. Hij stelt dat de minister de belofte kan nakomen om geen onomkeerbare stappen te zetten voordat overleg heeft plaatsgevonden met de Tweede Kamer. De zegsman bevestigt dat de gemeente niet naar de rechter kan gaan nu de Crisis- en Herstelwet is aangenomen. Maar elke privépartij ofwel burger kan dat wel, waardoor de mogelijkheid om in beroep te gaan, volgens het ministerie overeind blijft. [bron: www.nu.nl]
Veiligheid Volgens Krijn de Jong (Hoogleraar Anorganische Chemie en Katalyse, Universiteit Utrecht) is de kans op een ongeval heel klein, maar de gevolgen kunnen enorm zijn. De wijk is omgeven door dijken. Als een grote hoeveelheid CO2 vrijkomt gaat, zal de wolk volledig over de wijk heengaan. Nederland is het enige land ter wereld die de test met CO2-opslag op land doet in een dicht bewoond gebied. [bron: Zembla 28 maart 2010]
“Invulling moties CO2-opslag Barendrecht”
De ministers van EZ en VROM geven in de brief “Invulling moties CO2-opslag Barendrecht”, d.d. 12 april 2010, extra uitleg over de plannen over CO2-opslag in Barendrecht. Het project in Barendrecht is in ons land het eerste project waarbij sprake is van CO2-opslag op land. Wereldwijd is er al meer dan 30 jaar ervaring opgedaan met CO2-transport en injectie op land. Aangezien het gaat om een beproefde techniek, is de techniek niet het belangrijkste leerpunt. Belangrijker is dat met dit project als essentiële tussenstap (in Barendrecht) in een Nederlandse context meer kunnen leren over bedrijfseconomische aspecten (o.a. ten aanzien van kosten en efficiencyverbeteringen), over de integrale monitoring van een dergelijk project en over de gedetailleerde voorbereiding van CO2-opslag onder land.
Pagina 18 van 32
Voordat CO2-opslag onder Barendrecht daadwerkelijk van start kan gaan, moeten meer dan honderd besluiten worden genomen door de verantwoordelijke bestuursorganen. Om dit proces efficiënt te laten verlopen, heeft de minister van Economische Zaken op basis van de rijkscoördinatieregeling (ccr) een coördinerende rol. De belangrijkste besluiten zijn met name het Rijksinpassingsplan, het verlenen van de milieuvergunningen en het instemmen met het opslagplan. De planning is zodanig opgesteld dat deze besluiten pas na de zomer van 2010 genomen worden. Ook is de opslagvergunning, het besluit waarmee Shell wordt aangewezen als partij die CO2 mag gaan opslaan in het Barendrecht veld, nog niet verleend. Zo is OCAP (pijpleidingexploitant) voornemens veldwerk te gaan doen langs het tracé van de pijpleiding (proefsleuven graven, bodemmonsters nemen) om de juiste bodemgegevens te verwerken in de vergunningaanvragen voor de pijpleiding. [bron: Brief “Invulling moties CO2-opslag Barendrecht”, kenmerk CCS/10040102]
“Beroepscriticus richt pijlen op CO2 onder woonwijk”
De heer Stigter heeft zijn tanden gezet in het tegenhouden van de CO2-opslag onder een dichtbevolkte woonwijk. En dat moet precies met die methode die hij bij eerdere protesten ook hanteerde: met een overdaad aan informatie. Samen met een aantal dorpsgenoten heeft hij een symposium georganiseerd waar wetenschappers zullen betogen dat er wel degelijk gevaren kleven aan de ondergrondse CO2opslag. “CO2 is een afvalproduct. Nergens in Nederland mag afval onder de grond gestopt worden. Bovendien heeft niemand echt een idee van de gevaren.” [bron: De Telegraaf 01 juni 2010]
2.8.3 Rotterdam De Rijksoverheid heeft een bijdrage van maximaal 150 miljoen euro uitgetrokken voor het opslaan van CO2 in de Noordzee, ter hoogte van de Rotterdamse Maasvlakte. Het geld gaat naar het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject (ROAD) en komt bovenop een Europese bijdrage van maximaal 180 miljoen euro. Dat schrijven de demissionaire minister Van der Hoeven (EZ) en Huizinga (VROM) aan de Tweede Kamer. Het gaat om een grootschalige demonstratieproject van CO2 op zee. De CO2 zal worden afgevangen bij een kolencentrale die nog in aanbouw is van E.ON op de Maasvlakte en wordt per pijpleiding getransporteerd naar een platform, ongeveer 20 kilometer uit de kust. ROAD is een initiatief van de energiebedrijven E.ON en Electrabel Groep GDF SUEZ/ [bron: AD Rivierenland, 14 mei 2010] “Hoeveel het project in Barendrecht kost, wil Shell niet zeggen. Het is een belangrijk onderdeel van het Rotterdam Climate Initiative (red: heeft zitting in de Taskforce CCS) om de uitstoot van CO2 in 2025 te halveren naar 14 miljoen ton. Met de uitbreiding van de Maasvlakte en de geplande vestiging van onder meer twee nieuwe kolencentrales, zal de CO2uitstoot zonder ingrijpen juist sterk stijgen. De voortrekker van het Rotterdamse klimaatinitiatief, voormalig premier Ruud Lubbers, heeft eerder laten weten hoe belangrijk het project in Barendrecht is voor het halen van het doel. Er liggen ook plannen om de bestaande CO2-pijpleidingen tussen Rotterdam en Amsterdam te vertakken naar de Noordzee.” [bron: NRC Handelsblad 27 januari 2008]
Pagina 19 van 32
2.8.4 Haarlemmermeer De gemeente Haarlemmermeer worstelt met de vraag hoe omgegaan moet en kan worden met de wens van Pipeline Control (red: beheert en onderhoudt pijpleidingen voor gas, olie en water evenals kabelnetten voor elektra en telecommunicatie) om een oude NPM-leiding, waardoor olietransport plaatsvond, te gaan gebruiken voor het transport van CO2. CO2 moet één maal per etmaal met fluctuerende druk (8-21 bar) door de buisleidingen worden vervoerd ten behoeve van glastuinbouw. Het betreft een leidingenstrook langs een kavelsloot die over de lengterichting door de gemeente Haarlemmermeer ligt. Hierlangs liggen op korte afstand van elkaar twee hoge druk aardgasleidingen en een voormalige olieleiding. De leidingstrook loopt onder andere dwars door de woonkernen van Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Aan weerszijde liggen op korte afstand diverse woonwijken. De voormalige olieleiding loopt vanaf Rotterdam via Haarlemmermeer naar de Amsterdamse haven. De bijkomende risico’s zijn nog niet bekend. De druk fluctueert. Het is niet bekend of de leiding hiertegen bestand is. Wel is bekend dat als bij de hoogste druk lekkage ontstaat en de leiding over een lengte van circa 10 meter kan scheuren. Dit heeft een soort van explosie tot gevolg waarbij ongeveer 100 m3 grond en dergelijke wordt weggeslingerd. [bron: Kennistafel buisleidingen]
2.8.5 Geleen Het Chemelot-terrein in Geleen is een locatie voor een demonstratieproject voor ondergrondse CO2-opslag. Het project wordt uitgevoerd door GTI (red: een dochter van het Franse energiebedrijf GDF/Suez). Het is de bedoeling CO2 die vrijkomt uit een ammoniakfabriek twee kilometer ondergronds op te slaan, onder een steenkoollaag. DSM en GTI willen een nieuwe methode ontwikkelen: opslag in gesteentelagen en koollagen met een niet zo hoge porositeit. CO2 bindt zich aan het gesteente en lost op in het aanwezige water. Het kan zich echter in principe in alle richtingen verplaatsen. Ondoordringbare lagen boven de injectiepunten moeten er voor zorgen dat het CO2 niet naar de oppervlakte kan. Die ondoordringbare lagen bevatten echter breuken (bij DSM en met name de Heerlenheidebreuk) en andere verstoringen. Hiermee wordt terdege rekening gehouden en een goede controle is noodzakelijk. Een belangrijk nadeel is verder dat door de lage porositeit van het gesteente het injecteren zeer langzaam gaat en relatief veel boorgaten nodig zijn. De methode is dan ook alleen geschikt voor kleine CO2-hoeveelheden. Bij DSM (en meerdere vergelijkbare situaties in Europa) is dat het geval; voor elektriciteitscentrales is de methode ongeschikt. Om de CO2 in het gesteente te drukken zijn hoogstwaarschijnlijk extra maatregelen nodig zoals kraken van gesteente of horizontale boringen. Een voordeel van het project bij DSM is dat het CO2 ter plaatse de grond in kan; er zijn geen lange leidingen onder hoge druk nodig. Verder is een voordeel dat de CO2 in zuivere vorm beschikbaar is (geen terugwinning uit afgas nodig). Een nadeel van de injectielocatie is dat ze in een dichtbebouwd gebied ligt. Hoewel een groot deel van het opslaggebied onder het bedrijfsterrein van Chemelot ligt, zit de CO2-bel ook onder de oostelijke kant van Urmond en de westelijke kant van Lindenheuvel. Omdat de
Pagina 20 van 32
bevolking sinds de ramp van NAK21 zich zeer bewust is van de gevaren van chemische industrie is het draagvlak in de omgeving niet groot. Met zakelijke argumenten is dit nauwelijks te verbeteren. Op basis van de huidige informatie concludeert het Greatheidecomité dat de CO2opslagcapaciteit bij DSM te beperkt is en dat veel onderzoek en dus ook geld nodig is voor bestudering van de ondergrond, risicobeheersing etc. [bron: site Graetheidecomité 18 januari 2010] De investeringen voor het project worden geschat op 45 miljoen euro. Daarvan krijgt GTI op termijn 30 miljoen terug van de overheid. [bron: NRC Handelsblad 27 november 2008] De Milieufederatie Limburg en het Graetheidecomité concluderen dat CO2-opslag bij Geleen, onder het DSM-terrein, geen geschikte optie is. Als demonstratieproject is het volgens de Milieufederatie zinloos, omdat de opslagomstandigheden van Geleen elders niet voorkomen. Als opslaglocatie is Geleen ook ongeschikt, omdat het veel te klein is. Er kan 0,2 Mt per jaar worden opgeslagen, een fractie van de 32 Mt die per jaar moeten worden opgeslagen ten behoeve van het Eemshavengebied en ten behoeve van het Rijnmondgebied. Een bijkomend probleem van Geleen is dat voor opslag ondergronds gesteente moet worden gekraakt. ‘De risico’s die hiermee gepaard gaan zijn te groot. Er kunnen aardbevingen met een sterkte van 3 op de schaal Richter door ontstaan; hierdoor kan dit kraken alleen maar gebeuren als cruciale fabrieken bij DSM stop liggen. Verder is oncontroleerbaar waar de breuken in het gesteente en de kool precies ontstaan; waardoor het risico van ontsnappen van CO2 vergroot wordt. Ook omdat een alternatief beschikbaar is (horizontaal boren) wijzen wij het kraken van gesteente pertinent af.’ [bron: Energieraad 1 maart 2010] Het pilot-onderzoek naar de mogelijkheden van CO2-opslag op het Chemelot-industrieterrein is in voorbereiding. Deze voorbereiding omvat een aantal deelstappen die bij een optimistisch scenario het volgende tijdspad zouden kunnen hebben: Milieu Effect Rapportage (MER) uitbrengen en vergunningentraject starten in 2010. Seismisch onderzoek in 2010 om de ondergrond gedetailleerd in kaart te brengen Uitvoeren van een kernboring in 2011 om grondmonsters naar boven te halen voor onderzoek. Injectie van 10.000 ton CO2 in 2012 met bijbehorende monitoringprogramma. Voor het project is samen met de overheden een organisatiestructuur opgezet met: Bestuurlijk overleg Vergunningen/procedures werkgroep Communicatiewerkgroep. Hierin zijn vertegenwoordigd: provincie Limburg, CCS Projectdirectie (ministeries van EZ en VROM), de gemeenten Sittard-Geleen, Stein en Beek, DSM Agro, Chemelot en Cofely. Recentelijk heeft DSM echter het project (tijdelijk) in de wachtstand gezet, omdat er nog geen duidelijkheid is over de subsidiebeschikking c.q., het tendercontract en evenmin over de details van het vergunningtraject. [bron: Brief afdeling Economische Zaken gemeente SittardGeleen, 20 januari 2010] 1
7 november 1975 ongeval met Naftakraker II. Een mengsel tot vloeistof verdichte gassen onder hoge druk kwam vrij en langs hete ovens stroomde. Het gas explodeerde onmiddellijk. 14 medewerkers van DSM kwamen om, 109 mensen raakte gewond.
Pagina 21 van 32
2.8.6 Zoetermeer Een buisleiding met een lengte van 83 km tussen Rotterdam en Amsterdam is eind jaren zestig aangelegd. De leiding heeft meer dan 20 jaar ongebruikt gelegen. Sinds kort wordt de leiding weer gebruikt voor de distributie van CO2 aan tuinders. Het leidingtraject loopt door de woonwijk Oosterheem van de gemeente Zoetermeer. Het betreft een 23 bar CO2-leiding van de Nederlandse Pijpleidingmaatschappij (NPM) / OCAP.
“Klokkenluider vreest ramp koolstofdioxide” Onder de A12 bij Zoetermeer ligt een CO2-leiding die op knappen staat. Een onderzoeker heeft een filmpje gemaakt. De beelden tonen een groot vierkant gat in de beschermende mantel van de CO2-buis. De beelden verraden tevens dat een kleinere buis, die boven op de CO2-leiding ligt, door midden is gebroken. Door het gapende gat zijn elektriciteitskabels te zien. De onderzoeker vreest dat het de draden zijn van het alarmsysteem van het CO2-stelsel. Een eventuele breuk wordt door dit alarmsysteem gesignaleerd, waarna er automatisch op diverse plekken in de buis sluizen omhooggaan. Een groot gaslek wordt hiermee voorkomen en dat is essentieel, want CO2 wordt pas echt gevaarlijk als er een grote wolk van vrijkomt. In directe omgeving van de buis, wordt in de aankomende drie jaar het nieuwe NS- en Randstadrailstation Bleizo gebouwd, met daaromheen een groot kantorenpark. Een terroristische aanslag zou vele slachtoffers opleveren. De VROM-inspectie vindt de noodkreet van de onderzoek betrouwbaar genoeg om extra onderzoek naar de gewraakte CO2-buisleiding te doen. Wanneer dat gaat gebeuren en hoe, is nog niet bekend. De gemeente Zoetermeer is in ieder geval blij met de extra inspectie. [bron: De Telegraaf 01 juni 2010]
2.9
Stakeholders en programma’s
Vele partijen, organisaties, onderzoeksinstellingen, bedrijven, belangengroepen enz. spelen een rol in de problematiek van CO2-transport en –opslag. In deze paragraaf worden alleen die stakeholders en programma’s toegelicht waarmee gesprekken zijn gevoerd of heel specifiek zijn.
2.9.1 Interdepartementale projectdirectie CCS (EZ en VROM) De projectdirectie Carbon Capture and Storage (CCS) wil de invoering van CO2-afvang en – opslag in Nederland en elders in de wereld zo snel mogelijk van de grond krijgen. De projectorganisatie CCS zorgt voor relevante wet- en regelgeving en andere randvoorwaarden, zodat in 2015 twee grootschalige demonstratieprojecten operationeel zijn. Daarna kan de verdere uitrol van CCS in Nederland plaatsvinden. De projectdirectie valt onder verantwoordelijkheid van de ministers van VROM en Economische Zaken en is gehuisvest bij het ministerie van Economische Zaken.
Pagina 22 van 32
2.9.2 Taskforce CCS (EZ) De ministers van EZ en VROM hebben in maart 2008 de Taskforce CCS opgericht, waarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en milieubeweging zitting hebben. De doelstelling van de Taskforce is om de ontwikkeling van de voorwaarden voor grootschalige demonstratieprojecten op het gebied van CCS te versnellen. Het gaat dan om marktrijpe technologie, organisatie van de infrastructuur, bestuurlijke en juridische faciliteiten, financiële arrangementen en maatschappelijk draagvlak. De Taskforce zal een agenderende, initiërende rol hebben op het vlak van CCS. Doel van de Taskforce is het ontwikkelen van zodanige condities dat in 2015 CCS wordt toegepast in grootschalige demonstratieprojecten in Rijnmond en Noord Nederland. Hiermee is het fundament gelegd voor de verdere uitrol in de periode 2015-2020. Momenteel bevindt CCS in de fase tussen fundamenteel onderzoek en grootschalige demonstraties.
2.9.3 Cato2 (TNO) Capture, transport and storage in The Netherlands. Het Cato2 programma is een R&D programma waarbij de focus ligt op ondersteuning en het mogelijk maken van geïntegreerde ontwikkeling. Het Cato2 programma is een consortium bestaande uit vertegenwoordigers uit de industrie, NGO’s, onderzoeksinstellingen en universiteiten. De hoofdsponsoren zijn de Nederlandse overheid (EZ), E.ON, Shell en RWE. Het Cato2-programmabureau is verantwoordelijk voor de dagelijkse management en de overall programma coördinatie van het Cato2 programma. Het programmabureau is de interface tussen alle betrokken partijen en de Nederlandse overheid. Het programmabureau is gevestigd bij TNO.
2.9.4 COCATE (TNO) Gezamenlijk met Noorse, Deense, Franse en Nederlandse partners heeft TNO bij de EU een toonaangevende onderzoeksopdracht, COCATE, in de wacht gesleept. COCATE staat voor CO2-onderzoeksproject dat zich zal richten op de mogelijkheden voor toekomstig grootschalige CO2-transportketens. TNO is bij COCATE betrokken vanuit Bouw en Ondergrond en Industrie en Techniek. Zo zijn experts van de markt Milieu en Leefomgeving benaderd voor risicoanalyses en veiligheidsstudies. Ook de expertise van de markt Olie en Gas draagt bij aan het project op het gebied van het management van de CO2-transportketen en –infrastructuur. De EU heeft een bijdrage van 1 miljoen aan TNO beschikbaar gesteld voor uitvoer van haar werkzaamheden, gespreid over de looptijd van het project.
Pagina 23 van 32
2.9.5 Inventory of potential locations for demonstration project CO2-storage Op verzoek van de Interdepartementale Projectorganisatie CCS (poCCS) heeft TNOAdviesGroep Economische Zaken (AGE) onderzocht, of er vanuit de geotechniek alternatieven zijn voor Barendrecht als locatie van een kleinschalig project voor CO2-opslag. TNO AGE concludeert dat van de 12 geselecteerde locaties die potentieel geschikt zijn voor een kleinschalig demonstratieproject voor CO2-opslag, het Barendrecht- en P06-South-veld (red: off shore) geen (geo-)technische minpunten hebben met betrekking tot de toegepaste criteria. De overige 10 velden scoren minder volgens de toegepast en/of de additionele criteria. [bron: Inventory of potential locations for demonstration project CO2-storage, 28 oktober 2009]
2.9.6 Shell De Shell-raffinaderij in Pernis genereert jaarlijks een grote hoeveelheid CO2. Bij het project Barendrecht zorgt Shell voor de afvang, OCAP (red: transporteren en distribueren van Pernise CO2 naar tuinders in het Westland) voor het transport en Shell CO2 Storage B.V. voor de injectie en opslag. Vanwege de ligging, dichtbij de CO2-bron Pernis, hebben de partijen uiteindelijk gekozen voor het aardgasveld Barendrecht. Als de ervaringen met het Barendrecht-veld goed zijn, zal in een later stadium Barendrecht-Zeidewij het tweede veld zijn dat in aanmerking komt voor CO2-opslag. Uit deze aardgasvelden wordt nu nog gas gewonnen. Zodra de productie stopt kunnen de velden aangepast worden voor opslag van CO2. [bron: Shell]
2.9.7 OCAP In 2003 is OCAP opgericht, Organic Carbondioxide for Assimilation of Plants. OCAP levert ruim 300 kton CO2 per jaar aan 550 glastuinbouwbedrijven. OCAP werkt aan verder uitbreiding van levering door ook CO2 van andere bronnen te betrekken. Sinds 2007 is OCAP betrokken bij de geplande ondergrondse opslag van CO2 in de lege aardgasvelden onder Barendrecht. De aan de tuinders geleverde CO2 wordt door OCAP van Shell ingekocht. De CO2 wordt met een compressor op druk gebracht. Voor transport wordt gebruikgemaakt van een bestaande transportleiding van 85 kilometer. Deze leiding loopt van het industriegebied van Rotterdam naar het havengebied van Amsterdam en komt hierbij langs een aantal belangrijke glastuinbouwgebieden. Het gebruik van deze leiding is cruciaal voor een rendabele exploitatie van de CO2-levering. De leveringsgebieden zijn op de bestaande transportleiding aangesloten. Daarvoor heeft OCAP een wijd vertakt, nieuw distributienet aangelegd dat afnemers verbindt met het CO2netwerk.
Pagina 24 van 32
2.9.8 Gasunie en RWE Gasunie en de Duitse elektriciteitsproducent RWE gaan samenwerken bij de ondergrondse opslag van CO2 die vrijkomt bij de productie in een nieuwe kolencentrale in de Eemshaven. Het project vergt een investering van honderd miljoen euro. Dat heeft een woordvoerder van Gasunie bekend gemaakt. RWE gaat met dit project haar internationale ervaring op het gebied van CO2-afvang in Nederland toepassen. Het project in Nederland wordt hiermee een van de eerste CO2-keten voor elektriciteitsproductie ter wereld. Afhankelijk van de ontwikkelingen op de CO2 markt is het RWE’s intentie om de CO2-afvang bij de biomassa/poederkolecentrale in De Eemshaven op grote schaal toe te passen. De aard en omvang van de benodigde transportinfrastructuur moet nog nader worden vastgelegd, mede afhankelijk van de mogelijke behoefte van ander aanbieders van CO2 in Noord Nederland. Gasunie gaat ook de mogelijkheden onderzoeken van CO2-transport over grotere afstanden. [bron: Groninger Internet Courant 3 april 2010]
Gasrotonde Gasunie en RWE streven met de rest van de CO2NGSI (Next Generation Safeguard Initiative) naar de totstandkoming van CO2- en aardgasleidingen in een goot tot een gas- en CO2-rotonde van heel Noord West Europa. In diverse landen zijn experimenten gaande. [bron: Groninger Internet Courant 3 april 2010]
2.9.9 Kennistafel buisleidingen De kennistafel is een gezamenlijk initiatief van ‘Relevant netwerk externe veiligheid’, VROM en het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL). De kennistafel bestaat uit circa 12 personen, afkomstig van gemeenten, provincies en één van VROM. De groep heeft een signaalfunctie voor problemen die zich in de praktijk voordoen met beleid en regelgeving rond buisleidingen. De kennistafel houdt zich bezig met onderwerpen die variëren van buisleidingen in ruimtelijke plannen tot maatregelen om de veiligheid van buisleidingen te verbeteren en alles daar tussenin. CO2-transport via buisleidingen staat op de agenda van de Kennistafel.
Pagina 25 van 32
2.10 Internationaal 2.10.1 Wereldwijd Het Global CCS Institute heeft in een rapportage de ontwikkelingen in 2009 rondom CCS in kaart gebracht. Internationaal zijn 275 CCS-projecten gedefinieerd. Wereld Australië en Nieuw Zeeland China Oost Azië (ex. Japan) India Japan Europa Oost Europa Midden Oosten Afrika Zuid Amerika Canada USA TOTAAL
Aantal CCS-projecten 27 (10%) 16 (6%) 5 (2%) 6 (2%) 12 (4%) 66 (24%) 8 (3%) 3 (1%) 2 (1%) 2 (1%) 24 (9%) 104 (37%) (100%)
Van deze 275 CCS-projecten zijn 34 projecten afgerond en 26 projecten zijn vertraagd of stopgezet. Bij 62 projecten is sprake van volledige integratie; CO2-afvang, -transport en – opslag. De CCS-projecten zijn wereldwijd voornamelijk geclusterd in de Verenigde Staten en Canada, Europa en Australië. Europa heeft met 23 geplande of operationele, geïntegreerde CCS-projecten de meeste van de wereld. De Verenigde Staten heeft 15 geïntegreerde CCSprojecten en Canada heeft in korte tijd 6 projecten lopen.
Verenigde Staten De buisleidingen van de geïntegreerde projecten in Verenigde Staten lopen door onbewonende gebieden (bergen en woestijn) en vermijden bewoonde gebieden. De buisleidingen worden om woongebieden heen gelegd. De opvanglocaties liggen in kleinere woongemeenschappen van +/- 10.000 inwoners. De opvang van CO2 levert werkgelegenheid. De weerstand tegen CO2-transport en -opslag is erg laag.
Pagina 26 van 32
2.10.2 Europa In totaal zijn in 2009 66 CCS-projecten geteld. In onderstaand overzicht zijn de projecten per land ingedeeld. Europa Denemarken Finland Frankrijk Duitsland Italië Nederland Noorwegen Spanje Zweden UK TOTAAL
Aantal CCS-projecten 3 (5%) 1 (2%) 2 (2%) 8 (12%) 6 (9%) 12 (18%) 13 (20%) 4 (6%) 2 (3%) 15 (23%) 66 (100%)
In Nederland zijn 4 geïntegreerde CCS-projecten in de planning, te weten:
1. 2. 3. 4.
Naam project
Gebied
Rotterdam CGEN Shell/Essent Nuon Magnum Rotterdam Afvang en opslag demo
Rotterdam Zuid-West Nederland Groningen Zuid-Holland
Te verwachten tijd van ingebruikname 2014 2015 2015 2015
Transporttype Buisleiding/schip Buisleiding 25 km Buisleiding Buisleiding
[bron: Final Report, Global CCS Institue] Naam project
Gebied
1.
Barendrecht Shell
2. 3.
Eemshaven RWE Rotterdan E.ON
4. 5. 6.
ENECO, International Power Eemshaven NUON Rotterdam CGEN
7.
Rotterdam Essent
Barendrecht (opslag), Pernis (afvang) Eemshaven Maasvlakte, Rotterdam Pistoolhaven, Rotterdam Eemshaven Europoort Rotterdam Rotterdam
On/offshore Onshore
Start
Industrie
2011
Chemische, raffinaderij
Onshore Offshore
2015
Elektriciteitscentrale Elektriciteitscentrale
2011
Elektriciteitscentrale
2013 2014
Elektriciteitscentrale Elektriciteitscentrale
2016
Elektriciteitscentrale
offshore
[bron: “EU Demonstration Programme for CO2 Capture and Storage (CCS)”, European Technology Platform for Zero Emission Fossil Fuel Power Plants (ZEP), november 2008]
Pagina 27 van 32
In Europa is slechts één CCS-project operationeel. In Lacq, Frankrijk, wordt CO2 afgevangen bij een elektriciteitscentrale. De CO2 wordt via een buisleiding naar een leeg gasveld getransporteerd en vervolgens geïnjecteerd. Het is het grootste gasveld van Europa. De CO2 wordt 4.500 km diep in de bodem geïnjecteerd. Volgens de planning van ZEP zal met het project Barendrecht in 2011 worden gestart. Bijna alle andere projecten in Europa starten in 2015. De meeste Europese projecten ondervinden weerstand, daarom is er veel aandacht voor het project Barendrecht. [bron: “EU Demonstration Programme for CO2 Capture and Storage (CCS)”, European Technology Platform for Zero Emission Fossil Fuel Power Plants (ZEP), november 2008]
Pagina 28 van 32
Bijlagen 1
Taskforce CCS
Samenstelling De Taskforce CCS is als volgt samengesteld: Voorzitter: Stan Dessens Ecofys: Kornelis Blok Gasunie: Pieter Trienekens Stichting Natuur en Milieu: Mirjam de Rijk Rotterdam Climate Initiative: Ruud Lubbers EnergieNed: hans Alders VME: Maus van Loon Shell Nederland B.V.: Peter de Wit CCS: Max van den berg EnergieTransitie: -
Deelnemende partijen 1.
2.
3.
Ecofys Ecofys is een adviesbureau gespecialiseerd in duurzame energie, energiebesparing en klimaatbeleid. Ecofys werkt samen met provincies, regio’s, milieudiensten, waterschappen en gemeenten aan het opstellen van lokaal klimaatbeleid en het implementeren van klimaat- en energieprojecten. Ecofys werkt met verschillende partijen in de energiesector: energieproducenten, netbeheerders, energiehandelaren en leveranciers. Ecofys heeft vele projecten uitgevoerd om deze energiebedrijven te voorzien van expertise op het gebied van beleidsontwikkelingen en duurzame energie technologieën. Gasunie Gasunie is een Europees gasinfrastructuurbedrijf. Het netwerk van Gasunie is één van de grootste gastransport hogedruknetten in Europa en bestaat uit meer dan 15.000 kilometer pijpleiding in Nederland en Noord-Duitsland, tientallen installaties en ongeveer 1.300 gasontvangstations. De jaarlijkse doorzet van gas bedraagt circa 125 miljard kubieke meter. Gasunie dient het algemeen belang in de markten waarin ze actief zijn en streven ernaar een optimale waarde te creëren voor hun stakeholders. Gasunie is de eerste aanbieder van onafhankelijk gastransport met een grensoverschrijdende netwerk in Europa. Stichting Natuur en Milieu Stichting Natuur en Milieu werkt met hart en ziel aan een mooi landschap, een rijke natuur en een gezond milieu. Als onafhankelijke organisatie pleit SNM bij overheden, bedrijven en de politiek voor duurzame oplossingen voor natuur- en milieuproblemen. SNM geeft oplossingen en sluiten partnerschappen. Als het nodig is, voert SNM actie. Zo maakt SNM zich hard voor een gezond evenwicht tussen milieu en economie.
Pagina 29 van 32
4.
5.
6.
7.
8.
Het werkterrein van SNM is breed. SNM voert onder meer campagnes tegen klimaatverandering, voor verbetering van de luchtkwaliteit en tegen het volbouwen van Nederland. Rotterdam Cilmate Initiative (RCI) Het RCI is een ambitieus klimaatprogramma waarin vier partijen, onder ambassadeurschap van Ruud Lubbers, een unieke samenwerking zijn aangegaan: de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam NV, DCMR Milieudienst Rotterdam en Deltalings. De doelstelling van het RCI is de meest ambitieuze van Nederland: vijftig procent minder CO2 in 2025 ten opzichte van 1990, voorbereiding op klimaatverandering en versterking van de Rotterdamse economie. Het RCI biedt een platform waar overheid, organisatie, bedrijven en inwoners samenwerken aan halvering van CO2-uitstoot en versterking van de economie in de Rotterdamse regio. EnergieNed EnergieNed is de vereniging van Energieproducenten, -handelaren en –retailbedrijven in Nederland. EnergieNed is het aanspreekpunt voor energiemarktthema’s op het terrein van milieu, marktwerking en voorzieningszekerheid. Binnen EnergieNed overleggen producenten over specifieke thema’s als milieu en investeringsklimaat, handelaren over werking van de groothandelsmarkt en Europese marktintegratie, retailbedrijven over een breed scala aan onderwerpen variërend van stimulering van energiebesparing tot consumentenbescherming. Ook stelt EnergieNed de algemene leveringsvoorwaarden op. Daarnaast wordt binnen EnergieNed in brede zin gesproken over marktthema’s die meerdere partijen in de commerciële energieketen aangaan. Hans Alders is voorzitter. Nederlandse Vereniging voor Marktwerking in Energie (VME) VME is op 5 september 2007 opgericht en behartigt de belangen van energiebedrijven (Electrabel, E.ON, RWE en Oxxio) die actief zijn op het gebied van productie, handel en levering van energie in Nederland en daarnaast van het energiebeursbedrijf APX Group. De VME houdt zich daarbij actief bezig met vraagstukken die verband houden met de marktwerking in Nederland, de transitie naar een meer duurzame energievoorziening en voorzieningszekerheid. Shell Shell bestaat uit diverse maatschappijen en organisaties: Shell Nederland B.V. geeft onder meer richting aan diverse activiteiten van een aantal Shell-maatschappijen in Nederland. STCA – Shell Technology Centre Amsterdam. Een van de belangrijkste technologiecentra van Shell. De raffinaderij in Pernis, inclusief chemische fabrieken, is de grootste in Europa. De chemische fabrieken in Moerdijk. Shell Moerdijk maakt chemische (basis)producten op basis van aardolie. De fabrieken zijn daarom goed afgestemd op de raffinaderij in Pernis. Shell Nederland Verkoop verkoopt niet alleen brandstof en smeerolie, maar regelt ook de inkoop van grondstoffen plus het transport en de opslag van Shellproducten. Shell Exploration & Production International Centre, E&P houdt zich bezig met de technologische ontwikkelingen die door Shell van belang zijn bij de exploratie en productie van olie en aardgas. De Nederlandse Aardolie Maatschappij is de grootste producent van aardgas en aardolie in Nederland. EnergieTransitie
Pagina 30 van 32
Bedrijfsleven, overheid, kennisinstellingen en maatschappelijke organisatie zetten zich gezamenlijk in om ervoor te zorgen dat de energievoorziening in 2050 duurzaam is. Energie is dan schoon, voor iedereen betaalbaar en wordt continu geleverd. EnergieTransitie vraagt én geeft Creatieve Energie. EnergieTransitie brengt partijen bij elkaar er zorgt voor bundeling van denkkracht. We stroomlijnen wet- en regelgeving en geven financiële ondersteuning voor kansrijke projecten.
2
Stichting Borg
De deelnemende bedrijven trekken gezamenlijk op in zaken met betrekking tot wet- en regelgeving, vergunningenprocedures en infrastructuur. Daarbij wil Borg de bewoners, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden zoals natuur- en milieuorganisaties zoveel als mogelijk informeren over de voorbereidingen en de te verwachten procedures. [Bron: www.energieondernemer.nl, 7 mei 2010] Borg is opgericht voor het coördineren van voorbereidingen voor het afvangen, transporteren en opslaan van CO2 in Noord-Nederland. Borg richt zich onder meer op de informatievoorziening over CO2-opslag in het noorden en op de dialoog met alle belanghebbenden.
Nuon Nuon investeert in de toekomst en ontwikkelt een nieuwe elektriciteitscentrale in de Eemshaven. De centrale is gebaseerd op vergassingstechnologie en kan elektriciteit opwekken uit gas, kolen en biomassa. Deze technologie maakt het mogelijk om rond 90 procent van de CO2 voorafgaand aan verbranding op te vangen (pre-combustion). Nuon onderzoekt momenteel de haalbaarheid van grootschalige CO2-afvang bij deze centrale. Daarbij is het uiteraard essentieel dat de CO2 ook getransporteerd en opgeslagen kan worden, kortom dat de gehele CO2-opslagketen wordt gerealiseerd. Als eerste stap wordt momenteel het gasgestookte deel van de centrale gebouwd. De volgende stap is de toevoeging van de vergassers met CO2-afvang.
RWE RWE zet zich in om CO2-opslag te ontwikkelen en participeert daarom in verschillende CO2afvang- en -opslagprojecten wereldwijd. RWE bestudeert de mogelijkheden om van de te bouwen kolen- en biomassagestookte elektriciteitscentrale in de Eemshaven op grote schaal CO2 af te vangen en op te slaan. Hierbij zal een deel van de CO2 uit de rookgassen worden gevangen middels de zogenaamde Post Combustion Capture- (PCC) technologie. Om een dergelijk demonstratieproject te ontwikkelen zal tijdig een CO2-infrastructuur op orde moeten zijn. Alleen op deze manier kan RWE zijn streven om in 2015 grootschalig CO2 op te slaan waarmaken.
NAM De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is als grootste concessiehouder van gasvelden in Noord-Nederland geïnteresseerd om mogelijkheden voor verder of alternatief gebruik van gasvelden te onderzoeken. Daarnaast erkent de NAM het belang voor de regio (bijvoorbeeld werkgelegenheid) van nieuwe activiteiten in het Eemsmond-gebied en ook de noodzaak om dit zo schoon mogelijk te doen, met het oog op milieu en klimaat. NAM heeft uiteraard veel
Pagina 31 van 32
kennis van de ondergrond in Noord-Nederland en de infrastructuur rondom de gasvelden. Ook heeft NAM veel ervaring met gasopslag. NAM is daardoor een logische partner in deze stichting.
Gasunie Gasunie heeft jarenlange ervaring in het veilig en onder economische voorwaarden aanleggen en beheren van gastransportsystemen. Op basis van deze ervaring en expertise is Gasunie de logische partner om veilig CO2-transport tussen afvang en opslaginstallatie te realiseren. Daarbij is de filosofie van Gasunie om een infrastructuur te ontwikkelen die gebaseerd is op open access voor verschillende afvangers, waardoor schaalvoordelen te realiseren zijn.
Seaports Groningen Seaports bestaat om op verantwoorde en duurzame wijze de economische activiteiten - en dus de werkgelegenheid - in de Groningse havens, op bedrijventerreinen en bij andere logistieke knooppunten te stimuleren. Een van de meest kansrijke sectoren voor de Eemshaven is energie. In de Eemshaven is een groot gebied vastgesteld voor de ontwikkeling van energiegerelateerde bedrijvigheid: Energy Park Eemshaven. Naar verwachting wordt er in de Eemshaven over een paar jaar circa 7.500 megawatt aan energie geproduceerd, ruim voldoende om de helft van heel Nederland van stroom te voorzien! Groningen Seaports steunt de ontwikkeling van CO2-opslag ook om het Eemsmond-gebied op een duurzame en groene wijze te ontwikkelen.
NOM De Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (NOM) wil als onafhankelijke onderneming de werkgelegenheid in Noord-Nederland ontwikkelen door duurzaam winstgevende economische activiteiten te stimuleren. De economische activiteiten waarop NOM zich richt zijn regio-overstijgend en hebben bij voorkeur een innovatief karakter. Energie is een van de vier 'Pieken' in het Eemsmond-gebied en vormt daarmee ook een van de speerpunten van ons beleid. Deze innovatieve sectoren hebben de potentie Noord-Nederland internationaal op de kaart te zetten. De ontwikkeling van CO2-opslag in het noorden past bij de ambities van de NOM om de speerpunt energie een impuls te geven en lokale bedrijvigheid een rol te laten spelen in deze ontwikkeling.
Stichting Energy Valley De stichting Energy Valley heeft als doel de economie en werkgelegenheid te versterken door energieactiviteiten in het noorden van Nederland verder te stimuleren. De Energy Valley regio (Friesland, Groningen, Drenthe en Noord-Holland Noord) beschikt over de fysieke mogelijkheden en faciliteiten en een positief ondernemersklimaat om nieuwe energieactiviteiten tot bloei te laten komen. De aanwezige energiesector biedt prima aanknopingspunten voor de realisatie van een duurzame energie-economie. De ambitie is de Energy Valley regio uit te laten groeien tot internationaal toonaangevende energieregio door een integrale inzet op conventionele energieactiviteiten, kennis & innovatie en energietransitie. De stichting Energy Valley fungeert daarbij als aanspreekpunt en intermediair voor bedrijven, overheidsinstanties en kennisinstellingen. CO2-opslag is –naast CO2-hergebruik- een van de werkthema’s van Energy Valley.
Pagina 32 van 32
3
Vijfde Nationaal Symposium CCS
Op 25 juni 2010 heeft het Nationaal Symposium CCS bij de Universiteit Utrecht plaatsgevonden. Het Symposium was door het programma Cato2 georganiseerd. Ochtendprogramma: CCS stand van zaken Opening door dagvoorzitter: Stan Dessens (voorzitter Taskforce CCS en voorzitter Executive Board Cato2) World wide overview on CCS: Bob Pelger, senoir Vice President Europe Global CCS Institute GCCSI) CCS in the EU: Graeme Sweeny (Chairman Zer Emissions Platform and Executive VicePresident CO2 Shell) Case “Experience wit decades of CO2 transport and injection in VS/Canada: Judd Swift, Principal Swift Global Results LLC) Overzicht CCS in Nederland (Jan Brouwer, directeur Cato2) Break out sessie tijdens de lunch Afvang van CO2, door Ruud van den Brink, ECN Opslag van CO2, door Henk Pagnier, TNO Transport van CO2, door Wim Mallon, KEMA Wettelijk kader CCS in Europa, door prof. mr. dr. Martha Roggenkamp (Hoogleraar energierecht RUG), directeur Groningen Centre of Energy Law en Of Counsel bij Brinkhof Advocaten te Amsterdam. Parallelle sessies: Impact De impact van CCS op het klimaat De impact van CCS op het publiek De impact van CCS op het lokale bestuur o Milieueffectrapportage en de Provincie: Desmond de Vries (Provincie Groningen) en Debbie Wimmers (provincie Drenthe) o Het perspectief voor een gemeente: wat is de ondergrond waard?: Marc Rijnveld (TNO Strategie en Beleid) o Ervaring van een wethouder: Stephanie ter Borg (wethouder van Barendrecht) De impact van CCS op de markt.
Noord Nederland CCS Initiatieven: Max van den Berg (Commissaris van der Koningin in Groningen)