Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant Resultaten gespreksronde en advies voor vervolg
ir. G. Geerken ir. H. de Kuyper mevrouw ir. J. Luijten
het PON, kennis in uitvoering
Tilburg, maart 2012
Colofon
Het PON heeft dit onderzoek verricht in opdracht van RWB en provincie Noord-Brabant
Auteurs Gerhard Geerken, Hans de Kuyper en Jolanda Luijten Datum maart 2012
© 2012 het PON, kennis in uitvoering. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het PON. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm dan dit rapport is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van het PON. Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld, kan het PON geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten.
Meer informatie: www.hetpon.nl
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Opdracht Werkwijze Opbouw van de rapportage
5 5 6 6 6
2 2.1 2.2 2.3
Evaluatie leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant Leefbaarheidsthema’s in de IDOP’s Samenwerking Regionale oplossingen
7 7 9 9
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.3
Bestaande praktijk Best practices: lokale successen, leerzaam voor anderen Geslaagde voorbeelden van bovenlokale samenwerking Gezamenlijk subsidies aanvragen Voorzieningen Zorg MOE-landers Subregio’s Demografische ontwikkelingen Conclusies
11 11 13 14 14 15 15 16 16 16
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.2 4.2.1
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken Thema’s die gemeenten aandragen voor een bovenlokale aanpak Samenwerking tussen woningcorporaties Recreatie en toerisme Ingrijpende veranderingen in wet- en regelgeving Operationele samenwerking Specifieke doelgroepen Relatie burger-overheid Innovatie Kennisdeling Overige thema’s Samenwerking met (bovenlokale) instellingen en corporaties in lokale projecten Onderzoek naar vraag en aanbod in België Formele condities Beleidsstrategieën Grensoverschrijdende aanpak Relatie burger-overheid Demografie Recreatie Conclusies
19 19 19 19 20 20 21 21 22 22 23
4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8 4.3
23 23 24 24 25 25 26 26 26
5 5.1 5.2 5.3
Strategieën voor een bovenlokale aanpak Inleiding Niveau en ambitie van samenwerking Trends en strategieën voor bovenlokale samenwerking
29 29 29 30
6 6.1 6.2
Discussiestellingen en advies Stellingen Advies
35 35 36
Bijlagen Bijlage A Overzicht van gesprekspartners
39 41
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In de vorige bestuursperiode gaf de provincie een forse investeringsimpuls aan de leefbaarheid van steden en dorpen. Dat gebeurde ook in de regio West-Brabant. Naast eerdere financiële bijdragen aan het opstellen en uitvoeren van Integrale Dorpsontwikkelingsplannen (IDOP’s) en aan de kennisuitwisseling tussen de middelgrote gemeenten (M 7 - in West-Brabant betreft het Bergen op Zoom, Oosterhout en Roosendaal), heeft de provincie aan de Regio West-Brabant (RWB) een bedrag van € 5 miljoen toegekend voor het project Regionale Aanpak Leefbaarheid West-Brabant. Doel van dit project is om de leefbaarheid te versterken door het uitvoeren van lokale projecten en daarnaast, tegen de achtergrond van demografische ontwikkelingen, gezamenlijke oplossingen te vinden voor gedeelde problematiek. De uitvoering van de pilot gebeurt in nauw overleg tussen RWB en provincie. Samen willen ze burgers, organisaties, instellingen en bedrijfsleven uitdagen om met leefbaarheidsvraagstukken aan de slag te gaan. Met de Agenda van Brabant (2010) besloot de provincie haar aanpak van leefbaarheid te gaan richten op (sub)regionaal niveau. Regionale samenwerking is urgent, gelet op de actuele demografische ontwikkelingen (ontgroening, vergrijzing, bevolkingskrimp en migratie). Gemeenten, de primair verantwoordelijke bestuurslaag voor leefbaarheidsvraagstukken, zijn vooral gericht op de eigen wijken en dorpskernen. In de toekomst zullen ze meer met andere gemeenten en partijen in de regio moeten samenwerken om voorzieningen en dienstverlening op peil te houden. Het project Regionale Aanpak Leefbaarheid West-Brabant is een pilot. De ervaringen die hier worden opgedaan kunnen benut worden in andere delen van de provincie. De pilot loopt van medio 2011 tot eind 2013. RWB en provincie hebben het PON verzocht een bijdrage aan de pilot te leveren, met name waar het gaat om het bovenlokale spoor: het zoeken naar gezamenlijke oplossingen voor gedeelde problematiek. Het PON heeft op dit gebied de nodige ervaring opgebouwd, zowel met het opstellen en uitvoeren van IDOP’s, als met een bovenlokale aanpak. Dat laatste gebeurde met name in het meerjarige project Verbinding stad-platteland, dat wij in opdracht van de provincie uitvoerden. In dat project ging het om het zoeken en leggen van verbindingen tussen enerzijds de onderscheiden werelden van stad en platteland, anderzijds tussen die van publieke en private organisaties. In de praktijk zijn veel organisaties al regionaal actief. Ook burgers opereren steeds vaker op dat schaalniveau, als het gaat om de keuze waar ze wonen, werken of recreëren (al verschilt die oriëntatie per ‘burgertype’). De overheid, die op verschillende niveaus (gemeente, regio, provincie en rijk) in contact staat met organisaties en burgers, is op zoek naar een optimale bijdrage aan het woon-, werk- en leefkwaliteit en kan dus niet om de regio heen.
1
Inleiding
5
In de West-Brabantse pilot wordt actief naar samenwerking in de regio gezocht. Die samenwerking richt zich op de vier O’s: overheid, ondernemers, onderwijs en organisaties/instellingen.
1.2 Opdracht Het PON kreeg de opdracht een bijdrage te leveren aan de pilot Regionale Aanpak Leefbaarheid West-Brabant, met name waar het gaat om het zoeken naar antwoorden op de vraag ‘gedeelde problematiek gezamenlijk oplossen’.
1.3 Werkwijze In 2011 zijn de onderwerpen die zich lenen voor een bovenlokale benadering en samenwerking nader verkend. Eind 2011/begin 2012 hebben medewerkers van RWB en PON gezamenlijk een gespreksronde gehouden langs alle negentien gemeenten die deel uitmaken van de RWB. Die gesprekken spitsten zich toe op drie onderwerpen, namelijk: 1 De lokale leefbaarheidsprojecten die gemeenten in uitvoering hebben, knelpunten die ze daarbij ervaren en projecten die voorbeelden kunnen zijn voor anderen (best practices). 2 De informatiebehoefte van gemeenten in de RWB en de manier waarop de informatie het beste kan worden gedeeld. De antwoorden op deze vraag worden betrokken bij de vormgeving van het informatiepunt leefbaarheid dat de RWB gaat oprichten. 3 De bovenlokale invalshoek: Gezamenlijke oplossingen: welke gedeelde vraagstukken worden al gezamenlijk opgelost? Gezamenlijke opgaven: welke onderwerpen vragen om een versterking van een (sub)regionale aanpak en hoe zou die samenwerking eruit kunnen zien?
1.4 Opbouw van de rapportage In deze rapportage doet het PON verslag van de bevindingen uit de gespreksronde, waarbij het accent ligt op de (sub)regionale invalshoek. De rapportage is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2, met een beknopte evaluatie van het door de provincie gevoerde leefbaarheidsbeleid, met name rond de IDOP’s. Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de vraagstukken die gemeenten in de RWB al gezamenlijk aanpakken en welke successen er te benoemen zijn. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de gezamenlijke opgaven die vragen om een bovenlokale, (sub)regionale aanpak. Hoofdstuk 5 schetst de strategieën die betrokken partijen daarbij kunnen volgen. De rapportage sluit af met hoofdstuk 6, een advies van het PON betreffende bovenlokale samenwerking. De bijlage bij de rapportage geeft een overzicht van de gemeentelijke gesprekspartners, die zijn geconsulteerd.
6
Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
2 Evaluatie leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant De pilot Regionale aanpak leefbaarheid West-Brabant staat niet op zichzelf, maar bouwt voort op eerdere ervaringen. Daarom biedt dit hoofdstuk een korte terugblik op de recente ervaringen die in Brabant zijn opgedaan met provinciaal leefbaarheidsbeleid. In de bestuursperiode 2007-2011 heeft de provincie diverse subsidieregelingen uitgevoerd, gericht op de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen. Eén van die regelingen was het programma ‘Leefbare dorpen’. Daarmee stimuleerde de provincie het opstellen en uitvoeren van Integrale Dorpsontwikkelingsplannen (IDOP’s). In opdracht van de provincie voerde het PON een analyse uit van de IDOP’s. Er is in kaart gebracht welke leefbaarheidsthema’s in een IDOP aan de orde komen. Ook is nagegaan hoe de samenwerking bij de IDOP’s is verlopen en hoe wordt aangekeken tegen bovenlokale of regionale oplossingen. Daarnaast heeft de provincie het PON gevraagd in beeld te brengen wat de effecten zijn van het provinciale beleid op de 1 leefbaarheid in Brabantse dorpen en wijken.
2.1 Leefbaarheidsthema’s in de IDOP’s Idealiter benaderen de IDOP’s leefbaarheidsvraagtukken op een integrale wijze. Dan wordt er gekeken naar ruimtelijke, ecologische, economische en sociaal-culturele factoren die van belang zijn voor de leefbaarheid van het dorp. Het PON ging na wat de thema’s zijn die in de IDOP’s aan de orde komen.
1
2
De resultaten van de onderzoeken van het PON zijn neergelegd in de volgende rapportages: Analyse IDOP’s, fase 1 (april 2010), IDOP’s: de praktijk - onderzoek naar ervaringen en belevingen, fase 2 en 3 (december 2010), Effectmeting leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant (december 2009 en september 2011).
Evaluatie leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant
7
Figuur 1 presenteert de resultaten. Figuur 1 Thema’s in de IDOP’s
Wonen en woonomgeving
80%
Voorzieningen
79%
Welzijn
66%
Verkeer en vervoer
52%
Recreatie en toerisme
48%
Relatie burger/overheid
39%
Cultuur en sport
37%
Veiligheid
33%
Natuur en milieu
31%
Werken en bedrijvigheid
28%
Relatie bebouwde kom/buitengebied
22%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: Effectmeting leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant (PON, september 2011)
Het blijkt dat economische factoren het minst worden meegenomen in de IDOP’s: minder dan 30% besteedt aandacht aan werken en bedrijvigheid (commerciële voorzieningen worden overigens wel vaker genoemd). Ook ecologische aspecten komen maar mondjesmaat aan de orde: minder dan een derde van de IDOP’s gaat ook over natuur en milieu. De ruimtelijke aspecten krijgen juist veel aandacht: vooral wonen en woonomgeving komen in bijna alle IDOP’s aan de orde. Meer dan de helft van de IDOP’s besteedt ook aandacht aan verkeer en vervoer. Tot slot krijgen ook de sociaal-culturele factoren veel aandacht. Daarbinnen scoren gemeenschapsvoorzieningen (zoals multifunctionele accommodaties en dorpshuizen) en welzijn hoog. Als we kijken naar de doelgroepen die in IDOP’s aan bod komen, dan blijkt het vooral te gaan om zorgbehoevende ouderen en kwetsbare kinderen en jongeren. Er wordt weinig aandacht besteed aan maatschappelijke thema’s als armoede en eenzaamheid. Tot slot behandelt driekwart van de IDOP’s onderwerpen als de Wmo en mantelzorg. IDOP’s richten zich per definitie op het eigen dorp. De centrale vraagstelling is immers: wat gaat goed en wat zou beter moeten om ervoor te zorgen dat ons dorp een leefbaar dorp blijft? Maar de vraagstukken die in de IDOP’s aan de orde komen, kunnen in veel gevallen niet meer uitsluitend op dorpsniveau worden aangepakt. Daarvoor is de samenhang met de omgeving (andere kernen in dezelfde gemeente, andere gemeenten, de (sub)regio) te groot.
8
Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
2.2 Samenwerking Bij de ontwikkeling van IDOP’s zijn meerdere partijen betrokken: gemeenten, maatschappelijke organisaties, bewonersorganisaties en burgers. Maar het initiatief voor het IDOP ligt vaak bij de gemeente. Bij bijna alle IDOP’s spelen bewonersorganisaties (buurtvereniging, wijkraad, dorpsraad) een actieve rol. Ook individuele burgers worden bij vrijwel alle IDOP’s betrokken. De helft van de IDOP’s zijn ontwikkeld in samenwerking met regionale partners op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Soms wordt ook een beroep gedaan op organisaties op het gebied van natuur en milieu of recreatie en toerisme.
2.3 Regionale oplossingen De kracht van de samenwerking tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers zit vooral in het feit dat hun expertise elkaar goed aanvult. Gezamenlijk voelen ze zich verbonden met het dorp. Het dorp blijft bij veel samenwerkingsverbanden het vertrekpunt, regionale oplossingen worden niet vanzelfsprekend gezocht. Toch bieden de IDOP’s wel degelijk kansen voor bovenlokale of regionale oplossingen, omdat veel gelijksoortige problemen en oplossingen gesignaleerd worden. Bovendien werken samenwerkingspartners (zoals woningcorporaties, zorg- en welzijninstellingen) ook steeds vaker al op regionaal niveau. En ook voor de burgers is de schaal van het dorp alleen niet meer allesbepalend.
2
Evaluatie leefbaarheidsbeleid provincie Noord-Brabant
9
10 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
3 Bestaande praktijk Dit hoofdstuk beschrijft de stand van zaken rond de aanpak van leefbaarheidsvraagstukken in de negentien West-Brabantse gemeenten. Daarbij is de regionale samenwerking onze focus. In paragraaf 3.1 gaan we in op de best practices, de lokale successen die leerzaam kunnen zijn voor anderen. Paragraaf 3.2 geeft een aantal voorbeelden van reeds bestaande vormen van bovenlokale samenwerking. Nog een opmerking vooraf. Tijdens de gesprekken is gevraagd om voorbeelden te noemen van zowel de lokale successen als de bovenlokale samenwerking. De medewerkers van de gemeenten hebben deze vraag beantwoord met voorbeelden uit hun praktijk. Er zijn vast meer voorbeelden. Maar de resultaten van onze quick scan geven voldoende informatie om een beeld te schetsen. De voorbeelden in de kaders dienen als illustratie.
3.1 Best practices: lokale successen, leerzaam voor anderen Het bovenlokale aspect in deze paragraaf wordt dus gevormd door wat anderen (in de regio of daarbuiten) van een lokaal succes kunnen leren. Kennisuitwisseling over lokale successen kan ook aanleiding geven tot (bovenlokale) samenwerking. De hierna genoemde thema’s en voorbeelden kunnen gebruikt worden door het nog op te richten informatiepunt leefbaarheid.
Continuïteit in de relatie burger-overheid is de drager van leefbaarheid Diverse gemeenten noemen de goede relatie met hun burgers als een drager voor de aanpak van leefbaarheid, waarbij steeds wisselende thema’s aan bod komen. Het gaat daarbij zowel om het betrekken van burgers bij de invulling van het gemeentelijk beleid als om een goede samenwerking met en inzet van de gemeente bij de uitvoering van burgerinitiatieven. Continuïteit en levendigheid in de relatie is dus de sleutel tot succes. Er zijn verschillende manieren om dat vorm te geven genoemd.
Rucphen: goede relatie gemeente-vrijwilligers door gestructureerd overleg, maar ook sociale media. Alphen-Chaam: convenant met dorpsraad over vertegenwoordiging van de ‘burger’. Halderberge: voor de kern Stampersgat zijn samenwerkingsafspraken vastgelegd in een convenant met de Samenstichting Stampersgat mede bedoeld om de informatievoorziening tussen gemeente en burgers te verbeteren. Steenbergen: jaarlijkse leefbaarheidsagenda via een vast aanspreekpunt voor dorpen bij gemeente. Bergen op Zoom: opbouwwerk organiseert alternatieve ‘ontmoetingen in de wijk’ (muurschildering, bloemenmarkt).
3
Bestaande praktijk
11
Werkendam: van een ‘wijktafel’ (vergadering) als communicatiemiddel naar een open, interactieve ‘wijkmarkt’, waaraan ook instellingen en woningcorporaties deelnemen. Geertruidenberg: E-participatie, een nieuwe vorm van burgerparticipatie die een prijs heeft gewonnen (‘Cascadis-prijs’). Roosendaal: multifunctionele accommodatie Moerstraten is een eigen initiatief, gefaciliteerd door de gemeentelijke wijkmanager. Drimmelen: woningstichting en gemeente zijn in vier dorpen gestart met ‘dorpssignaal’ (veiligheid en leefbaarheid). Aalburg: 2012 is uitgeroepen tot Jaar van gedeelde verantwoordelijkheid: gemeente maakt een plan van aanpak voor de betrokkenheid van bewoners en verenigingen bij algemene taken. Veen: Vereniging van Eigenaren mag drijvende woningen ontwikkelen als ze zelf zorgen voor onderhoud van wandelpaden en toiletgebouw aan de Veense Plassen. Roosendaal: gemeente voert drie maal per jaar overleg met alle partners over leefbaarheid op lokaal niveau. Dit zou ook kunnen werken met partijen op regionaal niveau.
Integrale aanpak zorgt voor adequate en duurzame oplossingen voor lastige vraagstukken Stapeling van problemen is een bekend verschijnsel, dat een adequate aanpak lastig maakt: waar moet je beginnen? Samenwerking tussen professionals van diverse organisaties helpt dan om te komen tot een efficiënte en adequate inzet van kennis, geld en communicatie. Combinatie van economische, sociale en ruimtelijke aspecten draagt bij aan een duurzame oplossing, maar vraagt wel om een hoog ambitieniveau in bestuurlijke samenwerking en professionele uitwerking.
Woensdrecht: herontwikkeling van leegstaande school met ondernemers. Breda: idem, met startende ondernemers en coach. Breda: leerwerkplaatsen in leegstaande winkelstrip: goed voor de nog zittende ondernemers en voorkomt verdere verloedering. Veen: voetbalclub organiseert samen met sponsors info-avonden voor startende ondernemers. Bergen op Zoom: kunst met kinderen als middel om de wijk leefbaar te maken. Ulicoten (Baarle-Nassau) heeft dienstencentrum met Wmo-loket, Rabobank, steunpunt voor vrijwilligers en verenigingen en is aanjager voor IDOP-projecten. Bergen op Zoom: reïntegratietrajecten en wonen-zorg-service in de wijk (Lepelstraat en Halsteren). Moerdijk: nieuwe aanpak dorpsplannen samen met woningcorporaties en zorginstellingen; Zundert: rekening houden met bevolkingskrimp op langere termijn door schoolklassen zo te bouwen dat omvorming naar zorgwoningen in de toekomst mogelijk is (flexibel bouwen).
12 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
Specifieke groepen en thema’s vragen om specifieke kennis en kunde Het is lastig voor gemeenten om voor alle specifieke bevolkingsgroepen up-to-date kennis en kunde in huis te hebben. Bekend zijn de groepen als ouderen, gehandicapten, jeugd, allochtonen et cetera. Daar waar een nieuwe groep zich aandient of een nieuwe aanpak in de praktijk ontwikkeld is, kan dit voor andere gemeenten een vliegende start mogelijk maken als zich hetzelfde vraagstuk voordoet.
Bergen op Zoom: drie voorbeelden: 1) ‘hang-out’, een project van en voor allochtone meisjes (hebben zelf € 150.000,-- bij elkaar gebracht), 2) aanpak jeugdoverlast via snelle interventie die mogelijk is door samenwerking wijkmanager + wijkagent + jeugdwerker en 3) buurtpreventie: 600 mensen actief; dekt bijna de gehele gemeente. Drimmelen: voor veiligheid is een vliegende brigade opgericht (bewoners die op het hele dorp letten). Breda:drie voorbeelden waar wordt samengewerkt met gemeenten, vaak ook buiten de regio: 1) aanpak van Antillianen, 2) voetbalvandalisme en 3) vroegtijdig schoolverlaters
Sociale cohesie is een oude waarde in Brabant, die juist nu ook van belang is Daar waar mensen hun problemen met elkaar kunnen oplossen (van mantelzorg, eenzaamheid, jeugdoverlast tot onveiligheid et cetera), is sociale cohesie een belangrijke drager voor de leefbaarheid. Dat geldt nu temeer omdat bepaalde voorzieningen onder druk (komen te) staan. In vele dorpen en stadswijken in WestBrabant is voldoende sociale cohesie aanwezig die direct bijdraagt aan de leefbaarheid.
Aalburg laat door Avans een onderzoek uitvoeren naar eenzaamheid via koffiemiddagen met open gesprekken. Woensdrecht: huiskamerprojecten die alleen op ouderen gericht worden, lopen onvoldoende, daarom een meer gemengde doelgroep kiezen, dus ook ‘jongere ouderen’ en zelfs jeugd.
3.2 Geslaagde voorbeelden van bovenlokale samenwerking Op diverse terreinen wordt al samengewerkt door gemeenten in West-Brabant. Ervaringen met andere beleidsaspecten dan leefbaarheid en gezondheid zijn door meerdere gemeenten genoemd, zoals: gemeentelijke bedrijfsvoering (automatisering, juridische zaken, personeel & organisatie) en diverse gemeentelijke diensten (sociale dienst, ruimtelijke ordening, verkeer & vervoer, ziekenhuizen, milieu, mobiliteit, calamiteiten, recreatie, et cetera). Ook op het gebied van leefbaarheid en gezondheid wordt door gemeenten in West-Brabant al regelmatig en met succes samengewerkt. Goede ervaringen met samenwerking scheppen vertrouwen en dat kan weer bijdragen aan verdergaande samenwerking. Tijdens de gespreksronde bleek dat deze samenwerking soms alleen de buurgemeenten betreft, maar niet altijd. Er zijn wisselende samenwerkingsverbanden, zowel met gemeenten uit de RWB als daarbuiten.
3
Bestaande praktijk
13
Er zijn bestuursafspraken gemaakt tussen Werkendam, Woudrichem en Aalburg over samenwerking rond ICT, P&O en juridische zaken. De samenwerking rond ICT is inmiddels opgeheven. Ook op diverse beleidsterreinen bestaan bestuursafspraken. Deze hebben geleid tot regionale bestemmingsplannen, een regionale structuurvisie, een gezamenlijke horecanota en regionaal toeristisch beleidsplan et cetera. Voor wat betreft het regionaal economisch beleidsplan (regionale ontwikkeling bedrijventerreinen) is de samenwerking een landelijke pilot om te kijken wat die samenwerking oplevert. De Wet Werken naar Vermogen wordt opgepakt in Dongemond-verband (Woudrichem, Aalburg, Werkendam, Drimmelen, Geertruidenberg en Oosterhout). Steenbergen: RO en mobiliteit zijn de belangrijkste regiothema’s, zorg en welzijn volgen.
3.2.1 Gezamenlijk subsidies aanvragen De gemeenten werken al samen bij het verwerven van subsidie. Dat is gebeurd bij de pilot Regionale Aanpak Leefbaarheid West-Brabant en heeft geleid tot aanvullende afspraken met de provincie (resultaat: een bijdrage van 5 miljoen euro onder de voorwaarde dat de regio eenzelfde bedrag investeert). Er is door de regio een bureau ingeschakeld dat gemeenten waar nodig begeleidt om de projecten conform de subsidievoorwaarden uit te voeren.
RWB als organisatie en de afzonderlijke lokale projecten op het gebied van leefbaarheid.
3.2.2 Voorzieningen Als dorpen hun voorzieningen delen, vergroot dat de kans op voortbestaan (meer gebruikers, grotere personele bezettingsgraad, financiële continuïteit). Echter, de eigen identiteit is niet zelden een gevoelig punt voor sportverenigingen of scholen met een uitgesproken overtuiging. Is het gevaar van voortbestaan in het geding dan wordt de druk op samenwerking groter. In één West-Brabantse subregio is hiermee al vergaande ervaring opgedaan.
Woudrichem/Aalburg: Het zwembad in Giessen-Rijswijk (Woudrichem) is slecht en gaat dicht. Ook het buitenbad in Genderen (Aalburg) sluit. Hiervoor komt nu een gezamenlijk zwembad (wedstrijdbad en buitenbad) in Andel (Woudrichem). Dit nieuwe zwembad wordt gefinancierd door beide gemeenten. De exploitatie zal (semi)commercieel worden vormgegeven. Om het zwembad goed en veilig bereikbaar te maken wordt vanuit Veen een fietspad aangelegd naar Andel. Dit levert bovendien een veilige fietsverbinding van Veen naar het Prinsentuincollege in Andel.
14 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
3.2.3 Zorg Zorginstellingen werken vaak al op regionale schaal. Dat betekent dat de cliënten, familie, vrijwilligers en het personeel vaak ook op een regionale schaal hun weg zoeken naar de passende voorzieningen. Gemeenten kunnen een verbindende factor zijn indien ze voor de burger het loket ‘om de hoek’ zijn. Met de Wmo krijgt de gemeente ook meer verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar inwoners.
Werkendam + Woudrichem organiseren samen een samenwerkingsbijeenkomst voor mantelzorgers en hun organisaties. Werkendam organiseert een conferentie eenzaamheid en nodigt daarbij ook Woudrichem en Aalburg uit. Deze drie gemeenten werken samen op vele beleidsterreinen en op het terrein van zorg en welzijn: bijvoorbeeld een nota jeugd en gezin en onderwijs. Binnenkort wordt gestart met een gezamenlijke nota volksgezondheid en een dementieconsulent die behalve voor de drie gemeenten, ook voor Geertruidenberg werkt. Op het terrein van welzijn/sociale zaken werken Woudrichem en Werkendam samen. Er is een gezamenlijk loket voor de Wmo en sociale zaken en de uitvoering van de leerplichtwet (loket Altena). De samenwerking via dit loket (circa 20 fte) is een aanjager geweest voor meer persoonlijk contact tussen ambtenaren van Woudrichem en Werkendam waardoor samenwerking op andere beleidsterreinen meer vanzelfsprekend is geworden. Omdat er ook een gezamenlijk zorgnetwerk is, is samenwerking op zorg en welzijn ook min of meer vanzelfsprekend tot stand gekomen. Roosendaal: afstemming over personeelstekort in de zorg werkt nu al regionaal. Zundert: innovatief project om ouderen via beeld-verbinding te helpen. Ze kunnen daardoor naar verwachting langer in hun huis blijven wonen. Omdat het een pilot betreft, die ook voor de regio iets kan betekenen, onderhoudt de adviseur van de gemeente contacten met belangstellende gemeenten in de regio (bureau dat de opdracht uitvoert). Steenbergen: volgt de resultaten in Zundert (via de betreffende adviseur) op de voet en zal na de fase van kinderziekten mogelijk instappen.
3.2.4 MOE-landers De aandacht voor Oost-Europese arbeidsmigranten is groot in die West-Brabantse gemeenten waar bedrijven zijn gevestigd die goedkope, flexibele arbeidskrachten zoeken. Maar door de complexiteit van huisvesting, arbeidsomstandigheden, onderwijs, sociale en culturele binding en illegale status is het moeilijk voor deze groep een adequaat beleid te voeren. Maar er is een goed begin gemaakt met de regionale samenwerking én een integrale aanpak!
Zundert: begin van een integrale aanpak van MOE-landers (niet alleen oog voor huisvesting, ook voor onderwijs, zorg, gezondheid, cultuur, et cetera). In de West-Brabantse steden ligt deze problematiek anders dan op het platteland en daardoor kijkt men ook anders aan tegen oplossingsrichtingen. Het belang van samenwerking is groot: als de ene gemeente ‘druk op de aanpak/handhaving zet’, trekken migranten naar een andere gemeente (als dat kan door gebrek aan afstemming). Intensief overleg is daarom nodig. Onderzoek wordt ook gezamenlijk uitgezet. Overleg met onderwijs en ondernemers vraagt om een gezamenlijke aanpak.
3
Bestaande praktijk
15
De burgemeester van Zundert participeert in het landelijke overlegcircuit; Breda neemt ambtelijk deel aan overleg in Brussel. Het vervolg blijft een gezamenlijke opgave. Roosendaal en Geertruidenberg: deze gemeenten zijn positief over de regionale aanpak van arbeidsmigratie. Steenbergen: de gemeente kaart dit onderwerp aan bij dorpsraden, om op die manier draagvlak te verkrijgen.
3.2.5 Subregio’s West-Brabant kent een aantal gebieden met een onderscheidende cultuur (geloof, economie, ontsluiting, landschap) en dat is van invloed op de samenwerking. De samenwerking tussen de negentien gemeenten in de RWB is goed voor de positionering van West-Brabant tussen Antwerpen en de Randstad, maar voor de leefbaarheid en herkenning van de burger is de subregio een passender vorm.
Alphen-Chaam: inzet voor Brabant Culturele Hoofdstad 2018 heeft de samenwerkingsgeest versterkt; nu zijn er gezamenlijke acties (kunstmarkt), terwijl de sfeer tussen de twee kernen vanouds heel verschillend is en samenwerking tot voor kort daardoor helemaal niet liep. Geertruidenberg: organisatie van het opruimen van zwerfafval in natuurgebieden (subregionale inzet van vrijwilligers). Er zijn diverse andere voorbeelden van werken in subregio’s, vaak gekoppeld aan projecten en thema’s binnen die regio.
3.2.6 Demografische ontwikkelingen Het effect van demografische ontwikkelingen is op de langere duur aanzienlijk, maar is in delen van West-Brabant ook nu al merkbaar. Het wordt soms niet graag toegegeven, omdat met name krimp een negatieve associatie heeft, maar voor een doeltreffende aanpak is samenwerking (en dus erkenning van het vraagstuk) nodig. Roosendaal: het regionaal overleg over demografische ontwikkelingen werkt nu al goed. De RWB wil dit concreter maken met het project Kansen voor de Regio.
3.3 Conclusies Uit de gesprekken blijkt voldoende trots en bereidheid om de kennis en kunde te delen die is opgebouwd in de bestaande praktijk op het gebied van leefbaarheid. Ook zijn er gezamenlijke problemen genoemd en is er de wens om te leren. Er is dus een basis voor zowel ‘brengen’ als ‘halen’ op bovenlokaal niveau. De regio is niet per se het ultieme zoekgebied voor uitwisseling en informatie. Dat blijkt sterk vraagafhankelijk (specifieke thema’s en doelgroepen). Sommige vraagstukken kunnen het beste in de regio of subregio aangepakt worden, voor andere vragen ligt het meer voor de hand de ervaring elders, buiten de regio of zelfs buiten de provincie te zoeken.
16 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
Regionale samenwerking is een voortschrijdend proces: op onderdelen is er al lang sprake van, al zijn er nu eenmaal ook aspecten die zich vooral lokaal uiten en regelingen die gericht zijn op een lokale aanpak. In de bestaande praktijk komt bovenlokale samenwerking het meest sprekend naar voren in de verschillende subregio’s van West-Brabant. Soms wordt het concrete resultaat daarvan vooral zichtbaar in de samenwerking tussen twee gemeenten of tussen enkele dorpen in een gemeente.
3
Bestaande praktijk
17
18 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
4 Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken Om de kansen voor een bovenlokale aanpak van leefbaarheidsvraagstukken te kennen is het belangrijk om inzicht te krijgen in de behoefte van gemeenten aan bovenlokale of regionale samenwerking. Dit hoofdstuk beschrijft de kansrijke thema’s. Daarbij kiezen we twee invalshoeken, namelijk de thema’s die gemeenten expliciet aandragen voor bovenlokale samenwerking (paragraaf 4.1) en de thema’s die wij zien naar aanleiding van de gesprekken met gemeenten (paragraaf 4.2).
4.1 Thema’s die gemeenten aandragen voor een bovenlokale aanpak Deze paragraaf geeft weer welke thema’s de gemeente hebben aangedragen voor een bovenlokale samenwerking. Met enkele voorbeelden worden ze geïllustreerd. Vaak zijn de thema’s door meerdere gemeenten genoemd. 4.1.1 Samenwerking tussen woningcorporaties Samenwerking tussen woningcorporaties kan ertoe bijdragen dat het gewenste woningbouwprogramma tijdig wordt gerealiseerd. Dat heeft positieve effecten op de leefbaarheid, zowel voor de inwoners die afhankelijk zijn van het woningaanbod van corporaties als voor de andere inwoners. Vooral de te verwachten demografische verschuivingen vragen hierbij om aandacht. Daarnaast kan door samenwerking beter aan de leefbaarheid op woning-, straat-, buurt- en dorpsniveau worden gewerkt. Bergen op Zoom: drie woningcorporaties zijn gefuseerd en dat is goed voor de regionale aanpak. Geertruidenberg: problemen rond woningcorporatie WSG geeft problemen in projecten. Dit raakt de hele regio. Roosendaal: corporatie werkt samen met gemeente aan leefbare wijken en dorpen, onder andere via cofinanciering.
4.1.2 Recreatie en toerisme Recreatie en toerisme worden door verschillende gemeenten genoemd als kansen voor regionale samenwerking. Moerdijk: meer samenwerking in toeristisch-recreatieve projecten. Bijvoorbeeld gebiedsontwikkeling Waterpoort (onder andere gemeente Bergen op Zoom, Steenbergen, Moerdijk, Halderberge, en Tholen plus provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland).
4
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken
19
4.1.3 Ingrijpende veranderingen in wet- en regelgeving Bij ingrijpende veranderingen in de wet- en regelgeving ontbreekt het sommige (kleine en middelgrote) gemeenten aan kennis van details en ervaring bij de implementatie van nieuw beleid. Samenwerking met andere gemeenten, instellingen en adviseurs ligt dan voor de hand, maar dergelijke ingrijpende transities stellen hoge eisen aan de samenwerking.
Werkendam: hulp en informatie is nodig bij de drie transities (jeugdzorg, AWBZ/Wmo en Wet Werken naar Vermogen). Alphen-Chaam en Baarle Nassau werken samen met Breda aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. De kracht van een grote stad heeft voordelen, maar er is ook een cultuurverschil: de gemeente Alphen-Chaam bouwt het liever in een rustiger tempo op; Breda gaat in hun ogen te hard. Alphen-Chaam zoekt nu naar combinatie van de Bredase power en een aanpak die bij Alphen-Chaam past. Oosterhout: een grootschalige regionale aanpak werkt vaak wel even als er iets speelt, maar zo’n aanpak zakt vaak na een tijd weer in. Wat nu speelt: migratie en re-integratie op de arbeidsmarkt.
4.1.4 Operationele samenwerking In de operationele sfeer van de beleidsvoering (wat niet hetzelfde is als ‘uitvoering van projecten’) kan samenwerking tussen gemeenten veel voordeel opleveren. Gemeentelijke ambtenaren en dagelijks bestuurders zijn vaak al actief in regionale samenwerkingsverbanden.
Veel gemeenten (bijvoorbeeld Baarle-Nassau, Alphen-Chaam) willen een combinatiefunctionaris (ambtenaar die sport en onderwijs/cultuur met elkaar verbindt). Eventueel zouden meerdere gemeenten samen dezelfde persoon kunnen contracteren. Woudrichem, Werkendam, Aalburg: werken nauw samen op vele beleidsterreinen, maar houden vast aan een eigen ambtenaar voor externe contacten. Drimmelen: sommige problemen kun je alleen bovenlokaal (niet met een dorpsgerichte visie) oplossen, zoals rondweg rond Hooge Zwaluwe, sluiting van zwembaden, woninginbraken, twee scholen in Lage Zwaluwe, die niet of moeizaam samenwerken. Oosterhout: de regio heeft een sterke, herkenbare bestuurlijke kartrekker voor de regionale samenwerking op het gebied van leefbaarheid, maar de ambtelijke uitwerking is minder herkenbaar.
20 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
4.1.5 Specifieke doelgroepen Kennis van specifieke groepen en ervaring met de bijpassende aanpak is een motief dat gemeenten noemen om elkaar of gemeenten buiten de regio op te zoeken. De gemeenten staan vaak in direct contact met die groepen en met inwoners die vragen daarover stellen, maar het ontbreekt ze soms aan kennis en kunde om snel en adequaat te reageren. Sommige groepen zijn al langer bekend, andere zijn nieuw.
Zundert: jonge boeren (ongetrouwde jonge mannen) die verder willen in de landbouw (bedrijfsovername), maar niet goed in staat zijn om zelfstandig een huishouden te draaien. Programma ontwikkelen dat deze groep helpt om ‘bij de tijd’ te zijn. Zundert, Woensdrecht, Rucphen, Steenbergen, Bergen op Zoom, en anderen noemen de MOE-landers en het belang om vervolg te geven aan de integrale aanpak waar in deze regio een goed begin mee is gemaakt. Alphen-Chaam: signaleert kwetsbare burgers (en de gevolgen van bezuinigingen). Doen andere gemeenten hier wat aan? Hoe doen ze dat? Steenbergen: ouderen hebben elkaar steeds sterker nodig (dementie, vereenzaming). Bergen op Zoom: fungeert als regio-opvanggemeente voor dak- en thuislozen. Drimmelen: jeugdproblematiek is groot, maar wordt ontkend. Oosterhout: GGZ, enkele gemeenten en schuldhulpverlening werken samen.
4.1.6 Relatie burger-overheid Nu gemeenten met krappere budgetten moeten werken, is een goede relatie tussen overheid en burger van groot belang. Maar dat gaat niet vanzelf. Dat roept de vraag op naar voorbeelden en uitwisseling van een geslaagde aanpak (dus: kennisdeling).
Oosterhout: twee voorbeelden: 1) dorpen hebben onderling weinig contact, maar dat neemt nu toe omdat ze samen ‘tegen de gemeente’ gaan. Dat speelt ook bij vrijwilligersorganisaties. Vraag aan anderen: hoe pak je dit aan? En 2) zet samen in op vrijwilligersorganisaties! Vrijwilligers zijn belangrijk voor de toekomst en daarom zijn er vele vragen: hoe kun je bereiken dat burgers de dorpsservicepunten bezoeken, hoe geef je de relatie met vrijwilligers vorm, hoe communiceer je met burgers als je in allerhande projecten met hen samenwerkt? Rucphen: een Ontwikkelingsgroep komt volgens een vaste regelmaat bijeen. Hierin werkt de gemeente samen met experts en instanties om antwoord te kunnen geven op allerhande vragen uit de bevolking. Zundert: betrekt burgers in de omgeving van een mfa-project bij het planproces door samen programma van eisen te bespreken en de uitkomsten te communiceren van een website en informatiebijeenkomst. Steenbergen: baast overleg met de dorpsraad soms ook met cliëntenraad van instellingen. Breda: 3 à 4 maal per jaar zijn er netwerkbijeenkomsten waar ook (landelijke) voorbeeldprojecten de revue passeren.
4
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken
21
4.1.7 Innovatie Invloed van buitenaf brengt soms meer en nieuwe dynamiek in de lokale verhoudingen. Daarom is het goed dat gemeenten zich spiegelen aan ervaringen elders. Van ongevraagde impulsen van buiten, zoals het aanbod van provinciale kennistafels of onderzoeksresultaten van kennisinstellingen, kunnen gemeenten desgewenst gebruik maken en de opgedane inzichten vertalen naar hun eigen situatie.
Oosterhout: de IDOP’s zijn gestart doordat er een provinciale subsidieregeling was en dat heeft veel losgemaakt. Ook de kenniscafés en debatten en publicaties van organisaties als PON, Zet, en dergelijke zorgen voor nieuwe input. Dat zet je aan het denken.
4.1.8 Kennisdeling Bijna alle gemeenten noemen kennisdeling als belang voor verdergaande regionale samenwerking. Uitgangspunt daarbij is: kennis halen én brengen. Gespecialiseerde thema’s binnen het beleidsterrein zorg en welzijn worden in de kleinere gemeenten vaak genoemd als voorbeeld. Soms wordt kennis elders uit de provincie gehaald (bijvoorbeeld de M7-gemeenten onder elkaar) of elders uit het land of zelfs het buitenland.
Rucphen: kennisdeling op regionale schaal, op maat en per onderwerp. Genoemd zijn: ideeën opdoen om mfa’s vol te krijgen, behoefte om betrokkenheid van vrijwilligers vast te houden, jongeren uit een groter gebied naar een centraal jongerencentrum krijgen, jongeren en drugs/alcohol, jeugdoverlast, vergrijzing, vereenzaming, bezuinigen op Wmo, de Wet Werken naar Vermogen, hoe hoor je de mening van degenen die niet vooraan staan, voorbeelden van geslaagde projecten, links naar websites et cetera. Op provinciale schaal: Oosterhout: kenniscafés van provincie, die werkten altijd goed. Ze voorzien in onze behoefte. Niet verplicht: je bepaalt zelf of je gaat! Op landelijke schaal: Oosterhout: start van twee pilots met sociale wijkteams volgens ‘Enschedees model’. Zundert: samenwerking met Limburgse woningcorporatie voor MOE-landers. Breda: kijkt voor leergeld naar de aanpak in andere steden (Rotterdam, Deventer et cetera): HALT, maatschappelijke opvang, GGD/GGZ, Antillianenaanpak, veiligheid/motorclubs, leerplicht, softdrugsgebruik en voetbalvandalisme. Volgens Breda kunnen kleine gemeenten veel van hen leren qua procesaanpak. Ook kunnen zij ambtenaren detacheren bij kleinere gemeenten.
22 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
4.2 Overige thema’s Sommige thema’s zijn weliswaar genoemd door gemeenten, maar niet expliciet als agendapunt voor regionale samenwerking. Toch zijn er enkele die daarvan volgens het PON wel in aanmerking komen voor de ‘bovenlokale agenda’. 4.2.1 Samenwerking met (bovenlokale) instellingen en corporaties in lokale projecten Voor het slagen van projecten kan samenwerking tussen gemeenten, maatschappelijke instellingen en woningcorporaties (die vaak al bovenlokaal functioneren) de haalbaarheid versterken. In tijden van krappe budgetten verdient dit zeker aandacht. Er zijn echter zowel hoopvolle als teleurstellende ervaringen. Land van Heusden en Altena: de corporaties Woonlinie en Meander zijn op meerdere plaatsen actief met de realisatie van mfa’s en brede scholen. De gemeenten in deze regio merken hierbij niets van bezuinigingen bij de woningcorporaties of andere ontwikkelingen die het de corporaties moeilijker zouden maken te investeren in maatschappelijk vastgoed. Zundert: door budgetproblemen trekken instellingen een wissel op projecten die in samenwerking tot stand (moeten) komen. De gemeente kan dit niet oplossen en doet daarom nu een stap terug in een lopend project: laat de instellingen dit eerst zelf uitzoeken, onder elkaar uitvechten en dan kijkt gemeente over twee jaar verder. Is er een alternatief voor de oplossing die Zundert kiest? Woensdrecht: malaise in de bouw: oorzaak van problemen met de dekking in projecten en van problemen met de lastendruk van maatschappelijk vastgoed op de gemeentebegroting. Geertruidenberg: door financiële problemen van de woningcorporatie ligt centrumontwikkeling momenteel stil. Drimmelen: kampt met vergelijkbare problemen door de situatie bij de corporatie.
4.2.2 Onderzoek naar vraag en aanbod in België In diverse grensgemeenten is zowel de toekomstvisie als de haalbaarheid van projecten afhankelijk van ontwikkelingen in de aangrenzende Belgische gemeenten. Voor strategische informatie over de ontwikkelingen aan Belgische zijde van de grens is samenwerking met de Belgische buren niet altijd toereikend en dan is er dus behoefte aan eigen informatie over vraag en aanbod.
Woensdrecht: hoe zit het met de zorgbehoefte in België en met het aanbod daar in vergelijking met het aanbod in Nederland? Dat inzicht is nodig om in grensgemeenten een goed beleid te kunnen voeren. Dit geldt ook voor kinderopvang, scholen, sportvoorzieningen, winkels, woningaanbod et cetera.
4
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken
23
4.2.3 Formele condities Aanpassing van formele condities, of inspelen op beleids- of wetswijzigingen, vergt in het algemeen veel tijd. In zo’n geval kan samenwerking tussen gemeenten bijdragen aan een grotere kans van slagen. Afhankelijk van de vraag welke overheid de beleids- of wetskaders vaststelt, kunnen gemeenten samenwerking zoeken met elkaar, met de regio of met de provincie erbij. En het rijk als het gaat om Europese regelingen.
Diverse gemeenten: soms geldt voor IDOP-projecten die te maken hebben met bestemmingsplan- en bezwaarprocedures dat ze in de knel komen om de projecten binnen de gangbare subsidietermijn te verwezenlijken. Aalburg:De Altena Roadrunners (regionale vereniging) wil graag een atletiekbaan realiseren bij het nieuwe sportpark in Veen, maar heeft tot nu toe nog niet genoeg financiën bijeen gekregen. In verband met de subsidievoorwaarden IDOP kunnen ze hier met de realisatie van het sportpark echter niet te lang op wachten. De kans bestaat dat de atletiekbaan door de tijdsdruk niet kan worden gerealiseerd.
4.2.4 Beleidsstrategieën Om vraagstukken op de gebieden van zorg en welzijn aan te pakken worden uiteenlopende beleidsstrategieën ontwikkeld en gevolgd. Aan de verschillen liggen uiteenlopende oorzaken en motieven ten grondslag, bijvoorbeeld de verschillen tussen stad en platteland, cultuurverschillen tussen subregio’s, ambtelijke of bestuurlijke keuzen, enzovoorts. Sommige gemeenten zijn bekend met dergelijke verschillen en maken een bewuste keuze, soms kent een gemeente de strategie van de buurgemeente niet en volgt een eigen weg. Uitwisseling hierover binnen de regio kan verhelderend werken.
Diverse gemeenten: door te weinig tijd/mankracht om de vele IDOP-projecten te draaien is in het begin vooral gekeken naar wat eenvoudig kan worden gerealiseerd. Daarna werd pas gekeken naar de tijdsplanning van de grotere projecten. Daardoor is er ook geen tijd/prioriteit voor regionale afstemming. Deze tijdsdruk is meermalen als een probleem genoemd vanwege de deadline in de IDOP-subsidieregeling.
24 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
4.2.5 Grensoverschrijdende aanpak De vraagstukken van bovenlokale aanpak blijven niet beperkt tot de regio-grens van West-Brabant. Dit verdient aparte aandacht. Hoe ga je om met informatieverzameling en samenwerking buiten de regio?
Provinciegrens overschrijdend: Tholen is wel georiënteerd op West-Brabantse gemeenten, maar werkt er niet echt veel mee samen. Wat wel: de afdeling automatisering samen met Etten-Leur en een klantcontactcentrum dat wellicht samen met West-Brabantse gemeenten wordt opgezet. Soms kijkt Tholen naar West-Brabant, soms naar Zeeland. Grotere steden: zijn vaak meer bekend met informatie en subsidieregelingen buiten de regio en provincie. Die kennis is soms echter niet of minder toepasbaar in de kleinere plattelandsgemeenten, omdat de problematiek daar anders is. Landsgrens overschrijdend: Rucphen: overleg houdt nu vaak op bij de grens, maar bij de aanpak van overlast, bijvoorbeeld van mountainbikers, is de samenwerking goed gelukt. Woensdrecht: in Putte kun je niet goed investeren zonder rekening te houden met wat de Belgen doen als consument (leegstand na grote terugloop van het sextoerisme; zaalvoetballers uit België zorgen voor bezetting van de sporthal, maar profiteren ook van Nederlandse subsidie; en straks komt net over de grens een nieuwe sporthal). In welke voorzieningen investeert een Nederlandse gemeente als de Nederlandse consumenten naar België gaan vanwege de goede kwaliteit (daarom gaan velen uit Putte de grens over voor peuteropvang en dergelijke). Woensdrecht: hoe bespreek je met buurgemeenten in België de diverse raakvlakken? Alphen-Chaam: kinderopvang is in België veel goedkoper en beter (7-7 uur) geregeld. Baarle (Nederland/België): bibliotheek, muziekschool en cultureel centrum zijn gezamenlijk van Baarle-Nassau en Baarle-Hertog
4.2.6 Relatie burger-overheid De relatie burger-overheid is in alle gesprekken met de gemeenten aan de orde gekomen en er zijn vele vragen voor verbetering (zie 4.1) alsmede successen die gedeeld kunnen worden (zie 3.1) genoemd.
In bijna alle gemeenten zijn voorbeelden genoemd en is gebleken dat dit thema een centrale plaats inneemt bij de aandacht voor leefbaarheid. Dat gevoel van nut en noodzaak komt enerzijds voort uit de bestaande praktijk van leefbaarheid met de participatieladder als bruikbaar kader, anderzijds uit de onzekere tijdgeest waarin de gemeente contact heeft met de burger die verschillende rollen inneemt, van belastingbetaler tot klant, et cetera.
4
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken
25
4.2.7 Demografie De verwachte demografische trends als migratie, ontgroening, vergrijzing en krimp, geven aanleiding tot zorg gezien de verwachte effecten ervan in deze regio. Aandacht hiervoor is volgens velen gewenst, ook volgens het PON. Een advies hierover wordt in opdracht van de RWB opgesteld door BMC. In afwachting daarvan besteden we hier geen speciale aandacht aan dit thema.
Tholen: een uitgestrekte gemeente met vele kleine kernen. Hier leidt krimp tot druk op voorzieningen, en kiest men voor een benadering gericht op het bereikbaar houden van voorzieningen.
4.2.8 Recreatie Recreatie kan een passende economische drager zijn als die activiteit aansluit bij de aanwezige omgevingskwaliteit en bij lokale initiatieven. Dat kunnen particuliere initiatieven zijn in de vorm van verbrede landbouw (denk aan een regionale open dag op deze bedrijven), maar ook gezamenlijke initiatieven van boeren, burgers en diverse organisaties die hun activiteiten verbinden via ‘ommetjes’. Die kunnen dan weer een bovenlokaal netwerk vormen. Land van Heusden en Altena: het ‘Liniepad’: een gezamenlijk wandelpad in Sleeuwijk (Aalburg) en Woudrichem. Veen (Aalburg) en Andel (Woudrichem) willen de Maas beter benutten voor recreatie en toerisme. Er is een regionaal toeristisch beleidsplan dat door de drie gemeenten samen is opgesteld. Halderberge: hoe kunnen de recreatieve mogelijkheden van Stampersgat aan het water (de Mark) worden versterkt?
4.3 Conclusies De door de gemeenten genoemde motieven voor verdergaande regionale samenwerking bevestigen dat er sprake is van een voortschrijdend proces in die richting. Immers paragraaf 3.1 beschreef de bestaande voorbeelden van bovenlokale samenwerking en in paragraaf 4.1 blijkt dat de gemeenten verder willen gaan op die weg. De genoemde motieven zijn enerzijds inhoudelijk van aard, bijvoorbeeld behoefte aan specifieke kennis en kunde, anderzijds organisatorisch, bijvoorbeeld hoe omgaan met ingrijpende veranderingen, of financieel: wat te doen met krimpende budgetten? Vaak is sprake van een combinatie van motieven: de samenwerking met regionaal opererende woningcorporaties en zorginstellingen is daar een voorbeeld van.
26 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
We stellen vast dat er bepaalde spanningsvelden zijn die speciale aandacht verdienen, omdat de bestaande praktijk uitwijst dat er vaak geen eenduidig antwoord kan worden gegeven: a Samenwerking tussen gemeenten is in functionele zin vaak verder gevorderd dan in politiek-bestuurlijke zin. Dat beeld komt overeen met recent onderzoek dat het PON voor de VBG verrichtte. b Het effect van de krapper wordende budgetten op de samenwerking is niet eenduidig. In sommige gevallen is het kennelijk door goede samenwerking mogelijk om de hinder van de smalle financiële marges te beperken, terwijl in een ander geval de partijen er juist naar neigen om zich terug te trekken. De wil en bereidheid tot samenwerking en het doorzettingsvermogen speelt hierbij een rol. c Een ander moeilijk in te schatten effect van de krappe budgetten is hoe burgers reageren als ze zelf meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Een sterke sociale cohesie in dorpen en wijken kan hier een positieve bijdrage aan leveren, maar waar die cohesie ontbreekt wordt het lastiger. En hoe voorkom je dat (kwetsbare) burgers onzichtbaar worden? d Aloude cultuurverschillen tussen stad en platteland kunnen voor de samenwerking verschillend uitpakken: maken de partijen gebruik van die verschillen om het gehele gebied beter te doen functioneren of zetten partijen zich juist tegen elkaar af en zoeken ze liever ‘soortgenoten’ op? e Fusies tussen woningcorporaties dan wel zorginstellingen komen moeizaam, maar natuurlijk niet zonder reden tot stand. Schaalvergroting geeft een organisatie meer mogelijkheden, maar er is tegelijkertijd de vrees dat dat ten koste gaat van de aandacht voor het specifieke en lokale. Nieuwe initiatieven (denk aan ‘de wijkzuster’) spelen juist daar op in.
4
Gezamenlijke opgaven voor gedeelde vraagstukken
27
28 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
5 Strategieën voor een bovenlokale aanpak 5.1 Inleiding Op de vraag naar ‘gezamenlijke oplossingen voor gedeelde problematiek’ levert deze quick scan een veelheid aan antwoorden op, waarvan sommige al wel in de praktijk worden gebracht en andere (nog) niet. Ook de diversiteit van vraagstukken en samenwerkingsvormen is in de voorgaande hoofdstukken in beeld gebracht. Het blijkt dat de schaal van samenwerking niet vanzelfsprekend is. De vraag dringt zich op welk niveau van samenwerking nodig is voor welk vraagstuk. En hoe kan de regio het reeds in gang gezette en voortschrijdende proces van samenwerking op het gebied van leefbaarheid verder vormgeven? Deze vragen komen in dit hoofdstuk aan de orde. Allereerst gaan we in op het niveau en de vormen van samenwerking. Vervolgens beschrijven we aan de hand van een aantal trends de mogelijke strategieën die gevolgd kunnen worden bij de verdere samenwerking.
5.2 Niveau en ambitie van samenwerking Over het passende schaalniveau van samenwerking kunnen de meningen en ervaringen uiteraard verschillen. Het lijkt vooral een managementsvraagstuk: op welk niveau van samenwerking kunnen de gesignaleerde knelpunten en kansen het beste worden aangepakt? Uit de quick scan komt naar voren dat stad en platteland daar verschillend tegen aan kijken. Het gaat ook om cultuurverschillen in de aanpak: de ene geeft voorkeur aan een top down benadering, de ander juist aan bottom-up. Deze quick scan zoomt vooral in op de bovenlokale aanpak van leefbaarheidsvraagstukken. Bovenlokaal betekent: het dorp of de wijk overstijgend. Het laagste niveau van samenwerking is dus wanneer een probleem waar een dorp of wijk mee kampt, op een grotere schaal dan dat dorp of wijk wordt bekeken en aangepakt. Zo’n samenwerking wordt aangegaan om het draagvlak voor instandhouding van voorzieningen te vergroten. Dat gebeurt dan vanuit de gedachte: liever drie buurdorpen, de ene met een toekomstbestendige school, de andere met een dito supermarkt en de derde met een dito sportvoorziening dan drie buurdorpen met allemaal halfwasvoorzieningen die geen van alle toekomst hebben. Enige overeenkomst in opvatting en cultuur is dan behulpzaam, want je deelt de voorzieningen. De mogelijkheid van deze strategie is natuurlijk ook afhankelijk van de geografische ligging van dorpen en steden.
5
Strategieën voor een bovenlokale aanpak
29
Een referentie voor het bepalen van het meest passende schaalniveau voor het oplossen van leefbaarheidsvraagstukken biedt de volgende vijf-trapsraket van oplopende schaal, namelijk door samenwerking tussen: 1 De kernen of wijken binnen een gemeente. 2 Buurgemeenten met vele ruimtelijk-functionele en sociaal-culturele raakvlakken. 3 Enkele relatief kleine gemeenten die met draagvlakproblemen van voorzieningen kampen. 4 Gemeenten die een ‘natuurlijke’ subregio vormen met een bestuurlijke samenwerkingstraditie. 5 Alle gemeenten in de regio West-Brabant. De quick scan laat zien dat de samenwerkingsvormen die in de praktijk aan de orde zijn, zich vooral richten op de niveaus 1 tot en met 4. Een voorbeeld van de meest vergaande vorm van een brede regionale aanpak (niveau 5 dus) lijkt het thema arbeidsmigratie. Naast de oplopende geografische schaal in deze trits van vijf niveaus, is sprake van een oplopende schaal van wens, bereidheid en vermogen tot samenwerking. Daarbij onderscheiden we drie ambitieniveaus, die (overigens net als de vorige trits), geen vanzelfsprekende keuze inhoudt, maar samenhangt met een gevoel van haalbaarheid, van hoe ver kun je gaan. De drie ambities van samenwerkingsvormen zijn: a Uitwisseling van informatie over leefbaarheid, zowel kennis als kunde. b Gezamenlijk beleid maken. c Gezamenlijk beleid uitvoeren. Uit de quick scan blijkt dat het laagste niveau (de uitwisseling van kennis en kunde) de meest genoemde vorm van samenwerking is. De behoefte hieraan wordt breed gedeeld. De meeste voorbeelden van een gezamenlijke beleidsontwikkeling zijn we tegengekomen in de drie gemeenten in het Land van Heusden en Altena. Daar wordt op een groot aantal terreinen gezamenlijk beleid ontwikkeld. Het gezamenlijk uitvoeren van beleid gaat nog een stap verder. Ook daarvan zijn sprekende voorbeelden te vinden, wederom met name in het Land van Heusden en Altena.
5.3 Trends en strategieën voor bovenlokale samenwerking Er is sprake van een aantal trends die relevant zijn voor de leefbaarheid van een gebied (dus ook voor de regio West-Brabant) die zich min of meer autonoom voltrekken en waar gemeenten, regio en provincie slechts weinig invloed op hebben.
30 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
We onderscheiden de volgende: Economische recessie (en gevolgen voor de woning- en arbeidsmarkt). Toenemende mobiliteit (en bereikbaarheid van voorzieningen, werk, enzovoorts). Demografische ontwikkelingen (met name op de langere termijn zeer merkbaar). Technische innovaties (nieuwe media, zorgconcepten, enzovoorts). Individualisering van de samenleving (met een toename van verschillen tussen burgers). Hoe deze trends op de lange duur uitpakken is mede afhankelijk van de strategie of mix van strategieën die wordt gevolgd. We onderscheiden drie invalshoeken voor bovenlokale samenwerking bij leefbaarheidsvraagstukken, namelijk dorpen en wijken als basale woongebieden, samenwerking met de andere O’s die voor wonen, werken en welzijn nodig zijn (ondernemers, onderwijs en overige organisaties) en het mozaïek van stad en platteland om de burger aan een regio te binden. Dit leidt tot drie strategieën, die elkaar niet uitsluiten, maar zelfs kunnen aanvullen: a Netwerken van dorpen en wijken. b Samenwerking tussen de vier O’s en burgers. c Stad en platteland als functionele eenheid.
Ad a: Netwerken van dorpen en van wijken Als de woonfunctie het gemeenschappelijke belevingsaspect is van de verschillende typen burgers die in de toekomst te verwachten zijn, zijn de dorpen en wijken belangrijke dragers van de leefbaarheid. Voor wereldburgers is prettig thuiskomen in eigen dorp of wijk heel belangrijk, maar werk, winkels, ontspanning en onderwijs zoeken ze gemakkelijker dan andere burgertypen elders. Er zijn ook burgers die aan dorp of wijk gebonden zijn voor meer dan alleen wonen. Als de bewoners zich organiseren in dorpen en wijken, wat nu vaak al het geval is, kan de samenwerking tussen dorpen, danwel tussen wijken onderling, op een natuurlijke basis van levensbehoefte veel opleveren. Van de dorps- en wijkraden wordt door de gemeenten gevraagd om te garanderen dat ze streven naar een afspiegeling van de meningen en behoeften in de lokale gemeenschap, dus in al haar mogelijke verscheidenheid van burgertypen. Enkele aanzetten tot samenwerking tussen dorpen komen in de quick scan van West-Brabant al in beeld. Wat deze strategie op de langere duur kan betekenen, valt af te leiden uit de verwachte effecten op de genoemde trends. Voor een economische recessie is deze strategie gevoelig, maar voor vele groepen mogelijk wel redelijk bestand. De gevoeligheid komt omdat het wonen een smalle, gemeenschappelijke basis is voor een duurzame leefbaarheid en de andere levensterreinen voor economie zeer gevoelig zijn. Dat deze strategie voor vele groepen redelijk bestand kan zijn, komt doordat de burger bij een recessie (en terugtredende overheid) toch meer zelf moet oplossen. Deze strategie is minder afhankelijk van de overheid. Als de sociale cohesie goed is, kunnen ook de kwetsbare burgers van een leefbare omgeving genieten.
5
Strategieën voor een bovenlokale aanpak
31
De strategie past goed bij de toenemende mobiliteit, want degenen die meer aan dorp of wijk gebonden zijn, kunnen zich desgewenst gemakkelijk verplaatsen, hetgeen de beleving van leefbaarheid bevordert. Mobiliteit kan op den duur demografische effecten compenseren, maar de vraag is of er een kantelpunt komt zoals in sommige plattelandsstreken van Frankrijk zichtbaar is. Technische innovaties sluiten goed aan bij deze strategie, om vergelijkbare redenen als mobiliteit. Individualisering van de samenleving kan goed samengaan met een netwerkstructuur van dorpen of van wijken. De keuzevrijheid voor burgers is relatief groot in deze strategie.
Ad b: Samenwerking tussen de vier O’s en burgers De samenwerking tussen de vier O’s biedt het voordeel van professionele specialisatie voor de leefbaarheid:instanties voor wonen (woningcorporatie), werken (ondernemers), opleiding (onderwijsinstellingen) en zorg en ontspanning (overige organisaties), met de gemeentelijke overheid als aanspreekpunt voor burgers en verbindende factor voor de integratie van al deze specialismen. De gemeente zorgt voor het organiserend vermogen dat nodig is opdat al die specialisten goed samenwerken. Die combinatie van hoge kwaliteit, dicht bij de burger, zal de wereldburger aanspreken en ook de kritische burger die voor zijn beleving van welzijn vooral aan de directe omgeving van dorp of wijk verbonden is. Vanwege de democratische legitimatie is er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. En vanwege de korte afstand tot burger is de gemeente de eerst aangewezen overheid. Aanzetten voor zo’n samenwerking zijn er al blijkens de quick scan. Bij een goede samenwerking kunnen met een integrale aanpak betere antwoorden gevonden worden op de economische recessie dan in voorgaande strategie. Maar in dit netwerk van vier O’s schuilt de zwakke schakel van een centrale sturing op regionale schaal, want geen der partijen is ‘de baas van de regio’. De toenemende mobiliteit verdraagt zich goed met deze strategie, maar dat is ook nadrukkelijk een voorwaarde, om alle specialismen bij elkaar te krijgen en deze kwaliteit te halen. De demografische ontwikkeling is gediend met een integrale aanpak. Technische innovaties zijn in deze strategie goed te realiseren, want gespecialiseerde kennis en kunde is aanwezig binnen het netwerk. Individualisering van de samenleving is in zoverre gevoelig dat de vraag is of alle burgers zich herkennen en prettig voelen bij deze ambitieuze en gespecialiseerde aanpak.
Ad c: Stad en platteland als functionele eenheid De samenwerking tussen stedelijke en landelijke gemeenten verloopt tot nu toe vaak moeizaam door een combinatie van cultuurverschillen en de inrichting van het overheidsbestel met gemeenten die soms een stedelijk en soms een plattelandskarakter hebben. Als die problemen zijn overwonnen, kunnen de verschillende burgers binnen de regionale eenheid die de kwaliteiten van stad en platteland combineert volop keuzen maken voor hun levensbehoeften. Omdat de functionele eenheid stad-platteland een belangrijke drager is van de leefbaarheid en meerdere gemeenten omvat, spelen de woningcorporatie, ondernemers, onderwijsinstellingen en overige organisaties een belangrijke rol in de sturing. En dat stelt eveneens eisen aan de participatie van gebruikers bij al die partijen. Aanzetten voor deze strategie zijn eveneens in de quick scan naar voren gekomen.
32 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
Bij een economische recessie kan de stedelijke partij met deze strategie ook op de lange termijn veel betekenen, doordat de positionering van steden een belangrijke rol speelt op de Europese markt. De toenemende mobiliteit ondersteunt deze strategie die uitgaat van een bereik op de schaal van stad en ommeland. Voor demografische ontwikkelingen biedt deze strategie enige flexibiliteit en dynamiek in aanbod en vraag. Voor de technische innovaties houdt deze strategie het midden tussen beide voorgaande strategieën. De individualisering van de samenleving lijkt in deze strategie de meeste ruimte te bieden voor een duurzame beleving van welzijn. Voorwaarde is dat de samenwerking tussen verschillende partijen, in de voorgaande strategie een zeer kwetsbaar punt, in deze strategie minder kwetsbaar is, omdat de binding van burgers aan de regio voor een beleving van sterkere identiteit kan zorgen dan in de eerste strategie.
5
Strategieën voor een bovenlokale aanpak
33
34 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
6 Discussiestellingen en advies Het navolgende advies is gebaseerd op de gesprekken met de negentien gemeenten die deel uitmaken van de RWB. Het doel is om voor deze regio de kansen voor bovenlokale samenwerking op het gebied van leefbaarheid te verkennen. De strategieën komen al voor in de bestaande praktijk en zijn onderwerp van overweging: hoe nu verder? Het proces van samenwerking is al volop in beweging en de ontwikkelingen staan niet stil. Het PON wil hieraan graag een bijdrage leveren met een stellingname, die mogelijk ook elders in de provincie kan worden benut.
6.1 Stellingen Het advies opent met zeven stellingen. Deze voeden de discussie. De onderbouwing van de stellingen volgt uit de voorgaande hoofdstukken. 1 Kennis en kunde van de specifieke thema’s, doelgroepen en trends op het gebied van leefbaarheid zijn het speerpunt voor een bovenlokale samenwerking in West-Brabant. Ondanks de verschillen tussen de gemeenten onderschrijven de meeste deze inhoudelijke functie van kennisdeling. 2 Voor de integratie van belangrijke leefbaarheidsaspecten, zoals wonen, werken en zorg is de overheid (gezamenlijke gemeenten, provincie) de aangewezen partij door de combinatie van korte afstand tot burger en een brede, democratische verantwoordelijkheid, maar in deze tijd van economische recessie en bezuiniging bij de overheid is dat een lastige positie. 3 Voorkomen moet worden dat het samenwerken aan (bovenlokale) leefbaarheid vooral of alleen van geld afhangt, want juist in deze tijd zullen de professionele kennis en kunde enerzijds, en de sociale cohesie anderzijds er voor moeten zorgen dat kwetsbare burgers niet in onleefbare situaties terecht komen. 4 Bij een economische recessie en een terugtredende overheid kan de aandacht voor de leefbaarheid het beste meeliften op de veerkracht van de natuurlijke, functionele eenheid van subregio’s. 5 Per subregio verschilt de kracht van de economische dragers: is er geen stad in de buurt, dan zijn de plattelandsgemeenten aangewezen op elkaar en op de andere O’s, zoals in het Land van Heusden en Altena praktijk is. Indien die samenwerking niet functioneert zijn burgers,ook de kwetsbare, voor een groter deel verantwoordelijk voor hun eigen welzijn. 6 In de economische positionering tussen Antwerpen en de Randstad is de Regio West-Brabant als geheel van negentien gemeenten een functionele eenheid. Voor het thema leefbaarheid zijn de subregio’s op korte termijn een goed kader om gemeenschappelijke sociale en culturele agenda’s met bijpassende sturingsstrategie vast te stellen. 7 Verbetering van de leefbaarheid is op korte termijn het meest kansrijk via subregio’s en als deze slagen, draagt dat succes op de langere duur bij aan een mozaïek van leefbare subregio’s met elk een eigen identiteit én een grote keuzevrijheid voor burgers, autochtoon en allochtoon, zich aan West-Brabant te verbinden.
6
Discussiestellingen en advies
35
6.2 Advies In de visie van het PON is er een verband tussen de zeven stellingen. Tezamen vormen ze de bouwstenen voor het advies over een bovenlokale aanpak die rekening houdt met de bestaande praktijk van samenwerking, de omstandigheden op de korte termijn en een doorkijk naar de langere termijn. Er is een regiobreed draagvlak voor kennisdeling en informatie-uitwisseling over gedeelde problematiek en gezamenlijke leefbaarheidsopgaven en -oplossingen vanuit West-Brabants perspectief. Informatie-uitwisseling is voor diverse thema’s al de bestaande praktijk. Daarom is het ons inziens wenselijk en haalbaar om dit versterkt voort te zetten. Het informatiepunt leefbaarheid West-Brabant kan hierbij een belangrijke rol spelen. Eén ambitieniveau hoger is het gezamenlijk formuleren van beleid. Aanzetten daarvoor zijn er volop op diverse andere beleidsterreinen, maar op gebied van leefbaarheid gebeurt dit nog maar mondjesmaat. Het meest vergevorderd is dit proces van gezamenlijke beleidsontwikkeling momenteel in de subregio Land van Heusden en Altena, bekeken vanuit het integraal perspectief van leefbaarheid. Maar ook vanuit het perspectief van ontwikkelingen als arbeidsmigratie, goede en betaalbare zorg op maat en demografische verschuivingen is er veel behoefte aan gezamenlijke beleidsontwikkeling. Nog een ambitieniveau hoger is het gezamenlijk uitvoeren van beleid. De meest urgente opgave voor dit ambitieniveau is de arbeidsmigratie, want als de ene gemeente of subregio hiervoor beleid ontwikkelt en daadwerkelijk uitvoert zonder maatregelen in andere subregio’s in West-Brabant dan is de beleidsontwikkeling weinig effectief. Omdat op dit lastige thema inmiddels al veel bereikt is, lijkt dit ook haalbaar te zijn. Hier geldt de metafoor ‘hooghangend fruit’ : je kunt er niet gemakkelijk bij, maar de basis is er en ook de motivatie om op elkaars schouders te klimmen en succesvol te zijn. Op het gebied van de zorg zijn al experimenten met (boven)regionale potentie gaande, van de klassiek ogende ‘wijkzuster’ tot voorbeelden van ‘slimme zorg’. Die komen in aanmerking om breder uitgezet te worden. Daarnaast verdient het thema transitie in de jeugdzorg de nodige aandacht. Hier hebben alle partijen wel iets mee van doen: gemeenten, zorginstellingen, ondernemers, provincie, onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Hoe die versterking van de aandacht voor dit soort thema’s vorm kan krijgen, dient nader te worden uitgewerkt. Het thema demografische veranderingen is reeds voelbaar in delen van WestBrabant, maar niet overal op de korte termijn, waarschijnlijk wel op de langere termijn. In het project Kansen voor de Regio is dit onderwerp op West-Brabants niveau aan de orde gekomen. Het is nu zaak de resultaten van dit project te verbinden met de uitkomsten van deze quick scan voor bovenlokale aanpak van leefbaarheid.
36 Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
Terugkomend bij de aanpak die de eerste alinea van dit hoofdstuk bepleit, adviseren wij: a Een experiment te starten dat leerzaam is uit oogpunt van efficiënte bovenlokale samenwerking. Welk schaalniveau is het meest effectief om welke thema’s en doelen van leefbaarheid op een integrale manier aan te pakken (dus beleid maken en uitvoeren): tussen kernen of wijken binnen één gemeente, tussen twee gemeenten, tussen drie gemeenten of op de schaal van subregio. Het Land van Heusden en Altena leent zich goed voor zo’n experiment, maar het leergeld is meer waard als nog een tweede of derde experiment wordt aangemeld. b Een ambitieus regionaal beleidskader (gezamenlijk beleid maken en uitvoeren) te formuleren voor enkele specifieke, actuele thema’s: met name arbeidsmigratie en jeugdzorg, eventueel aangevuld met het versneld uitdragen van de uitkomsten van lopende experimenten in de zorg, te weten: ‘wijkzuster’ en slimme zorg. Dit onderdeel is op het niveau van de regio West-Brabant het meest ambitieus, maar de thema’s vragen daar ook om.
6
Discussiestellingen en advies
37
Bijlagen
Bijlagen
39
Bijlage A Overzicht van gesprekspartners Gemeente Aalburg
Marvin Antens, Inez Cumans en Henri Gelevert
Gemeente Alphen-Chaam
Kees Jacobs
Gemeente Baarle-Nassau
Josien Keulers
Gemeente Bergen op Zoom
Yeri Goossens en Jack Ververgaart
Gemeente Breda
Angelo van Gommeren, Ellen Krijnen, Ed Riemens en Stan Sadé
Gemeente Drimmelen
Lilian van de Wiel
Gemeente Etten-Leur
Peter Boekelman
Gemeente Geertruidenberg
Anneke den Tenter en Renée Verschuren
Gemeente Halderberge
Yvon van Loon
Gemeente Moerdijk
Chantal Goos en Luc Willems
Gemeente Oosterhout
Jennifer de Wijk en Marieke IJkema
Gemeente Roosendaal
Rob Groen
Gemeente Rucphen
Cees Aanraad
Gemeente Steenbergen
Joke Heijnen en Aart de Kok
Gemeente Tholen
Jaap de Kok
Gemeente Werkendam
Peter Hoenselaar
Gemeente Woensdrecht
Margriet Rozemond
Gemeente Woudrichem
Natascha Baardman en Bram Koolstra
Gemeente Zundert
Sanne Bijlsma en Kees Schijvenaars
Bijlage A Overzicht van gesprekspartners
41