Naar een betere t oepassing van digestaat Voor agrarische en industriële ondernemers met basiskennis over (co-)vergisting
2 | Naar een betere toepassing van digestaat
Inhoud 1 Inleiding 4 2 Vergisten 6 Het (co-)vergistingsproces 7 De input: vergistbare stromen 7 De output: biogas, elektriciteit, warmte, 8 Groen Gas en digestaat 3 Digestaatbewerking Hygiëniseren Scheiden Drogen en korrelen Dunne fractie indampen Dunne fractie bewerken met ultrafiltratie en omgekeerde osmose Technieken in ontwikkeling 4 Toepassingen van digestaat uit vergisting A. Digestaatbenutting als meststof B. Export van digestaat C. Mineralenconcentraat in digestaat als kunstmestvervanger D. Digestaatverwerking tot compost Digestaat afzet buiten de landbouw als afvalstof 5 Randvoorwaarden bij toepassing van digestaat 6 Wet- en regelgeving 7 Vergunningen
3 | Naar een betere toepassing van digestaat
9 10 10 11 11 11 12 13 14 15 15 16 16 17 24 26
1 Inleiding
4 | Naar een betere toepassing van digestaat
Succesvolle verwerking en toepassing van digestaat - het vaak natte restproduct dat overblijft na vergisting van biomassa - kan het economische rendement van vergisters verbeteren. Kennis is daarbij onontbeerlijk. Welke nabewerkingstechnieken zijn er? Welke zijn het meest geschikt? Hoe kan het digestaat het beste worden benut? En wat zeggen bestaande wetten en regels over het toepassen van digestaat? Deze brochure geeft antwoord op bovenstaande vragen. Vooral voor agrarische en industriële ondernemers met enige kennis van (co-) vergisting is deze brochure interessant. Deze brochure behandelt vergisting in het algemeen, dus niet alleen (co)-vergisting van dierlijke mest, maar ook vergisting van bijvoorbeeld GFT.
U vindt in deze brochure ook praktijkvoorbeelden van interessante, praktische en slimme projecten. Waarbij ondernemers aan het woord komen die vergistbare stromen al benutten voor het opwekken van energie en het digestaat binnen en buiten de landbouw of voor de export afzetten. U kunt deze brochure ook vinden op onze website: www.agentschapnl.nl/duurzameenergie. Wilt u meer weten over vergunningverlening en (co-)vergisting? Dan verwijzen wij u graag naar de handreiking (co-)vergisting van mest, te vinden op de website van Infomil en het informatieblad co-vergisting & de dierlijke bijproducten verordening, te vinden op de website van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
5 | Naar een betere toepassing van digestaat
2 Vergisten
6 | Naar een betere toepassing van digestaat
Vergisting is een biologisch proces waarbij organische stof door micro-organismen wordt omgezet in biogas, dat voornamelijk uit methaan en koolstofdioxide bestaat.
Het (co-)vergistingsproces Monovergisting
Co-vergisting
Als er bij vergisting één product wordt toegepast, spreken we van monovergisting. Het wordt vooral in de praktijk gebracht bij bedrijven die één grote reststroom hebben, die geschikt is voor vergisting. Het voordeel hierbij is dat de input niet hoeft te worden vervoerd. Mestvergisting is een voorbeeld van monovergisting. Maar monovergisting vindt ook plaats bij een aardappel verwerkingsbedrijf of een suikerfabriek. Dit soort bedrijven heeft reststromen die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie, maar wel veel energie bevatten. Hoe meer energie de reststromen bevatten, hoe geschikter ze zijn voor vergisting. De bedrijven hoeven deze reststroom niet direct af te voeren, maar kunnen die nuttig (her)gebruiken, waardoor de afvoerkosten dalen. De opgewekte energie kan vaak worden gebruikt binnen de bedrijven zelf of worden afgezet aan omringende bedrijven of woningen. Daarnaast kan de elektriciteit of het tot aardgas opgewerkte biogas ook worden teruggeleverd aan het net.
Als gelijktijdig verschillende biomassastromen in een installatie worden vergist, waarbij biogas wordt geproduceerd, spreken we van co-vergisting. Dit gebeurt vaak bij agrarische bedrijven, waarbij dierlijke mest wordt vergist met andere organische materialen, zoals reststromen van maïs, gerst of aardappelen (zie ook hoofdstuk 4). Deze materialen worden toegevoegd om het rendement van het vergistingsproces te verhogen. Mest alleen heeft namelijk een relatief lage energiewaarde: het hoge vochtgehalte van de mest leidt tot een laag percentage organische stof in de vergistbare stromen, waardoor de productie van biogas geringer is (gemiddeld 25 m3 biogas per m3 mest). Een co-product als maïs bevat veel meer organische stof en wordt toegevoegd voor een hogere productie van biogas (circa 180 m3 biogas per m3 maïs).
De input: vergistbare stromen Naast mest zijn ook andere veel voorkomende reststoffen van dierlijke en plantaardige oorsprong geschikt voor vergisting. Hieronder enkele voorbeelden: Vergisting van VGI-stromen (plantaardig) Vergisting van restproducten uit de voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI), die daar niet meer nuttig kunnen worden gebruikt. Reststromen uit de VGI hebben een hoge energiewaarde vanwege de grote hoeveelheid organische stoffen als eiwitten, vetten en koolhydraten.
Vergisting van dierlijke reststromen Reststromen van vooral slachterijen of vleesverwerkende industrie zijn niet geschikt voor menselijke consumptie. Dit dierlijke materiaal bevat wel energie (eiwitten, koolhydraten en vetten) die door vergisting kan worden benut.
Swill en GFT-vergisting Swill, gekookt keukenafval en etensresten, wordt steeds vaker samen met GFT verzameld. In de Wet milieubeheer is vastgelegd dat gemeenten GFT verplicht gescheiden inzamelen. Daardoor is de afvalverwerking veranderd. Er zijn grote hoeveelheden GFT beschikbaar gekomen, die oorspronkelijk alleen werden gecomposteerd. Door vergisting kan duurzame energie worden geproduceerd en fossiele grondstoffen worden bespaard. Sinds enkele jaren beschikt een aantal composteerinrichtingen over GFT-vergisters. Twee voorbeeldprojecten hierbij zijn: Vagron Groningen (2003) en VAR in Wilp (2009).
Slibvergisting Slibvergisting is het vergisten van zuiveringsslib van afvalwaterzuiveringen of uit de voedingsmiddelenindustrie.
7 | Naar een betere toepassing van digestaat
De output: biogas, elektriciteit, warmte, groen gas en digestaat Biogas Bij (co)vergisting ontstaat biogas, dat voornamelijk bestaat uit methaan (CH4), koolstofdioxide (CO2) en waterdamp met geringe hoeveelheden zwavelwaterstof (H2S), waterstof (H2), zuurstof (O2) en stikstof (N2). Het biogas kan voor verschillende toepassingen worden gebruikt.
Elektriciteit Het biogas kan (na droging en ontzwaveling) worden verbrand in een gasmotor die elektriciteit opwekt, waarbij ook warmte wordt geproduceerd (Warmte Kracht Koppeling, WKK). De elektriciteit wordt aan het net geleverd of lokaal gebruikt. De opwekking van elektriciteit uit biogas in plaats van uit fossiele brandstof, zoals aardgas, draagt bij aan de reductie van de emissie van broeikasgassen. De SDE-regeling (Stimulering Duurzame Energieproductie) stimuleert deze productie van elektriciteit en hernieuwbare energie. Kijk hiervoor op www.agentschapnl.nl/sde.
Warmte De warmte die bij het (co-)vergistingsproces vrijkomt, kan dienen voor het op temperatuur houden van de vergister. Daarnaast kan het worden gebruikt voor het drogen en/of hygiëniseren van het digestaat. Bij boerenbedrijven is er soms een lokale vraag naar warmte. Die vraag is afhankelijk van de bedrijfstak en -grootte. Zo heeft intensieve veehouderij soms warmte nodig en kan de geproduceerde warmte direct op het eigen bedrijf worden benut. Melkveebedrijven hebben daarentegen nauwelijks behoefte aan warmte.
Nuttig gebruik van warmte bij de SDE-regeling • Klimatisering van binnenruimten van gebouwen • Inzet bij industriële processen en in tuinbouwkassen • Tapwaterverwarming en verwarming van water voor bedrijfsprocessen • Klimaatregeling van koelcellen en industriële koeling • Levering van warmte aan warmtenetten.
Sinds de SDE-regeling een doelmatige benutting van warmte stimuleert, komen er steeds vaker WKK’s bij warmteafnemers te staan. Ook zoeken warmteproducent en warmteafnemer steeds vaker samen naar mogelijkheden om de warmte te benutten, bijvoorbeeld om een woonwijk te verwarmen. In het tekstvak hieronder wordt aangegeven welke toepassingen van restwarmtebenutting binnen de SDE-regeling zijn toegestaan.
Groen gas Biogas kan ook worden opgewaardeerd naar aardgaskwaliteit. Dit noemen we groen gas of hernieuwbaar gas. Door drogen, ontzwavelen en reinigen en het verwijderen van CO2 is het mogelijk het biogas op te waarderen tot aardgaskwaliteit, zodat invoeding in het Nederlandse aardgasnet mogelijk is. Door de zuivering wordt vervuiling van de installaties van de gasproductie, corrosie van leidingen en vervuiling van lucht en oppervlaktewater voorkomen.
Digestaat Het vaak natte restproduct dat overblijft na vergisting van biomassa wordt digestaat genoemd. Dit digestaat kan op verschillende manieren worden bewerkt en toegepast. Daarover leest u in de volgende hoofdstukken meer.
Uitzondering is steeds de inzet van warmte in de productieinstallatie waarmee de elektriciteit wordt opgewekt. De precieze voorwaarden kunt u vinden op www.agentschapnl.nl/sde onder de regeling voor ‘garanties van oorsprong’.
8 | Naar een betere toepassing van digestaat
3 Digestaatbewerking
9 | Naar een betere toepassing van digestaat
Er zijn verschillende technieken om dierlijke mest te bewerken en verwerken. Hieronder vindt u een beknopt overzicht van een aantal be- en verwerkings technieken1. Digestaatbewerking na co-vergisting van dierlijke mest is een vorm van mestverwerking (want dierlijke meststof ), zolang het digestaat voldoet aan de voorwaarden van de Meststoffenwet. Als men zich niet aan deze voorwaarden houdt, kan het digestaat niet worden ingezet als dierlijke meststof, en wordt het verder gezien als afvalstof. De toepassing van het digestaat als meststof of als afvalstof wordt verder behandeld in hoofdstuk 4 en de voorwaarden staan vermeld in hoofdstuk 5 van deze brochure.
Hygiëniseren Proces condities: minimaal 1 uur op 70ºC. Pathogene organismen worden door de speciale warmtebehandelingen verwijderd, bijvoorbeeld met een warmtevijzel. Met het hygiëniseren wordt een aanzienlijke kiemreductie bereikt. Hygiënisatie is verplicht om een erkenning van de VWA te krijgen en om het digestaat in het buitenland af te zetten.
De voordelen Hygiëniseren vermindert het risico op het verspreiden van ziektekiemen. Bovendien levert het een product op met hoog fosfaatgehalte dat eventueel geëxporteerd kan worden. Bovendien kan de warmte van de vergister of het koelwater van de WKK worden benut.
De nadelen Nadeel van de techniek is het hoge energiegebruik, doordat de fractie nog relatief veel vocht bevat.
De kosten Exploitatiekosten zijn sterk afhankelijk van projectomstandigheden (benutting van warmte) en transportafstanden.
Scheiden Door gebruik te maken van een mechanische (mest)scheider, wordt mest of digestaat gescheiden, resulterend in een fosfaatrijke dikke en een fosfaatarme dunne fractie. Na scheiding kunnen de fracties eventueel nog verder worden behandeld. Als er geen verdere mestbehandeling plaatsvindt, is het doel van mestscheiding om een groot deel van het volume (dunne fractie) lokaal af te zetten (besparing transportkosten) en de dikke fractie op grotere afstand, waardoor men op de mestafzetkosten kan besparen.
De voordelen Organische stof en fosfaat (dikke fractie) kan dienen als bodemverbeteraar.
De nadelen Het droge stof-gehalte mag bij bezinking niet te groot zijn en is niet geschikt voor alle digestaatstromen. Bovendien is er wel extra (gescheiden) opslagcapaciteit nodig.
De kosten Exploitatie: € 2,- tot € 5,- per m3 ingaande drijfmest (excl. voorzieningen voor opslag van de fracties), bij continu gebruik.
1
Meer informatie over technieken voor mest be- en verwerking is te vinden op www.mestverwerken.wur.nl
10 | Naar een betere toepassing van digestaat
Drogen en korrelen Drogen en korrelen kan zowel bij mest als bij digestaat worden toegepast. Bijvoorbeeld digestaat die in droogtunnels of -trommels is gedroogd, kan tot korrels worden geperst en gehygiëniseerd. Deze techniek is ook geschikt voor gedroogde kippenmest of dikke fractie varkens- of rundveemest. Bij het drogen en korrelen van drijfmest worden drijfmest van 5 à 10 procent droge stof en droge mest van 80 à 85 procent droge stof gemengd tot stapelbare mest van 30 à 50 procent droge stof en op een geperforeerde vloer gedroogd. Een deel van de gedroogde mest gaat vervolgens terug om opnieuw met drijfmest te worden gemengd. De rest gaat naar de eindopslag, van waaruit deze wordt gepelleteerd en gehygiëniseerd. Digestaat wordt vaak eerst gescheiden in een fosfaatrijke dikke fractie en een fosfaatarme dunne fractie. De dikke fractie wordt daarna gedroogd en gekorreld. Zware metalen worden geconcentreerd in de dikke fractie.
De voordelen Drogen en korrelen kan op grote schaal worden toegepast en reduceert het volume. De afzet kan plaatsvinden binnen en buiten de landbouw. De digestaatkorrels bevatten een hoog mineralengehalte voor de bemesting.
De nadelen Door het drogingsproces heeft de bewerking een hoog energiegebruik. Om de kosten te beperken is een grootschalige installatie noodzakelijk.
De kosten Nadroging op een boerderij vergt een investering van € 2,- tot € 5,- per dierplaats. Het drogen heeft een energiegebruik van € 19,- per ton.
Dunne fractie indampen Na het scheiden van drijfmest in dikke en dunne fractie wordt de dunne fractie ingedampt met mechanische damprecompressie. De ammoniak/waterdamp die zo ontstaat, wordt gewassen met zwavelzuur en gecondenseerd. Zo wordt uit de dunne fractie een stikstof-concentraat, een hoeveelheid ‘water’ (effluent) en een kaliumrijke restfractie geproduceerd. Deze techniek wordt momenteel niet toegepast in Nederland vanwege de relatief hoge (energie)kosten. In Duitsland is wel een project waar deze techniek wordt toegepast, waarbij de warmte afkomstig van een WKK installatie wordt gebruikt.
De voordelen Het proces levert als product een stikstofconcentraat en een restfractie op dat rijk is aan kalium en zou kunnen dienen als kunstmestvervanger.
De nadelen Het proces is gevoelig, vraagt nog veel energie en moet nog worden doorontwikkeld. Bovendien is het niet toegestaan om de fracties in te zetten als kunstmestvervanger (zie hoofdstuk 4).
De kosten De exploitatiekosten bedragen € 17,- per ton.
Dunne fractie bewerken met ultrafiltratie en omgekeerde osmose Na het scheiden van drijfmest in dikke en dunne fractie kan de dunne fractie verder worden behandeld door ultrafiltratie en omgekeerde osmose. Na omgekeerde osmose ontstaat het zogenoemde permeaat en concentraat. Het permeaat is een heldere vloeistof die men kan hergebruiken op het bedrijf voor reiniging van de stallen of het spoelen van vrachtwagens, of afhankelijk van de samenstelling op het riool of het oppervlaktewater kan worden geloosd. In het rapport “Mestverwerking en mogelijke emissies naar het oppervlaktewater” (Min V&W, 1-11-2006)2 wordt aangegeven onder welke voorwaarden de dunne fractie geschikt is voor lozing op het oppervlaktewater. Het concentraat kan worden afgezet als dierlijke mest. Zowel bij ultrafiltratie als bij omgekeerde osmose komt een concentraat vrij.
2
De kosten De exploitatiekosten zijn circa € 15,- per ton mest, inclusief de afzetkosten van de geproduceerde fracties, inclusief energieverbruik2.
http://www.verkeerenwaterstaat.nl/kennisplein/page_kennisplein.aspx?DossierURI=tcm:195-15005-4&id=359762
11 | Naar een betere toepassing van digestaat
Technieken in ontwikkeling Natte oxidatie van drijfmest
Strippen van drijfmest
Bij natte oxidatie van drijfmest wordt de organische stof in mest in waterige omstandigheden, bij zeer hoge druk en temperatuur en onder toevoeging van zuurstof, verbrand. Dit kan plaatsvinden in een ondergrondse of bovengrondse reactor. Er is vooral ervaring opgedaan met de behandeling van zuiveringsslib. De behandeling blijkt nog erg duur en storingsgevoelig. Met het behandelen van mest is nog weinig ervaring.
De drijfmest wordt behandeld in een mobiel systeem, dat bestaat uit een stripper, een scrubber en een scheider. Door toevoeging van natronloog aan de drijfmest komt ammoniak vrij. Deze ammoniak wordt gewassen met zwavelzuur. Daarna wordt de drijfmest gescheiden. De dikke fractie kan men verder bewerken. Meer informatie over mestverwerkingstechnieken kunt u vinden op www.mestverwerken.wur.nl.
Vergassen van dierlijke mest (pyrolyse) Bij vergassen worden pluimveemest en dikke fractie van varkensen rundveemest met minimaal 85 procent droge stof bij een temperatuur van circa 700°C zonder zuurstoftoevoeging in een wervelbedvergasser omgezet in een brandbaar, laagcalorisch gas. Dit gas wordt, na reiniging, met een gasmotor omgezet in energie en warmte. De enige reststof die na het vergassingsproces overblijft, is zeer fijn vliegas. Alle mineralen zitten daar nog in, met uitzondering van stikstof.
Koert Ackerman, business unit manager Vion Ingredients Nederland
‘Verbranden van digestaat nog steeds beste alternatief’ ‘Bij Ecoson vergisten we slibben van slachterijen, putvetten en swill. Op jaarbasis gaat het om een vergistingsstroom van ongeveer 50.000 ton, waarmee we 8.000 MWh elektrische energie opwekken. De energie wordt benut voor het vergistingsproces en voor andere processen die op dezelfde locatie plaatsvinden. Energieoverschotten leveren we aan het net.’ ‘De vergister is sinds eind 2007 in werking. Aanvankelijk hebben we de vergister gebouwd voor het vergisten van slachtbijproducten. Ondanks de subsidie op groene elektriciteit bleek dit economisch onrendabel te zijn. Wel bleek het mogelijk om slibben van slachterijen, die voorheen in het buitenland werden vergist, op onze locatie in Son te vergisten.’
‘Na de vergisting blijft vloeistof over, die wordt ontdaan van de vaste stof. De vloeistof die overblijft wordt nagereinigd in de waterzuivering op locatie. De vaste stof wordt in combinatie met dierlijk restmateriaal verder gedroogd. Het geproduceerde diermeel wordt per vrachtwagen afgevoerd naar elektriciteitscentrales en daar verbrand als alternatief voor kolen.’ ‘Door de daling van de energieprijzen is de waarde van digestaat als biobrandstof afgenomen. Maar verbranden is nog steeds het beste alternatief.’
12 | Naar een betere toepassing van digestaat
4 Toepassingen van digestaat uit vergisting
13 | Naar een betere toepassing van digestaat
igestaat kan op verschillende manieren worden gebruikt. De mogelijkheden D worden veelal bepaald door de wetgeving voor de gebruikte inputstroom of door de verhoudingen van stoffen in de gebruikte inputstromen. Digestaat is een afvalstof en kan onder bepaalde voorwaarden als een meststof worden afgezet. We maken hierbij onderscheid tussen afzetroutes binnen en buiten de landbouw. In veel gevallen is vóór afzet bewerking van het digestaat noodzakelijk (zie hoofdstuk 3). Het gewenste eindproduct bepaalt welke bewerkingstechniek er toegepast moet worden. Daarbij gaat het vaak om scheidingstechnieken (het scheiden van dunne en dikke fractie of het verkrijgen van geschikte gehalten aan mineralen).
A. Digestaatbenutting als meststof Digestaat uit (co-)vergiste mest wordt veelal gebruikt als meststof in de landbouw. Dit kan in onbewerkte vorm, maar soms wordt het digestaat gescheiden in een dikke en een dunne fractie. De dunne fractie kan verder worden gefilterd en gezuiverd door ultrafiltratie en omgekeerde osmose.
Voorwaarden Het digestaat mag alleen als meststof (met aanduiding ‘co-vergiste mest’) worden gebruikt als het verkregen is door vergisting van ten minste 50 procent uitwerpselen van dieren, met als nevenbestanden uitsluitend één of meer producten van de zogenoemde positieve lijst. Nevenbestanddelen mogen uitsluitend één of meer producten van de zogenoemde positieve lijst zijn. Het 50-procent-criterium is gebaseerd op gewicht. U leest meer over de positieve lijst in hoofdstuk 5. Alle stikstof telt voor 100 procent mee binnen de gebruiksnorm voor dierlijke mest. De gebruiksnormen geven aan hoeveel mest en meststoffen mogen worden toegepast. Alleen bij volledig gebruik van het digestaat op het eigen land geldt de gebruiksnorm voor dierlijke mest niet voor de stikstof afkomstig uit het gebruikte co-product. Maar zodra het digestaat geheel of gedeeltelijk van het bedrijf wordt afgevoerd, telt alle stikstof van het gebruikte digestaat mee binnen de gebruiksnorm dierlijke mest.
dan ontstaat is juridisch complex, en betekent meestal dat afzet van het digestaat problematisch wordt. Om die reden wordt dringend aanbevolen bij co-vergisting van mest altijd binnen de grenzen van de Meststoffenwet te blijven. In hoofdstuk 5 worden de precieze voorwaarden gegeven voor covergisting. Naast co-vergisting is er ook vergisting van 100% (energie)maïs, waarvoor volgens oude regelgeving een zogenoemde Rikilt-ontheffing is verleend die geldig is gedurende een overgangstermijn tot uiterlijk 1 januari 2011. Nieuwe ontheffingen worden niet meer afgegeven.
Werking Door het vergistingsproces neemt het organische stofgehalte af en verandert dus de samenstelling van de mest. Het digestaat is gemakkelijker te mixen dan onbewerkte dierlijke mest. De nutriëntengehalten in onbewerkte dierlijke mest of digestaat zijn vaak niet in de gewenste verhouding voor gewassen aanwezig. Door het scheiden van het digestaat in een dikke en een dunne fractie kan de stikstof en fosfaat optimaal worden benut binnen de gebruiksnormen. De fosfaatrijke dikke fractie is een goede meststof voor de akkerbouw. De stikstofwerking (van de dunne fractie) van digestaat is hoger dan die van niet vergiste mest, omdat een groter deel van de nutriënten in direct opneembare vorm (ammoniakale stikstof ) voor de plant aanwezig is. Hierdoor kan worden bespaard op kunstmeststikstof.
Indien bij co-vergisting van dierlijke mest niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan, kan het digestaat niet meer worden gebruikt binnen de grenzen van de Meststoffenwet en worden diverse bepalingen uit het afvalstoffenrecht van toepassing. De situatie die
14 | Naar een betere toepassing van digestaat
B. Export van digestaat Aangezien er veel concurrentie is op de Nederlandse mestmarkt, is afzet van digestaat in Nederland moeilijk. Nederland kent een hoge veedichtheid en regionaal een mestoverschot. Extensieve veehouders hebben weinig problemen met de afzet van digestaat; ze kunnen het vaak op eigen land kwijt. Maar intensieve bedrijven hebben hiervoor minder mogelijkheden. Export van digestaat is een mogelijkheid. Zo wordt er gehygiëniseerd digestaat uitgevoerd naar Duitsland, waar ondanks de grote hoeveelheid vergisters, ook voor geïmporteerd digestaat nog markt is. In Frankrijk wordt digestaat gebruikt in de wijnbouw.
Voorwaarden Om digestaat te mogen exporteren, moet het worden gehygiëniseerd (zie pag. 10): het krijgt een warmtebehandeling bij 70°C van ten minste 60 minuten of gedurende 20 minuten bij een minimale druk van 3 bar met 133°C (afhankelijk van de eisen die het betreffende land stelt op grond van de Verordening Dierlijke Bijproducten). Doel van dit proces is de eliminatie van pathogene organismen ter voorkoming van het overdragen van dierziekten.
Werking Er zijn verschillende methoden voor hygiënisatie. De meest gebruikte methoden is die met warmtewisselaars en overschotwarmte van de WKK. Dit kost ca. € 5,- per ton. Voor een warmtevijzel is een energieverbruik nodig van € 5,- à € 7,per ton digestaat (dikke fractie). Bij een warmtevijzel kan de warmte van de WKK worden gebruikt.
C. Mineralenconcentraat in digestaat als kunstmestvervanger Het mineralenconcentraat ontstaat als digestaat wordt gescheiden in een dunne en dikke fractie. In de dunne fractie worden de mineralen stikstof en kalium geconcentreerd. In de dikke fractie wordt fosfaat en organische stof geconcentreerd. Vanaf 2006 heeft het Nederlandse mestbeleid een gebruiksnorm voor dierlijke mest en een gebruiksnorm voor stikstof en fosfaat. De ruimte die gebruikt kan worden voor aanvullende bemesting met kunstmest, wordt bepaald door de norm voor fosfaat en het verschil tussen de norm voor stikstof minus de gebruiksnorm voor dierlijke mest na correctie voor de stikstofwerkingscoëfficiënt. De EU-Nitraatrichtlijn verstaat onder dierlijke mest “excrementen van vee of een mengsel van strooisel en excrementen van vee, als ook producten daarvan”. Zonder verruiming van deze definitie is kunstmestvervanging niet aan de orde. Dat betekent dat het gebruik van mineralenconcentraat, verkregen uit nabewerking van digestaat, meetelt voor de gebruiksnorm dierlijke mest, en dat mineralenconcentraat geen kunstmestvervanger is. In de landbouw leeft echter de wens om de stikstof in bepaalde producten uit mestverwerking te laten gelden als kunstmest en deze stikstof niet te laten meetellen bij de gebruiksnorm dierlijke mest. De Nitraatrichtlijn laat dat op dit moment echter niet toe.
3
In 2009 en 2010 worden acht pilotprojecten uitgevoerd, waarbij de (milieu)effecten worden bekeken bij toepassing van mineralenconcentraat uit omgekeerde osmose als kunstmestvervanger. In 2011 worden de resultaten hiervan verwacht. Meer informatie over deze pilots en de daarbij horende voorwaarden voor producenten en gebruikers van het mineralenconcentraat is te vinden op www.hetlnvloket.nl (zoek op trefwoord: mineralenconcentraat).3
Werking Bij voormelde pilotprojecten ontstaat een mineralenconcentraat uit omgekeerde osmose die stikstof (11 kilo per ton) en kalium (8 kilo per ton) bevat. Dit concentraat is fosfaatarm, geschikt als voorjaarsgift voor gewassen die veel stikstof en kalium maar weinig fosfaat nodig hebben, granen maar ook gemengd met drijfmest geschikt voor grasland. Ook ontstaat er een dikke fractie met veel fosfaat en organische stof. Deze fractie is een geschikte meststof voor toepassing op kleigrond en kan eventueel ook als voorjaarsbemesting worden gebruikt. De kosten voor het ontwateringsproces (ultrafiltratie en omgekeerde osmose) bedragen circa € 15,- per m3 ingaande natte biomassa. Deze kosten zijn inclusief de afzet van eindproducten en gelden vanaf een schaalgrootte van circa 20.000 m3 input per jaar.
http://www.mestverwerken.wur.nl/info/bibliotheek/pdf/Tussenrapport_mineralenconcentraten.pdf
15 | Naar een betere toepassing van digestaat
D. Digestaatverwerking tot compost Digestaat uit GFT-vergisting of vergist zuiveringsslib kan worden gecomposteerd en als compost op landbouwgrond worden afgezet als het voldoet aan de voorwaarden uit de Meststoffenwet. Slibdigestaat wordt veelal gemengd met compost en houtsnippers (let op: dan is sprake van een afvalstof ). Compost wordt veelal afgezet in de land- en tuinbouw. Digestaat uit VGI-vergisting zal minder koper en zink bevatten dan digestaat uit (co-)vergisting, aangezien bij diervoer vaak koper en zink als groeibevorderaar wordt toegevoegd.
Voorwaarden Om als compost te worden aangemerkt - waardoor aanwending ervan onder het ‘Besluit Gebruik Meststoffen’ (Bgm) valt - mag er geen dierlijke mest aan het compostmateriaal worden toegevoegd. Het Bgm bevat voorwaarden voor het aanwenden van compost. Het Bgm sluit aan bij de Meststoffenwet waarin voorwaarden staan voor het verhandelen van compost. Meststoffen die onder het Bgm vallen zijn onder andere slib (rioolwaterzuiveringsslib), compost en dierlijke mest. Indien in een vergister alleen stromen worden gebruikt, die na het vergisten en ontwateren voldoen aan de voorwaarden uit de Meststoffenwet voor het verhandelen van meststoffen, is het mogelijk het digestaat als compost of bijvoorbeeld als ‘co-vergiste’ mest af te zetten. Wanneer het geen meststof is in de zin van de Meststoffenwet en dus een afvalstof, is aanwending ervan op landbouwgronden niet toegestaan. In bepaalde gevallen kan de provincie een ontheffing verlenen van het zogenoemde stortverbod buiten inrichtingen waardoor (eenmalige) afzet op landbouwgronden mogelijk is. Meer informatie over het verhandelen van meststoffen vindt u op www.hetlnvloket.nl
Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) en Bgm Bij het gebruik van compost heeft u niet te maken met het Bbk, maar met het Bgm. Het Bbk bevat geen kwaliteitseisen voor organische meststoffen, gebruiksnormen of uitrijbepalingen. Het Bbk bevat uitsluitend kwaliteitsnormen voor grond, bagger en bouwstoffen. Een mengsel van zand en compost met een organische stofgehalte van meer dan 10% wordt niet als grond gezien in het kader van het Bbk, maar als meststof waarop het Bgm van toepassing is. De 10% norm heeft betrekking op mengsels zoals hierboven omschreven. Bijvoorbeeld veengrond heeft een organische stofgehalte van meer dan 10%, maar valt wel onder de definitie van grond. Het is dus afhankelijk van de samenstelling en oorsprong van een stroom of deze onder het Bbk valt of onder het Bgm.
Werking Door het gehalte aan organische stof op peil te houden, verbetert compost de structuur van de grond. Extensieve compostering kost circa € 6,- per ton ingaand materiaal. Grootschalige intensieve compostering kost circa € 35,- per ton ingaand materiaal. Uitgaande van een massareductie van 25 procent door compostering, zijn de kosten per ton geproduceerde compost éénderde hoger. Pelleteren en hygiëniseren van eindproducten kosten circa € 25,- per ton compost en gelden vanaf een schaalgrootte van circa 20.000 m3 input per jaar.
Digestaat afzet buiten de landbouw als afvalstof Het digestaat uit een vergister is (vrijwel) altijd een afvalstof, zeker als de ingaande producten afvalstoffen zijn. Het digistaat mag alleen als meststof worden toegepast als er meer dan 50% dierlijke mest wordt gebruikt en de co-producten op de positieve lijst staan.
In alle andere gevallen moet de afvalstof naar de afvalverwerker worden afgevoerd. In bepaalde gevallen kan de provincie een ontheffing verlenen van het stortverbod buiten inrichtingen.
16 | Naar een betere toepassing van digestaat
Johan Veldhuis van Landmark Projecten BV. Hengelo OV over Biogreen Salland te Heeten. Meer informatie: www.groenekunstmest.nl
‘Groene kunstmest uit digestaat’ ‘Ons bedrijf heeft Biogreen - een grote, coöperatieve mestvergister van 50 agrariërs in de regio Salland - geadviseerd en begeleid bij het ontwikkelen en realiseren van een biogasinstallatie op regionale schaal. Een nieuwe stap is de nabewerking van digestaat uit een dergelijke installatie. Bij Biogreen wordt sinds 2008 op jaarbasis 70.000 ton vergist, waarvan 60.000 ton mest. Varkensmest is de hoofdstroom, daarnaast wordt er ook rundvee- en kippenmest vergist. Verder voegen we plantaardige co-substraten uit de levensmiddelenindustrie toe. Alle substraten staan op de positieve lijst van het ministerie van LNV. Via een Warmte Kracht Koppeling produceert Biogreen circa 13 miljoen kWh groene stroom, die op het net wordt geplaatst.’
Je kunt de vaste droge fractie dus prima exporteren naar gebieden als Noord-Frankrijk, mits de kwaliteit van het eindproduct aan alle eisen voldoet.’
‘De waarde van Biogreen als coöperatie ligt in de goede contacten met de primaire initiatiefnemers c.q. de aanbieders van meststromen, alsmede in de rechtstreekse contacten met afnemers van de groene meststoffen in de regio. Belangrijk voordeel van een coöperatie is bovendien dat je de risico’s spreidt. De toevoer van mest kun je constant houden omdat de leden inschrijven voor een bepaalde hoeveelheid mest per jaar voor de installatie. De groene kunstmest wordt overigens niet alleen bij de leden afgezet. Die hebben vaak nog voldoende dierlijke mest voor het eigen land. De afzet vindt ook plaats naar akkerbouwers in de veenkoloniën.’ ‘Op dit moment doet Biogreen Salland mee aan een pilot van het Ministerie van LNV om onderzoek te doen naar de werking, de effecten en de mogelijkheden van groene kunstmest uit digestaat. De slib die uit de vergister komt (digestaat), wordt gescheiden in een dikke en een dunne fractie. De dikke fractie is fosfaatrijk en wordt met de restwarmte van de WKK ingedroogd tot 80 procent droge stof. In Nederland hebben we voldoende fosfaten in de bodem, maar in het buitenland is er tekort.
‘Wij zien veel kansen voor nabewerking van digestaat als kunstmestvervanger, omdat er veel mineralen in zitten. Door gebruik te maken van de hierboven genoemde zogenoemde membraantechnologie - een techniek waarmee men in het buitenland al veel ervaring heeft opgedaan - kun je een stabiel product als digestaat opwaarderen tot erkende groene meststoffen. Het grote verschil met klassieke mestverwerking is, dat meststromen instabiel zijn, wat mestverwerking veel kwetsbaarder maakt.’
‘De dunne fractie wordt gefilterd (ultrafiltratie) en gezuiverd (omgekeerde osmose), waarna er vloeistof overblijft dat rijk is aan stikstof en kalium, maar geen organische stof en nauwelijks fosfaat bevat. Het resterende, heldere water kan op het riool worden geloosd. De vloeibare meststof, die in de periode 2009-2011 in de praktijk wordt beproefd, kun je uitstekend gebruiken in de akkerbouw, bijvoorbeeld als voorjaarsbemester voor aardappels en granen. Maar ook vanaf mei-juni, met aangepaste machines, op grasland.’
‘Met deze nieuwe innovatieve aanpak is het straks mogelijk om het bewerkte digestaat als kunstmestvervanger toe te passen. Een paar jaar geleden heeft de Europese Commissie aangegeven dat dit de goede weg is. Brussel heeft het pad dus geëffend. Den Haag is inmiddels zo ver dat er nieuw beleid op wordt gevoerd. Het wachten is op de resultaten van het onderzoek in opdracht van het ministerie van LNV, om de werking van de groene kunstmest voldoende aan te tonen.’
17 | Naar een betere toepassing van digestaat
Fridtjof de Buisonjé, technisch onderzoeker/specialist mestverwerking, Wageningen UR Livestock research
Digestaatbewerking, rendabel of niet? ‘Digestaat lijkt veel op mest. De samenstelling wordt bepaald door de grondstoffen die je voor de vergisting gebruikt. Bij een mestvergister ligt het voor de hand het digestaat aan te wenden als mest. Je kunt zowel plantaardige als dierlijke bijproducten co-vergisten, mits die op de positieve lijst staan en de installatie erkend is door de Voedsel en Waren Autoriteit. De co-substraten zijn belangrijk, omdat vergisting van uitsluitend drijfmest bijna niet rendabel is. Ze geven een hogere biogasopbrengst per eenheid product. Ik zie overigens geen grote voordelen van digestaat ten opzichte van mest. Behalve wellicht het voordeel dat de geurstoffen in het vergistingsproces voor een deel zijn afgebroken.’ ‘Met digestaat van varkens- en rundveemest mag je niet zomaar de grens over, bijvoorbeeld naar de Duitse akkerbouwgebieden. Met de warmte van de gasmotoren van de Warmte Kracht Koppeling kun je het digestaat hygiëniseren. Dan mag je het exporteren. En met warmte kun je ook iets anders doen. Bij verwerking wordt het digestaat namelijk vrijwel altijd gescheiden in een dunne en een dikke fractie. Met de warmte kun je de dikke fractie drogen. Zo wordt het grootste gedeelte van het daarin aanwezige fosfaat en stikstof teruggewonnen, maar dan geconcentreerd, in een veel kleiner volume. Je kunt het droge product dan veel verder transporteren - bijvoorbeeld naar Frankrijk of Spanje - dan de natte drab. Op die manier worden fosfaat en stikstof hergebruikt als meststof.’ ‘Net als drijfmest bestaat ook digestaat voor ongeveer 90 procent uit water. Na scheiding blijft een grote hoeveelheid dunne fractie over. De zuivering van die waterige fractie tot loosbaar water is de grootste kostenpost bij de verwerking van mest en digestaat.’ ‘Verwerkingstechnieken met een hoog energieverbruik, zoals indampen, worden steeds minder interessant vanwege de
stijgende energieprijzen. Wanneer in de WKK geproduceerde energie wordt ingezet in het verwerkingsproces, is dat duurzamer dan wanneer energie moet worden ingekocht.’ ‘De meest voor de hand liggende verwerkingstechnieken voor dunne fractie digestaat zijn biologische zuivering en membraanzuivering. Met als eindproduct loosbaar water.’ ‘Digestaatverwerking kan in de praktijk wel eens fout gaan. Digestaat heeft lastige eigenschappen. Zo is de zuurgraad hoog. En door de vergisting zijn er meer vrijgemaakte ionen in de oplossing aanwezig, die neerslagen kunnen veroorzaken. Denk aan de afzetting van zouten, zoals struvietkristallen. Als die in je leidingen, je scheidingsapparatuur of elders ontstaan, kan dat allerlei problemen opleveren. Je kunt dit soort problemen voorkomen door er bij het ontwerp van het verwerkingsproces rekening mee te houden.’ ‘Het is moeilijk om verwerking en afzet van eindproducten voor digestaat rendabel te maken. De afzetprijs voor digestaat is bijvoorbeeld afhankelijk van de afzetprijs van mest. Als die laag is, is de prijs voor digestaat dat ook. Dan is verwerking soms duurder dan rechtstreekse afzet. Daar komt bij dat de schaal van de vergisters steeds groter wordt. Dat betekent dat je je grondstoffen van een steeds grotere afstand moet gaan betrekken en dat je je eindproducten over een steeds grotere afstand moet gaan transporteren. Dit geldt niet voor het loosbare water. Wanneer het Waterschap lozing op oppervlaktewater of op het riool toestaat, levert dat een forse besparing op, maar dan moet het water bijzonder goed gezuiverd zijn. Want voor lozing van “producten uit mestverwerking” gelden heel strenge regels. Volgens de mestwetgeving is dunne fractie digestaat hetzelfde als dierlijke mest.’
18 | Naar een betere toepassing van digestaat
5 R andvoorwaarden bij
toepassing van digestaat
19 | Naar een betere toepassing van digestaat
Onder welke voorwaarden mag je biomassa vergisten? Dit is afhankelijk van het soort biomassa: plantaardige of dierlijke product dat (co-)vergist wordt. Bij vergistingsinstallaties is het bovendien afhankelijk van de toepassing van het digestaat, die gebonden is aan de Meststoffenwet.
Meststof
Co-producten van de positieve lijst
Het gebruik van mest en digestaat als meststof is geregeld in de Meststoffenwet, het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is aangegeven wat de voorwaarden zijn voor digestaat uit co-vergisting om als dierlijke meststof (met als aanduiding ‘co-vergiste mest’) te worden aangemerkt. Hiervoor moet minimaal 50 procent mest worden verwerkt en de co-producten moeten voorkomen op de positieve lijst. Dan is het vervoer over de openbare weg en de handel in het digestaat als dierlijke meststof toegestaan. Als er minder dan 50 procent mest wordt toegepast, of er worden co-producten toegevoegd die niet op de positieve lijst staan, dan mag er wel worden vergist, maar mag het digestaat niet als meststof worden verhandeld. Het blijft dan een afvalstof. In geval van een afvalstof kan in bepaalde gevallen bij de provincie een ontheffing van het stortafval buiten inrichtingen worden aangevraagd, waarna het op landbouwgrond kan worden aangewend. Voor vergiste maïs (100%) is voor een aantal bedrijven onder de oude regelgeving een zogeheten Rikilt ontheffing verleend. Deze ontheffing blijft volgens een overgangsregeling geldig tot 1 januari 2011. Tot die tijd mag vergiste maïs verhandeld worden als meststof door degene die een dergelijke ontheffing hebben. Het digestaat mag gebruikt worden als meststof met de typeaanduiding ‘vergiste maïs’. Nieuwe ontheffingen worden niet meer afgegeven (bron: LNV-loket, 8 februari 2010). Het ministerie van LNV beoordeelt of vergiste maïs na 1 januari 2011 op de positieve lijst kan worden geplaatst waarna het door een ieder als meststof kan worden verhandeld.
Om het digestaat aan te mogen duiden als dierlijke mest, moet er minimaal 50 procent mest aan het vergistingsproces worden toegevoegd. De andere helft mag uit co-producten bestaan. De co-producten dienen te zijn opgenomen in de positieve lijst. De positieve lijst is opgenomen in bijlage Aa onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. De inhoud van de positieve lijst is ook opgenomen in bijlage 2 van deze brochure. Op die lijst staan de producten die als co-substraat mogen worden toegevoegd, waarna het digestaat als dierlijke mest wordt aangemerkt. Deze lijst wordt regelmatig aangevuld met nieuwe producten. Sinds 2009 is apart vermeld dat landbouwgewassen, zoals weidegras, snijmaïs, haverkorrels en suikerbieten, ook mogen worden co-vergist als ze uitsluitend mechanisch bewerkt zijn. Er mogen dus geen andere stoffen aan zijn toegevoegd. Bij de mechanische bewerking mogen geen delen van deze stoffen worden verwijderd (met uitzondering van kaf, biezen en vreemde voorwerpen). Voorbeelden van mechanische bewerkingen zijn pletten, snijden, hakselen, fijnhakken, versnipperen of malen. Als een co-product, dat niet op de positieve lijst staat, wordt vergist met minimaal 50 procent mest, een landbouwkundige waarde heeft en waarbij zich geen milieukundige bezwaren voordoen, dan kan een verzoek tot toevoeging van dit co-product aan de positieve lijst worden gericht aan de minister van LNV die vervolgens aan de hand van een aantal criteria een beoordeling laat uitvoeren door een onafhankelijke Commissie. De beoordelingscriteria zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de brochure ‘Protocol beoordeling stoffen meststoffenwet. Meer informatie is te vinden op www.hetlnvloket.nl of bel naar 0800 - 223 33 22. Het wordt afgeraden dierlijke mest te vergisten buiten de voorwaarden die de Meststoffenwet stelt, omdat dan allerlei bepalingen uit het afvalstoffenrecht van toepassing worden die het gebruik van het digestaat belemmeren.
20 | Naar een betere toepassing van digestaat
EG-verordening 1774/2002 De Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad stelt de gezondheidsvoorschriften vast inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. Dierlijke bijproducten worden gedefinieerd als hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn. De verordening deelt dierlijke producten in drie categorieën in. • Categorie 1-materiaal: bv proefdieren, dode gezelschapsdieren, bijproducten met hormonen. Dit materiaal mag niet worden gebruikt vanwege grotere risico’s voor de gezondheid van mens en dier.
Dierlijke producten
• •
ategorie 2-materiaal: bv mest, slachtafval, bedorven C voedingsmiddelen Categorie 3-materiaal: bv gevangen vis, melk, dierlijke bijproducten bij de productie van levensmiddelen
Op basis van deze verordening is co-vergisting van categorie 3 -materiaal en zelfs van categorie 2-materiaal (anders dan mest) dat gedurende twintig minuten onder 3 bar bij 133°C is verwerkt, mogelijk. Om een erkenning van de VWA te krijgen is het verplicht om een hygiënisatiestap in het vergistingsproces op te nemen. Het hygiënisatie proces wordt omschreven in hoofdstuk 3.
Meststoffenwet
Als u dierlijke producten verwerkt, mest maar bijvoorbeeld ook slachtafval, dan heeft u te maken met de EG-verordening 1774/2002. Om biogas te mogen produceren uit mest en/of andere dierlijke bijproducten - al dan niet in combinatie met producten of reststromen van plantaardige oorsprong -, moet de vergistingsinstallatie erkend zijn op grond van de EG-verordening 1774/2002. De EG-verordening geldt niet, als in een biogasinstallatie uitsluitend producten of reststromen van plantaardige oorsprong of zuiveringsslib worden vergist. Erkenningen op grond van de EG-verordening 1774/2002 worden afgegeven door de VWA. Iedere mest(co)vergistingsinstallatie moet erkenning aanvragen.
Om het digestaat als meststof te kunnen afzetten, dienen de dierlijke bijproducten op de positieve lijst vermeld te staan. Niet alle bijproducten staan op de positieve lijst. Vergisting van die materialen betekent dat het digestaat niet als meststof mag worden afgezet. Het co-vergisten van materiaal dat niet op de positieve lijst staat, wordt dan ook afgeraden. Uitgepakte vloeibare zuivelproducten en mengsels daarvan, ijsafval en delactosed permeate liquid vallen volgens de EG-verordening 1774/2002 onder de categorie 3-materiaal. Deze producten staan vermeld op de positieve lijst. Dat geldt ook voor uitgepakte voedingsmiddelen, voor zover die van dierlijke oorsprong zijn of materiaal van dierlijke oorsprong bevatten. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft op haar website een infoblad gepubliceerd over co-vergisting met dierlijke bijproducten. Het infoblad is van belang voor ondernemers die werken met vergisting van dierlijke mest en is te vinden op: http://www.vwa.nl/actueel/bestanden/fileitem/29162.
21 | Naar een betere toepassing van digestaat
Voorbeeld: mest en energiemaïs Energiemaïs is een maïsvariant die speciaal voor energietoepassingen wordt verbouwd. De maïs is langer dan snijof korrelmaïs en wordt, net als snijmaïs, geoogst bij een drogestofgehalte van circa 32 procent. Bij snijmaïs wordt gekeken naar de droge stof-opbrengst, het zetmeelgehalte en de celwandverteerbaarheid. Voor vergisting zijn deze kengetallen niet interessant.
Bij energiemaïs wordt gekeken naar de methaangasopbrengst per hectare. (Energie)maïs staat op de positieve lijst en mag samen met mest worden vergist. Het digestaat wordt aangemerkt als meststof.
Voorbeeld: mest en bermgras Bermgras is een reststroom die op grote schaal beschikbaar is in mei-juni en september-oktober. Bermgras kan uitstekend worden ingekuild. Voordeel hiervan is dat een deel van het verzuringsproces in de kuil plaatsvindt. De kwaliteit van het bermgras is erg belangrijk. Zware metalen, afval en zand hebben een negatieve invloed op het vergistingsproces. Bovendien moet het bermgras worden gehakseld, voordat het in de vergister kan worden gebracht.
Verder is bermgras vaak verontreinigd, wat een belemmering vormt voor het gebruik ervan in een vergister. Bermgras staat niet op de positieve lijst van het ministerie van LNV. Dat betekent dat het digestaat niet mag worden afgezet als meststof. Digestaat van mest met weidegras/natuurgras mag overigens wél worden afgezet als dierlijke mest.
22 | Naar een betere toepassing van digestaat
Johan Kloosterman, Biogasinstallatie Kloosterman, Nieuweroord
‘Maïsvergisting is mijn core business’ ‘Onze biogasinstallatie wordt uitsluitend met maïs gevoed. Voor vergisting is mest niet nodig. Enkele jaren geleden heb ik deze vorm van monovergisting in Oostenrijk ontdekt. Biovergisting als extra poot onder ons circa 250 hectare tellende akkerbouwbedrijf, waar we toen aardappels, bieten, granen en wortelen verbouwden, heeft mij altijd aangetrokken.’ ‘Omstreeks 2004 was vergisting in Nederland alleen maar toegestaan met pure mest. Vanwege onze achterstand ten opzichte van andere landen - met name Duitsland - is de regelgeving rondom co-vergisting toen aangepast. Er kwam van overheidswege dus meer ruimte. Maïsvergisting is nu mijn core business. We zijn een uitzonderlijk bedrijf. In Nederland zijn er maar enkele bedrijven die puur maïs vergisten.’ ‘De vergister werkt sinds augustus 2006 en levert jaarlijks vijftien miljoen kWh stroom. Daarmee kun je 5000 gezinnen van elektriciteit voorzien. We telen nu alleen nog maar maïs, die volledig is bestemd voor het opwekken van bioenergie. Per jaar hebben we 28.000 ton nodig. Vergisting betekent: 95 procent maïs. Om het proces bij te sturen voeg ik vijf procent plantaardig vet toe. Dat is toegestaan. De installatie levert op die manier constant gas en kan rendabel draaien.
Ik gebruik dus vrijwel geen mix van producten. Daardoor is het biologische proces heel stabiel. Bij mestvergisters die producten toevoegen zie je juist wel vaak biologische problemen. De technische kennis heb ik uit Duitsland gehaald, waar ze al zo’n tien jaar ervaring met maïsvergisting hebben.’ ‘Het maïsdigestaat dat overblijft na vergisting, valt onder de overige organische meststoffen en staat op de positieve lijst. Een groot gedeelte van ons digestaat wordt op ons eigen bedrijf afgezet als bemesting voor maïs. Het overige digestaat kan worden afgezet in de biologische landbouw, waar het een goedkeuring heeft van Stichting Skal.’ ‘Ook de warmte die bij vergisting vrijkomt, wordt benut. Sinds 1 januari beschikken we over een Organic Rankine Cycle (ORC)installatie van de firma Tri-O-Gen. Deze installatie maakt het mogelijk om warmte van lagere temperaturen te gebruiken voor de productie van elektriciteit. De warmte van de uitlaatgassen van de motoren van de biogasinstallatie wordt dus omgezet in elektriciteit. De ORC levert zo’n tien procent extra elektriciteit, namelijk 160 kWh boven de ruim 1600 kWh die de biogasinstallatie levert.’
23 | Naar een betere toepassing van digestaat
6W et- en regelgeving
24 | Naar een betere toepassing van digestaat
nder bepaalde voorwaarden mag digestaat aangemerkt worden als dierlijke mest. O Dit betekent dat dezelfde wetten en regels van toepassing zijn als die voor mest. Het is belangrijk te weten welke wet- en regelgeving van toepassing is bij het gebruik of het verhandelen van dierlijke mest. In dit hoofdstuk vindt u hierover informatie. In Nederland is het gebruik van meststoffen aan een groot aantal regels gebonden. De regels dienen de verliezen naar het milieu te minimaliseren. Denk aan verliezen naar grond- en oppervlaktewater (met name nitraat en fosfaat) en naar de lucht (ammoniak, lachgas). Daarnaast zijn er specifieke regels voor het gebruik van meststoffen. Europese regelgeving Nitraatrichtlijn 91/676/EEC Deze Europese richtlijn schrijft voor dat het gebruik van meststoffen overeen moet komen met de te verwachten stikstofbehoefte van de gewassen en de stikstoftoevoer naar de gewassen vanuit de bodem. Verordening EG nr. 1774/2002 Deze Europese verordening schrijft voor hoe dierlijke bijproducten moeten worden verzameld, vervoerd, opgeslagen, gehanteerd en verhandeld. Deze verordening wordt in deze brochure besproken in hoofdstuk 5. IPPC Richtlijn 96/61/EG De IPPC-richtlijn (Europese Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; gecodificeerd 2008/1/EG) verplicht de lidstaten van de EU om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren middels een integrale vergunning gebaseerd op de beste beschikbare technieken (BBT). Deze richtlijn is geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en de Waterwet . Bij de realisatie van een vergister dient de ondernemer te kiezen voor de best beschikbare techniek (BBT). Verordening (EEG) nr. 259/93 De zogenoemde EVOA schrijft procedures voor hoe vervoer van afvalstoffen binnen, naar en buiten de Europese Gemeenschap dient plaats te vinden.
Nederlandse regelgeving Meststoffenwet In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet3 zijn de voorschriften voor het verhandelen van meststoffen opgenomen. Gebruik van afval als meststof Afvalstoffen mogen alleen als meststof worden gebruikt als deze zijn opgenomen in de positieve lijst. Dit is bijlage Aa onderdeel IV van de Meststoffenwet. Over de positieve lijst leest u meer in hoofdstuk 5: Randvoorwaarden bij toepassing van digestaat. De positieve lijst is bovendien als bijlage 2 in deze brochure opgenomen.
3
Gebruiksnormen voor dierlijke mest Volgens de Nitraatrichtlijn mag aan landbouwgrond jaarlijks maximaal 170 kilo, zonder derogatie, stikstof per hectare uit dierlijke mest worden toegediend. Dat is inclusief de mest van weidende dieren. Onder bepaalde voorwaarden (derogatie) mag maximaal 250 kg stikstof uit dierlijke mest worden aangewend. Stikstofgebruiksnorm De stikstofgebruiksnorm is de totale hoeveelheid stikstof die per kalenderjaar op een hectare landbouwgrond mag worden gebruikt. De norm geldt voor alle meststoffen, dus organische als minerale meststoffen (kunstmest). De stikstofnormen zijn afhankelijk van gewas en grondsoort, veranderen jaarlijks en worden dan meestal aangescherpt. Stikstofwerkingscoëfficiënt Deze coëfficiënt van meststoffen geeft aan welk percentage van de totale hoeveelheid stikstof in die meststof in het eerste groeiseizoen na toediening beschikbaar komt voor het gewas. Dit deel kan de plant opnemen en benutten voor de groei. De coëfficiënt telt mee in de gebruiksnorm voor stikstof. Fosfaatgebruiksnorm De fosfaatgebruiksnorm is de maximale hoeveelheid fosfaat die per kalenderjaar op een hectare mag worden gebruikt. Alle meststoffen tellen daarbij mee, dus ook kunstmest. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar grondsoort. Naleving van wetten en regels Verschillende handhavende organisaties houden toezicht op biogasinstallaties. Provincies en gemeenten controleren of de installaties voldoen aan de bouw- en milieuvergunning. De VROM-Inspectie controleert de veiligheidsaspecten van de installatie. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en de Algemene Inspectiedienst controleren op het digestaat. Sanctiebeleid Overtredingen van de gebruiksnormen worden fors gesanctioneerd. De boete bedraagt € 7,- per kilo stikstof die niet op de juist wijze is afgevoerd. Voor fosfaat is dat € 11,-. Sancties bestaan ook wanneer de gebruiksnormen voor stikstof, fosfaat en dierlijke mest zijn overschreden.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0004054/geldigheidsdatum_24-02-2010
25 | Naar een betere toepassing van digestaat
Marc Bennenbroek, procestechnoloog Biologische Industriële Reststoffenverwerking b.v., Lichtenvoorde
Vergistingsinstallatie als energievoorziening voor afvalwaterzuivering ‘Sinds 2004 vergisten we in onze installatie organische reststromen uit met name de levensmiddelenindustrie en de vleessector, zoals slachtbijproducten van een kippenslachterij.’ ‘In Lichtenvoorde kunnen we op dit moment maximaal 30.000 ton per jaar aan reststromen verwerken. Daarmee produceren we biogas, 300 m³ per uur, dat wordt gebruikt voor het aandrijven van een Warmte Kracht Koppeling. Die WKK produceert op haar beurt warmte en elektriciteit, 4,8 miljoen kWh per jaar. Dat is gelijk aan het verbruik van 1300 huishoudens. De warmte en een deel van de elektriciteit worden ter plaatse gebruikt voor een afvalwaterzuivering. De vergistingsinstallatie dient dus eigenlijk als een soort energiefabriekje voor die afvalwaterzuivering. De overige elektriciteit leveren we aan het net.’
‘De afvalwaterzuivering die hier destijds werd gebouwd, zocht een energievoorziening. We zagen mogelijkheden om een vergistingsinstallatie te realiseren, die de warmte en elektriciteit voor de zuiveringsinstallatie zou gaan leveren. We hadden wel wat startproblemen. Hoewel de principes bekend waren, was vergisting in Nederland relatief nieuw. We liepen aan tegen een zeer sterk wisselende aanvoer van reststromen. Die is geen maand hetzelfde. Biologische processen blijken moeilijk in de hand te houden. En dan is het lastig de vergister constant te laten draaien.’ ‘Het digestaat wordt afgenomen en in Zutphen verwerkt door GMB Slibverwerking. Die hebben twee composteerinstallaties. Het digestaat wordt ingedikt door een decanter centrifuge. Daarna wordt het gecomposteerd of, zoals wij het noemen, biologisch gedroogd. Je houdt dan een product over dat bij een energiecentrale wordt verbrand. Die energie kan interessant zijn: elke vier ton compost kan één ton steenkool uitsparen.’
26 | Naar een betere toepassing van digestaat
7 Vergunningen
27 | Naar een betere toepassing van digestaat
Bij de bouw van een vergistingsinstallatie zijn vergunningen nodig. Het moet bijvoorbeeld duidelijk zijn hoe de vergister eruit komt te zien en wat erin wordt verwerkt: dierlijke mest, overige organische reststromen en/of co-substraten.
Bevoegdheid gemeente en provincie Voor co-vergisting van mest wordt in de handreiking co-vergisting van mest (www.infomil.nl) een uitgebreid overzicht gegeven in welke gevallen de gemeente of de provincie bevoegd gezag zijn. Wie de vergunning verleent, is afhankelijk van de grootte van de te bouwen vergister en waar de grondstoffen vandaan komen. Als er meer dan 25.000 m3 mest van buiten het bedrijf wordt aangevoerd, dan is de provincie het bevoegd gezag. Als er minder dan 25.000 m3 wordt aangevoerd of als het gaat om eigen mest, dan is de gemeente bevoegd gezag. De aanvoer en de opslagcapaciteit van de reststromen hebben ook invloed op wie het bevoegd gezag is. Als er afvalstoffen worden toegevoegd van buiten het bedrijf (ook stoffen van de positieve lijst) en de opslagcapaciteit is meer dan 1.000 m3 en /of de hoeveelheid is meer dan 15.000 ton per jaar, dan is de provincie bevoegd gezag. Gaat het om kleinere hoeveelheden of om eigen co-producten, dan is de gemeente bevoegd gezag. De gemeente is in alle gevallen bevoegd gezag als er 100 procent energiemaïs wordt vergist (ongeacht grootte en hoeveelheden).
Milieu-effectrapportage (M.E.R.) Met deze rapportage wordt in beeld gebracht wat het effect van vergisting is voor het milieu. De capaciteit bepaalt of vergisters M.E.R.-beoordelingsplichtig zijn: • Niet M.E.R.-beoordelingsplichtig: < 100 ton per dag • Wel M.E.R.-beoordelingsplichtig: > 100 ton per dag Als de capaciteit van de te bouwen vergister groter is dan 100 ton per dag, bekijkt het bevoegd gezag of er sprake is van bijzondere omstandigheden die nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Is dat het geval, dan geldt een M.E.R.-beoordelingsplicht. Afhankelijk van de uitkomst bepaalt het bevoegd gezag of een M.E.R. verplicht gesteld wordt.
4
Waterwetvergunning De Waterwet (de opvolger van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren) heeft effect op de toepassing van digestaat. In deze wet is vastgelegd dat een vergunning nodig is om op het oppervlakte-water te lozen. In het rapport “Mestverwerking en mogelijke emissies naar oppervlaktewater”4 wordt aangegeven onder welke voorwaarden de dunne fractie van mestscheiding geschikt is voor lozing op het oppervlaktewater. Verdere beoordeling is aan het waterschap of rijkswaterstaat.
Milieuvergunning Een milieuvergunning is nodig voor activiteiten zoals mestverwerking en energieopwekking door middel van een WKK. Deze categorieën zijn aangegeven in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer.
Bouwvergunning Bij het verlenen van een bouwvergunning wordt gekeken of de milieuvergunning is verleend en bij de milieuvergunning wordt gekeken naar het bestemmingsplan. Als de aanvraag aan het bestemmingsplan voldoet, dan mag de bouwvergunning op dit punt niet worden geweigerd. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt ook bekeken of de vergister wordt aangemerkt als agrarische of industriële activiteit. Dit kan grote gevolgen hebben, dus het is raadzaam om in een vroeg stadium het bestemmingsplan op te vragen en in overleg te treden met de ruimtelijke ordening specialist van de gemeente.
WABO Vanaf 1 juli 2010 zal in plaats van de bouw- en millieuvergunning de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gaan gelden. Hierdoor kunt u volstaan met 1 vergunning. Meer informatie vindt u op http://omgevingsvergunning.vrom.nl.
http://www.verkeerenwaterstaat.nl/kennisplein/page_kennisplein.aspx?DossierURI=tcm:195-15005-4&id=359762
28 | Naar een betere toepassing van digestaat
Vergisting
Monovergisting
Co-vergisting
Ja Capaciteit > 100 ton/dag
Ja
M.e.r. beoordelings plichtig
Capaciteit > 100 ton/dag?
Nee
Mais
Nee
Mest
VGI
Eigen co-producten Nee
Aanvoer > 25000 m3/ jaar Nee
Reststromen opslag > 1.000 m3 en/of > 15.000 ton/jaar
Ja
Reststromen opslag > 1.000 m3 en/of > 15.000 ton/jaar Ja
Ja
Nee Gemeente Bevoegd gezag
Provincie Bevoegd gezag
29 | Naar een betere toepassing van digestaat
Gemeente Bevoegd gezag
Ja
Gert Klein, manager marketing pr, VAR, Wilp-Achterhoek
Van gft-afval naar compost én energie ‘VAR vergist 60.000 ton groente-, fruit- en tuinafval (gft) per jaar. Dat levert methaangas op waarmee wij via een Warmte Kracht Koppeling (WKK) elektriciteit maken. Zo produceren wij stroom voor circa 7000 huishoudens. Naast stroom produceert de WKK ook warmte, waarmee we het gft-materiaal in de thermofiele vergister op de gewenste temperatuur van 55 °C kunnen houden. ‘Afvalverwerking is onze belangrijkste activiteit. We verwerken circa één miljoen ton afval per jaar. Onze drijfveer daarbij is: “zoveel mogelijk afval naar binnen en zoveel mogelijk producten naar buiten”. We zijn dus een recycler pur sang en kijken naar afval als een bron van grondstoffen en/of energie, omdat VAR energieneutraal wil opereren. Zo ontdekten we kansen voor vergisting van gft-afval, dat we oorspronkelijk alleen composteerden tot schone compost. Overigens worden er, naast gft-afval, op dit moment geen andere stromen meevergist. We denken wel na - en inmiddels is daar toestemming voor - over de verwerking van andere stromen, bijvoorbeeld industriële biogene stromen.’ ‘Van het gft-afval dat wij hier binnenkrijgen zeven wij het gemakkelijk afbreekbare organische materiaal af. Het materiaal tussen 0 en 50 millimeter gaat rechtstreeks naar de vergister.
De zogenaamde zeefoverloop, het 50-plus-materiaal waarin ook de meeste stoordelen aanwezig zijn, gaat naar de voorcompostering.’ ‘Voor de vergisting gebruiken wij een zogenoemde propstroomvergister. Dat is een soort platte buis. Aan de voorkant drukken we als het ware een ‘prop’ gft-afval in de buis. Aangezien de buis vol met digestaat zit, halen we er tegelijkertijd aan de achterkant eenzelfde ‘prop’ uit. Dat is ons digestaat. In de buis is een continu gistingsproces bezig. Deze techniek biedt ons een belangrijk voordeel. We hoeven namelijk niet te wachten tot het gft-afval helemaal is uitgegist. En dat willen we ook niet. Want nu zit er in het digestaat nog voldoende biogeen materiaal, dat we kunnen verwerken tot hoogwaardige compost in de na-compostering.’ ‘Het droge digestaat gebruiken we dus voor de productie van gft-compost. Het waterige deel dat we uit het digestaat persen is de vloeibare compost. Deze vloeibare compost verkopen we in de agrarische wereld. De gewone compost gaat hoofdzakelijk naar de opzak- en potgrondindustrie. Dit levert twee grote voordelen op. Je hoeft namelijk minder veen voor de potgrond te ontgraven en minder gebruik te maken van kunstmest, dat een energieverslindend productieproces kent.’
30 | Naar een betere toepassing van digestaat
31 | Naar een betere toepassing van digestaat
Eddie ter Braack, projectleider, Projecten LTO Noord
‘Elke veehouder voorziet zichzelf van energie en mineralen’ ‘De vergister van rundveebedrijf Hilhorst in Noord Sleen vergist uitsluitend runderdrijfmest die door de eigen koeien wordt geproduceerd. De kleinschalige proefinstallatie, die sinds april 2009 werkt, kan de mest van vier à vijf koeien verwerken. Deze proef heeft positief uitgepakt. De vergister die vanaf 2010 bij Hilhorst gaat draaien, heeft in eerste instantie een mestcapaciteit van tweehonderd koeien. Je hebt het dan over 4000 à 5000 ton mest per jaar.’ ‘Uit één kuub mest haalt de vergister achttien tot twintig kuub groen gas. Dit groene gas maakt mede het verschil. Uit een standaard vergister komt namelijk biogas, dat tussen de 50 en 60 procent methaan bevat. Deze vergister produceert biogas van aardgaskwaliteit met een methaangehalte van 95 procent. Het verschil zit ’m in het proces. We praten eigenlijk niet over vergisten maar over raffineren. Naast groen gas komen er twee kunstmestvervangende vloeistoffen uit. Daarin zitten mineralen, waarbij fosfaat en kali van elkaar gescheiden zijn. Verder blijft er nog een vaste fractie over, die na hygiënisering als bodemverbeteraar op het land kan worden gebracht.’ ‘Het groene gas kan in het eigen bedrijf worden toegepast. Bij Hilhorst zal een kleine Warmte Kracht Koppeling komen te staan die van het gas stroom maakt. De stroom en de warmte kan hij gebruiken voor de stal en de eigen woning. Wat er aan gas overblijft kan worden afgezet als transportbrandstof - in de toekomst laat de veehouder zijn tractor en auto op zijn eigen groene gas rijden - of als netwerkbrandstof.’
‘De mogelijkheid om de mineralen in de kunstmestvervangende vloeistof te scheiden, is voor een melkveehouder als Hilhorst heel interessant. Hij heeft gras- en maïsland. Bij bemesting daarvan is de werkingscoëfficiënt van de mineralen relevant. In de praktijk brengen melkveehouders mest in dezelfde mineralen-verhouding op hun gras- en maïsland. Maar als je fosfaat in het voorjaar wil benutten, moet je het in februari al op het land brengen. Ruim vóór april, als het groeiseizoen begint. En op je grasland behoor je eigenlijk minder kali toe te dienen dan op je maïsland. Met de nieuwe scheidingstechniek kan de veehouder straks dus verschillende soorten kunstmest maken en op grasland een ander soort bemesting toepassen dan op maïsland. We proberen, kortom, een gesloten mineralen-kringloop op het bedrijf zelf te realiseren.’ ‘Een ander voordeel van de kunstmestvervangende producten zit ’m in de eenvoudiger verspreiding, waarbij minder zware tractoren nodig zijn, die ook nog eens op het eigen groene gas kunnen rijden. Bovendien hoeft de veehouder veel minder kunstmest van buiten zijn bedrijf aan te voeren. Daarmee bespaart hij kosten en levert hij een bijdrage aan het terugbrengen van de energie-intensieve kunstmestproductie.’ ‘De Voedsel en Waren Autoriteit heeft het nieuwe type vergister als zodanig erkend. Dat betekent dat de eindproducten niet als chemisch afval worden aangemerkt. Veehouders kunnen ze als meststoffen op hun eigen land kwijt.’
32 | Naar een betere toepassing van digestaat
Bijlage 1: Categorie dierlijke bijproducten De hiernaast afgebeelde opsomming bevat op hoofdlijnen dierlijke bijproducten, die, zoals beschreven in de EG-verordening 1774/2002, als categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-materiaal worden aangemerkt. Categorie 1-materiaal mag niet worden vergist.
Categorie 1-materiaal • • • • • •
Gespecificeerd risicomateriaal (niet zijnde afkeur) Kadavers van runderen, kalveren, schapen en geiten Bloed van runderen zonder negatieve BSE-test Kadavers van gezelschapsdieren Residuen uit afvalwater van bedrijven waar categorie 1-materiaal vrijkomt Mengsels van categorie 1-materiaal met categorie 2- of categorie 3-materiaal
Categorie 2-materiaal • • • • • • • • •
Vrije mest Varkensdarmen, indien niet ontdaan van ongeboren mest Afgekeurde en bedorven delen van geslachte dieren, niet zijnde categorie 1-materiaal Kadavers, niet zijnde categorie 1-kadavers Bloed van runderen na negatieve BSE test Bloed van kalveren Bloed van schapen en geiten Residuen uit afvalwater van bedrijven waar geen categorie 1-materiaal vrijkomt Mengsels van categorie 2-materiaal met categorie 3-materiaal
Categorie 3-materiaal Laagrisicomateriaal (LRM) is door de nieuwe wetgeving aangemerkt als categorie 3-materiaal: • Delen van ante en post mortem goedgekeurde dieren • Huiden, hoeven, horens en varkenshaar van ante mortem goedgekeurde dieren • Bloed van ante mortem goedgekeurde varkens, konijnen en pluimvee • Varkensdarmen van ante en post mortem goedgekeurde dieren die vrij zijn van ongeboren mest
33 | Naar een betere toepassing van digestaat
Bijlage 2: De positieve lijst Product dat verkregen is door vergisting van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met als nevenbestanddeel u itsluitend één of meer van de stoffen die genoemd zijn onder de in onderstaande tabel onderscheiden categorieën of subcategorieën (co-vergiste mest):
A
Stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van een landbouwbedrijf
A1
Gewas(-producten) voor humane consumptie of diervoeders
1
Weidegras, weidekuilgras, snijmaïs, kuilmaïs/maïssilage, korrelmaïs, corn cob mix (CCM), gerstkorrels, haverkorrels, roggekorrels, tarwekorrels, aardappelen, suikerbieten, voederbieten, uien, witlofpennen, zaad van erwten, zaad van lupinen, bonen/peulen van veldbonen, zonnebloempitten, zaad van kool- of raapzaad, zaad van olievlas, zaad van vezelvlas, groente en fruit behorend tot de in bijlage A opgenomen bladgewassen, koolgewassen, kruiden, vruchtgewassen, stengel-/knol-/ wortelgewassen en fruitteeltgewassen.
A2
Gewas(-producten) voor de biogasproductie
1
Energiemaïs
B
Stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van natuurterrein als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit gebruik meststoffen
B1
Weidegras afkomstig van grasland als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit gebruik meststoffen
C
Stoffen afkomstig uit de voedings- en genotmiddelenindustrie
C1
Stoffen van plantaardige herkomst
1
Reststof die is vrijgekomen bij het fabrieksmatig verwerken van aardappelen tot zetmeel, vezels en eiwit en die bestaat uit ingedikt onteiwit aardappelvruchtwater met een droge stofpercentage van minimaal 50% (protamylasse).
2
Reststof die is vrijgekomen bij het fabrieksmatig verwerken van aardappelen tot zetmeel, vezels en eiwit en die bestaat uit resten aardappelzetmeel die met een bezinker zijn afgescheiden uit het vrijkomende afvalwater (primair aardappelzetmeelslib).
3
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige vergisting van tarwezetmeel ten behoeve van alcoholproductie (tarwegistconcentraat).
4
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwijdering van schillen met behulp van stoom van vooraf gewassen aardappelen en die bestaat uit aardappelschillen in water (aardappelstoomschillen).
5
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwijdering van schillen met behulp van stoom van vooraf gewassen wortelen en die bestaat uit wortelschillen in water (wortelstoomschillen).
6
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige winning van zetmeel, eiwit, kiemen en vezel van maïs en die bestaat uit ingedampt (geconcentreerd) weekwater met een drogestofgehalte van minimaal 50% (geconcentreerd maïsweekwater).
7
Reststof die als mengsel is vrijgekomen bij het fabrieksmatig uitpakken door een daartoe gespecialiseerd bedrijf van uitsluitend verpakte frisdranken of licht alcoholische dranken die afkomstig zijn van detailhandel, groothandel of producenten en uitsluitend wegens overschrijding van de houdbaarheidsdatum, verpakkingsfouten of verkeerde bewaring ongeschikt zijn geworden voor humane consumptie. Het mengsel bestaat uit uitgepakte frisdranken of licht-alcoholische dranken en is vrij van verpakkingsmateriaal (vloeibaar mengsel van frisdranken en licht alcoholische dranken).
8
Reststof die met behulp van water en fysische processen al dan niet als ingedikte vloeibare reststroom is vrijgekomen bij de fabrieksmatige scheiding van tarwebloem in tarwezetmeel en tarwe-eiwit (gluten) bestemd voor de levensmiddelenindustrie (tarwezetmeel).
34 | Naar een betere toepassing van digestaat
9
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige productie van conserven en die bestaat uit een mengsel van uitgeselecteerde droge witte bonen of uitgeselecteerde geweekte geblancheerde witte bonen die ongeschikt zijn voor humane consumptie (mengsel van witte bonen).
10
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige bewerking van tarwebloem tot gluten, zemelen en zetmeel bestemd voor de levensmiddelenindustrie en die bestaat uit een geconcentreerde suikerrijke deelstroom (tarweindampconcentraat).
11
Reststof die is vrijgekomen bij het fabrieksmatig mechanisch schillen van gewassen sinaasappelen voor de productie van sinaasappelsap bestemd voor menselijke consumptie (schilresten van sinaasappelen).
12
Reststof die is vrijgekomen bij het fabrieksmatig ontslijmen van ruwe, niet ontslijmde, plantaardige olie – uitsluitend afkomstig van zaden van koolzaad, raapzaad, sojaboon of zonnebloem – door middel van fysische scheiding en waarbij het hydrofiel gedeelte van de olie in water oplost dan wel een zwak zure oplossing vormt en die bestaat uit fosfolipiden, water oplosbare vetten, olie en eventueel zuurresten in water (waterig lecithine-oliemengsel).
13
Reststof die is vrijgekomen bij het filteren door mechanische scheiding van zuiver plantaardige olie, waarin voorgesneden en geblancheerde patat van aardappelen met vooraf aangebracht beslag, battermix of kruiden is voorgebakken en die bestaat uit resten beslag/battermix met zetmeel- en olieresten. (aardappelvetkruim).
14
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige productie van sojadranken door verwerking van ontpelde sojabonen en die bestaat uit een mengsel van kookvocht en de afgescheiden slecht oplosbare fractie (mengsel van okara en kookvocht).
15
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwerking van vooraf gewassen aardappelen, gele koolraap, witte koolraap, witte bieten en knolselderij tot luchtgedroogde groenten waarbij deze met een stoomschiller worden geschild, afgeborsteld en met water afgespoeld en vervolgens gedroogd met lucht. De reststof bestaat uit de vaste delen die met een zeefbocht zijn afgescheiden van de afvalwaterstroom die uit de stoomschiller komt en uit de knollen die na het schillen vanwege rot of kleurafwijking zijn uitgesorteerd. (stoomschillen van knolgewassen).
16
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwerking van suikerbieten en die bestaat uit gereinigde brokstukken van de biet, met name de dunne uiteinden, en delen van bietenbladeren, al dan niet ingekuild. (bietenpunten).
C2
Stoffen van dierlijke herkomst al dan niet gecombineerd met stoffen van plantaardige herkomst
1
Reststof die is vrijgekomen bij het fabrieksmatig uitpakken door een daartoe gespecialiseerd bedrijf van uitsluitend verpakte vloeibare zuivelproducten die afkomstig zijn van detailhandel, groothandel of producenten en uitsluitend wegens overschrijding van de houdbaarheidsdatum, verpakkingsfouten of verkeerde bewaring ongeschikt zijn geworden voor humane consumptie. De reststof bestaat uit uitgepakte vloeibare zuivelproducten of mengsels daarvan en is vrij van verpakkings materiaal en reinigingswater (uitgepakte vloeibare zuivelproducten en mengsels daarvan).
2
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige bereiding van consumptie-ijs en die bestaat uit grondstofresten, ijsmixresten en afgekeurde ijsproducten en vrij is van verpakkingsmateriaal en reinigingswater (ijsafval).
3
Reststof die als mengsel is vrijgekomen bij het fabrieksmatig uitpakken door een daartoe gespecialiseerd bedrijf van uitsluitend verpakte voedingsmiddelen die afkomstig zijn van detailhandel, groothandel of producenten en uitsluitend wegens overschrijding van de houdbaarheidsdatum, verpakkingsfouten of verkeerde bewaring ongeschikt zijn geworden voor humane consumptie. Het mengsel bestaat uit uitgepakte voedingsmiddelen die oorspronkelijk bestemd waren voor humane consumptie en is vrij van verpakkingsmateriaal en reinigingswater (uitgepakte voedingsmiddelen voor humane consumptie).
4
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwijdering van lactose door scheiding uit het permeaat dat is verkregen door ultrafiltratie van zoete kaaswei (delactosed permeate liquid).
D
Stoffen afkomstig uit de diervoederindustrie
E
Stoffen afkomstig uit andere industrieën
1
Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige winning van biodiesel uit raapzaadolie of koolzaadolie door om-estering met methanol en scheiding onder invloed van de zwaartekracht (glycerine).
F
Hulpstoffen of toevoegmiddelen
1
Slib of steekvast slib dat vrijkomt bij de bereiding van drinkwater uit grondwater of oppervlaktewater en dat bestaat uit ijzer(III)hydroxide en water (ijzerwater).
Bron: Staatscourant Nr. 10918, donderdag 23 juli 2009
35 | Naar een betere toepassing van digestaat
Dit is een publicatie van: Agentschap NL NL Energie en Klimaat Croeselaan 15 Postbus 8242 | 3503 RE Utrecht T +31 (0) 88 602 92 00 www.agentschapnl.nl/duurzameenergie © Agentschap NL | juni 2010 Publicatie-nr. 2DENB1011 Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Agentschap NL geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Agentschap NL is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken. Agentschap NL voert beleid uit voor diverse ministeries als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal. Agentschap NL is hét aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor informatie en advies, financiering, netwerken en wet- en regelgeving. De divisie NL Energie en Klimaat versterkt de samenleving door te werken aan de energie- en klimaatoplossingen van de toekomst.