Rotterdam, 11 december 2012.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid J.J. Rijken (Leefbaar Rotterdam) over conclusies en aanbevelingen van de commissie Samson.
Aan de Gemeenteraad. Op 15 oktober 2012 stelde het raadslid J.J. Rijken (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over conclusies en aanbevelingen van de commissie Samson. Inleidend wordt gesteld: “Op maandag 8 oktober presenteerde de commissie Samson haar rapport over seksueel misbruik van de door de overheid uit huis geplaatste kinderen van 1945 tot heden. Leefbaar Rotterdam is geschokt door de conclusies en aanbevelingen in dit rapport. De commissie geeft aan dat kinderen in de residentiële jeugdzorg 2,5 keer vaker de kans hadden om slachtoffer te worden van seksueel misbruik, vergeleken met kinderen in de normale thuissituatie. De overheid heeft hiermee gefaald in haar doelstelling om kinderen een veilig thuis te bieden. Schokkend is ook om te lezen dat kinderen elkaar dit vaak aan doen. In meer dan de helft van de gevallen plegen leeftijdsgenoten dit misbruik. Vooral meisjes en kinderen met een verstandelijke beperking zijn slachtoffer. De daders zijn vaak zelf slachtoffer geweest van misbruik of mishandeling. Naar aanleiding van dit rapport heb ik, aanvullend op de vragen van CDA en PvdA, de volgende vragen.” Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Vraag 1: Heeft u kennis genomen van het rapport? Zo ja, hoe beoordeelt u de conclusies en aanbevelingen? Antwoord: Ja. Het is triest dat kinderen die op last van de overheid aan de jeugdzorg zijn toevertrouwd het slachtoffer zijn van seksueel misbruik. We spreken dan ook ons medeleven uit aan de slachtoffers van dergelijk misbruik. Wat betreft onze reactie op de aanbevelingen verwijzen wij u naar de antwoorden op de door u genoemde vragen van het CDA en PvdA. Vervolgens stelt het raadslid: “Uiterlijk in 2015 wordt de jeugdzorg en pleegzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten. In het rapport van de commissie Samson wordt regelmatig verwezen naar dit voornemen. De commissie geeft meerdere malen aan dit voorlopig geen goed idee te vinden.”
Registratienummer dienst: 1698 Behandelaar: A.M. Smit, 010-4339372
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 1
Vraag 2: Hoe beoordeelt u deze constatering? Antwoord: In de uitkomsten van het rapport Samson zien wij geen aanleiding om ons standpunt over de voorgenomen decentralisatie te wijzigen. Wij zijn van mening dat door de samenvoeging van de jeugd-ggz, de zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (LVB) en de geïndiceerde jeugdzorg de zorgverlening aan jongeren zal verbeteren. Door deze zorg gelijktijdig te decentraliseren wordt de aansluiting met het lokale veld verbeterd. Ook het nieuwe kabinet heeft in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ aangegeven de decentralisatie conform planning in 2015 te willen doorvoeren. Wij hebben er vertrouwen in dat ook in de nieuwe situatie de kwaliteit van de jeugdzorg wordt gewaarborgd. De concept Jeugdwet besteedt veel aandacht aan de kwaliteit. Er worden drie typen kwaliteitseisen gesteld: algemene kwaliteitseisen die gelden voor alle typen jeugdhulp, lokaal in te vullen kwaliteitseisen en voor de gecertificeerde instellingen én instellingen die intensieve ambulante hulpverlening en/of verblijf bieden aanvullende specifieke kwaliteitseisen. De algemene kwaliteitseisen hebben onder meer betrekking op de verplichting van een Verklaring omtrent Gedrag voor alle professionals en de verplichte naleving van meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2015 zal de gemeente Rotterdam in het kader van de inkooprelatie met zorgaanbieders kwaliteitseisen stellen. Welke eisen dit zijn zal bij de implementatie van de decentralisatie van de jeugdzorg nader met u worden besproken. Tot slot zal de branche het genoemde dwingende kwaliteitskader dat door de commissie Rouvoet wordt opgesteld overnemen. Vraag 3: Bent u van mening dat de gemeente Rotterdam wel klaar is voor deze overheveling van taken? Antwoord: Wij zijn druk doende met de voorbereiding van de decentralisatie jeugdzorg die vanaf 1 januari 2015 moet zijn gerealiseerd. Wij zijn ons bewust van het feit dat het om zeer complexe materie gaat. Wij verwachten dat we door een grondige voorbereiding op tijd klaar zijn voor de decentralisatie. In het eerste kwartaal van 2013 wordt aan u het implementatieplan van de decentralisatie jeugdzorg voorgelegd. Vervolgens stelt het raadslid: “De commissie is bang dat veel gemeenten onvoldoende kennis hebben op het gebied van residentiële zorg en pleegzorg.” Vraag 4: Hoe beoordeelt u de aanwezige kennis die binnen de gemeente Rotterdam beschikbaar is op het terrein van de residentiële zorg en pleegzorg? Antwoord: De gemeente Rotterdam heeft als voordeel dat de aansturing van de stadsregionale jeugdzorg onderdeel uitmaakt van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Jeugd en Onderwijs. Deze stadsregionale taak is enige jaren geleden gemandateerd aan de gemeente Rotterdam. Daarnaast is onze wethouder voor Jeugd, Onderwijs en Gezin ook portefeuillehouder van de stadsregionale jeugdzorg en nauw betrokken bij de overdracht van taken van de stadsregio naar gemeenten. Zowel ambtelijk als bestuurlijk is de huidige stadsregionale kennis zeer nabij.
Registratienummer dienst: 1698 Behandelaar: A.M. Smit, 010-4339372
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 2
Vervolgens stelt het raadslid: “De commissie stelt dat vooral gezinnen in de lagere klasse en immigrantengezinnen een beroep doen op de jeugdzorg. Feit is dat in Rotterdam veel van dit soort gezinnen leven.” Vraag 5: Wat betekent dit voor de belasting van het ambtelijk apparaat, dat juist in de komende jaren qua FTE’s dient in te krimpen? Antwoord: Wij gaan ervan uit dat de huidige beleidscapaciteit voor de stadsregio voor een evenredig deel overgaat naar de gemeente Rotterdam en zullen daarbij toezien op een zorgvuldige overdracht van de aanwezige kennis. Daarnaast zullen de jeugdzorgmiddelen verdeeld worden volgens een verdeelmodel waarbij de genoemde punten (sociaal economische positie en samenstelling van de bevolking) worden mee gewogen. Dit verdeelmodel wordt mei 2013 bekend. Wij gaan ervan uit dat dit ruimte biedt voor de benodigde fte’s om het jeugdzorgbeleid adequaat uit voeren. Vervolgens stelt het raadslid: “Het rapport vermeldt dat er waarschijnlijk begin 2013 een verplichte meldcode komt voor huiselijk geweld en kindermishandeling voor alle beroepsgroepen. Ervan uitgaande dat dan ook de decentralisatie heeft plaats gevonden naar de gemeente heb ik de volgende vragen.” Vraag 6: Wat wordt de rol van de gemeente bij deze meldcode? Antwoord: In het kader van de Wmo organiseren gemeenten een keten van preventie, hulp, opvang en nazorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij de invoering van de Wet Meldcode wordt van gemeenten verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren bij het bekend maken en positief uitdragen van de meldcode. Hun taak is er op toe te zien dat organisaties in de sectoren zorg, welzijn en onderwijs een meldcode vaststellen en het gebruik ervan bevorderen. De gemeente Rotterdam heeft aan de wieg gestaan van de ontwikkeling van de meldcode. Door trainingen, netwerkbijeenkomsten, subsidievoorwaarden en een convenant is er voor gezorgd dat zoveel mogelijk organisaties zorg, welzijn en onderwijs aangesloten zijn bij de meldcode. Vraag 7: Wat wordt de rol van de gemeente bij toekomstige meldingen van seksueel misbruik binnen de residentiele zorg en pleegzorg? Antwoord: Bij meldingen van seksueel misbruik handelen de instellingen conform hun eigen protocollen en treffen maatregelen zoals in deze protocollen zijn opgenomen. Onderdeel hiervan is het inlichten van de Inspectie jeugdzorg. Vooralsnog zal de rol van de gemeente bij meldingen van seksueel misbruik gelijk blijven aan de huidige rol. Binnen de gemeente zijn diverse protocollen en afspraken in werking als reactie op een dergelijke melding. Het gaat daarbij onder meer om het informeren van verantwoordelijke collegeleden en zonodig de gemeenteraad alsook om het voorkomen of indammen van maatschappelijk onrust. Indien sprake is van een melding
Registratienummer dienst: 1698 Behandelaar: A.M. Smit, 010-4339372
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 3
van seksueel misbruik, dan komt dit aan de orde in het kernteam maatschappelijke onrust, dat wekelijks bijeen komt. In dit kernteam zijn het OM, de politie en de gemeente vertegenwoordigd. Indien nodig wordt hulp verleend georganiseerd vanuit het KIZ (aanpak kleinschalige incidenten en zedenzaken) of GROP (GGD rampen opvang plan). Vervolgens stelt het raadslid: “De commissie Samson geeft in zijn rapport aan dat één van de redenen waarom het soms zo fout gaat bij de residentiële jeugdzorg te maken heeft met de kwaliteit van het onderwijs. Het onderwerp seksualiteit is een taboe en wordt onvoldoende behandeld. De overheid constateert dit al jaren, maar heeft tot op heden nooit actie ondernomen, aldus de commissie Samson. De commissie concludeert ook dat de residentiële jeugdzorg onvoldoende scoort qua professionaliteit.” Vraag 8: Hoe denkt u deze problemen aan te kunnen pakken en tot verbeterslagen te komen? Antwoord: Van groot belang is dat professionals alert zijn op signalen van misbruik. Daarom is het nodig dat zij met elkaar en met cliënten gezond seksueel gedrag bespreken om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Dit vereist een professionele open houding. In dit kader hebben wij van Jeugdzorg Nederland vernomen dat afspraken gemaakt zijn met de HBO raad om ervoor te zorgen dat de deskundigheidsbevordering op het gebied van omgang en bespreekbaar maken van seksualiteit ook in de beroepsopleidingen verankerd wordt. Vervolgens stelt het raadslid: “De commissie Samson maakt zich ook zorgen over de toekomstige inspectie op de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg. Nu wordt dat nog gedaan door de Inspectie Jeugdzorg, maar door de decentralisatie komt dit op het bord van de gemeenten. Ook Jeugdzorg Nederland erkent dat het toezicht ingewikkelder wordt als de Jeugdzorg versnipperd wordt over alle gemeenten.” Vraag 9: Deelt u de zorgen van de commissie omtrent de toekomstige inspectie op de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg? Antwoord: In de concept Jeugdwet van 18 juli 2012 is opgenomen dat het toezicht op de kwaliteitseisen bij instellingen met verblijf of intensieve ambulante hulp verlening landelijk zal gaan plaatsvinden. Dat betekent in dat in de door u genoemde typen zorg – indien geen aanpassing van de concept wet optreedt – sprake blijft van landelijke inspectie. Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn & Sport zijn wij in gesprek om het toezicht in de nieuwe situatie adequaat te regelen. Vraag 10: Hoe gaat u de inspectie op de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg regelen? Antwoord: Zoals aangegeven blijft de Inspectie jeugdzorg de jeugdzorg inspecteren. Daarnaast is in de concept jeugdwet over kwaliteitswaarborgen en toezicht opgenomen dat gemeenten in hun beleidsplan en verordening opnemen welke eisen zij stellen en hoe het toezicht wordt vormgegeven. Verder wordt een aantal kwaliteitseisen genoemd
Registratienummer dienst: 1698 Behandelaar: A.M. Smit, 010-4339372
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 4
(verklaring omtrent gedrag, verlenen verantwoorde hulp en zo nodig inzet van geregistreerde professionals, meldcode, meldplicht calamiteiten en geweld). Wij zullen als gemeente met de instellingen in onze inkooprelatie afspraken vastleggen over de invoering van het kwaliteitskader. Wij sluiten daarbij aan bij de voorgenomen verbetering die de commissie Rouvoet gaat doorvoeren en bij de wettelijk vastgelegde kwaliteitswaarborgen in de concept jeugdwet. Vervolgens stelt het raadslid: “De kinderombudsman, de heer Marc Dullaert, sluit zich volledig aan bij de oproep van de commissie Samson om te wachten met de decentralisatie van de residentiële jeugdzorg en de pleegzorg. Hij stelt: “De overheid faalt in het beschermen van kinderen tegen misbruik. Dan kun je nu toch niet de hele organisatie overhoop gaan halen?”” Vraag 11: Wat vindt u van de uitspraak van de kinderombudsman? Antwoord: Zoals reeds vermeld bij het antwoord op vraag 2 zien wij geen redenen om ons standpunt te wijzigen. Als college zetten wij ons bij de voorbereiding op de decentralisatie maximaal in voor een hoogwaardige kwaliteit van de jeugdzorg. Het voorkómen van misbruik is en blijft daarbij een belangrijk speerpunt. Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, De secretaris,
De burgemeester,
Ph. F. M. Raets
J. Kriens, l.b.
Registratienummer dienst: 1698 Behandelaar: A.M. Smit, 010-4339372
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 5